Reactie op verzoek commissie over ontwikkelingen en knelpunten in het praktijkonderwijs
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2024D31005, datum: 2024-08-30, bijgewerkt: 2024-10-10 16:07, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-743).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Beslisnota bij Kamerbrief Reactie op verzoek commissie over ontwikkelingen en knelpunten in het praktijkonderwijs
- Eindrapport Nieuwe route nieuwe kansen
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -743 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2024Z12716:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-09-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-11 10:00: Praktijkonderwijs (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-09-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-09-12 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 743 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2024
Graag informeer ik u mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie over de ontwikkelingen en knelpunten in het praktijkonderwijs zoals u mij heeft verzocht in uw brief van 8 februari1. Ik ga hierbij ook specifiek in op de schooladvisering voor praktijkonderwijs.
Praktijkonderwijs is voor leerlingen van 12 tot 18 jaar die beter leren in de praktijk dan via theorie. Leerlingen krijgen er de (extra) ondersteuning die ze nodig hebben. Gemiddeld zitten leerlingen vijf jaar op een pro-school. Ze volgen daar een eigen ontwikkelplan met vakken als Nederlands, rekenen/wiskunde, Engels, maar ook praktijkvakken die aansluiten bij de richting die ze kiezen. Bijvoorbeeld op het gebied van techniek, horeca en voeding of groen- en dierverzorging. Tijdens hun opleiding behalen leerlingen vaak praktijkverklaringen, branche-certificaten, een getuigschrift en een schooldiploma. Er zitten landelijk circa 30.000 leerlingen in het pro, verdeeld over ongeveer 180 scholen. Een aanzienlijk deel van de leerlingenpopulatie – zo’n 40 tot 45 procent – gaat door naar het mbo. Jaarlijks zijn dat zo’n 2.500 leerlingen. Circa een derde van deze groep heeft op het pro een entreediploma behaald. Om ervoor te zorgen dat de juiste leerlingen in het pro komen, zijn er criteria opgesteld voor toelating. Zo moet een leerling een IQ hebben binnen de bandbreedte van 55 – 80 en een leerachterstand van minstens drie jaar. Het samenwerkingsverband passend onderwijs bepaalt of een leerling aan de criteria voldoet en geeft vervolgens een toelaatbaarheidsverklaring af. |
Het praktijkonderwijs (hierna: pro) is het regulier voortgezet onderwijs (vo). Leerlingen volgen een eigen ontwikkelplan waarbij leren, werken, burgerschap en zelfredzaamheid belangrijke aspecten zijn. Zo worden de leerlingen voorbereid op deelname aan de samenleving, een stap naar het vervolgonderwijs (in het mbo) of een stap naar de arbeidsmarkt. Ze worden opgeleid voor beroepen waar in Nederland grote vraag naar is, zoals metselaar, heftruckchauffeur of fietsenmaker. Of ze stromen door naar een opleiding op entree of mbo-niveau 2. Zo draagt het pro eraan bij dat alle jongeren mee kunnen doen en speelt het een belangrijke rol in het zorgen voor voldoende personeel op de arbeidsmarkt.
Om de volwaardige positie van het pro verder te versterken, heb ik reeds ingezet op een aantal structurele verbeteringen. Het gaat daarbij onder andere om:
• Erkenning en zichtbaarheid voor de prestaties van pro-leerlingen. Zo krijgen leerlingen sinds 2021 een schooldiploma als zij hun opleiding hebben afgerond, zodat ook zij een tastbaar bewijs hebben van wat ze hebben gedaan. En heb ik vorig jaar de 10.000ste praktijkverklaring mogen uitreiken aan een leerling in het pro. Dit betekent dat inmiddels meer dan 10.000 leerlingen uit het pro (en vso) een praktijkverklaring behaald hebben bij een erkend leerbedrijf en in de praktijk hebben kunnen laten zien welke werkprocessen ze beheersen.
