[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025

Memorie van toelichting

Nummer: 2024D31133, datum: 2024-09-17, bijgewerkt: 2024-09-30 09:48, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-IX-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 IX-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025.

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024–2025
36 600IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde uitgaven IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 27.662,2 mln.

Figuur 2 Geraamde ontvangsten IX Financiën (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 228.956,0 mln.

Figuur 3 Geraamde belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 225.297,9 mln.

Figuur 4 Geraamde niet-belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 3.658,2 mln.

Figuur 5 Geraamde uitgaven IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 33.281,7 mln.

Figuur 6 Geraamde ontvangsten IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 84.307,6 mln.

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Artikelen 1, 2 en 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De minister van Financiën

E.Heinen

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Het werkterrein van het ministerie van Financiën

Voor u ligt de begroting 2025 van het ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In de begroting staan de belangrijkste beleidsdoelen voor 2025 en de financiële gevolgen hiervan.

Waar relevant wordt in de begroting verwezen naar Kamerstukken of andere beschikbare begrotingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor de begroting.

Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.

Opbouw van de begroting

Hoofdstuk 2: de beleidsagenda

Dit hoofdstuk geeft de beleidsprioriteiten weer. Dit zijn de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van Financiën. Ook bevat dit hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties, een openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda en het overzicht risicoregelingen.

Hoofdstuk 3: de beleidsartikelen voor Financiën (IXB)

De beleidsartikelen voor Financiën (IXB) zijn:

  1. Artikel 1 Belastingen;
  2. Artikel 2 Financiële markten;
  3. Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector;
  4. Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen;
  5. Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen;
  6. Artikel 6 Btw-compensatiefonds;
  7. Artikel 9 Douane;
  8. Artikel 13 Toeslagen.

Hoofdstuk 4: de niet-beleidsartikelen

De niet-beleidsartikelen zijn:

  1. Artikel 8 Apparaat;
  2. Artikel 10 Nog onverdeeld.

Hoofdstuk 5: de beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA)

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA) zijn:

  1. Artikel 11 Financiering staatsschuld;
  2. Artikel 12 Kasbeheer.

Bijlagen

Er zijn acht bijlagen opgenomen:

  1. Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s);
  2. Bijlage 2: Specifieke uitkeringen;
  3. Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk;
  4. Bijlage 4: Moties en toezeggingen;
  5. Bijlage 5: Subsidieoverzicht
  6. Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda;
  7. Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland;
  8. Bijlage 8: Lijst van afkortingen.

Financiering staatsschuld en kasbeheer (Nationale Schuld)

Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse Rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in artikel 11 Financiering staatsschuld behandeld. Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in artikel 12 Kasbeheer. De artikelen worden middels een aparte begrotingsstaat vastgesteld.

De begroting van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2.19. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen 2010. De tweede eigenschap is dat er voor beide artikelen wordt uitgegaan van het principe dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen). Beide artikelen kennen geen verplichting om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12).

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het ministerie van Financiën maakt daarom, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking), rente, en rekening-courant en deposito’s.

Het instrument financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking) wordt gebruikt op artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen en dividendontvangsten. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.

Het instrument rente komt onder meer terug op artikel 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Op artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het op artikel 11 om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van decentrale overheden, de sociale fondsen en andere aan de Rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In paragraaf 2.1 van de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de volgende landenspecifieke aanbevelingen:

  1. Uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan en het REPowerEU-te versnellen en ervoor zorgen dat hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 tot een goed einde zijn gebracht.
  2. Het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen en de groei van de netto-uitgaven in 2025 te beperken om te zorgen voor een overheidstekort onder de referentiewaarde van 3% bbp.

Op de aanbeveling om de belastingheffing op verschillende soorten inkomsten uit vermogen op een lijn te brengen en de bevoordeling van schulden van huishoudens te beperken wordt niet in de beleidsagenda ingegaan. De aanpak komt terug in het Fiscal Structural Plan (FSP).

Groeiparagraaf

Het ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van de ontwerpbegroting Financiën en Nationale Schuld 2024 zijn de volgende verbeteringen doorgevoerd.

  1. Beleidsagenda: de thema's in de beleidsagenda zijn aangepast als gevolg van het hoofdlijnenakkoord.
  2. Tabel 11 Coronamaatregelen op begroting Financiën & Nationale Schuld IX is geen onderdeel meer van de begroting 2025.
  3. In bijlage 4. Moties en toezeggingen wordt de status van de uitvoering van de moties opgenomen, waaronder of een motie is afgerond, of naar verwachting in de toekomst zal worden afgerond.
  4. De belasting- en invorderingsrente (bir) zijn overgeheveld naar het inkomstenkader conform het advies van de van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte.1
  5. Conform de afspraak in het hoofdlijnenakkoord worden de middelen voor Oekraïne en de rente op de nationale schuld buiten het uitgavenkader geplaatst.
  6. De Belastingdienst heeft in de begroting 2025 enkele wijzigingen doorgevoerd in de set kengetallen en prestatie-indicatoren. Op het tussendoel ‘Effectief informeren’ zijn twee bestaande indicatoren vervangen door één nieuwe prestatie-indicator en is een prestatie-indicator gewijzigd wat betreft definitie en meetmethode. Op het tussendoel ‘Gemak’ is een indicator toegevoegd die de prestatie van de Belastingdienst ten aanzien van startende ondernemers gaat meten. Verder is de ambitie op een aantal indicatoren ten opzichte van de ontwerpbegroting 2024 verhoogd. In artikel 1 zijn de wijzigingen toegelicht.
  7. Bij ekv (artikel 5) is een indicator toegevoegd: absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan mkb-transacties. Het mkb heeft, in grotere mate dan het grootbedrijf, behoefte aan ondersteuning bij het verkrijgen en/of behouden van toegang tot voldoende werkkapitaal. Om deze reden worden onder de ekv nieuwe liquiditeitsverruimende producten ontwikkeld en worden meer mkb-transacties ondersteund.
  8. De Dienst Toeslagen heeft aanpassingen verricht in de indicatoren voor beleving van burgers. Er is een indicator toegevoegd over de tevredenheid van de toeslagontvangers en bij burgerbeloftes wordt inzicht gegeven in het percentage burgers dat eens/oneens met de stelling is.
  9. Er is een bijlage subsidieoverzicht opgenomen in de begroting.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Als ministerie van Financiën gaan we over geld. Geld van ons allemaal, voor ons allemaal. We werken aan een financieel gezond Nederland waarbij het welzijn van mensen, hun behoeften, veiligheid, zorgen, dromen, vragen en hun plannen vooropstaan. We zorgen ervoor dat Nederland en onze economie klaar zijn voor de steeds sneller veranderende wereld van morgen. Daar is geld voor nodig. Dat geld brengen burgers en bedrijven via onder andere belastingen bijeen. De overheid verdeelt het geld over zaken die de samenleving belangrijk vindt. Het is de taak van het ministerie van Financiën om er op toe te zien dat het geld van de Nederlandse overheid goed wordt besteed. Nu en in de toekomst.

Op 2 juli jl. is het kabinet-Schoof aangetreden. Het kabinet voert het hoofdlijnenakkoord ‘Hoop, lef en trots’ uit, dat op 15 mei jl. is gepresenteerd. De maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord zijn budgettair verwerkt in de Miljoenennota 2025, de onderliggende departementale begrotingen en het Belastingplan 2025. In deze departementale begroting van Financiën gaat het om de volgende maatregelen:

  1. Voorbereidende stappen om het belastingstelsel te vereenvoudigen en het toeslagenstelsel te hervormen.
  2. Fiscale maatregelen, onder meer om werken meer te laten lonen.
  3. Investeren in innovatie en de potentie van de Nederlandse economie via Invest-NL.
  4. Steun aan Oekraïne: politiek, militair, financieel en moreel. De Douane handhaaft de naleving van de sanctiemaatregelen en bestrijdt sanctieomzeiling. De FIOD is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving en opsporing van schendingen van de sanctiewet.
  5. Taakstelling op de apparaatsbudgetten van het ministerie van Financiën.
  6. Verlaging van het budget voor de Wereldbank.

Naast uitvoering van maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord gaan we de relatie tussen onze uitvoeringsorganisaties en hun opdrachtgevers versterken. Ook gaan we de kwaliteit van onze uitvoeringsorganisaties en de dienstverlening aan de burger verder verbeteren. Voor het gehele ministerie van Financiën streven we naar een diverse en inclusieve werkomgeving. Onze medewerkers zijn het ‘menselijk kapitaal’ van de organisatie. Wij willen dat onze medewerkers plezier hebben in hun werk. Het zorgen voor voldoende en vakbekwaam personeel blijft een speerpunt.

Met de in deze beleidsagenda genoemde beleidsprioriteiten verbeteren we de manier van werken en de prestaties van het ministerie van Financiën. Zo dragen we ook in 2025 bij aan het versterken van een financieel gezond Nederland.

Thema 1: Financieel gezond Nederland

Solide overheidsfinanciën

Het kabinet hanteert een trendmatig begrotingsbeleid. Dit biedt houvast aan de Nederlandse burger en bedrijven. Het trendmatig begrotingsbeleid is gestoeld op drie principes: 1) efficiënte allocatie van publieke middelen, 2) beheersen van de overheidsfinanciën, en 3) stabilisatie van de economie. Het kabinet acht de terugkeer naar begrotingsdiscipline belangrijk voor Nederlandse belastingbetalers. Het ministerie van Financiën ziet erop toe dat dit ook gebeurt. Langetermijn-indicatoren van het Centraal Planbureau wijzen op een oplopende schuld op de lange termijn. Dit kabinet zet een eerste stap in de beheersing van overheidsuitgaven.  

Het EMU-saldo voor 2025 is geraamd op ‒ 2,8% bruto binnenlands product (bbp). Het EMU-saldo verslechtert in 2026, om vervolgens te verbeteren in de volgende jaren en uit te komen op ‒ 2,5% in 2029. De EMU-schuld wordt geraamd op 46,6% bbp in 2025, waarna deze oploopt tot 52,5% bbp in 2029. Het kabinet zet zich in om het budgettair structureel plan voor de middellange termijn in te passen in de nationale begrotingssystematiek en deze dit najaar tijdig aan te leveren bij de Europese Commissie. In dit plan zal het kabinet ook nader ingaan op de landenspecifieke aanbevelingen met betrekking tot het begrotingsbeleid.

Nederland maakt aanspraak op 5,4 miljard euro uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), een Europees instrument voor duurzaam economisch herstel na de coronacrisis en energiecrisis. In 2024 heeft Nederland het eerste betaalverzoek van 1,3 miljard euro ingediend. Nederland is voornemens eind 2024 het tweede betaalverzoek van 1,2 miljard euro in te dienen. In 2025 volgt het derde betaalverzoek van 1,4 miljard euro. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om het Nederlandse Herstel en Veerkrachtplan uit te voeren en zo de volledige 5,4 miljard euro aan EU-middelen in te kunnen zetten voor investeringen in Nederland.

Economie en vestigingsklimaat

Concurrentiekracht EU

Nederland heeft baat bij een sterke en stabiele Europese economie. Het kabinet zal daarom in Europa een constructieve speler zijn. Het ministerie van Financiën investeert in goede relaties met andere lidstaten en met de (financiële) instellingen van de Europese Unie.

Aandacht voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het verhogen van duurzame economische groei blijft van groot belang, ook in Europa. Daarvoor is een gedegen implementatie van het herziene Stabiliteits- en Groeipact nodig, met aandacht voor het begrotingsbeleid, publieke investeringen en structurele hervormingen.

Eind 2024 begint de termijn van een nieuwe Europese Commissie, die veel aandacht zal besteden aan het versterken van het Europese concurrentievermogen. Het mobiliseren van privaat kapitaal draagt bij aan de hiervoor benodigde financiering. Voor de verdere ontwikkeling van de Europese interne markt zet het kabinet in de Eurogroep en Ecofinraad in op een verdere versterking en verdieping van de kapitaalmarktunie en voltooiing van de bankenunie.

In de voorstellen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (vanaf 2028), die in 2025 zullen verschijnen, zal de Europese Commissie waarschijnlijk ook veel aandacht hebben voor het versterken van de Europese concurrentiekracht. Nederland kijkt graag hoe de EU-begroting daar optimaal voor kan worden ingezet. Voorstellen die gepaard gaan met gemeenschappelijke schuldfinanciering zal Nederland terughoudend tegemoet treden en daarbij kritisch kijken naar mogelijke toekomstige risico’s voor de Nederlandse begroting en de Europese financiële stabiliteit. Het mobiliseren van privaat kapitaal staat volgens Nederland centraal bij de hiervoor benodigde financiering.

Vestigingsklimaat

Voor een goed functionerende Nederlandse economie is een goed vestigingsklimaat nodig. Als Nederland aantrekkelijk is voor bedrijven en investeerders, dan zullen zij er vaker voor kiezen om hier hun activiteiten te laten plaatsvinden. Dat draagt bij aan onze economische groei, innovatie en werkgelegenheid. En daarmee aan de welvarendheid van Nederland. Om aantrekkelijk te zijn als vestigingsland spelen verschillende factoren een rol, zoals de beschikbaarheid van goed geschoold personeel, een goede infrastructuur en de kwaliteit van de leefomgeving. Voor de financiële sector zijn daarnaast een aantal specifieke factoren relevant zoals het fiscale regime, de mate van regeldruk en de kwaliteit van het toezicht. Bovenal is het voor een goed vestigingsklimaat van belang dat overheidsbeleid voorspelbaar en consistent is en ook gericht is op de lange termijn.

In het hoofdlijnenakkoord is het streven opgenomen om het vestigingsklimaat te verbeteren. Een goed en stabiel fiscaal beleid is belangrijk voor het ondernemings- en vestigingsklimaat, zowel voor internationaal opererende ondernemingen als voor kleine bedrijven lokaal in de stad en/of in de regio. Nederland moet een land blijven waar bedrijvigheid ontkiemt, bloeit en groeit. Aan het fiscaal vestigingsbeleid zit een belangrijke internationale component. Het kabinet wil dat in Nederland gevestigde bedrijven niet worden benadeeld binnen de interne markt van de EU en concurrerend zijn op de mondiale markt. Mede hierom heeft het kabinet besloten tot een aantal maatregelen die onder het kopje «fiscale beleidsprioriteiten» zullen worden toegelicht.

Ook staatsdeelnemingen hebben een rol bij het verbeteren van het vestigingsklimaat en het zorgen voor een stabiele economie. Zo maakt het kabinet budget vrij om te investeren in innovatie en in de potentie van onze economie via Invest-NL. Hiermee onderstreept het kabinet het belang van ondernemerschap en een goed vestigingsklimaat. Als National Promotional Institution treedt Invest-NL op als co-investeerder bij projecten die maatschappelijke meerwaarde hebben en moeilijk of niet zelfstandig aan financiering kunnen komen op de private markt.

Voor het vestigingsklimaat is verder de exportkredietverzekeringsfaciliteit van betekenis, die het Nederlands bedrijfsleven ondersteunt bij internationale handel en zorgt voor een gelijkwaardig internationaal speelveld.  Ten slotte draagt ook de Douane bij aan een gunstig vestigings- en ondernemingsklimaat in Nederland, met het handhaven van bijvoorbeeld antidumpingregelingen. Maar ook door betrouwbare bedrijven zo goed mogelijk te faciliteren, door voor hen de administratieve lasten en het oponthoud in de logistieke keten zoveel mogelijk te beperken.

Financiële sector

Een sterke en betrouwbare financiële sector is van groot belang voor stabiele economische groei. De financiële sector bestaat onder meer uit banken, verzekeraars, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen. Ook accountancykantoren spelen een grote rol in de financiële dienstverlening. We kunnen in Nederland trots zijn op onze financiële sector. Nederlandse financiële instellingen zijn efficiënt, innovatief en dienstverlenend. De financiële sector is bovendien een grote werkgever: meer dan tweehonderdduizend mensen werken in Nederland in de financiële dienstverlening. Het is essentieel dat we de voorwaarden creëren waarbij de financiële sector op een goede manier in die dienstverlening kan voorzien en zich daarbij zelf bewust is van haar maatschappelijke rol. Het is de taak van de overheid om er mede voor te zorgen dat de financiële sector die rol effectief en efficiënt kan vervullen. Door middel van consistente, uitvoerbare en proportionele regelgeving.

De financiële sector staat voor een aantal grote uitdagingen, zoals geopolitieke ontwikkelingen, digitalisering en klimaatrisico’s. Het is belangrijk dat de financiële sector bestand is tegen geopolitieke dreigingen en dat de afhankelijkheid van de financiële infrastructuur van derde landen afneemt. Daarnaast kan de financiële sector een rol spelen bij het betaalbaar houden van de duurzame transitie en kan de sector ervoor zorgen dat die transitie groeikansen biedt voor burgers en bedrijven. In de komende periode zetten we daarom, bijvoorbeeld in de context van het klimaatcommitment van de financiële sector, in op het vergroten van de private financiering van de energietransitie. Dat kan bijdragen aan de concurrentiepositie van bedrijven en leiden tot lagere kapitaalkosten. Tot slot is het van belang om komend jaar, ook in Europees verband, in te zetten op een verbetering van het regelgevend kader voor duurzame financiering, door de complexiteit daarvan terug te brengen en de coherentie tussen verschillende regels te verbeteren. Daarmee kan ook een bijdrage worden geleverd aan het terugbrengen van de administratieve lasten voor ondernemingen.

Vanwege de belangrijke economische en maatschappelijke functie van banken en andere financiële instellingen blijft de weerbaarheid van deze ondernemingen van betekenis. De onrust in de bankensector in het voorjaar van 2023 laat zien dat problemen bij banken nog steeds tot marktstress en overheidsingrijpen kunnen leiden. Het blijft noodzakelijk dat het huidige raamwerk van regelgeving, toezicht en resolutie adequaat, risicogebaseerd en toekomstbestendig is, zodat financiële instellingen weerbaar en gezond zijn en blijven. Waar risico’s toenemen, als gevolg van bijvoorbeeld digitalisering, zullen we er in internationaal en Europees verband op inzetten dat regelgeving daarop aansluit. Tegelijkertijd zullen we, waar dat passend is, in Europees verband oproepen tot het verminderen van de complexiteit van regelgeving en ons ervoor inzetten om regelgeving verder te harmoniseren, om een gelijk speelveld te waarborgen.

De financiële weerbaarheid van huishoudens en bescherming van consumenten vergt blijvende aandacht. Daarbij is het van groot belang dat Nederlanders bestand zijn tegen allerlei uitdagingen van deze tijd, zoals digitale financiële criminaliteit en financiële verleidingen, waarmee zij door de digitalisering constant worden geconfronteerd. Financiële educatie speelt hierbij een substantiële rol. Daar zet het ministerie van Financiën zich in 2025 wederom voor in via het platform Wijzer in geldzaken, samen met de publieke en private partners.

Thema 2: (Fiscaal) beleid en de uitvoering

Fiscale beleidsprioriteiten

Het kabinet wil bij fiscaal beleid allereerst realistisch zijn over wat mogelijk is in de uitvoering en wat begrijpelijk en doenlijk is voor burgers en bedrijven. Het kabinet wil veel aandacht geven aan kwalitatief goede wetgeving. Dat is een belangrijk aspect van goed bestuur. Goed bestuur gaat ook over rechtsbescherming en menselijke maat. Het hoofdlijnenakkoord noemt bijvoorbeeld het recht op vergissen. Een vergissing mag mensen niet diep in de problemen duwen. Ook wordt een Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden opgericht.

Een tweede prioriteit betreft de hersteloperatie en de invoering van een nieuw stelsel voor box 3. In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. Die belastingheffing vindt volgens de huidige belastingwet plaats over een forfaitair rendement. Na de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 moet rechtsherstel worden geboden als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Het berekenen van het werkelijke rendement vraagt veel van belastingplichtigen. De Belastingdienst heeft namelijk gegevens van de belastingplichtigen nodig om herstel te kunnen bieden. Voor de toekomst werkt het kabinet verder aan de invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Hiervoor is er een wetsvoorstel opgesteld, waarvoor advies is gevraagd bij de Raad van State. Dit voorstel bevat een combinatie van een vermogensaanwas- en een vermogenswinstbelasting. Ook bij het invoeren van robuuste regelgeving voor box 3, die juridisch houdbaar is, gelden de uitgangspunten van goed bestuur. Het is belangrijk dat mensen ervaren dat het heffen van belasting op een rechtvaardige en zorgvuldige manier gebeurt.

Een derde grote ambitie van het kabinet is het voorbereiden van wetgeving voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel, gericht op bestaanszekerheid en inkomenszekerheid, en waarbij (meer) werken merkbaar loont. Er liggen al veel rapporten.2 In het kader van het voorbereiden van een hervorming inventariseert het kabinet ook opties voor modernisering op andere terreinen van ons belastingstelsel.

Ook de beschikbare ruimte voor lastenverlichting wordt ingezet voor zowel bestaanszekerheid als voor meer loon naar werken. Een manier om te komen tot vereenvoudiging is het afbouwen van (negatief geëvalueerde) fiscale regelingen. In het hoofdlijnenakkoord is een stelpost opgenomen van 250 miljoen euro voor het afbouwen van regelingen en belastingconstructies . Een niet-fiscaal voorbeeld van vereenvoudiging is dat het traject om kinderopvang bijna gratis te maken voor werkende ouders wordt doorgezet. Dit is een belangrijke vereenvoudiging en zorgt voor een goede impuls voor middeninkomens.

Zoals eerder aangekondigd in deze beleidsagenda heeft het kabinet besloten tot een aantal maatregelen om het vestigingsklimaat te verbeteren. Dat doen we bijvoorbeeld door enkele aangekondigde lastenverzwaringen voor bedrijven en ondernemers terug te draaien. Zo draaien we het afschaffen van de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting terug, net als de tariefsverhoging in box 2 en de verlaging van de winstvrijstelling voor het MKB. Daarnaast verruimen we de renteaftrekbeperking zodat tot 25% procent van de EBITDA (een maatstaf voor winst) aan rentes kan worden afgetrokken, in plaats van 20%. Hiermee lopen we meer in de pas met het Europees gemiddelde. Ook blijft Nederland zich binnen de EU en binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzetten voor de aanpak van belastingontwijking, oneigenlijke belastingconcurrentie, en stabilisering van het internationale belastingstelsel zodat ingespeeld kan worden op economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast gaat Nederland door met het onderhandelen en actualiseren van belastingverdragen, die immers van groot belang zijn voor Nederland als vestigingsland.

Tot slot kan de rol van het belastingstelsel in het kader van onder andere het klimaat- en milieubeleid niet onbenoemd blijven. Via beprijzingsmaatregelen, zoals de nationale belastingen en het Europese emissiehandelssysteem, krijgt de uitstoot van broeikasgasemissies en andere schadelijke emissies een prijs voor burgers, bedrijven en andere instellingen. Hiermee wordt geborgd dat de beoogde CO2-reductie permanent plaatsvindt en de economische structuur zich aanpast weg van fossiel-intensieve activiteiten.

Belastingdienst

De ambitie voor de komende jaren is: ‘Een Belastingdienst waar burgers en bedrijven vertrouwen in hebben en medewerkers trots op zijn’. Dit betekent onder andere dat belastingplichtigen zich gehoord, begrepen en geholpen voelen en dat zij weten wat ze kunnen verwachten van de Belastingdienst. Het is belangrijk dat aan deze verwachting ook wordt voldaan. Belastingplichtigen moeten daarnaast duidelijkheid ervaren over fiscale rechten en plichten, doordat het ministerie op het juiste moment op een begrijpelijke manier communiceert. De strategische prioriteiten waarlangs de Belastingdienst dit wil bereiken zijn: 1) verbinden met de samenleving, 2) de basis op orde brengen en houden, 3) continue verbeteren van de dienstverlening, toezicht en opsporing en 4) werken met plezier en vanuit vakmanschap.

De Belastingdienst gaat in 2025 (verder) werken aan:

  1. Herstel, zoals rechtsherstel voor burgers naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad over box 3. De laatste mensen worden geïnformeerd over het effect van hun registratie in FSV. De behandeling van ingediende schadeverzoeken en inzageverzoeken in FSV wordt afgerond in 2025.
  2. De dienstverlening verbeteren en toegankelijker maken door bijvoorbeeld de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon te verbeteren, door uitbreiding van het aantal pilots om burgers vroegtijdig te helpen met hun fiscale rechten en plichten, en uitbreiding van de Stella-teams. Stella-teams zijn opgericht om mensen in complexe en urgente schuldsituaties beter te helpen.
  3. Evalueren of signalen of kansen voor verbetering van bijvoorbeeld wetgeving hun weg kunnen vinden, zodat ze ook worden opgepakt. Dit gaat om signalen van burgers, bedrijven en/of intermediairs of signalen uit de uitvoering zelf. In de ‘stand van de uitvoering’ wordt de Kamer over de ontvangen signalen geïnformeerd.
  4. Focus op preventie in het toezicht. Met het versturen van bijvoorbeeld zogenoemde Pro Memorie-brieven wil de Belastingdienst mensen ook in 2025 attenderen op mogelijke vergissingen en fouten door de belastingplichtige. Toezicht achteraf blijft – evenals fraudebestrijding - wel het noodzakelijke sluitstuk van de handhaving.
  5. Bestrijding van verhuld vermogen en de fraude met btw.
  6. Invoeringstoetsen op nieuwe wet- en regelgeving en zorgen dat dit onderdeel wordt van de staande organisatie.
  7. Moderniseren van de ICT. Dit is nodig om de continuïteit van processen te kunnen garanderen en voor snellere implementatie van wet- en regelgeving. De uitvoering en ICT werken samen om de ICT-capaciteit wendbaar en efficiënt in te zetten.
  8. Verder eraan werken dat de Belastingdienst voldoet aan wet- en regelgeving zoals de AVG en de Wet open overheid.

Dienst Toeslagen

Het ministerie van Financiën gaat taken binnen het huidige stelsel van toeslagen beter uitvoeren, stelselaanpassingen en -alternatieven onderzoeken, en zich inspannen voor een positieve afronding van het herstel voor burgers die onrecht is aangedaan. De Dienst Toeslagen gaat verder met het helpen van de gedupeerde ouders en hun kinderen die groot onrecht is aangedaan, zodat zij een nieuwe start kunnen maken en hun leven weer op kunnen pakken. De Dienst Toeslagen heeft de ambitie om wendbaarder te worden, om continu te kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen en vraagstukken. De strategische prioriteiten waarlangs Dienst Toeslagen dit wil bereiken zijn: 1) presteren in het heden, 2) anticiperen we op de toekomst, en 3) recht doen aan het verleden.

De Dienst Toeslagen streeft naar betere resultaten door burgers te bereiken die geen gebruik maken van hun recht op toeslag, door burgers te helpen hun voorschot zo actueel mogelijk te houden, en waar nodig burgers meer inzicht in hun toeslag te geven en te ondersteunen bij het betalen van een terugvordering. Ook verbetert de Dienst Toeslagen de toezichtsfunctie en komt er meer aandacht voor de aanpak van misbruik.

De Dienst Toeslagen zal vanuit kennis en expertise werken aan de hervorming van het Toeslagenstelsel, en gaat dit toetsen op de uitvoerbaarheid van voorstellen en het perspectief voor burgers. Daarnaast kijkt de Dienst naar verbetermogelijkheden binnen het huidige toeslagenstelsel, zoals administratieve mogelijkheden en  gegevensverzameling om de toeslagen vast te stellen.

Douane

De Douane wil bij de beste douanediensten ter wereld blijven horen. Door douanerechten efficiënt te innen, de samenleving adequaat te beschermen en legale handel optimaal te faciliteren. Om alle taken goed te blijven uitvoeren, zet het ministerie van Financiën onder andere in op een drietal pijlers. Dit is nodig in de context van het groeiende aantal taken en de complexiteit ervan, in een krappe arbeidsmarkt en suboptimale informatievoorziening.

Pijler 1: het sturen op maatschappelijke effecten. Op basis van best practices werkt de Douane aan de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwde Douane-brede risico- en effectanalyse. Zo worden de maatschappelijke risico’s en effecten van de handhaving binnen de taakvelden in kaart gebracht. Hiermee kunnen medewerkers duurzaam op de juiste interventies inzetten, ook als het aantal werkvelden blijft toenemen. In 2025 krijgt deze analyse een plaats in beleidscyclus en organisatie van de Douane.

Pijler 2: het realiseren van de digitale transformatie. De Douane ambieert een datagedreven, klantgerichte en digitale organisatie te worden en zet in 2025 essentiële vervolgstappen hiertoe. De basis voor een datagedreven Douane is de ontwikkeling van een Douane dataplatform. Dit ondersteunt zowel de bedrijfsvoering middels stuurinformatie en rapportages, als de risicobeheersing middels analyses en Kunstmatige Intelligentie. Een klantgerichte Douane uniformeert en professionaliseert de processen. Een digitale Douane maakt het mogelijk dat de Douane volledig digitaal werkt. Met deze speerpunten realiseert de Douane een hoogwaardig IT-landschap dat klaar is voor de toekomst.

Pijler 3: de medewerker centraal. De medewerkers maken het verschil in de dienstverlening van de Douane aan bedrijven en burgers. De Douane vindt het belangrijk dat medewerkers zich gemotiveerd, geïnspireerd en betrokken voelen, en veilig hun werk kunnen doen. Daarom wil de Douane elke medewerker zo optimaal mogelijk ondersteunen bij en in hun werk.

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de artikelen van Financiën en die van Nationale Schuld. De belangrijkste mutaties die worden toegelicht zijn de mutaties die zich hebben voorgedaan vanaf de ontwerpbegroting IX 2024 inclusief de incidentele suppletoire begrotingen en de nota van wijziging. In de verdiepingsbijlage wordt in meer detail ingegaan op de mutaties per artikel. Deze paragraaf bevat ook een overzicht van de begrotingsreserves.

Artikelen 1 tot en met 13 (Financiën)

Stand ontwerpbegroting 2024 11.826.839 10.651.692 10.064.377 9.845.270 9.393.050 0
Incidentele suppletoire begroting TenneT 13.100.000 11.900.000 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 (incl. NvW) 1.507.800 2.357.053 1.221.025 622.248 339.213 9.776.049
Belangrijkste mutaties
Invorderingsrente Sondervermögen 1 203.000 0 0 0 0 0
Overhevelingen en bijstelling Btw-compensatiefonds (BCF) 6 144.454 232.459 233.309 233.539 233.539 233.539
HLA: Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking (ODA); HLA-maatregel 34 4 0 0 0 ‒ 92.695 ‒ 75.575 ‒ 63.237
Ophoging ESM-kapitaalinleg 4 0 76.900 0 0 0 0
HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid (apparaat en inhuur); HLA-maatregel 26 Diverse 0 ‒ 22.240 ‒ 41.060 ‒ 61.370 ‒ 82.182 ‒ 92.240
Kasschuiven Toeslagen Herstel 13 ‒ 554.398 153.775 119.168 281.455 0 0
Vertragingsrente Traditionele Eigen Middelen 9 20.076 0 0 0 0 0
Lening TenneT 3 0 2.300.000 17.100.000 0 0 0
Kernkapitaal InvestNL 3 0 0 0 200.000 200.000 200.000
Kernkapitaal Invest International 3 0 0 100.000 0 0 0
Overige mutaties 4.155 12.607 12.290 17.078 18.443 18.977
Stand ontwerpbegroting 2025 26.251.926 27.662.246 28.809.109 11.045.525 10.026.488 10.073.088

Toelichting

ISB TenneT

Met de incidentele suppletoire begroting inzake TenneT3 is de lening voor TenneT van in totaal € 25 mld. budgettair verwerkt.

Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 (incl. NvW4)

Dit betreft onder andere de aankoop van hybride kapitaal Wereldbank, de herijking Hersteloperatie Toeslagen, een overheveling vanaf de Aanvullende Post voor de vertragingsrente Traditionele Eigen Middelen (TEM) en verscheidene kasschuiven op de Financiënbegroting. Voor aanvullende schaderoutes is in totaal € 2,3 mld. aan extra middelen vrijgemaakt. Van deze € 2,3 mld. is € 0,9 mld. gereserveerd op de Aanvullende Post, in afwachting van het definitieve onderhandelingsresultaat met betrekking tot de dienstverleningsovereenkomst. De overige € 1,4 mld. en de reeds gereserveerde middelen op de Aanvullende Post van € 1,2 mld. (totaal € 2,6 mld.) zijn overgeheveld naar artikel 13 van de Financiënbegroting.

Invorderingsrente Sondervermögen

Naar aanleiding van het Hoge Raad arrest op 14 juni, waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat een Duits fonds (Immobielen-Sondervermögen) geen buitenlands belastingplichtige is in Nederland, dient betaalde VPB inclusief rente terugbetaald te worden. Het betreft hier invorderingsrente uit de jaren 1998-2011. Voor de belastingjaren vanaf 2012 wordt geen rente uitgekeerd.

Overhevelingen en bijstelling Btw-compensatiefonds (BCF)

Als gevolg van overhevelingen van budget van ministeries naar decentrale overheden wordt er een bedrag in het gemeente of provinciefonds gestort. Het geraamde btw-deel van dit bedrag wordt in het BCF gestort. Gemeentes en provincies kunnen de betaalde btw in verband met de overhevelingen terugvragen bij het BCF. Deze uitgaven worden gedekt vanuit de belastingontvangsten. Daarnaast vindt er een bijstelling van de raming van het BCF plaats op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

HLA: Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking (ODA); HLA-maatregel 34

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. De ombuiging op de Rijksbrede ODA-middelen slaat bij Financiën neer op de bijdrage aan de Wereldbank.

Ophoging ESM-kapitaalinleg

Bij de toetreding van Kroatië tot het Europees Stabiliteitsmechanisme- (ESM) is afgesproken dat de ESM-bijdragesleutel voor alle leden bijgewerkt zou worden ter gelegenheid van de volgende toetreding tot het ESM en uiterlijk op 1 januari 2026. De ECB heeft op 1 januari 2024 de kapitaalsleutel geactualiseerd. Hieruit volgt dat Nederland een groter aandeel in de Europese economie en bevolking had dan voorheen. Omdat toetreding tot het ESM van een nieuwe lidstaat niet uit te sluiten is voor 2026, is de aanvullende kapitaalinleg (onder voorbehoud) opgenomen in de begroting van 2025.

HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid; HLA-maatregel 26

Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord is een taakstelling op de apparaatsbudgetten inclusief externe inhuur van het ministerie van Financiën doorgevoerd oplopend tot per saldo € 79,8 mln. structureel doorgevoerd (de betreffende budgettaire taakstellingsmutaties raken zowel de uitgaven (€ 92,2 mln.) als de ontvangsten (€ 12,4 mln.), wat per saldo tot de korting van € 79,8 mln. leidt). Deze totale taakstelling valt uiteen in een korting van per saldo € 71 mln. structureel op de apparaatsbudgetten en korting van € 9 mln. structureel op externe inhuur.

In deze ontwerpbegroting 2025 is de apparaatstaakstelling die ingaat vanaf begrotingsjaar 2025, van € 15,6 mln. structureel, en de inhuurtaakstelling van € 9 mln. reeds concreet doorverdeeld naar diverse organisatieonderdelen van het ministerie. De concrete verdeling van de resterende taakstellingsreeks, € 55,1 mln. structureel, over de apparaatsbudgetten van Financiën wordt nog nader uitgewerkt en in de 1e suppletoire begroting 2025 verwerkt.

Kasschuiven Toeslagen Herstel

Er worden een aantal kasschuiven doorgevoerd om middelen voor de hersteloperatie toeslagen in het gewenste meerjarenritme te plaatsen.

  1. Hierbij wordt circa € 281 mln. aan programmamiddelen naar latere jaren geschoven. Dit vindt voornamelijk plaats om de budgetten voor de kindregeling aan te laten sluiten bij het moment van uitbetaling, de budgetten voor de ex-partnerregeling en de HZK-regeling in lijn te brengen met het verwachte moment van uitvoering en de budgetten van private schulden meerjarig te verschuiven in afwachting van te ontvangen schuldenlijsten. Daarnaast wordt er budget (€ 27 mln.) voor de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek (SPUK) uit 2025 naar 2024 verschoven in verband met verwachte declaraties vanuit gemeenten.
  2. Verder wordt er circa € 26 mln. vanuit 2024 naar latere jaren geschoven om de apparaatsbudgetten aan te laten sluiten bij de uitvoering van de verschillende regelingen.
  3. Tot slot wordt er € 275 mln. aan middelen voor aanvullende schade naar latere jaren verschoven in lijn met de uitvoering van de VSO-route door de Stichting Gelijkwaardig Herstel en de prognose van de andere routes voor aanvullende schade.  

Vertragingsrente Traditionele Eigen Middelen

Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM). De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd. Dit heeft geleid tot circa € 20,5 mln. aan TEM nabetalingen via de begroting van Buitenlandse Zaken. De corresponderende vertragingsrente op de nabetalingen bedraagt circa € 20 mln. en wordt door Douane verantwoord op Artikel 9 van de begroting Financiën.

Lening TenneT

Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland heeft TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. De leningsfaciliteit is opgehoogd met € 2,3 mld. voor 2025 en uitgebreid met € 17,1 mld. voor 2026.

Kernkapitaal Invest-NL

Invest-NL krijgt in totaal € 900 mln. tot en met 2029 aan additionele middelen waarmee haar slagkracht wordt vergroot. € 600 mln. wordt vanaf de begroting van Financiën gebruikt voor versterking van het kernkapitaal, wat onder meer bijdraagt aan de doorgroei van startups naar scaleups. Met cumulatief € 250 mln. krijgt Invest-NL de mogelijkheid Blended Finance uit te breiden om hiermee knelpunten in de bedrijfsfinanciering te kunnen adresseren. Daarmee wordt het innovatief mkb aanvullend geholpen om door te groeien en neemt de maatschappelijke impact van Invest-NL nog meer toe. Tevens wordt cumulatief € 50 mln. toegevoegd in het Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid (BEV), waarmee als laatste redmiddel een belang kan worden genomen in bedrijven wanneer voorziene investeringen van statelijke actoren onze nationale veiligheid bedreigen. De bijdragen voor Blended Finance en het BEV worden verantwoord op de begroting van Economische Zaken.

Kernkapitaal Invest International

Ter ondersteuning van de financiering van het internationale Nederlandse bedrijfsleven door Invest International wordt een bedrag van € 100 mln. in 2026 vrijgemaakt uit de gereserveerde middelen voor Invest NL vanuit het hoofdlijnenakkoord. Het kabinet onderzoekt tegelijkertijd hoe de continuïteit van Invest International voor de toekomst kan worden geborgd, onder andere door te bezien of en zo ja onder welke voorwaarden een integratie van beide organisaties mogelijk is, op zodanige wijze dat de beleidsdoelen van beide organisaties worden versterkt (binnen de geldende budgettaire afspraken).

Stand ontwerpbegroting 2024 4.547.757 2.936.116 2.900.616 3.023.070 2.827.391 0
ISB TenneT 229.676 720.918 900.386 900.386 900.386 900.386
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 956.704 ‒ 35.640 164.252 29.156 144.160 2.951.814
Belangrijkste mutaties
Opbrengst verkoop ABN AMRO 3 443.753 0 0 0 0 0
Terugdraaien Tegenontvangst kapitaalinjectie TenneT 2023 3 ‒ 1.602.000 0 0 0 0 0
HLA: Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid (HLA maatregel 26) 8 0 ‒ 2.896 ‒ 5.712 ‒ 8.550 ‒ 11.285 ‒ 12.414
Renteontvangsten lening TenneT 3 17.722 39.627 466.436 720.560 720.560 720.560
Overig 24.043 41 41 672 672 672
Stand ontwerpbegroting 2025 4.617.655 3.658.166 4.426.019 4.665.294 4.581.884 4.561.018

Toelichting

ISB TenneT

Met de Incidentele suppletoire begroting inzake TenneT zijn de renteontvangsten en additionele vergoedingen met betrekking tot de lening TenneT budgettair verwerkt.

Mutatie 1e suppletoire begroting 2024

Dit betreft onder andere de actualisatie van de niet-belastingontvangsten, de dividendramingen staatsdeelnemingen en de renteraming samenhangend met de lening aan Griekenland.

Opbrengst verkoop ABN AMRO

De ontvangsten nemen in 2024 met ten minste € 443 mln. toe. Dit komt door de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat via de beurs en de inkoop van aandelen door ABN AMRO.

Terugdraaien Tegenontvangst kapitaalinjectie TenneT 2023

De Duitse staat heeft laten weten dat het op dit moment geen volledige aankoop van TenneT Duitsland kan realiseren. Dit betekent dat er geen terugontvangst is van het kapitaal dat vorig jaar door de Staat in TenneT is gestort (€ 1,602 mld.). Deze ontvangst was in 2024 wel begroot.

HLA: Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid (HLA maatregel 26)

Zie toelichting HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid.

Renteontvangsten lening TenneT

De Staat ontvangt een marktconforme rente met additionele vergoedingen over de verstrekte lening aan TenneT.

Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (IXB)

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het ministerie van Financiën (dus exclusief Nationale Schuld). De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten.

De piek in uitgaven in 2024 en 2025 kan met name verklaard worden door de verstrekte lening aan TenneT (€ 13,1 mld. in 2024 en € 11,9 mld. in 2025).

Figuur 7 Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan in principe alleen voor dat doel worden gebruikt. Onderstaand overzicht geeft (het geraamd verloop van) de begrotingsreserves van het ministerie van Financiën weer. In de betreffende artikelen worden de begrotingsreserves toegelicht.

Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden 2 6,0 0,0 0,0 6,0 0,0 0,0 6,0
NHT-garantie 2 3,4 0,0 0,6 4,0 0,0 0,6 4,7
Ekv 5 691,6 24,3 74,0 741,3 24,3 71,8 788,8
Totaal 701,0 24,3 74,6 751,4 24,3 72,4 799,5

Artikelen 11 en 12 (Nationale Schuld)

Onderstaande tabel geeft de verwachte EMU-schuld (Europese Monetaire Unie) en staatsschuld aan het einde van 2024 en 2025 weer, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De cijfers van 2023 betreffen realisatiecijfers.

2023 2024 2025
Omvang schuld aan het einde van het jaar
EMU-schuld 480,7 498,8 548,4
Staatsschuld (art. 11) 406,6 424,2 473,3
Interne schuldverhouding (art. 12) 63,5 79,1 91,4
Uitgaven en ontvangsten (+ is uitgave)
Relevant voor het EMU-saldo
Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11) 4,8 5,9 7,7
Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12) 2,4 3,2 2,7
Totaal rentelasten (art. 11 en 12) 7,2 9,1 10,4
Niet relevant voor het EMU-saldo2
Rentelasten derivaten 0,1 0,1 0,0
Voortijdige beëindiging derivaten 0,0 ‒ 0,2 0,0
Voortijdige beëindiging schuld 0,0 0,0 0,0
  1. Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
  2. De ontvangsten of uitgaven als gevolg van voortijdige beëindiging derivaten en schuld worden niet geraamd

De EMU-schuld is de bruto, dus uitstaande, schuld van de gehele collectieve sector. De staatsschuld is daar een onderdeel van en omvat alleen de schuld van de Rijksoverheid. De staatsschuld wordt gefinancierd door het Agentschap van de Generale Thesaurie, onderdeel van het ministerie van Financiën. De interne schuldverhouding geeft de schuldverhouding weer tussen de Staat en de instellingen die meedoen aan het schatkistbankieren, zoals decentrale overheden, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's), sociale fondsen en agentschappen.

Volgens de Europese boekhoudregels (ESA-2010) worden bij de berekening van het EMU-saldo alleen de rentelasten op schuldpapier meegenomen en niet de rentelasten op derivaten. De rentelasten op derivaten worden daarom apart weergegeven.

Binnen het renterisicobeleid maakt het Agentschap gebruik van haar bevoegdheid om rentederivaten af te sluiten of voortijdig te beëindigen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. Als de marktwaarde positief is voor de Staat leiden voortijdige beëindigingen tot eenmalige ontvangsten die een verlagend effect hebben op de staatsschuld. Tegenover deze eenmalige baten staan lagere verwachte rentebaten in toekomstige jaren.

De omvang van de staatsschuld en de bijbehorende rentelasten zullen naar verwachting in 2025 toenemen ten opzichte van 2024. De door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten.

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentelasten vanaf de ontwerpbegroting 2024 weergegeven.

Art. nr. 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Stand ontwerpbegroting 2024 10.310 11.209 12.841 14.847 16.378
Mutaties
Bijstelling kassaldo 11 91 218 829 1.008 857
Bijstelling rekenrente 11 ‒ 197 ‒ 164 ‒ 214 ‒ 188 ‒ 186
Effect nieuwe schulduitgifte 11 ‒ 379 107 ‒ 47 ‒ 58 ‒ 36
Bijstelling rentelasten interne schuldverhouding 12 ‒ 685 ‒ 982 ‒ 1.063 ‒ 939 ‒ 851
Extrapolatie 11&12 17.993
Stand ontwerpbegroting 2025 9.140 10.388 12.346 14.670 16.162 17.993
  1. Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
  2. De ontvangsten of uitgaven als gevolg van voortijdige beëindiging van derivaten en/of schuld worden niet geraamd.

De rentelasten op de staatsschuld (artikel 11) liggen bij het opstellen van de begroting al voor een groot deel vast. Immers, de meeste rente wordt betaald op leningen die in het verleden zijn afgesloten. Hoe verder vooruit, hoe groter de onzekerheid in de ramingen. De hoogte van de rentelasten die al vastliggen volgt uit de toenmalige rentestanden en schuldopbouw, en uit de keuzes die in het verleden zijn gemaakt ten aanzien van het financieringsbeleid en risicomanagement.

De rentelasten op nieuw uit te geven schuld worden geraamd op basis van de meest recente rentetarieven van het CPB en op basis van de raming van het kassaldo van het Rijk. Bijstelling van deze twee variabelen is de belangrijkste oorzaak van de aanpassing van de rentelasten. Daarnaast is tussen het moment van opstellen van de begrotingen van 2024 en 2025 een deel van de schuld opnieuw gefinancierd tegen nieuwe (rente)voorwaarden. Ook dit heeft een effect op de geraamde rentelasten.

Voor het bijstellen van de geraamde rentelasten op de interne schuldverhouding (artikel 12) geldt dat dit het gevolg is van gewijzigde rentetarieven en de omvang van de schuldverhouding. Naar verwachting neemt de schuldverhouding in 2025 af doordat minder middelen worden aangehouden op de rekeningen-courant van de deelnemers van schatkistbankieren. Daarnaast is de korte rente geraamd door het CPB gedaald ten opzichte van de MEV-raming van vorig jaar, waardoor de verwachte rentelasten afnemen.

In onderstaande grafiek wordt de (verwachte) staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De jaren 2021-2023 zijn realisaties, 2024 en 2025 zijn ramingen.

Figuur 8 Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

De omvang van de staatsschuld bedraagt ultimo 2025 naar verwachting circa € 473 mld. De raming voor de rentelasten van de staatsschuld bedraagt voor 2025 € 10,4 mld. Door de hogere staatsschuld zijn de rentelasten voor 2025 hoger geraamd dan voor 2024. Daarnaast wordt verwacht dat staatsobligaties tegen een hogere rente geherfinancierd moeten worden dan waartegen deze oorspronkelijk zijn uitgegeven. Doordat eind 2024 de langlopende rentederivaten zijn afgelopen of voortijdig beëindigd is het effect hiervan op de rentelasten in 2025 nihil.

2.3 Openbaarheidsparagraaf

Actieve Openbaarmaking

Op dit moment worden beslisnota's, onderzoeksrapporten, en -agenda’s, vergaderstukken en verslagen van topambtelijke overleggen reeds actief openbaar gemaakt. In 2024 is een start gemaakt met actieve openbaarmaking van verplichte informatiecategorieën op basis van de Wet open overheid (Woo). In 2025 wordt hier een vervolg aan gegeven. Dit zal stapsgewijs gebeuren op basis van een overheidsbrede implementatie-aanpak. Het ministerie van Financiën kent een departementaalbrede implementatie-aanpak, waarbij alle onderdelen zich voorbereiden op de openbaarmaking van de nog resterende informatiecategorieën. Hiernaast zet het departement in 2025 in op het verder ontwikkelen van pro-actieve openbaarmaking, als onderdeel van de inspanningsverplichting van de Wet open overheid. Dit omvat onder andere het diepgaand analyseren van Woo-verzoeken (doelgroepen, thema’s, trends), en het koppelen van deze analyse in acties op het vlak van actieve openbaarmaking, bijvoorbeeld door het actief openbaarmaken van dossiers waar veel Woo-verzoeken over worden ingediend.

Passieve Openbaarmaking

In de visie Openheid en Transparantie is vastgelegd dat Financiën in 2026 zoveel als mogelijk wil voldoen aan de wettelijke termijn voor de behandeling van Woo-verzoeken. Om dit te bereiken is een breed pakket aan maatregelen vastgesteld. De inzet van middelen is gericht op het uitbreiden van personele capaciteit (oplopend tot ongeveer 100 fte), de implementatie van een zaaksysteem waarmee de voortgang van Woo-verzoeken wordt gemonitord, en het verbeteren van processen. Een belangrijke vernieuwing in de werkwijze van het ministerie van Financiën is de toevoeging van de functie van Woo-regisseur. Deze nieuwe functionaris treedt binnen de organisatie op als «eigenaar» van het verzoek en draagt zorg voor regie en coördinatie tijdens de behandeling van het verzoek. Daarnaast worden juristen en beleidsmedewerkers ontlast doordat de Woo-regisseur taken van hen heeft overgenomen. In 2025 zal naar verwachting het effect van de getroffen maatregelen structureel zichtbaar zijn bij de behandeling van Woo-verzoeken. Dit zal zich uiten door: 1) tijdig en goed contact met verzoeker gedurende de behandeling van het verzoek 2) in de loop van 2025 een toename van het aantal verzoeken dat binnen de wettelijke termijn wordt afgerond, en 3) verzoeken die naar tevredenheid van verzoeker zijn afgerond (en daarmee een afname van bezwaren en beroepen).

Verbeteren van de informatiehuishouding

Binnen het programma Informatie Op Orde wordt toegewerkt naar een duurzame informatiehuishouding en -voorziening die voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving, door in te zetten op voldoende personeel en ondersteuning door beleidskaders, gebruiksvriendelijke systemen en processen. Voldoen aan de vereisten van openbaarmaking vraagt om een goed geordende informatiehuishouding. Personele versterking van i-professionals vormt daar een belangrijk onderdeel van. Voor het beleidsdepartement, de Belastingdienst, de Dienst Toeslagen en de Douane loopt de werving om zo spoedig mogelijk deze doelstelling te behalen. Ook compliance met de Archiefwet is een belangrijke doelstelling. Wanneer uitvoering wordt gegeven aan de eerder opgestelde plannen van aanpak voor de Archiefwet, is het aannemelijk dat het ministerie van Financiën in 2026 grotendeels aan de Archiefwet kan voldoen.

Voor de primaire processen bij de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen wordt een integrale archieftoepassing ontwikkeld, het zogenaamde Generiek Document en Archiefbeheer systeem. Op basis van het Ac-ICT advies wordt het plan bijgesteld. Een eerste stap van de oplossing wordt medio 2025 verwacht.

Het ministerie van Financiën heeft voorts als één van de eerste departementen een kader voor een kwaliteitssysteem Informatiehuishouding en -voorziening vastgesteld, zodat er gewerkt kan worden aan continue verbetering. De implementatie wordt in 2024 afgerond en in 2025 en verder kunnen aanvullende normenkaders worden ingebracht.

Het, conform Archiefwet en Algemene Verordening Gegevensbescherming, archiveren van e-mails  voor gebruikers met een minfin-account wacht nog op rijksbreed beleid en dito oplossing. Dit wordt in 2025 verwacht. Financiën heeft interim-maatregelen genomen ter overbrugging. Eenzelfde situatie speelt voor de archivering van chatberichten voor bewindspersonen en ambtelijke leiding. Ook daar zijn interim-maatregelen genomen, vooruitlopend en anticiperend op rijksbreed beleid. Voor de Belastingdienst, de Dienst Toeslagen en de Douane ligt een plan hoe e-mailarchivering voor eind 2026 wordt geïmplementeerd. Departementaal is de nieuwe online versie van Digidoc als documentmanagementsysteem uitgerold. Daarnaast is aangesloten op de interdepartementale selectie en aanschaf van een Content Services Platform als toekomstige vervanging van Digidoc. Dit systeem is beter toegerust op het archiveren en toegankelijk maken van álle typen informatie. Besluitvorming hierover moet nog plaatsvinden later in 2024 met oog op uitrol in - op zijn vroegst ‒ 2026.

In 2025 zullen alle medewerkers die binnen het beleidsdepartement werkzaam zijn een verplichte training hebben gevolgd, met als doel te komen tot eenduidige, volledige en actuele dossiers. Parallel wordt gewerkt naar het op orde krijgen van alle dossiers. Dat maakt informatie beter vindbaar en meer toegankelijk bij interne en externe informatieverzoeken. Het op orde krijgen van de beleidsdossiers bij de Belastingdienst, de Dienst Toeslagen en de Douane loopt door tot in 2026.

Ondanks dat actieve openbaarmaking onder Woo nog niet wettelijk verplicht is, heeft het ministerie van Financiën vooruitlopend hierop de eerste informatiecategorieën van ‘actief openbaar te maken documenten’ opgenomen in de Woo-index. Het is de verwachting dat de openbaarmaking van de overige categorieën in 2025 en verder zonder problemen gaat verlopen, te beginnen met de eerste 5 informatiecategorieën vanaf 1 november 2024.

Op het vlak van Woo-verzoeken is nog veel werk is te verzetten. Het ministerie van Financiën krijgt, alleen al aan bestuurlijk en politiek relevante Woo-verzoeken, bijna 300 verzoeken per jaar. Uit de eigen rapportage blijkt dat het aantal Woo-verzoeken en daarop volgende bezwaren en beroepen is toegenomen. Tegelijkertijd is de doorlooptijd iets afgenomen. Om de termijnen te behalen is een stevig pakket van verbetermaatregelen in gang gezet. Zo wordt ingezet op vroegtijdig contact met verzoekers, zodat verzoeken zoveel mogelijk naar de bedoeling van de verzoeker en daarmee volledig en sneller worden afgerond. Ook wordt ingezet op het wegwerken van de achterstanden bij het ministerie van Financiën. De eerste zichtbare verbeteringen worden eind 2024 verwacht.

De tijdelijke programmadirectie Informatie op orde rond haar werkzaamheden af per 1 januari 2025. De eerste delen van het programma Informatie op Orde zijn inmiddels overgedragen aan de lijn, om continuïteit van de veranderopgave Informatie op Orde tot eind 2026 te borgen. Eind 2024 worden de laatste activiteiten overgedragen.

2.4 Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) is een rijksbreed instrument dat beoogt betere en meer bruikbare inzichten te verkrijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid. De SEA biedt een overzicht van de belangrijkste beleidsthema’s van het ministerie, een korte inzichtbehoefte per thema en een bijpassende agendering van evaluatieonderzoeken binnen dit thema. De afgeronde evaluaties worden opgenomen in het Jaarverslag met een verwijzing naar het onderzoeksrapport/Kamerbrief en een toelichting op de aanbevelingen van de afgeronde Periodieke Rapportages.

Beleidsthema's

In de SEA zijn zeven beleidsthema's geformuleerd binnen de twee hoofddoelen (Financieel gezond Nederland) en (Fiscaal) beleid en de uitvoering). Binnen deze beleidsthema's zullen waar zinvol en haalbaar Periodieke Rapportages plaatsvinden. De zeven beleidsthema's zijn:

  1. Solide overheidsfinanciën
  2. Economie en vestigingsklimaat
  3. Financiële sector
  4. Fiscaal beleid
  5. Belastingdienst
  6. Toeslagen
  7. Douane

De indeling van de beleidsagenda, naar hoofddoelen vormt de basis voor de SEA voor ons ministerie:

  1. Binnen de beleidsthema’s zijn Periodieke Rapportages en evaluatieonderzoeken opgenomen. Dit is onderverdeeld naar subthema’s. Deze subthema’s dragen bij aan een beeld ten behoeve van de strategische inzichtbehoefte van de zes beleidsthema’s. Tabel 6 en 7 geven enkel de Periodieke Rapportages per beleidsthema weer, een volledige uitwerking van de subthema’s is te vinden in bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda.
  2. De inzichtbehoefte verschilt per subthema. Het vervullen van de inzichtbehoefte kan zowel door middel van ex-ante, ex-durante als ex-post evaluaties. De verschillende typen evaluaties zijn er op gericht om het inzicht te vergroten en leveren zo input voor het verbeteren van beleid.
Solide overheidsfinanciën Periodieke Rapportage 2029 Te starten Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer: De Periodieke Rapportage zal ingaan op het tot dan gedane onderzoek naar de comptabele regelgeving, op basis van de hoofdlijnenbrief hierover in 2023. n.v.t.
Periodieke Rapportage 2025 Te starten Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico: De voorgenomen Periodieke Rapportage van 2025 heeft betrekking op het huidige beleidskader dat is ingegaan vanaf 2020 en loopt tot 2025. Tussentijds zijn twee interne evaluaties in 2021 en 2023 uitgevoerd. Het nieuwe beleidskader zal ingaan per 2026 en mede gebaseerd worden op de resultaten volgend uit de Periodieke Rapportage. 11
Periodieke Rapportage 2024 Lopend Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen: Er wordt een Periodieke Rapportage uitgevoerd om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid omtrent het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk te evalueren. 12
Economie en vestigingsklimaat Periodieke Rapportage 2027 Te starten Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze: Naar aanleiding van de publicatie van de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 wordt steviger ingezet op de rol van deelnemingen bij de borging van publieke belangen en op een verdere professionalisering van het actief aandeelhouderschap, waarbij voldoende aandacht uitgaat naar recente belangrijke ontwikkelingen (zoals verduurzaming, langetermijnwaardecreatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen). 3
Periodieke Rapportage 2025 Lopend Evaluatie crisismaatregelen COVID-19 pandemie IFI's en Europese instellingen: Periodieke Rapportage over de maatregelen die de internationale financiële instellingen en de Europese instellingen hebben genomen om de economische gevolgen van de COVID-19 pandemie te beperken. 4
Periodieke Rapportage 2030 Te starten Exportkredietverzekering: De Periodieke Rapportage zal zich richten op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de exportkredietverzekering (ekv) faciliteit gedurende de jaren 2022 t/m 2029. Hiertoe zullen in elk geval bestaande beleidsevaluaties meegewogen worden. Ook zal een terugkoppeling worden gegeven van de opvolging van de aanbevelingen uit de voorgaande beleidsdoorlichting over de periode 2016 t/m 2021. 5
Financiële sector Periodieke Rapportage 2024 Lopend Stabiele, integere en betrouwbare financiële markten: Periodieke Rapportage van het beleid dat onder dit beleidsthema valt, waarbij onder andere gekeken wordt naar de regisserende rol van het ministerie van Financiën bij de bevordering van het goede functioneren van het financiële stelsel. 2
  1. De eerste drie beleidsthema’s van de SEA zijn aangepast aan de beleidsprioriteiten van de beleidsagenda 2025, waarbij de Periodieke Rapportage Verduurzaming vervangen is door drie separate beleidsevaluaties verduurzaming van betreffende beleidsterreinen (artikelen 2,3 en 5).
Fiscaal beleid Periodieke Rapportage 2028 Te starten Vereenvoudiging belastingstelsel - aanpak fiscale regelingen: De doeltreffendheid en doelmatigheid van fiscale regelingen worden integraal in kaart gebracht. Hierin wordt teruggeblikt op de evaluaties van fiscale regelingen. 1
Periodieke Rapportage 2030 Te starten Verduurzaming belastingstelsel: De verduurzaming van het belastingstelsel wordt in kaart gebracht. Daarbij wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van maatregelen die zijn genomen die zien op verduurzaming van het belastingstelsel. 1
Belastingdienst Periodieke Rapportage 2029 Te starten Uitvoering en handhaving Belastingdienst: De Periodieke Rapportage brengt eerdere evaluaties naar de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van verschillende onderdelen en aspecten van de uitvoering en handhaving samen. De synthese is zoveel als mogelijk dekkend voor de inspanningen en het budget van de Belastingdienst in de voorliggende periode, en sluit zo goed mogelijk aan op de eigen en maatschappelijke inzichtbehoefte. 1
Toeslagen Periodieke Rapportage 2028 Te starten Recht doen aan het verleden: Met de Periodieke Rapportage wordt inzicht gegeven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het financieel herstel van gedupeerden van de toeslagenaffaire, waarbij volledigheid, zorgvuldigheid en informatiedeling naar gedupeerden voorop staan. 13
Periodieke Rapportage 2026 Te starten Presteren in het heden en anticiperen op de toekomst: De Periodieke Rapportage biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de inspanningen op het gebied van dienstverlening en uitvoering, gebaseerd op evaluatieonderzoek uit de afgelopen jaren waaronder de evaluatie van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen. Ook worden in de onderzoeken naar dienstverlening en uitvoering de ontwikkelingen meegenomen over de toekomst van het stelsel, politieke besluitvorming hieromtrent en het toewerken naar aanpassingen aan het stelsel, mogelijk in aanloop naar een volledig nieuw stelsel. 13
Douane Periodieke Rapportage 2026 Te starten Effectgericht sturen: Het vergroten van inzicht in de mate waarin douane-inzet verondersteld wordt bij te dragen aan het bereiken van de door opdrachtgevende departementen beoogde maatschappelijke effecten, en in de wijze waarop dit zichtbaar kan worden gemaakt. 9

Voor verdere criteria voor de SEA wordt er verwezen naar Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022. Een nadere uitwerking van en een toelichting op de SEA is te vinden in bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda. Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen is de vinden onder Ingepland en uitgevoerd onderzoek. Zie www.rijksfinancien.nl voor meer informatie over de Strategische Evaluatie Agenda en de tabel van afgeronde evaluatie onderzoeken zoals gepresenteerd in het Jaarverslag 2023.

