[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025

Memorie van toelichting

Nummer: 2024D31089, datum: 2024-09-17, bijgewerkt: 2024-11-19 17:49, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-XVII-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XVII-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z12740:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024–2025
36 600XVII Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 3.598,1

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 53,2

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1 tot en met 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

R.J. Klever

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Deze leeswÄłzer gaat in op de totstandkoming van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.

Algemeen

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingshulp. Voor de uitvoering van het programma maakt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krÄłgen in de departementale begrotingen. De landenspecifieke aanbevelingen voor 2025 hebben geen gevolgen voor de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.

Beleidsagenda

De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlÄłnen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp van het kabinet. De beleidsagenda wordt gevolgd door een overzicht van de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen en sluit af met een overzicht van de risicoregelingen en de toelichting hierop. De openbaarheidsparagraaf is niet in deze begroting opgenomen, omdat de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp een programmabegroting betreft. De openbaarheidsparagraaf die is opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken (V) is onverkort van toepassing.

Doelmatigheid, doeltreffendheid, resultaten en streefwaarden

Op verzoek van de rapporteurs van de BHO commissie in het Schriftelijk Overleg van 28 juni 2024 wordt de verantwoordingssystematiek herzien. Dit wordt verder toegelicht in de beleidsagenda.

Groeiparagraaf

Voor betere coördinatie op het OekraĂŻne-dossier is besloten om in de Begrotingen 2025 van BHO en BZ een separaat subartikel voor OekraĂŻne in te richten. Op de BHO-begroting worden de budgetten voor steun aan OekraĂŻne gebundeld onder subartikel 5.3. Bestaande budgetten op de BHO-begroting voor de financiering van steun aan OekraĂŻne worden overgebracht naar dit nieuwe subartikel. Hieronder vallen onder andere de thema’s wederopbouw en humanitaire hulp.

Beleidsartikelen

A. Algemene doelstelling

Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel).

B. Rol en verantwoordelÄłkheid

De rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren. Op de beleidsterreinen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft de Minister een stimulerende, faciliterende of regisserende rol en slechts in sommige gevallen een uitvoerende rol.

C. BeleidswÄłzigingen

Dit is een overzicht van belangrÄłke wÄłzigingen als gevolg van nieuw kabinetsbeleid, evaluatie of voortschrÄłdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswÄłzigingen die in beleidsnotities zÄłn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het kamerstuk.

D1. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

In het kader van «verantwoord begroten» presenteren departementen de financiĂ«le inzet op instrumentniveau. Het aantal activiteiten en het aantal financiĂ«le instrumenten van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is aanzienlÄłk. In sommige gevallen zÄłn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma’s na het verschÄłnen van de begroting starten en dan duidelÄłk wordt hoe financiering plaatsvindt. Voor deze onderdelen is het verwachte instrument gekozen. Daarnaast geldt voor de gehele BHO-begroting dat er niet gestuurd wordt op instrumenten maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bÄłdragen etc.) voor hetzelfde instrumentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bÄł een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit dat voor hetzelfde instrumentonderdeel meerdere instrumenten mogelÄłk zÄłn.

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften worden mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande tabel (staffel) verder toegelicht in het Verdiepingshoofdstuk.

< 50 1 2
=> 50 en < 200 2 4
=> 200 < 1000 5 10
=> 1000 10 20

D2. Budgetflexibiliteit

Per begrotingsartikel is aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. De peildatum hiervoor is per 1 januari 2025. Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. Ook wordt toegelicht hoe de juridische verplichting op artikelonderdeel is ingevuld. Aanvullend hierop is, in lijn met de rijksbrede begrotingsvoorschriften, gekozen om toe te lichten hoe de niet-juridisch verplichte middelen naar verwachting zullen worden ingezet. Dit overzicht staat onder hoofdstuk 2.4 (als onderdeel van de beleidsagenda) van de begrotingstoelichting. Conform de toezegging aan kamerlid Ram in zijn rol als rapporteur tijdens de behandeling van de begroting BHOS 2024 d.d. 31 januari 2024 (TZ202402-026) bevat bijlage 6 een meerjarig overzicht van de juridisch verplichte budgetten, inclusief een toelichting.

E. Toelichting op de instrumenten

Per artikelonderdeel wordt inzicht gegeven in de financiële instrumenten, zoals die zijn opgenomen in de tabel onder D1.

Overige onderdelen van de begroting

Na de vÄłf beleidsartikelen volgen zeven bÄłlagen: (1) rechtspersonen met een wettelÄłke taak en zelfstandige bestuursorganen; (2) het verdiepingshoofdstuk met informatie over andere nog niet toegelichte beleidsmatige mutaties onder de beleidsagenda; (3) de lÄłst met moties en toezeggingen aan de Kamer; (4) het subsidieoverzicht; (5) uitwerking strategische evaluatie agenda; en de (6) meerjarige juridische verplichtingen; (7) factsheet revolverende fondsen.

Open data/transparancy

Nederland heeft zich met 98 andere landen aangesloten bÄł het Open Government Partnership en met 992 andere organisaties aangesloten bÄł het International Aid Transparency Initiative (IATI). Het toegankelÄłk maken en beschikbaar stellen van informatie hoort daarbÄł. Via de BHO-begrotingswebpagina wordt inzicht gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.

De relatie met de HGIS-nota

Samen met de departementale begrotingen wordt ook de HGIS-nota aan de Staten-Generaal gepresenteerd. Deze omvat naast de HGIS-uitgaven en ontvangsten van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp ook buitenlanduitgaven en ontvangsten van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geĂŻntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zÄłn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrÄłkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bÄłlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelÄłk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiĂ«le ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren. In de HGIS-nota wordt daarnaast op hoofdlÄłnen inzicht gegeven in de internationale klimaatfinanciering 2025 en de internationale inspanningen op migratie in 2025.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Een derde van wat Nederland verdient, komt van handel met het buitenland. Daar zijn 2,4 miljoen banen in ons land mee gemoeid en het raakt alle sectoren van de Nederlandse economie. Door onze handelsbelangen actief te behartigen, met een scherp oog voor onze concurrentiepositie en het tegengaan van ongewenste strategische afhankelijkheden, draagt het kabinet bij aan de Nederlandse welvaart.

Het kabinet versterkt de Nederlandse concurrentiepositie. Het verdienvermogen van Nederland, en daarmee het inkomen van Nederlanders, is prioriteit in het handelsbeleid. Een wereld met oplopende geopolitieke spanningen vereist een assertief kabinet dat waakt over de Nederlandse belangen en daarbij optrekt met Europese partners en andere internationale bondgenoten. Het kabinet bevordert de handel van Nederlandse bedrijven, pakt oneerlijke concurrentie tegen Nederlandse bedrijven aan, draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en vergroot de weerbaarheid van de Nederlandse economie tegen staten die handel gebruiken om Nederland onder druk te zetten.

Met Ontwikkelingshulp draagt het kabinet bij aan de sociaaleconomische ontwikkeling van arme landen. Dit doen we in het belang van deze landen en hun bevolking, maar ook uit welbegrepen eigen belang: Ontwikkelingshulp kan ook onze handelspositie versterken, irreguliere migratie helpen voorkomen en ons land veilig houden door bij te dragen aan stabiliteit in de landen rondom Europa. Dit vergt partnerschappen met deze landen op basis van wederzijdse belangen en een inzet via internationale organisaties op grensoverschrijdende problemen, gericht op de internationaal overeengekomen duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) en klimaatafspraken. Hiermee is de portefeuille van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) onderdeel van het bredere buitenlandbeleid gericht op een sterker en weerbaarder Nederland, in een wereld die veel spanningen kent.

Dit kabinet voert bezuinigingen door op Ontwikkelingshulp, maar ondanks dat blijft Nederland een grote donor. Naar verwachting vallen we in 2027 maar net buiten de top 10 van internationale donoren. Door onze middelen waar mogelijk als hefboom in te zetten om private en andere financiering aan te trekken voor ontwikkeling, optimaliseren we onze inzet. Door scherp te focussen op thema’s waar Nederland internationaal een goede reputatie mee heeft opgebouwd, behouden we ons aanzien en onze slagkracht. Dit zijn met name voedselzekerheid en watermanagement en gezondheid en rechtsorde. Deze thema’s zijn ook herkenbaar voor veel Nederlanders, die vaak zelf ook actief zijn met projecten in ontwikkelingslanden. Door onze hulp beter te verbinden aan de betrokkenheid van bedrijven en burgers in eigen land, wordt Ontwikkelingshulp weer een zaak van ons allemaal.

Buitenlandse Handel

Nederland voert een actief handelsbeleid om Nederlandse bedrijven en inkomsten te versterken. Via het handels- en financieringsinstrumentarium en met economische diplomatie ondersteunt het kabinet Nederlandse bedrijven die internationaal actief zijn. Het kabinet richt zich hierbij op grote, bekende markten waar het meest wordt verdiend, maar ook op complexere, veelbelovende markten. Ook daar worden kansen voor het innovatieve Nederlandse bedrijfsleven gecreĂ«erd die inspelen op de lokale behoeften. Er vindt actieve inzet plaats op kansen die de energietransitie biedt en op grondstoffen die noodzakelijk zijn voor het langetermijnverdienvermogen van Nederland. Afspraken over internationale handel worden gemaakt door de EU. Dat gebeurt in multilaterale organisaties (WTO) en bilateraal, door het sluiten van handelsverdragen met landen buiten de EU. Het kabinet zet zich in voor wereldhandel volgens duidelijke regels. De Nederlandse inzet bij de WTO richt zich daarbij in het bijzonder op hervorming van de WTO, nieuwe regelgeving en betere integratie van ontwikkelingslanden in het handelssysteem. Het gelijke speelveld staat ook voorop bij het afsluiten van handelsverdragen. Handelsverdragen zijn van groot belang voor het Nederlands verdienvermogen. Ze bevorderen de marktoegang voor bedrijven, faciliteren diversificatie van toeleveringsketens voor essentiĂ«le producten en vormen in de huidige geopolitieke context ook een belangrijk instrument om relaties met landen en regio’s te versterken.

Het kabinet pakt de risico’s van strategische afhankelijkheden doelgericht aan, waaronder ook de risico’s ten aanzien van kritieke grondstoffen. De leveringszekerheid van kritieke grondstoffen wordt vergroot, langs de lijnen van de nationale grondstoffenstrategie en in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven. EU-partnerschappen en bilaterale samenwerkingsovereenkomsten met grondstofrijke landen buiten de EU dragen bij aan diversificatie en leveringszekerheid. Ze vormen de basis voor de ambitie van het kabinet om binnen Europa een vooraanstaande rol te spelen op het terrein van handel, opslag en verwerking van kritieke grondstoffen. Ze versterken tevens de positie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de internationale handelsketens van deze grondstoffen.

Het kabinet zet nationaal en internationaal in op het controleren en waar nodig beheersen van sensitieve technologieën. Het kabinet is zich bewust van de dreiging van statelijke actoren en bevordert het nationale beleid op veiligheid op verschillende vlakken, waaronder exportcontrole van strategische goederen, kennisveiligheid en versterking van de defensie-industrie. Nederland houdt scherp toezicht op de uitvoering en naleving van sancties op technologie en goederen en gaat actief de omzeiling van sancties tegen.

Het versterken van de weerbaarheid van de Nederlandse economie vraagt om meer dan beschermende maatregelen alleen. De kracht van het innovatieve en concurrerende Nederlandse bedrijfsleven (groot en klein) is de basis van de weerbare economie van Nederland. Omdat Nederlandse bedrijven mondiale koplopers zijn, bijvoorbeeld op het gebied van halfgeleiders, praat Nederland mee op het wereldtoneel. De hoogwaardige technologie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zorgt voor wederzijdse afhankelijkheden, waardoor andere landen aan Nederland worden gebonden. Daarnaast kunnen Nederlandse bedrijven met innovatieve nieuwe producten voor oplossingen zorgen als buitenlandse leveranciers wegvallen. Hiermee wordt het verdienvermogen van Nederland vergroot en verstevigd.

Een gelijk speelveld en een betrouwbare en consistente overheid zijn belangrijke randvoorwaarden voor (internationaal) opererende bedrijven. Nederland staat hierbij voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen en risico’s voor mens en milieu identificeren en waar nodig tegengaan. IMVO draagt bij aan transparante en veerkrachtige waardeketens en biedt Nederlandse bedrijven economische kansen om hun verdienvermogen te vergroten. Bij de invoering van Europese IMVO-wetgeving houdt het kabinet oog voor het gelijke speelveld met de landen om ons heen en zet zij zich in om extra regeldruk voor Nederlandse ondernemers te voorkomen. Ook pleit het kabinet actief in de EU voor samenhang tussen IMVO-gerelateerde wetten en regels en aansluiting bij internationale normen, in het bijzonder de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake verantwoord ondernemen. Deze richtlijnen vormen ook de kapstok voor het bredere IMVO-beleid en de ondersteuning van het bedrijfsleven met IMVO. Ook dit draagt bij aan de uitvoerbaarheid en duidelijkheid voor het bedrijfsleven.

Ontwikkelingshulp

In het Hoofdlijnenakkoord kiest het kabinet ervoor om te bezuinigen op ODA-middelen in de jaren 2025 en daarna. Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting. Dit past bij de prioriteiten uit het Hoofdlijnenakkoord, namelijk voedselzekerheid en watermanagement, omdat er vanuit de meeste subartikelen aan deze thema’s wordt bijgedragen. Denk bijvoorbeeld aan de inzet op infrastructuur onder artikel 1.3 (D2B en DRIVE), die vooral gericht is op watermanagement en voedselzekerheid. Het ontzien van specifieke begrotingsartikelen, en daarmee het harder raken van andere thema’s, zou dus geen recht doen aan de prioritering van het Hoofdlijnenakkoord.

Hierbij geldt als uitgangspunt dat lopende juridische contracten en verplichtingen zo veel mogelijk worden gerespecteerd, vanuit het beginsel dat de overheid betrouwbaar wil zijn. Dat is een tweede reden waarom in 2025 gekozen is voor een pro rata verdeling van de bezuiniging. Een pro rata bezuiniging maakt het mogelijk om bestaande verplichtingen te respecteren, meer dan wanneer op dit moment een inhoudelijke keuze gemaakt zou worden om te bezuinigen op een specifiek beleidsterrein. Een groot deel van de budgetten in 2025 is namelijk al juridisch verplicht (zie ook bijlage 6).

Daarnaast is het van belang dat het nieuwe beleid aansluit bij het Regeerprogramma. Bij het maken van deze begroting was dit programma nog niet gereed.

In de komende maanden wordt het nieuwe beleid nader uitgewerkt. Onderdeel van dat proces zal een aanpassing van de begroting zijn, waardoor de begroting inzichtelijker wordt. Dan worden ook de bezuinigingen voor 2026 en verder doorgevoerd, die nu ook pro rata zijn verdeeld. Tot die tijd bestaat deze technische verdeling op basis van de bestaande subartikelen van de begroting. Deze technische verdeling gaat op voor zowel de kasbudgetten als de verplichtingenbudgetten. Na de publicatie van de nieuwe beleidsrichting zullen ook de verplichtingenbudgetten worden herzien.

1.1 Duurzaam handelssysteem ‒ 2 19
1.3 Private sector development ‒ 39 397
2.1 Voedselzekerheid ‒ 35 359
2.2 Water ‒ 17 170
2.3 Klimaat ‒ 37 378
3.1 Mondiale gezondheid en SRGR ‒ 43 446
3.2 Vrouwenrechten en gender ‒ 4 39
3.3 Maatschappelijk middenveld ‒ 15 154
3.4 Onderwijs ‒ 5 52
4.1 Humanitaire hulp ‒ 46 473
4.2 Opvang in de regio ‒ 29 297
4.3 Veiligheid en rechtsorde ‒ 18 180
5.1 Multilaterale samenwerking ‒ 5 196
5.2 Overig armoedebeleid ‒ 3 70
Totaal ‒ 297 3.230

Het vorige kabinet heeft aanvullend voor Oekraïne in 2025 reeds EUR 252 miljoen uit algemene middelen gereserveerd. Deze zijn bedoeld om Oekraïne te helpen zich economisch en maatschappelijk staande te houden in het conflict, door te investeren in onder meer herstel van kritieke infrastructuur, zoals op gebied van energie, humanitaire noden te lenigen en de betrokkenheid van het bedrijfsleven aan te jagen. Door het op peil houden van de leefomstandigheden worden ook migratiestromen voorkomen, en de terugkeer van ontheemden (op termijn) gestimuleerd.

Artikel 1

Nederland draagt bij aan het versterken van de bedrijvigheid, het ondernemingsklimaat en de economische weerbaarheid van ontwikkelingslanden. Hiermee zorgen we voor banen in ontwikkelingslanden en tegelijkertijd ook voor kansen voor Nederlandse bedrijven die daar investeren en exporteren, onder andere op het gebied van voedselzekerheid en watermanagement. De bezuinigingen worden gerealiseerd door de verwachte uitgaven binnen een aantal programma’s op het gebied van ketenverduurzaming en financiĂ«le sectorontwikkeling neerwaarts bij te stellen.

Artikel 2

De pro rata bezuiniging betekent dat alle subartikelen onder artikel 2 worden geraakt. De bezuinigingen worden zo doorgevoerd dat deze de Nederlandse kennis, kunde en bedrijvigheid zo beperkt mogelijk raken. Hier komt de Nederlandse unieke expertise en kennis voor het stimuleren van groene groei in ontwikkelingslanden van pas; dit biedt ook een kans voor het Nederlandse bedrijfsleven en kennispartners. In 2025 wordt afgezien van een aanvullende bijdrage aan het Least Developed Countries Fund (LDCF) en ook voor het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) zijn minder middelen beschikbaar. De inzet op voedselzekerheid en watermanagement vanuit andere begrotingsartikelen wordt zoveel mogelijk ontzien.

Artikel 3

Nederland blijft een belangrijke donor op het gebied van mondiale gezondheid. Als gevolg van de bezuiniging zullen er wel minder middelen beschikbaar zijn dan voorheen voor de uitvoering van de Mondiale Gezondheidsstrategie, inclusief de versterking van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en de bestrijding van hiv/aids. Ook is er minder geld beschikbaar voor het subsidiekader vrouwenrechten.

Het voornemen is om het budget voor beroeps- en hoger onderwijs in de toekomst in te zetten voor het ontwikkelen van het menselijk kapitaal dat nodig is op thema’s zoals watermanagement en voedselzekerheid.

Artikel 4

De verwachting is dat 2025 opnieuw een jaar met hoge humanitaire noden zal zijn. De mogelijkheden om hierop te kunnen reageren blijven aanwezig, zij het in beperktere mate. Nederland blijft oog houden voor het werken met lokale organisaties en zal zich er voor blijven inzetten dat humanitaire organisaties toegang krijgen tot mensen in nood.

De inzet op migratie en opvang in de regio blijft onverminderd relevant. Goede opvang in de regio vermindert potentiële vluchtelingenstromen naar Nederland en vermindert spanningen tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen, zodat de regio niet verder destabiliseert. Dit gebeurt, ook met enigszins beperktere middelen, mede via het Prospects Partnership waarmee partners specifieke kansen op het gebied van onderwijs, bescherming, water- en sanitatie, huisvesting en werk voor vluchtelingen in de regio van herkomst willen benutten.

Met migratiepartnerschappen proberen we samen met landen te komen tot afspraken op het gebied van migratie, en ook het tegengaan van mensenhandel en -smokkel. Inzet is om deze migratiepartnerschappen te verbreden met overige ontwikkelingsactiviteiten. Zo kunnen programma’s ook van andere thema’s ingezet worden om tot een breed partnerschap te komen op het gebied van migratie. Hierdoor zal de inzet op migratie toenemen, ondanks de pro rata bezuiniging die ook op dit subartikel wordt doorgevoerd.

Artikel 5

Nederland komt ook binnen de Verenigde Naties (VN) op voor onze belangen en die van partnerlanden op diverse gebieden zoals tegengaan van conflict, het versterken van het internationale handelssysteem, het nakomen van klimaatafspraken en ondersteuning voor OekraĂŻne. Samenwerking binnen de VN biedt de mogelijkheid om grensoverschrijdende uitdagingen gezamenlijk aan te pakken. De bezuinigingen in 2025 zullen ten koste gaan van de financiering van de technische assistentiefondsen ter ondersteuning van schuldenhoudbaarheid en financieel management. De voorgenomen Nederlandse bijdragen aan deze fondsen voor de komende jaren waren nog niet gecommitteerd, waardoor hierop bezuinigd kan worden zonder contracten open te breken.

Proces voor de aankomende bezuinigingen (2026 en verder)

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Postennet

Naast de bezuinigingen op de ODA- en non-ODA-middelen heeft ook de apparaatstaakstelling invloed op de activiteiten van BHO. De coalitieafspraken over de bezuinigingen op het apparaat Rijksoverheid zijn van directe invloed op het postennet. Het kabinet zal deze financiĂ«le taakstelling op het apparaat Rijksoverheid verantwoord en realiseerbaar inboeken met in het bijzonder aandacht voor het belang een adequaat postennetwerk in het buitenland. In dit kader is afgesproken om de bezuinigingen op het postennet te beperken tot 10%. Dit alles rekening houdend met de besparingsopgaven die BZ en BHO hebben ten aanzien van de schuivende wereldverhoudingen en samen met de Ministeries die voor hun internationale activiteiten afhankelÄłk zÄłn van een adequaat postennet. Dit besparingsverlies wordt voor circa een derde deel opgevangen door het inzetten van ODA-budget van de BHO-begroting (oplopend tot EUR 24,7 miljoen structureel). Dit bedrag is in lijn met de reguliere ODA-bijdrage aan het postennet op de begroting van BZ (een derde deel). Deze bezuiniging wordt volgens dezelfde werkwijze als de rest van de bezuinigingen verdeeld over de verschillende beleidsthema’s en is verwerkt in bovenstaande tabel. Circa twee derde deel van het besparingsverlies (oplopend tot EUR 52,0 miljoen) wordt aan de BZ-begroting toegevoegd uit algemene middelen.

Nieuwe verantwoordingssystematiek Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

In het Schriftelijk Overleg van 28 juni 2024 is de minister namens de rapporteurs van de BHO commissie verzocht om met een nieuwe verantwoordingssystematiek te komen waarmee de Kamer haar controlerende taak effectief kan uitoefenen.

Voor de eerste procedurevergadering na het zomerreces 2024 wordt een plan aangeboden aan de Tweede Kamer om te komen tot een nieuwe verantwoordingssystematiek. In dit plan staat beschreven wat de kaders zijn voor de nieuwe systematiek, en hoe dit in overleg met de Tweede Kamer, de IOB, AIV en Algemene Rekenkamer zal worden uitgewerkt en op welke termijn. Het voorstel voor de nieuwe systematiek zal in het voorjaar van 2025 worden voorgelegd aan de Tweede Kamer, en worden ingevoerd bij de Verantwoordingsstukken van 2025. In het voorstel wordt de verantwoording op basis van resultaatindicatoren zoals die tot en met 2024 geldt, vervangen door een systematiek die een verdieping oplevert op telkens Ă©Ă©n thema, en die onder meer gebaseerd is op evaluaties.

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Stand begroting 2024 (inclusief NvW) 3 719 718 3 819 968 4 097 050 5 311 801 5 892 919 0
Belangrijkste mutaties
1 Ombuigingen Duurzaam handels- en investeringssysteem 1.1 ‒ 1 890 ‒ 4 592 ‒ 6 425 ‒ 4 404 ‒ 2 844
2 Ombuigingen Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 1.3 ‒ 38 741 ‒ 107 989 ‒ 158 241 ‒ 108 670 ‒ 70 632
3 Ombuigingen Voedselzekerheid 2.1 ‒ 34 962 ‒ 86 739 ‒ 121 738 ‒ 83 596 ‒ 54 131
4 Ombuigingen Water 2.2 ‒ 16 610 ‒ 43 824 ‒ 64 197 ‒ 44 083 ‒ 28 545
5 Ombuigingen Klimaat 2.3 ‒ 36 896 ‒ 95 279 ‒ 130 552 ‒ 89 656 ‒ 57 802
6 Ombuigingen Mondiale gezondheid en SRGR 3.1 ‒ 43 461 ‒ 106 856 ‒ 154 430 ‒ 106 050 ‒ 68 676
7 Ombuigingen Vrouwenrechten en gendergelijkheid 3.2 ‒ 3 839 ‒ 9 707 ‒ 14 531 ‒ 9 979 ‒ 6 461
8 Ombuigingen Maatschappelijk middenveld 3.3 ‒ 15 024 ‒ 40 577 ‒ 60 747 ‒ 41 714 ‒ 27 011
9 Ombuigingen Onderwijs 3.4 ‒ 5 091 ‒ 12 875 ‒ 19 273 ‒ 13 235 ‒ 8 570
10 Ombuigingen Humanitaire hulp 4.1 ‒ 46 116 ‒ 108 959 ‒ 143 833 ‒ 98 770 ‒ 63 960
11 Ombuigingen Opvang in de Regio 4.2 ‒ 28 963 ‒ 70 925 ‒ 98 932 ‒ 67 935 ‒ 43 990
12 Ombuigingen Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling 4.3 ‒ 17 581 ‒ 43 505 ‒ 65 164 ‒ 44 765 ‒ 28 987
13 Ombuigingen Multilaterale samenwerking 5.1 ‒ 4 793 ‒ 44 601 ‒ 64 561 ‒ 43 855 ‒ 27 519
14 Ombuigingen Overig armoedebeleid 5.2 ‒ 5 244 ‒ 12 501 ‒ 20 100 ‒ 22 479 ‒ 15 142
15 Inzetten buffer ombuigingen Hoofdlijnenakkoord 5.4 ‒ 1 161 000 ‒ 1 539 000 ‒ 1 840 000
16 Technische mutatie: terugdraaien technische verdeling asielombuiging 2026 ‒ 287 677
17 Mutaties reeds toegelicht in de Eerste suppletoire begroting BHO 2024 ‒ 213 018 95 642 ‒ 475 846 97 703 38 611 119 968
18 Extrapolatie ‒ 6 149 527
19 Overige mutaties ‒ 4 427 ‒ 18 273 ‒ 301 ‒ 2 182 ‒ 2 725 ‒ 1 997
Stand ontwerpbegroting 2025 3 928 309 3 598 126 3 119 652 3 123 597 3 610 614 3 923 228

Toelichting

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting volgens de verdeling die u hierboven ziet. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt. Deze tabel is inclusief de ODA-bijdrage aan het verlagen van de taakstelling voor het postennet.

Stand begroting 2024 (inclusief NvW) 57 815 53 126 48 254 44 648 42 806 0
Belangrijkste mutaties
1 Geraamde ontvangsten EIB 5.21 11 991 99 100 101 102
2 Extrapolatie ‒ 41 922
Stand ontwerpbegroting 2025 69 806 53 225 48 354 44 749 42 908 41 922

Toelichting

  1. Dit betreft een geraamde ontvangst van de European Investment Bank (EIB). Deze middelen heeft Nederland in het verleden aan de EIB bijgedragen voor een overbruggingsfaciliteit. De destijds verstrekte leningen zijn aan de EIB terugbetaald en de middelen worden daarom weer teruggestort. Het betreft ODA-ontvangsten die ook worden gedesaldeerd op het verdeelartikel.
  2. Dit betreft een technische mutatie in verband met het toevoegen van het jaar 2029 aan de begrotingshorizon.

2.3 Planning Strategische Evaluatie Agenda

Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland Periodieke rapportage 2028 te starten Periodieke rapportage voor het thema BHO art 1.1, 1.2
Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei Periodieke rapportage 2029 te starten Periodieke rapportage voor het thema 1.3
Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden Periodieke rapportage 2024 lopend Periodieke rapportage voor het thema Doelstellingen van BHO art 2. Beleid breder.
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat Periodieke rapportage 2028 te starten Periodieke rapportage voor het thema 2
Sociale vooruitgang Periodieke rapportage 2025 te starten Periodieke rapportage voor het thema 3
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling Periodieke rapportage 2024 lopend Periodieke rapportage voor het thema 4
Multilaterale samenwerking en overige inzet Periodieke rapportage 2025 te starten Periodieke rapportage voor het thema 5
Feministisch buitenlandbeleid Periodieke rapportage 2030 te starten Periodieke rapportage voor het thema Alle artikelen van BZ en BHO

Voor een uitgebreide uitwerking van de Strategische Evaluatie Agenda, zie «Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda» van deze begroting. Daar wordt ook een beschrijving van de beleidsthema’s en subthema’s gepresenteerd.

Voor het meest recente overzicht van de uitvoering van de Strategische Evaluatie Agenda tot nu toe, zie de tabel «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek» uit het jaarverslag 2023.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen en Periodieke Rapportages bij de Rijksoverheid, klik op deze link: Ingepland en uitgevoerd onderzoek.