• Meer bekendheid voor het praktijkonderwijs zodat de leerling op de best passende plek terecht komt. Ik zet me samen met de Sectorraad Praktijkonderwijs in voor het vergroten van bekendheid van het praktijkonderwijs en de doelgroep onder leerkrachten en intern-begeleiders in het primair onderwijs.
• De afgelopen twee jaar is er € 2 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor de inzet van netwerkcoördinatoren, vooruitlopend op het structureel borgen van dit budget.2 Zij zetten zich onder meer in voor de samenwerking tussen de schoolsoorten onderling. Ook bevorderen ze de afstemming met gemeenten en de dienstverlening die in de arbeidsmarktregio geboden wordt aan werkgevers voor jongeren die uit zullen stromen naar werk en met het mbo.
• Is er vanaf 2026 structureel geld beschikbaar voor een vergoeding aan reiskosten voor leerlingen die entreeopleiding binnen het pro volgen.
Daarmee zijn we er nog niet. Er blijven immers nog ontwikkelingen en knelpunten over die onze aandacht vragen, en waar uw Kamer een brief over heeft gevraagd. In deze brief ga ik eerst in op verdere verbeteringen van de huidige situatie op de korte termijn, vervolgens benoem ik voorgenomen structurele verbeteringen in het huidige stelsel.
1. Verbeteringen op de korte termijn
Het onderwijs in Nederland staat voor een hoop uitdagingen. Met het Hoofdlijnenakkoord wordt vol ingezet op het verbeteren van de basisvaardigheden, en is er ook aandacht voor het praktijkgericht onderwijs.3 Ook in het pro moet op korte termijn hard aan deze ambities worden gewerkt.
1.1 Het pro werkt hard aan basisvaardigheden
. Op dit moment geldt er voor het praktijkonderwijs een inspanningsverplichting om leerlingen het referentieniveau 1F te laten behalen.4 Voor leerlingen die door kunnen stromen naar een vervolgopleiding is het goed om ook onderdelen op niveau 2F te behalen. Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) heeft specifiek voor de scholen voor praktijkonderwijs leerroutes «Passende Perspectieven» opgesteld.
Hierbij is het mooi om te noemen dat diverse scholen voor praktijkonderwijs op dit moment voortvarend aan de slag zijn met het verbeteren van basisvaardigheden en in het bijzonder taal en rekenen. Zo is de Brêge in Leeuwarden druk met het versterken van de expertise van het onderwijspersoneel en verbreden van de didactiek, zodat leerlingen steeds meer geïnspireerd worden om te gaan lezen. En is het Stede Broec in West-Friesland bezig om het mogelijk te maken om de leerroutes Passende Perspectieven in het leerlingvolgsysteem te kunnen zetten. Zo kunnen de competenties en vaardigheden van de leerlingen beter inzichtelijk gemaakt worden.
1.2 De curriculumvernieuwing en het praktijkonderwijs
Momenteel wordt er aan een curriculumvernieuwing voor het funderend onderwijs gewerkt.5 Bij de start van deze vernieuwing is met de Sectorraad Praktijkonderwijs afgesproken dat dit binnen de huidige wet- en regelgeving plaatsvindt. Voor het praktijkonderwijs betekent dit dus dat er geen aparte (functionele) kerndoelen of eindtermen komen, omdat die er nu ook niet zijn in wet- en regelgeving. Praktijkonderwijs wordt zoveel mogelijk verzorgd op basis van de kerndoelen voor het voortgezet onderwijs. De voorloper van de Sectorraad Praktijkonderwijs heeft in 2013 wel een eigen curriculum voor het pro vormgegeven met beheersings- en streefdoelen. Het staat de scholen voor praktijkonderwijs vrij om dit curriculum te blijven gebruiken, of te bezien welke elementen uit de nieuwe kerndoelen ter inspiratie kunnen worden gebruikt. Daartoe is met SLO en de Sectorraad Praktijkonderwijs afgesproken dat de in de wet vastgestelde kerndoelen worden uitgewerkt in handreikingen en voorbeeldmaterialen.