2.5 Overzicht risicoregelingen

1 1 Belastingen Garantie procesrisico's 52 336 336 52 336 336 52 336 0
2 2 Financiële markten DGS BES-eilanden 67.941 1.262 0 69.203 0 0 69.203 0 69.203
3 2 Financiële markten Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer 235 0 0 235 0 0 235 0 235
4 2 Financiële markten NBM 2.500 0 0 2.500 0 0 2.500 0 2.500
5 2 Financiële markten Single Resolution Fund 4.163.500 0 4.163.500 0 0 0 0 0 0
6 2 Financiële markten Terrorisme-schades (NHT) 50.000 0 0 50.000 0 0 50.000 0 50.000
7 2 Financiële markten Waarborgfonds motorverkeer 2.500 0 0 2.500 0 0 2.500 0 2.500
8 2 Financiële markten WAKO (kern-ongevallen) 9.200.000 0 0 9.200.000 0 0 9.200.000 0 9.200.000
9 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector FCI 5.500 0 0 5.500 0 0 5.500 0 5.500
10 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector Garantie KLM 0 0 0 0 0 0 0 0 0
11 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector NWB 1.134 0 0 1.134 0 0 1.134 0 1.134
12 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector Financierings-maatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 14.494.066 269.134 0 14.763.200 0 0 14.763.200 0 14.763.200
13 4 Internationale financiële betrekkingen Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) 747.350 13.877 0 761.227 0 0 761.227 0 761.227
14 4 Internationale financiële betrekkingen DNB - deelneming in kapitaal IMF 31.584.566 2.034.731 2.141.800 31.477.497 0 0 31.477.497 0 31.477.497
15 4 Internationale financiële betrekkingen EIB - kredietver-lening in ACP en OCT 78.310 0 0 78.310 0 0 78.310 0 78.310
16 4 Internationale financiële betrekkingen EIB - pan-Europees Garantiefonds 1.291.804 0 320.323 971.481 0 0 971.481 0 971.481
17 4 Internationale financiële betrekkingen European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) 589.100 0 0 589.100 0 0 589.100 0 589.100
18 4 Internationale financiële betrekkingen European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM) 2.435.697 254.899 0 2.690.596 0 0 2.690.596 0 2.690.596
19 4 Internationale financiële betrekkingen European Financial Stability Facility (EFSF) 34.154.159 0 0 34.154.159 0 0 34.154.159 0 34.154.159
20 4 Internationale financiële betrekkingen European Investment Bank (EIB) 11.795.972 0 0 11.795.972 0 0 11.795.972 0 11.795.972
21 4 Internationale financiële betrekkingen European Stability Mechanism (ESM) 35.338.940 0 0 35.338.940 1.364.000 0 36.702.940 0 36.702.940
22 4 Internationale financiële betrekkingen Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB) 1.062.000 27.246 0 1.089.246 0 0 1.089.246 0 1.089.246
23 4 Internationale financiële betrekkingen Kredieten EU-betalings-balanssteun (BoP-faciliteit) 3.776.000 94.089 0 3.870.089 0 0 3.870.089 0 3.870.089
24 4 Internationale financiële betrekkingen Bilaterale garantie Macro-financiële bijstand (MFB) 215.390 0 0 215.390 0 0 215.390 0 215.390
25 4 Internationale financiële betrekkingen Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) 30.351 564 0 30.915 0 0 30.915 0 30.915
26 4 Internationale financiële betrekkingen Next Generation EU (NGEU) 27.869.537 584.260 0 28.453.797 0 0 28.453.797 0 28.453.797
27 4 Internationale financiële betrekkingen Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) 6.143.548 ‒ 159.636 0 5.983.912 0 0 5.983.912 0 5.983.912
28 4 Internationale financiële betrekkingen Garantie Wereldbank - IBRD garantie kapitaal 5.304.828 98.503 0 5.403.331 0 0 5.403.331 0 5.403.331
29 4 Internationale financiële betrekkingen Garantie Wereldbank - IBRD garantie Oekraïne 100.000 0 0 100.000 0 0 100.000 0 100.000
30 4 Internationale financiële betrekkingen Oekraïne Faciliteit 0 1.947.000 0 1.947.000 0 0 1.947.000 0 1.947.000
31 5 Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen Exportkredietverzekering (ekv) 17.862.785 0 0 17.862.785 0 0 17.862.785 10.000.000 17.862.785
32 5 Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen Herverzekering leveranciers-kredieten 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 208.367.765 5.166.265 6.625.959 206.908.071 1.364.336 336 208.272.071 10.000.336 206.908.071
1 1 Belastingen Garantie procesrisico's 134 0 0 ‒ 134 181 0 0 ‒ 181 181 0 0 ‒ 181
2 2 Financiële markten DGS BES-eilanden 0 0 6.000 0 0 0 6.000 0 0 0 6.000 0
3 2 Financiële markten Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4 2 Financiële markten NBM 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
5 2 Financiële markten Single Resolution Fund 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
6 2 Financiële markten Terrorismeschades (NHT) 0 625 3.375 625 0 625 4.000 625 0 625 4.625 625
7 2 Financiële markten Waarborgfonds motorverkeer 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
8 2 Financiële markten WAKO (kernongevallen) 0 612 0 612 0 612 0 612 0 612 0 612
9 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector FCI 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
10 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector Garantie KLM 0 11.808 0 11.808 0 0 0 0 0 0 0 0
11 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector NWB 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
12 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector Financierings-maatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 0 500 0 500 0 1.000 0 1.000 0 1.000 0 1.000
13 4 Internationale financiële betrekkingen Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
14 4 Internationale financiële betrekkingen DNB - deelneming in kapitaal IMF 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
15 4 Internationale financiële betrekkingen EIB - kredietverlening in ACP en OCT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
16 4 Internationale financiële betrekkingen EIB - pan-Europees Garantiefonds 9.186 0 0 ‒ 9.186 0 0 0 0 0 0 0 0
17 4 Internationale financiële betrekkingen European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
18 4 Internationale financiële betrekkingen European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
19 4 Internationale financiële betrekkingen European Financial Stability Facility (EFSF) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
20 4 Internationale financiële betrekkingen European Investment Bank (EIB) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
21 4 Internationale financiële betrekkingen European Stability Mechanism (ESM) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
22 4 Internationale financiële betrekkingen Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
23 4 Internationale financiële betrekkingen Kredieten EU-betalings-balanssteun (BoP-faciliteit) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
24 4 Internationale financiële betrekkingen Bilaterale garantie Macro-financiële bijstand (MFB) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
25 4 Internationale financiële betrekkingen Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
26 4 Internationale financiële betrekkingen Next Generation EU (NGEU) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
27 4 Internationale financiële betrekkingen Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
28 4 Internationale financiële betrekkingen Garantie Wereldbank - IBRD garantie kapitaal 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
29 4 Internationale financiële betrekkingen Garantie Wereldbank - IBRD garantie Oekraïne 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
30 4 Internationale financiële betrekkingen Oekraïne Faciliteit 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
31 5 Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen Exportkrediet-verzekering (ekv) 102.368 106.862 632.139 4.494 0 15.000 647.139 15.000 0 0 647.139 0
32 5 Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen Herverzekering leverancierskredieten 2.897 150 0 ‒ 2.747 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 114.585 120.557 641.514 5.972 181 17.237 657.139 17.056 181 2.237 657.764 2.056
Art. Omschrijving Uitstaande Lening Looptijd Lening In Jaren
Artikel 3 Financierings-activiteiten publiek-private sector Lening TenneT 44.400.000 max. 16
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen Lening Griekenland 2.392.052 30
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen Lening Oekraïne 200.000 10

Algemeen

De garantieregelingen groter dan € 5 mln. in 2025 worden toegelicht.

Alle risicoregelingen worden in de Periodieke Rapportages getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluaties wordt verwezen naar overzicht '2.4 Strategische Evaluatie Agenda’ en bijlage 6 ‘Toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda’.

2. DGS BES-eilanden

Doel en werking garantieregeling

Het depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) is in 2017 ingesteld om de depositohouders op die eilanden te beschermen en de stabiliteit van het financiële stelsel te vergroten. In de Wet financiële markten BES staat dat de aan het DGS deelnemende kredietinstellingen de kosten van het DGS dragen. Gezien de situatie van de kredietinstellingen op de BES-eilanden is gekozen voor een model waarbij de sector achteraf indien mogelijk het DGS financiert maar de Staat de uitkering zo nodig voorfinanciert. De onmiddellijke uitkering uit het DGS komt ten laste van de schatkist. Vervolgens wordt de uitkering, in door De Nederlandsche Bank (DNB) vast te stellen termijnen, door de sector terugbetaald.

Kans, impact en beheersing risico’s

Het DGS garandeert deposito’s van ingezetenen van de BES-eilanden bij op de BES-eilanden actieve banken tot een bedrag van USD 10.000 (Amerikaanse dollar). Het DGS keert enkel uit in de situatie dat een bank door faillissement tegoeden van spaarders niet kan terugbetalen. Alleen in de uitzonderlijke situatie van een faillissement van een bank kan een beroep worden gedaan op de regeling. De schade voor depositohouders wordt berekend op basis van de administratie van de failliete bank: DNB heeft op grond van de Wet financiële markten BES de bevoegdheid de administratie op te vragen. Het is een tijdelijke garantie: zodra meer structurele oplossingen gerealiseerd zijn, kan de regeling geheel of gedeeltelijk worden beëindigd. Aangezien het DGS deposito’s in USD garandeert, is het totaal uitstaand risico in euro gevoelig voor wisselkoersontwikkelingen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Op dit moment wordt er geen premie gestort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

6. Terrorismeschades (NHT)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat verzekeraars en herverzekeraars terrorismerisico’s uitsloten op hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat geeft een garantie voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Kans, impact en beheersing risico’s

Terrorismebestrijding vergt vanwege de hoge dreiging onverminderde politieke aandacht van de Staat. De financiële risico’s voor de Staat zijn in eerste instantie beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen en pas daarna de garantie van de Staat kan worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

De Staat heft een premie over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden vanaf 2019 gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

8. WAKO (kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is aansprakelijk voor schade bij kernongevallen, maar de Staat der Nederlanden staat garant. De Staat staat voor vijf exploitanten garant tot maximaal € 1,5 mld. per ongeval. Het bedrag van € 1,5 mld. is gebaseerd op de Verdragen van Parijs en Brussel, die verdragsstaten verplichten tot een garantstelling. Aangezien een kernongeval bij Borssele hogere schades kan veroorzaken is er nationaal voor gekozen hiervoor een hogere garantie af te geven. De totale garantieverplichting komt uit op € 9,2 mld.

Voorts hebben alle kerninstallaties een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij commerciële verzekeraars en voor bepaalde risico’s bij de Nederlandse Staat. Hiertoe zijn zij op grond van de WAKO verplicht. De verzekerde som is afhankelijk van de risico’s bij de betreffende installatie, maar is in geen geval hoger dan € 1,2 mld. De Staat ontvangt hiervoor van alle kerninstallaties premies. Voor schades die door verzekeraars worden vergoed hoeft geen beroep te worden gedaan op de staatsgarantie.

Het doel van deze garantie is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen.

Kans, impact en beheersing risico’s

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen externe omstandigheden, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen. Voor de overige installaties zijn nationale stresstests uitgevoerd, die ook positief waren5.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die het toezicht ook uitvoert. De ANVS ziet erop toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrale en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat een premie wordt geïnd die een reële weergave vormt van het risico voor de Staat. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongeval schadeverzekeringen. De premies worden niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

9. Garantie Fortis Corporate Insurance (FCI)

Doel en werking garantieregeling & leningen

De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan de koper van Fortis Corporate Insurance (Amlin PLC, € 5,5 mln.) als gevolg van de verkoop van de staatsdeelneming. Garanties en vrijwaringen zijn gebruikelijk bij dit soort transacties. Hiermee wordt voorkomen dat de koper bepaalde risico's verdisconteert in een lager bod op de aandelen.

Kans, impact en beheersing risico’s

Voor FCI zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat het risico op uitbetaling zich materialiseert. Het ligt ook niet voor de hand dat ruim 15 jaar na de verkoop nog claims zullen binnenkomen. Echter de vrijwaring heeft geen einddatum, dus het is niet uitgesloten dat nog een beroep op de vrijwaring zal worden gedaan. Voor de beheersing van de risico’s is een maximumbedrag opgenomen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor de garanties aan FCI ontvangt de Staat geen premie. Tot op heden heeft geen uitkering plaatsgevonden onder de garantie.

12. Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) is in 1970 opgericht om duurzame economische groei in ontwikkelingslanden te bevorderen, door het verschaffen van eigen vermogen of leningen voor projecten die impact creëren en voldoen aan FMO’s standaarden op het gebied van sociale omstandigheden, milieu en «good governance». Hierbij gaat het alleen om projecten die niet door marktpartijen gefinancierd kunnen worden, voornamelijk vanwege het hoge risico dat zij associëren met onder meer het investeren in ontwikkelingslanden. FMO verschaft het eigen vermogen en de leningen aan private partijen in die landen. FMO behartigt een publiek belang van de Nederlandse overheid (private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden) en is om die reden een staatsdeelneming. FMO investeert additioneel aan de markt en draagt daarmee bij aan de Sustainable Development Goals, waaronder mondiale armoedebestrijding en tegengaan van (de negatieve gevolgen van) klimaatverandering.

Er is in 2023 een akkoord getekend over een herziene staatsgarantie tussen de Staat en FMO. De nieuwe, herziene overeenkomst is van kracht per 1 juli 2023. Voor verdere details hierover, zie het bij deze garantie behorende toetsingskader risicoregelingen en de overeenkomst 2023 die is gepubliceerd op de website van FMO.6

Kans, impact en beheersing risico’s

De herziening van de garantie betekende een beperking van het risico van de Staat ten opzichte van de garantie uit 1998. Nu geldt een schuldplafond voor FMO van USD 16 mld. (oftewel € 14,8 mld.) voor de periode 2023-2028, waardoor het risico voor de Staat wordt gemaximeerd. Daarnaast is FMO een jaarlijkse premie verschuldigd ter compensatie voor het risico van de Staat. Ook vindt een periodieke vijfjaarlijkse evaluatie van de garantie plaats door het ministerie van Financiën en het ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en FMO waarbij het schuldplafond en de premie ook aan bod komen.

De kans dat FMO een beroep zal doen op de garantie is zeer klein. Er staan verschillende mitigerende maatregelen tegenover het risico voor de Staat, zoals een sterke kapitaalpositie, een sterke liquiditeitspositie en risicomanagement waar toezicht door de DNB op wordt gehouden. In de afgelopen 30 jaar heeft FMO slechts één jaar verlies geleden (in 2020 vanwege de gevolgen van de COVID-19). FMO heeft in de afgelopen jaren aanzienlijke reserves opgebouwd die als buffers dienen voor eventuele toekomstige verliezen.

De impact van het risico is in theorie groot, maar het reële risico van de Staat is echter een stuk lager dan het schuldplafond en het theoretische totaalrisico. Het theoretische totaalrisico betreft de som van alle financiële verplichtingen van FMO. Tegenover de financiële verplichtingen van FMO heeft FMO activa (zoals EU (Europese Unie) staatsobligaties, DNB deposito’s en andere liquide middelen) die een bepaalde waarde vertegenwoordigen. De waarde van deze activa verlaagt de hoeveelheid steun die nodig is in geval dat FMO een beroep doet op de garantie, aangezien deze activa in een crisissituatie door FMO kunnen worden aangewend. Daarnaast heeft FMO overige activa die, hoewel minder liquide en in stress scenario’s minder waardevast dan de bovenstaande activa, ook een bepaalde waarde vertegenwoordigen. Voorbeelden hiervan zijn uitstaande leningen en investeringen in het eigen vermogen van andere ondernemingen. Gegeven deze mitigerende factoren is het reële risico voor de Staat fors lager dan het theoretische, maximale risico.

Premiestelling en kostendekkendheid

FMO betaalt in de periode 2023- 2028 een jaarlijkse garantiepremie van € 1 mln. per jaar aan de Nederlandse Staat. Na afloop van deze periode actualiseert de Staat de hoogte van de garantiepremie. Voorheen betaalde FMO geen premie voor de garantie. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

13. Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

Doel en werking garantieregeling

In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB), welke sinds januari 2016 operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in) kapitaal (20%) en een gedeelte garantiekapitaal (80%). Deze verplichting betreft het garantiekapitaal. Het Nederlandse aandeel in het garantiekapitaal wordt voor 2025 geraamd op € 761,2 mln.

De doelstelling van de AIIB is tweeledig:

  1. het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;
  2. het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Kans, impact en beheersing risico’s

De garantie kan worden ingeroepen door de AIIB op het moment dat de instelling niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt, wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises. De AIIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Het interne beleid t.a.v. kapitaaltoereikendheid is zeer prudent en erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De externe kredietbeoordelingsbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de AIIB allen een AAA/Aaa-rating, wat een reflectie is van onder meer de governance-raamwerken van de AIIB, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitbeleid van de AIIB, de sterke kapitaaltoereikendheid en de steun van de brede aandeelhoudersbasis.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij dit zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

14. DNB – deelneming in kapitaal IMF

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat verleent aan DNB een garantie om het risico te dekken indien het International Monetary Fund (IMF) in gebreke blijft. Deze garantie wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk. Dat betreft de garantie voor het verstrekken van de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Borrowing Agreements (BBA), die respectievelijk in 2025 en 2024 aflopen.

Bovendien geeft de Nederlandse Staat garanties af aan DNB voor het doorlenen van SDRs (Special Drawing Rights) aan het IMF voor speciale fondsen, namelijk de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) voor het verstrekken van concessionele leningen aan lage-inkomenslanden, en de Resilience and Sustainability Trust (RST), voor het verstrekken van leningen aan landen om structurele lange-termijn uitdagingen het hoofd te bieden zoals klimaatverandering.

In december 2023 is er in het IMF een akkoord bereikt over de 16e quotaherziening van het IMF. De Nederlandse uitstaande garantie aan de DNB voor het IMF wordt hierdoor verlaagd met € 2,1 mld. Indien niet genoeg landen voor 15 november 2024 akkoord gaan met de inwerkingtreding, zal deze wijziging ingaan op het moment dat voldoende landen hebben ingestemd. In dat geval zal deze mutatie worden verschoven. Daarnaast is tijdens de voorjaarsvergadering van het IMF een ophoging van SDR-onlending (Special Drawing Rights) van maximaal SDR 1,7 mld. aan de RST (Resilience and Sustainability Trust) van het IMF toegezegd, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. De daadwerkelijke ophoging komt o.b.v. de wisselkoers van 1 maart 2024 uit op SDR 1,66 mld. (€ 2,03 mld.).

De totale Nederlandse deelname aan alle IMF-faciliteiten, en de corresponderende garanties van de Staat aan DNB, wordt voor 2025 geraamd op € 31,5 mld. 7

Kans, impact en beheersing risico’s

De kans dat het IMF in gebreke blijft bij DNB op de algemene middelen van het IMF (Quota/NAB/BBA) en DNB daarom de garantie bij het ministerie van Financiën moet inroepen, is zeer klein. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises.

Er zijn verschillende mitigerende factoren die ervoor zorgen dat deze kans zeer klein is. Het IMF verstrekt leningen aan landen met betalingsbalansproblemen. In de eerste plaats kent een IMF-steun waar nodig conditionaliteiten. Hiermee verlangt het IMF niet alleen economische aanpassingen van de lidstaat om de betalingsbalansproblemen op orde te krijgen, maar zorgt het IMF er ook voor dat het land de lening tijdig terugbetaalt. Ten tweede heeft het IMF een de facto preferred-creditor status, waardoor het IMF bij terugbetalingen voorrang krijgt boven andere private en publieke crediteuren. Tenslotte hanteert het IMF ook een reservebuffer, die ongeveer SDR 15-20 mld. bedraagt, waarmee achterstallige betalingen kunnen worden opgevangen. Het komt overigens nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma.

Ook de kans dat het IMF in gebreke blijft op de PRGT of de RST is klein. De eerdergenoemde waarborgen voor de algemene middelen gelden ook voor middelen uit de PRGT en RST. In de afgelopen 25 jaar is het slechts één keer voorgekomen dat er een betalingsachterstand ontstond bij de PRGT. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de impact van de coronacrisis en de mondiale gevolgen van de oorlog in Oekraïne zonder precedent is en dat voor een aantal landen dat gebruik maakt van PRGT-middelen in de aankomende jaren een onhoudbare schuldsituatie dreigt. De PRGT heeft reserves, waardoor betalingsachterstanden niet direct een risico vormen voor het inroepen van de garantie.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor de afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse Staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit laatste geldt ook voor Nederland. Wanneer het IMF een beroep doet op een Nederlandse lening, krijgt DNB hiervoor een vergoeding; de SDR-rente. Deze is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de 3 maandrente op staatspapier van de onderliggende valuta van de SDR, de Euro/Dollar/Yen/Renminbi en Pond. De SDR-rente kan niet negatief worden en kent een minimum van 5 basispunten (0,05%). Momenteel keert het IMF de SDR-rente van 4,013%8 uit over het deel van de IMF-faciliteiten waarop het IMF bij DNB getrokken heeft.9 Het IMF is kostendekkend, de uitvoeringskosten van het monitoren en opstellen van programma’s wordt door het IMF gedragen. Het IMF kent een complexe vergoeding structuur. In de basis rekent het IMF een vergoeding voor de gelopen risico’s voor programmafinanciering. Voor programma’s die groot van omvang zijn wordt een extra opslag gerekend omdat deze een groter risico kennen. Deze opslag kan na verloop van tijd verder worden verhoogd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een lagere premie via de PRGT. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

15. EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (Europese Investeringsbank, EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara-Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, ofwel de ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, ofwel OCT-landen). De projecten in deze regio’s richten zich op economische ontwikkeling via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd uit het Investment Facility, een ‘revolverend fonds’ dat gefinancierd is uit het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten vier garanties (Lomé IV, Cotonou I, Cotonou II en Cotonou III) afgegeven om het risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken. Voor 2025 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 78,3 mln.

Kans, impact en beheersing risico’s

In tegenstelling tot de algemene garantie op de EIB die op instellingsniveau is ingericht (zie nr. 20), dekt de garantie op EIB-kredietverlening onder eigen middelen in ACP en OCT individuele projecten. De EIB schat de verwachte verliezen voor het totale portfolio onder de vier garanties op 5,01%10. Er is geen uitgavenraming opgenomen op de Financiënbegroting omdat niet in te schatten is wanneer potentiële verliezen zich voordoen en de spreiding over de jaren groot is (de laatste terugbetalingen vinden plaats in 2050), waardoor de hoogte van een potentieel verlies in enig jaar relatief gering zal zijn. Verliezen zullen, zodra deze wel concreet zijn, in de begroting worden opgenomen. In uitzonderlijke gevallen kan dit, als een verlies aan het einde van een jaar concreet wordt, betekenen dat de uitgaven pas in de slotwet kunnen worden verwerkt. In 2013 is er voor het laatst een verlies uitgekeerd11.

Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de Raad van bewind van de EIB inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld.

16. EIB pan-Europees garantiefonds

Doel en werking garantieregeling

In een Eurogroep in 2020 zijn afspraken gemaakt over de Europese beleidsreactie om de economische gevolgen van de corona uitbraak te mitigeren. Onderdeel hiervan is het voorstel voor het opzetten van een pan-Europees garantiefonds COVID-19 (EGF) van € 25 mld. beheerd door de EIB-groep, waarmee tot € 200 mld. aan financiering voor Europese bedrijven, met name midden- en kleinbedrijf, kan worden gemobiliseerd. Het fonds heeft als doel de economische gevolgen van corona in de reële economie op te vangen door het verstrekken van liquiditeit aan de bedrijven in Europa.

Het EGF financiert hoge risicoprojecten die de EIB-groep normaliter niet zou financieren waardoor de activiteiten van het EGF complementair zijn aan de reguliere activiteiten van de EIB-groep. Het EGF verstrekt first loss garanties aan de EIB en het Europees Investeringsfonds (EIF) waarmee eventuele eerste verliezen op in aanmerking komende operaties in deelnemende lidstaten gedekt worden. Verliezen uit het EGF worden door de lidstaten die deelnemen aan het EGF naar rato gedragen en door lidstaten in vaste termijnen betaald. De totaal te betalen verliezen kunnen niet meer zijn dan de individuele inleg per lidstaat. De hoogte van de in te leggen garanties door lidstaten wordt bepaald naar rato van het stemgewicht van de lidstaat bij de EIB.

De maximale garantstelling van Nederland ten opzichte van het Europees Garantiefonds (EGF) is in 2024 verlaagd met € 320 mln. Nu de allocatieperiode voor de producten in het fonds is afgelopen, zullen er geen nieuwe producten meer uitgegeven worden, waardoor de EIB het maximum van de garantieomvang kan vaststellen. Voor 2025 wordt de garantie voor Nederland geraamd op € 971,5 mln. (5,21% stemgewicht).

De investeringsperiode van het garantiefonds liep tot 31 december 2021. Het fonds zal blijven bestaan totdat één van de volgende situaties zich voordoet: het fonds wordt opgeheven met een unaniem besluit van de deelnemende lidstaten, de onderliggende committeringen zijn verlopen of de einddatum van 31 december 2037 is bereikt. Aan het eind van de investeringsperiode zal de Contributors Committee op basis van een voorstel van de EIB bepalen of een verlaging van de garanties van de lidstaten passend is gegeven de dan uitstaande committeringen.

Kans, impact en beheersing risico’s

Indien het garantiefonds moet uitbetalen aan een garantiehouder, worden de lidstaten gevraagd om een deel van hun garanties om te zetten in een betaling zodat het garantiefonds aan haar verplichtingen kan voldoen. De verwachte netto verliezen van het fonds worden rond de 20% geschat. De EIB baseert zich hierbij op de gemiddelde netto verwachte verliezen in een conservatief scenario (23%) en een basis scenario (16.6%). De netto verwachte verliezen van 20% bestaan uit de verwachte verliezen op het portfolio inclusief de terugvorderingen (29.2%) plus alle kosten die voortkomen uit het opzetten en beheren van het fonds min de verwachte inkomsten.

De EIB zal actief ex ante risicobeheer toepassen om de verwachte netto verliezen rond de 20% te houden en regelmatig rapporteren over de gerealiseerde en verwachte verliezen aan het zogeheten Contributors Committee van het EGF, waarin Nederland zitting heeft. Dit comité is verantwoordelijk voor de besluitvorming van het gebruik van de EGF garantie voor individuele operaties van de EIB en het EIF. Deze besluitvorming zal gebeuren op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Dat wil zeggen dat 50% van de deelnemende lidstaten die minimaal twee derde van de totale bijdrages aan het EGF vertegenwoordigen, moet instemmen om een voorstel goed te keuren. Belangrijke strategische besluiten vereisen een supermeerderheid (50% van de deelnemende lidstaten goed voor 80% van de totale bijdrages). Vergaderingen van het comité zullen op oproepbasis plaatsvinden, minimaal één keer per jaar. Daarnaast doorlopen alle onderliggende investeringsvoorstellen die door het fonds gegarandeerd worden de reguliere besluitvormingsprocedures bij de EIB of het EIF. Nederland is vertegenwoordigd in de Raad van Bewind van de EIB.

Premiestelling en kostendekkendheid

Opbrengsten van het garantiefonds (bestaande uit premies voor gebruik van de garanties) zullen in eerste instantie gebruikt worden om de uitvoeringskosten van het fonds te dekken. Eventuele resterende financiële voordelen van de garanties komen ten goede aan de lidstaten die hebben ingelegd in het fonds op pro-rata basis.

17. European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

Doel en werking garantieregeling

De EBRD (ofwel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de EBRD is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door kapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital). Dat laatste betreft het garantiekapitaal dat door deelnemende landen, waaronder Nederland, is afgegeven en kan worden ingeroepen in het geval de instelling niet meer kan voldoen aan haar financiële verplichtingen. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de EBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan voornamelijk de private sector. Voor 2025 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 589,1 mln.

Kans, impact en beheersing risico’s

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de EBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises. De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. Hoewel de EBRD verliezen heeft geleden als gevolg van de oorlog in Oekraïne, is de kapitaalpositie nog altijd sterk, met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het interne beleid t.a.v. kapitaaltoereikendheid is zeer prudent en erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. Om aan de eisen van kapitaaltoereikendheid te blijven voldoen terwijl de EBRD in Oekraïne blijft investeren, is de kapitaalbasis vn de EBRD met € 4 mld. verhoogd. Nederland droeg hier € 100 mln. aan bij. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de EBRD allen een AAA/Aaa-rating. De EBRD heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft het dagelijks bestuur van de EBRD een Audit comité dat de risico’s van de EBRD nauwgezet in de gaten houdt. Er is daarnaast een intern Audit comité dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de EBRD).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

18, 23, 26 en 27. Garanties uit hoofde van de marges in het EU-Eigenmiddelenbesluit (European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM), Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit), Next Generation EU (NGEU), Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

Doel en werking garantieregelingen

De begroting van de EU wordt hoofdzakelijk gefinancierd door zogenoemde eigen middelen van de Unie. Sluitpost van deze eigen middelen is een nationale afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten. Voor iedere euro die de EU aanvullend uitgeeft naast wat er in de jaarlijkse EU-begroting wordt vastgesteld, worden de bijdragen van de lidstaten bepaald door het aandeel van hun bni in het totale bni van de EU.

De omvang van de jaarlijkse begroting is gemaximeerd door de plafonds zoals die vastgelegd zijn in het Meerjarig Financieel Kader, vermeerderd met de toegestane uitgaven voor zogenoemde speciale instrumenten. Dit maximum voor de jaarbegroting vormt de basis voor de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting op de begroting van Buitenlandse Zaken (artikel 3.1).

Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen, wordt in het Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (het Eigenmiddelenbesluit) een jaarlijks maximum vastgelegd voor de eigen middelen die de Unie op mag vragen bij de lidstaten. Dit ligt hoger dan het hiervoor beschreven maximum voor de jaarlijkse begroting. In het Eigenmiddelenbesluit, dat op 1 juni 2021 met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in werking is getreden, is voorzien in een reguliere marge bovenop het maximum voor de jaarlijkse begroting en een tijdelijke aanvullende marge t/m 2058 ten behoeve van het Europees Herstelinstrument (NGEU). Deze marge dient voornamelijk als zekerheid voor de aflossings- en renteverplichtingen op leningen die de Unie aan kan gaan. Deze leningen worden gebruikt om middelen te mobiliseren voor het verstrekken van financiële steun in buitengewone omstandigheden, in de vorm van leningen van de Unie aan lidstaten (op basis van artikel 143 en 122 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU). Voor financiële steun in buitengewone omstandigheden kan moeilijk gebudgetteerd worden in de EU-begroting, dus mobiliseert de Unie de benodigde middelen door deze te lenen op de kapitaalmarkt of bij financiële instellingen. In het onwaarschijnlijke geval dat lidstaten de rente- en aflossingsverplichtingen op de aan hen verstrekte leningen niet tijdig aan de Unie voldoen, zal de Unie aanvullende eigen middelen opvragen bij de lidstaten, opdat de Unie zelf wel tijdig in staat zal zijn om de eigen rente- en aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen.