2.4 Overzicht risicoregelingen

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen FOM 1.594 0 1.594 0 0 0 0 0 0
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DGGF 100.955 50.000 0 150.955 50.000 0 200.955 0 675.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DRIVE 43.773 0 0 43.773 55.000 0 98.773 55.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DTIF 10.816 24.000 0 34.816 24.000 0 58.816 0 140.000
5. Multilaterale samenwerking IS-NIO 70.867 0 10.000 60.867 0 10.000 50.867 0 70.867
5. Multilaterale samenwerking African Development Bank 1.478.853 915.000 0 2.393.853 0 0 2.393.853 0 2.393.853
5. Multilaterale samenwerking Asian Development Bank 1.272.275 0 0 1.272.275 0 0 1.272.275 0 1.272.275
5. Multilaterale samenwerking Inter American Development Bank 301.217 0 0 301.217 0 0 301.217 0 301.217
Totaal 3.280.350 989.000 11.594 4.257.756 129.000 10.000 4.376.756 55.000 4.853.212
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen FOM 1.331 0 16.422 ‒ 1.331 0 0 16.422 0 0 0 16.422 0
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DGGF 14.491 11.099 43.722 ‒ 3.392 5.000 3.000 41.722 ‒ 2.000 10.000 7.000 38.722 ‒ 3.000
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DRIVE 0 0 18.368 0 0 0 18.368 0 0 0 18.368 0
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen DTIF 11.514 8.417 19.900 ‒ 3.097 7.000 1.000 5.000 ‒ 6.000 10.000 7.000 5.000 ‒ 3.000
5. Multilaterale samenwerking IS-NIO 5.582 1.406 39.093 ‒ 4.176 0 1.214 37.879 1.214 0 1.048 36.831 1.048
Totaal 32.918 20.922 137.505 ‒ 11.996 12.000 5.214 119.391 ‒ 6.786 20.000 15.048 115.343 ‒ 4.952
* De stand risicovoorziening 2024 en 2025 geeft de stand weer waarbij het saldo van schade-uitgaven en premie-ontvangsten is verrekend met de stand van de risico-voorziening in 2024. De overige stortingen die in de risicovoorziening worden gedaan (bijvoorbeeld voor de verstrekte garanties en om de voorziening op niveau te houden) zijn hierin nog niet verwerkt. De stand van de risicovoorzieningen zal eind 2024 en 2025 dus afwijken van het hier opgenomen bedrag. Indien een bodembedrag is afgesproken voor een risicovoorziening (zoals het geval is voor DTIF en DRIVE) kan het bedrag van de risicovoorziening niet lager zijn dan het bodembedrag.

Toelichting op overzicht risicoregelingen

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De regeling is in 2024 afgebouwd en de laatste transacties zijn beëindigd. De resterende middelen in de risicovoorziening worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

  1. Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.
  2. Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.
  3. Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHO nihil is.

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument 'interne begrotingsreserve'. De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op EUR 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder Invest International Public Programmes B.V.)
Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van DGGF Onderdeel 1 overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public Programmes B.V.

Als een commerciĂ«le partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)
Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is EUR 409 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)
De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van DRIVE overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public Programmes B.V.

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaciliteerd die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels:

De voorwaarden voor het verstrekken van garanties zijn in 2022 aangepast. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar tot en met 2026. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciĂ«le tranches verzekeren. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:3. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiĂ«le risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het DTIF bestaat uit twee onderdelen:

  1. Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.
  2. Onderdeel 2 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van DTIF Onderdeel 1 overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public Programmes B.V.

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiĂ«le instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF wordt de bestaande (garantie)regeling FOM afgebouwd. Het totale budget bedraagt EUR 170 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt in 2025 geĂ«valueerd. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 5 miljoen ter dekking van het extra financiĂ«le risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de volledige afbouw van de portefeuille.

Regionale Ontwikkelingsbanken

AfDB (African Development Bank)

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000. Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 81 lidstaten: 54 regionale en 27 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% geldt als garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,85% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

AsDB (Asian Development Bank)

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. Sindsdien is het gegroeid naar 68 lidstaten: 49 regionale en 19 niet-regionale. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% geldt als garantiekapitaal (callable capital). Het aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

IDB (Inter-American Development Bank)

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het IDB Lab (innovatie). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten ‘niet regionale landen’ buiten het westelijk halfrond, waaronder Nederland (sinds 1976). De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Het Nederlandse aandeel bedraagt 0,20%. Daarnaast bedraagt het Nederlandse aandeel in IDB Invest 0,66%. Premieheffing is niet van toepassing.

3. Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland, nu en in de toekomst, verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van toekomstbestendige groei wereldwijd, waarbij wordt ingespeeld op mondiale transities. Nederland werkt aan een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem, gebaseerd op hoge standaarden, Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), effectieve inzet van het handels- en financieringsinstrumentarium, het beleid en uitvoering van exportcontrole, het ontwikkelen, uitvoeren en houden van toezicht op sancties op technologie en goederen, bevordering van de economische weerbaarheid en versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp werkt hiertoe in het bijzonder samen met de minister van Financiën, de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de minister van Economische Zaken, de minister voor Klimaat en Energie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister voor Rechtsbescherming,  de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de AIVD en MIVD.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het financieren van de jaarlijkse verdragscontributie van het Koninkrijk aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en daarnaast enkele programma’s binnen de WTO gericht op een betere integratie van ontwikkelingslanden.
  2. Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven en het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang.
  3. In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering en banengroei in Nederland
  4. Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan wereldwijde maatschappelijke vraagstukken en de Nederlandse economie.
  5. Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, inclusief ketenverduurzaming in deze landen, (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.
  6. Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.
  7. Het financieren van de opzet van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, van een nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking op het gebied van IMVO, en van aanloopkosten voor IMVO-wetgeving die in de EU en nationaal wordt uitgewerkt.

Stimuleren

  1. Het bevorderen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door het Nederlandse bedrijfsleven met een doordachte mix van verplichtende en vrijwillige maatregelen, waaronder (de ontwikkeling van) Europese en nationale IMVO-wetgeving, het opzetten van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, het stimuleren van sectorale samenwerking en het stellen van IMVO-voorwaarden in het kader van het BHO-bedrijfsleveninstrumentarium en het inkoopbeleid van de overheid.
  2. Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.
  3. Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden. Het versterken en monitoren van de impact van IMVO-beleid.
  4. Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en in ontwikkelingslanden, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder de SDG’s van de VN.
  5. Het bevorderen van handel in gevestigde en opkomende markten en het wereldwijd faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups/scaleups, ondernemers en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
  6. Bijdragen aan het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland via economische diplomatie, ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.
  7. Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.
  8. Het stimuleren van de kennis en expertise bij bedrijven op het terrein van exportcontrole via voorlichtingsactiviteiten.

Regisseren

  1. Een actieve bijdrage leveren aan het ondersteunen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor het gelijke speelveld, open markten, open strategische autonomie, economische weerbaarheid en veiligheid en dwarsdoorsnijdende thema’s, zoals digitalisering onder meer via de WTO, OESO en G20.
  2. Het bevorderen van toekomstbestendige bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.
  3. Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO en EU.
  4. Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde economische reisagenda van het kabinet.
  5. Het bevorderen en optimaliseren van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen.
  6. Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.
  7. Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de minister van Financiën.
  8. Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.
  9. Het inzetten nationaal en in internationale exportcontroleregimes op het controleren en waar nodig beheersen van sensitieve technologieën. Versterken van de adviesrol ten aanzien van andere departementen op het gebied van exportcontrole, bijvoorbeeld op het thema kennisveiligheid.

Uitvoeren

  1. Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland, onder andere over oneerlijke concurrentie.
  2. Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.
  3. Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties op goederen en technologie. 
  4. Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling; het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO; en het direct aansturen van de regelingentaak van Invest International en de beleidsmatige aansturing op afstand van de investeringstaak van Invest International.
  5. Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de minister van Economische Zaken (EZ).
  6. Het doen uitvoeren van het toezicht op de naleving van de Conflictmineralenverordening.

C. Beleidswijzigingen

De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) is op 25 juli in werking getreden. Nederland heeft vanaf dat moment twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. Het kabinet is inmiddels gestart met de implementatie en zal uw Kamer zoals toegezegd via de Geannoteerde Agenda’s van de Raad voor Buitenlandse Zaken Handel periodiek informeren. Naar verwachting treedt eind 2024 ook de anti-dwangarbeidverordening in werking. Nederland heeft vanaf dat moment een jaar de tijd om een toezichthouder aan te wijzen. De bepalingen uit de verordening waarop gehandhaafd wordt, worden drie jaar na inwerkingtreding van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 826.341 490.330 379.145 347.361 351.991 394.333 447.731
Uitgaven 639.144 649.543 536.817 539.226 544.413 596.005 637.703
1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief MVO 28.571 36.564 32.130 33.307 34.131 36.152 37.712
Subsidies (regelingen) 12.823 21.229 13.558 18.460 18.448 20.363 23.275
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 12.287 15.506 9.305 10.872 9.556 11.471 14.383
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 536 5.723 4.253 7.588 8.892 8.892 8.892
Opdrachten 2.425 2.231 2.231 2.231 2.294 2.294 2.294
MVO en beleidsondersteuning (non-ODA) 2.425 2.231 2.231 2.231 2.294 2.294 2.294
Bijdrage aan agentschappen 2.563 1.909 1.716 1.760 2.300 2.300 2.300
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 2.563 1.909 1.716 1.760 2.300 2.300 2.300
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 10.760 11.195 14.625 10.856 11.089 11.195 9.843
MVO en beleidsondersteuning (ODA) 4.750 5.000 8.430 4.661 4.894 5.000 3.648
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 6.010 6.195 6.195 6.195 6.195 6.195 6.195
1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie 127.480 104.469 105.176 97.273 95.273 95.273 95.273
Subsidies (regelingen) 39.743 30.781 30.781 30.781 30.781 30.781 30.781
Programma's internationaal ondernemen 7.744 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Versterking concurrentiepositie Nederland 6.000 6.502 6.502 6.502 6.502 6.502 6.502
Invest Internationaal 8.999 9.780 9.780 9.780 9.780 9.780 9.780
Dutch Trade and Investment Fund 17.000 4.499 4.499 4.499 4.499 4.499 4.499
Garanties 21.263 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Dutch Trade and Investment Fund 21.263 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Opdrachten 19.345 23.948 24.655 16.752 14.752 14.752 14.752
Programma's internationaal ondernemen 15.467 11.216 10.566 10.566 10.566 10.566 10.566
Dutch Trade and Investment Fund 544 4.186 4.186 4.186 4.186 4.186 4.186
Wereldtentoonstelling Dubai 7 0 0 0 0 0 0
Wereldtentoonstelling 3.327 8.546 9.903 2.000 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen 47.095 48.240 48.240 48.240 48.240 48.240 48.240
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 47.095 48.240 48.240 48.240 48.240 48.240 48.240
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 34 0 0 0 0 0 0
Programma's internationaal ondernemen 34 0 0 0 0 0 0
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 483.093 508.510 399.511 408.646 415.009 464.580 504.718
Subsidies (regelingen) 189.798 234.543 127.543 142.013 143.463 163.265 181.007
Marktontwikkeling en markttoegang 26.327 47.550 12.362 13.946 14.050 15.050 20.050
Economic governance and institutions 9.856 19.900 3.153 15.596 15.400 16.400 22.400
Financiële sector ontwikkeling 51.633 66.375 36.809 36.522 44.738 48.115 52.757
Infrastructuurontwikkeling 23.866 37.300 22.380 22.492 19.100 24.100 24.100
Duurzame productie en handel 62.130 42.790 35.504 39.482 37.600 47.600 49.700
(Jeugd)werkgelegenheid 4.365 9.000 9.000 9.000 9.000 9.000 9.000
Nexus onderwijs en werk 5.788 5.128 2.685 300 0 0 0
Lokale private sector ontwikkeling 5.833 6.500 5.650 4.675 3.575 3.000 3.000
Leningen 49.200 38.873 50.000 56.000 55.000 65.000 68.161
Infrastructuurontwikkeling 15.200 8.873 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Financiële sector ontwikkeling 34.000 30.000 40.000 46.000 45.000 55.000 58.161
Garanties 25.590 10.000 10.000 7.500 5.000 7.765 10.000
Financiële sector ontwikkeling 25.590 10.000 10.000 7.500 5.000 7.765 10.000
Opdrachten 84.531 58.000 61.800 51.350 49.350 55.350 63.350
Marktontwikkeling en markttoegang 12.184 12.000 12.000 9.000 8.000 9.000 12.000
Economic governance and institutions 23.740 17.000 17.000 13.000 12.000 12.000 17.000
Financiële sector ontwikkeling 7.878 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Infrastructuurontwikkeling 11.270 1.750 1.750 1.750 1.750 1.750 1.750
(Jeugd)werkgelegenheid 29.459 26.250 30.050 26.600 26.600 31.600 31.600
Bijdrage aan agentschappen 27.512 24.000 26.000 24.202 26.000 26.000 26.000
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 27.512 24.000 26.000 24.202 26.000 26.000 26.000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 106.462 143.094 124.168 127.581 136.196 147.200 156.200
International Labour Organisation 4.979 5.700 5.700 5.700 5.700 5.700 5.700
Lokale private sector ontwikkeling 30.168 40.762 38.860 38.275 38.025 35.150 35.150
Marktontwikkeling en markttoegang 10.216 16.167 11.109 10.833 13.600 14.600 18.600
Partnershipprogramma ILO 6.500 6.450 6.450 6.450 4.450 6.450 6.450
Economic governance and institutions 4.910 6.000 6.000 6.000 6.000 6.000 6.000
Financiële sector ontwikkeling 3.551 16.000 16.000 16.000 16.000 16.000 16.000
Infrastructuurontwikkeling 32.875 41.865 31.909 44.323 52.421 63.300 68.300
Nexus onderwijs en werk 12.028 10.150 8.140 0 0 0 0
Duurzame productie en handel 1.235 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 59.153 14.000 14.000 14.000 14.000 14.000 14.000

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 65%
Bestuurlijk gebonden 36%
Beleidsmatig gereserveerd 0%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

Artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief MVO is voor de helft juridisch verplicht. Meerjarige subsidies en bijdragen zijn verstrekt voor de bestrijding van kinderarbeid en de verdere implementatie van de IMVO convenanten. Daarnaast is een opdracht verleend aan RVO om de subsidieregeling sectorale samenwerking uit te voeren. Bij bijdragen gaat het om de verdragscontributies voor WTO en OESO. De 50% bestuurlijk gebonden uitgaven betreffen de uitgaven voor het uitvoeren van het toezicht op de IMVO-wetgeving.

Artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie is voor tweederde juridisch verplicht en voor eenderde bestuurlijk gebonden. De 68% juridische verplichte uitgaven betreft de subsidies aan de stichting NL onderneemt Maatschappelijk! en de regeling DTIF die wordt uitgevoerd door Invest International. Voor DTIF zijn ook de garanties en opdrachten juridisch verplicht. De 32% bestuurlijk gebonden uitgaven betreffen voornamelijk diverse regelingen en werkzaamheden die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uitvoert. Door de opdrachtverlening aan RVO wordt de uitvoering van regelingen bestuurlijk gebonden. Op het moment dat een bedrijf een aanvraag gehonoreerd krijgt, ontstaat de juridische verplichting.

Artikel 1.3 is bedoeld om de private sector en dan vooral het MKB en de arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden te versterken, gericht op werk en inkomen voor met name vrouwen en jongeren. Dit artikel is 74% juridisch verplicht door de getekende meerjarige overeenkomsten en de verlaging van het budget door de ombuigingen. 26% is bestuurlijk gebonden budget en betreft de opdrachtverlening aan RVO en Invest International. Daarmee is er geen ruimte meer gereserveerd voor nieuw beleid.

Grote subsidies betreffen onder meer programma’s voor ontwikkeling voor infrastructuur zoals Building Prospects, ORIO en DRIVE. Daarnaast betreffen de uitgaven binnen dit instrument subsidies voor duurzame productie en handel met IDH en Solidaridad, subsidies voor financiĂ«le sectorontwikkeling zoals MASSIF (via FMO), DGGF (via Invest International) en het Health Insurance Fund (HIF), subsidies voor marktontwikkeling, ECPDM, Agriterra en PUM/DECP.

Bijdragen worden gegeven aan de Wereldbank, UNCTAD, ITC, IFC, ATAF, AfdB en UNCDF. Leningen worden verstrekt aan DGGF (via PWC/TJ) en PIDG. Het instrument opdrachten wordt ingezet voor het CBI, uitvoeringskosten RVO en het Challenge Fund for Youth Employment.

In 2024 zijn juridisch verplichte betalingen voor enkele regelingen doorgeschoven naar 2025. Hierdoor en door de ombuigingen is het aandeel «juridisch verplicht» in 2025 toegenomen. Net zoals bij 1.2 staat vermeld, verstrekt de overheid jaarlijks een opdracht aan de uitvoeringsorganisaties RVO en Invest International, waarmee de uitvoering van de opdracht bestuurlijk gebonden is. De juridische verplichting ontstaat zodra deze uitvoeringsorganisaties een juridische verplichting met derde partijen zijn aangegaan voor betreffende programma’s. Met name infrastructuurprojecten hebben een lange doorlooptijd en bieden de mogelijkheid om betalingen te spreiden over meerdere jaren.

Door de ombuigingen die vooral op de grootste programma’s zullen worden verhaald, zal meer tijd nodig zijn om de gewenste resultaten te bereiken voor wat betreft het creĂ«ren van banen in ontwikkelingslanden en het verbeteren en verduurzamen van het mondiale handelssysteem. Ook hebben de ombuigingen effect op de vergroening van genoemde programma’s; de beoogde versnelling zal daar eveneens langzamer gaan.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De bezuinigingen vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen voor 2026 en verder tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Dit is een technische verdeling: het parlement wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen en zal dan een overzicht ontvangen van de uiteindelijke bezuinigingen en de voorziene impact hiervan. Dit betekent ook dat de verdeling van de bezuiniging over thema’s en artikelen op een later begrotingsmoment nog zal wijzigen. Voor 2025 zijn de bezuinigingen pro rata ingeboekt omwille van zorgvuldigheid en om te verzekeren dat de overheid zich aan zijn contracten en verplichtingen kan houden.

1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt Nederland deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), World Trade Organisation (WTO)). Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan verschillende organisaties en activiteiten gefinancierd. Hieronder valt bijvoorbeeld ook een bijdrage aan het Standards and Trade Development Facility (STDF) waarmee een bijdrage wordt geleverd aan veilige handel en daarmee voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.

Er is sprake van structurele voortzetting van programma’s ter ondersteuning van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, mede in relatie tot de implementatie van IMVO-wetgeving en de ondersteuning van het bedrijfsleven daarbij. Hieronder valt onder andere het IMVO-steunpunt en de voortzetting van het instrument sectorale samenwerking (Kamerstuk 26485, nr. 430).

Uitgaven ten behoeve van de bestrijding kinderarbeid vallen onder MVO en beleidsondersteuning ODA. Er wordt ingezet op drie terreinen: een bijdrage aan de International Labour Organisation; subsidies via het door RVO uitgevoerde Fonds Bestrijding Kinderarbeid en een subsidie aan de Alliantie Stop Kinderarbeid, die in 2025 wordt afgerond.

Er wordt ingezet op bijdragen aan beleidsondersteuning, -onderzoek en -evaluatie, alsmede incidentele projecten.

1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

De Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) is in opdracht van de minister van BHO de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het handelsinstrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten. Dit doet zij in nauwe samenwerking met de diplomatieke posten die de steun en toeverlaat zijn van Nederlandse ondernemers in het buitenland.

Programma’s internationaal ondernemen

De regeling Starters International Business (SIB) bestaat uit individuele en collectieve missie-, coaching- en kennisvouchers voor startende mkb-ondernemingen die de stap willen maken naar buitenlandse markten.

Met het Programma Strategische Beurzen worden collectieve promotionele activiteiten ondersteund voor een succesvolle positionering van Nederlandse topsectoren en clusters in buitenlandse markten.

Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.

Het instrument DHI (Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies) helpt ondernemers met een drietal modules waarvoor ondernemers een aanvraag kunnen indienen: (1) demonstratieprojecten, (2) haalbaarheidsstudies en (3) investeringsvoorbereidingsstudies.

Versterking concurrentiepositie Nederland

Ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland zet BHO in op publiek-private samenwerking en afstemming van de export-, investering- en innovatie bevorderende activiteiten van de overheid en het bedrijfsleven. Een voorbeeld van deze activiteiten zijn de economische missies. De publiek-private samenwerking voorziet onder meer in ondersteuning van meerjarige programma’s op kansrijke markten, op basis van voorstellen door de private sector en publiek-private partners, en bilaterale technologie- en innovatiepacten.

Invest International

Invest International is één van de uitvoerders van de BHO-agenda. Zij voert het financiële instrumentarium uit en helpt bedrijven, overheden en investeerders met het financieren en ontwikkelen van impactvolle projecten in het buitenland. Via de projectontwikkelingssubsidie maakt Invest International innovatieve oplossingen financierbaar en schaalbaar en brengt zij publieke en private partners bij elkaar. De eerste tussentijdse evaluatie van Invest International is positief en geeft aan dat er een stevige vraag is uit het Nederlandse bedrijfsleven naar internationale publieke financiering om succesvol zaken te doen in het buitenland.1

Dutch Trade and Investment Fund

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) biedt financiering voor investeringen en export van MKB en grote bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden en er voldaan wordt aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Daarnaast voorziet het in verdiscontering (liquide maken) van wissels (exportfinanciering) en verschaffen van werkkapitaal. Het DTIF beoogt synergie met DHI.

Wereldtentoonstelling 

Nederland is vertegenwoordigd en positioneert zich via een campagne in aanloop naar, tijdens en na de Wereldtentoonstelling EXPO 2025 Osaka. Bij de invulling van de Nederlandse deelname wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven, Rijk en decentrale overheden, en kennisinstellingen.

1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

Ter bevordering van de economie en werkgelegenheid in ontwikkelingslanden, richt BHO zich op sectoren waar Nederland meerwaarde heeft en/of sterk is, zoals in de landbouwsector ten behoeve van voedselzekerheid, in de watersector, en in transport en hernieuwbare energie. Er wordt ingezet op samenwerking met de private sector en het katalyseren van private investeringen, en waar er mogelijkheden zijn, wordt de kennis en kunde van Nederlandse bedrijven en investeerders gebruikt.

Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde combitracks, projecten waar met Nederlandse bedrijven wordt gewerkt aan oplossingen voor uitdagingen in ontwikkelingslanden. Via RVO en Invest International wordt hiervoor financieringsinstrumentarium geboden. Een mooi voorbeeld is Zuid-Afrika, waar de sluiting van een kolengestookte elektriciteitscentrale in Grootvlei zorgt voor een groot potentieel verlies aan banen. Daarom is hier een combitrack op tuinbouw ontwikkeld, waarbij met Nederlandse kennis en technologie wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de tuinbouwsector. Dit resulteert in een win-win voor het Nederlands verdienvermogen Ă©n toekomstbestendige lokale ontwikkeling in Grootvlei.

Versterking ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

Om het ondernemingsklimaat van ontwikkelingslanden te versterken wordt onder meer ingezet op het verbeteren van infrastructuur en het ontwikkelen van de financiële sector.

Infrastructuurontwikkeling gebeurt via de programma’s DRIVE, D2B en Building Prospects. Zo wordt geïnvesteerd in publieke infrastructuur die randvoorwaardelijk is voor economische ontwikkeling en private sectorontwikkeling, in de focussectoren agrologistiek/ voedselzekerheid, water en sanitatie, kustbescherming, hernieuwbare energie en gezondheidszorg (met name SRGR). Het kabinet stimuleert Nederlandse bedrijven om van deze kansen gebruik te maken, onder meer door te streven zeventig procent van de opdrachten onder DRIVE- en D2B-programma’s uit te laten voeren door Nederlandse bedrijven. Voor infrastructuur zijn er daarnaast instrumenten waarbij wordt samengewerkt met internationale instellingen en andere donoren, zoals Private Infrastructure Development Group (PIDG), dat private investeringen mobiliseert in infrastructuur, met name in fragiele staten.

Ook nodig voor een gezond ondernemingsklimaat is een financiĂ«le sector die voldoende en passende financiering verleent aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het kabinet draagt hieraan bij met het beschikbaar stellen van risicodragende financiering en technische assistentie. Dit gebeurt via Nederlandse programma’s als het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het door FMO beheerde MASSIF programma. Het DGGF verschaft financiering aan Nederlandse en lokale bedrijven. Zo heeft het Nederlandse bedrijf Johnny Cashew met behulp van DGGF het idee en de haalbaarheid onderzocht van het opzetten van productie van cashewnoten in Tanzania en de eerste boeren getraind. Tegenwoordig verkoopt het bedrijf cashewnoten, in Tanzania gepeld in de fabriek van Mama Cashew, op de Nederlandse markt aan onder meer Lidl Way To Go en horeca.

MASSIF stelt financiering beschikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden, met specifieke aandacht voor innovatieve bedrijven, jongeren en vrouwelijke ondernemers. Om deze laatste doelgroep beter te bereiken wordt er ook gewerkt via programma’s van internationale instellingen, zoals Affirmative Finance Action for Women in Africa (AFAWA) van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, dat vrouwelijk ondernemerschap in Afrika bevordert door onder meer leningen van lokale financiĂ«le instellingen passender te maken en technische assistentie te verlenen.

Daarnaast steunt BHO een aantal financiĂ«le sectorprogramma’s dat zich op sectoren en thema’s met een specifieke financieringskloof richt. Op het gebied van landbouw en voedselzekerheid is er bijvoorbeeld het One Acre Fund, dat kleinschalige boeren in natura ondersteunt om productie en inkomen te verhogen. Op het gebied van gezondheidszorg zet het vanuit Nederland opgezette Health Insurance Fund, in overleg met overheden, op innovatieve wijze ziektekostenverzekeringen op en verstrekt het technische assistentie en krediet aan zorgverleners. Hiermee verbetert het de toegang, betaalbaarheid en de kwaliteit van de zorg, wat ook weer kansen biedt voor verdere samenwerking tussen Nederland en de landen waar dit fonds opereert.

Handel en ontwikkeling

TradeMark Africa wordt door BHO gesteund om regionale handel en integratie van regionale markten in Afrika te bevorderen, en voor het ondersteunen van de totstandkoming van de Afrikaanse vrijhandelszone. Dit maakt ontwikkeling mogelijk, zorgt voor banen en aanvoer en distributie van voedsel. Het Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), dat onderdeel is van RVO, en het International Trade Centre (ITC) richten zich op het verbeteren van export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie.

Op handel en productie werkt BHO ook met bedrijven, uit Nederland en ontwikkelingslanden, aan transparante en veerkrachtige handelsketens. Focus daarbij zijn waardenketens die van belang zijn voor Nederland, zoals cacao, palmolie en textiel. Programma’s van organisaties als IDH en Solidaridad richten zich op introductie van innovatieve, opschaalbare commerciĂ«le oplossingen om deze waardenketens integraal te verduurzamen en te verbeteren. RVO steunt met subsidie bedrijven die via een multi-stakeholderaanpak risico’s en misstanden in hun waardeketen aan willen pakken die verder gaan dan de verantwoordelijkheid van een individueel bedrijf. RVO draagt hiermee ook bij aan de opvolging van de IMVO-convenanten en wordt de basis gelegd voor de uitvoering van nieuwe Europese IMVO-wet- en regelgeving door Nederlandse bedrijven.

Economisch perspectief en werkgelegenheid

Het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) zet in op creatie van fatsoenlijk werk en inkomen voor jongeren in het Midden-Oosten en Afrika, met speciale aandacht voor gelijke kansen voor jonge vrouwen.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHO nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Klimaat en Groene Groei, de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de minister van Financiën en de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op groene economische ontwikkeling en armoedebestrijding, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en -mitigatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze en andere mondiale uitdagingen, zoals biodiversiteitsverlies, bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samen werking met andere donoren (waaronder FCDO, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen. ↔
  2. De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren ↔

  1. Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. ↔
  2. Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren. ↔
  3. Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen. ↔
  4. Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie, klimaatmitigatie en biodiversiteit met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.
  5. Het stimuleren van ambities, acties en aandacht voor klimaat, water en voedselzekerheid.↔

Regisseren ↔

  1. Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen. ↔
  2. Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van KGG, IenW, LVVN en FIN, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.