1.3 Pro-leerlingen krijgen tegemoetkoming reiskosten: uitwerking amendement Westerveld c.s.6
Via het amendement van het Kamerlid Westerveld c.s. is voor de jaren 2024 en 2025 in totaal € 2,0 miljoen beschikbaar gemaakt voor een overbruggingsregeling om leerlingen die de entreeopleiding volgen binnen het praktijkonderwijs tegemoet te komen in de reiskosten die ze daarvoor maken. Dit amendement wordt uitgewerkt in de Subsidieregeling tegemoetkoming reiskosten entreeleerlingen praktijkonderwijs die binnenkort wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Via deze regeling ontvangen alle scholen voor praktijkonderwijs in Nederland voor de schooljaren 2024/2025 en 2025/2026 een bedrag om de leerlingen tegemoet te komen in de gemaakte reiskosten. Dit kunnen zowel de reiskosten richting het mbo als de stageplek zijn. Hoe de scholen de middelen inzetten is – ook vanuit perspectief van uitvoerbaarheid – overgelaten aan het eigen inzicht en de voorkeur van de scholen. Er wordt niet landelijk geregistreerd hoeveel leerlingen aan scholen voor praktijkonderwijs een entree-opleiding volgen. Daarom is er met instemming van uw Kamer7 voor gekozen om het beschikbare budget te verdelen op basis van het aantal ingeschreven leerlingen die praktijkonderwijs volgen in de voorlopige leerlingentelling van 1 oktober 2023.
Omdat de verwachting is dat alle scholen voor praktijkonderwijs een subsidieaanvraag zullen doen, is besloten om de subsidie ambtshalve toe te kennen. Dat betekent dat de scholen geen aanvraag meer hoeven te doen, maar nog dit jaar automatisch het eerste deel van het subsidiebedrag ontvangen. Zo beperken we de administratieve lasten van de scholen tot een minimum. De subsidie wordt uitbetaald in twee gelijke delen. Uitbetaling van het eerste deel vindt plaats in het derde of vierde kwartaal van 2024 en het tweede deel in het tweede kwartaal van 2025 zodat de scholen dit budget voorafgaand aan het schooljaar 2025/2026 ontvangen. Vanaf 2026 is er structureel geld beschikbaar voor de tegemoetkoming van de reiskosten. Het is de bedoeling om dit nader te regelen als onderdeel van het voorgenomen wetsvoorstel pro/entree, waarop ik later in deze brief terugkom.
1.4 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: benutten van werkkansen
De Ministeries van SZW en OCW werken samen met (maatschappelijke) tekortsectoren om het gemakkelijker te maken voor mensen om via bijscholing in te stromen in een sector, door te stromen of breder inzetbaar te worden of over te stappen naar een andere sector. Dat doen we door zogenaamde sectorale Ontwikkelpaden. In een sectoraal Ontwikkelpad worden (delen) van opleidingen gekoppeld aan specifieke functies op de arbeidsmarkt. Waaronder laagdrempelige in- of opstapfuncties, bestaand of nieuw te creëren. Zoals de functie van groepshulp in de kinderopvang, die de pedagogisch medewerker ondersteunt. Deze functies, waaraan geen kwalificatie-eisen zijn verbonden, zijn ook uitermate geschikt voor jongeren afkomstig uit het praktijkonderwijs om op in te stromen en zich stapsgewijs te ontwikkelen om een zo duurzaam mogelijke plek op de arbeidsmarkt te verwerven. De jongeren worden in het onderwijs al voorbereid op instroom op deze functies, onder andere via oriëntatie en stages bij werkgevers. Deze werkwijze willen we borgen in het kader van de nieuwe wet- en regelgeving van school naar duurzaam werk (zie hierna).
2. Structurele verbeteringen in het stelsel
Er wordt op korte termijn door veel organisaties hard gewerkt om elk pro-leerling de benodigde kennis en vaardigheden mee te geven. Deze inzet moet ook een structurele plek krijgen in het stelsel.