De risico’s voor de Nederlandse afdrachten aan de EU die daardoor ontstaan worden als garantieverplichting in de begroting opgenomen, uitgesplitst naar de specifieke instrumenten die de Europese Commissie machtigen om namens de Unie middelen te lenen. Die instrumenten zijn het mechanisme voor financiële ondersteuning van de betalingsbalansen van de lidstaten zonder de euro (Balance of Payments facility, BoP), het EFSM en het in 2020 nieuw opgerichte Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand als gevolg van de corona uitbraak (SURE) en het herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de coronacrisis (NGEU). Voor NGEU gaat de Unie zowel leningen aan voor het verstrekken van leningen aan lidstaten als voor het financieren van uitgaven van Unieprogramma’s. De voor NGEU opgenomen garantieverplichting op de Financiënbegroting heeft alleen betrekking op de middelen die gebruikt worden voor het verstrekken van leningen aan lidstaten, binnen de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). De aflossing en rente op de leningen die de Unie aangaat voor het financieren van uitgaven (voornamelijk via de RRF maar ook via andere Unieprogramma’s) zullen worden betaald via de EU-begroting. De gevolgen voor de Nederlandse begroting zijn vanaf 2028 meegenomen in de raming van de afdrachten aan de EU-begroting op de begroting van Buitenlandse Zaken.

Voor alle instrumenten geldt dat het Nederlandse aandeel in de garantstelling wordt bepaald door het aandeel van het Nederlandse bruto nationaal inkomen (bni) in het totale bni van de Europese Unie. Door veranderingen in dit aandeel zullen de garanties regelmatig moeten worden bijgesteld. De begroting zal hier op de standaard momenten voor worden bijgewerkt. De garanties brengen het totale (verwachte) risico voor Nederland over de looptijd van de instrumenten in kaart. Bij het opvragen van aanvullende afdrachten voor het voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen, kan de Commissie als voorlopige maatregel afwijken van een verdeling naar rato van het bni, als sommige lidstaten niet in staat zijn tijdig hun volledige bijdrage te leveren. In dat geval kan het voorkomen dat Nederland tijdelijk een hogere bijdrage levert dan op basis van het bni-aandeel verwacht wordt. Deze tijdelijke afwijking van bijdragen naar rato van het bni-aandeel wordt bij de eerstvolgende aanpassing van de EU-begroting hersteld. Om deze reden zal het Nederlandse risico, wat voor de gehele looptijd van de instrumenten wordt weergegeven, niet hoger zijn door deze tijdelijke afwijking van de bijdragen.

European Financial Stabilisation Mechanism

Het EFSM is bedoeld om de financiële stabiliteit van de Europese Unie in stand te houden door financiële bijstand te verlenen aan lidstaten waarin sprake is van een feitelijke of ernstig dreigende economische of financiële verstoring die wordt veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen12, op basis van artikel 122.2 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Via het EFSM kan de Europese Unie leningen aan deze lidstaten verstrekken. Deze steun gaat gepaard met een economisch en financieel aanpassingsprogramma dat de lidstaat uitvoert. Het mechanisme kent geen einddatum, maar de verwachting is dat het EFSM niet meer zal worden gebruikt omdat voor niet-eurolanden de betalingsbalansfaciliteit beschikbaar is en voor eurolanden het ESM. Omdat verder gebruik van het mechanisme onwaarschijnlijk is wordt de garantie gebaseerd op de rente- en aflossingsverplichtingen op de momenteel voor het EFSM uitstaande Unieschuld (die is gebruikt voor het verstrekken van leningen aan Portugal en Ierland). Dit houdt ook in dat bij het aflossen van deze uitstaande schuld de garantie in omvang zal dalen. Omdat op basis van afspraken uit 2013 nog tot 2026 sprake kan zijn van het doorrollen van een deel van de uitstaande schuld, kunnen wijzigingen in de couponrentes tot die tijd nog voor wijzigingen in de hoogte van de garantie zorgen. Het Nederlandse aandeel in de garantie voor het EFSM wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU plus het Verenigd Koninkrijk (VK), omdat het VK middels het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK nog aansprakelijk is voor de financiële verplichtingen die de Unie voor de financiering van het EFSM is aangegaan. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2025 geraamd op € 2,7 mld. (inclusief rente).

Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit)

De BoP-faciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans13, op basis van artikel 143 van het VWEU. Via de betalingsbalansfaciliteit kan de Europese Unie voor maximaal € 50 mld. aan leningen aan deze lidstaten verstrekken. Deze steun gaat gepaard met een herstelprogramma dat de lidstaat uitvoert. De faciliteit kent geen einddatum. Daarom wordt de garantie op de Nederlandse begroting gebaseerd op het maximale bedrag dat aan steun kan worden verleend, waarbij voor zowel de aflossing als voor de rentebetalingen op de door de Unie aangegane schuld een inschatting moet worden gemaakt. Op dit moment staat er onder de BoP een lening uit aan Letland (van voor de introductie van de euro in Letland in 2014), waarvoor het Nederlandse aandeel in de garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU plus het Verenigd Koninkrijk (VK), omdat het VK middels het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK nog aansprakelijk is voor de financiële verplichtingen die de Unie voor deze financiering is aangegaan. Voor toekomstige leningen onder de BoP zal dit niet gelden. Echter, de BoP wordt begroot op basis van de maximale uitleencapaciteit, waarvoor het Nederlandse bni-aandeel hierin wordt bepaald door het Nederlandse bni aandeel in het bni aandeel van de EU. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2025 geraamd op € 3,9 mld. (inclusief rente).

Next Generation EU (NGEU)

NGEU is ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om het herstel van de gevolgen ervan te ondersteunen14, op basis van artikel 122 van het VWEU. De Europese Commissie zal daartoe middelen lenen conform de gepresenteerde leenstrategie15 en deze deels gebruiken voor uitgaven in EU-programma’s en deels als leningen verstrekken aan lidstaten. Via NGEU kan de Europese Unie tot het eind van 2026 voor maximaal € 360 mld. (in prijzen van 2018) aan leningen verstrekken aan lidstaten en de daarvoor benodigde middelen zelf lenen. De garantie is gebaseerd op een raming van de uitstaande schuld en de renteverplichtingen, op basis van informatie van de Commissie. Omdat het moment van uitgifte van het schuldpapier van de Unie, de looptijd en de couponrente nog niet bekend zijn voor de volledige omvang van het instrument, is deze raming met veel onzekerheid omgeven. De raming wordt doorlopend aangepast aan de hand van de werkelijke schulduitgifte door de Unie. Aflossing van de schuld zal daarbij op termijn zorgen voor een daling van de garantie. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU en wordt voor 2025 geraamd op € 28,5 mld. (inclusief rente).

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

SURE is in 2020 ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om lidstaten te ondersteunen bij het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, en in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek7 (op basis van artikel 122 van het VWEU). Via SURE kan de Europese Unie maximaal € 100 mld. leningen aan lidstaten verstrekken en de lidstaten staan hiervoor garant. De leningen konden tot het eind van 2022 worden verstrekt. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU en wordt voor 2025 geraamd op € 6,0 mld. (inclusief rente). De garantie wordt gebaseerd op de maximale uitleencapaciteit van SURE, inclusief rentelasten. De rentelasten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke rentelasten van de desbetreffende uitstaande schuld van de Unie. Voor het gedeelte van SURE wat nog niet is uitgegeven, is dit gebaseerd op een raming op basis van informatie versterkt door de Commissie. Aflossing van de schuld zal daarbij op termijn zorgen voor een daling van de garantie aangezien SURE daarna niet opnieuw kan worden gebruikt. Voor SURE geldt dat ook een bilaterale garantie door de lidstaten aan de Unie is verstrekt. Dit was nodig omdat ten tijde van de besluitvorming over dit instrument onvoldoende zekerheid bestond over de hoogte van de marge onder het plafond voor de eigen middelen. Deze bilaterale garantie van de lidstaten bedraagt in totaal € 25 mld. (onderdeel van de totale omvang van SURE van € 100 mld.), waar Nederland voor 5,8% garant voor staat, en wordt alleen ingeroepen als de marge onder het plafond voor de eigen middelen onvoldoende is.

Kans, impact en beheersing risico’s

De mogelijkheid om tot aan het plafond voor de eigen middelen aanvullende afdrachten op te vragen bij de lidstaten, geeft de Europese Unie aanvullende zekerheid dat zij aan haar financiële verplichtingen richting de kapitaalmarkt en financiële instellingen kan voldoen. De verwachting is echter dat de lidstaten die leningen van de Unie hebben ontvangen, deze ook terug kunnen betalen. Al deze leningen worden verstrekt met het oog op het voorkomen van economische en financiële schade dan wel het bespoedigen van economisch herstel. In het geval van BoP, EFSM en NGEU is het verstrekken van leningen voorwaardelijk aan het uitvoeren van een herstel- of aanpassingsprogramma. Bij SURE zijn de leningen voorwaardelijk aan de kosten die landen maken voor het stabiliseren van hun economie.

Daarnaast kan de Europese Commissie een beroep op aanvullende afdrachten van de lidstaten aan de Unie voorkomen of beperken door zorgvuldig kasbeheer en het aanhouden van voldoende marges in de jaarlijkse begroting van de Unie.

Een beroep op de lidstaten leidt tot aanvullende nationale afdrachten aan de Europese Unie en heeft daardoor een effect op zowel het Nederlandse EMU-saldo (Europese Monetaire Unie) als de EMU-schuld. Er is tot op heden geen beroep op aanvullende afdrachten voor lidstaten gedaan door de Unie.

Premiestelling en kostendekkendheid

Conform de verordeningen waarmee de instrumenten zijn opgericht en middels het Financieel Reglement16 dragen de lidstaten die de steun van de Unie ontvangen alle kosten die de Unie met betrekking tot financiële bijstand aan deze lidstaat heeft gemaakt.

19 en 21. European Financial Stability Facility (EFSF) en European Stability Mechanism (ESM)

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting de EFSF en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, het ESM. Deze noodmechanismen verstrekken steun aan eurozonelanden in nood onder strikte voorwaarden. In 2025 staat Nederland naar verwachting voor maximaal € 34,2 mld. garant voor het EFSF en € 36,7 mld. voor het ESM. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen. Het EFSF wordt in principe niet meer gebruikt voor het verstrekken van nieuwe stabiliteitssteun, maar beheert de nog uitstaande leningen aan Ierland, Portugal en Griekenland. Bij het beheer van de uitstaande leningen van het EFSF aan Griekenland is sprake van uitgestelde rentebetaling op een deel van de verstrekte leningen. Dit is het gevolg van schuldmaatregelen uit november 2012 en juni 2018. De uitgestelde rente (stand eind 2023: € 12,4 mld.) leidt ertoe dat de vordering van het EFSF op Griekenland t/m 2032 toeneemt. Deze rente wordt berekend op basis van de financieringskosten van het EFSF en is daardoor aan verandering onderhevig (zie ook premiestelling en kostendekkendheid).

De aanpassing van de ESM-garantie in 2025 met ca. € 1,4 mld. betreft de uitgestelde actualisatie van de kapitaalsleutel van het ESM, noodzakelijk door de toetreding van Kroatië.

Kans, impact en beheersing risico’s

De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden die in tranches wordt uitgekeerd. De steun is erop gericht om zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie te realiseren voor de lidstaat en weer toegang te verkrijgen tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen aan het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato van zijn aandeel in de garantie moeten bijdragen aan de rentebetalingen en de aflossing aan de schuldeisers van het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen, tot maximaal de verstrekte garantie (165% van het Nederlandse aandeel in de garantie voor de hoofdsom en renteverplichtingen op de uitstaande schuld van het EFSF). Het EFSF krijgt hierbij een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit dus effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

Het ESM kent een andere structuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen aan het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het ingelegd kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal (garanties) bij lidstaten oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen, tot maximaal het bij Nederland oproepbare kapitaal. Het ESM krijgt hierbij een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Naast deze opzet, worden de risico’s beheerst doordat het ESM een preferente schuldeiserstatus (Preferred Creditor Status) kan claimen over andere crediteuren (behalve ten opzichte van het IMF). Zodra het ESM garanties inroept, heeft dit ook effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het EFSF/ESM op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenoemde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is voor het grootste deel van de leningen een samenstelling van de rente die het EFSF/ESM betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden (in de zogenaamde funding pool). Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF/ESM op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het EFSF/ESM aan het EFSF/ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en in bepaalde gevallen een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul basispunten.

20. European Investment Bank (EIB)

Doel en werking garantieregeling

De EIB (Europese Investeringsbank) heeft tot taak bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU door middel van een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt, waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector. Voor 2025 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 11,8 mld.

Kans, impact en beheersing risico’s

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de EIB niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). Het leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de EIB allen een AAA/Aaa-rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de steun van de aandeelhouders, en met name van de meest kredietwaardige aandeelhouders met een AAA/Aaa rating zoals Nederland en Duitsland. De EIB heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. De EIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft de Raad van Bewind van de EIB een risicocomité dat de risico’s van de bank in de gaten houdt. Bij afwezigheid van extern toezicht heeft de EIB in de Best Banking Practice (BBP) Guiding Principles de uitgangspunten vastgelegd waaraan de EIB moet voldoen ten aanzien van governance, prudentieel beheer en interne en externe rapportage. Daarnaast leggen de BBP Guiding Principles vast dat de EIB zich aan alle voor commerciële banken relevante regelgeving moet houden, of moet uitleggen wanneer deze regelgeving voor de EIB niet relevant is. Eén van de hoofdtaken van het Audit Comité is om op de uitvoering van deze BBP toe te zien.

Zoals besloten in 2019, is op het moment van de brexit het Britse kapitaal vervangen door een garantieverhoging vanuit de resterende aandeelhouders en hebben Polen en Roemenië hun aandeel in het kapitaal verhoogd. Als gevolg hiervan is de Nederlandse garantie in de EIB toegenomen met € 1,9 mld. tot € 11,8 mld. in 2020. Dit is ook de geraamde hoogte van de garantie in 2025.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit eigen vermogen terugstromen naar de aandeelhouders. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, wel zijn de eigen middelen in het verleden ingezet als vervanging van een kapitaalstorting vanuit de lidstaten bij een kapitaalverhoging (zoals bij de vervanging van het Britse kapitaal).

22. Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)

Doel en werking garantieregeling

In december 2022 heeft de Raad ingestemd met het wetgevingspakket voor macro-financiële bijstand (hierna: MFB+) aan Oekraïne in 2023 van € 18 mld. in concessionele leningen met lange looptijden.17 De volledige € 18 mld. is inmiddels uitgekeerd. Zoals gebruikelijk bij MFB leent de Commissie namens de Unie middelen bij financiële instellingen en op de kapitaalmarkt en leent zij deze middelen door aan Oekraïne. MFB is een bestaand financieel instrument van de EU, waarbij financiële steun wordt verleend aan partnerlanden in de directe omgeving van de EU die met een betalingsbalanscrisis worden geconfronteerd. Doorgaans bestaat deze MFB-steun uit het verstrekken van leningen die worden gegarandeerd door een bestaand garantiefonds op de EU-begroting.

Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan haar financiële verplichtingen richting de markt te voldoen, is de MFB gegarandeerd via de daarvoor beschikbare ruimte onder de plafonds zoals die zijn opgenomen in het Eigenmiddelenbesluit (de zogenoemde headroom). Dit gebeurt pro rata op basis van het bni-aandeel van een lidstaat in het bni van de Unie. Bij het huidige bni-aandeel (2024) van Nederland van 6,1% betreft dit een garantie van € 1,089 mld. Bij wijzigingen in het bni-aandeel zal in de toekomst ook de omvang van de garantie wijzigen.

De rente die Oekraïne betaalt, wordt gesubsidieerd door de EU-lidstaten via aanvullende bijdragen aan de EU-begroting. De rente op de leningen vereist daarom geen garantie.

Kans, impact en beheersing risico’s

Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van het conflict, is er een reëel risico dat de lening gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. Tegelijkertijd is het doel van MFB om de macro-economische stabiliteit in Oekraïne te bewaken hetgeen eraan bijdraagt dat Oekraïne op langere termijn in staat is om de leningen ook terug te betalen. In het geval van eventuele schade haalt de Commissie, conform het Eigenmiddelenbesluit, aanvullende middelen op bij de lidstaten. Voor Nederland gaat het daarbij om een maximaal bedrag van € 1,089 mld. (onder voorbehoud van wijzigingen in het bni-aandeel). Tussen de Commissie en Oekraïne is een leenovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn opgenomen over onder andere het terugbetalingsschema. Op termijn zal bij terugbetalingen van de leningen door Oekraïne ook de omvang van de garantie afnemen.

De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad regelmatig over de voortgang van de MFB, de economische situatie en vooruitzichten van Oekraïne en de voorwaarden die zijn vastgelegd. Daarnaast informeert de Commissie het Europees Parlement en de Raad als er ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de middelen zijn uitgekeerd.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.

24. Bilaterale garantie Macro-Financiële Bijstand (MFB)

Doel en werking garantieregeling

Op 20 september 2022 heeft de Raad van de Europese Unie het voorstel voor additionele macro-financiële bijstand (MFB) van € 5 mld. aan Oekraïne aangenomen18. Zoals gebruikelijk bij MFB leent de Commissie namens de Unie middelen bij financiële instellingen en op de kapitaalmarkt en leent zij deze middelen door aan Oekraïne. MFB is een bestaand financieel instrument van de EU, waarbij financiële steun wordt verleend aan partnerlanden in de directe omgeving van de EU die met een betalingsbalanscrisis worden geconfronteerd.

Oekraïne heeft aangegeven zo snel mogelijk financiële steun nodig te hebben, mede vanwege de sterke daling van de internationale reserves en omdat al verleende steun door andere landen en de internationale financiële instellingen onvoldoende is om het financieringstekort te dekken. Steun aan de Oekraïense overheid is nodig om de basisvoorzieningen in stand te houden en financiële stabiliteit te bevorderen. Daarnaast is het verlenen van financiële steun aan Oekraïne een essentiële voorwaarde voor het land om in de oorlog sterk te blijven staan en invulling te geven aan zijn legitieme recht op zelfverdediging tegen de Russische agressie.

Kans, impact en beheersing risico’s

Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van het conflict, is er een reëel risico dat de lening gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. De Commissie heeft daarom een garantstelling van 70% van de totale lening voorgesteld in plaats van de reguliere 9%. De hoogte van dit garantstellingspercentage is onder meer gebaseerd op de marktprijs van Oekraïense staatsobligaties, de kredietwaardigheid, een schuldhoudbaarheidsanalyse, de preferente status van de EU en de verwachte looptijd van de leningen. De Commissie zal de hoogte van het benodigde garantstellingspercentage van 70% vanaf 30 juni 2023 elke 6 maanden tegen het licht houden en zo nodig (neerwaarts) aanpassen.

De Commissie legt op de EU-begroting een voorziening aan voor de eerste 9% aan eventuele schade. Daarnaast worden aanvullende nationale garanties van lidstaten gevraagd die optellen tot 61% van de totale lening. Dit betreffen pro rata garanties op basis van het bni-aandeel van een lidstaat. De lidstaten zijn alleen verantwoordelijk voor hun eigen aandeel in het geval dat schade op de leningen zich voordoet. Voor Nederland gaat het bij een bni-aandeel van ca. 6,1% om een maximaal bedrag van € 215,4 mln. Deze garantie van Nederland aan de EU-begroting wordt weergegeven op artikel 4 (internationale financiële betrekkingen).

De Commissie informeert de lidstaten ieder kwartaal over de uitstaande leningen, de geplande aflossing en de rentebetalingen. De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een rapport sturen met een beoordeling van de implementatie van de MFB. Dit rapport zal onder meer ingaan op de voortgang van de MFB, de economische situatie en vooruitzichten van Oekraïne en de voorwaarden die worden vastgelegd in de Memorandum of Understanding (MoU). Daarnaast informeert de Commissie het Europees Parlement en de Raad als er ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de middelen zijn uitgekeerd. Eventuele recuperaties van Oekraïne zal de Commissie terugbetalen aan de lidstaten naar rato van de inleg van lidstaten.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.

25. Wereldbank Groep - Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)

Doel en werking garantieregeling

Het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) ondersteunt de private sector bij het verzekeren van investeringen in lage- en middeninkomenslanden. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan MIGA activiteiten financieren. Voor 2025 wordt deze garantie geraamd op € 30,9 mln.

Kans, impact en beheersing risico’s

MIGA voert prudent risicobeleid. De kans dat de garantie wordt ingeroepen door MIGA is laag. Sinds de oprichting van MIGA in 1988 is er in slechts enkele gevallen overgegaan tot uitkering van schade. De overige gevallen van (potentiële) claims zijn opgelost door middel van settlement. Leverage die de Wereldbank Groep heeft op overheden speelt hierbij een belangrijke rol.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor de garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie aan MIGA worden doorberekend in de verzekeringsproducten, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen van MIGA.

28 en 29. Wereldbank Groep - International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) garantie kapitaal en IBRD garantie Oekraïne

Doel en werking garantieregeling

De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is het Wereldbankonderdeel dat leningen verstrekt aan middeninkomenslanden. De IBRD functioneert als een coöperatieve bank, waarvan landen aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de IBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan klantlanden. Voor 2025 wordt het Nederlandse garantiekapitaal aan de IBRD geraamd op € 5,4 mld.

Onder de IBRD vallen twee garantieregelingen, waarvan één specifiek bedoeld voor begrotingssteun aan Oekraïne. Nederland heeft hiervoor in 2022 een garantie van € 100 mln. verstrekt aan de Wereldbank. De Wereldbank wordt daardoor in staat gesteld additionele financiering te verlenen aan Oekraïne.

Kans, impact en beheersing risico’s

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt, wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een «call on capital» te minimaliseren en het risicobeleid van de IBRD is conservatief. De Wereldbank Groep opereert mondiaal waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de IBRD allen een AAA/Aaa-rating (stabiel). IBRD heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de IBRD een zogenoemde ‘Preferred Creditor Status’. Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garanties worden geen premies ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie aan IBRD worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden aan IBRD onder deze garantieregelingen.

30. Oekraïne Faciliteit

Doel en werking garantieregeling

De Europese Raad heeft op 1 februari 2024 ingestemd met de oprichting van de Oekraïne-faciliteit, om Oekraïne te kunnen voorzien van meerjarige financiële steun. Het steunpakket bestaat uit € 33 mld. aan leningen die worden gefinancierd middels een garantie binnen de zogeheten headroom van het Eigenmiddelenbesluit. Hierbij leent de Commissie als onderdeel van de totale schulduitgifte van de Unie in een gediversifieerde financieringsstrategie middelen bij de financiële instellingen en op de kapitaalmarkt. Vervolgens worden leningen aan Oekraïne verstrekt.

Het Nederlandse aandeel in de garantie zal een omvang hebben van het Nederlandse bni-aandeel in het EU-bni. Bij het huidige bni-aandeel van Nederland van 6,1% betreft dit een garantie van € 1,947 mld. Bij wijzigingen in het bni-aandeel zal in de toekomst ook de omvang van de garantie wijzigen.

Kans, impact en beheersing risico's

Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van het conflict, is er een reëel risico dat de lening gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. Het is belangrijk om de betreffende Oekraïne-faciliteit integraal te blijven bezien met eerdere financiële steun aan Oekraïne, waaronder de MFB van 2023 en 2022. Schade op een van de uitstaande leningen kan gevolgen hebben op de overige uitstaande leningen. Tegelijkertijd is het doel van de Oekraïne-faciliteit onder andere om de macro-economische stabiliteit in Oekraïne te bewaken hetgeen eraan bijdraagt dat Oekraïne op langere termijn in staat is om de leningen ook terug te betalen.

In het geval Oekraïne niet in staat zou blijken de verstrekte leningen aan de Unie af te lossen, zal de Commissie, conform het Eigenmiddelenbesluit, aanvullende middelen ophalen bij de lidstaten. Voor Nederland gaat het daarbij om een maximaal bedrag van € 1,947 mld. (onder voorbehoud van wijzigingen in het bni-aandeel). Tussen de Commissie en Oekraïne wordt een leenovereenkomst gesloten waarin afspraken worden opgenomen over onder andere het terugbetalingsschema. Op termijn zal bij terugbetalingen van de leningen door Oekraïne ook de omvang van de garantie afnemen.

Het respecteren en behouden van effectieve democratische mechanismen, zoals een meerpartijenstelsel en rechtsstatelijkheid, en het respecteren van mensenrechten zijn randvoorwaarden voor steun van de faciliteit. De Commissie monitort de vervulling van deze randvoorwaarden voordat betalingen worden verricht. Daarnaast worden in een kaderovereenkomst tussen de Commissie en Oekraïne, passend bij de oorlogssituatie, afspraken opgenomen over rapportage en audit van middelen in het kader van de faciliteit, als ook het voorkomen, onderzoeken en corrigeren van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.

31. Exportkredietverzekering 

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit) omvat momenteel onder andere de kapitaalgoederenverzekering, financieringsverzekering, koersrisicoverzekering en verzekering van garanties. In de tabel ‘Overzicht verstrekte garanties’ wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. structureel opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen is na afloop van een begrotingsjaar bekend en wordt verantwoord in het jaarverslag van het ministerie van Financiën.

Kans, impact en beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen worden voortdurend gemonitord en indien nodig aangepast, opdat alleen aanvaardbare risico’s worden geaccepteerd. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het ministerie van Financiën met behulp van een uitgebreid risicokader.

Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond, wat het bedrag inhoudt waarvoor de Staat jaarlijks nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). De afgelopen jaren is dit plafond niet knellend geweest, zodat er naar verwachting voldoende ruimte zal zijn voor het aangaan van de door Nederlandse exporteurs gevraagde verzekeringen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is om concurrentieverstoring te voorkomen afgesproken dat ekv-faciliteiten over een middellange periode kostendekkend moeten zijn. Dat betekent dat op de middellange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De participanten van de Arrangement – de internationale afspraken ten aanzien van exportkredietverzekeringen – stellen hiertoe minimumpremies op, die in Europese regelgeving zijn verankerd. Nederland monitort de kostendekkendheid met een intern ontwikkeld model: bedrijfseconomische resultaatbepaling. Voor het geheel aan exportkredietverzekeringen is een begrotingsreserve beschikbaar van € 691,6 mln. ultimo 2023.

Zowel uitgaven als inkomsten van de ekv zijn lastig te ramen en in de loop van een jaar niet of nauwelijks met beleidsmaatregelen te beïnvloeden. De schades kunnen in een jaar hoog oplopen, gegeven het uitstaande risico van circa € 17,9 mld. ultimo 2023.

Leningen

Lening TenneT

De Nederlandse Staat heeft begin 2024 een aandeelhouderslening aan TenneT verstrekt van € 25 miljard voor 2024 en 2025. Dit betreft een overbrugging tot het moment dat TenneT Duitsland verkocht is, of totdat er een andere lange termijn oplossing voor de financiering van TenneT is gevonden. TenneT mag de lening gedurende deze periode in maandelijkse tranches opnemen en kan daarbij maandelijks aangeven welke looptijd zij wil, waarbij de maximale looptijd 16 jaar is. Terugbetaling van de lening gaat op z'n vroegst lopen vanaf 2030. Echter, indien TenneT Duitsland verkocht wordt, worden de opbrengsten gebruikt om de lening zo veel mogelijk eerder af te lossen.

TenneT betaalt een marktconforme rente over de lening. Daarnaast betaalt TenneT twee additionele vergoedingen. Dit betreft een vaste vergoeding in 2024 en 2025 en een vergoeding over het gehele ongebruikte deel van het toegezegde bedrag gedurende de periode dat de leenfaciliteit open staat (2 jaar).

Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland heeft TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. De leningsfaciliteit is daarom opgehoogd met € 2,3 mld. voor 2025 en uitgebreid met € 17,1 mld. voor 2026. Ook over deze additionele lening ontvangt de Staat een marktconforme rente met additionele vergoedingen.

Lening Griekenland

In 2010 had Griekenland als eerste land van de eurozone problemen om zichzelf te blijven financieren op de markt. Als gevolg daarvan is besloten de lidstaten van de eurozone samen met het IMF tot het verlenen van financiële steun door het verstrekken van bilaterale leningen. Deze zogenaamde Greek Loan Facility (GLF) bestond oorspronkelijk uit € 80 mld. aan bilaterale leningen van de landen van de eurozone en € 30 mld. van het IMF. In juli 2011 is besloten om de nog niet uitgekeerde leningen uit de GLF over te hevelen naar het EFSF. Vanuit de bilaterale leningen in het GLF is € 52,9 mld. uitgekeerd aan Griekenland. Het Nederlandse aandeel in de GLF was in totaal € 3,2 mld. Sinds 2012 zijn geen nieuwe leningen meer verstrekt en is Griekenland in 2020 gestart met het terugbetalen van de leningen. Eind 2023 bedraagt het Nederlandse aandeel in de GLF € 2,4 mld.

Lening Oekraïne

Nederland heeft in 2022 een bilaterale lening verstrekt van € 200 mln. aan Oekraïne via een speciale kredietlijn van het IMF. Deze begrotingssteun zal een bijdrage leveren aan Oekraïense inspanningen om de dagelijkse uitgaven te financieren en daarmee de economie draaiende te houden. De lening neemt na een respijtperiode van 4,5 jaar na uitgifte af middels halfjaarlijkse terugbetalingen. Het bedrag moet 10 jaar na uitgifte terug zijn betaald.

3. Beleidsartikelen (Financiën)

Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering door de Belastingdienst van die wet- en regelgeving dragen bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder ‘compliance’ verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst structureel uit zichzelf na te komen. De term ‘bereidheid’ geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  1. het te voeren fiscale beleid;
  2. het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;
  3. het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  1. de heffing en inning van de rijksbelastingen
  2. de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;
  3. de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;
  4. de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;
  5. handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Invorderingswet 1990 voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

Aanvullende beleidsinformatie, zoals de strategie, doelen en prestatie-indicatoren van de Belastingdienst zijn te vinden in onderdeel F2 van dit artikel.