C. Beleidswijzigingen

Over de uitkomsten van COP28 is uw Kamer TK bij brief van 2 februari 2024 geïnformeerd (Kamerstuk 31 793, nr. 256). Voor de BHO-begroting is relevant dat er een mondiaal raamwerk voor klimaatadaptatie tot stand is gekomen: het UAE Framework for Global Climate Resilience. Financiering speelde een belangrijke rol tijdens deze top, zonder dat daarbij vooruit werd gelopen op het nieuwe langetermijn financieringsdoel (the Collective Quantified Goal, NCQG), waarover tijdens de COP29 (half november 2024) dient te worden besloten. Er was tijdens de top veel aandacht voor adaptatiefinanciering en de steeds groter wordende adaptatiefinancieringskloof met de oproep dit mee te nemen in de onderhandelingen over het nieuwe lange termijn klimaatfinancieringsdoel.

Vanaf 30 december 2024 geldt de EU verordening ontbossingsvrije producten (EUDR). Het importverbod in de verordening helpt om ontbossing te stoppen. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat (landen met) kwetsbare groepen, met name kleine producenten, van de toeleveringsketen worden uitgesloten en verder in armoede vervallen en doorgaan met ontbossen. Ook is het nodig dat andere grote consumentenmarkten dan de EU stappen zetten om te voorkomen dat ontbossing slechts verschuift naar deze markten en er een gelijk speelveld voor bedrijven is. Daarom zetten we in op intensivering van de internationale samenwerking, stimulering van andere consumentenmarkten en de ontwikkeling van partnerschappen met productielanden ter bevordering van duurzaam landgebruik en ontbossingsvrije productie.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 1.375.688 1.352.094 906.951 823.943 844.516 849.077 796.614
Uitgaven 897.149 934.932 908.803 851.734 827.438 926.590 1.001.347
2.1 Voedselzekerheid 388.412 392.345 358.536 326.447 317.557 355.699 385.164
Subsidies (regelingen) 145.867 106.432 117.315 96.990 69.850 88.800 82.363
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 15.388 13.000 12.000 8.000 5.000 15.000 20.000
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 27.661 20.000 21.250 21.250 11.250 21.000 15.363
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 4.964 3.000 3.000 3.000 2.000 2.000 3.000
Uitbannen huidige honger en voeding 18.913 19.000 16.000 15.000 10.600 10.000 12.000
Voedselzekerheid 78.941 51.432 65.065 49.740 41.000 40.800 32.000
Opdrachten 10.920 14.728 11.000 12.100 10.300 11.500 11.500
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 10.632 12.000 10.000 11.100 9.300 10.000 10.000
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 0 2.728 1.000 1.000 1.000 1.500 1.500
Voedselzekerheid 288 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen 2.939 3.132 3.735 3.930 3.795 3.795 3.795
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 2.939 3.132 3.735 3.930 3.795 3.795 3.795
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 228.686 268.053 226.486 213.427 233.612 251.604 287.506
Voedselzekerheid 105.040 145.646 120.270 120.960 120.000 134.200 158.400
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 15.560 24.000 11.000 19.000 19.000 30.000 32.000
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector 42.369 40.500 60.149 25.031 48.612 40.404 48.106
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid 43.819 26.000 24.000 23.000 26.000 27.000 27.000
Uitbannen huidige honger en voeding 21.898 31.907 11.067 25.436 20.000 20.000 22.000
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
2.2 Water 201.682 192.107 170.330 164.934 167.460 187.574 203.112
Subsidies (regelingen) 68.582 54.601 44.887 47.647 51.237 63.239 69.169
Waterbeheer 32.646 29.412 27.960 26.890 28.120 32.690 35.420
Drinkwater en sanitatie 35.936 25.189 16.927 20.757 23.117 30.549 33.749
Opdrachten 1.792 3.750 3.200 3.170 2.560 3.018 4.028
Waterbeheer 1.792 3.750 3.200 3.170 2.560 3.018 4.028
Bijdrage aan agentschappen 3.155 2.000 1.829 1.610 1.023 1.844 971
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 3.155 2.000 1.829 1.610 1.023 1.844 971
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 128.153 131.756 120.414 112.507 112.640 119.473 128.944
Waterbeheer 69.770 85.656 74.350 63.611 69.717 70.460 74.810
Drinkwater en sanitatie 58.383 46.100 46.064 48.896 42.923 49.013 54.134
2.3 Klimaat 307.055 350.480 379.937 360.353 342.421 383.317 413.071
Subsidies (regelingen) 131.749 97.205 141.600 160.600 132.600 137.600 143.400
Klimaat algemeen 66.856 33.005 32.400 32.400 32.400 32.400 32.400
Hernieuwbare energie 39.779 26.000 47.000 62.000 26.000 26.000 26.000
Dutch Fund for Climate and Development 25.114 10.000 10.000 10.000 10.000 0 0
Klimaatfonds 0 0 15.000 15.000 15.000 30.000 40.000
Bosbehoud 0 28.200 37.200 41.200 49.200 49.200 45.000
Opdrachten 1.072 0 0 0 0 0 0
Klimaat algemeen 1.072 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen 4.696 3.400 3.400 3.400 3.400 3.400 3.400
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 4.696 3.400 3.400 3.400 3.400 3.400 3.400
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 169.538 249.875 234.937 196.353 206.421 242.317 266.271
Contributie IZA/IZT 351 358 358 358 358 358 358
Klimaatprogramma's (non-ODA) 1.410 1.640 1.265 1.455 1.555 1.555 1.555
Klimaat algemeen 123.876 11.235 14.568 7.242 6.934 7.097 6.321
Hernieuwbare energie 35.259 56.000 45.000 25.000 64.000 74.000 76.000
UNEP 8.642 8.642 8.642 2.142 2.142 7.142 7.142
Bosbehoud 0 11.000 12.000 8.000 10.000 30.000 30.000
Multilaterale klimaatfondsen 0 127.000 153.104 152.156 121.432 122.165 144.895
Resilience and Sustainability Trust 0 34.000 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 81%
Bestuurlijk gebonden 9%
Beleidsmatig gereserveerd 10%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

Voor het thema voedselzekerheid (artikel 2.1) zijn de geplande uitgaven voor het grootste deel juridisch verplicht en voor een deel bestuurlijk verplicht (IFAD-13 middelenaanvulling) en beleidsmatig gereserveerd. Onder het instrument subsidies zijn o.a. verplicht de programma’s met SNV, IFDC, GAIN, CARE en programma’s die door RVO worden uitgevoerd alsmede activiteiten die door de ambassades worden uitgevoerd. Onder het instrument bijdragen zijn o.a. verplicht de programma’s met IFAD, de Wereldbank, CABI, SUN, UNICEF, AfDB en de CGIAR, alsmede programma’s waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen. Het beleidsmatig gereserveerde percentage van het budget is bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op verbeterde voeding en het versterken van duurzame voedselproductiesystemen, inclusief bodemvruchtbaarheid en de weerbaarheid voor klimaatverandering in deze sector.

Voor het thema water (artikel 2.2) zijn de in 2025 geplande uitgaven voor het grootste deel juridisch verplicht. Onder het instrument subsidies zijn o.a. verplicht de programma’s met IHE Delft, Vitens Evides International, de Unie van Waterschappen, Aqua4All, stichting WASTE en programma’s die door RVO worden uitgevoerd alsmede activiteiten die door de ambassades worden uitgevoerd. Onder het instrument bijdragen zijn o.a. verplicht de programma’s met de Wereldbank, FAO, UNICEF en UNOPS, alsmede programma’s waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen.

De in 2025 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor het merendeel juridisch of bestuurlijk verplicht en voor een beperkt deel beleidsmatig gereserveerd. Onder het instrument subsidies zijn dit o.a. bijdragen aan Water at the Heart of Climate Action, het Access to Energy Fund (AEF), Partnership for Green Growth (P4G) en het Team Europe Initiative Sustainable Agriculture for Forest Ecosystems. Onder het instrument bijdragen gaat het om middelen voor o.a. het Africa Adaptation Acceleration Program van de Afrikaanse ontwikkelingsbank, het Least Developed Country Fund (LDCF), de Climate Investment Funds (CIFs), Energising Development (EnDev), het Energy Sector Management Assistance Program (ESMAP) van de Wereldbank en het Amazone Initiative van de Inter-American Development Bank. Een deel van de activiteiten onder artikel 2.3 richt zich op de mobilisatie van private investeringen. Met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatinvesteringen kwalificeren net als klimaatrelevante publieke middelen als de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De bezuinigingen vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen voor 2026 en verder tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Dit is een technische verdeling: het parlement wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen en zal dan een overzicht ontvangen van de uiteindelijke bezuinigingen en de voorziene impact hiervan. Dit betekent ook dat de verdeling van de bezuiniging over thema’s en artikelen op een later begrotingsmoment nog zal wijzigen. Voor 2025 zijn de bezuinigingen pro rata ingeboekt omwille van zorgvuldigheid en om te verzekeren dat de overheid zich aan zijn contracten en verplichtingen kan houden.

2.1 Voedselzekerheid

De intensivering op voedselzekerheid in de vorige regeerperiode is door de bezuinigingen die nu worden doorgevoerd minder groot dan voorzien. Het merendeel van de bezuiniging voor 2025 is toegerekend aan de voedselzekerheidsprogramma’s die worden uitgevoerd via ambassades. Deze programma’s leveren echter wel een belangrijke toegevoegde waarde en daarom blijft het gedelegeerde budget op 50% van het totaal. Op centraal niveau is de geplande ophoging van de bijdrage aan de middelenaanvulling van het internationaal fonds voor landbouwontwikkeling (IFAD) naar beneden bijgesteld.

Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

Ontwikkeling van de agrarische sector, als onderdeel van ecologisch houdbare voedselsystemen, krijgt voor een belangrijk deel vorm via de programma’s van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is de inzet in Oeganda, waar in nauwe samenwerking met de private sector ingezet wordt op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering bij kleinschalig opererende boeren en boerinnen.

Via diverse internationale organisaties worden programma’s gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen, zoals het door Nederland opgezette 2-Scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC). Subsidies voor het versterken van publiek-private samenwerking dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit Nederland en in de prioritaire regio’s. Dit krijgt onder andere vorm via het SDG-partnerschap programma (beheerd door RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en Nederlandse bedrijven en maatschappelijke organisaties.

Nederland draagt tevens bij aan de multilaterale inzet op voedselzekerheid om zo maximaal effectief en invloedrijk te zijn. Via een bijdrage aan het internationaal fonds voor landbouwontwikkeling (IFAD) wordt kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten en op toekomstbestendige landbouw in de Sahel.

Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het Netherlands Food Partnership en het door RVO uitgevoerde landrechten programma (Land@scale). Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd. Daarnaast wordt specifiek ingezet op de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en de CGIAR (NL-CGIAR partnership).

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

De Nederlandse inzet op het vergroten van toegang tot gezond en nutriĂ«ntenrijk voedsel gebeurt via programma’s in de focuslanden waar door ambassades wordt geĂŻnvesteerd in publieke, private en maatschappelijke partners. Zo worden in Benin en Burundi schoolkinderen dagelijks van gezonde maaltijden voorzien die geleverd worden door lokale boeren. Met de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) en CARE (subsidies) wordt in Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, EthiopiĂ« en Mozambique ingezet op het substantieel vergroten van het aantal kwetsbare consumenten dat het gehele jaar toegang heeft tot gezonde, voedzamere en betaalbare diĂ«ten. Met UNICEF (bijdrage) wordt in Niger, Burkina Faso, Sudan en Burundi gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders. 

In Nederland wordt de Netherlands Working Group on International Nutrition (NWGN) ondersteund die zorgt voor kennisuitwisseling tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen op het gebied van ondervoeding. Nederland zal onze inzet presenteren op de internationale ‘Nutrition 4 Growth’ (N4G) conferentie die voor maart 2025 gepland staat in Frankrijk.

2.2 Water

Verbeterd waterbeheer/watermanagement

Het aantal mensen in ontwikkelingslanden dat waterschaarste of overstromingen ervaart, neemt toe. Er is vaker sprake van extreem weer. Dat heeft consequenties voor sociaaleconomische ontwikkeling en groeicijfers. Het treft boeren van wie de oogst mislukt, gezinnen van wie de huizen onder water lopen, bedrijven die productieprocessen moeten stilleggen, en steden waar besmettelijke ziekten uitbreken die zich via water verspreiden. Ook Nederlandse belangen in deze landen worden hierdoor geraakt. Het kabinet blijft daarom inzetten op verbeterd waterbeheer en watermanagement.

De kosten van nietsdoen lopen elk jaar verder op – tot meer dan 12% BNP voor lage inkomenslanden richting 2050, zoals de Global Commission on the Economics of Water becijfert in zijn eindrapport dat eind 2024 zal verschijnen. Het maakt het belang van investeren in verbeterd waterbeheer en beter watermanagement wereldwijd alleen maar groter de komende decennia. Hiermee zal ook de vraag naar Nederlandse expertise om goede investeringsbeslissingen te kunnen nemen naar verwachting toenemen. Via centraal (departement) en decentraal (ambassades) gefinancierde programma’s met Nederlandse partners en kennisinstellingen, met nationale overheden in partnerlanden en met maatschappelijke organisaties, zal Nederland ook in 2025 op deze vraag inspelen.

Dit geldt ook voor de samenwerking met multilaterale partners zoals de Wereldbank, UNICEF en FAO. Hierbij worden waterzekerheid voor voedselproductie, en gezonde voeding in combinatie met veilig drinkwater en hygiëne waar het kan geïntegreerd aangepakt. Deze partners huren vaak zelf weer kennis in van Nederlandse organisaties. Via onze ambassades werken we daarnaast met verschillende partners aan beter lokaal waterbeleid, goede regelgeving en meer financiering voor water.

De bezuinigingen op water zijn in 2025 evenredig over de centrale en de via de posten uitgevoerde programma’s verdeeld waardoor enkele nieuwe programma’s zijn geschrapt, aangehouden, of in omvang gereduceerd. Nederland toont zich desondanks een betrouwbare partner. Dat is belangrijk om de goede Nederlandse reputatie en geloofwaardigheid op het waterthema – die na het co-voorzitterschap van de succesvolle VN 2023 Waterconferentie alleen maar zijn toegenomen – te bestendigen. De inzet op water vanuit andere begrotingsartikelen is zoveel mogelijk ontzien bij de bezuinigingen.

Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)

Recente VN-statistieken laten zien dat het aantal mensen dat toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen toeneemt. Tegelijkertijd groeit ook het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen (bijvoorbeeld door bevolkingsgroei, conflict of overstromingen).

Binnen het drinkwater, sanitatie en hygiëne programma (WASH) richt Nederland zich op financiële innovatie en het inzetten van hulp als hefboom voor het mobiliseren van private investeringen in ontwikkelingslanden zodat water en sanitaire diensten kunnen worden verbeterd. Een voorbeeld daarvan is het Water Sector Fonds van de Europese Investeringsbank (EIB) dat met EUR 10 miljoen aan ontwikkelingshulp als zekerheidsstelling, EUR 70 miljoen aan investeringen in waterbedrijven in Afrika en Azië beoogt te mobiliseren. Ook is de inzet gericht op meer (en vergroten) weerbaarheid van voorzieningen tegen droogte en overstromingen.

Nederland investeert in kennisdeling bijvoorbeeld via het WaterWorX programma, waarbij Nederlandse drinkwaterbedrijven inzetten op capaciteitsopbouw en kennisontwikkeling van drinkwaterbedrijven in 17 landen wereldwijd, met als doel in 2030 circa 10 miljoen mensen te voorzien van toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. Ook Nederlandse kennisinstellingen als IHE-Delft en IRC, en investeringsorganisaties Aqua4All spelen een rol bij het delen van Nederlandse kennis en kunde.

2.3 Klimaat

Nederland draagt onder artikel 2.3 bij aan multilaterale klimaatfondsen zoals de Climate Investment Funds (CIF), de Global Environment Facility (GEF) en het UN Environment Programme (UNEP). We richten ons ook op de vergroening van multilaterale banken zodat zij met de bestaande middelen een groter deel van de internationaal afgesproken klimaatrekening kunnen betalen. Als substantiële betrouwbare donor kan Nederland in die besturen invloed uitoefenen op het beleid. In het licht van de bezuinigingen wordt in 2025 afgezien van een aanvullende bijdrage aan het Least Developed Countries Fund (LDCF).

Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) is een voorbeeld van een programma dat private klimaatfinanciering mobiliseert en internationaal (Nederlandse) bedrijvigheid stimuleert. Dit fonds bestaat onder meer uit een waterfaciliteit en landgebruikfaciliteit. Het beoogde vervolg op het DFCD wordt uitgesteld om het fonds beter aan te laten sluiten bij het nieuwe BHO-beleid. Hierdoor is in 2025 een lagere bijdrage aan het DFCD voorzien.

In en rond de drie belangrijkste regenwoudgebieden van de wereld zet Nederland zich in voor behoud en herstel van bos en de daarin levende biodiversiteit. Zo geeft Nederland mede vorm aan flankerend beleid en ondersteuning van productielanden bij de implementatie van de EU-verordening ontbossingsvrije producten – belangrijk ook voor onze economische relatie met deze landen. 

BHO gaat ook in 2025 door met het bestrijden van ‘energie-armoede’ door in te zetten op hernieuwbare energie in landen die geen functionerend stroomnet hebben, met positieve gevolgen voor voedselzekerheid, gezondheid en stabiliteit. De inzet op energietoegang en schoon koken biedt ook kansen voor investeringen en handel en voor het versterken van samenwerking met de vele Nederlandse bedrijven, ontwikkelingsorganisaties en kennisinstellingen actief op dit terrein, bijvoorbeeld via het NL Energy Compact. Via de klimaat- en energieresponsfaciliteit van RVO zijn Nederlandse partijen betrokken bij de productie van hernieuwbare energie (groene waterstof, zonne-energie, wind op zee), klimaatadaptatie (in de gebouwde omgeving, aangepaste landbouw vanwege droogte en verzilting) en duurzame winning van grondstoffen voor de energietransitie. We streven naar schaalvergroting van deze initiatieven via EU Global Gateway.

Grondstoffen en circulaire economie

Om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de negatieve impact op onder meer water te verkleinen, draagt BHO in 2025 bij aan het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM), de Climate Smart Mining Facility van de Wereldbank en het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development. Ook steunt Nederland een platform dat gericht is op een betere positie van vrouwen in de mijnbouw.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  1. Het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;
  2. Het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid
  3. Versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;
  4. Versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;
  5. Versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;
  6. Een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meeste perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR, HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.
  2. Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.
  3. Het financieren van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via ondersteuning van het Global Partnership for Education en programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma’s die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.
  4. De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via het Orange Knowledge Programma (OKP); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  1. Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen, invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen, waaronder vrouwen, meisjes en LHBTIQ+.
  2. De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.
  3. Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
  4. De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
  5. De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden uitdragen in internationale fora.

C. Beleidswijzigingen

De mogelÄłkheid voor een nieuwe Twinningfaciliteit Suriname-Nederland voor duurzame maatschappelÄłke samenwerking tussen beide landen wordt onderzocht. Het Twinninginstrument is een in 2008 in het leven geroepen fonds dat de samenwerking tussen maatschappelijke organisaties uit Nederland en Suriname faciliteert en financiert.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 527.161 505.935 1.749.132 451.238 215.373 379.122 299.910
Uitgaven 830.675 824.723 692.989 641.524 651.153 729.156 789.416
3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten 515.235 510.262 447.355 403.822 404.509 452.889 490.263
Subsidies (regelingen) 215.733 211.194 147.035 108.467 118.453 165.790 203.164
Mondiale gezondheid en SRGR 215.733 211.194 147.035 108.467 118.453 165.790 203.164
Opdrachten 8.351 17.825 17.975 17.825 17.975 17.975 17.975
Mondiale gezondheid en SRGR 8.351 17.825 17.975 17.825 17.975 17.975 17.975
Bijdrage aan agentschappen 323 139 140 142 172 100 100
Rijksdienst voor ondernemend Nederland 323 139 140 142 172 100 100
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 290.828 281.104 282.205 277.388 267.909 269.024 269.024
WHO/PAHO 6.790 7.122 7.122 7.122 7.122 7.122 7.122
Mondiale gezondheid en SRGR 203.937 176.580 178.681 172.864 163.385 164.500 164.500
UNFPA 46.342 60.000 60.000 60.000 60.000 60.000 60.000
UNAIDS 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000
Partnershipprogramma WHO 10.759 14.402 13.402 14.402 14.402 14.402 14.402
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid 51.930 47.609 39.358 36.533 37.908 42.460 45.978
Subsidies (regelingen) 39.441 34.109 25.858 30.533 31.908 36.460 39.978
Vrouwenrechten 39.441 34.109 25.858 30.533 31.908 36.460 39.978
Opdrachten 136 0 0 0 0 0 0
Vrouwenrechten 136 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 12.353 13.500 13.500 6.000 6.000 6.000 6.000
Vrouwenrechten 6.104 7.500 7.500 0 0 0 0
UNWOMEN 6.249 6.000 6.000 6.000 6.000 6.000 6.000
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
3.3 Maatschappelijk middenveld 206.413 202.859 154.074 152.716 158.459 177.492 192.195
Subsidies (regelingen) 183.116 183.462 137.656 149.566 156.309 175.342 190.045
Twinningsfaciliteit Suriname 659 0 0 0 0 0 0
Versterking maatschappelijk middenveld 182.457 183.462 137.656 149.566 156.309 175.342 190.045
Opdrachten 12.858 7.282 7.291 3.000 2.000 2.000 2.000
Versterking maatschappelijk middenveld 12.692 6.000 6.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds 166 1.282 1.291 1.000 0 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 10.439 12.115 9.127 150 150 150 150
Versterking maatschappelijk middenveld 10.439 12.115 9.127 150 150 150 150
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
3.4 Onderwijs 57.097 63.993 52.202 48.453 50.277 56.315 60.980
Subsidies (regelingen) 1.426 1.500 1.500 1.500 0 0 0
Onderzoeksprogramma's 1.426 1.500 1.500 1.500 0 0 0
Opdrachten 41.372 60.140 50.702 46.953 50.277 56.315 60.980
Onderwijs 176 200 200 200 100 100 100
Onderzoeksprogramma's 2.000 2.000 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Hoger Onderwijs 39.196 57.940 49.002 45.253 48.677 54.715 59.380
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 14.299 2.353 0 0 0 0 0
Onderwijs 2.579 2.353 0 0 0 0 0
Global partnership for education 11.720 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 86%
Bestuurlijk gebonden 1%
Beleidsmatig gereserveerd 11%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 2%

De budgetten voor alle beleidsdoelen op dit artikel zÄłn voor het overgrote deel juridisch verplicht of beleidsmatig gereserveerd.

  1. Subsidies: Betreft met name subsidies met betrekking tot de uitvoering van de Mondiale Gezondheidsstrategie en daarnaast voor de Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM). In 2025 is daarvoor ca. EUR 145 miljoen gereser­veerd. Het VMM-programma loopt tot eind 2025.
  2. Opdrachten: betreft o.a. de opdrachten aan RVO ten behoeve van het Product Development Programma.
  3. BÄłdragen: Betreft o.a. bÄłdragen aan VN-organisaties zoals UNFPA (EUR 57 miljoen), UNAIDS (EUR 23 miljoen) en UNWOMEN (EUR 6 miljoen). Verder betreft het bÄłdragen via de Wereldbank voor o.a. GFF Every women & child (EUR 30 miljoen). Naast bÄłdragen aan deze organisaties betreft het ook bÄłdragen via ambassades.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De bezuinigingen vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen voor 2026 en verder tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Dit is een technische verdeling: het parlement wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen en zal dan een overzicht ontvangen van de uiteindelijke bezuinigingen en de voorziene impact hiervan. Dit betekent ook dat de verdeling van de bezuiniging over thema’s en artikelen op een later begrotingsmoment nog zal wijzigen. Voor 2025 zijn de bezuinigingen pro rato ingeboekt omwille van zorgvuldigheid en om te verzekeren dat de overheid zich aan zijn contracten en verplichtingen kan houden.

3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030 vormt het kader voor de inzet van het kabinet op het terrein van gezondheid in 2025. Het verbeteren van toegang tot primaire gezondheidszorg en  seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) is daarbinnen een belangrijk speerpunt. Het kabinet blijft investeren in bijvoorbeeld toegang tot veilige bevallingen, anticonceptie, veilige abortus, goede moeder-kindzorg en het tegengaan van hiv/aids. Dit redt levens en zorgt er voor dat vrouwen en meisjes zelf keuzes kunnen maken over hun leven en toekomst. Dit draagt bij aan welzijn, stabiliteit en economische groei in grote delen van de wereld en is ook in het belang van Nederland; ziektes stoppen niet aan de grens. Toegang tot een goed functionerende kliniek is niet alleen cruciaal om moeder- en kindsterfte tegen te gaan maar ook voor het voorkomen of bestrijden van pandemieën.

Internationale actie op het terrein van water en voedsel is Ă©Ă©n van de zes speerpunten in de mondiale gezondheidsstrategie. Want toegang tot schoon water in klinieken is essentieel tijdens bevallingen en toegang tot water op school van belang om schooluitval van meisjes te voorkomen. Gebrek aan toegang tot (goede) voeding is een belangrijke oorzaak van moeder- en kindsterfte.

Onder subsidies worden gedurende de periode 2021-2025 zeven partnerschappen ondersteund. Deze zÄłn vooral gericht op versterking van maatschappelijk middenveld in lage en middeninkomenslanden, waardoor kennis over en toegang tot gezondheidsdiensten wordt vergroot op het terrein van onder andere veilige abortus, anticonceptie en moeder en kindzorg. Ook de Nederlandse bijdragen aan het Global Fund voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria (GFATM) en de bijdrage aan Gavi, dat zich via kinderimmunisatie inzet tegen kindsterfte, zijn onder subsidies ondergebracht.

Via opdrachten wordt het Product Development Programma (PDP) gefinancierd, deze publiek-private samenwerking is gericht op het bevorderen van de ontwikkeling met bedrijven van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica om armoede en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen (zoals hiv/aids en antimicrobiële resistentie) te voorkomen en te bestrijden.

Een aantal internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid, krijgt algemene vrijwillige en/of geoormerkte bijdragen (zoals de WHO, UNFPA en UNAIDS). Met hen werkt Nederland aan het versterken van primaire gezondheidssystemen en toegang tot basisgezondheidzorg voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Vanwege hun omvang, bereik en schaalvoordelen zijn deze spelers succesvol gebleken, bijvoorbeeld in het aanwenden van hun invloed om via gezamenlijke inkoop lagere prijzen te bedingen voor zeer noodzakelijke gezondheidsmiddelen. Ook steunt Nederland het Global Financing Facility for Every Woman, Every Child. Dit fonds van de Wereldbank steunt lage- en lage-middeninkomens landen in het versterken van hun gezondheidssystemen, zoals goede moeder- en kindzorg.

Met de bezuinigingen in 2025 korten we op de uitvoering van de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie, inclusief de versterking van SRGR en de bestrijding van hiv/aids. Resultaat daarvan is dat minder vrouwen, kinderen en andere kwetsbare groepen toegang krijgen tot basisgezondheidszorg en preventieve zorg dan gepland. Nederland blijft echter een belangrijke donor op het gebied van mondiale gezondheid. De bezuiniging wordt zorgvuldig ingevuld. 

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Drie instrumenten richten zich op het versterken van vrouwenrechten en gendergelijkheid: Leading from the South (LFS) II, Power of Women (POW) en Women, Peace and Security (WPS). Vanuit begrotingsartikel 3.2 worden daarnaast ook bijdragen aan organisaties zoals de vrouwenorganisatie van de VN gedaan en worden middelen gedecentraliseerd naar ambassades voor bijdragen op landenniveau.

Het LFS II programma ondersteunt via vier fondsen direct vrouwenrechtenorganisaties in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld lokale initiatieven ter verbetering van toegang tot schoon drinkwater en gelijke landrechten voor vrouwen.

Het POW programma wordt uitgevoerd door zes consortia van vrouwenrechtenorganisaties. Activiteiten die hierbinnen gesteund worden zÄłn gericht op politieke en economische participatie en leiderschap van vrouwen en het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes.

Het WPS instrument ondersteunt acht consortia van NGO’s en draagt bij aan de uitvoering van het vierde Nederlands Actieplan 1325 ((2021 ‒ 2025) naar aanleiding van de gelijknamige resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waar Nederland zich voor sterk heeft gemaakt.2Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de steun voor een volwaardige rol van vrouwen bij het oplossen van gewelddadige conflicten binnen en tussen landen, omdat de vrede daardoor een bewezen grotere kans van slagen heeft, en bescherming van vrouwen en meisjes in conflictsituaties.

Door de bezuinigingen zal de ruimte voor uitgaven in 2025 voor nieuw op te starten programma’s beperkt zijn.