2.1 Het praktijkonderwijs wordt rechtstreeks bekostigd
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over rechtstreekse bekostiging voor het praktijkonderwijs.8 De planning is dat er vanaf 2027 voor het aanvullende (ondersteunings)deel van de bekostiging van het pro geen tussenkomst meer is van het samenwerkingsverband passend onderwijs. De samenwerkingsverbanden blijven wel verantwoordelijk voor de toelaatbaarheid tot het pro, zodat er een integrale afweging gemaakt kan worden waar een leerling het beste tot zijn of haar recht komt. Een eventuele stijging van het aantal pro-leerlingen wordt niet meer betaald uit het budget van de samenwerkingsverbanden. Om te garanderen dat het aanvullende (ondersteunings)deel voor een pro-leerling gelijk zal blijven bij stijgende leerlingenaantallen is hierover met betrokken partijen afgesproken dat deze extra kosten worden gedekt uit de basisbekostiging van alle reguliere schoolsoorten in het voortgezet onderwijs, dus inclusief pro.
De afgelopen maanden is in samenspraak met het veld een overgangsregeling over de verdeling van het budget voor leerwegondersteunend onderwijs tot stand gekomen waarmee geregeld wordt dat we zorgvuldig in vijf jaar toewerken naar de nieuwe situatie voor de samenwerkingsverbanden. De komende periode worden deze afspraken verwerkt in het voorgenomen wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting in 2025 aan uw Kamer worden aangeboden.
2.2 Stapeling van effecten rondom schooladvisering, de doorstroomtoets en de centrale aanmeldweek
Voor alle leerlingen geldt dat zij een passend schooladvies verdienen. De leerlingen van wie vermoed wordt dat zij het best tot hun recht komen in het praktijkonderwijs, vormen daarin een bijzondere doelgroep. In de afgelopen jaren kregen zo’n 6.000 leerlingen een voorlopig schooladvies pro.9 Sommige van deze leerlingen maken geen doorstroomtoets, bijvoorbeeld omdat ze op basis van hun IQ hiervan zijn vrijgesteld10. Zij melden zich op basis van een voorlopig schooladvies pro aan bij een school voor praktijkonderwijs. Leerlingen met een voorlopig schooladvies pro maken de doorstroomtoets wel, als de vrijstelling niet geldt, of wanneer ouders/verzorgers in overleg met de school er toch voor kiezen de leerling de toets te laten maken. Afgelopen jaar heeft twee derde (ca. 4.000 leerlingen) van de leerlingen met voorlopig schooladvies pro de doorstroomtoets gemaakt.
In de praktijk wordt een aantal knelpunten ervaren in de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs voor de doelgroep van het pro:
• Er is behoefte aan meer duidelijkheid rond de bijstelling van het schooladvies in relatie tot het toetsadvies. Scholen in het po stellen in principe het voorlopige schooladvies bij in het geval van een hoger toetsadvies, tenzij dit niet in het belang van de leerling is. Deze maatregel geldt vanaf schooljaar 2023–2024, omdat er groepen leerlingen zijn die structureel onderschat worden en die daardoor niet of alleen met lange omwegen op de voor hen best passende plek in het vo terechtkomen.11 Daarnaast weten we dat hoge verwachtingen in veel gevallen worden waargemaakt.12 De regel rondom de bijstelling van het schooladvies geldt niet wanneer er sprake is van een voorlopig schooladvies pro in combinatie met het toetsadvies pro/vmbo-bb. Daar is een uitzondering voor gemaakt omdat er geen apart toetsadvies pro is (zie hieronder) en het toetsadvies dus altijd hoger uitvalt.13 In afnamejaar 2023/2024 bleek dat de bovengenoemde uitzonderingsregel om het schooladvies niet bij te hoeven stellen niet in alle gevallen door de school overgenomen was.14
• Er is geen aparte toetsadviescategorie pro. In de toets kan namelijk geen goed onderscheid worden gemaakt tussen pro en vmbo-bb. Dit komt doordat de kenmerken op grond waarvan een pro-advies gegeven wordt, niet door de toets worden gemeten. De toets meet alleen de vaardigheden op taal en rekenen. Momenteel ontvangen leerlingen met een voorlopig schooladvies pro die deelnemen aan de doorstroomtoets daarom meestal het toetsadvies pro/vmbo-bb, ook als geen enkele vraag op de toets goed is beantwoord. Dit kan bij ouders en leerlingen onterecht de verwachting wekken dat een bijstelling van het schooladvies verplicht is of dat ze een keuze hebben tussen beide schoolsoorten.