C. Beleidswijzigingen

In de beleidsagenda zijn de beleidsvoornemens van de Belastingdienst opgenomen. Uitgangspunt is dat deze bijdragen aan een Belastingdienst waarin burgers en bedrijven vertrouwen hebben en waar medewerkers trots op zijn. De strategische doelen waarlangs we dit willen bereiken zijn:

  1. verbinden met de samenleving;
  2. basis op orde brengen en houden;
  3. continue verbeteren van onze dienstverlening, toezicht en opsporing;
  4. werken met plezier en vanuit vakmanschap.

In paragraaf F1 wordt nader ingegaan op de fiscale beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.368.252 4.838.603 3.547.362 3.731.101 3.392.650 3.377.658 3.372.154
Uitgaven 3.345.265 4.053.750 3.682.000 3.562.832 3.519.862 3.490.921 3.487.647
(1) Apparaatsuitgaven 3.192.726 3.591.227 3.605.884 3.489.091 3.435.163 3.424.502 3.417.789
waarvan: Uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland 18.080 18.000 18.000 18.000 18.000 18.000 18.000
Personele uitgaven 2.767.335 3.127.213 3.088.999 3.015.389 2.972.314 2.963.663 2.956.950
Eigen personeel 2.272.572 2.584.845 2.678.071 2.632.399 2.611.073 2.622.743 2.626.172
Inhuur externen 481.069 515.465 369.268 337.507 326.106 324.214 321.875
Overig personeel 13.694 26.903 41.660 45.483 35.135 16.706 8.903
Materiële uitgaven 425.391 464.014 516.885 473.702 462.849 460.839 460.839
ICT 33.785 39.836 37.503 39.502 32.917 30.907 30.907
Bijdrage aan SSO's 288.822 326.458 388.481 345.373 341.063 341.063 341.063
Overig materieel 102.784 97.720 90.901 88.827 88.869 88.869 88.869
(2) Programma-uitgaven 152.539 462.523 76.116 73.741 84.699 66.419 69.858
Garanties 134 181 181 181 181 181 181
Garantie procesrisico's 134 181 181 181 181 181 181
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 15.151 15.333 13.999 13.999 13.999 13.999 13.999
Waarderingskamer 2.403 2.489 2.489 2.489 2.489 2.489 2.489
Kadaster 2.007 2.933 2.933 2.933 2.933 2.933 2.933
Kamer van Koophandel 119 341 341 341 341 341 341
Overige bijdrage ZBO's/RWT's 10.622 9.570 8.236 8.236 8.236 8.236 8.236
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 2.637 2.787 3.387 3.387 3.387 3.387 3.387
Internationale Douaneraad 264 0 0 0 0 0 0
Overige (inter)nationale organisaties 2.373 2.787 3.387 3.387 3.387 3.387 3.387
Opdrachten 378.004 410.149 391.097 386.247 390.039 373.597 373.574
ICT opdrachten 316.886 345.669 330.721 327.648 324.561 305.923 305.900
Overige opdrachten 61.118 64.480 60.376 58.599 65.478 67.674 67.674
Bijdrage aan agentschappen 19.188 12.889 12.889 12.877 12.877 12.877 12.877
Bijdrage Logius 3.550 4.287 4.287 4.275 4.275 4.275 4.275
Bijdrage overige agentschappen 15.963 8.602 8.602 8.602 8.602 8.602 8.602
(Schade)vergoeding 18.165 30.623 28.385 16.385 6.385 6.385 6.385
(Schade)vergoedingen 12.657 27.231 24.993 12.993 2.993 2.993 2.993
Vergoeding proceskosten 5.509 3.392 3.392 3.392 3.392 3.392 3.392
Rente 130.159 424.316 93.149 78.366 78.667 73.015 76.277
Belasting- en invorderingsrente 130.159 424.316 93.149 78.366 78.667 73.015 76.277
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken ‒ 410.900 ‒ 433.755 ‒ 466.971 ‒ 437.701 ‒ 420.836 ‒ 417.022 ‒ 416.822
Toerekening uitgaven aan Douane ‒ 203.543 ‒ 215.786 ‒ 219.419 ‒ 219.393 ‒ 219.438 ‒ 219.509 ‒ 219.509
Toerekening uitgaven aan Toeslagen ‒ 207.357 ‒ 217.969 ‒ 247.552 ‒ 218.308 ‒ 201.398 ‒ 197.513 ‒ 197.313
Ontvangsten (3) + (4) 215.182.901 217.796.185 204.142.129 223.177.796 234.683.374 246.998.042 257.425.533
Programma-ontvangsten (3) 215.070.349 217.688.927 204.050.740 223.095.178 234.600.662 246.915.232 257.342.723
waarvan: Belastingontvangsten 213.727.442 216.185.397 202.574.477 221.654.998 233.206.281 245.645.503 256.075.432
Bekostiging 233.069 230.864 230.864 230.864 230.864 230.864 230.864
Doorbelasten kosten vervolging 233.069 230.864 230.864 230.864 230.864 230.864 230.864
Rente 848.905 1.034.025 1.006.758 970.675 924.876 800.224 797.786
Belasting- en invorderingsrente 848.905 1.034.025 1.006.758 970.675 924.876 800.224 797.786
Boetes en schikkingen 260.934 238.641 238.641 238.641 238.641 238.641 238.641
Ontvangsten boetes en schikkingen 260.934 238.641 238.641 238.641 238.641 238.641 238.641
Apparaatsontvangsten (4) 112.552 107.258 91.389 82.618 82.712 82.810 82.810
Verplichtingen 3.368.252 4.838.603 3.547.362 3.731.101 3.392.650 3.377.658 3.372.154
waarvan garantieverplichtingen ‒ 167 336 336 336 336 336 336
Garantie procesrisico's ‒ 167 336 336 336 336 336 336
waarvan overige verplichtingen 3.368.420 4.838.267 3.547.026 3.730.765 3.392.314 3.377.322 3.371.818
juridisch verplicht 46,8%
bestuurlijk gebonden 5,0%
beleidsmatig gereserveerd 48,2%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%
  1. De berekende budgetflexibiliteit heeft alleen betrekking op de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit

De uitgaven die vallen onder de rubriek «Rente» zijn voor 100% juridisch verplicht. Ze vloeien bijvoorbeeld voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 (rente-uitgaven). De programma-uitgaven die vallen onder de instrumenten «Bijdragen aan ZBO's/RWT's», «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties» en «Bijdragen aan agentschappen» zijn voor 100% bestuurlijk gebonden verplichtingen voor zover zij niet door getekende contracten al juridisch verplicht zijn. De bijdrage aan de Waarderingskamer is voor 100% bestuurlijk gebonden op basis van de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die worden gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Ook bij de bijdragen aan Agentschappen en bijdragen aan Internationale organisaties geldt dat afspraken zijn gemaakt over de bijdragen en de dienstverlening, waardoor ook deze uitgaven als 100% bestuurlijk gebonden worden aangemerkt.

De overige programma-uitgaven betreffen met name de categorie «Opdrachten», waarvoor geldt dat deze gedeeltelijk als juridisch verplicht zijn aan te merken op het moment van het vaststellen van de begroting 2025. Hiervoor zijn dan bijvoorbeeld contracten gesloten ten behoeve van ICT en/of andere benodigde diensten voor de uitvoering van de primaire processen van de Belastingdienst. Voorbeelden hiervan zijn (verlenging van) licenties en onderhoudscontracten voor software en hardware. Een ander voorbeeld zijn de uitgaven voor papieren dienstverlening (brieven aan burgers en bedrijven). Over het algemeen geldt wel dat de niet-juridische verplichte uitgaven noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de primaire processen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de dienstonderdelen van de Belastingdienst.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de dienstonderdelen van de Belastingdienst en omvat met name facilitaire diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven die horen bij de uitrusting van de ambtenaren van de Belastingdienst (telefoon, laptop, etc.). De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO’s) betreft met name de huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf).

Programma-uitgaven

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

De uitgaven aan de Waarderingskamer betreft de eigenaarsbijdrage van het ministerie van Financiën voor de begroting 2025 die reeds is vastgesteld en verplicht is op basis van de Wet WOZ. Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die wordt gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Onder de bijdrage aan overige ZBO’s/RWT’s vallen onder andere de bijdragen aan de RDW en de Nationale Politie.

Opdrachten

Onder «Overige opdrachten» vallen met name de uitgaven die geraamd worden voor de papieren dienstverlening. Bij «ICT opdrachten» gaat het met name over ICT-uitgaven die te maken hebben met de digitale dienstverlening (licenties, software applicaties en hardware).

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan overige agentschappen zijn met name detacheringsovereenkomsten en opdrachten die gesloten worden met de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk.

(Schade)vergoeding

Dit betreft aanspraken van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van overheidsmaatregelen of een vergoeding van kosten die door toedoen van de overheid zijn ontstaan. Hieronder vallen compensatievergoedingen die door de Belastingdienst worden betaald, waaronder de compensatie die zal worden betaald aan gedupeerden die ten onrechte niet in de Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen zijn gekomen.

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze uitgaven vallen onder het inkomstenkader.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van douane- en toeslagenprocessen maakt worden toegerekend aan artikel 9 respectievelijk artikel 13. In artikel 9 (Douane) en artikel 13 (Toeslagen) is in de toelichting op de instrumenten een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de toegerekende uitgaven.

Ontvangsten

Programma-ontvangsten

Belastingontvangsten

De in de bovenstaande tabel 11 opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële-verhoudingswet, minus de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds en het BES-fonds (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2025 met begrotingshoofdstuk IX. Voor een toelichting op de belastingontvangsten zie de Miljoenennota, hoofdstuk 2.7 Horizontale ontwikkeling inkomsten en lasten en bijlage 4 De belasting- en premieontvangsten.

Totaal belastingontvangsten 263.188.044 286.420.811 273.833.945 291.891.608 303.491.122 315.881.024 326.419.111
–/– Afdracht Gemeentefonds 42.204.703 43.836.964 44.896.000 42.236.156 42.005.802 41.788.344 41.707.183
–/– Afdracht Provinciefonds 3.130.354 3.870.135 3.552.438 3.337.500 3.297.605 3.294.735 3.293.795
–/– Afdracht BES-fonds 87.850 93.773 87.642 88.320 88.839 90.174 91.518
–/– Belastingontvangsten artikel 6 Btw-compensatiefonds 4.037.695 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
–/– Belastingontvangsten artikel 9 Douane 0 18.185.906 18.474.694 20.325.998 20.643.959 20.813.632 21.002.547
Belastingontvangsten artikel 1 Belastingen 213.727.442 216.185.397 202.574.477 221.654.998 233.206.281 245.645.503 256.075.432
  1. Dit betreft de begrotingstotalen van het gemeentefonds en provinciefonds, stand Miljoenennota 2025. Volgens de vaste systematiek zijn de accrestranches voor het uitvoeringsjaar en het voorbereidingsjaar hieraan toegevoegd. De accrestranches voor t+2 tot en met t+4 zijn nog niet toegevoegd aan deze fondsen.

Bekostiging

De ontvangsten hebben betrekking op kosten die worden doorberekend aan belastingplichtigen van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld. De 17e Studiegroep Begrotingsruimte (SBR) adviseerde om de belasting- en invorderingsrente over te hevelen van de uitgavenkant van de Financiënbegroting naar de inkomstenkant, gezien de samenhang met de belastingontvangsten en omwille van de beheersbaarheid19. Omdat het hoofdlijnenakkoord 2024-2028 het advies en de bijbehorende begrotingsregels overneemt20, is de belasting- en invorderingsrente overgeheveld naar het inkomstenkader.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Apparaatsontvangsten

Deze post betreft onder andere ontvangsten van facilitaire en ICT-diensten die de Belastingdienst levert aan andere overheidsdiensten en die op factuurbasis worden afgerekend.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  1. Onbelaste reiskostenvergoeding
  2. Schenk- en erfbelasting jaarlijkse schenkingsvrijstelling kinderen
  3. Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's
  4. Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's
  5. Vrijstelling vpb voor stichtingen en verenigingen met lage winst
  6. Verhuisvergoeding ondernemer
  7. Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie
  8. Dividendbelasting overige
  9. Werkkostenregeling
  10. 30% regeling: voor uitgezonden werknemers
  11. Vergoeding voor extraterritoriale kosten
  12. Vrijwilligersregeling
  13. EB Raffinaderijvrijstelling
  14. EB vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet
  15. Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.
  16. BTW Vrijstelling werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede politieke, godsdienstige, levensbeschouwelijke en liefdadige organisaties
  17. BTW Vrijstelling fondswerving
  18. BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers
  19. BTW Vrijstellingen overig
  20. BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)
  21. Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen
  22. Accijns vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties
  23. OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming
  24. OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)
  25. OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners
  26. OVB vrijstelling juridische fusie
  27. OVB vrijstelling bedrijfsfusie
  28. OVB vrijstelling interne reorganisatie
  29. OVB vrijstelling juridische splitsing
  30. OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI
  31. OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken
  32. OVB vrijstelling bodembestanddelen
  33. OVB vrijstelling kabels en leidingen
  34. OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen
  35. OVB vrijstelling onderwijs
  36. OVB vrijstelling herstel art.19
  37. OVB vrijstelling staatsbosbeheer
  38. OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting
  39. OVB vrijstelling wilsrecht
  40. Drempelbedrag bankenbelasting
  41. Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro

Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Giftenaftrek inkomstenbelasting 480 492 487
Onderhoudsverplichtingen aftrek 208 200 193
Belaste ontvangen alimentatie ‒ 162 ‒ 160 ‒ 156
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 39 41 43
Middelingsregeling 158 90 90
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 1.789 1.756 1.982
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 1.076 1.080 993
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 44 49 50
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht 20 20 14
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 124 114 115
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 651 684 709
Faciliteit geven uit vennootschap 23 38 44
Laag vpb-tarief 2.784 2.958 3.032
Liquidatie- en stakingsverliesregeling 554 494 506
Herinvesteringsreserve 286 137 100
30%-regeling 1.249 1.348 1.465
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 33 35 36
Algemene heffingskorting 25.208 27.598 25.552
Ouderenkorting 4.759 5.335 5.489
Alleenstaande ouderenkorting 626 687 714
EB Belastingvermindering per aansluiting 4.387 4.667 4.743
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 32 33 31
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 9.141 9.394 9.784
Btw Verlaagd tarief overig 91 93 50
Btw Nultarief zonnepanelen 41 41 41
MRB Kwarttarief en halftarief 231 305 321
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 104 114 126
MRB Vrijstelling diverse voertuigen 30 30 31
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 10 9 7
BPM Teruggaaf diverse voertuigen 19 15 15
Accijns raffinaderijvrijstelling 182 279 282
ASB Vrijstelling levensverzekeringen 2.793 2.793 2.793
ASB Vrijstelling transportverzekeringen 64 66 69
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen 16 16 16
Vrijstellingen mineraalwater 156 156
Vrijstellingen melk 98 290 290
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. EB - Energiebelasting
  3. BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
  4. MRB = Motorrijtuigenbelasting
  5. ASB = Assurantiebelasting

F1. Fiscaal beleid en wetgeving Belastingplanpakket

Belastingplanpakket

Het pakket Belastingplan heeft betrekking op een aantal onderwerpen binnen de fiscaliteit en bevat naast het wetsvoorstel Belastingplan 2025 ook 9 afzonderlijke wetsvoorstellen. Het wetsvoorstel Belastingplan 2025 omvat circa 38 maatregelen.

In het BP25 zitten dit jaar veel fiscale maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord.21 Een deel van deze maatregelen hebben samenhang met de begroting voor 2025. Dit zijn bijvoorbeeld de verhoging van de kansspelbelasting, de verlening van de accijnsverlaging en het afschaffen van het verlaagd btw-tarief op logies en culturele goederen. Daarnaast zijn er diverse maatregelen opgenomen die niet voorkomen uit evaluaties, maar wel leiden tot vereenvoudiging voor burgers en de uitvoering, zoals de aanpassingen in de aftrek van specifieke zorgkosten. Ook worden er stappen genomen om belastingconstructies tegen te gaan, een voorbeeld hiervan is de aanpassing van de kavelruilvrijstelling.

Met een evenwichtig koopkrachtpakket ondersteunt het kabinet kwetsbare groepen en werkende middeninkomens. Het kabinet richt zich op deze doelen via de introductie van een extra tariefschijf in de inkomstenbelasting, gecombineerd met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Aanvullend financiert het kabinet deze lastenverlichting deels door het verlagen van de algemene heffingskorting. Het koopkrachtbeeld laat zien dat met de maatregelen de koopkrachtontwikkeling tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden in balans wordt gebracht. Deze maatregelen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2025

Dit jaar maakt het Belastingplan BES Eilanden wederom deel uit van het pakket Belastingplan. Sinds de invoering van het fiscale stelsel op de BES-eilanden in 2011 hebben diverse wijzigingen plaatsgevonden. Vorig jaar is een deel van de fiscale wetgeving voor geactualiseerd. Echter, de huidige wet- en regelgeving bevat nog steeds een aantal achterhaalde onderdelen welke voor verbetering vatbaar zijn. In het wetsvoorstel Belastingplan BES Eilanden 2025 wordt onder andere voorgesteld om het tarief in de vastgoedbelasting aan te passen en in de inkomstenbelasting wordt het begrip voor de eigen woning aangescherpt. Daarnaast wordt de belastingvrije som gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Verder zit er in het wetsvoorstel een aantal technische wijzigingen.

Vorig jaar is het eerste gedeelte van de fiscale bedrijfsfaciliteiten aangepast om de doelmatigheid en doeltreffendheid te verbeteren.22Dit jaar gaat het nieuwe kabinet hiermee verder. Hierbij is het van belang dat de BOR en DSR robuuster en eenvoudiger moeten worden vormgegeven, maar de bedrijfscontinuïteit ook niet moet belemmeren. Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 strekt tot de aanpassing van die bedrijfsopvolgingsregelingen. Zo worden de rollatorinvesteringen en de dubbel-BOR aangepakt en worden niet-reguliere aandelen voortaan uitgesloten.

In het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijk schuldregeling, wordt een compensatie opgestart voor burgers die geraakt zijn door de onterechte afwijzing van een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling. Uit onderzoek is gebleken dat de Belastingdienst MSNP-verzoeken heeft afgewezen, omdat sprake is geweest van een belastingbedrag boven een bepaald normbedrag, een kwalificatie opzet of grove schuld (een fraude-indicatie, of een registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Achteraf bezien is het onjuist geweest dat saneringsvoorstellen enkel op één van die gronden zijn afgewezen. De Belastingdienst heeft hiermee deze kwetsbare burgers de mogelijkheid tot het realiseren van een schuldenvrije start onterecht en onnodig beperkt. Met dit wetsvoorstel worden getroffen burgers gecompenseerd.

Daarnaast is fiscale wetgeving constant onderhevig aan veranderingen. Dat vergt voortdurend inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud van deze wetgeving. In lijn met eerdere jaren bevat het pakket Belastingplan daarom ook dit jaar weer een wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. Het kabinet stelt daarin onder andere voor de bpm-vrijstelling voor een bestelauto van een ondernemer te laten vervallen en brengt diverse verduidelijkingen aan in de loon- en vennootschapsbelasting. Dit jaar maakt het ook wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025 deel uit van het pakket Belastingplan. Het kabinet bereid daarin de startersvrijstelling en het verlaagd tarief op de overdrachtsbelasting uit. Daarnaast stelt zij voor de 27-jaarsgrens in het toeslagenpartnerschap af te schaffen.

Met het beëindigen van de salderingsregeling zorgt het kabinet voor een efficiënter en eerlijker gebruik van het energiesysteem. Het kabinet wil dat er voor actieve afnemers een prikkel ontstaat om efficiënt om te gaan met zelf opgewekte hernieuwbare elektriciteit en dit zoveel mogelijk gelijktijdig te verbruiken in plaats van in te voeden op het systeem. Door het beëindigen van de salderingsregeling vermindert het kabinet de belasting van het elektriciteitsnet en daarmee het risico op extra netcongestie. Met het wetsvoorstel beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit geeft het kabinet invulling aan het verzoek van de Tweede Kamer om vroegtijdig een toekomstig kader te bieden voor het terugleveren van zelfopgewekte hernieuwbare energie, dat duidelijkheid geeft aan consumenten, de installatiebranche en andere betrokken partijen.

Het kabinet zorgt ervoor dat armoede onder personen en kinderen niet toeneemt. Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord de ambitie uitgesproken om het percentage personen en kinderen die in armoede leven niet te laten stijgen in de komende jaren. Met de invulling van het koopkrachtpakket zal aan deze ambitie worden voldaan. Met name de intensiveringen van de huurtoeslag en het kindgebonden budget zorgen voor een verbetering van de positie van huishoudens rondom de armoedegrens. Deze maatregelen zijn opgenomen in de wetsvoorstellen Wet verhoging kindgebonden budget, Wet eigen bijdrage Huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht per 2025 en vereenvoudiging van de regeling en Wet bevriezing afbouw dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon.

F2. Belastingdienst

Strategie Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn strategie het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zichzelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten. De Belastingdienst streeft ernaar te handelen conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert waar mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn. Hierbinnen zet de Belastingdienst, waar mogelijk, burgers en bedrijven centraal, rekening houdend met hun persoonlijke situatie. Dit alles betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:

  1. burgers en bedrijven een adequate behandeling geeft (juist, tijdig, proportioneel);
  2. burgers en bedrijven effectief informeert over hun rechten en plichten;
  3. ernaar streeft om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan (fiscale) verplichtingen;
  4. op gepaste wijze corrigerend optreedt bij niet-naleving.

Dit zijn de vier tussendoelen van compliance.

Jaarlijks vertaalt de Belastingdienst zijn strategie in een beleid per doelgroep (Particulieren, Midden- en kleinbedrijven (MKB) en Grote ondernemingen), waarbij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie wordt vertaald naar de concrete inzet van de capaciteit van de Belastingdienst per doelgroep. In het Jaarplan 2025 van de Belastingdienst dat de Tweede Kamer in het najaar ontvangt, wordt opgenomen welke activiteiten de Belastingdienst uitvoert met welke middelen (budget en formatie) om naleving te bevorderen en niet-naleving tegen te gaan. Daarnaast zullen in het Jaarplan de ontwikkelstappen worden benoemd die de Belastingdienst gaat zetten om de organisatie wendbaar en toekomstbestendig te maken.

Doelen en prestatie-indicatoren

De set prestatie-indicatoren sluit aan bij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Op die manier zijn prestatie-indicatoren een uiting van de strategie van de organisatie en kan, in lijn met de strategie, gestuurd worden op resultaten en effecten. De set van indicatoren stelt de Belastingdienst bovendien in staat thematisch en actueel te verantwoorden; niet alleen gericht op een specifieke indicator, maar ook over de bovenliggende doelstellingen.23

De set is als volgt opgebouwd:

  1. Kengetallen verdeeld naar de vier compliance-factoren:

    1. Juiste registratie;
    2. Tijdige aangifte;
    3. Juiste en volledige aangifte;
    4. Tijdige betaling.
  2. Daarnaast wordt de belastingmoraal en het vertrouwen in de Belastingdienst gemeten.
  3. Belevingsindicatoren en objectieve prestatie-indicatoren op de volgende vier tussendoelen van compliance:

    1. Een adequate behandeling (juist, tijdig, proportioneel);
    2. Effectief informeren over rechten en plichten;
    3. Het nakomen van verplichtingen zo makkelijk mogelijk maken (gemak);
    4. Op gepaste wijze corrigerend optreden bij niet-naleving.
  4. Op ieder tussendoel is een belevingsindicator geformuleerd die de ervaring van burgers en bedrijven met betrekking tot de tussendoelen van de Belastingdienst inzichtelijk maakt;
  5. Ieder tussendoel is voorzien van een of meerdere objectieve indicatoren, die de feitelijke prestatie van de Belastingdienst meetbaar maken.

Met de belevingsindicatoren brengt de Belastingdienst in kaart hoe burgers en bedrijven de bovengenoemde tussendoelen beoordelen. In 2021 heeft met de Fiscale Monitor de eerste meting plaatsgevonden. Op een schaal van één tot vijf is bij de doelgroepen vastgesteld hoe zij het handelen van de Belastingdienst op het gebied van de hierboven genoemde tussendoelen hebben ervaren. De uitkomsten hiervan zijn hieronder in de verschillende tabellen opgenomen als voorlopige streefwaarde. De Belastingdienst zal de komende jaren hier meer ervaring mee opdoen wat zal leiden tot meer definitieve streefwaarden.

In het begrotingsartikel worden alleen prestatie-indicatoren met een significante wijziging toegelicht. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een nieuwe prestatie-indicator, het wijzigen van een streefwaarde of het wijzigen van de manier van meten.

Belastingmoraal (schaal 1 - 5)
- Particulieren 4,1 4,0 4,1
- Midden- en Kleinbedrijf 4,4 4,3 4,4
- Grote Ondernemingen 4,4 4,4 4,4
- Fiscaal Dienstverleners 4,4 4,4 4,4
Vertrouwen in de belastingdienst (schaal 1 - 5)
- Particulieren 3,2 3,1 3,1
- Midden- en Kleinbedrijf 3,3 3,2 3,5
- Grote Ondernemingen 3,4 3,4 3,5
- Fiscaal Dienstverleners 3,3 3,2 3,4
Juiste registratie 96,7% 98,2%
Percentage tijdige aangiften vennootschapsbelasting1 92,4% 86,5% 86,6% 86,9%
Percentage tijdige aangiften inkomensheffing1 92,4% 92,6% 90,9% 91,5%
Percentage tijdige aangiften omzetbelasting 95,0% 95,1% 95,0% 95,6%
Percentage tijdige aangiften loonheffingen 99,0% 99,0% 98,9% 98,8%
Percentage tijdige aangiften erfbelasting 64,4% 57,5% 66,4% 67,7%
Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren 0,5% n.v.t. 0,4% n.v.t.
Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB n.v.t. 4,3% n.v.t. n.v.t.2
Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij burgers (IH) n.n.b. 57,6% 54,5% 51,1%
Percentage van het nalevingtekort dat de Belastingdienst corrigeert bij het MKB (IH, VPB, OB en LH) n.n.b. 38,5% 44,7% 48,0%
Percentage tijdige betaling van belastingen en premies 98,5% 99,3% 98,5% 98,7%
  1. Tot en met 2020 zijn de percentages voor tijdige aangiften VpB en IH gecombineerd gemeten. In de tabel zijn tot en met 2020 de gecombineerde waarden voor VpB en IH opgenomen. Vanaf 2021 zijn deze percentages separaat inzichtelijk gemaakt.
  2. N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet is gemeten. De volgende meting is over het jaar 2024.

Hierna volgt een toelichting op de tussendoelen Adequate behandeling, Informeren, Gemak en Corrigerend optreden en de daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren.

Adequate behandeling

De Belastingdienst geeft burgers en bedrijven een adequate behandeling (correct en passend)

De Belastingdienst streeft ernaar dat burgers en bedrijven uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de kant van de Belastingdienst. Het onderhouden en waar nodig versterken van de intrinsieke motivatie van belastingplichtigen om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen is daarom belangrijk. Een adequate behandeling door de Belastingdienst draagt hieraan bij. Adequaat betekent correct (op de juiste wijze) en passend, geschikt voor het beoogde doel. De basis van een adequate behandeling ligt bij het door de Belastingdienst volgen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

Adequate behandeling behelst echter meer dan het volgen van regels en procedures en het nakomen van toezeggingen door de Belastingdienst. Adequate behandeling heeft ook te maken met de manier waarop de Belastingdienst burgers en bedrijven benadert; met respect en behulpzaam, en de mate waarin de Belastingdienst zich inleeft in en rekening houdt met de omstandigheden of behoeften van burgers en bedrijven. Het bieden van maatwerk en ondersteuning, niet alleen reactief maar ook proactief, is hier een voorbeeld van. Menselijke maat is hiermee een onderdeel van adequate behandeling. Adequate behandeling raakt sterk aan het begrip procedurele rechtvaardigheid: het gevoel van rechtvaardigheid afgemeten aan de manier waarop belastingplichtigen zich behandeld voelen en hoe uitkomsten of beslissingen tot stand zijn gekomen.

In de onderstaande tabel zijn de prestatie-indicatoren opgenomen voor het tussendoel Adequate behandeling:

Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate behandeling hebben gekregen (schaal 1 - 5)
- Particulieren 3,0 2,8 2,9 2,9
- Midden- en Kleinbedrijf 3,3 3,4 3,3 3,3
- Grote Ondernemingen 3,5 3,5 3,5 3,5
- Fiscaal Dienstverleners 3,3 3,4 3,3 3,3
Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn 86,0% 76,7% ≥90% ≥90%
Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn 96,9% 97,4% ≥95% ≥95%
Percentage burgers en bedrijven dat op afspraak tijdig wordt teruggebeld door een Belastingdienst-medewerker 89,8% 87,1% ≥90% ≥90%
Percentage tijdig afgehandelde verzoeken tot registratie 98,6% 98,3% ≥95% ≥95%
Kwaliteit volgens interne fiscale kwaliteitscontrole 89,9% 91,1% ≥87% ≥90%
Percentage definitieve aanslagen IH dat binnen een jaar na aangifte is opgelegd. 94,1% 95,0% ≥88% ≥88%

Kwaliteit volgens interne fiscale kwaliteitscontrole

Deze prestatie-indicator meet het percentage fiscale kwaliteitscontroles waarvan de uitkomst voldoende of goed is. Het betreft de kwalitatieve uitkomsten van de Fiscale index (FIX) per belastingmiddel. De FIX betreft een jaarlijks onderzoek naar de fiscaaltechnische en vaktechnische kwaliteit van Belastingdienst. De FIX onderzoeken zijn gebaseerd op een statistische steekproef en de uitkomsten zijn daarmee representatief voor de hele populatie. Op basis van de resultaten van voorgaande jaren is de norm opgehoogd van ≥87% naar ≥90%.  

Informeren

De Belastingdienst informeert burgers en bedrijven effectief over hun rechten en plichten

De Belastingdienst ontplooit activiteiten op verschillende terreinen om bereidwillige naleving van belastingregels door belastingplichtigen te stimuleren. Eén daarvan is het ondersteunen van belastingplichtigen in het kennen, begrijpen en kunnen uitvoeren van hun verplichtingen door ze daarover te informeren. Onderzoek heeft laten zien dat meer kennis van belastingzaken positief samenhangt met het naleven van belastingregels. Daarbij zet de Belastingdienst in op het proactief informeren van burgers en bedrijven om te voorkomen dat zij verplichtingen niet of te laat nakomen.

De situatie van zowel burgers als bedrijven kan fiscaal complex zijn en kan sterk veranderen gedurende hun levensloop. Hoe complexer de wet- en regelgeving, hoe meer kennis nodig is om deze na te leven. Het vereenvoudigen van belastingregels is daarom cruciaal. Wetende dat bestaande wet- en regelgeving complex is, is het de taak van de Belastingdienst om burgers en bedrijven effectief te informeren over hun rechten en plichten, zodat zij aan hun plichten kunnen voldoen en gebruik kunnen maken van hun rechten. Om burgers en bedrijven optimaal te informeren en om de complexe wet- en regelgeving indien mogelijk te vereenvoudigen, gaat de Belastingdienst het klantsignaalmanagement versterken.