3.3 Maatschappelijk middenveld

De in 2021 gestarte 42 strategische partnerschappen onder het beleidskader Versterking MaatschappelÄłk Middenveld lopen in december 2025 ten einde. De partnerschappen richten zich op de versterking van maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden die bijdragen aan een aantal thema’s. Een voorbeeld is het partnerschap Right2Grow, dat zich inzet voor goede voeding en toegang tot water, sanitatie en hygiĂ«ne voor kinderen. In het najaar 2024 besluit het kabinet over de toekomst van het VMM-beleid.

Ook in 2025 steunt BHO het CIVICUS-netwerk, dat de handelings­ruimte voor maatschappelijke organisaties mondiaal in kaart brengt. Een andere partner is ICNL. Deze organisatie ondersteunt overheden en NGO’s voor een adequate wetgeving, zodat maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen voldoende ruimte hebben om zich vrij te uiten.

Via het Civic Space Fund (CSF), gekanaliseerd via ambassades, worden direct lokale partners gesteund. De drempel voor de Flex-optie van het Civic Space Fund zal op EUR 25.000 blijven, een wijziging die is doorgevoerd naar aanleiding van de motie Hammelburg (36 200 XVII nr 16).

Door de beoogde bezuiniging in 2025 is er minder geld beschikbaar om in te zetten op het vergroten van de maatschappelijke ruimte en het versterken van maatschappelijke organisaties op dit gebied.

3.4 Onderwijs

In 2023 werd de focus van de Nederlandse onderwijsinzet verlegd naar beroeps- en hoger onderwijs. Relevante programma’s op het gebied van beroeps- en hoger onderwijs in onze partnerlanden richten zich nu op de thema’s water, voedselzekerheid en gezondheid. Hiermee investeren we in kennisopbouw en het noodzakelijke menselijk kapitaal. Door stageplaatsen en leer-werkplekken in het bedrijfsleven te realiseren, verbeteren we de aansluiting van beroeps- en hoger onderwijs op de marktvraag.

Het kennis- en capaciteitsopbouwprogramma Orange Knowledge Programme (OKP) loopt in december 2024 ten einde. De Nederlandse deelname aan het Global Partnership for Education (GPE) wordt na afloop van het lopende contract in 2025 beëindigd. Onderwijsprojecten die aflopen, worden niet gecontinueerd.

Door de bezuiniging op artikel 3.4 is er minder geld beschikbaar voor de investeringen in beroeps- en hoger onderwijssystemen.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtsstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op bescherming, onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen met nadruk op de focusregio’s (Sahel, MENA en Hoorn van Afrika). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensie begroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.
  2. Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance).
  3. Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.
  4. Programma’s gericht op opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.
  5. Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan betere migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding van mensensmokkel/handel en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  1. Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en ‘legitieme stabiliteit’ in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA en Hoorn van Afrika regio’s en Grote Meren van Afrika. Onder deze programma’s valt ook inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en clustermunitie programma’s.
  2. De nadruk ligt daarbij op het bereiken van resultaten onder SDG16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.
  3. Innovatie richt zich vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema’s en programma’s binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijenversterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.
  4. Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.
  5. Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.
  6. Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.
  7. Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/ EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.
  8. Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschappen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  1. Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.
  2. Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
  3. Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.
  4. Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het ‘Comprehensive Approach Action Plan’, het ‘EU-wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.
  5. Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaal-economische wederopbouw.
  6. Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen, inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidswijzigingen

Binnen dit artikel hebben zich geen beleidswijzigingen voorgedaan.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 1.761.552 1.092.768 369.343 697.177 812.747 506.450 641.976
Uitgaven 1.113.608 1.085.967 951.204 841.714 804.232 900.790 975.323
4.1 Humanitaire Hulp 637.858 594.017 473.901 411.058 376.184 421.247 456.057
Subsidies (regelingen) 151.331 122.000 122.000 122.000 122.000 122.000 122.000
Noodhulpprogramma's 151.331 122.000 122.000 122.000 122.000 122.000 122.000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 486.527 472.017 351.901 289.058 254.184 299.247 334.057
Noodhulpprogramma's 341.110 357.000 236.884 203.041 168.167 213.230 248.040
Noodhulpprogramma's non-ODA 417 1.017 1.017 1.017 1.017 1.017 1.017
UNHCR 35.000 35.000 35.000 26.000 26.000 26.000 26.000
UNRWA 37.000 19.000 19.000 14.000 14.000 14.000 14.000
Wereldvoedselprogramma 73.000 60.000 60.000 45.000 45.000 45.000 45.000
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking 266.912 291.295 297.015 266.925 258.068 289.065 313.010
Subsidies (regelingen) 5.197 15.500 15.500 14.000 13.000 13.000 13.000
Opvang in de regio 5.197 12.500 12.500 11.000 10.000 10.000 10.000
Migratie en ontwikkeling 0 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 261.715 275.795 281.515 252.925 245.068 276.065 300.010
Opvang in de regio 201.286 219.795 230.515 208.925 205.068 231.065 251.010
Migratie en ontwikkeling 60.429 56.000 51.000 44.000 40.000 45.000 49.000
4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling 208.838 200.655 180.288 163.731 169.980 190.478 206.256
Subsidies (regelingen) 57.433 55.453 53.709 48.422 54.378 60.933 65.971
Legitieme stabiliteit 6.426 7.000 10.092 9.900 13.800 15.450 16.750
Inclusieve vredes- en politieke processen 8.674 15.500 11.927 10.800 9.500 10.600 11.500
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 818 0 0 0 0 0 0
Functionerende rechtsorde 41.515 32.953 31.690 27.722 31.078 34.883 37.721
Opdrachten 0 1.500 1.376 300 1.100 1.225 1.325
Inclusieve vredes- en politieke processen 0 1.500 1.376 300 1.100 1.225 1.325
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 151.405 143.702 125.203 115.009 114.502 128.320 138.960
Legitieme stabiliteit 4.000 4.000 3.000 3.600 8.750 9.800 10.600
Functionerende rechtsorde 94.739 103.202 90.108 81.300 74.870 83.990 91.055
Inclusieve vredes- en politieke processen 52.666 36.500 32.095 30.109 30.882 34.530 37.305
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 92%
Bestuurlijk gebonden 3%
Beleidsmatig gereserveerd 5%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

Het budget voor humanitaire hulp is voor het merendeel juridisch verplicht.

De bijdragen aan UNHCR, UNRWA en het Wereldvoedselprogramma zijn geheel juridisch verplicht. Voor wat betreft de bijdragen noodhulpprogramma’s is ca. EUR 178 miljoen juridisch verplicht.

In 2022 zijn meerjarige subsidies verleend aan de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Nederlandse Rode Kruis onder het subsidiebeleidskader Humanitaire hulp 2022–2026. Dit subsidieplafond is geheel benut. Daarnaast zijn voor de versterking van de Humanitaire sector in 2024 subsidies verstrekt. Het begrote bedrag voor subsidies is daarmee geheel juridisch verplicht.

Het beleidsmatig gereserveerde bedrag is bestemd voor verdere invulling aan crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp waaronder de «country-based pooled funds» en een ophoging van de bijdrage aan het Central Emergency Relief Fund (CERF). Binnen het humanitaire budget blijft een bedrag voor acute crises gereserveerd, in aanvulling op het bestaande instrumentarium (DRA, CERF).

Ook het artikelonderdeel opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking is vrijwel volledig juridisch verplicht.

De subsidies zijn geheel juridisch verplicht, volgend uit toekenningen uit het subsidiebeleidskader ‘Migration and Displacement 2023-2028’.

De bijdragen zijn juridisch verplicht voor ca. EUR 292 miljoen, dit betreft met name:

  1. Het bilaterale partnerschapsprogramma PROSPECTS met de Wereldbank, IFC, UNHCR, UNICEF en ILO.
  2. Het bilaterale partnerschap programma COMPASS met IOM.
  3. Bijdragen aan de opvang van vluchtelingen in de Afghanistan regio, OekraĂŻne regio, Mena en Hoorn van Afrika.

Bestuurlijk gebonden is een toekenning aan ambassades in de regio’s MENA, Hoorn van Afrika en Afghanistan om lokalisering op dit thema te bevorderen.

Binnen het bilaterale partnerschapsprogramma PROSPECTS is een deel wel toegezegd, maar nog niet gecommitteerd. Dit bestuurlijk verplichte deel betreft het opportunity fund, waarmee ingespeeld kan worden op opkomende ontwikkelingen en kansen.

De programma's op het gebied van veiligheid en rechtstaatontwikkeling (artikel 4.3) zijn geheel verplicht. Juridisch is ca. 86% verplicht en bestuurlijk ca. 14%. Dit betreft landenprogramma’s waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen.

Subsidies verstrekt uit centrale middelen betreft onder meer het strategische partnerschap met VNG-I. In 2024 zijn subsidies toegekend onder het subsidiebeleidskader ‘Contributing to safe and peaceful societies’.

De bÄłdragen verstrekt uit centrale middelen voor veiligheid en rechtsstaatontwikkeling betreft o.a. het VN Peace Building Fund. Hiernaast zijn bijdragen voor veiligheid en rechtsorde verplicht aan het UN programma Global Programme Rule of Law & Human Rights, UNDP-DPPA Joint programme conflict prevention, het Multi-Year Appeal van UNDPPA, IDEA, ICMP en IDLO.

Onder opdrachten is het begrote bedrag volledig verplicht in een onderzoeksprogramma onder een consortium geleid door Clingendael.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De bezuinigingen vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen voor 2026 en verder tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Dit is een technische verdeling: het parlement wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen en zal dan een overzicht ontvangen van de uiteindelijke bezuinigingen en de voorziene impact hiervan. Dit betekent ook dat de verdeling van de bezuiniging over thema’s en artikelen op een later begrotingsmoment nog zal wijzigen. Voor 2025 zijn de bezuinigingen pro rata ingeboekt omwille van zorgvuldigheid en om te verzekeren dat de overheid zich aan zijn contracten en verplichtingen kan houden.

4.1 Humanitaire Hulp

Onder dit artikel vallen:

  1. Ongeoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van  humanitaire hulp;
  2. Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNRWA, UNICEF, WHO en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit;
  3. Crisisspecifieke bijdragen aan VN-organisaties, het (Internationale) Rode Kruis en subsidies aan Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance-DRA);
  4. Bijdragen ten behoeve van versterking van de responscapaciteit van lokale actoren en innovatie van het humanitaire systeem, waaronder het anticiperen op rampen;
  5. Bijdragen ten behoeve van de integratie van specifieke thema’s in humanitaire hulp, zoals geestelijke gezondheid en psychosociale steun;
  6. Bijdragen en opdrachten ten behoeve van kennis en trainingen (internationaal) op het gebied van Humanitaire Hulp waaronder Humanitaire toegang.

Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Tweede Kamer aan het begin van het nieuwe begrotingsjaar over de humanitaire crises en de Nederlandse financiële en diplomatieke inzet op het gebied van humanitaire hulp en kijkt daarbij ook terug op het voorgaande jaar.

Gezien de ombuigingen op de BHO-begroting zullen de bijdragen aan humanitaire hulp in 2025 lager uitvallen dan de bijdragen van het afgelopen jaar. Doordat besloten is om bestaande contracten en verplichtingen te respecteren, is in 2025 minder geld beschikbaar voor landenspecifieke hulp via VN-fondsen.

4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

Opvang en bescherming in de regio

Nederland draagt bij aan een strategisch samenwerkingskader met vijf internationale organisaties waarbinnen landen specifieke programma’s worden uitgewerkt, met de focus op onderwijs en werk voor vluchtelingen en kwetsbare lokale bevolking. Dit zogenaamde PROSPECTS programma voorziet in een strategische beleidsdialoog met deze organisaties die een voortrekkersrol spelen bij de transformatie van een aanpak humanitaire hulp naar blijvende ontwikkeling in landen die veel vluchtelingen opvangen.

Nederland steunt via subsidies en bijdragen programma’s gericht op onderwijs voor vluchtelingenkinderen, toegang tot voorzieningen, bescherming van kwetsbare groepen en werk voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.

Verlaging van het budget voor opvang in de regio betekent dat de ambities om perspectief te bieden aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in de regio van herkomst, voor 2025 naar beneden worden bijgesteld.

Migratiesamenwerking

Nederland draagt in het kader van migratiesamenwerking bij aan programma’s voor migratie en ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten, bestrijding mensensmokkel/-handel, datacollectie en onderzoek, voorkomen van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer en herintegratie.

Daarnaast worden bijdragen verleend aan de vrijwillige terugkeer uit Nederland en de herintegratie in hun eigen land van ex-asielzoekers uit ontwikkelingslanden. Dat gebeurt via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en maatschappelijke organisaties.

Het budget van migratiesamenwerking wordt tevens ingezet om de migratiepartnerschappen vorm te geven die Nederland heeft met een aantal landen die van grote relevantie zijn wat migratie betreft. Er wordt ook ingezet op verbreding van deze bilaterale migratiepartnerschappen, waartoe middelen vanuit andere begrotingsonderdelen worden ingezet in het kader van migratiesamenwerking.

4.3 Veiligheid en Rechtsorde

Bevordering van vredes- en politieke processen, bestaande uit stabilisatie, conflictpreventie en -bemiddeling op lokaal en nationaal niveau, wordt voor het overgrote deel uitgevoerd via subsidies aan een mix van Nederlandse en internationale NGO’s. Daarnaast wordt bijgedragen aan het United Nations Peace Building Fund. Via onder meer het Geneva Centre for Security Sector Governance and Reform (DCAF) draagt Nederland bij aan een meer effectieve en transparante veiligheidssector in ontwikkelingslanden – belangrijk ter bescherming van mensen en om escalatie te voorkomen.

Versterking van de rechtsstaat en goed bestuur wordt gefinancierd via subsidies aan zowel internationaal als lokaal opererende organisaties op het gebied van toegang tot recht en versterking van lokaal bestuur. Ook wordt bijgedragen aan programma’s van International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA) en International Development Law Organization (IDLO). De interventies richten zich bijvoorbeeld op het bevorderen van regelgeving en efficiĂ«nte nalevingsmechanismen op het gebied van landrechten en de versterking van het lokale ondernemersklimaat.

De bezuiniging op het budget van veiligheid en rechtsorde is vooralsnog zoveel mogelijk gespreid over de huidige landen en thema’s. Er zullen minder middelen beschikbaar zijn voor nieuwe verplichtingen waardoor minder resultaten zullen worden bereikt dan eerder voorzien.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren, het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en steun aan OekraĂŻne.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  1. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
  2. Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.
  3. Reguliere bijdrage (sinds 1954) aan het Nederlandse assistent-deskundigen programma (onderdeel van breder VN-programma) waarmee recent afgestudeerden in de gelegenheid worden gesteld om internationale werkervaring op te doen binnen de VN en daarmee bij te dragen aan beleid en uitvoering van activiteiten van VN organisaties die zich met ontwikkelingshulp bezighouden. Programma heeft ook tot doel het aantal Nederlanders werkzaam bij de VN te vergroten.
  4. Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
  5. Het geĂŻntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.
  6. Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling, zoals KNVB WorldCoaches.
  7. Steun aan OekraĂŻne via verschillende kanalen.

Stimuleren

  1. Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.
  2. Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
  3. Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
  4. Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
  5. Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken. ↔
  6. In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
  7. Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
  8. Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.
  9. Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDG’s.

Regisseren

  1. De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingshulp.
  2. De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

C. Beleidswijzigingen

Voor betere coördinatie op het OekraĂŻne-dossier is besloten om in de Begrotingen 2025 van BHO en BZ een separaat subartikel voor OekraĂŻne in te richten. Op de BHO-begroting worden de budgetten voor steun aan OekraĂŻne gebundeld onder subartikel 5.3. Bestaande budgetten op de BHO-begroting voor de financiering van steun aan OekraĂŻne worden overgebracht naar dit nieuwe subartikel. Hieronder vallen onder andere de thema’s wederopbouw en humanitaire hulp.

Het verplichtingenbudget voor de 13e middelenaanvulling van het International Fund for Agricultural Development (IFAD) wordt van 2025 naar 2024 verschoven, omdat de verplichting in 2024 wordt aangegaan voor de middelenaanvulling voor de jaren 2025-2027. Nederland draagt EUR 92,5 miljoen bij aan IFAD voor de periode ​2025-2027 (IFAD-13). Dit betekent een toename van EUR 20 miljoen ten opzichte van de vorige bijdrage voor de periode 2022-2024.

Als onderdeel van de Financing for Development agenda zal de VN-conferentie Financing for Development 4 in Spanje in de zomer van 2025 aandacht vragen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 476.609 1.202.461 282.321 465.573 59.389 84.458 121.470
Uitgaven 423.147 433.144 508.313 245.454 296.361 458.073 519.439
5.1 Multilaterale samenwerking 341.316 376.995 196.007 172.027 173.061 194.090 208.423
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 341.316 376.995 196.007 172.027 173.061 194.090 208.423
UNIDO 1.531 1.950 1.950 1.950 1.950 1.950 1.950
UNDP 30.000 39.000 34.000 20.000 18.000 20.000 20.000
UNICEF 33.000 44.000 38.806 20.000 18.000 20.000 23.000
Speciale multilaterale activiteiten 8.847 14.587 8.946 10.163 16.516 33.222 46.558
Assistent deskundigenprogramma 7.981 9.000 9.000 9.000 9.000 9.000 9.000
Internationale Financiële Instellingen 6.516 23.058 3.531 8.324 8.324 8.324 8.324
Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen 79.789 87.789 91.663 94.479 93.160 93.483 91.480
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken 6.652 8.111 8.111 8.111 8.111 8.111 8.111
Bijdrage aan IFI's voor steun OekraĂŻne 167.000 149.500 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 0 0
5.2 Overig armoedebeleid 81.831 110.496 77.624 73.427 92.594 89.215 96.902
Subsidies (regelingen) 7.791 10.367 6.772 6.260 6.096 7.034 8.091
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 7.211 9.717 6.122 5.610 5.446 6.384 7.441
Nationale SDG implementatie 580 650 650 650 650 650 650
Opdrachten 731 586 290 290 290 290 290
Nationale SDG implementatie 88 86 290 290 290 290 290
Programmamiddelen OekraĂŻne - In-kind steun 643 0 0 0 0 0 0
Programmamiddelen OekraĂŻne 0 500 0 0 0 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 73.309 79.543 70.562 66.877 86.208 81.891 88.521
UNESCO 4.336 4.400 4.400 4.400 4.400 4.400 4.400
Diverse ondersteunende activiteiten 519 4.475 5.371 4.193 20.660 19.886 19.971
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 2.322 2.381 656 800 658 658 658
Schuldverlichting 62.341 61.785 58.600 56.172 59.317 56.749 63.275
Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking 81 250 228 203 173 198 217
Verdragsmiddelen Suriname 3.710 6.252 1.307 1.109 1.000 0 0
Nog te verdelen 0 20.000 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 20.000 0 0 0 0 0
5.3 OekraĂŻne (XVII) 0 0 237.000 0 0 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 0 0 185.000 0 0 0 0
Humanitaire hulp 0 0 25.000 0 0 0 0
Steun en wederopbouw OekraĂŻne via IFIs 0 0 95.000 0 0 0 0
Energieherstel 0 0 65.000 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 52.000 0 0 0 0
Onverdeelde programmamiddelen OekraĂŻne (XVII) 0 0 52.000 0 0 0 0
5.4 Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 ‒ 54.347 ‒ 2.318 0 30.706 174.768 214.114
Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 ‒ 54.347 ‒ 2.318 0 30.706 174.768 214.114
Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 ‒ 54.347 ‒ 2.318 0 30.706 174.768 214.114
Ontvangsten 76.256 55.806 39.225 34.354 30.749 28.908 27.922

Budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht 53%
Bestuurlijk gebonden 36%
Beleidsmatig gereserveerd 11%
Nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De Algemene Vrijwillige Bijdragen aan UNDP en UNICEF zijn tot en met 2025 verplicht, per 2026 zijn deze bijdragen opgenomen als beleidsmatig gereserveerd. Voor de Internationale Financiële Instellingen liggen de verplichtingen langjarig vast. Daarnaast zijn er budgetten op artikelonderdelen «Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling» en «Diverse ondersteunende activiteiten» nog niet juridisch verplicht. Binnen het nieuwe artikelonderdeel «Oekraïne» is 78% van de uitgaven bestuurlijk gebonden en is het overige budget beleidsmatig gereserveerd.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De bezuinigingen vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen voor 2026 en verder tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Dit is een technische verdeling: het parlement wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen en zal dan een overzicht ontvangen van de uiteindelijke bezuinigingen en de voorziene impact hiervan. Dit betekent ook dat de verdeling van de bezuiniging over thema’s en artikelen op een later begrotingsmoment nog zal wijzigen. Voor 2025 zijn de bezuinigingen pro rata ingeboekt omwille van zorgvuldigheid en om te verzekeren dat de overheid zich aan zijn contracten en verplichtingen kan houden.

5.1 Multilaterale Samenwerking

Onder dit artikel vallen activiteiten die armoede bestrijden in ontwikkelingslanden en een belangrijke bijdrage leveren aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen en klimaatafspraken:

  1. Bijdragen aan VN-instellingen, zoals UNDP, UNICEF en UNIDO.
  2. Bijdragen aan de begrotingen van Internationale Financiële Instellingen (IFI's), waaronder regionale ontwikkelingsbanken zoals de African Development Bank (AfDB) en fondsen via middelenaanvullingen en kapitaalverhogingen.
  3. Bijdragen aan specifieke programma’s en fondsen van VN-instellingen voor specifieke doeleinden (zogenaamde ‘trustfunds’) en het assistent deskundigenprogramma.
  4. Als gevolg van de bezuinigingen worden de bijdragen voor capaciteitsontwikkeling voor schuldenmanagement, financiële transparantie en accountability teruggebracht. Daarnaast is de financiering van CARTAC (via IMF) en Global Data Facility geschrapt; de financiering van AFRITAC wordt naar 2027 geschoven. Het opnieuw financieren van DMFAS en ALSF wordt herzien. 

5.2 Overig Armoedebeleid

Onder dit artikel vallen de volgende activiteiten:

  1. Compensatie van de Wereldbank (IDA) en de regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichtingsactiviteiten, zoals Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI). Dit geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte om een sterker eigen armoedebeleid te voeren.
  2. Binnen de ruimte die nog beschikbaar is, is de bezuiniging in 2025 voornamelijk verwerkt als korting op het onderdeel schuldverlichting, bestaande uit een verplichtingenschuif van 2025 naar 2024 voor het gehele IFAD schuldverlichtingsdeel en de verschuiving van de voorgenomen overmaking van de 2025-tranche naar 2026 en 2027.
  3. Activiteiten op de posten voor kortlopende, eenjarige ODA-activiteiten, en activiteiten op het gebied van sport.
  4. Activiteiten op het gebied van cultuur en ontwikkeling. Deze bestaan onder meer uit bijdragen aan het Prins Claus Fonds, de noodhulporganisatie voor erfgoed Cultural Emergency Response en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Deze partners werken allen aan doelstellingen binnen het internationaal cultuurbeleid, bijvoorbeeld door promotie van de innovatieve kracht van de creatieve industrie. Steun aan culturele organisaties in BHO-partnerlanden draagt bij aan culturele ontwikkeling en levert een bijdrage aan bilaterale en internationale betrekkingen en Nederlands bredere BHO-doelstellingen. Erfgoed noodhulp voorziet in stabilisatie van beschadigd erfgoed en training van erfgoedprofessionals om objecten tijdig in veiligheid te brengen.
  5. Impact van de bezuiniging in 2025 op bovenstaande thema’s is dat de steun aan genoemde organisaties gekort is ten opzicht van de in het Internationaal Cultuurbeleid toegezegde bijdragen (het ICB is in januari 2024 aan uw Kamer gestuurd).
  6. Bijdrage aan UNESCO, waarvan EUR 1,8 miljoen kwalificeert als non-ODA.
  7. Eventuele koersverliezen worden op dit artikel geregistreerd. Deze verliezen kunnen zich voordoen als betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar afwijken van de door het ministerie vooraf vastgestelde corporate rate.

5.3 OekraĂŻne

Op dit artikelonderdeel worden de budgetten voor steun aan Oekraïne gebundeld. Hieronder vallen onder andere de thema’s wederopbouw en humanitaire hulp.

5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

Het ODA-budget is aangepast als gevolg van de ontwikkeling van het BNI tot en met de Voorjaarsnota (CEP van het CPB). Het ODA-budget is niet aangepast naar aanleiding van de Macro Economische Verkenning. Er kan sprake zijn van wijzigingen in toerekeningen aan het ODA-budget, zoals de toerekening van uitgaven van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om onder andere deze fluctuaties op te vangen, zodat niet direct hoeft te worden ingegrepen in ODA-programma’s.

De buffer is vrijwel volledig ingezet om de ombuigingen uit het Hoofdlijnenakkoord zoveel mogelijk op te vangen. De rest van de ombuiging is verdeeld over de verschillende departementale begrotingen met ODA-budget. Over de precieze beleidsmatige invulling van deze resterende ombuiging wordt uw Kamer op een later moment geĂŻnformeerd.

De toerekening van uitgaven van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen is in het Hoofdlijnenakkoord gemaximeerd op 10% van het ODA-budget vanaf 2027. Op dit moment is de toerekening lager dan 10% van het budget. Het verschil tussen de huidige toerekening en de maximale toerekening blijft zekerheidshalve op de buffer staan.

Ontwikkelingen verdeelartikel 5.4

Hieronder wordt een overzicht gepresenteerd van de mutaties die hebben plaatsgevonden op het verdeelartikel tussen begroting 2024 en begroting 2025.

Stand Miljoenennota 2024 166 203 1.106 1.688 0
Aanpassing asielraming ‒ 135 ‒ 407 0 0 0
Aanpassing BNI-raming voorjaar '24 102 106 102 113 125
Desaldering 0 0 0 0 0
Extrapolatie 0 0 0 0 1.944
HGIS-besluitvorming ‒ 22 ‒ 16 ‒ 18 ‒ 17 ‒ 15
Kasschuif amendement Grinwis c.s. 0 0 0 ‒ 70 0
Kasschuif ter dekking van asiel ‒ 114 114 0 0 0
Verwerking Hoofdlijnenakkoord - ombuiging ODA 0 0 ‒ 1.161 ‒ 1.539 ‒ 1.840
Stand Miljoenennota 2025 ‒ 2 0 31 175 214

Toelichting

  1. Als gevolg van hoger dan verwachte uitgaven aan eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen, is dit bedrag aanvullend overgeboekt van de buffer op artikel 5.4 naar de begroting van JenV. Het resterende benodigde bedrag is omgebogen op de programmabudgetten BHO.
  2. De raming van het BNI door het CPB in het voorjaar 2024 viel hoger uit dan eerder verwacht. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van het ODA-budget.
  3. Er is sprake van beperkt hogere ontvangsten vanuit de EIB. Deze ontvangen middelen kunnen opnieuw ingezet worden voor activiteiten, daarom wordt het uitgavenbudget verhoogd.
  4. De extrapolatie is een technische mutatie in verband met het toevoegen van het jaar 2029 aan de begrotingshorizon.
  5. Uit de HGIS-besluitvorming volgt een mutatie. Dit heeft met name te maken met de toekenning van structurele ODA LPO-middelen aan de BZ-, OCW-, en JenV-begroting.
  6. Het amendement Grinwis c.s., aangenomen tijdens de behandeling van de Suppletoire begroting Prinsjesdag 2023 (36 435 XVII, nr. 15), haalt EUR 70 miljoen uit het verdeelartikel in 2028 naar 2023 ter demping van de ombuigingen als gevolg van de asieltegenvaller bij Voorjaarsnota 2023.
  7. Om de tegenvaller als gevolg van hogere asieluitgaven zoveel mogelijk uit de buffer te dekken, heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2025 naar 2026.
  8. Een deel van de ombuigingen op ODA uit het Hoofdlijnenakkoord zijn opgevangen door de buffer op verdeelartikel 5.4. Het resterende bedrag is verdeeld over de verschillende departementen met ODA-budget.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 5 betreffen restituties op ontwikkelingshulpprogramma’s die een lagere realisatie kennen dan oorspronkelijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Ook worden de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen van de NIO op dit artikel verwerkt. Daarnaast worden koerswinsten, als deze zich voordoen, op dit artikel geregistreerd.

4. Bijlagen

Bijlage 1: ZBO's en RWT's

Invest International Development B.V. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp RWT 1.2 9,78 mln.
Invest International Public Programmes B.V. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp RWT 1.2 8,499 mln.
Invest International Public Programmes B.V. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp RWT 1.3 131 mln.
Invest International Development B.V. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp RWT 1.3 5,0 mln.

Bijlage 2: Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de ontwerpbegroting 2024 en de ontwerpbegroting 2025 en opmerkelijke verschillen nader toegelicht.