• Te krappe aanmelddatum voor het praktijkonderwijs. Vanwege de aanvraag van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) is het tijdpad voor aanmelding te krap. Het samenwerkingsverband heeft genoeg tijd nodig om te toetsen of een leerling aan de criteria voor pro voldoet. Door de overlap van deze termijn met de beslisprocedure voor toelating in het vervolgonderwijs (beide zes weken), kan het voorkomen dat leerlingen uiteindelijk geen plek vinden op de pro-school van voorkeur.
• Het signaal dat leerlingen later alsnog doorstromen naar het praktijkonderwijs. De Sectorraad Praktijkonderwijs liet in een evaluatie van de nieuwe regels rond de overgang po-vo weten zich zorgen te maken dat «hoger» plaatsen vaak beter lijkt te zijn in de maatschappelijke perceptie, terwijl het voor deze doelgroep vaak gunstiger is om te starten in het praktijkonderwijs. De scholen voor praktijkonderwijs ervaren dat leerlingen na een of twee jaar ergens anders te hebben geprobeerd later alsnog vaak doorstromen naar het praktijkonderwijs; vaak een extra faalervaring rijker.
In de meest recente afname van de doorstroomtoetsen ontving meer dan 60 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies pro (in het bo, sbo en so) het toetsadvies pro/vmbo bb. In dit geval hoeft een school het schooladvies niet bij te stellen. Bij bijna 40 procent van de leerlingen met een voorlopig schooladvies pro bleek volgens de doorstroomtoets een ander advies dan pro/vmbo bb het beste te passen: bijna altijd ging dat om vmbo bb/kb, in sommige gevallen om meer theoretischer schoolsoorten. Voor meer dan de helft van de leerlingen die een toetsadvies vmbo bb/kb of meer theoretisch kregen, is het voorlopig schooladvies uiteindelijk bijgesteld. |
Om te zorgen dat leerlingen op de schoolsoort terecht komen die het beste bij hen past wil ik samen met onder andere de Sectorraad Praktijkonderwijs en Ouders & Onderwijs een aantal acties uitvoeren:
• Aanscherpen communicatie voor correcte naleving van schooladvisering, ook in de handreiking schooladvisering. Specifiek over de twee uitzonderingsregels die gelden voor het pro.
• Verkenning verruiming tijdpad voor aanmelding voor leerlingen voor wie op basis van het voorlopig schooladvies een TLV wordt aangevraagd. Dit met als doel dat deze leerlingen op tijd een passende plek in het pro vinden.
• Verkenning van een aparte toetsadviescategorie pro. In 2022 werd een apart toetsadvies pro om technische redenen door de Expertgroep Toetsen po als niet uitvoerbaar beschouwd: het onderscheid tussen praktijkonderwijs enerzijds en vmbo bb anderzijds was niet nauwkeurig vast te stellen op grond van een cognitieve toets. Inmiddels zijn de regels rondom de doorstroomtoetsen (waaronder de normering) veranderd.15 Ik wil daarom opnieuw laten onderzoeken of een aparte toetsadviescategorie voor het pro mogelijk is, en onder welke voorwaarden. Stichting Cito zal deze verkenning uitvoeren. Ik informeer uw Kamer in het voorjaar van 2025 over de uitkomsten hiervan.