In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren opgenomen voor het tussendoel effectief informeren:

Burgers en bedrijven geven aan dat de Belastingdienst hen voldoende informeert (schaal 1 - 5)
- Particulieren 3,5 3,4 3,4 3,4
- Midden- en Kleinbedrijf 3,4 3,5 3,4 3,4
- Grote Ondernemingen 3,5 3,5 3,5 3,5
- Fiscaal Dienstverleners 3,5 3,6 3,5 3,5
Antwoorden op vragen via de BelastingTelefoon zijn juist ≥86%
Bereikbaarheid BelastingTelefoon 72,1% 81,5% >90% >90%
Bereikbaarheid Webcare 54,8% 68,4% >80% >80%
Klanttevredenheid informatie op de website >76%
Klanttevredenheid (schaal 1 - 5)
% van de bellers, website- en baliebezoekers die een 3 of hoger scoort
- Balie1 82,4% 88,0% >80% >85%
- BelastingTelefoon 68,8% 75,6% >83% >85%
Klantontevredenheid (schaal 1 - 5)
% van de bellers, website- en baliebezoekers die een 1,5 of lager scoort
- Balie1 4,8% 3,3% <6% <5%
- BelastingTelefoon 12,9% 8,4% <8% <7%
Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten 198.733 217.162 >208.000 >218.000
  1. Voor de balie gold dat de genoemde percentages t/m 2023 voor zowel de Belastingdienst als Toeslagen betroffen. Vanaf 2024 worden hier de realisatiewaarden voor alleen de Belastingdienst weergegeven.

Antwoord op vragen via de BelastingTelefoon zijn juist

Vanuit de Belastingdienst wordt sinds 1 juli 2023 de kwaliteit van de gesprekken van de BelastingTelefoon gemeten volgens nieuwe kwaliteitscriteria. Er wordt gemeten op zowel het juiste antwoord op bijvoorbeeld proces- en statusvragen als wet- en regelgevingsvragen, klantbeleving & menselijke maat en kaders over alle zes de BelastingTelefoon vestigingen. Om aan te sluiten bij de nieuwe meting en een beter en completer beeld van de kwaliteit van onze telefonische dienstverlening te geven wordt de onderliggende meetmethode, streefwaarde en naam van de prestatie-indicator ‘Antwoord op vragen via de BelastingTelefoon zijn kwalitatief juist’ aangepast.

Klanttevredenheid informatie op de website

De klanttevredenheid op de website van de Belastingdienst wordt op een andere wijze gemeten. Er wordt gemeten op alle informatieve pagina’s op de website van de Belastingdienst door middel van een mini-formulier waarbij de gebruiker kan kiezen tussen ja en nee en een optioneel vrij tekstveld voor aanvullende informatie. Hiermee worden de prestatie-indicatoren klanttevredenheid en klantontevredenheid website vervangen in de ontwerpbegroting.

Klant(on)tevredenheid Balie

De indicatoren klant(on)tevredenheid Balie meten de ervaring van burgers en bedrijven door middel van de baliebezoeken bij de Belastingdienst. Op basis van de realisaties van afgelopen jaren zijn de streefwaarden bijgesteld.

Klant(on)tevredenheid BelastingTelefoon

De indicatoren klant(on)tevredenheid meten direct na het contact hoe de dienstverlening van de BelastingTelefoon is beleefd door burgers en bedrijven. Deze meting vindt plaats door burgers en bedrijven te bevragen op zowel aspecten die bijdragen aan de klanttevredenheid als op de ervaren klanttevredenheid zelf. Naar aanleiding van het Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) zijn extra middelen beschikbaar gesteld om de dienstverlening te verbeteren. In het verlengde hiervan zijn de streefwaarden voor klant(on)tevredenheid BelastingTelefoon aangescherpt.

Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten

Als onderdeel van de uitvoerings- en handhavingsstrategie werkt de Belastingdienst proactief samen met fiscaal dienstverleners. Met fiscaal dienstverleners die kwaliteit kunnen en willen leveren sluit de Belastingdienst horizontaal toezicht convenanten af. Het doel van alle betrokken partijen is de tijdige indiening van aanvaardbare belastingaangiften en de tijdige betaling daarvan. Deze indicator meet het aantal registraties van midden- en kleinbedrijven voor deze convenanten De Belastingdienst stelt zich tot doel om voor 2025 het aantal registraties te laten toenemen naar >218.000.

Gemak

De Belastingdienst streeft ernaar om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan fiscale verplichtingen. Dit kan door het aantal stappen dat een burger of bedrijf moet zetten zo klein mogelijk te maken en zo vorm te geven dat zij worden geholpen om de acties juist uit te voeren. Daarmee maakt een belastingplichtige bij wijze van spreken ‘als vanzelf’ minder fouten.

Gemak betekent met een zo klein mogelijke inspanning (zowel in tijd als in ‘mentale’ inspanning, zoals frustratie), tegen zo gering mogelijke kosten, het goede kunnen doen. Nakomen van verplichtingen moet makkelijk zijn, aansluiten op de processen of routines van de doelgroep (bijvoorbeeld middels de automatische winstaangifte) en gericht op het voorkomen van dubbel werk voor burgers en bedrijven.

Door in één keer het goede te kunnen doen, worden fouten zo veel mogelijk voorkomen. De vooringevulde aangifte is hiervan een duidelijk voorbeeld. In één keer goed slaat zowel op het invullen en insturen als op het betalen van de verplichting. Wordt er desondanks een fout gemaakt, door belastingplichtige óf door de Belastingdienst, dan is het herstellen daarvan voor burgers en bedrijven eenvoudig en vergt een minimum aan inspanning. Dat geldt ook voor formele procedures als klachten of bezwaar maken. Burgers en bedrijven moeten de voor hen relevante informatie op eenvoudige wijze kunnen vinden en benaderen (zoals op de portals).

Nadat een proces is afgerond (een aangifte ingediend bijvoorbeeld) moeten burgers en bedrijven zich er zeker van voelen dat hetgeen gedaan is, ook het juiste is. Gemak raakt aan verschillende aspecten van het voldoen aan verplichtingen en daarmee is het belangrijk om te meten hoe dat door burgers en bedrijven wordt ervaren.

In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren voor het tussendoel gemak opgenomen:

Burgers en bedrijven geven aan dat ze gemak ervaren (schaal 1 - 5)
- Particulieren 3,5 3,4 3,5 3,5
- Midden- en Kleinbedrijf 3,4 3,4 3,4 3,4
- Grote Ondernemingen 3,4 3,3 3,3 3,3
- Fiscaal Dienstverleners 3,5 3,4 3,5 3,5
Percentage aangiften IH-NW waarbij de belastingplichtige niet hoeft in te vullen 37,9% 39,3% ≥35% ≥35%
Aantal contacten met startende ondernemers (Goede start Belastingdienst)

Aantal contacten met startende ondernemers (Goede start Belastingdienst)

De Belastingdienst wil startende ondernemers gemak bieden en hen helpen met informatievoorziening op maat, waarbij de activiteiten vanuit Goede Start Belastingdienst voorzien in deze behoefte. Deze dienstverlenende en preventieve benadering sluit verder aan bij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst (UHS). Het resultaat van deze indicator bestaat uit de som van het aantal unieke bezoekers op de website, het aantal deelnemers aan de webinars ‘Goede start met de Belastingdienst', het aantal chatgesprekken starters en aantal videobelgesprekken met starters. Deze indicator is nieuw voor de Belastingdienst in 2025, waardoor er nog niet eerder ervaring mee is opgedaan. Hierom is er voor 2025 nog geen streefwaarde verbonden aan deze indicator. Op basis van de resultaten zullen de meetmethodiek en de werking worden geëvalueerd en zo nodig worden verbeterd.

Corrigerend optreden

De Belastingdienst treedt op gepaste wijze corrigerend op bij niet-naleving.

De strategie van de Belastingdienst is erop gericht om naleving te bevorderen en niet-naleving te voorkomen. De Belastingdienst houdt toezicht op de naleving door middel van geautomatiseerde checks en het uitvoeren van controles. Als niet-naleving of fouten worden geconstateerd kan de uitkomst worden gecorrigeerd (zoals door het opleggen van ambtshalve aanslagen, correcties en invorderingsmaatregelen). Daar waar belastingplichtigen regels verwijtbaar niet hebben nageleefd, kan een sanctie worden opgelegd; in de vorm van een (administratieve) boete of zwaarder via het strafrecht.

De doelen van corrigerend optreden liggen zowel bij de gecontroleerde, gecorrigeerde en/of gesanctioneerde belastingplichtige als bij andere belastingplichtigen die dit handelen of optreden van de Belastingdienst bemerken. De doelen zijn specifieke en generieke afschrikking, vergelding en het borgen of vergroten van de legitimiteit van en het vertrouwen in de Belastingdienst en de belastingheffing. Met als achterliggend doel om toekomstige naleving te borgen of te stimuleren. Corrigerend optreden zorgt er bovendien voor dat verschuldigde belastinggelden (ten minste voor een deel) alsnog in de staatskas terecht komen.

In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren voor het tussendoel Corrigerend optreden opgenomen:

Burgers en bedrijven geven aan dat zij corrigerend optreden ervaren (schaal 1 - 5)
- Particulieren 3,4 3,2 3,4 3,4
- Midden- en Kleinbedrijf 3,3 3,4 3,4 3,4
- Grote Ondernemingen 3,3 3,3 3,3 3,3
- Fiscaal Dienstverleners 3,2 3,3 3,2 3,2
Percentage processen verbaal dat leidt tot veroordeling of transactie 72,9% 86,9% >82% >82%
Percentage opsporingscapaciteit dat wordt ingezet op omgevingsgerichte strafonderzoeken 40,1% 45,7% >40% >40%
Betalingsachterstand 3,4% 3,9% ≤3,5% ≤4,0%
Percentage binnengekomen aangiften IH en VPB na herinnering of aanmaning (t-2)1
- IH 80,8% 83,6%
- VPB 73,0% 72,6%
Percentage binnengekomen aangiften IH en VPB na herinnering of aanmaning (t-1)2
- IH 70,0% 63,5%
- VPB 45,5% 42,8%
Inning invorderingsposten binnen een jaar 38,1% 43,0% ≥40% ≥40%
Percentage oninbaarheid 0,2% 0,2% <0,6% <0,6%
  1. Dit percentage aangiften dat na de herinnering of aanmaning binnenkomt ziet op de aangiften van voorgaande belastingjaar (t-2) dat in begrotingsjaar t is ontvangen
  2. Dit percentage aangiften dat na de herinnering of aanmaning binnenkomt ziet op de aangiften van voorgaande belastingjaar (t-1) dat in begrotingsjaar t is ontvangen

Betalingsachterstand

De betalingsachterstand meet alle openstaande onbetwiste vorderingen (of termijnen) gelden na het versturen van een aanmaning als betalingsachterstand, behalve corona-uitstel. In het bedrag is alleen de belastingcomponent opgenomen. Onder achterstand verstaan we alle vorderingen exclusief posten in bezwaar en inclusief 9-jaars posten. Aansprakelijkstellingen en conserverende aanslagen blijven buiten de selectie. Sinds 2023 wordt de streefwaarde van ≤3,5% niet meer gehaald. Dit heeft meerdere oorzaken zoals intrekkingen van coronabetalingsregelingen waardoor vorderingen direct terugvallen in betalingsachterstanden, het opheffen van eerdere pauzeringen, en de beperkte capaciteit voor dwanginvordering mede door de groei naar meer persoonsgerichte aanpak en dienstverlening. Gelet op het bovenstaande stelt de Belastingdienst de streefwaarde bij naar ≤4,0%.  

Artikel 2 Financiële markten

A. Algemene doelstelling

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De minister is verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De minister is daarnaast verantwoordelijk voor goed functionerende en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder draagt de minister samen met de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te bevorderen is de minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichtstaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.

De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme. Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Tot slot bevordert de minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en zet zich in voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Verantwoordelijkheden minister van Financiën op de BES-eilanden

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichtstaken voor de BES-eilanden is dezelfde als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de minister van Financiën is systeemverantwoordelijk.

Meetbare gegevens

Kengetallen financiële stabiliteit

Financiële stabiliteit staat centraal in het beleid van de minister van Financiën ten aanzien van de financiële sector. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de buffers die banken hebben zodat zij weerbaarder zijn. Twee belangrijke indicatoren hierbij zijn de zogenaamde (niet-risicogewogen) leverage ratio en de (risico gewogen) Common Equity Tier 1 (CET1) -ratio zoals beschreven in het prudentieel raamwerk voor banken. CET1-ratio is de verhouding tussen het tier 1-kernkapitaal van een bank en de risicogewogen activa van die bank. Hoe hoger de ratio, hoe meer tier 1-kernkapitaal de bank aanhoudt en hoe solvabeler deze is. In dat raamwerk gelden zowel ongewogen kapitaaleisen (de leverage ratio) als gewogen eisen. Bij die laatste eisen hangt de hoeveelheid kapitaal af van het onderliggende risico van een investering. Bij de leverage ratio is dat onderscheid er niet.

In 2021 hadden banken – mede vanwege de toegenomen economische onzekerheid als gevolg van Covid-19 en het ECB-advies om geen dividend uit te keren – relatief hoge buffers. In 2022 nam deze onzekerheid af en zijn beide typen buffers gedaald. Dit was onder andere het gevolg van hogere dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen door banken. Het afgelopen jaar zijn de buffers iets gestegen ten opzichte van 2022, wat blijkt uit de cijfers van de European Banking Authority (EBA).

De gemiddelde leverage ratio blijft ruim boven de wettelijke vereisten van 3,5% voor mondiale syteemrelevante banken en 3% voor overige Europese banken. Ook de gemiddelde CET1-ratio is ruim boven de minimale Europese vereisten.

Jaar 2020 2021 2022 2023
Leverage ratio (%) 4,8 6,1 5,7 6,0
CET1-ratio (%) 16,7 17,0 15,6 15,9
  1. Zie EBA Risk dashboard

Ook zijn solvabiliteitsratio’s van verzekeraars van belang voor de financiële stabiliteit. Solvabiliteit is bij verzekeraars de maatstaf voor de financiële soliditeit van het bedrijf. Hierbij worden de verplichtingen (passiva) afgezet tegenover de bezittingen (activa). Deze maatstaf voor de solvabiliteit van verzekeraars binnen de EU is de solvabiliteitsratio. Een ratio van 100% betekent dat de verzekeraar voldoende kapitaal heeft om aan het minimum vereiste uit de Europese regelgeving voor verzekeraars (de Solvency II richtlijn24) te voldoen. Verzekeraars stellen zelf interne normen vast die boven de 100% liggen, om zo bestand te zijn tegen marktvolatiliteit.

In tabel 22 worden de solvabiliteitsratio’s van levensverzekeraars en schadeverzekeraars getoond. In het levensverzekeringbedrijf schommelt de gemiddelde solvabiliteitsratio tussen de 190% en 200%, terwijl deze in het schadeverzekeringsbedrijf tussen de 170% en 180% ligt. Dit verschil is verklaarbaar doordat levensverzekeraars doorgaans met langere looptijden en grotere verplichtingen werken, waardoor zij een hogere solvabiliteitsmarge aanhouden om aan hun toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Schadeverzekeraars daarentegen hebben vaak te maken met kortere looptijden en daarmee bijvoorbeeld minder volatiele marktomstandigheden, waardoor zij gemiddeld genomen een lagere solvabiliteitsmarge handhaven boven de wettelijke norm.

Levensverzekeraars 199,4 189,1 199,8 191,3
Schadeverzekeraars 174 179,3 181,1 177,5
  1. Bron: DNB (Solvency II: jaar- en kwartaalrapportages)

Kengetallen betalingsverkeer

Het ministerie van Financiën zet zich, samen met DNB, in voor een efficiënt, veilig en toegankelijk betalingsverkeer. Hierbij wordt nauw samengewerkt in het kader van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), waarin banken, betaaldienstverleners en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd.

Teneinde de goede werking van het girale betalingsverkeer te borgen, is in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer opgenomen dat de beschikbaarheid van pinnen (incl. contactloos betalen) 99,88% moet zijn. Deze norm richt zich tot de private partijen die het girale betalingsverkeer verzorgen en wordt gehandhaafd door DNB. De norm is in 2023 behaald. Voor de beschikbaarheid van mobiel en internetbankieren bestaan geen wettelijke eisen. Desalniettemin is ook bij deze betaalmethodes de beschikbaarheid zeer hoog, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Beschikbaarheid 2020 2021 2022 2023
Pinnenbetaalketen 99,89% 99,89% 99,89% 99,89%
Mobiel bankieren 99,83% 99,76% 99,81% 99,72%
Internetbankieren 99,88% 99,77% 99,81% 99,77%
iDEAL nb 99,78% 99,78% 99,78%
  1. MOB jaarrapportage 2023

Voorts vindt het ministerie het van belang dat de toegang tot contant geld voldoende is. In het MOB zijn hier (niet-bindende) afspraken over gemaakt tussen de banken, maatschappelijke organisaties en DNB, waarbij de doelstelling is dat in principe alle Nederlandse huishouden binnen een straal van 5 kilometer (hemelsbreed) contant geld moeten kunnen opnemen. Uit onderstaande cijfers blijkt dat deze norm vrijwel overal wordt gehaald.

Jaar 2020 2021 2022 2023
Het percentage aan huishoudens dat binnen een straal van vijf kilometer contant geld kan opnemen 99,50% 99,54% 99,81% 99,76%
  1. Tussenrapportage bereikbaarheid geldautomaten en afstortfaciliteiten 2023

C. Beleidswijzigingen

De beleidswijzigingen zijn opgenomen in de beleidsagenda. In 2024 wordt het beleid door middel van een Periodieke Rapportage voor het gehele artikel 2 integraal geëvalueerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 999.019 ‒ 4.126.859 28.452 30.777 26.826 26.841 26.856
Uitgaven 995.807 35.379 28.452 30.777 26.826 26.841 26.856
Bekostiging 7.909 7.795 7.910 7.902 7.902 7.902 7.902
Accountantskamer 1.532 1.544 1.460 1.460 1.460 1.460 1.460
Muntcirculatie 5.672 4.567 5.115 5.107 5.107 5.107 5.107
IMVO convenanten 0 32 32 32 32 32 32
Overig 705 1.652 1.303 1.303 1.303 1.303 1.303
Opdrachten 975.315 11.453 8.156 10.501 6.535 6.535 6.535
Wijzer in geldzaken 1.527 1.864 1.634 179 179 179 179
Vakbekwaamheid 4.788 5.543 4.660 4.660 4.660 4.660 4.660
Uitvoeringskosten SRH 1.453 0 0 0 0 0 0
Schadeloosstelling SRH 966.882 2.200 0 3.800 0 0 0
Convertibiliteit Oekraïense hryvnia 0 0 0 0 0 0 0
Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia 5 0 0 0 0 0 0
Overig 659 1.846 1.862 1.862 1.696 1.696 1.696
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 11.387 14.915 11.095 11.068 11.068 11.068 11.068
Bijdrage AFM BES-toezicht 31 737 737 737 737 737 737
Bijdrage DNB toezicht en DGS BES 2.931 2.112 2.112 2.112 2.112 2.112 2.112
Bijdrage toezicht en handhaving MIF 0 28 488 488 488 488 488
Bijdrage PSD II 0 34 592 592 592 592 592
Bijdrage FEC 4.599 5.195 4.532 4.532 4.532 4.532 4.532
Overig 3.826 6.809 2.634 2.607 2.607 2.607 2.607
Storting/onttrekking begrotingsreserve 625 625 625 625 625 625 625
Dotatie begrotingsreserve DGS BES 0 0 0 0 0 0 0
Dotatie begrotingsreserve NHT 625 625 625 625 625 625 625
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 572 591 666 681 696 711 726
IASB 441 441 441 441 441 441 441
(Caribean) Financial Action Task Force 131 150 225 240 255 270 285
Ontvangsten 20.358 12.309 9.905 8.450 8.450 8.450 8.450
Bekostiging 12.858 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Ontvangsten muntwezen 1.497 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Toename munten in circulatie 11.361 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 1.225 1.455 1.455 0 0 0 0
Wijzer in geldzaken 1.225 1.455 1.455 0 0 0 0
Convertibiliteit Oekraïense hryvnia 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 6.275 8.854 6.450 6.450 6.450 6.450 6.450
Overig 6.275 8.854 6.450 6.450 6.450 6.450 6.450
Verplichtingen 999.019 ‒ 4.126.859 28.452 30.777 26.826 26.841 26.856
waarvan garantieverplichtingen 7.624 ‒ 4.162.238 0 0 0 0 0
Garantie SRF 10.000 ‒ 4.163.500 0 0 0 0 0
Garantie WAKO (kernongevallen) 0 0 0 0 0 0 0
Garantie DGS BES ‒ 2.376 1.262 0 0 0 0 0
Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer 0 0 0 0 0 0 0
waarvan overige verplichtingen 991.395 35.379 28.452 30.777 26.826 26.841 26.856
Muntcirculatie 2.968 4.567 5.115 5.107 5.107 5.107 5.107
Vakbekwaamheid 4.788 5.543 4.660 4.660 4.660 4.660 4.660
Schadeloosstelling SRH 966.882 2.200 0 3.800 0 0 0
Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia ‒ 403 0 0 0 0 0 0
Bijdrage DNB toezicht en DGS BES 2.931 2.112 2.112 2.112 2.112 2.112 2.112
Bijdrage FEC 4.599 5.195 4.532 4.532 4.532 4.532 4.532
Overige betalingsverplichtingen 9.631 15.762 12.033 10.566 10.415 10.430 10.445
juridisch verplicht 79,5%
bestuurlijk gebonden 11,2%
beleidsmatig gereserveerd 9,3%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%

Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is in 2025 79,5% juridisch verplicht. De verplichte uitgaven (€ 22,6 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor muntcirculatie (€ 5,1 mln.), vakbekwaamheid (€ 4,7 mln.), bijdragen aan het Financieel Expertise Centrum (FEC) (€ 4,5 mln.) en aan AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden (€ 2,8 mln).

De juridisch verplichte uitgaven vanwege de muntcirculatie komen voort uit de Muntwet, de afspraken met DNB en de afspraken in muntcontract voor circulatiemunten en het muntcontract voor verzamelaarsmunten van DNB met de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM). De afspraken betreffen onder meer de te verstrekken vergoedingen vanwege:

  1. de productie van circulatiemunten (hieronder vallen niet de aanschafkosten van de circulatiemunten);
  2. de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen;
  3. het verzorgen van de geldsomloop voor zover deze uit munten bestaat;
  4. het fungeren als Nationaal Analysecentrum voor Munten.

De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven worden gefinancierd uit de examengelden (leges) die worden afgedragen aan het ministerie (zie ontvangsten overig). De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met het CDFD en een overeenkomst met de DUO.

De bestuurlijk gebonden uitgaven (11,2%) hebben onder andere betrekking op de uitvoeringstoets van het verbod op cashbetalingen van € 3.000 of meer. De beleidsmatig gereserveerde uitgaven (9,3%) hebben betrekking op de implementatie en beheerskosten van de UBO-registers (Ultimate Beneficial Owners, uiteindelijke belanghebbenden).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Bekostiging

Accountantskamer

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

De kosten van muntcirculatie bestaan uit de door DNB te verzorgen munttaken.

Overig

De overige kosten betreffen voornamelijk kosten die het gevolg zijn van de uitvoeringstoets behorend bij het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen en het verbod op contante betalingen voor handelaren vanaf € 3.000.

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van financieel verantwoord gedrag door de burger in Nederland. Het ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Het platform ontwikkelt verschillende typen interventies om verantwoord financieel gedrag te bevorderen en om invulling aan de strategische doelstellingen te geven. Enkele voorbeelden zijn de website www.wijzeringeldzaken.nl, de Week van het geld, de website www.financieelfittewerknemers.nl en de Pensioen3daagse.

Vakbekwaamheid

Het CDFD adviseert en ondersteunt het ministerie van Financiën inzake de beroepskwalificatie van financieel adviseurs, oftewel de vakbekwaamheid. Het CDFD is verantwoordelijk voor inhoudelijk beheer van de Centrale Examenbank, het adviseren over en vaststellen van eind- en toetstermen, en het erkennen van en toezicht houden op Wft-exameninstituten. Voor het uitvoeren van haar taken ontvangt het CDFD jaarlijks een overheidsbijdrage.

Schadeloosstelling SRH

In het arrest van 21 april 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vaststelling van de omvang van de schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 1 februari 2013. Met deze uitspraak is de uitspraak van de Ondernemingskamer van 11 februari 2021 definitief geworden en is het proces van uitbetaling van de vastgestelde schadeloosstelling gestart.25 In het geval van afwijzing kan mogelijk bezwaar en beroep volgen, waardoor nog uitbetaling in latere jaren mogelijk is.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage AFM BES-toezicht

Voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de AFM jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

Voor het integriteitstoezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijdrage FEC

Het ministerie draagt bij aan de financiering van het FEC. Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging.

Overig

De overige kosten betreffen voornamelijk kosten voor het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s). Aan de doorontwikkeling van het UBO-register zijn kosten verbonden die deels worden gedekt door het ministerie van Financiën.

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Dotatie begrotingsreserve NHT-garantie (Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade)

De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 625.000) over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden sinds 2019 gestort in een begrotingsreserve.

Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden 6,0 0,0 0,0 6,0 0,0 0,0 6,0
NHT-garantie 3,4 0,0 0,6 4,0 0,0 0,6 4,7
Totaal 9,4 0,0 0,6 10,0 0,0 0,6 10,7

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de munten die de KNM in opdracht van de Staat speciaal voor verzamelaars heeft geslagen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op ontwaarde munten en/of rondellen waarvan het residu als metaalschroot is verkocht.

Toename munten in circulatie

Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Opdrachten

Wijzer in Geldzaken

Het programma Wijzer in Geldzaken wordt medegefinancierd uit bijdragen vanuit de sector en DNB. Daarnaast draagt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bij aan het programma. Elke drie jaar worden er nieuwe afspraken gemaakt met de partners van Wijzer in Geldzaken over de financiering.

Ontvangsten

De overige ontvangsten betreffen met name: de ontvangen leges voor de examens inzake het onderdeel vakbekwaamheid, de door de Autoriteit Consumenten & Markt (ACM) aan de sector doorberekende kosten in het kader van het toezicht op de naleving van de MIF-verordening en eventuele ontvangen boetegelden van DNB, de AFM en de Accountantskamer.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A. Algemene doelstelling

Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  1. een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;
  2. het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere de exitstrategie en het beloningsbeleid van de financiële instellingen) van NL Financial Investments (NLFI). Voorts houdt de minister van Financiën toezicht op NLFI;
  3. de inbreng van bedrijfseconomische expertise op specifieke onderdelen zoals bij investeringen in de energietransitie, en financiële zekerheidstelling. In het kader van deze onderdelen is de minister verantwoordelijk voor het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.

De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van haar verantwoordelijkheid:

  1. bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet;
  2. bevoegdheden die de minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;
  3. de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen;
  4. de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;
  5. structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;
  6. bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet, Wet stichting administratiekantoorbeheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

Beleidsinformatie

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het ministerie van Financiën. Hierbij staat aangegeven hoeveel procent van de aandelen in handen is van de Staat, op welke wijze deze aandelen worden gehouden en in welke sector ze actief zijn.

Staatsdeelneming Percentage aandelen (per 12 juni 2024) Wijze van aandeelhouderschap Sector
ABN AMRO 41,77% Indirect (via NLFI) Financiële Dienstverlening
Air France-KLM 9,10% Direct Transport
BNG Bank 50,00% Direct Financiële Dienstverlening
COVRA 100,00% Direct Radioactief-afvalmanagement
FMO 51,00% Direct Financiële Dienstverlening
Gasunie 100,00% Direct Energie
Havenbedrijf Rotterdam 29,17% Direct Infrastructuur
Holland Casino 100,00% Direct Kansspelen
Invest-NL 100,00% Direct Financiële Dienstverlening
Invest International 51,00% Direct Financiële Dienstverlening
KLM 5,92% Direct Transport
Nederlandse Loterij 99,00% Direct Kansspelen
Nederlandse Spoorwegen 100,00% Direct Transport
NIO 100,00% Direct Financiële Dienstverlening
NWB Bank 17,20% Direct Financiële Dienstverlening
Schiphol 69,80% Direct Infrastructuur
SRH 100,00% Direct Financiële Dienstverlening
Stedin 11,80% Direct Energie
TenneT 100,00% Direct Energie
Thales Nederland 1,00% Direct Defensie
UCN 100,00% Direct Energie
De Volksbank 100,00% Indirect (via NLFI) Financiële Dienstverlening

Kengetallen

Onderstaande kengetallen zien op de implementatie en uitvoering van het deelnemingenbeleid. Hierbij wordt alleen gekeken naar deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waar de Staat de aandelen met direct aandeelhouderschap beheert, in totaal zijn dit 18 deelnemingen. Dit aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor SRH en NIO vanwege niet volwaardige bedrijfsactiviteiten en ABN AMRO en Volksbank vanwege het indirecte aandeelhouderschap via NLFI.

Realisatie 2023 Streefwaarde 2024 Streefwaarde 2025
Percentage deelnemingen met >33% vrouwen in de raad van bestuur1 69% (9 van 13) 100% (13 van 13) 100% (13 van 13)
Percentage doelstellingen via SBTi gesteld2 50% (7 van 14) 100% (14 van 14) 100% (14 van 14)
Percentage deelnemingen met financiële doelstellingen bepaald3 27% (4 van 15) 67% (10 van 15) 93% (14 van 15)
  1. Deze indicator geeft weer bij welk percentage van de deelnemingen de raad van bestuur uit meer dan 1/3 vrouwen bestaat. Het totaal aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor (i) de deelnemingen COVRA en UCN, die maar één bestuurder hebben en (ii) voor de deelnemingen Air France-KLM, KLM en Thales waarbij de Staat een klein minderheidsbelang heeft in de onderneming en daardoor beperkte invloed kan uitoefenen op het beleid.
  2. Deze indicator geeft aan of de deelneming doelstellingen heeft gesteld samen via het Science Based Targets initiative (SBTi). Op de website van SBTi is te zien welke doelen deelnemingen hebben gesteld. Het totaal aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor de deelnemingen COVRA, FMO, Gasunie en Invest International, vanwege de aard van deze ondernemingen.
  3. In de Nota 2022 is een bredere set aan financiële indicatoren en bijbehorende doelstellingen geïntroduceerd. De Staat hanteert een bredere set die aansluit bij de aard van de deelneming en de sector waarin de deelneming actief is. Deze bredere set aan indicatoren vervangt het voormalige normrendement als maatstaf. De onderdelen van deze bredere set aan indicatoren zijn rendementsdoelstellingen, doelstellingen op onderliggende operationele prestaties en doelstellingen op de balanspositie. Het totaal aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor de deelnemingen Air France-KLM, KLM en Thales waarbij de Staat een klein minderheidsbelang heeft in de onderneming en daardoor beperkte invloed kan uitoefenen op het beleid.