Stand ontwerpbegroting 2024 601 497 573 695 644 857 701 979 701 979 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 5 596 3 803 ‒ 31 085 7 100 7 100 711 179
Mutaties suppletoire begroting september 2024 42 450 ‒ 50 ‒ 50 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 ‒ 40 631 ‒ 74 496 ‒ 164 666 ‒ 113 074 ‒ 73 476
Stand ontwerpbegroting 2025 649 543 536 817 539 226 544 413 596 005 637 703

Artikel 1 Uitgaven toelichting

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting volgens de verdeling die u hierboven ziet. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Stand ontwerpbegroting 2024 14 000 14 000 14 000 14 000 14 000 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 0 0 0 0 0 14 000
Mutaties suppletoire begroting september 2024 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 14 000 14 000 14 000 14 000 14 000 14 000

Artikel 1 Ontvangsten toelichting

Er vinden geen mutaties plaats op de ontvangsten.

Stand ontwerpbegroting 2024 905 844 997 733 1 077 633 1 143 882 1 143 882 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 28 943 ‒ 57 ‒ 74 324 43 43 1 141 825
Mutaties suppletoire begroting september 2024 145 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 ‒ 88 873 ‒ 151 575 ‒ 316 487 ‒ 217 335 ‒ 140 478
Stand ontwerpbegroting 2025 934 932 908 803 851 734 827 438 926 590 1 001 347

Artikel 2 Uitgaven toelichting

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting volgens de verdeling die u hierboven ziet. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Stand ontwerpbegroting 2024 802 998 753 679 809 384 897 979 897 979 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 21 725 6 725 ‒ 70 234 2 155 2 155 900 134
Mutaties suppletoire begroting september 2024 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 ‒ 67 415 ‒ 97 626 ‒ 248 981 ‒ 170 978 ‒ 110 718
Stand ontwerpbegroting 2025 824 723 692 989 641 524 651 153 729 156 789 416

Artikel 3 Uitgaven toelichting

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting volgens de verdeling die u hierboven ziet. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Stand ontwerpbegroting 2024 1 012 165 1 044 062 1 065 301 1 112 260 1 112 260 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 15 000 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 43 802 ‒ 198 ‒ 76 799 ‒ 99 0 1 112 260
Mutaties suppletoire begroting september 2024 15 000 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 ‒ 92 660 ‒ 146 788 ‒ 307 929 ‒ 211 470 ‒ 136 937
Stand ontwerpbegroting 2025 1 085 967 951 204 841 714 804 232 900 790 975 323

Artikel 4 Uitgaven toelichting

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting volgens de verdeling die u hierboven ziet. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Stand ontwerpbegroting 2024 318 214 450 799 499 875 1 455 701 2 036 819 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 64 000 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 112 952 85 369 ‒ 223 404 88 504 29 313 2 404 097
Mutaties suppletoire begroting september 2024 ‒ 62 022 ‒ 2 318 ‒ 2 318 ‒ 2 318 ‒ 2 318 ‒ 2 318
Nieuwe mutaties 0 ‒ 25 537 ‒ 28 699 ‒ 1 245 526 ‒ 1 605 741 ‒ 1 882 340
Stand ontwerpbegroting 2025 433 144 508 313 245 454 296 361 458 073 519 439

Artikel 5 Uitgaven toelichting

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting volgens de verdeling die u hierboven ziet. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Stand ontwerpbegroting 2024 43 815 39 126 34 254 30 648 28 806 0
Mutatie Nota van wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 11 991 99 100 101 102 27 922
Mutaties suppletoire begroting september 2024 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 55 806 39 225 34 354 30 749 28 908 27 922

Artikel 5 Ontvangsten Toelichting

Alle mutaties op de ontvangsten op artikel 5 zijn reeds toegelicht in de Eerste suppletoire begroting 2024.

Bijlage 3: Moties en toezeggingen

21-9-2023 Algemene Politieke Beschouwingen d.d. 21 september 2023 Motie 36 410 nr. 55 - Eerdmans/Wilders over instellen van een rapporteur om het optrekken met partnerschaplanden voor het verplaatsen van asielopvang- en procedures buiten de EU in kaart te brengen Aan voldaan per brief d.d. 3 november 2023, Kamerstuk 32 317 nr. 861
25-9-2023 Algemene Politieke Beschouwingen d.d. 21 september 2023 Motie 36 410 nr. 22- Paternotte/Bontenbal over het afschaffen van fossiele voordelen tot diplomatiek speerpunt maken Motie wordt afgedaan door EZK
17-10-2023 Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 12 oktober 2023 Motie 21 501-02, nr. 2722 - Sjoerdsma over gehoor geven aan de noodkreet van de VN voor 100 miljoen Euro aan humanitaire hulp Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97
17-10-2023 Tweeminutendebat Landbouw- en visserijraad d.d. 11 oktober 2023 Motie 21 501-32, nr. 1582 - Teunissen c.s. over van de Europese Commissie eisen dat de EU-ontbossingsverordening niet wordt ondermijnd door de EU-Mercosur-onderhandelingen Aan voldaan per brief door LNV d.d. 30 november 2023, Kamerstuk 21 501-32 nr. 1602
17-10-2023 Begrotingsbehandeling Economische Zaken en Klimaat d.d. 12 oktober 2023 Motie 36 410-XIII, nr. 45 - Van Strien c.s. over onderzoeken hoe de positie van de Nederlandse industrie bij Europese aanbestedingen kan worden versterkt Motie wordt afgedaan door EZK
18-10-2023 Tweeminutendebat inf Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 17 oktober 2023 Motie 21 501-02, nr. 2739 - Klink over de Europese Commissie steunen in haar aanbeveling een risicobeoordeling inzake kritieke technologie uit te voeren Aan voldaan per brief door EZK d.d. 30 oktober 2023, Kamerstuk 22 112 nr. 3826
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 195 - Thijssen over het formuleren van beleid over hoe stakeholders als ngo’s en vakbonden betrokken worden bij de totstandkoming en monitoring van strategische partnerschappen Aan voldaan per brief d.d. 4 juni 2024, Kamerstuk 36 560-XVII nr. 6
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 196 - Thijssen/Amhaouch over in kaart brengen waar Nederlandse voedselexport de voedselproductie en bijbehorende lokale marktwerking van kleinschalige boeren en boerinnen in derde landen in de weg zit Aan voldaan per brief d.d. 22 mei 2024, Kamerstuk 31 787 nr. 17
27-10-2023 Tweeminutendebat Beleidscoherentie voor ontwikkeling d.d. 26 oktober 2023 Motie 36 180 nr. 84 - Van der Graaf over de sociale dimensie uitwerken tot een apart subdoel met indicatoren binnen het Actieplan beleidscoherentie Aan voldaan per brief d.d. 15 mei 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 98
27-10-2023 Tweeminutendebat Beleidscoherentie voor ontwikkeling d.d. 26 oktober 2023 Motie 36 180 nr. 88 - Thijssen over inzichtelijker maken of de SDG-toets daadwerkelijk wordt toegepast Aan voldaan per brief d.d. 15 mei 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 98
27-10-2023 Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2023 d.d. 26 oktober 2023 Motie 36 435-XVII nr. 10 - Thijssen c.s. over het uitstellen van een beslissing over het verstrekken van een exportkredietverzekering aan TotalEnergies Aan voldaan per brief d.d. 15 december 2023, Kamerstuk 26 485 nr. 432
27-10-2023 Tweeminutendebat Beleidscoherentie voor ontwikkeling d.d. 26 oktober 2023 Motie 36 180 nr. 85 - Van der Graaf over de analyse van het Nationaal Contactpunt OESO-Richtlijnen delen met de onderhandelaars van de Europese Commissie, de Europese Raad en het Europees Parlement in de triloog Aan voldaan per brief d.d. 12 april 2024, Kamerstuk 26 485 nr. 435
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 190 - Amhaouch over de ontwikkeling van onderwijs- en beroepsbevolkingsprogramma’s ook in de kortetermijnprioriteiten opnemen In behandeling
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 191 - Eppink over de toestand rond de veiligheid van commerciële boeren aan de orde stellen in de dialoog met de regering van Zuid-Afrika In behandeling
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 192 - Klink over bij nieuwe partnerschappen afspraken maken over economische ontwikkeling in Afrika In behandeling
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 193 - Klink over in Europa inzetten op een meer proactieve Global Gatewaybenadering om met Nederlandse publieke en private kennis en kunde meer ontwikkelingsimpact te bereiken In behandeling
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 194 - Hammelburg over trekker worden van een diplomatiek offensief opdat de onderhandelingen slagen en het klimaatschadefonds tot stand komt In behandeling
27-10-2023 Tweeminutendebat Afrikastrategie d.d. 26 oktober 2023 Motie 29 237 nr. 198 - Van der Graaf over bij de transpositie van de EU-richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid een grondige impacttoets uitvoeren In behandeling
27-10-2023 Tweeminutendebat Beleidscoherentie voor ontwikkeling d.d. 26 oktober 2023 Motie 36 180 nr. 86 - Klink over meten in welke mate de Nederlandse agrofoodsector bijdraagt aan duurzame ontwikkeling van voedsel- en voedingszekerheid in ontwikkelingslanden In behandeling
27-10-2023 Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2023 d.d. 26 oktober 2023 Motie 36 435-XVII nr. 11 - Thijssen/Van den Brink over het langjarig maximeren van de toerekening van eerstejaarsopvangkosten aan ODA-middelen In behandeling
30-1-2024 Nota-overleg Europese Raad van 1 februari 2024 d.d. 25 januari 2024 Motie 21 501-20, nr. 2010 - Van Baarle/Dassen over spoedig aanvullende middelen vrijmaken voor noodhulp aan de burgerbevolking in Gaza en de bezette Palestijnse gebieden Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 21 - Ram/Kamminga over het opbouwen van een gelijkwaardige handelsrelatie tussen Nederland en India Aan voldaan per brief d.d. 7 mei 2024, Kamerstuk 36410-XVII nr. 55
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 26 - Hirsch/Teunissen over binnen UPOV pleiten voor een uitzonderingspositie van kleinschalige en zelfvoorzienende boeren Motie wordt afgedaan door LNV
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 30 - Zeedijk c.s. over een kwantitatieve vergelijking van de publieke innovatiesubsidies per sector in de VS en Azië Motie wordt afgedaan door EZK
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 31 - Boswijk c.s. over de mogelijkheden onderzoeken voor het met Oekraïne delen van kennis en licenties ten aanzien van door Nederland geleverde middelen Motie wordt afgedaan door Defensie
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 32 - Boswijk over bij het sluiten van handelsverdragen kijken naar de kwetsbare positie van boeren in fragiele regio's Aan voldaan per brief d.d. 22 mei 2024, Kamerstuk 31 787 nr. 17
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 33 - Boswijk/Ceder over het benutten van de mogelijkheden van voedsel- en hulppakketten voor de Afghaanse bevolking Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 35 - Ceder c.s. over bij allocatie van humanitaire middelen prioriteit geven aan hulp via lokaal gewortelde organisaties Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 februari 2024 Motie 36 410-XIV, nr. 67 - Ouwehand/Grinwis over bij de Europese Commissie en in de Raad duidelijk maken dat Nederland een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen zal blokkeren In behandeling
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 20 - Ram over overleg met het bedrijfsleven en alle regio's over het bevorderen van de buitenlandse handel In behandeling
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 24 - Kamminga c.s. over onderzoek naar de effecten van invoering van het Mercosur-verdrag op de Nederlandse landbouwsector In behandeling
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 26 - Hirsch/Teunissen over binnen UPOV pleiten voor een uitzonderingspositie van kleinschalige en zelfvoorzienende boeren In behandeling
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 29 - Bamenga over een bilateraal akkoord met de VS voor liberalisering van handel die bijdraagt aan de energietransitie In behandeling
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 43 - Van Baarle c.s. over proactief internationaal draagvlak zoeken voor een internationaal herstelprogramma voor herstel en wederopbouw van Gaza In behandeling
6-2-2024 Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2024 Motie 36 410-XVII, nr. 44 - Teunissen c.s. over direct stoppen met exportkredietverzekeringen voor projecten met lagere dierenwelzijnsstandaarden dan de Nederlandse In behandeling
15-2-2024 Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 15 februari 2024 Motie 21 501-02, nr. 2831 - Tuinman over afzien van een voor Nederland visserijbeperkende inbreng In behandeling
15-2-2024 Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 15 februari 2024 Motie 21 501-02, nr. 2832 - Tuinman over in de gesprekken over de groene handelsagenda inzetten op ‘goede handel’, waarbij strategische autonomie, voedselzekerheid, en lokaal eigenaarschap leidend zijn In behandeling
20-3-2024 Debat staat van oorlog in Europa d.d. 14 maart 2024 Motie 21 501-20, nr. 2027 – Piri c.s. over sanctieomzeiling via de Euraziatische Economische Unie steviger aanpakken In behandeling
20-3-2024 Debat staat van oorlog in Europa d.d. 14 maart 2024 Motie 21 501-20, nr. 2034 – Brekelmans c.s. over een voortrekkersrol nemen voor een plan om bevroren Russische tegoeden in te zetten als onderpand voor financiĂ«le steun aan OekraĂŻne In behandeling
20-3-2024 Debat staat van oorlog in Europa d.d. 14 maart 2024 Motie 21 501-20, nr. 2029 – Piri c.s. over steun van het kabinet aan maatschappelijke initiatieven voor levensreddende steun en de wederopbouw in Oekraïne Aan voldaan per brief d.d. 7 juni 2024, Kamerstuk 36 045 nr. 183
20-3-2024 Debat staat van oorlog in Europa d.d. 14 maart 2024 Motie 21 501-20, nr. 2036 - Brekelmans c.s. over inventariseren welke maatregelen mogelijk zijn om Nederlandse bedrijven te stimuleren om activiteiten te ontplooien in Oekraïne, ondanks het huidige rode reisadvies Aan voldaan per brief d.d. 4 juni 2024, Kamerstuk 21501-02 nr. 2911
20-3-2024 Tweeminutendebat wapenexportbeleid d.d. 13 maart 2024 Motie 22 054 , nr. 407 – Tuinman over vestigingsklimaat, werkgelegenheid en nationale veiligheid meewegen bij het beoordelen van exportvergunningsaanvragen Aan voldaan per brief d.d. 29 mei 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 418
20-3-2024 Tweeminutendebat wapenexportbeleid d.d. 13 maart 2024 Motie 22 054, nr. 414 – Kahraman/Hirsch over richtlijnen vastleggen in het Verdrag van Aken over het intrekken of tegenhouden van exportvergunningen bij meningsverschillen tussen landen Aan voldaan per brief d.d. 29 mei 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 418
20-3-2024 Tweeminutendebat wapenexportbeleid d.d. 13 maart 2024 Motie 22 054, nr. 415 – Dobbe/Van Baarle over de Kamer informeren in geval van doorvoer van Nederlandse wapens of wapenonderdelen vanuit verdragslanden Aan voldaan per brief d.d. 29 mei 2024, Kamerstuk 22 054 nr. 418
20-3-2024 Debat staat van oorlog in Europa d.d. 14 maart 2024 Motie 21 501-20, nr. 2026 – Piri/Boswijk over onderzoeken hoe het bilaterale veiligheidsarrangement met Oekraïne verder kan worden bestendigd In behandeling
20-3-2024 Debat staat van oorlog in Europa d.d. 14 maart 2024 Motie 21 501-20, nr. 2028 – Piri c.s. over steun voor verlenging van de tijdelijke handelsliberalisering met Oekraïne In behandeling
17-4-2024 Debat buitengewone Europese Top van 17 en 18 april 2024 d.d. 16 april 2024 Motie 21 501-20, nr. 2075 - Van Campen/Boswijk over de Oekraïense landbouwsector maximaal ondersteunen en Russische ondermijning daarvan tegengaan In behandeling
18-4-2024 Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2024 d.d. 18 april 2024 Motie 21 501-02 nr. 2886 - Dobbe c.s. over via alle mogelijke kanalen hulpgoederen aan de bevolking van Soedan leveren zolang dat niet voldoende via land kan In behandeling
21-5-2024 Debat over de situatie in Gaza d.d. 16 mei 2024 Motie 23 432, nr. 529 - De Roon over onderzoeken hoe de rekening voor humanitaire hulp aan Gaza verhaald kan worden op de steenrijke Hamasmiljardairs In behandeling
21-5-2024 Debat over de Staat van de Europese Unie d.d. 16 mei 2024 Motie 36 476, nr. 3 – Klaver c.s. over in Europees verband pleiten voor beperkende maatregelen wat betreft import uit Rusland in het nucleair domein en van LNG In behandeling
25-6-2024 Nota-overleg Mensenrechtenbeleid d.d. 17 juni 2024 Motie 32 735 nr 389 - Dobbe over bij de EU pleiten voor het aan banden leggen van wapenleveranties aan landen die doorleveren aan strijdende partijen in Sudan In behandeling
25-6-2024 Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024 d.d. 19 juni 2024 Motie 36 550-XVII nr 10 - Hirsch cs over zich inspannen voor daadkrachtige en effectieve toegang tot hulp voor de burgers in Gaza om een einde te maken aan de hongersnood In behandeling
25-6-2024 Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024 d.d. 19 juni 2024 Motie 36 550-XVII nr 11 - Van Baarle cs over een uitvoeringsplan om de gereserveerde middelen zo spoedig mogelijk te kunnen benutten voor de wederopbouw van Gaza In behandeling
25-6-2024 Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024 d.d. 19 juni 2024 Motie 36 550-XVII nr 15 (gewijzigd) - Ram over onderzoeken of het mogelijk is exportvergunningen voor levering en onderhoud van defensieproducten voor de gehele contractduur te verstrekken In behandeling
25-6-2024 Debat Wijziging van de begrotingsstaat van BHOS (XVII) voor het jaar 2024 d.d. 19 juni 2024 Motie 36 550-XVII nr 16 - Kamminga over onderzoeken hoe Nederland meer gebruik kan maken van delegated cooperation In behandeling
26-6-2024 Debat over de Europese top van 27 en 28 juni 2024 d.d. 25 juni 2024 Motie 21 501-20 nr. 2102 - Van Baarle over in alle EU-Raden consequent het belang van massieve humanitaire hulp voor Gaza en een realistisch perspectief op zelfbeschikking voor de Palestijnen aan de orde stellen In behandeling
6-7-2023 Debat Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota van de begrotingsstaat BHOS(36350-XVII) TZ202308-037 - Toezegging R om aan te dringen dat het ministerie van J&V eerder komt met de Meerjaren Productie Prognose en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren voor de augustusbesluitvorming Aan voldaan per brief d.d. 31 augustus 2023, Kamerstuk 36 200-XVII nr. 66
25-9-2023 Commissiedebat acute situatie Marokko en Libië TZ202309-068 - Toezegging R te overleggen met minFin over de gevolgen van de WWFT voor de door banken aangeboden mogelijkheid om kosteloos geld over te maken naar Marokko en informeert de Kamer daarover via het verslag van de Wereldbank jaarvergadering Aan voldaan per brief d.d. 6 december 2023, Kamerstuk 26 234 nr. 285
25-9-2023 Commissiedebat acute situatie Marokko en Libië TZ202309-069 - Toezegging R als er al voor de jaarvergadering van de Wereldbank informatie beschikbaar is over het assessment van de Wereldbank over de wederopbouw dit met de Kamer te delen Aan voldaan per brief d.d. 6 december 2023, Kamerstuk 26 234 nr. 285
25-9-2023 Commissiedebat acute situatie Marokko en Libië TZ202309-070 - Toezegging R samen met M de Kamer op korte termijn nader informeren over de situatie in Sudan en de humanitaire crisis daar Aan voldaan per brief d.d. 17 oktober 2023, Kamerstuk 29 237 nr. 188
25-9-2023 Commissiedebat acute situatie Marokko en Libië TZ202309-071 - Toezegging R op basis van lessons learned uit Turkije en Marokko meer centrale coördinatie in te richten voor particuliere initiatieven bij een volgende ramp en de Kamer hierover informeren, indien mogelijk vóór het nog te plannen tweeminutendebat Aan voldaan per brief d.d. 19 oktober 2023, Kamerstuk 36 180 nr. 78
25-9-2023 Commissiedebat acute situatie Marokko en Libië TZ202309-072 - Toezegging R de Kamer via het verslag van de jaarvergadering van de Wereldbank meer informatie over de Nederlandse inzet op winterization te sturen Aan voldaan per brief d.d. 6 december 2023, Kamerstuk 26 234 nr. 285
5-10-2023 Commissiedebat Afrikastrategie TZ202310-027 - Toezegging R om de Kamer bij de begrotingsstukken van BuHa-OS te informeren over de voortgang van de Afrikastrategie, waaronder de progressie die wordt gemaakt op het gebied van gelijkwaardigheid In behandeling
5-10-2023 Commissiedebat Afrikastrategie TZ202310-028 - Toezegging R om de Kamer in de voortgangsrapportage over de grondstoffenstrategie te informeren waar de expertise van het Nederlandse bedrijfsleven zit, waar Nederland toegevoegde waarde kan bieden in Afrika Aan voldaan per brief d.d. 8 november 2023, Kamerstuk 32 852 nr. 287 en per brief door EZK d.d. 22 december 2023, Kamerstuk 32 852 nr. 291
5-10-2023 Commissiedebat Afrikastrategie TZ202310-030 - Toezegging R om in het eerste kwartaal van 2024 de evaluatie van Invest International aan de Kamer te sturen Aan voldaan per brief d.d. 20 februari 2024, Kamerstuk 35 529 nr. 24
26-10-2023 Tweeminutendebat Marokko Libië TZ202310-171 - Toezegging R om de Kamer in de GA RBZ/OS van november 2023 te informeren over de stand van zaken van de hulpverlening in Afghanistan Aan voldaan per brief d.d. 10 november 2023, Kamerstuk 21 501-04 nr. 264
23-11-2023 Commissiedebat Situatie in Gaza TZ202311-039 - Toezegging R om de Kamer aansluitend op de rechtszaak ter zake, per brief te informeren over de zienswijze van de directie DJZ/IR van het ministerie op het concept van medeplichtigheid bij de toetsing van wapenexport Aan voldaan per brief d.d. 12 januari 2024, Kamerstuk 36 410-V nr. 27
23-11-2023 Commissiedebat Situatie in Gaza TZ202311-040 - Toezegging R om in de volgende rapportage Wapenexport (in 2024) nader in te gaan op de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling algemene vergunning NL009 In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-035 - Toezegging R om te onderzoeken wat de mogelijke risico’s maar ook kansen zijn van het verplichten van 50% eigen bijdrage voor subsidie ontvangende organisaties en de Kamer daarover te informeren In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-071 - Toezegging R om binnen zijn begroting op zoek te gaan naar middelen om een substantiële bijdrage te doen aan de wederopbouw van Gaza en de grondoorzaken van armoede en de Kamer hier zo snel mogelijk over te informeren In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-032 - Toezegging R om de Kamer in 2024 per brief te informeren over het nieuw programma voor het maatschappelijk middenveld na 2025 In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-028 - Toezegging R om de Kamer bij de memorie van toelichting bij de begroting door middel van factsheets te informeren over revolverende fondsen Deels aan voldaan per brief d.d. 24 juni 2024, Kamerstuk 31 865 nr. 256
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-031 - Toezegging R om de Kamer te informeren wanneer de financiering aan UNRWA wordt vrijgegeven In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-026 - Toezegging R om de Kamer bij ieder begrotingsmoment een meerjarig overzicht van verplichtingen mee te sturen In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-029 - Toezegging R om de Kamer te infomeren over evaluaties van langlopende revolverende fonden met het oog op eventuele heroverwegingen In behandeling
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-033 - Toezegging R om de Kamer binnen een maand te informeren hoe humanitaire hulp afkomstig uit Nederland meer zichtbaar kan worden gemaakt Aan voldaan per brief d.d. 11 april 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 97
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-034 - Toezegging R om te onderzoeken of er Nederlandse projecten in het buitenland zijn die inzetten op geboortebeperking en de Kamer daarover binnen zes weken te informeren Aan voldaan per brief d.d. 8 april 2024, Kamerstuk 33 625 nr. 352
31-1-2024 Begrotingsbehandeling BHOS antwoord 1e termijn TZ202402-030 - Toezegging R om de negatieve effecten van handelsverdragen en hoe deze kunnen worden gedempt in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren Deels voldaan d.d. 22 mei 2024, Kamerstuk 31 787 nr. 17
15-2-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari TZ202402-103 - Toezegging R om de beperking van de landenlijst voor het Social Sutainability Fund te heroverwegen, de Kamer daarover in het verslag van de RBZ/Handel te informeren Aan voldaan per brief d.d. 12 maart 2024, Kamerstuk 25 074 nr. 199
15-2-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari TZ202402-104 - Toezegging R om te overleggen met de minister van EZK of en zo ja, hoe de Kamer nader geïnformeerd kan worden over een Plan B voor eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld op het gebied van industriële subsidies Aan voldaan per brief d.d. 2 april 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2864
15-2-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari TZ202402-105 - Toezegging R om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de Trade and Technology Council tussen de EU en de VS Aan voldaan per brief d.d. 24 mei 2024, Kamerstuk 21 501-02 nr. 2909
15-2-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25-29 februari TZ202402-102 - Toezegging R om de Kamer te informeren zodra er ontwikkelingen zijn in de onderhandelingen over het Mercosur-verdrag In behandeling
29-2-2024 Commissiedebat Wapenexportbeleid TZ202402-164 - Toezegging R inzake een vertrouwelijke technische briefing over exportbeperkende maatregelen op het gebied van halfgeleidertechnologie en de afweging tussen nationale veiligheid en economie daarbij Aan voldaan d.d. 24 april 2024
4-4-2024 Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie TZ202404-032 - Toezegging R om de Kamer voor het einde van het jaar een voortgangsrapportage te sturen over de voortgang van uitvoering van de mondiale gezondheidsstrategie In behandeling
4-4-2024 Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie TZ202404-033 - Toezegging MinMZ om de Kamer schriftelijk te informeren over hoe verbetering van de betaalbaarheid en toegankelijkheid van vaccins in het mondiale Zuiden in de toolkit wordt meegenomen, daar waar het Nederlandse bedrijfsleven bij is betrokken In behandeling
4-4-2024 Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie TZ202404-034 - Toezegging R inzake besloten technische briefing over steun aan activisten Aan voldaan d.d. 20 juni 2024
4-4-2024 Commissiedebat Mondiale Gezondheidsstrategie TZ202404-031 - Toezegging R om de Kamer in de jaarrapportage beleidscoherentie voor ontwikkeling te informeren over de relatie tussen de Nederlandse voetafdruk en de mondiale gezondheidsstrategie Aan voldaan per brief d.d. 15 mei 2024, Kamerstuk 36 180 nr. 98
18-4-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken TZ202404-147 - Toezegging M om R te vragen om in de kabinetsreactie UNRWA in te gaan op de diversiteit van hulporganisaties in Gaza en het werk dat zij in generieke zin doen Aan voldaan per brief d.d. 26 april 2024, Kamerstuk 26 150 nr. 211
16-5-2024 Debat over de situatie in Gaza TZ202405-048 - Toezegging R om de Kamer te informeren over de export van dual use-goederen naar Israël In behandeling
28-5-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken/Handel TZ202406-004 - Toezegging R om de Kamer via de GAs van de RBZ Handel te informeren over de voortgang van de implementatie van de CSDDD In behandeling
28-5-2024 Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken/Handel TZ202406-005 - Toezegging R om de zorgen omtrent de mogelijke indirecte export van wapens naar Sudan te bespreken In behandeling

Bijlage 4: Subsidieoverzicht

In het kader van «verantwoord begroten» presenteren de departementen de financiële inzet op instrumentniveau. Voor de gehele BHO-begroting geldt echter dat de focus ligt op het bereiken van resultaten, niet op de gebruikte instrumenten. BZ werkt dan ook niet met afzonderlijke subsidieregelingen, maar met een brede subsidieregeling, aangevuld met thematische subsidiebeleidskaders. Daarnaast maken de ambassades gebruik van zogenaamde bijdrageovereenkomsten om lokale organisaties te financieren. Hierdoor kan het zijn dat de gebruikte instrumenten (zoals subsidies en bijdragen) voor hetzelfde onderdeel van jaar tot jaar verschillen. Ook is het mogelijk dat voor hetzelfde beleidsdoel meerdere instrumenten tegelijkertijd worden ingezet. Omdat de precieze keuze voor een instrument om een beleidsdoel zo doelmatig mogelijk te bereiken vaak pas na publicatie van de begroting wordt gemaakt, komen de bedragen in dit subsidieoverzicht niet altijd volledig overeen met het totaal aan begrote subsidies. Deze bedragen zijn namelijk gebaseerd op de kasramingen die op 1 juli 2024 in het managementinformatiesysteem zijn geregistreerd. Indien later wordt gekozen voor een ander instrument, danwordt dit aangepast. De toerekening van de geregistreerde subsidieverplichtingen aan de relevante subsidiebeleidskaders is handmatig uitgevoerd. Zoals uit het bovenstaande blijkt, wordt een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de juistheid en volledigheid van de gegevens in het onderstaande subsidieoverzicht. Als binnen een bepaald beleidsthema voor een ander instrument dan een subsidie wordt gekozen, zal de Kamer hierover bij het eerstvolgende begrotingsmoment worden geïnformeerd.