Ik sta in nauw contact met de Sectorraad Praktijkonderwijs om in de gaten te houden hoe het de leerlingen vergaat en of de hierboven genoemde maatregelen de gewenste impact hebben. Als dit niet het geval is, verken ik met hen verder hoe we de schooladvisering voor het praktijkonderwijs goed kunnen inrichten. Een verruiming van de ontheffingsregel om op basis van IQ de doorstroomtoets niet te maken kan dan bijvoorbeeld ook onderwerp van gesprek zijn.
2.3 De pilot pro/vmbo wordt structureel mogelijk gemaakt
Zoals de bovenstaande passage laat zien, bevindt een deel van de leerlingen zich bij de start van het voortgezet onderwijs op de grens tussen pro en vmbo. Daarom is in 2019 de pilot pro/vmbo gestart. Via deze pilot werd het mogelijk dat scholen voor praktijkonderwijs een samenwerking met een vmbo-school aan konden gaan om een pro/vmbo-onderbouwklas te starten. Deze klas wordt aangeboden op het praktijkonderwijs. Leerlingen worden in maximaal drie jaar voorbereid op het volgen van onderwijs in een van de leerwegen van het vmbo. De pilot maakt het mogelijk dat deze leerlingen ook les mogen volgen op de vmbo-locatie.16 De leerlingen voor wie dat passend is vervolgen hun loopbaan op het vmbo en anderen blijven praktijkonderwijs volgen. Het doel van de pilot was om maatwerk te kunnen bieden aan deze groep leerlingen en om te voorkomen dat de groep die het niet redt in het vmbo met een stevige faalervaring naar het praktijkonderwijs zou moeten.
SEO heeft de afgelopen periode de pilot gemonitord. De definitieve rapportage stuur ik als bijlage bij deze brief mee. Uit dit onderzoek concludeer ik dat de pilot op verschillende punten meerwaarde heeft.
• Leerlingen krijgen de kans om rustig te ontdekken welk niveau bij hen past. Gemiddeld is rond de 40 procent van de leerlingen twee jaar na de instroom in de onderbouwklas doorgestroomd naar het vmbo en zit ruim 40 procent nog op het pro. De overige leerlingen zijn naar een andere school gegaan vanwege bijvoorbeeld een verhuizing of een overstap naar het gespecialiseerd onderwijs.
• Ook heeft de pilot effect op de motivatie en eigenwaarde en het zelfvertrouwen van de leerlingen. Voor leerlingen die de overstap naar het vmbo niet maken, is er winst omdat ze hebben ervaren dat het pro de juiste plek voor hen is.
• De klas bevordert bovendien wederzijds leren door docenten en een intensievere samenwerking tussen het pro en het vmbo.
Daarom borg ik de ruimte die de pilot biedt structureel in het stelsel. In de tussentijd is het voor de scholen die al deelnamen aan de pilot mogelijk gemaakt om tot en met schooljaar 2025/2026 opnieuw een gemengde onderbouwklas te starten zonder daarvoor een nieuwe aanvraag in te dienen.
2.4 Knelpunten in de bevoegdheden in het praktijkonderwijs worden aangepakt
Elke leerling moet les kunnen krijgen van een bevoegd docent. Het huidige bevoegdhedenstelsel knelt echter met name bij het praktijkonderwijs (en het vmbo en vso), doordat het praktische curriculum van deze schoolsoorten voortdurend ontwikkelt en het bevoegdhedenstelsel niet in gelijke tred meebeweegt.17 De Landelijke Werkgroep Bevoegd (LWB), waar de Sectorraad Praktijkonderwijs onderdeel van uitmaakt, werkt aan verschillende concrete oplossingen van deze knelpunten.
In het praktijkonderwijs gelden in principe dezelfde bevoegdheidseisen als in het vmbo. Dit betekent dat een leraar met een vo-bevoegdheid bevoegd is om onderwijs te geven, waarbij deze bevoegdheid altijd gekoppeld is aan een specifiek vak. Echter, voor een aanzienlijk deel van het onderwijsprogramma in het pro geldt een uitzondering. Ook een groepsleerkracht met een pabo-opleiding is bevoegd om algemeen vormend onderwijs te verzorgen in de vakken Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde en biologie. Voor de praktijkvakken zijn zij bevoegd om onderwijs te geven in tekenen, handarbeid en de praktijkoriënterende vakken. De uitdaging hierbij is dat de pabo-opleiding primair gericht is op het onderwijzen van kinderen, en minder op adolescenten. Leraren in opleiding en zij-instromers ervaren de pabo daardoor vaak als een minder passende opleiding voor de pro-doelgroep.