Meer kengetallen over het deelnemingenbeleid (zoals de omvang van het balanstotaal van alle deelnemingen, de vermogenspositie van deelnemingen en het door deelnemingen gerealiseerde rendement) zijn te vinden in het meest recente Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

C. Beleidswijzigingen

In 2022 heeft het kabinet de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 (Nota 2022) vastgesteld. Het deelnemingenbeleid wordt uitgewerkt in handboeken die periodiek worden herzien aan de hand van actuele ontwikkelingen en ervaringen uit de praktijk. De handboeken Evalueren, Strategie, Investeringen, Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), Benoemingen en Financiële positie zijn gepubliceerd. De implementatie van de Nota 2022 wordt inzichtelijk gemaakt via een dashboard. Het doel van het dashboard is om de Kamer en de samenleving te informeren over de voortgang van de implementatie van de Nota 2022 en de resultaten daarvan. Het dashboard is inmiddels digitaal beschikbaar. De komende periode wordt het dashboard stap voor stap doorontwikkeld en worden er per thema indicatoren toegevoegd. Daarnaast wordt er door gegaan met de uitrol van de Nota 2022 om dit beleid bij alle deelnemingen te implementeren.

In 2024 starten de evaluaties van het aandeelhouderschap in Air France- KLM, KLM, FMO en Schiphol. Deze evaluaties worden in 2025 afgerond. In 2025 werken we verder aan de toekomst van de Volksbank langs de kaders van het richtinggevende besluit.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 14.830.413 25.918.200 19.975.561 309.574 310.174 310.174 310.174
Uitgaven 2.741.547 13.760.268 14.783.893 17.640.174 387.174 310.174 310.174
Garanties 7 20 20 20 20 20 20
Regeling Bijzondere Financieringen 7 20 20 20 20 20 20
Leningen 0 13.100.000 14.200.000 17.100.000 0 0 0
Lening TenneT 0 13.100.000 14.200.000 17.100.000 0 0 0
Opdrachten 7.202 5.242 4.704 4.985 4.985 4.985 4.985
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen 7.190 5.242 4.704 4.985 4.985 4.985 4.985
Opstart Invest International 13 0 0 0 0 0 0
Vermogensverschaffing/-onttrekking 2.730.170 649.837 574.000 530.000 377.000 300.000 300.000
Kapitaalinjectie TenneT 1.602.000 0 0 0 0 0 0
Aan-/verkoop vermogenstitels 0 0 0 0 0 0 0
Afdrachten Staatsloterij 118.170 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Kapitaalinjectie Invest-NL 250.000 330.000 330.000 330.000 277.000 200.000 200.000
Kapitaalinjectie Invest International 260.000 219.837 144.000 100.000 0 0 0
Kapitaalinjectie regionale netbeheerders 500.000 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 4.167 5.169 5.169 5.169 5.169 5.169 5.169
NLFI 4.167 5.169 5.169 5.169 5.169 5.169 5.169
Ontvangsten 2.780.360 2.652.676 1.812.752 2.482.868 2.736.992 2.781.992 2.786.992
Garanties 12.308 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Premieontvangsten garantie KLM 11.808 0 0 0 0 0 0
Premieontvangsten Gasunie 0 0 0 0 0 0 0
Premieontvangsten garantie FMO 500 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Leningen 0 276.423 743.252 1.378.368 1.632.492 1.632.492 1.632.492
Renteontvangsten lening KLM 0 0 0 0 0 0 0
Aflossing lening KLM 0 0 0 0 0 0 0
Renteontvangsten lening Tennet 0 276.423 743.252 1.378.368 1.632.492 1.632.492 1.632.492
Vermogensverschaffing/-onttrekking 2.765.230 2.370.753 1.064.000 1.099.000 1.099.000 1.144.000 1.149.000
Aan-/verkoop vermogenstitels 1.206.926 903.753 0 0 0 0 0
Afdrachten Staatsloterij 118.170 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Dividenden staatsdeelnemingen 1.440.135 1.367.000 964.000 999.000 999.000 1.044.000 1.049.000
Winstafdracht DNB 0 0 0 0 0 0 0
waarvan: Griekse inkomsten SMP 0 0 0 0 0 0 0
waarvan: rente-inkomsten ESM 0 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 2.822 4.500 4.500 4.500 4.500 4.500 4.500
NLFI 2.822 4.500 4.500 4.500 4.500 4.500 4500
Verplichtingen 14.830.413 25.918.200 19.975.561 309.574 310.174 310.174 310.174
waarvan garantieverplichtingen 12.932.566 14.803.849 0 0 0 0 0
Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen ‒ 1.561.500 0 0 0 0 0 0
Garantie FMO 14.494.066 14.803.849 0 0 0 0 0
waarvan overige verplichtingen 1.897.847 11.114.351 19.975.561 309.574 310.174 310.174 310.174
Lening KLM ‒ 722.917 0 0 0 0 0 0
Lening SRH ‒ 11.259 ‒ 11.202 ‒ 8.332 0 0 0 0
Lening TenneT 0 25.000.000 19.400.000 0 0 0 0
Kapitaalinjectie TenneT 1.602.000 0 0 0 0 0 0
Verwerving vermogenstitels 0 0 0 0 0 0 0
Afdrachten Staatsloterij 118.170 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Kapitaalinjectie Invest-NL 142.600 330.000 330.000 99.400 200.000 200.000 200.000
Kapitaalinjectie Invest International 260.000 219.837 144.000 100.000 0 0 0
Kapitaalinjectie regionale netbeheerders 0 0 0 0 0 0 0
Overige betalingsverplichtingen 509.253 ‒ 14.524.284 9.893 10.174 10.174 10.174 10.174
juridisch verplicht 98,6%
bestuurlijk gebonden 1,3%
beleidsmatig gereserveerd 0,0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%

Budgetflexibiliteit

De uitgaven op artikel 3 zijn in 2025 voor 98,6% juridisch verplicht en voor 1,3% bestuurlijk gebonden. De juridisch verplichte uitgaven bestaan voornamelijk uit de lening aan TenneT, (een deel van) de kapitaalinjectie aan Invest-NL en de afdrachten Staatsloterij. De bestuurlijk gebonden uitgaven bestaan vooral uit de kapitaalinjectie aan Invest International.

Kapitaalinjectie Invest International en Invest-NL

De kapitaalinjecties voor Invest International zijn bestuurlijk gebonden. Na goedkeuring van de concrete aanvragen voor de kapitaalinjecties door Invest International wordt de verplichting juridisch vastgelegd. De kapitaalinjecties voor Invest-NL zijn grotendeels juridisch verplicht. Voor beide instellingen geldt dat de kapitaalinjecties naar verwachting nodig zijn om hun activiteiten uit te voeren.

Afdrachten Staatsloterij

De afdrachten Staatsloterij (uitgaven en ontvangsten) zijn 100% juridisch verplicht op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Overige verplichtingen

Lening SRH

SRH (SNS REAAL N.V.) heeft een vordering op de Nederlandse Staat. Op deze vordering is in de periode oktober 2020 tot en met 30 september 2025 een negatieve rente van toepassing. Conform de afspraken in de leningdocumentatie wordt de rente niet door SRH betaald maar afgeboekt op de vordering. Voor de periode na 30 september 2025 zal een nieuwe, marktconforme, rente worden vastgesteld. Indien er vanaf dat moment sprake is van een positieve rente zal deze jaarlijks worden bijgeboekt bij de vordering.

Lening TenneT

De Nederlandse overheid heeft met een incidentele suppletoire begroting aan het begin van dit jaar een aandeelhouderslening van € 25 mld. aan TenneT verstrekt voor 2024 en 2025. Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland heeft TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. De leningsfaciliteit is opgehoogd met € 2,3 mld. voor 2025 en uitgebreid met € 17,1 mld. voor 2026. Zie ook paragraaf 2.5 Overzicht risicoregelingen.

Afdrachten Staatsloterij

Om te voldoen aan de wettelijke bepalingen in de WOK dat alle afdrachten van de Staatsloterij aan de Staat toekomen, is structureel zowel bij uitgaven als ontvangsten een reeks opgenomen voor afdrachten Staatsloterij.

Kapitaalinjectie Invest-NL

In 2019 is Invest-NL opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL een kapitaalinjectie van € 1,7 mld. van de Staat. Hiervan valt naar verwachting € 330 mln. in 2025. Hiervan is € 277,6 mln. verplicht.

Daarnaast krijgt Invest-NL in totaal € 900 mln. tot en met 2029 aan additionele middelen waarmee haar slagkracht wordt vergroot. € 600 mln. wordt vanaf de begroting van Financiën gebruikt voor versterking van het kernkapitaal, wat onder meer bijdraagt aan de doorgroei van startups naar scaleups. Met cumulatief € 250 mln. krijgt Invest-NL de mogelijkheid Blended Finance uit te breiden om hiermee knelpunten in de bedrijfsfinanciering te kunnen adresseren. Daarmee wordt het innovatief mkb aanvullend geholpen om door te groeien en neemt de maatschappelijke impact van Invest-NL nog meer toe. Tevens wordt cumulatief € 50 mln. toegevoegd in het Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid (BEV), waarmee als laatste redmiddel een belang kan worden genomen in bedrijven wanneer voorziene investeringen van statelijke actoren onze nationale veiligheid bedreigen. De bijdragen voor Blended Finance en het BEV worden verantwoord op de begroting van Economische Zaken.

Kapitaalinjectie Invest International

In 2021 is Invest International opgericht. Invest Internationaal ontvangt cumulatief een kapitaalinjectie van € 833 mln. verspreid over enkele jaren. Hiervan resteert nog € 144 mln. Dit zal naar verwachting in 2025 worden overgemaakt.

Daarnaast wordt vanuit het hoofdlijnenakkoord uit de gereserveerde middelen voor Invest NL een bedrag van € 100 mln. in 2026 vrijgemaakt ter ondersteuning van de financiering van het internationale Nederlandse bedrijfsleven door Invest International. Het kabinet onderzoekt tegelijkertijd hoe de continuïteit van Invest International voor de toekomst kan worden geborgd, onder andere door te bezien of en zo ja onder welke voorwaarden een integratie van beide organisaties mogelijk is, op zodanige wijze dat de beleidsdoelen van beide organisaties worden versterkt (binnen de geldende budgettaire afspraken).

Uitgaven

Leningen

Zie: Verplichtingen - Lening TenneT

Opdrachten

Het budget voor uitvoeringskosten staatsdeelnemingen is voornamelijk bestemd voor de inhuur van adviseurs ter ondersteuning in de diverse expertises die benodigd zijn voor het beheer van de staatsdeelnemingen.

Vermogensverschaffing- en onttrekking

Zie: Verplichtingen – Verwerving vermogenstitels, Afdrachten Staatsloterij, Kapitaalinjectie Invest-NL en Kapitaalinjectie Invest International.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

NLFI is een rechtspersoon met een wettelijke taak. NLFI voert het staatsaandeelhouderschap uit voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer zijn. De kosten van NLFI worden grotendeels doorbelast aan de in beheer zijnde financiële instellingen. De netto-uitgaven aan NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn naar verwachting € 0,6 mln. over 2025 (€ 5,1 mln. uitgaven minus € 4,5 mln. ontvangsten).

Ontvangsten

Garanties

De Staat ontvangt een premie voor de verstrekte garantie aan FMO. Deze bedraagt € 1 mln. per jaar.

Leningen

De Staat ontvangt een marktconforme rente met additionele vergoedingen over de verstrekte lening aan TenneT.

Vermogensverschaffing/-onttrekking

Afdrachten Staatsloterij

Zie: Verplichtingen – Afdrachten Staatsloterij.

Dividenden Staatsdeelnemingen

Deze post bestaat uit alle dividenden, winstafdrachten en verkoopopbrengsten die zien op zowel de reguliere deelnemingen als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, de Volksbank).

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Zie: Uitgaven – Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. 

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten. Ten behoeve van de bevordering van de economische- en begrotingscoördinatie tussen EU-lidstaten en de financiële stabiliteit in de EU, neemt de minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere de Ecofinraad en de Eurogroep). Verder neemt de minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot toetreding van landen tot het Europees wisselkoersmechanisme (ERM II) en de eurozone.

De minister houdt als aandeelhouder toezicht op de verschillende Internationale Financiële Instellingen met als doel om o.a. financiële soliditeit en goed bestuur te waarborgen. Hierbij bewaakt de minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en de Nederlandse burger en ziet de minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur.

Daarnaast levert de minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussies en beleidsresponses bij internationale fora zoals de Ecofinraad, de Eurogroep, de G20, verschillende Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling-werkgroepen en commissies en discussies bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en andere Internationale Financiële Instellingen (IFI’s).

Meetbare gegevens

De onderstaande tabel geeft een aantal kengetallen van internationale financiële fondsen en instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding met Nederland weergeven, zoals de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal. Hierbij bestaat een onderscheid tussen garanties die afgegeven zijn op instellingen (zoals het geval voor de garanties op de IFI's) en garanties op bepaalde activiteiten (zoals European Investment Bank (EIB)-Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen (ACP) en Overseas Countries and Territories (OCT) en het Europees Garantiefonds)26. Verder wordt door middel van verschillende kengetallen (onder andere verstrekte bedragen en de maximale uitleencapaciteit) de financiële slagkracht van het fonds of de instelling gepresenteerd.

1 IFC1 n.v.t. 0,5 2,2 47,5 10,2 57,7 129,3
2 MIGA2 0,03 0,01 2,2 25,7 0,0 25,7 32,7
3 IBRD3 5,4 0,44 2,0 222,4 78,5 300,9 323,2
4 EIB4 11,8 1,2 5,2 445,4 130,2 575,6 202,0
5 EIB - pan-Europees garantie-fonds5 1,0 n.v.t. 5,2 3,8 9,5 13,3 18,4
6 EIB – krediet-verlening o.b.v. eigen middelen (OR) in ACP en OCT6 0,08 n.v.t. 5,1 6,3 1,2 7,5 n.v.t.
7 AIIB7 0,8 0,2 1,1 46,3 12,5 58,9 90,7
8 EBRD8 0,6 0,2 2,5 38,6 14,9 53,5 44,6
9 IMF9 31,5 n.v.t 1,83 115,2 96,5 211,7 460,4
10 ESM10 35,3 4,8 5,6 82,6 0,0 82,6 500,0
11 EFSF11 34,2 0 6,1 186,4 0,0 186,4 241,0
12 EFSM12 2,7 n.v.t. 5,2 42,8 0,0 42,8 44,6
13 BoP13 3,9 n.v.t. 6,1 0,2 0,0 0,2 50,0
14 SURE14 6 n.v.t. 5,8 98,4 0,0 98,4 98,4
15 NGEU15 28,5 n.v.t. 6,1 79,2 213,4 292,6 292,6
16 MFA+16 1,1 n.v.t. 6,1 3,0 15,0 18,0 18,0
  1. Cijfers Financieel Profiel 30-06-2023. IFC Financial Statements Fiscal Year 2023
  2. Cijfers Financieel Profiel 30-06-2023. Miga Financial Statements Fiscal Year 2023
  3. Cijfers Financieel Profiel 30-06-2023. IBRD Financial Statement Fiscal Year 2023
  4. Cijfers Financieel Profiel 30-12-2023. EIB Financial Report 2023
  5. Cijfers Financieel Profiel 31-12-2023. EIB Financial Report 2023; EGF Financial Statement for the Year ended 31 December 2023
  6. Cijfers Financieel Profiel 31-12-2024. EIB Financial Report 2022
  7. Cijfers Financieel Profiel Q1 2024. AIIB Q1 2024 Financial Statements
  8. Cijfers Financieel Profiel 31-12-2023. EBRD Financial Statements 2023
  9. Cijfers Financieel Profiel Q1 2024. IMF Q1 2024 Financial Report
  10. Cijfers financieel profiel 31-12-2023, ESM Annual Report 2023
  11. Cijfers financieel profiel 31-12-2023, EFSF Financial Statements 2023
  12. Website Europese Commissie - EFSM. https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/eu-borrower-investor-relations/european-financial-stabilisation-mechanism_en
  13. Website Europese Commissie - BoP. https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/eu-borrower-investor-relations/balance-payments_en
  14. Website Europese Commissie - SURE. https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/eu-borrower-investor-relations/sure_en
  15. Cijfers financieel profiel 31-12-2023. NGEU half yearly report 1 july 2023 ‒ 31 december 2023.
  16. Website Europese Commissie - MFA. https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/eu-borrower-investor-relations/mfa-programmes-including-ukraine_en

C. Beleidswijzigingen

Europese Commissie

2025 wordt het eerste jaar van de nieuwe Europese Commissie, met mogelijk nieuwe voorstellen op het gebied van financieel-economische thema’s die van belang zijn voor Nederland. Zo presenteert de Commissie naar verwachting het voorstel voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode na 2027 en mogelijk een voorstel voor een nieuw Eigenmiddelenbesluit. Daarnaast is 2025 het eerste jaar waarin lidstaten uitvoering geven aan hun vierjarig budgettair-structureel plan voor de middellange termijn onder de herziene Europese begrotingsregels. Lidstaten zullen in april voor het eerst hun jaarlijkse voortgangsrapport indienen. In dit rapport rapporteren zij over het realisatie van het vastgelegde uitgavenpad, investeringen en hervormingen in het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn.

Internationale Financiële Instellingen

IMF-garanties

In december 2023 heeft het IMF een akkoord bereikt over de 16e quotaherziening van het IMF, waarbij permanente quotamiddelen omhooggaan en tijdelijke leningen worden verlaagd (de New Arrangements to Borrow (NAB) wordt verlaagd en de Bilateral Borrowing Agreements (BBA) wordt afgeschaft), zodat de totale leningencapaciteit van het IMF gelijk blijft. De Nederlandse uitstaande garantie aan de DNB voor het IMF wordt hierdoor verlaagd met € 2,1 mld. Dit is reeds voorgelegd aan uw Kamer27en verwerkt middels de Eerste Suppletoire Begroting 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota), onder voorbehoud dat voldoende landen voor de deadline van 15 november 2024 toestemming verlenen voor de implementatie. Indien de deadline niet wordt gehaald, dan worden de aanpassingen pas op een later moment (mogelijk 2025) effectief. In dat geval wordt de mutatie op de Staatsgarantie aan DNB doorgeschoven naar de begroting van 2025 of later en worden de Nederlandse deelname aan de BBA (op dit moment tot eind 2024) en mogelijk ook de NAB (op dit moment tot eind 2025) verlengd.

Tijdens de voorjaarsvergadering van het IMF is, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring, aangekondigd SDR 1,7 mld. (€ 2,1 mld.) door te lenen aan de Resilience and Sustainability Trust (RST). De RST verschaft financiering aan kwetsbare landen om hun weerbaarheid tegen klimaatverandering en pandemieën te vergroten. De voorgenomen verhoging wordt aan de Kamer voorgelegd middels de suppletoire begroting september 2024. DNB ontvangt rente van het IMF over de ingezette SDR’s.

Oekraïne

Sinds februari 2024 verdedigt Oekraïne zichzelf tegen de grootschalige Russische agressie. Hierdoor kampt het land met hoge noden, o.a. op militair, economisch en humanitair terrein. Nederland draagt haar ‘fair share’ bij aan de steun aan Oekraïne. De middelen die zijn gereserveerd voor herstel en wederopbouw worden voor een groot deel via internationale financiële instellingen (IFI’s) zoals de Wereldbank, Europese Investeringsbank (EIB) en European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) verstrekt. Deze instellingen hebben sinds het begin van de oorlog de werkzaamheden in Oekraïne flink uitgebreid, en ze zijn over de hele breedte van de Oekraïense economie en maatschappij actief. Zo wordt bijv. ondersteuning geboden bij de implementatie van hervormingen en versterking van absorptiecapaciteit. Daarnaast financieren deze instellingen kritieke herstelwerkzaamheden, om zo o.a. de Oekraïense bevolking te voorzien van energie, gezondheidszorg en huisvesting. Daarmee zijn de IFI’s een onmisbaar onderdeel van de internationale coalitie die Oekraïne steunt. In de Voorjaarsnota 2024 is € 400 mln. additioneel beschikbaar gesteld voor niet-militaire steun in 2024 (€ 148 mln.) en 2025 (€ 252 mln.). Deze middelen zullen worden ingezet om de meest prangende noden van Oekraïne te adresseren, waarbij gekeken wordt naar de meest effectieve en efficiënte kanalen. 

Wereldbank

Tijdens de voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep heeft voormalig minister Van Weyenberg, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring, de aankoop van hybride kapitaal ter waarde van € 68 mln. aangekondigd. De aankoop van hybride kapitaal is reeds voorgelegd aan uw Kamer28 en verwerkt in de eerste suppletoire begroting van 2024. De IBRD – het grootste onderdeel van de Wereldbankgroep – gebruikt dit geld voor investeringen in mondiale uitdagingen als klimaatverandering, pandemische paraatheid en fragiliteit. Nederland zal hybride kapitaal nog in 2024 aankopen, waarbij de IBRD in 2025 zal beginnen met het uitlenen van gelden die door aandeelhouders zijn verstrekt.

Periodieke rapportage crisismaatregelen COVID-19 pandemie IFI's en Europese instellingen

De periodieke rapportage richt zich op de evaluatie van de crisismaatregelen die genomen zijn door de internationale financiële instellingen en op Europees niveau in reactie op de coronapandemie en heeft als doel om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid van deze maatregelen. Het onderzoek heeft het karakter van een syntheseonderzoek en zal aan de hand van beschikbare evaluaties en onderzoeken naar de genomen crisismaatregelen van de internationale financiële instellingen en Europese instellingen worden uitgevoerd. Zie voor een toelichting op de evaluatie ook de Kamerbrief ‘Plan van aanpak strategische evaluatie van het beleid op begrotingsartikel 4.’29De uitkomsten van de evaluatie worden in 2025 aan de Kamer aangeboden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen ‒ 8.526.737 2.597.221 2.584.933 2.442 ‒ 90.416 916.432 ‒ 61.107
Uitgaven 422.102 520.648 628.955 383.261 481.859 207.825 275.561
Garanties 9.186 17.794 7.559 9.927 9.927 0 0
EIB pan-Europees garantiefonds 9.186 17.794 7.559 9.927 9.927 0 0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 411.152 500.685 618.935 370.893 469.654 205.694 273.432
Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen 53.000 1.519 1.519 19 19 19 19
Rentecompensatie ESM 0 0 0 0 0 0 0
Wereldbank 333.152 364.730 323.080 329.438 428.199 205.675 273.413
EBRD 25.000 100.000 0 0 0 0 0
Kapitaalinleg ESM 0 0 252.900 0 0 0 0
Bijdrage EU voor rente Oekraïne 0 34.436 41.436 41.436 41.436 0 0
Leningen 0 0 0 0 0 0 0
Teruggave winsten 0 0 0 0 0 0 0
Lening aan Oekraïne 0 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 1.765 2.169 2.461 2.441 2.278 2.131 2.129
Technische assistentie 1.749 2.069 2.361 2.341 2.178 2.031 2.029
Overige opdrachten 16 100 100 100 100 100 100
Ontvangsten 421.103 120.709 67.620 222.315 257.115 258.068 252.169
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 5.327 20.942 3.733 3.213 3.088 2.957 2.965
Ontvangsten IFI's 2.137 20.942 3.733 3.213 3.088 2.957 2.965
Ontvangsten ESM Kapitaal 3190 0 0 0 0 0 0
Leningen 415.776 99.767 63.887 219.102 254.027 255.111 249.204
Aflossing lening Griekenland 319.838 0 0 159.919 159.919 159.919 159.919
Renteontvangsten lening Griekenland 95.938 99.767 63.887 59.183 57.437 56.094 51.401
Aflossing lening Oekraïne 0 0 0 0 33.333 33.333 33.333
Renteontvangsten lening Oekraïne 0 0 0 0 3.338 5.765 4.551
Verplichtingen ‒ 8.526.737 2.597.221 2.584.933 2.442 ‒ 90.416 916.432 ‒ 61.107
waarvan garantieverplichtingen ‒ 8.803.113 2.433.538 1.364.000 0 0 0 0
Kredieten EU-betalingsbalanssteun 0 94.089 0 0 0 0 0
Garantie aan DNB inzake IMF 818.602 ‒ 106.941 0 0 0 0 0
ESM ‒ 24.710 0 1.364.000 0 0 0 0
EFSM ‒ 264.215 254.899 0 0 0 0 0
AIIB ‒ 26.136 13.877 0 0 0 0 0
EIB 4.337 0 0 0 0 0 0
Wereldbank ‒ 46.880 99.067 0 0 0 0 0
SURE ‒ 19.295 ‒ 159.636 0 0 0 0 0
EIB - pan-Europees garantiefonds ‒ 9.186 ‒ 320.323 0 0 0 0 0
NGEU ‒ 10.513.020 584.260 0 0 0 0 0
MFB 215.390 0 0 0 0 0 0
MFB Headroomgarantie 1.062.000 27.246 0 0 0 0 0
Oekraïne faciliteit 0 1.947.000 0 0 0 0 0
waarvan overige verplichtingen 276.376 163.683 1.220.933 2.442 ‒ 90.416 916.432 ‒ 61.107
EIB - pan-Europees garantiefonds 9.186 0 0 0 0 0 0
Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen 55.965 1 1 1 1 1 1
Rentecompensatie ESM 0 0 0 0 0 0 0
Wereldbank 17.015 68.513 965.571 0 ‒ 92.695 914.300 ‒ 63.237
EBRD 25.000 100.000 0 0 0 0 0
Kapitaalinleg ESM 0 0 252.900 0 0 0 0
Bijdrage EU voor rente Oekraïne 165.743 ‒ 7.000 0 0 0 0 0
Teruggave winsten SMP/ANFA 0 0 0 0 0 0 0
Lening aan Oekraïne 0 0 0 0 0 0 0
Technische assistentie kiesgroeplanden 3.451 2.069 2.361 2.341 2.178 2.031 2.029
Overige betalingsverplichtingen 16 100 100 100 100 100 100
juridisch verplicht 99,6%
bestuurlijk gebonden 0,0%
beleidsmatig gereserveerd 0,4%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%

Budgetflexibiliteit

In 2025 bedraagt het totaal aan juridisch verplichte uitgaven 99,6% van het totaal aan uitgaven. Het bestaat voornamelijk uit uitgaven op garanties en bijdragen aan internationale organisaties. Daarnaast is 0,4% beleidsmatig gereserveerd, het betreft hier voornamelijk technische assistentie aan kiesgroeplanden waarvoor nog geen verplichting is aangegaan.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

In 2010 is besloten tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, het European Stability Mechanism (ESM). Dit noodmechanisme verstrekt steun aan Eurozonelanden in nood onder strikte voorwaarden. In 2025 staat Nederland voor maximaal € 36,7 mld. garant voor het ESM.

Overige verplichtingen

Wereldbank

Nederland draagt via algemene bijdragen aan de Wereldbank bij aan ontwikkelingssamenwerking. De verplichting en uitgave opgenomen in 2025 betreft de bijdrage aan de International Development Association (IDA), het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessionele leningen – en in beperkte mate schenkingen – verstrekt aan de armste landen in de wereld. Elke drie jaar worden de middelen voor dit onderdeel van de Wereldbank aangevuld door donoren.

Kapitaalinleg ESM

In de begroting is voor 2025 een reservering opgenomen voor de actualisatie van de kapitaalinleg bij het ESM. Bij de toetreding van Kroatië tot het ESM is afgesproken dat de ESM-bijdragesleutel voor alle leden bijgewerkt zou worden, ofwel ter gelegenheid van de volgende toetreding tot het ESM, ofwel uiterlijk op 1 januari 2026. De ECB heeft op 1 januari 2024 de kapitaalsleutel geactualiseerd. Hieruit volgt dat Nederland een groter aandeel in de Europese economie en bevolking had dan voorheen. Omdat toetreding tot het ESM van een nieuwe lidstaat niet uit te sluiten is voor 2026, is de aanvullende kapitaalinleg opgenomen in de begroting van 2025.

Uitgaven

Garanties

De EIB heeft in 2020 het pan-Europees garantiefonds (EGF) opgericht om de negatieve economische gevolgen van de coronacrisis te beperken. De investeringen onder het garantiefonds zullen een hoog risicoprofiel hebben. Nederland acht het daarom waarschijnlijk dat de garantie ingeroepen zal worden.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Wereldbank

Zie: Verplichtingen - Wereldbank.

Kapitaalinleg ESM

Zie: Verplichtingen - Kapitaalinleg ESM.

Bijdrage EU voor rente Oekraïne

In december 2022 is in de Ecofin besloten om de rente op de door de EU aan Oekraïne geleende middelen in 2023 (€ 18 mld.) door de EU-lidstaten te compenseren. De rentebijdrage voor Nederland zal tussen 2024 t/m 2027 circa € 41 mln. per jaar bedragen. De hoogte van de bijdrage per lidstaat wordt bepaald door het bni-aandeel (bruto nationaal inkomen) van de lidstaat aan de EU-begroting. De hoogte van de bijdrage per lidstaat wordt jaarlijks geüpdatet.

Opdrachten

Voor de komende jaren zijn middelen gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/ Wereldbank/ EBRD-kiesgroepen. De technische assistentie is er vooral op gericht om deze kiesgroeplanden te ondersteunen in hun financieel-economische beleid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise.

Ontvangsten

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Er wordt een structurele reeks verwacht aan ontvangsten van IFI’s. Het gaat hierbij om terugbetalingen van de EIB en renteontvangsten uit hybride kapitaal van de Wereldbank.

Leningen

Aflossing en renteontvangsten lening Griekenland

In totaal heeft Nederland voor € 3,2 mld. aan bilaterale leningen verstrekt aan Griekenland, waarover Griekenland per kwartaal rente betaalt. Deze rente is de 3-maands Euribor plus een opslag van 50 basispunten. Vanaf 2020 is Griekenland deze bilaterale leningen gaan aflossen. In december 2023 heeft Griekenland een vervroegde aflossing gedaan voor 2024 en 2025.

Aflossing en renteontvangsten lening Oekraïne

Nederland heeft in 2022 een bilaterale lening van € 200 mln. aan Oekraïne verstrekt via een speciale kredietlijn van het IMF. Oekraïne zal na een respijtperiode van 4,5 jaar in 2027 starten met aflossen en betalen van rente.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A. Algemene doelstelling

Het afgeven van verzekeringen en garanties ter dekking van risico’s die zijn verbonden aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland en investeringen in het buitenland die zonder deze verzekeringen en garanties niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit).

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën heeft de rol van regisseur bij de uitvoering van de ekv-faciliteit. De Nederlandse Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. (ADSB30) voert de ekv-faciliteit uit, in naam van en voor rekening en risico van de Staat. De minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder ADSB verzekeringen mag afgeven. De minister van Financiën is budgetverantwoordelijk en is samen met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp verantwoordelijk voor het beleid op gebied van de ekv. Beide ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de ekv-faciliteit.