1.1 Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022 148 12 0 0 0 0 0 2024 2023
1.1 Subsidieprogramma Fonds Bestrijding Kinderarbeid 2.787 3.402 3.000 2.062 0 0 0 2024 2022
1.1 Subsidieproramma Sectorale Samenwerking 1.000 1.000 1.000 1.000 2027 2025
1.1 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies duurzaam handels- en investeringssysteem) 8.201 13.021 727 195 6 0 0 2022 2027 2027
1.2 Dutch Trade and Investment Fund 17.000 4.499 4.499 4.499 0 0 0 2024 2024
1.2 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie) 18.892 12.329 12.000 12.000 12.000 0 0 2022 2027 2027
1.3 DHI regeling 1.706 3.190 2.127 0 0 0 0 2023 2023
1.3 Dutch Good Growth Fund 28.000 10.000 20.000 20.000 20.000 0 0 2020 2027 2027
1.3 Financiering ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden (DRIVE) 23.866 37.500 35.000 35.000 40.000 40.000 45.000 2020 2025 2027
1.3 Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid 276 157 228 0 0 0 0 2024 2021
1.3 Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022 2.709 3.142 3.377 0 0 0 0 2024 2022
1.3 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden) 112.026 205.044 144.632 105.952 79.172 59.722 59.722 2022 2027 2027
2.1 Driving nutrition Impact through implEmenting naTional policieS (DIETS) 15.298 11.629 17.740 0 328 0 0 2026 2022
2.1 Drylands Sahel Program 12.738 12.120 6.550 11.000 11.000 11.000 11.000 2024 2030
2.1 Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid 5.626 1.444 0 0 0 0 0 2024 2021
2.1 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Voedselzekerheid) 107.215 145.149 131.883 95.273 46.306 21.942 21.942 2022 2027 2027
2.2 Fonds Duurzaam Water 4.543 3.243 11.557 0 0 0 0 2020 2020
2.2 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Water) 61.750 67.332 42.860 29.520 16.966 14.251 14.251 2022 2027 2027
2.3 Access to Energy Fund (AEF) 10.000 10.000 15.000 20.000 10.000 5.000 5.000 2018 2024 2022
2.3 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Klimaat) 107.080 121.046 115.450 73.297 46.158 12.838 12.838 2022 2027 2027
3.1 Fonds Bestrijding Seksuele Uitbuiting Kinderen 4.962 4.968 4.919 150 0 0 0 2025
3.1 SRGR Partnerschap Fonds 2021–2025 93.438 57.315 5.046 2.512 0 0 0 2024 2025
3.1 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Mondiale gezondheid en SRGR) 119.839 138.553 121.407 20.770 10.479 7.600 7.600 2022 2027 2027
3.2 Leading from the South 17.045 15.904 12.731 798 0 0 0 2022 2026 2025
3.2 Power of Women 14.352 16.560 419 204 0 0 0 2024 2025
3.2 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Vrouwenrechten en gendergelijkheid) 2.659 2.204 1.963 1.053 126 109 109 2022 2027 2027
3.2 Women, Peace and Security 6.645 7.637 348 0 0 0 0 2021 2025
3.3 Power of Voices Partnerschappen 179.254 205.566 111.327 7.865 0 0 0 2024 2025
3.3 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Maatschappelijk middenveld) 3.173 5.389 2.483 2.170 0 0 0 2022 2027 2027
3.4 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Onderwijs) 1.425 1.725 1.425 1.425 300 0 0 2022 2027 2027
4.1 Humanitaire hulp 2022–2026 135.170 113.628 115.186 99.607 2.825 0 0 2023 2026 2026
4.1 Noodhulp Nederlandse NGO’s 2018-2021 1.098 0 0 0 0 0 0 2023 2021
4.1 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Humanitaire Hulp) 15.199 3.677 303 0 0 0 0 2022 2027 2027
4.1 Versterking van de humanitaire sector 2024-2027 0 9.060 14.139 14.139 14.139 2.709 2.709 2027 2027
4.2 Migratie en Ontwikkeling 2019–2022 2.030 1.017 0 0 0 0 0 2023 2023
4.2 Migration and Displacement 2023-2028 0 5.133 11.337 11.337 9.732 9.197 9.197 2028
4.2 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Opvang in de regio en migratiesamenwerking) 3.307 2.700 72 370 12 0 0 2022 2027 2027
4.3 Adressing Root Causes 818 338 183 0 0 0 0 2023 2021
4.3 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Veiligheid en rechtstaatontwikkeling) 61.943 64.641 35.590 16.292 4.711 158 158 2022 2027 2027
4.3 Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024-2031 0 2.544 4.918 4.918 4.918 4.918 4.918 2028 2031
5.1 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Multilaterale samenwerking) 200 343 267 0 0 0 0 2022 2027 2027
5.2 Subsidieregeling BZ 2006 (Subsidies Overig armoedebeleid) 7.646 3.447 1.462 0 130 0 0 2022 2027 2027
Totaal Subsidieregelingen 1.211.061 1.327.608 1.013.155 593.407 329.307 189.444 194.444

Bijlage 5: Evaluatie- en overig onderzoek

Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland Alle subthema’s Periodieke rapportage 2028 Periodieke rapportage voor het thema BHO art 1.1, 1.2
Bijdrage handels-instrumentarium aan internationaal verdienvermogen Onderzoek 2024 Onderzoek digitale verdienkansen 1.2
Effectenonderzoek 2025 Evaluatie vergroening handelsinstrumentarium 1.2
Bijdrage financierings-instrumentarium aan internationaal verdienvermogen Onderzoek 2024 Onderzoek internationale concurrentiekracht financieringsinstrumentarium 1.2
Bijdrage beleid aan een duurzaam handels- en investeringssysteem en MVO Effectenonderzoek 2027 Effectenonderzoek handels- en investeringsbeleid met speciale aandacht klimaattransitie, impact op OS-landen en diversificatie handelsstromen 1.1
Beleidsevaluatie 2027 Evaluatie IMVO beleid 1.1
Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei Alle subthema’s Periodieke Rapportage 2029 Periodieke rapportage voor het thema BHO art 1.3, deel 1.1
Versterking ondernemingsklimaat Effectenonderzoek DRIVE 2025 Inzicht in de impact en uitvoering van het infrastructuurprogramma inclusief aanbevelingen 1.3
Mid-term evaluatie VMP CNV en FNV, Agriterra 2025 Inzicht in de implementatie en tussentijdse resultaten 1.3
Ex post effectevaluatie LEAD 2025 Inzicht in de lange-termijn effecten van jeugdwerkgelegenheid programma’s 1.3
Effectenonderzoek PADEO op landenniveau 2026 Inzicht in productiviteitsgroei van lokaal mkb en invloed van de directe versterking mkb op het lokale ondernemingsklimaat 1.3
Handel voor ontwikkeling End term evaluatie: NISCOPS fase 1 2024 Inzicht of en zo ja hoe het verduurzamen van handel bijdraagt aan de toename van handel, en vice versa; en inzicht in de trade-offs tussen beide doelstellingen 1.3
Mid-term evaluatie IDH, Solidaridad 2024, 2027 Inzicht in de implementatie en tussentijdse resultaten 1.3
FinanciĂ«le sector ontwikkeling Onderzoek 2025 CGAP – onderzoek naar barriĂšres voor financiĂ«le inclusie in fragiele staten 1.3
Impactevaluatie MASSIF 2026 Inzicht in de implementatie en effecten van de nieuwe strategie van MASSIF 1.3
Impact evaluatie Dutch Good Growth Fund 2027 Inzicht in de mate van inclusieve ontwikkeling binnen DGGF spoor 2 1.3
Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden Alle subthema’s Periodieke Rapportage 2024 Periodieke rapportage voor het thema Doelstellingen van BHO art 2. Beleid breder.
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat Alle subthema’s Periodieke rapportage 2028 Periodieke rapportage 2.1, 2.2, 2.3
WASH: Water, Sanitatie en hygiene Beleidsevaluatie 2025 Evaluatie van het WASH beleid en portfolio 2.2
Voedselzekerheid Beleidsevaluatie 2026 Evaluatie van het beleid en portfolio(‘s) voor voedselzekerheid 2.1
Hernieuwbare energie Beleidsevaluatie 2027 Evaluatie van het beleid en de portfolio voor SDG7 2.3
Integraal Waterbeheer Beleidsevaluatie 2027 Evaluatie van het beleid en de portfolio voor integraal waterbeheer, incl. waterproductiviteit en stroomgebied beheer 2.2
Biodiversiteit Beleidsevaluatie 2027 Evaluatie van het beleid en de portfolio voor biodiversiteit 2.3
Sociale vooruitgang Alle subthema’s van het thema Sociale Vooruitgang Periodieke rapportage Sociale vooruitgang 2025 Periodieke rapportage van het beleid op BHO artikel 3 op basis van onderliggende studies 3.1, 3.2, 3.3, 3.4
Maatschappelijk middenveld & mondiale gezondheid en seksuele reproductieve gezondheid en rechten & vrouwenrechten en gender gelijkheid & VrouwenÂŹrechten en genderÂŹgelijkheid Langere-termijn instrument evaluatie Versterking Maatschappelijk Middenveld 2025 Onderzoek naar de lange termijn resultaten van een aantal SP die langere tijd via meerdere opeenvolgende subsidiekaders worden ondersteund (Samenspraak & Tegenspraak + Power of Voices, Power of Women, WPS en SRGR partnerschappen) 3.1, 3.2, 3.3
Baseline, Monitoring & Mid-Term Review (MTR) en eindevaluatie van het beleidskader versterking maatschappelijk middenveld 2026 (ETE) Onderzoek naar de resultaten, die behaald zullen worden, via de verschillende beleidsinstrumenten van het VMM beleidskader (waaronder PoV, PoW, SRHR, WPS en LFS) 3.1, 3.2, & 3.3
Mid-term Review Product Development Programme (PDP) 2026 Onderzoek naar de relevantie, efficiëntie, effectiviteit en coherentie van het programma 3.1
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling Alle subthema’s Periodieke rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 2024 Periodieke rapportage op basis van onderliggende studies 4.1, 4.2, 4.3
Evaluatie 2027 Werkt de methode om anticiperende actie in noodsituaties (anders dan natuurgeweld) toe te passen? 4.1
Evaluatie 2027 Mental Health en Psychosocial Support (MHPSS) 4.1
Migratie, opvang in de regio en migratie-samenwerking Effectenonderzoek 2024 Impactevaluatie Strategische partnerschappen opvang in de regio (‘Prospects’) 4.2
Effectenonderzoek 2028 Impactevaluatie Strategische partnerschappen opvang in de regio (‘Prospects II’) 4.2
Effectenonderzoek 2028 Impactevaluatie subsidiekader locally-led development 4.2
Overig onderzoek 2025 Evaluatie migratiepartnerschappen 4.2
Veiligheid en rechtsorde Mid-Term Evaluatie 2028 Subsidiekader Veiligheid en Rechtsorde (met inzichtbehoeften naar strategie voor samenwerking, lokalisatie en de verbinding tussen lokale en nationaal niveau) 4.3
Multilaterale samenwerking en overige inzet nvt Periodieke Rapportage 2025 Periodieke rapportage 5.1 en 5.2
Feministisch buitenlandbeleid n.v.t. Periodieke rapportage feministisch buitenlandbeleid 2030 Periodieke rapportage Alle artikelen van BZ en BHO
Baseline studie per DG-kolom naar huidige verankering van de 4R-en benadering BZ breed 2025 Onderzoek naar de huidige status feministisch buitenlandbeleid Alle artikelen van BZ en BHO
MTR studie van de implementatie van feministisch buitenlandbeleid 2027 Tussentijds onderzoek naar de voortgang van de implementatie van feministisch buitenlandbeleid Alle artikelen van BZ en BHO

Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn beleidsdirecties zelf verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van regulier ex ante onderzoek, mid-term reviews en methodologisch minder complexe ex post evaluaties. Ex ante onderzoek betreft in de regel geen grote, aanbestede studies en rapporten voor het parlement, maar kleinere onderzoeksanalyses, waarmee directies flexibel, inspelend op de actualiteit en beschikbare kennis het beleid kunnen (bij)sturen. Dergelijke analyses kunnen in beperkte mate jaren vooruit gepland worden. Directies laten ook regelmatig mid-term reviews en ex durante studies uitvoeren in de vorm van reguliere rapportages aan het parlement, zoals de Resultatenrapportage Ontwikkelingshulp.

In de regel is bij Buitenlandse Zaken de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB verantwoordelijk voor het verrichten van de methodologisch complexere ex post evaluaties en omvangrijke synthesestudies, waaronder ook de periodieke rapportages. Beleidsdirecties en IOB overleggen welke strategische vragen daarbij relevant zijn in aanvulling op de voorwaarden waaraan de periodieke rapportage moet voldoen. Het uitgangspunt van deze overleggen is (1) optimaal eigenaarschap van de directies over de onderbouwing van en verantwoording over het beleid en de uitvoering en tegelijkertijd (2) borging van de onafhankelijke werkwijze en inhoudelijke oordeelsvorming van IOB tijdens het onderzoekproces. Zowel tijdens de voorbereiding als de uitvoering van het evaluatieonderzoek is er op belangrijke momenten interactie met relevante betrokken partijen. Dit betreft de fasen van het opstellen van startnotities, het bepalen van de voorlopige centrale vraagstelling en de Terms of Reference en de tussentijdse conceptteksten van het onderzoek in de speciaal voor elke evaluatie samen te stellen referentiegroep. Deze laatste bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken (beleids-)directies, (veelal wetenschappelijke) externe, onafhankelijke deskundigen en IOB-onderzoekers. De laatste jaren is het de praktijk om de referentiegroepen voor complexere evaluaties breed samen te stellen. Ook wordt steeds vaker een bredere groep stakeholders daarbuiten geconsulteerd en bij het evaluatieproces betrokken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert verschillende manieren om in haar inzicht- en kennisbehoeften te voldoen. Naast de evaluaties door IOB en de directies zelf, wordt er regelmatig nauw samengewerkt met externe kennisinstellingen om beleidsonderzoek uit laten voeren. Voor deze meerjarige onderzoeksprogramma’s wordt zowel direct samengewerkt met universiteiten en denktanks, zoals Clingendael en Wageningen University & Research, maar ook indirect, via NWO en zogenaamde kennisplatforms. Daarnaast voorziet het Ministerie in haar leerbehoefte door advies in te winnen bij de adviesraden die aan het Ministerie gekoppeld zijn, te weten de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De Eerste en Twee Kamer wordt separaat ingelicht over de (meerjarige) werkprogramma’s van deze adviesraden.

Voor veel van de subthema’s die in de Strategische Evaluatie Agenda voor BHO worden beschreven, zijn in de afgelopen jaren zogenaamde ‘Theories of Change’ opgesteld. Daarin wordt de beleidstheorie per thema beschreven. Deze Theories of Change zijn in 2018 gepubliceerd op Theory of Change Ontwikkelingssamenwerking | Publicatie | Rijksoverheid.nl. De Theories of Changes worden regelmatig herzien op basis van opgedane inzichten, zie bijvoorbeeld Theory of Change - Private Sector Ontwikkeling (oktober 2022) | Publicatie | Rijksoverheid.nl.

Thema: Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland (SDG’s 8,9,12)

Doel van dit thema is het bijdragen aan het succesvol opereren van het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven door gerichte ondersteuning van bedrijven en door het verbeteren van het internationaal handelsverkeer.

Het thema sluit goed aan op de missie van Directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB) die gericht is op «het bevorderen van een sterke Nederlandse concurrentiepositie, een open wereldeconomie en duurzame globalisering».

Het beleidsthema is ingedeeld in de volgende subthema’s:

  1. Bijdrage handelsinstrumentarium aan internationaal verdienvermogen
  2. Bijdrage financieringsinstrumentarium aan internationaal verdienvermogen
  3. Bijdrage beleid aan een duurzaam handels- en investeringssysteem en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)

Toelichting inzichtbehoefte en onderzoeksagenda

De inzichtbehoefte richt zich op de volgende vragen:

  1. In hoeverre is de beleidsinzet (activiteiten, instrumenten en capaciteit) op het gebied van internationaal ondernemen effectief en efficiënt in het stimuleren en ondersteunen van duurzaam internationaal ondernemen?
  2. In hoeverre draagt onze beleidsinzet bij aan versterking van het internationaal verdienvermogen van Nederland, nu en in de toekomst (denk ook aan de digitaliserings- en duurzaamheidstransities)? Deze kennisvragen worden mede beantwoord door de CBS internationaliseringsmonitoren (elk kwartaal) en de jaarlijkse CBS-publicatie Nederland Handelsland. Daarnaast voert CBS ook een jaarlijks onderzoeksprogramma uit op het gebied van internationale handel (DGBEB-breed). Ook de monitoring door RVO van de trends, resultaten en impact van het door RVO uitgevoerde handelsinstrumentarium draagt bij aan onze kennisbehoefte.

Thema: Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei (SDG 8)

Private sector ontwikkeling richt zich op het behalen van de doelstellingen van SDG8: waardig werk en duurzame economische groei. Nederland focust daarbij op het micro-, midden- en kleinbedrijf (mkb), omdat vooral het mkb (inclusief micro-bedrijven en de informele sector) bijdraagt aan waardig werk en aan duurzame economische groei. Het uiteindelijke doel is de vermindering van armoede en ongelijkheid, met name onder vrouwen en jongeren. Het mkb wordt via drie aanpakken in portfolio’s ondersteund en deze aanpakken komen in de SEA terug als subthema’s. Dit zijn:

  1. Het ontwikkelen van een goed ondernemingsklimaat in een aantal focuslanden, waardoor het lokale mkb beter kan ondernemen.
  2. Het bevorderen van meer en betere handel voor ontwikkeling, waardoor het mkb meer kan handelen en kan werken aan duurzame productie en handel.
  3. Het versterken van de financiële sector, zodat het mkb beter in staat wordt gesteld om veilig te sparen en te investeren.

Het beleid voor private sector ontwikkeling betreft het volledige budget op begrotingsartikel 1.3 en een deelbudget op artikel 1.1 waar de programma’s gericht op de bestrijding van kinderarbeid uit gefinancierd worden. De meerjarige strategie voor private sector ontwikkeling loopt tot en met 2030, het jaar waarin de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) moeten worden gehaald. De looptijd van deze SEA is daarop afgestemd en de periodieke rapportage van deze SEA wordt in 2029 afgerond. De geleerde lessen uit deze rapportage kunnen dan gebruikt worden voor het aanscherpen van de strategie in 2030.

Subthema Versterking ondernemingsklimaat

Binnen dit subthema ligt de nadruk op het versterken van het ondernemingsklimaat en het mkb in focuslanden. Een sterk lokaal ondernemingsklimaat zorgt ervoor dat het mkb kan groeien en dat er meer en betere werkgelegenheid ontstaat. We streven naar systeemveranderingen in het ondernemingsklimaat door te investeren in fundamentele veranderingen, die beĂŻnvloeden hoe het gehele ecosysteem van private sector actoren, regelgeving, infrastructuur en diensten functioneert. Interventies richten zich daarom enerzijds op het ondernemingsklimaat door verbetering van lokale wet- en regelgeving, versterking van economische instituties en goede fysieke en digitale infrastructuur. Dit draagt bij aan betere (financiĂ«le) dienstverlening voor het mkb en is gerelateerd aan de inzet op het subthema Versterking financiĂ«le sector. Anderzijds steunen we programma’s die diensten rechtstreeks verlenen aan het mkb, bijvoorbeeld via training en financiering met de nadruk op het creĂ«ren van duurzame werkgelegenheid voor jongeren en vrouwen. In een tiental pilotlanden wordt met een geĂŻntegreerde aanpak geĂ«xperimenteerd onder de noemer ‘programmatische aanpak voor duurzame economische ontwikkeling’ (PADEO).

Inzichtbehoefte

De beschikbare kennis over dit subthema is groot en varieert van wetenschappelijke literatuur tot aan de kennis die wordt opgedaan via programma-evaluaties. De inzichtenbehoefte is daarom gericht op landenniveau. Gezien de keuze om in een select aantal landen gefocust te werken, is er behoefte aan meer inzicht in hoe en onder welke voorwaarden kan worden bijgedragen aan de versterking van het ondernemingsklimaat in deze landen. Daarbij wordt specifiek gekeken naar de voorwaarden voor productiviteitsgroei bij het lokale mkb. Welke kennis is benodigd, in welke sectoren is dit opportuun en wat voor type interventies zijn effectief? Een andere centrale vraag is hoe het direct versterken van het lokale mkb bij kan dragen aan het versterken van het ondernemingsklimaat. Deze leervragen worden in de eerste plaats meegenomen in evaluaties voor de PADEO-pilotlanden. Een andere inzichtenbehoefte binnen dit subthema betreft jeugdwerkgelegenheid. Op het gebied van jeugdwerkgelegenheid zijn de afgelopen jaren al veel inzichten opgedaan. In opdracht van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) heeft de ILO in 2022 een ‘systematische literatuurstudie’ uitgevoerd naar de ontwikkelingsimpact van arbeidsmarktprogramma’s op jongeren. Dit onderzoek bevestigt eerdere constateringen, oa van de beleidsdoorlichting van artikel 1 door de IOB, namelijk dat er behoefte is aan meer inzicht in de langetermijneffecten van werkgelegenheidsprogramma’s. Dit zijn effecten die enkele jaren na afloop van de interventie nog waarneembaar zijn. Een andere inzichtenbehoefte voor jeugdwerkgelegenheid concentreert zich op hoe de bestaande programma’s ingericht kunnen worden om resultaten op te schalen. Op dit moment zijn diverse evaluaties van jeugdwerkgelegenheidsprogramma’s nog in uitvoering en deze zullen naar verwachting ook inzicht geven op deze vragen. De inzichten uit deze evaluaties worden opgenomen bij de volgende strategische evaluatie agenda en beïnvloeden de inzichtenbehoefte van de geplande ex post evaluatie van het LEAD-programma.

Toelichting onderzoeksagenda

Op basis van de lokale inzichtenbehoefte van de PADEO pilotlanden, zal in de periode 2023-2026 onderzoek gedaan worden naar de twee centrale inzichtenbehoeften binnen dit subthema. Dit betreft de effectiviteit van de interventies die bijdragen aan productiviteitsgroei bij lokaal mkb en de invloed van het versterken van het lokale mkb op het ontwikkelen van het lokale ondernemingsklimaat. In samenwerking met de betreffende ambassades en de RVO, zal het onderzoek in 2023 worden vormgegeven en worden de eerste resultaten in 2026 verwacht. In 2025 zal er een ex post evaluatie plaatsvinden van het LEAD-programma. Het LEAD-programma is in 2023 afgelopen en in deze evaluatie wordt onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van de resultaten na afloop van het programma. Deze inzichten zullen we onder andere gebruiken in de beleidsvoorbereiding en uitvoering van nieuwe programma’s die zich richten op jeugdwerkgelegenheid. Ten slotte zullen er in 2025 tussentijdse evaluaties worden opgeleverd voor het vakbondsmedefinancieringsprogramma dat wordt uitgevoerd door FNV Mondiaal en CNV Internationaal en het New Decade for Cooperative Agri Development programma dat wordt uitgevoerd door Agriterra. Het doel van deze evaluaties is om inzicht te krijgen in de relevantie, coherentie, en de tussentijdse resultaten van de programma’s, wat bijdraagt aan verdere besluitvorming over en het vormgeven van deze partnerschappen.

Subthema: Handel voor ontwikkeling

Binnen dit subthema ligt de focus op de verbetering van markt- en handelssystemen, om zo de internationale handelskansen voor ontwikkelingslanden en stakeholders daar te vergroten en regionale markten te versterken. Daarnaast zetten we in op het verbeteren van inkomens en uitbannen van kinderarbeid door het verhogen van de internationale vraag naar, en aanbod van duurzame producten in waardeketens.

Inzichtbehoefte

In de beleidsdoorlichting van artikel 1 en de IOB-evaluatie Partners in Ontwikkeling wordt een gedifferentieerde aanpak aanbevolen om het bedrijfsleven te betrekken bij ontwikkelingshulp. Er is behoefte aan meer inzicht in welke type bedrijven, in welke sectoren aan maximale ontwikkelingsimpact kunnen bijdragen.

Binnen handel voor ontwikkeling wordt zowel ingezet op het vergroten en verduurzamen van de handelsstromen, o.a. door het verhogen van duurzame standaarden. Er is veel onderzoek gedaan naar wat voor type interventies bijdragen aan een toename van handel. Dit zijn met name programma’s die zich richten op handelsfacilitatie. Deze dragen positief bij aan de toename van handelsstromen door het verminderen van transactiekosten voor handel. Van deze interventies stelt de IOB in de ‘Better ways of trading-evaluatie’ dat dit substantieel kan bijdragen aan de toename van handel. De inzichtenbehoefte concentreert zich dan ook op de relatie tussen de toename van handel en verduurzaming ervan. Bij verduurzaming van de handelsstromen valt te denken aan het verbeteren van economische en sociale aspecten rondom handel en het vergroenen en inclusief maken van handelsstromen. De impactevaluatie van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) tussen 2016 en 2020, laat zien dat publiek-private samenwerking, waarbij coalities worden gesmeed tussen bedrijven, overheden en gemeenschappen, effectief bijdraagt aan de verduurzaming van waardeketens(/handel). Interventies op wereldwijde schaal die zowel de vraag- als aanbodzijde betrekken, waarbij systematisch wordt ingezet op relevantie, coherentie (opschalen en versnellen) en innovatie, dragen positief bij aan sectortransformatie. Zoals ook door de Wereldbank (2019) wordt gesignaleerd, bestaat een spanningsveld tussen het beogen van meer en duurzame handel, waarbij het niet altijd evident is dat toename van handel leidt tot verduurzaming van productie en vice versa. Er is behoefte aan inzicht in de trade-offs die optreden bij het werken aan deze doelstellingen en onder welke voorwaarden deze gemitigeerd kunnen worden. Belangrijk is daarbij inzicht in hoe verhoging van duurzame standaarden bijdraagt aan ontwikkelingsimpact en kwetsbare groepen, en juist niet uitsluit van handel met Europa.

Het afgelopen jaar hebben er relevante beleidsontwikkelingen plaatsgevonden rondom duurzaamheidswetgeving vanuit de EU, o.a.:

  1. de EU verordening betreffende ontbossingsvrije producten (EUDR);
  2. de anti-dwangarbeid verordening, die bedrijven verbiedt om goederen vervaardigd met dwangarbeid op de Europese interne markt aan te bieden of uit te voeren;
  3. de EU-richtlijn over passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid (CSDDD).

Deze wetgevingstrajecten zullen naar verwachting een aanzienlijke impact hebben op de verduurzaming van internationale waardeketens en internationale handelskansen voor stakeholders in ontwikkelingslanden. Dit zal leiden tot nieuwe inzichtbehoeften, onder andere als het gaat om de implementatie van de wetgeving en het flankerende beleid dat nodig is om de wetgeving positief uit te laten pakken voor stakeholders in ontwikkelingslanden, in het bijzonder voor kleinschalige producenten en boeren.

Toelichting onderzoeksagenda

De onderzoeken naar het betrekken van het (Nederlandse) bedrijfsleven bij het behalen van de SDGs zullen gebundeld worden met kennisvragen uit andere subthema’s voor private sector ontwikkeling en gezamenlijk worden opgepakt. Deze thematiek heeft raakvlakken met het subthema ‘versterking ondernemingsklimaat’ en is verweven met de onderzoeksagenda die is opgesteld voor het combibeleid hulp en handel. Binnen het subthema ‘handel voor ontwikkeling’ worden deze onderzoeken dus niet geagendeerd.

In deze onderzoeksagenda ligt in 2023 en 2024 de nadruk op het inventariseren van kennis rondom het vergroten van de handelsstromen en het verduurzamen van de handelsstromen en de trade-offs die hierbij optreden. Deze onderwerpen zullen in samenwerking met belangrijke uitvoerders en kennispartners worden geagendeerd en onderzocht, waarna kennis en inzichten zullen worden uitgewisseld. De uitkomst van dit proces bepaalt mede of deze thema’s in de komende jaren verder worden uitgewerkt in de SEA. Op het moment van het schrijven van de strategische evaluatie agenda zijn de resultaten van dit proces nog niet bekend, de belangrijkste eerste inzichten zullen meegenomen worden in de volgende strategische evaluatie agenda.