De beroepsgroep is momenteel bezig met de herijking van de bekwaamheidseisen, waarbij zij streven naar bekwaamheidseisen voor een groepsleraar 12+, en het ontwikkelen van maatwerktrajecten voor vakmensen. Hierdoor kunnen zij-instromers uit de beroepspraktijk sneller en met een meer passende opleiding aan de slag in het vmbo en praktijkonderwijs. U wordt in het najaar 2024 geïnformeerd over de voortgang van deze maatregelen met de voorgangsbrief over de lerarenstrategie.
2.5 Van school naar duurzaam werk
Voor pro-leerlingen kan de stap van school naar werk erg groot zijn. Pro-scholen doen hun uiterste best om jongeren goed te begeleiden, maar gaan hier nog te verschillend mee om. Het wetsvoorstel van OCW en SZW Van school naar duurzaam werk18 heeft als doel leerlingen en studenten beter te begeleiden in de stap van school naar werk, wat hun kansen in de samenleving en het verdere leven vergroot. Op één van de vier maatregelen van dit wetsvoorstel ga ik hier specifiek in: het bieden van loopbaanbegeleiding (voorheen bekend als nazorg) door het praktijkonderwijs. Pro-scholen krijgen de taak om tot één jaar na het verlaten van de school een vorm van begeleiding te bieden aan oud-leerlingen die dat nodig hebben. Voor deze nieuwe taak in pro (en vso) wordt structureel € 1,5 miljoen beschikbaar gesteld, wat neer komt op gemiddeld vijf uur loopbaanbegeleiding per jongere. Vaak wordt deze taak ingevuld door stage-coördinatoren van de school.
Over de benodigde duur van de loopbaanbegeleiding bestaan verschillende beelden, variërend van één tot langer dan twee jaar. De redenatie om net als in het mbo voor één jaar begeleiding te kiezen is dat jongeren vaak binnen één jaar werk hebben gevonden. Mochten jongeren na dat jaar toch weer extra ondersteuning nodig hebben bij het vinden van ander werk of het behouden van werk, dan ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de gemeente, net zoals voor andere groepen werkzoekenden. De loopbaanbegeleiding van één jaar biedt daarmee voldoende ruimte om te zorgen dat de gemeente de ondersteuning en begeleiding voortzet na deze periode. Hiermee is er een duidelijke afbakening van de taak van het onderwijs. Het is de planning om dit wetsvoorstel in het najaar van dit jaar naar uw Kamer te verzenden.
2.6 Verbeteren samenwerking praktijkonderwijs en entree-onderwijs
Al een aantal jaar wordt er gewerkt aan een traject om het mogelijk te maken dat leerlingen in het praktijkonderwijs, voor wie de overstap naar het mbo (nog) te groot is, binnen het pro ook de entreeopleiding geheel of gedeeltelijk kunnen volgen en afronden. Hiermee betreden ze beter voorbereid de arbeidsmarkt, of kunnen zij doorstromen naar een mbo-2 opleiding. Voorop staat dat in het belang van de leerling moet worden geborgd dat in elke regio waar daar behoefte aan is, een dekkend en toegankelijk aanbod voor een entreeopleiding in het pro tot stand komt. Daarbij is met alle betrokken raden afgesproken dat de samenwerking tussen praktijkonderwijs en mbo ingericht zal worden langs twee basisprincipes:19
1. Het aanbieden van de entreeopleiding gebeurt altijd in samenwerking en onder verantwoordelijkheid van het mbo; én
2. De samenwerking tussen bekostigde scholen en instellingen is de standaard.
In de praktijk lukt het scholen voor praktijkonderwijs niet altijd om een goede samenwerkingspartner te vinden in het mbo. Het gaat regelmatig maar om een beperkt aantal pro-leerlingen en dit vergt soms veel van de mbo-instelling. Zo kan het ingewikkeld zijn om voor deze groep maatwerktrajecten in het leven te roepen. Mooi om te zien dat instellingen elkaar op blijven zoeken. Zo is in de regio Rijnland in juni 2024 een convenant gesloten tussen mbo-Rijnland en vijftien scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs om de instroom van leerlingen naar de entreeopleidingen te verbeteren.
Bij het tweeminuten-debat in februari 2024 is de motie van het lid Westerveld c.s.20 aangenomen waarin wordt verzocht om in het voorgenomen wetsvoorstel ook op te nemen dat een bekostigde school voor praktijkonderwijs in uitzonderingsgevallen en onder bepaalde voorwaarden voor de examinering en diplomering mag samenwerken met een niet-bekostigde mbo-instelling. De komende periode worden de voorwaarden waaronder dit kan uitgewerkt. Zowel aan de uitvoering van de motie, als de voorgenomen wetswijziging werk ik in goed overleg samen met betrokken veldpartijen.
Tot slot
De komende jaren zet ik in op het bewaken van de mooie onderdelen van het praktijkonderwijs en het verder ontwikkelen van de voorgenomen structurele verbeteringen. Zodat de scholen kunnen doen waar ze goed in zijn: onderwijs van goede kwaliteit geven waarbij de leerling centraal staat.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Kamerstukken II, 2023 – 2024, 2024D04614↩︎
In 2023 zijn de middelen ter beschikking gekomen middels het amendement De Hoop en Westerveld, Kamerstukken II, 2022 – 2023, 36 200 VIII, nr. 38↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II, 2023 – 2024, 36 471, nr. 37↩︎
Kamerstukken II, 2022–2023, 31 293, nr. 670↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 31 293, nr. 732↩︎
Kamerstukken II, 2023 – 2024, 36 410-VIII, nr. 39.↩︎
Handelingen II, 2023–2024, nr. 43, item 18↩︎
Kamerstukken II, Vergaderjaar 2022 – 2023, 31 497, nr. 443↩︎
In schooljaar 2023–2024 ging het in bo, sbo en so samen om ca. 6.000 leerlingen, waarvan ca. 2.200 leerlingen in het bo. In schooljaar 2022–2023 ging het in bo, sbo en so samen om ca. 5.800 leerlingen, waarvan ca. 2.000 in het bo. Voor meer cijfers over pro en het schooladvies zie Kamerstuk 31 293, nr. 741 inclusief bijlage 2.↩︎
Sinds 2017 zijn leerlingen met een IQ lager dan 75 niet verplicht om de doorstroomtoets te maken↩︎
Kamerstukken II, Vergaderjaar 2023–2024, 31 293, nr. 720.↩︎
Staat van het Onderwijs 2023, pagina 59.↩︎
Handreiking schooladvisering, pagina 10.↩︎
In totaal kregen ongeveer 150 leerlingen, van wie het schooladvies niet had hoeven worden bijgesteld, toch een bijgesteld advies. Zij scoorden op de toets pro/vmbo bb, maar kregen ondanks de uitzondering toch een definitief schooladvies vmbo bb. Zie Kamerstuk 31 293, nr. 729.↩︎
Kamerstuk 31 293, nr. 729.↩︎
Dit is mogelijk op grond van artikel 9.3 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Beleidsregel pilot pro/vbo.↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 27 923, nummer 449, bijlage: Werkplan samen voor het beste onderwijs (13 december 2022) (2022D53608).↩︎
Zie Raad van State advies met Kenmerk W05.24.00027/I van 6 juni 2024: https://www.raadvanstate.nl/adviezen/@141941/w05-24-00027/↩︎
Kamerstukken II, 2018 – 2019, 31 524, nr. 437↩︎
Kamerstukken II, 2023 – 2024, 31 524, nr. 598↩︎