Er zullen verschillende evaluaties van ‘handel voor ontwikkelingsprogramma’s’ worden uitgevoerd, die bijdragen aan inzicht op de genoemde onderwerpen. Dit betreft onder andere het NISCOPS (National Initiative for Sustainable & Climate Smart Oil Palm Smallholders) programma (2024). Deze evaluatie zal meer inzicht bieden in elementen die bijdragen aan zowel het vergroten als het verduurzamen van de handelsstromen. Daarbij worden de belangrijkste kennis en inzichten geïnventariseerd rondom de trade-offs tussen het verhogen van standaarden en duurzame economische ontwikkeling en hoe die kunnen worden geminimaliseerd.

Ten slotte zullen er tussentijdse evaluaties worden opgeleverd voor het programma Catalyzing Private Sector Solutions for the SDG’s (2024) dat wordt uitgevoerd door het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en het Pathways to Prosperity programma (2027) dat wordt uitgevoerd door Solidaridad. Het doel van deze evaluaties is om inzicht te krijgen in de relevantie, coherentie en tussentijdse resultaten van de programma’s, wat bijdraagt aan verdere besluitvorming over en het vormgeven van deze partnerschappen.

Subthema Versterking financiële sector

Binnen dit subthema ligt de nadruk op het versterken van de financiële sector in ontwikkelingslanden. Voor veel kleine en middelgrote ondernemers is er een zeer beperkte toegang tot financiële diensten, namelijk sparen, kredieten, verzekeringen, hypotheken en lease producten. Onvoldoende toegang van deze ondernemers tot financiële dienstverlening is een belangrijke rem op economische ontwikkeling met als gevolg dat lage inkomensgroepen vast blijven zitten in een armoedesituatie.

Inzichtbehoefte

Er is veel literatuur beschikbaar waarin wordt aangetoond dat de toegang tot financiële diensten bijdraagt aan de inkomensgroei van mkb-ondernemers en aan vermindering van armoede en ongelijkheid. Zo wordt in de MASSIF evidence map aangetoond dat ondernemingen groeien als ze meer toegang tot krediet krijgen. Er is ook veel literatuur beschikbaar waarin wordt aangetoond dat mkb-ondernemers, in het bijzonder vrouwelijke ondernemers en ondernemers in rurale gebieden, obstakels ondervinden bij de toegang tot financiële diensten. Zie bijvoorbeeld de literatuur synthese rondom het Women in Rural and Agricultural Livelihoods (WIRAL) programma van de Consultative Group to Assist the Poor (CGAP).

De inzichtenbehoefte binnen dit subthema is dat we willen we weten hoe we onze uitvoerders/partners gerichter kunnen laten investeren, zodat een onderneming daadwerkelijk bijdraagt aan meer werkgelegenheid en minder armoede voor achtergestelde groepen. Hierbij valt onder meer te denken aan welk type investeringen (gift, lening of combinatie van beiden) er nodig zijn en welke mate van revolverendheid daarbij hoort.

Toelichting onderzoeksagenda

Om aan bovengenoemde inzichtenbehoefte te voldoen wordt nauw samengewerkt met belangrijke partners, omdat zij dezelfde inzichtenbehoefte hebben. Aan de hand van studies en evaluaties proberen deze organisaties hun interventies te verbeteren. Zo zullen het Dutch Good Growth Fund spoor 2 (2027) en MASSIF (2026) een impact evaluatie doen. Bij de Dutch Good Growth Fund spoor 2 zal het nieuwe concept ‘inclusieve ontwikkeling’ geĂ«valueerd worden. De vorige evaluatie beval aan om meer op de meest kwetsbaren te focussen, wat tot meer ontwikkelingsimpact moet leiden. Bij MASSIF wordt de ‘Next Frontier 2017-2026’ strategie en bijbehorende Theory of Change (ToC) geĂ«valueerd. MASSIF ging zich risicovoller opstellen in die strategie en in de nieuwe ToC werd de interventiestrategie voor o.a. vrouwen, plattelandsbewoners en ondernemingen in fragiele staten aangescherpt. Ook komt in 2025 een studie van MASSIF uit die relevant is voor alle programma’s die met het mkb werken: creĂ«ren mkb bedrijven daadwerkelijk meer (hoge kwaliteit) banen dan grote bedrijven?

Verder worden kennisinstituties ondersteund die kennisoverdracht tussen partners onderling bevorderen. Zo rondt CGAP in 2025 een onderzoek af naar de barriĂšres voor financiĂ«le inclusie in fragiele staten, waar armoede zich steeds meer concentreert. We onderzoeken hoe we de inzichten en kennis van kennisinstellingen zoals UNCDF en CGAP beter kunnen verbinden aan onze uitvoerende partners zoals bijvoorbeeld FMO, zodat ze deze kennis en inzichten kunnen gebruiken voor het vergroten van de effectiviteit van hun programma’s en activiteiten. Daarnaast zal in samenwerking met diverse betrokken partijen, in 2023 een studie gedaan worden over verschillende (beschikbare/niet-beschikbare) vormen van financiĂ«le inclusie voor cacaoboeren in Ghana en Ivoorkust. Speciale aandacht zal er zijn voor zogenaamde «ketenfinanciering» (financiering van boeren door grote spelers in de waardeketen, bijv. multinationals) en de voorwaarden waaraan deze vorm van financiering ten minste moet voldoen om de positie van de boer daadwerkelijk te versterken.

Thema: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (SDG 2, 6, 7)

In 2024 worden de twee Periodieke Rapportages afgerond die antwoord zullen geven op een aantal kennis- en inzichtvragen binnen BHO Artikel 2 zoals die in voorgaande jaren zijn geformuleerd. De eerste PR zal lering trekken uit de uitvoering van het Nederlands klimaatbeleid in Ontwikkelingslanden tussen 2016 en 2021. De tweede PR binnen dit beleidsartikel trekt conclusies over de coherentie van Nederlandse interventies en de effecten daarvan op het gebied voedselzekerheid, water en klimaat, zowel binnen het eigen beleid als in de lokale context, in diezelfde periode.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp werkt aan ontwikkeling om, in ontwikkelingslanden, armoede te verminderen en weerbaarheid te vergroten. Specifiek zet de minister hierbij in op het verbeteren van landbouwproductie en voedselzekerheid (BHO artikel 2.1); het verbeteren van waterbeheer, drinkwater en sanitatie (BHO artikel 2.2); het verbeteren van toegang tot schone energie, bos- en grondstoffenbeheer (BHO artikel 2.3).

Het beleid op deze onderwerpen staat beschreven in verschillende, (sub)thema-specifieke, strategieën zoals de internationale klimaatstrategie (IKS); de gemene deler van deze strategieën is het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen. Ongeacht het inhoudelijke onderwerp, werkt de minister onder dit thema steeds aan duurzame toegang tot basisvoorzieningen zoals WASH, schone energie en een voedzaam dieet enerzijds en aan duurzame productie van die basisvoorzieningen, inclusief de bescherming van (bron-)ecosystemen als stroomgebieden, bossen en landbouwgronden, anderzijds. De beleidsdoelstellingen die de minister hanteert zijn gekoppeld aan de Sustainable Development Goals (SDG's - 2, 6, 7, 13, 15) en, net als de SDG's, geformuleerd tot 2030.

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) van 2024 richt zich op de inzichtbehoeften en onderzoeksagenda tot aan 2030 – en beoogt kennis en inzichten te genereren die gebruikt kunnen worden op het moment dat de nieuwe beleidsdoelstellingen, voor de periode na 2030, geformuleerd gaan worden.

Inzichtbehoefte voor het thema

Het beleid op het thema ‘Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat’ is veelzijdig. Dat biedt kansen maar ook risico’s, het kan respectievelijk systeem-brede oplossingen maar ook versnippering faciliteren. De doeltreffendheid en effectiviteit van individuele interventies binnen de verschillende portfolio’s wordt op reguliere wijze geĂ«valueerd. De deelstudies die in deze SEA tussen 2024 en 2029 gepland staan beogen overkoepelende inzichten op portfolio- en themaniveau te genereren.

De belangrijkste vraag, waar ieder van de vijf deelstudies een antwoord op zal formuleren, is of en hoe de optelsom van individuele interventies en activiteiten succesvol is geweest in het bereiken van de portfolio-beleidsdoelstellingen. Inzicht in de relevantie en de duurzaamheid (zowel groen als bestendig) van, de resultaten van, het uitgevoerde beleid per portfolio is belangrijke input om de kwaliteit van de inzet te kunnen waarderen. Inzicht in de meerwaarde van samenwerken met het bedrijfsleven of van investeren in systeemversterking is belangrijk om de efficiëntie van de investeringen te kunnen waarderen.

De Periodieke Rapportage in 2028 zal in een synthese van de vijf deelstudies antwoord kunnen geven op de vraag in welke mate en langs welke wegen Nederland erin slaagt om, binnen de ecologische grenzen, de productie van en toegang tot basisvoorzieningen te verbeteren - ook voor de allerarmsten en ook na 2030.

Toelichting onderzoeksagenda voor het thema

Deze SEA-periode voor dit thema zal eind 2028 afgesloten worden. Omdat de huidige beleidsdoelstellingen en de SDG's geformuleerd zijn tot aan 2030, is 2028 een goed moment om de balans op te maken en conclusies te trekken uit geleerde lessen van de afgelopen jaren in een Periodieke Rapportage. Met de in de tabel genoemde deelstudies wordt het beleid van de minister geĂ«valueerd binnen de bestaande thematische kaders. Door bewust om te gaan met parallellen tussen portfolio’s van de subthema’s, kan er thema-breed met meer synergie gewerkt worden en wordt het uitwisselen van kennis en ervaring tussen de subthema’s eenvoudiger.

Thema: Sociale vooruitgang (SDG 3,5,8)

Het Nederlandse beleid onder het thema Sociale vooruitgang beoogt menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling. Er zijn vier subthema’s:

  1. Subthema Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: Het versterken van gezondheidssystemen en verbeteren van toegang tot basisgezondheidszorg en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR).
  2. Subthema Vrouwenrechten en gendergelijkheid: Het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid.
  3. Subthema Maatschappelijk middenveld: Versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties.
  4. Subthema Onderwijs: Versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren.

Periodieke rapportage 2025

Het thema sociale vooruitgang omvat vier verschillende subthema’s en een breed scala aan activiteiten. De periodieke rapportage zal evaluatiebevindingen over al deze thema’s samenbrengen. Daarbij zal o.a. worden gerapporteerd over de relevantie, coherentie, effectiviteit en duurzaamheid van het beleid.

Inzichtbehoeften Versterking Maatschappelijk Middenveld beleidskader (MM, MS, vrouwenrechten en gendergelijkheid)

Het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) loopt van 1 januari 2021 tot 31 december 2025 en omvat 6 beleidsinstrumenten. Met het oog op de ontwikkeling van een beleidskader voor de periode daarna heeft de themadirectie de volgende inzichtbehoeften:

Inzicht in de relevantie, efficiëntie, effectiviteit, coherentie en van het beleidskader en de verschillende beleidsinstrumenten. Hiervoor zijn ex-durante onderzoeken, Third Party Monitoring, Data Quality Assessments & MTR en eind evaluaties gepland in een selectie van landen en van de internationale lobby & advocacy met o.a. de volgende vragen:

  1. In hoeverre hebben de partnerschappen bijgedragen aan versterkte capaciteit voor het maatschappelijk middenveld?
  2. In hoeverre heeft het versterkte maatschappelijk middenveld kunnen bijdragen aan verbeteringen op het gebied van mensenrechten, gender, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en relevante thematische onderwerpen?
  3. Hoe heeft het Nederlandse Ministerie invulling gegeven aan zijn rol als strategische partner in de verschillende partnerschappen?
  4. Welke lessen kunnen daaruit worden geformuleerd voor toekomstige beleidsontwikkeling?

Inzicht in het effect op de langere termijn, waarvoor een studie gepland is voor 2025 die zal kijken naar programma’s die van start zijn gegaan in het vorige subsidiekader en doorlopen in het huidige subsidiekader. Door het huidige en het vorige programma gezamenlijk te evalueren kunnen zowel onderzoeksvragen met betrekking tot implementatie als onderzoeksvragen over effectiviteit en duurzaamheid van behaalde resultaten worden gesteld.

Inzichtbehoeften subthema mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De geïntegreerde studies op het gebied van VMM, SRGR en WRGE leveren belangrijke inzichten op voor dit subthema. Naast deze studies is er wat betreft het product development programma (PDP) een inzichtbehoefte met betrekking tot de effectiviteit van het zowel de individuele PDP-activiteiten als wel als de relevantie en effectiviteit van het PDP-financieringsmechanisme. De geplande MTR zal zich op het gebied van de individuele PDP activiteiten richten op relevantie, efficiëntie, effectiviteit en coherentie met daarbij aandacht voor o.a. interne processen en relaties met donoren en andere belanghebbenden onderzoeken. Ook wordt gekeken naar de rol en meerwaarde van PDP's, bijvoorbeeld door PDP-implementatiestrategieën en hun effectiviteit te onderzoeken. Op het gebied van het PDP-financieringsmechanisme zal het onderzoek zich richten op het verzamelen van tot nu toe geleerde lessen over de twee lange termijndoelen van PDP IV: hoe dragen PDP's bij aan verbeterde toegang tot en gebruik van nieuwe gezondheidsproducten door de doelpopulatie, en of PDP's effectief zijn in het opbouwen van een sterk onderzoeks- en bevoorradingssysteem in LMIC's. .

Thema: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (SDG 4,10,16)

Het beleid op dit thema beoogt in landen met minder sterke overheden en kwetsbare samenlevingen bij te dragen aan stabiliteit en aan een maatschappelijke orde die is gebaseerd op recht en democratische waarden. De belangen van burgers en van kwetsbare en gemarginaliseerde groepen nemen daarin een belangrijke plaats in. Inspanningen richten zich op het helpen aanpakken van structurele onderliggende oorzaken van instabiliteit en conflict, op het bevorderen van basisvoorwaarden voor een menswaardig bestaan en op weerbaarheid en veerkracht van mensen en hun gemeenschappen. Dit draagt eraan bij dat mensen die door conflict, uitsluiting en rechteloosheid kwetsbaar zijn of door een humanitaire crisissituatie in nood verkeren, in veiligheid en waardigheid kunnen (over)leven en perspectief hebben. Het draagt ook bij aan internationale stabiliteit.

Dit beleidsthema heeft drie sub-thema’s: humanitaire hulp, opvang en bescherming in de regio (en migratiesamenwerking), en bevordering van veiligheid en rechtsorde. Met het oog op de strategische evaluatie agenda zijn per subthema inzichtbehoeften geformuleerd.

Subthema Humanitaire Hulp

Het kerndoel van ons humanitaire beleid is het redden van levens, het verlichten en voorkomen van menselijk lijden bij rampen en conflicten. Concreet betekent dit dat het beleid zich concentreert op humanitaire diplomatie, noodhulp en bescherming, met specifieke aandacht voor:

  1. Het opkomen voor de belangen van mensen in nood;
  2. Gemarginaliseerde groepen;
  3. Geestelijke gezondheid en psychosociale steun in crisissituaties.

Hierbij zetten wij qua werkwijze in op:

  1. Lokalisering: versterking van de positie en capaciteit van lokale partners;
  2. Innovatie gericht op het effectiever en efficiënter maken van noodhulp;

Inzichtbehoefte en toelichting onderzoeksagenda

De inzichtbehoeften spelen met name op de volgende terreinen:

  1. Werkt risicodeling gekoppeld aan lokalisering waarbij de vraag centraal staat welke risico’s door donoren, intermediaire organisaties en lokale uitvoerders in bepaalde contexten kunnen worden gedragen?
  2. Werkt de methode om anticiperende actie in noodsituaties (anders dan natuurgeweld) toe te passen? Vanuit de uitgangspunten van anticiperende actie moet onderzocht worden of betere methoden voor voorspelling van dergelijke rampen (‘man made’) zijn toegepast.
  3. Wat zijn de trends in de uitvoering van het werk van humanitaire hulpverleners die relatie hebben tot internationaal humanitair recht (waaronder toegang en veiligheid)?
  4. De afgelopen jaren heeft Nederland geestelijke en psychosociale aspecten een belangrijke rol gegeven in crisisrespons via aandacht voor MHPSS (Mental Health en Psychosocial Support). Dit heeft ook geleid tot meer financiële en beleidsruimte voor een MHPSS-inclusieve crisisrespons. Van «automatische» inbedding van MHPSS is echter nog geen sprake, om vele redenen, waaronder capaciteit. Belangrijke vragen die beantwoord moeten worden zijn: Welke elementen waren doorslaggevend voor het vergroten van de internationale beleidsruimte en bereidheid van donoren om in te zetten op een MHPSS-inclusieve aanpak, en voor grote intermediaire actoren (RCRC, VN, INGOs) om deze ruimte te benutten en door te zetten? Welke rol speelde de Nederlandse diplomatie hierin? Wat zijn bepalende factoren aan de hand waarvan inzet op MHPSS door het humanitaire systeem en de vredesopbouw-architectuur bestendigd en verder verstrekt kan worden?

Subthema Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

Opvang in de Regio inzet betreft de bijdrage van Nederland aan de veilige opvang van mensen die ontheemd zijn of raken door oorlog, geweld of natuurrampen: vaak in gebieden en landen rond het conflict- of rampgebied. Kern van het beleid is het bevorderen van perspectief en duurzame leefomstandigheden voor ontheemden in de regio van herkomst. Door betere bescherming, onderdak, onderwijs en andere voorzieningen, en kansen op werk kunnen vluchtelingen en ontheemden dichtbij huis een nieuw (tijdelijk) bestaan opbouwen, zo lang de mogelijkheid tot terugkeer naar het land van herkomst niet aanwezig is. De Nederlandse inzet omvat ook investeringen in perspectief van gastgemeenschappen in de betreffende opvanglanden. Dat helpt spanningen tussen ontheemden en lokale gemeenschappen te verlagen en samenleven soepeler te maken.

Daarnaast spant Nederland zich met het migratiesamenwerkingsbeleid in voor veilige en ordelijke migratie. . Aandachtspunten zijn daarbij de bescherming van mensenrechten van migranten, het indammen van irreguliere migratie en het tegengaan van mensensmokkel- en handel, bewustmaking bij potentiĂ«le migranten van de risico’s van irreguliere migratie, en het faciliteren van vrijwillige terugkeer en duurzame herintegratie.

Inzichtbehoefte en onderzoeksagenda

Opvang in de Regio: Prospects partnerschap

Voor Nederland is Prospects het grootste programma waarmee opvang in de regio beleid in de praktijk wordt gebracht. Prospects is een samenwerkingsverband tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ILO, UNICEF, UNHCR, de Wereldbank en IFC. Het doel van het partnerschap is om vluchtelingen en gastgemeenschappen in kwetsbare regio’s meer lange termijn perspectief te bieden, vanuit de gedachte dat hierdoor de noodzaak tot doorreis vermindert.

Prospects zet waar het kan in op meer ontwikkelingsgerichte steun, waarbij vluchtelingen en gastgemeenschappen – en specifiek jongeren – de instrumenten krijgen om zichzelf een perspectief te verschaffen. Met hulp van Prospects krijgen vluchtelingen in opvanglanden in de Hoorn van Afrika en de MENA-regio (JordaniĂ«, Irak, Libanon, Soedan, Egypte, EthiopiĂ«, Kenia, Oeganda) toegang tot onderwijs, bescherming, werkgelegenheid, water, sanitaire voorzieningen en woningen.

Het Prospects-partnerschap beoogt een nieuwe manier van werken te ontwikkelen tussen de betrokken humanitaire en ontwikkelingsgeoriënteerde internationale partners. De nadruk ligt op samenwerking op programmatisch niveau die voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen meer impact oplevert dan een aanpak waarin organisaties individueel programmeren.

Met betrekking tot Prospects is er interesse om inzicht te verwerven op onder meer de volgende onderwerpen.

  1. De bijdrage van Prospects in het creëren van perspectief voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in landen van opvang?
  2. De bijdrage van Prospects aan inclusie van vluchtelingen in landen van opvang?
  3. De bijdrage van programmatische samenwerking tussen partners aan tot aanvullende impact voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.

Migratiesamenwerking: Migratiepartnerschappen

Als onderdeel van het migratiesamenwerkingsbeleid zet het kabinet in op migratiepartnerschappen met partnerlanden in Noord-Afrika, de Sahel en het Midden-Oosten. Het doel van deze partnerschappen is het beperken van irreguliere migratie, het bevorderen van terugkeer bij onrechtmatig verblijf en de bescherming van migranten. Hierbij wordt ingezet op brede samenwerking, waarbij een gelijkwaardige, open, en duurzame relatie wordt ontwikkeld, waarin alle onderwerpen kunnen worden besproken, en waarbij gezamenlijk naar oplossingen wordt gezocht voor wederzijdse uitdagingen die verder gaan dan alleen migratie. Het opbouwen en onderhouden van een dergelijke relatie is een proces van de lange adem, waarbij stille diplomatie een belangrijke rol speelt. Op politiek, ambtelijk en operationeel niveau werden alle mogelijke contactmomenten ingezet om te werken naar concrete resultaten.

Om inzicht te bieden in het effect van deze partnerschappen, zijn kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren ontwikkeld die sinds begin 2023 worden bijgehouden. In 2023 zijn er vanuit BZ/BHO en J&V extra middelen toegekend voor programmering in het kader van migratiepartnerschappen. Het betreft respectievelijk EUR 25 miljoen en EUR 7 miljoen.

Met betrekking tot de migratiepartnerschappen is er interesse om inzicht te verwerven op onder meer de volgende onderwerpen.

  1. De effectiviteit van genoemde extra gelden als het gaat om versterking van samenwerking en dialoog met de partnerlanden?
  2. De effectiviteit van programmatische samenwerking met de partnerlanden als het gaat om effectieve hulpverlening aan (potentiële) migranten.

Migratiesamenwerking: COMPASS

Het COMPASS partnerschap tussen NL en IOM is gericht op het bevorderen van de bescherming van migranten en het tegengaan van irreguliere migratie middels een ‘ecologische’ benadering met interventies op individueel, huishouden, gemeenschap en structureel niveau. Het programma voorziet een evidence-based benadering en een flexibele structuur, waarbij tussentijds leren en bijsturen centraal staat. Een mid-term evaluatie heeft reeds plaatsgevonden en concludeert dat de structuur van het programma ‘fit for purpose’ is. Het programma loopt dit jaar af, en een vervolgfase is reeds in ontwikkeling (2024-2027). De inzichtbehoefte is als volgt:

  1. Hoe effectief is het COMPASS programma geweest in het bereiken van de doelstellingen?
  2. Hoe duurzaam zijn de effecten?

Opvang in de regio en migratiesamenwerking: Subsidiekader locally led development

In 2023 heeft DSH/MO een subsidiekader gepubliceerd met als doel het versterken van locally-led development op het gebied van migratie en ontheemding. Hiermee is een vernieuwende aanpak gekozen om de beleidsdoelstellingen op het gebied van migratiesamenwerking en opvang in de regio te realiseren. Lokaal geleide ontwikkeling vormt het uitgangspunt van dit subsidiebeleidskader. Binnen het subsidiebeleidskader wordt onderscheid gemaakt tussen subsidie aanvragers (intermediary partners) en de beleidsdoelgroep (in-country partners). Tien intermediary partners zijn gecontracteerd door BZ met als doel om in-country partners te ondersteunen in hun streven om zichzelf te organiseren, bescherming te bieden aan migranten en vluchtelingen en/of hun stem effectiever kenbaar te maken. Deze vorm van samenwerking is een nieuwe aanpak binnen BZ, een evaluatie halverwege de looptijd en/of aan het eind van deze programma’s is dan ook gewenst.

De inzichtbehoefte voor een evaluatie is als volgt:

  1. Hoofdvraag: in hoeverre heeft de ondersteuning aan in-country partners tot gewenste capaciteitsversterking geleid?
  2. En in hoeverre heeft dat tot effectievere steun aan migranten, vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen geleid?
  3. Wat kan geconcludeerd worden over de steun aan lokaal geleide organisaties, versus multilaterale organisaties, wat betreft effectiviteit en efficiëntie?

Subthema Veiligheid & Rechtsorde (V&R)

Veiligheid, stabiliteit, en rechtsorde zijn voorwaarden voor duurzame vrede en ontwikkeling. V&R activiteiten zijn gericht op het vergroten van fysieke veiligheid voor mensen en gemeenschappen, het versterken van de rechtsorde en inclusief bestuur met een duidelijke focus op de behoeften van de betrokken populaties zelf, en conflictpreventie en vredesprocessen.

Inzichtbehoefte

Binnen de directie zijn vanuit de herziene Theory of Change de meest belangrijke leervragen geformuleerd.

  1. Inzicht in welke samenwerkingsstrategie (partnerschappen, diplomatie, enz.) het beste werkt voor Nederland bij verschillende soorten V&R autoriteiten?
  2. Inzicht of een sterke Nederlandse focus op lokalisatie (lokaal geleide ontwikkeling) leidt tot betere resultaten
  3. Inzicht in hoe NL het beste de verbinding kan ondersteunen tussen het lokale en nationale niveau (qua V&R resultaten, OS-resultaten of institutionele hervorming) Toelichting onderzoeksagenda
  4. Gewenst inzicht: welke samenwerkingsstrategie werkt het beste voor Nederland bij verschillende soorten V&R autoriteiten
  5. Herkomst van de leervraag: de steeds terugkerende vragen hoe je bijdraagt aan een legitieme, op behoeften gebaseerd sociaal contract waarbij vaak sprake is van zowel formele als informele leveranciers van recht en veiligheid.
  6. Gewenst inzicht: leidt een sterke Nederlandse focus op lokalisatie (lokaal geleide ontwikkeling) tot betere resultaten?
  7. Herkomst van de leervraag: De vele vragen in de Theory of change betreffen lokalisatie en de benadering waarin de mensen centraal staan. Leidt het ruimte bieden aan lokale krachten in het ontwerp van interventies ook tot betere resultaten?
  8. Gewenst inzicht: hoe kan Nederland het beste de verbinding ondersteunen tussen het lokale en nationale niveau
  9. Herkomst van de leervraag: Terugkerende vragen gaan hier over de manier waarop lokale projecten zich verhouden tot meer systemische verandering op nationaal niveau. Op lokaal niveau is gebleken dat er vooruitgang mogelijk is om degenen die zorgen voor veiligheid en recht meer transparant te laten werken. De leervraag gaat over de manier waarop opschaling en ‘trickle up’ naar nationaal niveau mogelijk wordt en daarmee tot systeemverandering leidt.

Gewenst inzicht op dwarsdoorsnijdende onderwerpen

Op dit beleidsthema is ook nog sprake van inzichtbehoeften ten aanzien van de werkwijze die het meest effectief is. Het gaat hierbij om de principes van lokalisatie (‘locally led development’), adaptiviteit en conflict sensitief werken, evenals de behoefte naar meer inzicht op de samenhang tussen de subthema’s. Verder zijn gender en mentale gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) dwarsdoorsnijdende onderwerpen. Op basis van (lopende en geplande) herziening van de interventielogica (‘theories of change’) worden leervragen verder uitgewerkt. Tevens wordt gekeken naar de mate waarin de principes van lokalisatie en adaptiviteit nog breder (dus dit thema overstijgend) tot inzichtbehoeften leidt. Deze zullen worden meegenomen in de Mid-Term Evaluatie in 2028.

Thema: Feministisch Buitenlandbeleid (FBB) – overstijgend thema (alle SDG’s)

Dit beleidsthema is opgenomen in de Strategische Evaluatie Agenda voor zowel Buitenlandse Zaken (hoofdstuk 5 van de begroting) als voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (hoofdstuk 17 van de begroting).

De invoering van het feministisch buitenlands beleid (FBB) houdt in dat Nederland in het gehele buitenlandbeleid streeft naar verkleining van ongelijkheid en het bevorderen van een gelijkwaardige positie van mannen, vrouwen en non-binaire personen. Er is daarbij bijzondere aandacht voor de positie van LHBTIQ+ personen. Dit geldt niet alleen voor onderwerpen die al een sociaal aspect hebben, zoals ontwikkelingshulp, maar juist ook voor diplomatie, veiligheid en buitenlandse handel.

Het FBB betekent dat Nederland gaat toewerken naar een nog structurelere integratie van een genderperspectief in alle aspecten van het buitenlandbeleid: diplomatie, veiligheid, buitenlandse handel en ontwikkelingshulp. Hoe de invulling van een Nederlands beleid er precies uit komt te zien is op basis van brede consultaties in het najaar van 2022 bepaald en vastgelegd in de 12Kamerbrief van 8 november 2022. De kern is vastgelegd in de zogenoemde ‘4 R-en’ benadering: rights, representation, resources en reality check.

Dit dient nader vorm en inhoud te krijgen middels verschillende actielijnen, te weten:

  1. Sterke agendabepalende rol blijven spelen
  2. Verankering van een genderlens in de gehele beleidscyclus; inclusief de toepassing van genderanalyses als basis van de beleids- en strategievorming.
  3. Genderbudgettering
  4. Grondoorzaken van machtsstructuren en ongelijkheid worden onderzocht en onderdeel van beleidsafwegingen en besluitvorming
  5. Betrekken en raadplegen van lokale maatschappelijke vrouwenorganisaties en deskundigen
  6. Tussentijdse evaluatie van beleid op impact voor vrouwen en LHBTIQ+ personen en zo nodig bijsturen
  7. Practice what you preach: meer inzet op training en kennisontwikkeling; diversiteit, inclusie en genderpariteit op alle functieniveaus binnen het ministerie; delegaties zijn divers samengesteld en zijn een inclusieve vertegenwoordiging. Hierbij geldt de richtlijn: comply or explain.

Inzichtbehoefte en onderzoeksagenda

Baseline Feministisch Buitenland Beleid per DG

Sinds de aankondiging van het FBB in mei 2022 is er meer aandacht voor en inzet op de bevordering van de rechten van vrouwen en meisjes en LHBTIQ+ personen en in mindere mate van andere gemarginaliseerde groepen. Deze intensivering verschilt per en binnen de vier DG’s van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. In het algemeen lijkt een en ander teveel afhankelijk van individuele inzet en invulling.

De basisvraag is dan ook: wat is de kennis van de 4R’en en de actielijnen en in hoeverre worden deze toegepast? Hoe ontwikkelen de kennis en implementatie zich ook op basis van nadere integratie van FBB-principes in de beleidscyclus (MvT, jaarplancyclus, consulair, bilaterale en multilaterale diplomatie, programmabeheer, etc.)? In deze baseline zal ook gekeken worden naar specifieke inzichtbehoeften per subthema, zoals bijvoorbeeld FBB in veiligheidsbeleid, FBB in klimaatbeleid en/of FBB in handelsbeleid.

Mid-term review Feministisch Buitenland Beleid per DG

Om tijdig bij te kunnen sturen is het van belang om een tussentijdse evaluatie te plannen die de toepassing van de 4R benadering ten opzichte van baseline meet, best practices inventariseert en mogelijke uitdagingen in kaart brengt.

Looptijd en verdere uitwerking SEA

De looptijd van dit thema is 7 jaar om ruimte te geven aan de inbedding van FBB-principes binnen alle DG’s en zal in de loop van de tijd nader uitgewerkt worden met eventuele specifieke studies op subthema’s, zoals FBB in veiligheidsbeleid, FBB in klimaatbeleid en FBB in internationale handel.

Overig onderzoek: evaluatieagenda voor de geĂŻntegreerde aanpak van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen

Gecombineerde aanpak voor digitale en duurzaamheidstransities in combinatielanden

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) heeft in de BHOS nota van juni 2022 een nieuwe aanpak aangekondigd om gecombineerd in te zetten op handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking met als doel het aanpakken van grote uitdagingen zoals klimaatverandering en digitalisering. De innovatiekracht, investeringskracht en het ondernemerschap van het Nederlandse bedrijfsleven kunnen ontwikkelingssamenwerking versterken en aanvullen. Dit moet resulteren in ‘win-win-situaties’, waarbij er enerzijds bijgedragen wordt aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en lokale economische ontwikkeling, en anderzijds aan het vergroten van het toekomstige Nederlands verdienvermogen door meer aandacht voor de grote transities die op ons afkomen.

Deze geïntegreerde aanpak bestaat uit 7 werkwijzen waarop buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking elkaar kunnen versterken Dit subthema richt zich op de combitracks in de combinatielanden, ook wel de 7e werkwijze van de geïntegreerde aanpak ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen genoemd. In de BHOS-nota van juni 2022 worden nog 6 werkwijzen beschreven waarop buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking elkaar kunnen versterken. De evaluaties die binnen deze werkwijzen worden uitgevoerd staan niet opgenomen onder de ‘dwarsdoorsnijdende thema’s BHOS’ maar zijn onderdeel van de afzonderlijke SEA beleidsthema’s ‘Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland’, ‘Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei’ en ‘Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat’ en zullen in de betreffende periodieke rapportages worden meegenomen.

Inzichtbehoefte

In de beleidsevaluatie Partners in Ontwikkeling (2021) en de beleidsdoorlichting van artikel 1 (2022) evalueert de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluaties (IOB) onder meer de samenhang tussen de beleidsdoelstellingen voor het bevorderen van Nederlandse handel en investeringen en ontwikkelingssamenwerking. De IOB constateert er onvoldoende wordt gestuurd op het behalen van coherentie en synergie tussen handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking. De evaluaties geven dan ook geen goed inzicht in de mate van effectiviteit van het beleid en de instrumenten die aan deze doelstellingen bijdragen. Volgens de IOB zou in het ontwerp van nieuw beleid en nieuwe instrumenten duidelijk moeten worden wat de concrete doelen zijn voor het bevorderen van handel en investeringen voor Nederlandse bedrijven en hoe dit bijdraagt aan een lokale veranderopgave waarbij lokale behoeften en kwetsbare groepen centraal staan. Ten slotte beveelt de IOB aan om het voorgaande te verwerken in een gezamenlijke beleidstheorie. Middels de beleidstheorie wordt uiteengezet hoe de interventies bijdragen aan de doelstellingen en dit biedt ook een kader waarmee evaluatie van het beleid kan worden vormgegeven.

Deze bevindingen van de IOB worden ook gedeeld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland tijdens het ‘Public Private Partnerships-symposium’ dat in 2023 is georganiseerd. Tijdens dit symposium zijn belangrijke lessen gedeeld over het samenwerken met het Nederlands bedrijfsleven aan ontwikkeling, in de vorm van publiek private partnerschappen. Enkele relevante inzichten voor dit beleidsthema zijn het belang om vanaf het begin van het partnerschap oog te hebben voor de specifieke lokale context, duidelijke doelen en verwachtingen van de betrokkenen vast te stellen en realistisch en flexibel te zijn tijdens de uitvoering. Ten slotte wordt het belang benadrukt om op basis van continue reflectie en leren, de partnerschappen effectiever vorm te geven en aan te passen aan de veranderende context.

In de BHOS nota van 2022 is een aanpak uiteengezet die tegemoet komt aan de geleerde lessen die hierboven zijn beschreven. Er is een beleidstheorie opgesteld voor de geĂŻntegreerde aanpak van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen. De werkwijzen passen binnen het kader van deze beleidstheorie en worden verder uitgewerkt. Een volgende stap is om inzicht te krijgen in hoe effectief deze nieuwe aanpak is en hoe deze bijdraagt aan de gestelde beleidsdoelen. De beleidstheorie is hierin leidend. Een belangrijke assumptie in de beleidstheorie is dat de gezamenlijke inzet op ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen elkaar versterkt en daarmee bijdraagt aan synergie op de verschillende beleidsdoelstellingen. Deze assumptie wordt verder onderzocht in de werkwijze combitracks en is de inzichtenbehoefte die centraal staat in de onderzoeksagenda die hieronder verder wordt toegelicht.

Toelichting onderzoeksagenda

In totaal wordt er in veertien combinatielanden gewerkt aan combitracks die een bijdrage leveren aan digitale- en duurzaamheidstransities. In alle landen worden de beleidsdoelstellingen geoperationaliseerd en wordt de mate van synergie gedefinieerd, zodat het bereiken van de doelstellingen en de bijdrage aan synergie achteraf kan worden vastgesteld geëvalueerd. In deze evaluaties wordt onderzocht hoe de gezamenlijke inzet op ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen elkaar versterkt. Daarin wordt onder meer gekeken naar de effecten op verbeterde samenwerking tussen de betrokken actoren, verbeterde effectiviteit ten aanzien van de interventies en inzicht in de langere termijn resultaten van de combitracks. De evaluaties vinden in eerste instantie plaats op landenniveau, om vervolgens een synthese te maken van de inzichten, zodat er ook inzichten worden geboden op het niveau van de totale aanpak.

Naast de evaluaties op landenniveau, zal ook met kennisinstellingen onderzocht worden welke bestaande wetenschappelijke literatuur nog meer inzicht kan geven in de geformuleerde leervragen. De opgedane inzichten worden meegenomen in de studies die in 2027 gepland staan.

Bijlage 6: Meerjarige juridische verplichtingen

Totaal budget artikel 1 537 539 544 596 638
Totaal vrije ruimte artikel 1 0 7 5 5 5
1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, inclusief MVO 32 33 34 36 38
wv. Juridisch verplicht 17 17 3 0 0
wv. Bestuurlijk gebonden 15 16 16 16 16
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 0 15 20 22
Totaal vrije ruimte 0 0 0 0 0
1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie 105 97 95 95 95
wv. Juridisch verplicht 33 22 22 13 13
wv. Bestuurlijk gebonden 72 68 68 68 68
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 0 0 9 9
Totaal vrije ruimte 0 7 5 5 5
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 400 409 415 465 505
wv. Juridisch verplicht 295 219 219 219 219
wv. Bestuurlijk gebonden 105 190 196 246 255
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 0 0 0 31
Totaal vrije ruimte 0 0 0 0 0
2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET 2029 BUDGET
Totaal budget artikel 2 909 852 827 927 1.001
Totaal vrije ruimte artikel 2 0 0 0 12 91
2.1 Voedselzekerheid 359 326 318 356 385
wv. Juridisch verplicht 261 186 100 59 40
wv. Bestuurlijk gebonden 39 7 39 0 0
wv. Beleidsmatig gereserveerd 58 134 178 297 318
Totaal vrije ruimte 0 0 0 0 27
2.2 Water 170 165 167 188 203
wv. Juridisch verplicht 167 105 72 29 32
wv. Bestuurlijk gebonden 4 60 95 33 6
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 0 0 125 152
Totaal vrije ruimte 0 0 0 0 13
2.3 Klimaat 380 360 342 383 413
wv. Juridisch verplicht 302 202 111 18 22
wv. Bestuurlijk gebonden 43 41 51 52 49
wv. Beleidsmatig gereserveerd 35 117 180 301 291
Totaal vrije ruimte 0 0 0 12 51
2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET 2029 BUDGET
Totaal budget artikel 3 693 642 651 729 789
Totaal vrije ruimte artikel 3 17 41 73 99 100
3.1 Mondiale gezondheid en SRGR 447 404 405 453 490
wv. Juridisch verplicht 407 154 98 92 92
wv. Bestuurlijk gebonden 8 75 75 75 75
wv. Beleidsmatig gereserveerd 20 150 200 250 300
Totaal vrije ruimte 12 25 32 36 24
3.2 Vrouwenrechten en gender 39 37 38 42 46
wv. Juridisch verplicht 33 2 1 0 0
wv. Bestuurlijk gebonden 0 6 6 6 6
wv. Beleidsmatig gereserveerd 4 25 30 30 30
Totaal vrije ruimte 2 4 1 6 10
3.3 Maatschappelijk middenveld 154 153 158 177 192
wv. Juridisch verplicht 150 21 2 1 0
wv. Bestuurlijk gebonden
wv. Beleidsmatig gereserveerd 4 120 120 130 140
Totaal vrije ruimte 0 12 36 46 52
3.4 Onderwijs 52 48 50 56 61
wv. Juridisch verplicht 3 1 0 0 0
wv. Bestuurlijk gebonden
wv. Beleidsmatig gereserveerd 47 47 47 47 47
Totaal vrije ruimte 2 0 3 9 14
2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET 2029 BUDGET
Totaal budget artikel 4 951 842 804 901 975
Totaal vrije ruimte artikel 0 291 396 619 693
4.1 Humanitaire Hulp 474 411 376 421 456
wv. Juridisch verplicht 425 120 20 5 5
wv. Bestuurlijk gebonden 0 0 0
wv. Beleidsmatig gereserveerd 49 0 0 0 0
Totaal vrije ruimte 0 291 356 416 451
4.2 Opvang in de regio 297 267 258 289 313
wv. Juridisch verplicht 292 234 250 125 125
wv. Bestuurlijk gebonden 5 33 8 32 32
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 0 0 0 0
Totaal vrije ruimte 0 0 0 132 156
4.3 Veiligheid en rechtsorde 180 164 170 190 206
wv. Juridisch verplicht 155 115 55 35 35
wv. Bestuurlijk gebonden 25 49 75 85 85
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 0 0 0 0
Totaal vrije ruimte 0 0 40 70 86
2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET 2029 BUDGET
Totaal budget artikel 5 511 246 266 284 305
Totaal vrije ruimte artikel 5 0 0 0 0 0
5.1 Multilaterale samenw 196 172 173 194 208
wv. Juridisch verplicht 196 104 88 55 53
wv. Bestuurlijk gebonden 0 12 17 50 50
wv. Beleidsmatig gereserveerd 0 56 68 89 105
Totaal vrije ruimte artikel 5.1 0 0 0 0 0
5.2 Overig armoedebeleid 78 74 93 90 97
wv. Juridisch verplicht 74 62 61 57 57
wv. Bestuurlijk gebonden 0 8 5 5 5
wv. Beleidsmatig gereserveerd 4 4 27 28 35
Totaal vrije ruimte 0 0 0 0 0
5.3 OekraĂŻne (XVII) 237 0 0 0 0
wv. Juridisch verplicht 0 0 0 0 0
wv. Bestuurlijk gebonden 185 0 0 0 0
wv. Beleidsmatig gereserveerd 52 0 0 0 0
Totaal vrije ruimte 0 0 0 0 0

Conform de toezegging aan kamerlid Ram in zijn rol als rapporteur tijdens de behandeling van de begroting BHOS 2024 d.d. 31 januari 2024 (TZ202402-026) bevat dit onderdeel een meerjarige uitwerking van de juridisch verplichte budgetten, inclusief een toelichting. Deze tabel is exclusief overprogrammering.

Toelichting

Artikel 1

De programmering van artikel 1 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Voor sub-beleidsartikel 1.1 duurzame handelsystemen, zijn er diverse programma's ter bestrijding van kinderarbeid en ter bevordering van IMVO. Voor sub-beleidsartikel 1.2 versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, gaat het om programma's met uitvoeringspartners RVO (o.a. Starters International Business, handelsmissies) en Invest International (o.a. Dutch Trade and Investment Fund). Ook zijn verplichtingen aangegaan voor de Wereldtentoonstelling in Osaka. De programma's met RVO zijn in het lopende jaar juridisch verplicht en in de jaren erna bestuurlijk verplicht. Voor sub-beleidsartikel 1.3 private sectorontwikkeling, zijn er meerjarige verplichtingen aangegaan op het gebied van infrastructuur (o.a. DRIVE, D2B, ORIO) die in latere jaren tot uitbetaling komen, maar ook op het gebied van jeugdwerkgelegenheid (Challenge Fund). Deze programma's zijn juridisch verplicht. Ruimte voor het aangaan van beleidsmatige nieuwe verplichtingen is zeer beperkt door de ombuigingen binnen het ODA budget en ontstaat pas in 2029.

Artikel 2

De programmering onder artikel 2 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. In 2025 zullen meerjarige verplichtingen worden aangegaan voor Voedselzekerheid, Water en Klimaat om uitvoering te gegeven aan de beleidsprioriteiten en toezeggingen naar aanleiding van de VN-waterconferentie. Voor de sub-beleidsartikelen 2.1 Voedselzekerheid en 2.2 Water wordt een groot deel van de budgetten gealloceerd op basis van meerjarige landenstrategieën van posten, voor zover deze kaders nog niet juridisch zijn verplicht, valt het overige deel van dit financiële meerjarige kader onder beleidsmatige verplichtingen omdat Nederland daarover bilaterale afspraken maakt als een betrouwbare en voorspelbare partner in ontwikkelingshulp. Het sub-beleidsartikel 2.3 bevat verplichtingen voor multilaterale klimaatfinanciering en klimaatafspraken zoals bijdragen aan de Global Environment Facility, Green Climate Fund, UNEP en verdragscontributies in het kader van het Kyoto en Montreal protocol.

Artikel 3

De programmering onder artikel 3 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten. Hieruit ontstaat een verdeling van uitgaven over de jaren waarvoor de overeenkomsten zijn aangegaan.

Voor artikel 3.1 zijn middelen meerjarig vastgelegd en bestuurlijk gereserveerd voor vaste bijdrages aan o.a. UNAIDS, UNFPA en de WHO. De beleidsmatig gereserveerde middelen hebben betrekking op de uitvoering van de Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030.

Voor artikel 3.2. zijn middelen meerjarig vastgelegd voor de partnerschappen gericht op bescherming en bevordering vrouwenrechten en gendergelijkheid. Bestuurlijk zijn middelen gereserveerd voor de vaste bijdrage aan UNWOMEN. De beleidsmatig gereserveerde middelen betreffen de uitvoering van het beleid op het gebied van vrouwenrechten.

Voor artikel 3.3 liggen de middelen tot en met 2025 meerjarig vast voor de versterking van het maatschappelijk middenveld onder andere onder het VMM-kader 2021-2025. De beleidsmatig gereserveerde middelen vanaf 2026 betreffen middelen voor nieuwe ondersteuningsactiviteiten voor het maatschappelijk middenveld.

Voor artikel 3.4 zijn middelen beleidsmatig gereserveerd voor de uitvoering van het Beroeps- en Hogeronderwijs programma.

Artikel 4

De programmering onder artikel 4 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Voor artikel 4.1 humanitaire hulp is het grootste deel van het budget t/m 2025 meerjarig juridisch verplicht. Dit betreft onder andere de bijdragen aan VN-organisaties (WFP, UNHCR, UNRWA), CERF, UNICEF-thematische humanitaire financiering en UNOCHA. Subsidies aan de Dutch Relief Alliance en het Rode Kruis zijn t/m 2026 toegekend. Daarnaast zijn er subsidies uit hoofde van het subsidiebeleidskader «Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027» t/m 2027 toegekend.

Voor artikel 4.2 opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking liggen de middelen meerjarig juridisch vast. Het betreft hier met name het PROSPECTS programma (2024-2027) en COMPASS. Subsidies die zijn toegekend op het subsidiebeleidskader «Migration and Displacement 2023-2028» lopen uiterlijk tot en met 2028.

Met betrekking tot 4.3 veiligheid en rechtstaatontwikkeling is een deel van het programma via gedelegeerde landenprogramma’s vastgelegd. Het deel wat ultimo 2023 van deze gedelegeerde middelen niet juridisch is vastgelegd is opgenomen onder bestuurlijk verplicht. De bijdrage aan het Peace Building Fund is verplicht t/m 2026. Er zijn subsidies toegekend uit het subsidiebeleidskader «Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031» die uiterlijk in 2031 aflopen.

Artikel 5

Binnen artikel 5.1 zijn de verplichtingen voor de middelen- en kapitaalaanvullingen die vanaf 2025 worden aangegaan met de regionale ontwikkelingsbanken als bestuurlijk verplicht aangegeven. De Algemene Vrijwillige Bijdragen aan UNDP en UNICEF zijn per 2026 opgenomen als beleidsmatig gereserveerd. De financiering van het Assistent-Deskundigenprogramma en overige (m.n. Technische Assistentie) programma’s is voor de komende jaren beleidsmatig gereserveerd.

De bijdragen aan UNESCO in 2025 en verder zijn verplichte bijdragen die als juridisch verplicht zijn aangemerkt binnen artikel 5.2. De uitgaven voor schuldverlichting liggen tot en met 2029 grotendeels juridisch vast, de nieuwe verplichting voor schuldverlichting (HIPC IDA-21) is als bestuurlijk verplicht aangegeven. De voorgenomen overige programma’s zijn als beleidsmatig gereserveerd opgenomen.

Binnen het nieuwe artikelonderdee «Oekraïne» is 78% van de uitgaven in 2025 bestuurlijk gebonden en is het overige budget beleidsmatig gereserveerd.

Bijlage 7: Factsheets revolverende fondsen

Tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 2024 (36410-XVII) is toegezegd de Tweede Kamer bij de memorie van toelichting bij de begroting 2025 door middel van factsheets te informeren over revolverende fondsen, onder meer over de omvang, looptijd en informatie over wie de fondsen beheren en uitvoeren. De factsheets van dertien revolverende fondsen die onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp vallen zijn daarom als bijlage gevoegd. Een format van het factsheet is eerder met de Tweede Kamer gedeeld (TZ202402-028). Tijdens het Schriftelijk Wetgevingsoverleg van 27 juni jl. hebben de rapporteurs het voorstel ondersteund om dit format te gebruiken.

Revolverende fondsen zijn een belangrijk instrument voor de beleidsdoelen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp waar de private sector een bijdrage aan kan leveren. Dat geldt bijvoorbeeld voor private sector ontwikkeling, voedselzekerheid en hernieuwbare energie. Bij deze doelen kan er sprake zijn van een op termijn rendabel bedrijfsmodel. De focus is projecten waarvoor onvoldoende financiering in de markt beschikbaar is, maar waarbij wel de verwachting is dat de investering voor een groot deel kan worden terugbetaald. Doordat middelen uit een revolverend fonds meerdere keren kunnen worden ingezet, is het niet alleen een heel doelmatig instrument, maar wordt met hetzelfde budget ook meer ontwikkelingsimpact bereikt. Revolverende fondsen bieden ook de mogelijkheid voor het mobiliseren van private financiering. Dat kan door het aantrekken van andere private financiers die zonder betrokkenheid van BHO niet geĂŻnvesteerd zouden hebben, ofwel door het ontwikkelen van bedrijfsmodellen die in staat zijn zelf privaat kapitaal aan te trekken.

In deze bijsluiter bij de factsheets van de revolverende fondsen worden de onderdelen van de factsheets nader toegelicht:

Algemene informatie over het fonds

  1. Hoe zit het fonds in elkaar?
  2. Revolveerbaarheid en beheerskosten
  3. Bijdrage BHO
  4. Wat is de positie van het fonds tot het Rijk?
  5. Tijdslijn en evaluaties

Alle gegevens in de factsheets zijn gebaseerd op de situatie per 11 juli 2024.

Algemene informatie over het fonds

De eerste pagina van het factsheet bevat informatie over enkele algemene aspecten van het revolverend fonds zoals i) het oprichtingsjaar van het fonds; ii) de looptijd van het fonds; iii) de looptijd van het contract met de uitvoerder(s); iv) de begunstigden; v) de uitvoerende organisatie(s); vi) het begrotingshoofdstuk; vii) de volgende geplande evaluatie; viii) het doel van het fonds; ix) de omvang van het fonds; x) eventuele andere financiers in het fonds; xi) de totale beoogde omvang van het fonds; en xii) de website.

De omvang van het fonds is gebaseerd op de balans die in het jaarverslag van het revolverend fonds vermeld staat. De omvang wordt bepaald door stortingen in het fonds en kan gedurende de jaren daarnaast fluctueren door bijv. winsten en/of verliezen van de onderliggende investeringen, door wisselkoersverschillen, of wanneer beheerskosten worden betaald uit het kapitaal van het fonds.

Voor een aantal fondsen komt het bedrag onder «omvang fonds per 31 december 2023» niet overeen met het bedrag dat genoemd staat in het jaarverslag 2023. Het verschil ontstaat doordat voor een aantal fondsen in het jaarverslag de omvang van het fonds per 31 december 2022 is opgenomen aangezien de gegevens van die fondsen per 31 december 2023 nog niet beschikbaar waren. Bij het opstellen van de factsheets zijn die gegevens nu wel beschikbaar en is ervoor gekozen om de meest actuele cijfers op te nemen. Daarnaast is de component Technische Assistentie als onderdeel van de waarde van het fonds buiten beschouwing gelaten in de factsheets, terwijl deze wel zijn meegenomen bij de berekening van de waarde van het fonds in het jaarverslag.

Ad 1. Hoe zit het fonds in elkaar?

Kenmerk van een revolverend fonds is dat terugvloeiende middelen opnieuw ingezet kunnen worden. In het figuur bij onderdeel 1 staat informatie over de constructie van het fonds. Het gaat over de rijksbijdragen naar het fonds en vanuit het fonds naar de eindbegunstigden, en weer terug. Het fonds zet hierbij geld uit via verschillende type investeringen (leningen, mezzanine leningen, aandelenparticipaties en garanties) en verwacht in ieder geval een deel van deze gelden terug te krijgen via aflossingen, rente, dividend, verkoopopbrengsten en/of garantievergoedingen.

Als er rendement gemaakt wordt, dat wil zeggen als eindbegunstigden zorgen voor een geldstroom terug naar het fonds, doordat ze bijvoorbeeld rente terugbetalen, neemt de waarde van het fonds toe. Worden er leningen afgeschreven, dan neemt de waarde van het fonds af. De waarde van het fonds kan op enig moment dus een ander bedrag zijn dan het totaal aan bedragen dat door de overheid in het fonds is gestort.

Als een fonds stopt en er blijft geld over in het fonds, dan komt dat terug naar de BHO-begroting. Het kan dan wel nog een aantal jaar duren voordat duidelijk is in hoeverre en wanneer de nog uitstaande investeringen ook daadwerkelijk terugkomen. Dat komt omdat leningen en participaties door het fonds meerjarig zijn verstrekt.

Ad 2. Revolveerbaarheid en beheerskosten

Het ministerie streeft per fonds naar een percentage voor revolveerbaarheid. Dit kan honderd procent zijn, maar ook minder. Dit is onder andere afhankelijk van de gekozen ontwikkelingsdoelen, sectoren en landen, en de noodzaak voor projectontwikkeling. Verder kan dit percentage inclusief of exclusief de kosten voor het beheer zijn. De gerealiseerde revolveerbaarheid van een fonds is enkel achteraf te bepalen, wanneer duidelijk is of uitstaande investeringen worden terugbetaald.

Ad 3. Bijdrage BHO

De bijdrage van BHO aan het revolverend fonds betreft hoeveel geld BHO aan het fonds heeft verstrekt en nog gaat verstrekken. Bij het aangaan van een verplichting wordt de totale Nederlandse bijdrage bepaald. Deze wordt over het algemeen over een periode van enkele jaren aan het fonds verstrekt, onder meer afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte.

De bijdrage van BHO tot op dit moment kan verschillen van de huidige omvang van het fonds, die gebaseerd is op de balans die in het jaarverslag van het revolverend fonds vermeld staat. Verschillen kunnen komen doordat er meerdere financiers geld aan het fonds hebben verstrekt en doordat er jaarlijks fluctuaties in de omvang van het fonds kunnen plaatsvinden. Deze fluctuaties kunnen komen door bijv. winsten en/of verliezen van de onderliggende investeringen, door wisselkoersverschillen, of wanneer beheerskosten worden betaald uit het kapitaal van het fonds.

Ad 4. Wat is de positie van het fonds tot het Rijk?

In dit figuur komen twee aspecten terug die in de vormgeving van de fondsen kunnen verschillen: de plaatsing van het fondsvermogen en het fondsbeheer. Het vermogen kan deel uitmaken van de rijksoverheid, of het kan erbuiten staan. Ook het fondsbeheer varieert. Een fonds kan vanuit de rijksoverheid worden beheerd of buiten de rijksoverheid plaatsvinden.

Ad 5. Tijdslijn en evaluaties

Elk revolverend fonds wordt periodiek geëvalueerd, door middel van een externe evaluatie. Daarnaast worden de fondsen meegenomen in beleidsdoorlichtingen. In deze sectie worden naast de looptijd ook de gegevens van de meest recente en geplande evaluaties en beleidsdoorlichtingen aangegeven.

Als er geen geplande einddatum voor een revolverend fonds is vastgesteld, geldt dat het fonds stopt wanneer een van de partijen het fonds opzegt. De voorwaarden voor opzegging zijn opgenomen in de overeenkomst. Wanneer een fonds een onbepaalde looptijd heeft, betekent dat niet dat er geen heroverweging plaats kan vinden. Heroverweging kan plaatsvinden op basis van evaluaties.

Conform de toezegging bij het schriftelijk overleg over het jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023 (Kamerstuk 36560-XVII-1) wordt de Tweede Kamer geĂŻnformeerd over de uitkomst van evaluaties van revolverende fondsen wanneer deze zijn afgerond.

Access to Energy Fund

AGRI3 Fund

Building Prospects (IDF)

Climate Investor One

Dutch Fund for Climate and Development

Dutch Good Growth Fund - track 1

Dutch Good Growth Fund - track 2

Dutch Trade and Investment Fund

Farm Fit Fund

Global Agriculture and Food Security Programme

MASSIF

One Acre Fund

Private Infrastructure Development Group


  1. __https://open.overheid.nl/documenten/ea9ff07d-70b7-4ff1-a415-817bfd98263c/file↩

  2. __n0072018.pdf (un.org)↩