Op basis van de ‘Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën’ biedt de Nederlandse Staat, in aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers risico’s kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten binnen de exportkrediet- en investeringsverzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven meer orders binnenhalen die in het bijzonder op (middel)lange termijn gefinancierd worden.

De ekv-faciliteit van de Nederlandse Staat is aanvullend aan de markt. Dit betekent dat exporteurs kans kunnen maken op de ekv-faciliteit als commerciële verzekering niet beschikbaar is. Zo kan het handels- en dienstenverkeer, ook met politiek en economisch ingewikkelde landen, toch doorgaan. Er is duidelijk vastgelegd welke risico’s (looptijd, omvang en landen) verzekerd kunnen worden op de private markt en dus voor welke risico’s de Nederlandse Staat aanvullende zekerheid kan bieden. Daarnaast stelt de minister van Financiën voor alle verzekeringsproducten een risicokader vast. Hierin staan de randvoorwaarden voor het afgeven van een verzekering, waarmee de Staat vaststelt welke risico’s als verantwoord worden beschouwd.

Net als Nederland hebben veel andere landen ook een ekv-faciliteit. Nederland zet zich internationaal in om afspraken te maken over exportondersteuning en om Nederlandse exporteurs en hun financiers onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren. Deze afspraken tussen verschillende OESO-landen zijn vastgelegd in de ‘Arrangement on Officially Supported Export Credits31’ en waarborgen een internationaal gelijk speelveld. Zo zijn er afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan afspraken over de kostendekkendheid van de steun, minimumpremies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid. Voor ekv-producten die niet onder de Arrangement vallen is het Europese staatsteunkader van toepassing.32

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo), compliance en anti-omkoping hebben internationaal, maar ook nationaal de aandacht. Er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor mvo, compliance en anti-omkoping binnen de ekv-aanvragen. Het Nederlandse beleid voor de toetsing van ekv-aanvragen op de milieu- en sociale-effecten, dat in een aantal opzichten strenger is dan de internationale richtlijnen op dit gebied, is vastgelegd in het zogeheten Beleidsdocument mvo33. ADSB publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag waarin de inspanningen en resultaten worden beschreven.

De beleidsmatige inzet bij de ekv is verder gericht op activiteiten die een positieve bijdrage leveren aan de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs en bedrijven ondersteunen in de energietransitie. Dit is in lijn met de verklaring die Nederland ondertekende tijdens de COP26-klimaatconferentie in Glasgow voor het in lijn brengen van internationale overheidssteun met de groene energietransitie (‘de COP26-verklaring’). Per 1 januari 2023 is het COP26-beleid voor de ekv effectief. Daarmee is ekv-steun aan fossiele projecten per 2023 reeds beëindigd, behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5°C doelstelling.

Meetbare gegevens

Voor de ekv-faciliteit worden vier indicatoren gehanteerd om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald.

Directe en indirecte bijdrage aan het Nederlandse bbp

Deze indicator geeft inzicht in de directe en indirecte bijdrage van de ekv-faciliteit aan het Nederlandse bbp op basis van berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hiervoor wordt aangesloten bij de wijze waarop de doeltreffendheid van de faciliteit is onderzocht in de beleidsdoorlichtingen van 2016 en 2021. De streefwaarde is gebaseerd op historische realisaties.

Bedrijfseconomische resultaatbepaling (BerB)

Het BerB-resultaat geeft aan in welke mate de ekv-faciliteit voldoet aan de internationale afspraak om minimaal kostendekkend te zijn. Deze afspraak is gemaakt om te voorkomen dat er concurrentieverstoring kan plaatsvinden. De BerB brengt in kaart in welke mate de inkomsten (premies en recuperaties) op de lange termijn de uitgaven (schades en uitvoeringskosten) dekken. Een positieve uitkomst duidt erop dat de faciliteit cumulatief gezien sinds 1999 kostendekkend is gebleken met inachtneming van nog te verwachten schades over de uitstaande risico’s. De BerB kent 1999 als startdatum omdat toen nieuwe internationale afspraken over kostendekkende minimumpremies van kracht werden.

Groene transacties

De beleidsmatige inzet voor groen bij de exportkredietverzekering is erop gericht bedrijven te ondersteunen bij de energietransitie en het aandeel in de portefeuille van transacties die een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te laten groeien.

In 2019 is een meetmethodiek ontwikkeld om te kunnen inventariseren welke transacties als groen gekwalificeerd kunnen worden(groenlabel). Deze meetmethodiek is gebaseerd op de richtlijnen van de International Finance Corporation (onderdeel van de Wereldbankgroep). Vanaf 2020 worden alle transacties geclassificeerd en worden de uitkomsten gebruikt om te rapporteren over het aantal groene transacties in de portefeuille. De doelstelling voor 2024 is het verhogen van het aantal groene transacties met 10% ten opzichte van 2023. De doelstelling voor 2025 wordt eind 2024 jaar vastgesteld. Er zijn verschillende maatregelen getroffen om groene export te stimuleren. Zo komen groene exporttransacties in aanmerking voor gunstige voorwaarden onder de ekv en daarnaast is er een nieuw instrument ontwikkeld genaamd ‘de groendekking’. De groendekking focust zich specifiek op de ontwikkeling van groene exporttransacties. Hierbij dient echter wel opgemerkt te worden dat de ekv een vraaggestuurd instrument is, waardoor de doelstelling afhankelijk blijft van het aanbod van projecten en export.

MKB transacties

De ekv wordt ook ingezet ter ondersteuning van het Nederlandse mkb. De ekv beschikt onder meer over liquiditeitsverruimende producten waar met name het Nederlandse mkb gebruik van maakt. De doelstelling voor 2024 is het verhogen van het aantal mkb transacties met 10% ten opzichte van 2023. De doelstelling voor 2025 wordt eind 2024 jaar vastgesteld.

Bijdrage bbp in % 0,07% 0,06% 0,06% n.t.b. >0,05%
Berb €582 mln. €667 mln. €504 mln. €285 mln. > €0
Absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan groene dekkingstoezeggingen en directe polissen 7 24 48 58 10% meer dan het voorgaande jaar
Absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan mkb transacties n.v.t.1 35 49 60 10% meer dan het voorgaande jaar
  1. De cijfers van de mkb transacties zijn pas bijgehouden vanaf 2021.

C. Beleidswijzigingen

Aanbevelingen beleidsdoorlichting ekv

In 2023 is de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 5 over de periode 2016 t/m 2021 afgerond. Het rapport concludeert dat het aannemelijk is dat de ekv grotendeels doeltreffend en doelmatig is. Ook kent het rapport een aantal aanbevelingen. De belangrijkste aanbevelingen betreffen het evalueren van het mandaat van de ekv, het blijven inzetten op een gelijkwaardig internationaal speelveld, het periodiek evalueren van het mvo en anti-omkopingsbeleid en het verdiepen van de kennis over de aanvullendheid van de ekv aan de private markt. In de kabinetsreactie bij de beleidsdoorlichting is aangegeven hoe verder invulling wordt gegeven aan deze aanbevelingen. Eind 2024 zal gerapporteerd worden over de voortgang hiervan.

Verbeteren internationaal speelveld

Het ministerie zal ook in 2025 in internationaal verband bijdragen aan een internationaal gelijkwaardig speelveld, waaronder een Europese Unie (EU) strategie voor exportkredieten en verdere afspraken op het gebied van klimaat, mvo en compliance. Nederland zal zich inzetten om de internationale afspraken voor de ekv (het Arrangement on Officially Supported Export Credits) aan te scherpen en in lijn te brengen met de COP26-verklaring, het klimaatakkoord van Parijs en een 1,5-graad opwarmingslimiet. De EU heeft hiertoe een voorstel ingediend om steun aan de fossiele energiesector behoudens uitzonderingen in lijn met 1,5 graden uit te sluiten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.821.773 10.090.394 10.086.158 10.086.170 10.086.811 10.086.811 10.086.811
Uitgaven 254.545 167.394 148.158 148.170 148.811 148.811 148.811
Opdrachten 22.639 20.386 19.386 19.386 20.017 20.017 20.017
Kostenvergoeding Atradius DSB 20.167 19.283 19.283 19.283 19.914 19.914 19.914
Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten 2.312 1.000 0 0 0 0 0
Overige uitgaven 160 103 103 103 103 103 103
Garanties 102.952 73.000 57.000 57.000 57.000 57.000 57.000
Schade-uitkering EKV 102.368 72.000 57.000 57.000 57.000 57.000 57.000
Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten 585 1.000 0 0 0 0 0
Storting/onttrekking begrotingsreserve 128.954 74.008 71.772 71.784 71.794 71.794 71.794
Mutatie begrotingsreserve EKV 128.954 74.008 71.772 71.784 71.794 71.794 71.794
Ontvangsten 130.264 148.457 131.458 124.475 123.489 120.489 105.589
Garanties 107.012 124.174 107.175 100.192 98.575 95.575 80.675
Premies EKV 68.954 70.244 70.244 70.244 70.244 70.244 70.244
Premies herverzekering leverancierskredieten 68 0 0 0 0 0 0
Schaderestituties EKV (oude methodiek) 37.908 0 0 0 0 0 0
Schaderestituties EKV voor 1999 0 28.834 26.743 19.681 18.000 15.000 100
Schaderestituties EKV vanaf 1999 tot 2019 0 3.764 1.528 1.540 1.550 1.550 1.550
Schaderestituties EKV na 2019 0 21.332 8.660 8.727 8.781 8.781 8.781
Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten 82 0 0 0 0 0 0
Storting/onttrekking begrotingsreserve 23.251 24.283 24.283 24.283 24.914 24.914 24.914
Mutatie begrotingsreserve EKV 23.251 24.283 24.283 24.283 24.914 24.914 24.914
Verplichtingen 3.821.773 10.090.394 10.086.158 10.086.170 10.086.811 10.086.811 10.086.811
waarvan garantieverplichtingen 3.688.868 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000
Herverzekering leverancierskredieten 0 0 0 0 0 0 0
Exportkredietverzekeringen 3.688.868 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000
waarvan: aangegane garantieverplichtingen 3.688.868 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000 9.995.000
waarvan: vervallen garantieverplichtingen 0 0 0 0 0 0 0
waarvan overige verplichtingen 132.905 95.394 91.158 91.170 91.811 91.811 91.811
Kostenvergoeding Atradius DSB 20.167 19.283 19.283 19.283 19.914 19.914 19.914
Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten 7.166 1.000 0 0 0 0 0
Storting begrotingsreserve EKV 128.954 74.008 71.772 71.784 71.794 71.794 71.794
Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten ‒ 23.565 1.000 0 0 0 0 0
Overige betalingsverplichtingen 183 103 103 103 103 103 103
juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0%

Budgetflexibiliteit

Opdrachten

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met ADSB.

Garanties

Deze uitgaven zijn 100% juridisch verplicht, aangezien deze voortvloeien uit afgesloten exportkredietverzekeringen. Indien de verzekerde risico’s zich materialiseren en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan, moet de Staat als verzekeraar tot uitkering overgaan.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Opdrachten

ADSB is de uitvoerder van de ekv-faciliteit. ADSB ontvangt voor de werkzaamheden in het kader van de ekv-faciliteit jaarlijks een vergoeding op basis van een vergoedingsovereenkomst.

Garanties

Schade-uitkering Exportkredietverzekeringen (ekv)

Voor de ekv-faciliteit is in de begroting een garantieplafond van € 10 mld. opgenomen. Dit is het bedrag dat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan worden aangegaan. Alle schade-uitkeringen, premies en restituties op dit artikel komen voort uit deze garantie.

De ekv heeft zowel definitieve als voorlopige juridische verplichtingen in de portefeuille. Indien het voor een exporteur nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan een dekkingstoezegging worden afgegeven. Dit is nog geen polis, maar de dekkingstoezegging zal bij daadwerkelijke gunning van een opdracht worden omgezet naar een polis. Gemiddeld wordt ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen uiteindelijk een polis. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten. Schade kan uitsluitend onder een polis worden uitgekeerd. Wanneer zich onder een ekv-polis schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering doorgaans het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in een keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering (doorgaans twee betalingen per jaar).

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Naar aanleiding van het garantiekader voor risicoregelingen wordt voor de ekv een risicovoorziening opgebouwd. De risicovoorziening fungeert als een buffer om tegenvallers, zoals een grote schade, op te vangen; ontvangsten en uitgaven kunnen bij de ekv sterk over de tijd verspreid zijn. De raming van de storting in de begrotingsreserve van de ekv is gelijk aan de raming van de premieontvangsten plus de raming van de schaderestituties van zaken waar tussen 1999 en 2019 schade op is uitgekeerd. De begrotingsreserve muteert eens per jaar op 31 december. De stand van de reserve was ultimo 2023 € 691,6 mln.

691,6 24,3 74,0 741,3 24,3 71,8 788,8

Ontvangsten

Garanties

De ontvangsten bestaan uit premies en schaderestituties. De omvang van deze posten wordt beïnvloed door de hoeveelheid afgegeven exportkredietverzekeringen en ontwikkelingen in de kredietwaardigheid van buitenlandse debiteuren.

Als een ekv-polis wordt afgegeven, is de verzekerde premie verschuldigd. De premie wordt berekend op basis van internationaal afgesproken systematiek uit de Arrangement. De in Arrangement-verband overeengekomen minimumpremies zijn van belang voor het voorkomen van concurrentieverstoring. De premies dienen het onderliggende risico te reflecteren en bij te dragen aan de kostendekkendheid van de faciliteit.

Schaderestituties op de ekv kunnen uiteraard alleen ontstaan indien eerst uitgaven zijn gedaan in de vorm van schade-uitkeringen. In het kader van een aangescherpt ramingssystematiek zijn schaderestituties opgesplitst in drie tijdslijnen, namelijk vóór 1999, vanaf 1999 tót 2019 en ná 2019. Schaderestituties vóór 1999 hebben invloed op de Financiën begroting. Schaderestituties vanaf 1999 tót 2019 voeden de begrotingsreserve. Schaderestituties ná 2019 verlopen via de staatsschuld. De Club van Parijs is een belangrijk platform waar crediteurlanden informatie delen over betalingsachterstanden van overheden of overheidsbedrijven op publiek gedekte exportkredieten en bilaterale leningen. Deze coördinatie tussen landen verhoogt de schaderestituties van een publieke exportverzekeraar.

Storting/onttrekking begrotingsreserve

De onttrekking aan de begrotingsreserve bestaat uit uitgaven aan definitieve schades op afgesloten polissen en de uitvoeringskosten van ADSB. Een onttrekking aan de begrotingsreserve is een ontvangst voor de Financiënbegroting.

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds (BCF) hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De belasting over toegevoegde waarde (btw) speelt hierin geen rol.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  1. het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;
  2. het beheer van het Btw-compensatiefonds (BCF).

Het BCF is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

C. Beleidswijzigingen

Voor het BCF zijn geen beleidswijzigingen voorzien in 2025. Op basis van de beleidsdoorlichting 2021 is geconcludeerd dat de algemene en operationele doelstellingen van het BCF worden behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol bij de afweging tussen zelf uitvoeren of uitbesteden. Hierdoor bestaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 4.037.695 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
Uitgaven 4.037.695 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
Bijdrage aan medeoverheden 4.037.695 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
Bijdragen aan gemeenten 3.618.268 3.811.036 3.811.094 3.811.036 3.811.036 3.811.036 3.811.036
Bijdragen aan provincies 419.427 437.600 437.600 437.600 437.600 437.600 437.600
Ontvangsten 4.037.695 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0%

Budgetflexibiliteit

De bijdrage van het Rijk ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het Btw-compensatiefonds. De wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Met ingang van 2015 is het BCF geplafonneerd34. Dit plafond groeit jaarlijks mee met de uitkomst van de normeringssystematiek. Als minder geclaimd wordt uit het fonds dan het plafond, dan wordt de ruimte onder het plafond gestort in het Gemeente- en Provinciefonds. Als meer wordt geclaimd uit het fonds dan het plafond, dan wordt het bedrag boven het plafond teruggevorderd uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven (bijdrage aan medeoverheden)

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar wordt geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald. De raming wordt gemaakt aan de hand van het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon komt doordat alle gemeentelijke begrotingen tezamen groter zijn dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer. Deze uitgaven komen vaak in aanmerking voor compensatie van btw.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven.

BCF Plafond totaal 4.890.479 4.972.533 5.211.527 5.422.526 5.638.531 5.849.393
Plafond aandeel gemeenten eerste suppletoire begroting 2024 4.226.683 4.395.977 4.593.357 4.792.410 4.994.747 5.192.914
Taakmutaties 31.020 7.807 7.238 0 0 0
Toevoeging accres 0 14.977 11.874 6.437 ‒ 4.568 ‒ 16.727
Plafond aandeel gemeenten ontwerpbegroting 2025 4.257.703 4.418.761 4.612.469 4.798.847 4.990.179 5.176.187
Uitputting gemeenten 3.811.036 3.811.036 3.811.036 3.811.036 3.811.036 3.811.036
Ruimte onder plafond gemeenten 446.667 607.725 801.433 987.811 1.179.143 1.365.151
Plafond aandeel provincies eerste suppletoire begroting 2024 615.718 551.853 597.777 623.237 649.547 676.303
Taakmutaties 17.058 380 279 279 279 0
Toevoeging accres 0 1.539 1.002 163 ‒ 1.474 ‒ 3.097
Plafond aandeel provincies ontwerpbegroting 2025 632.776 553.772 599.058 623.679 648.352 673.206
Uitputting provincies 437.600 437.600 437.600 437.600 437.600 437.600
Ruimte onder plafond provincies 195.176 116.172 161.458 186.079 210.752 235.606
Uitgaven: 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
Waarvan Gemeenten 3.811.036 3.811.094 3.811.036 3.811.036 3.811.036 3.811.036
Waarvan Provincies 437.600 437.600 437.600 437.600 437.600 437.600

Compensatie

De Belastingdienst is belast met de uitvoering, de controle en het toezicht van het BCF. Hierbij compenseren ze de btw over niet-ondernemersactiviteiten van provincies en gemeenten.

Controle- en toezichtsbeleid

Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat het toezicht op het BCF onderdeel uitmaakt van het reguliere toezicht bij gemeenten en provincies. Dit toezicht bestaat onder andere uit bedrijfsbezoeken waarbij technische vragen rond het BCF besproken worden, tot volledige boekenonderzoeken naar de BCF-claim.

De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent dat:

  1. controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar mogelijk is;
  2. de controle op de juistheid van ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaats vindt.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator Waarde 2022 Waarde 2023 Streefwaarde 2024 Streefwaarde 2025
Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit inzake Btw-compensatiefonds (BCF) bij gemeenten en provincies 59,7% 63,2% > 45% >45%

Toelichting

Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtsactiviteit inzake BCF bij gemeenten en provincies

Het streven is om binnen één kalenderjaar minimaal één fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtsactiviteit inzake het BCF vanuit de Belastingdienst uit te voeren bij ten minste 45% van de gemeenten en provincies. Onder een fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtsactiviteit worden activiteiten verstaan waarbij de Belastingdienst met de klant en/of vice versa inhoudelijk in contact treedt. De activiteiten die hieronder vallen zijn heffing BCF met klantcontact, boekenonderzoek BCF, vooroverleg BCF, behandeling van bezwaarschrift BCF, bedrijfsgesprek, activiteiten rondom Horizontaal Toezicht.

Indien er bijvoorbeeld meer dan één activiteit in een jaar bij één gemeente of provincie is uitgevoerd en afgerond, dan telt deze voor één activiteit mee.

Deze indicator sluit aan bij de strategie van het segment Grote Ondernemingen, waar gemeenten en provincies ook onder vallen. Deze strategie richt zich op individuele klantbehandeling en beoogt een passende behandeling ter afdekking van de risico’s, binnen de beschikbare capaciteit.

Artikel 9 Douane

A. Algemene doelstelling

De Douane draagt bij aan een solide financiering van de Europese en nationale overheid, aan een veilige samenleving en aan een sterke, aantrekkelijke en eerlijke interne markt waarmee de welvaart in de Europese Unie (EU) en Nederland wordt bevorderd. Dit doet de Douane door als handhavingsdienst toezicht te houden op het EU-grensoverschrijdende goederenverkeer en daarbij te controleren op de naleving van fiscale en niet-fiscale regels en door het bonafide bedrijfsleven daarbij te faciliteren. Douanerechten en nationale belastingen (accijnzen en verbruiksbelastingen en omzetbelasting bij invoer) worden zo veel mogelijk tijdig, juist en volledig geheven en geïnd.

Kortweg bestaat de opdracht van de Nederlandse Douane uit de ABC-doelen:

  1. Afdracht: zorgen dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn;
  1. Beschermen: de samenleving zo goed mogelijk beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen;
  1. Concurrentiepositie: bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een regisserende rol op het terrein van het beleid en de wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. Dit is hoofdzakelijk Europese wet- en regelgeving. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving inzake binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen.

Op grond van het Douanewetboek van de Unie, Europese verordeningen, de Algemene douanewet en andere nationale wet- en regelgeving handhaaft de Douane fiscale en niet-fiscale wet- en regelgeving.

Met de uitvoering van de reguliere taken en door samenwerking met ketenpartners draagt de Douane bij aan de integrale aanpak van ondermijning. Het doel is hierbij om barrières op te werpen tegen ondermijnende (drugs)criminaliteit van productiegebieden van drugs in het buitenland tot afzetmarkten in de EU.

De minister bevordert via de inzet van de Douane de naleving van wet- en regelgeving. Dit gebeurt door het leveren van passende en faciliterende dienstverlening door bijvoorbeeld zorg te dragen voor een goed werkend aangiftesysteem. Maar ook door processen juist en tijdig uit te voeren, door adequaat toezicht uit te oefenen en door naleving te stimuleren en waar nodig deze naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

Strategie Douane

De ambitie van de Douane is om tot de beste douanediensten ter wereld te behoren, die door slim te werken legale handel optimaal faciliteert, de samenleving adequaat beschermt, en douanerechten, accijnzen en andere belastingen volgens de wetgeving correct heft en int.

Deze ambitie wordt langs drie doelstellingen opgepakt:

  1. Sturen op maatschappelijke effecten: om toekomstige verdere taakuitbreidingen het hoofd te bieden onderzoekt de Douane op welke manier de meeste meerwaarde kan worden gecreëerd voor burgers en bedrijven.
  2. Realiseren van de digitale transformatie: de inzet op de benodigde digitale transformatie gaat bijdragen aan efficiëntere inzet van het personeel en een meer actorgerichte handhaving.
  3. Medewerker centraal: verbetering van de efficiëntie en het behoud van medewerkers door te investeren in ondersteuning van medewerkers en het optimaliseren van processen.

Kwantitatieve doelstellingen

De algemene doelstelling van de Douane en de hierboven beschreven strategie komt, langs de lijnen van de ABC-doelen, tot uiting in onderstaande meetbare gegevens.

Prestatie-indicator Waarde 2022 Waarde 2023 Streefwaarde 2024 Streefwaarde 2025
Afdracht: Juiste invoeraangiften 98 n.v.t. ≥100 ≥100
Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken 99% 99% ≥95% ≥95%
Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven 108,7 101,4 ≥100 ≥100
Afgehandelde bezwaren binnen de Awb-termijn 71% 66% ≥90% ≥90%
Afgehandelde klachten binnen de Awb-termijn 98% 80% ≥95% ≥95%

Afdracht: Juiste invoeraangiften

De A-doelstelling van de Douane zorgt ervoor dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. De prestatie-indicator Juiste invoeraangiften geeft weer hoe groot het aandeel juiste invoeraangiften is in het totaal aantal invoeraangiften. Dit wordt uitgedrukt in een indexcijfer waarbij het jaar 2016 geldt als indexjaar.

De Douane zorgt dat de afdracht van douanerechten, belastingen bij invoer en binnenlandse accijnzen zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. Dit houdt in dat de verschuldigde douanerechten, belastingen en accijnzen worden vastgesteld, geheven en geïnd. De geïnde bedragen worden afgedragen aan:

  1. De Europese Unie (douanerechten);
  2. De Nederlandse schatkist (accijnzen, verbruiksbelasting en omzetbelasting bij invoer).

De juistheid van de invoeraangifte is een belangrijke graadmeter voor de fiscale regelnaleving. Een juiste invoeraangifte betekent dat de juiste afdracht van de bij invoer verschuldigde belastingen kan worden vastgesteld. Door handhavingsinterventies beïnvloedt de Douane de regelnaleving, met als doel deze op een hoger peil te brengen. Bedrijven kunnen in verschillende systemen een aangifte van invoer doen.

Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken

De B-doelstelling betreft de opdracht om de samenleving te beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen. Onder deze opdracht vallen alle niet-fiscale douanetaken, zoals die zijn vastgelegd in de wettelijk verplichte convenanten (op grond van Algemene Douanewet 1:3 lid 5) tussen de opdrachtgevende beleidsdepartementen en de Douane. Samengevat betreft dit de beleidsterreinen 'Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu', waarmee de Douane tevens bijdraagt aan de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit. De begrotingsindicator geeft de mate aan waarin de Douane deze taken heeft kunnen uitvoeren.

Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven

De Douane heeft de opdracht bij te dragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie. Dit doet de Douane enerzijds door toe te zien op de naleving van Europese maatregelen voor marktordening, bijvoorbeeld antidumpingheffing, of het weigeren van producten die tot stand zijn gekomen door uitbuiting. Anderzijds bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in zo min mogelijk logistiek oponthoud en administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De indicator «waardering bedrijfsleven» geeft weer hoe bedrijven de douaneafhandeling ervaren. In samenspraak met het bedrijfsleven zijn aspecten in de dienstverlening vastgesteld die zowel de Douane als het bedrijfsleven belangrijk vinden. Deze aspecten worden jaarlijks gemeten in de begrotingsindicator. De waardering wordt uitgedrukt in een indexcijfer met als indexjaar 2015. Met het bedrijfsleven worden afspraken gemaakt over verbeteracties rondom dienstverlening en toezichtslasten.

Afgehandelde bezwaren binnen Algemene wet bestuursrecht (Awb) termijn

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing kunnen een bezwaarschrift indienen bij de Douane. Deze prestatie-indicator betreft het aantal binnen Awb beslistermijn afgedane bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal afgedane bezwaren.

Afgehandelde klachten binnen de Awb termijn

Burgers en bedrijven die ontevreden zijn over gedragingen of processen van de Douane kunnen een klacht indienen. Deze prestatie-indicator betreft het aantal binnen Awb-beslistermijn afgedane klachten ten opzichte van het totaal aantal afgedane klachten.

C. Beleidswijzigingen

De doelstellingen, prioriteiten en initiatieven van de Douane zijn gericht op het verbeteren van de dienstverlening, het handhaven van naleving van regelgeving en het bevorderen van een soepele grensoverschrijdende handel.

Het takenpakket van de Douane groeit, in aantal en complexiteit. De herziening van de Douane Unie en het nieuwe Douanewetboek van de Unie (DWU) brengen aanzienlijke veranderingen in onze uitvoering en handhaving. Daarnaast neemt het aantal taken toe en stijgen de handelsvolumes, in het bijzonder de forse groei van de e-commerce. De sterk groeiende handelsvolumes maken de traditionele handhavingsaanpak die is gebaseerd op fysieke controles van individuele e-commerce zendingen onhoudbaar. Voor deze zendingen is een specifieke handhavingsaanpak ontwikkeld gericht op fiscale risico’s.

Alle ontwikkelingen hebben ook implicaties voor het bedrijfsleven. De Douane betrekt het bedrijfsleven, met name via het Overleg Douane Bedrijfsleven. Daarin komen veel zaken aan bod. Zo maakt de Douane afspraken met bedrijven over gewenste verbeteringen in het aangiftegedrag en door vervolgens hierop te monitoren. Andere voorbeelden van zaken die met het bedrijfsleven worden besproken zijn de herziening van het DWU, dienstverlening, de menselijke maat en de implementatie van nieuwe (EU-)systemen.

Ook het tegengaan van ondermijning en de uitvoering van de sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus vormen belangrijke taken voor de Douane. Op het gebied van ondermijning lopen er verschillende trajecten waar de Douane aan deelneemt, zowel op internationaal, nationaal als lokaal niveau. Voorbeelden zijn de toenemende internationale samenwerking met partnerdiensten in onder meer Zuid-Amerikaanse landen, de Europese havenalliantie (Ports Alliance), de programma's Zicht op Cameratoezicht en Weerbare Haventerminal, de inzet van drones, het Hit and Run Postteam (HARP) en de deelname aan de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC).

De toenemende werklast vormt in de context van de krappe arbeidsmarkt en het tekort aan IV-capaciteit een uitdaging voor de Douane. Om het werk goed te blijven doen, terwijl de werklast en de complexiteit ervan toenemen, richt de Douane zich de komende jaren op drie pijlers: 1) de mogelijke sturing op maatschappelijke effecten, 2) digitaal transformeren en 3) medewerker centraal. Dit komt ook terug in de beleidsagenda.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 773.480 1.063.441 837.396 832.451 810.465 802.938 802.729
Uitgaven (1) + (2) 767.609 1.063.441 837.396 832.451 810.465 802.938 802.729
(1) Apparaatsuitgaven 510.383 579.269 569.535 570.226 547.617 542.683 542.671
Personele uitgaven 504.940 569.442 564.366 564.007 541.398 536.464 536.429
Eigen personeel 470.087 510.270 544.020 546.729 529.999 530.195 530.999
Inhuur externen 32.777 58.502 19.676 16.608 11.169 6.039 5.200
Overig personeel 2.076 670 670 670 230 230 230
Materiële uitgaven 5.443 9.827 5.169 6.219 6.219 6.219 6.242
ICT 900 2.174 1.466 2.435 2.435 2.435 2.458
Bijdrage aan SSO's 117 163 ‒ 322 ‒ 322 ‒ 322 ‒ 322 ‒ 322
Overig materieel 4.426 7.490 4.025 4.106 4.106 4.106 4.106
(2) Programma-uitgaven 257.225 484.172 267.861 262.225 262.848 260.255 260.058
Bekostiging 0 0 0 0 0 0 0
Overige bekostiging 0 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 2.588 1.208 1.488 1.488 1.488 1.488 1.488
Overige bijdrage ZBO's/RWT's 2.588 1.208 1.488 1.488 1.488 1.488 1.488
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 30.949 219.672 196 196 196 196 196
Wereld Douane Organisatie 0 196 196 196 196 196 196
Bijdragen vertragingsrente EU 30.692 219.476 0 0 0 0 0
Bijdrage aan overige (inter)nationale organisaties 257 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 14.282 41.096 40.189 34.579 35.157 32.493 32.296
ICT opdrachten 1.699 3.088 17.150 8.602 8.598 8.682 8.682
Overige opdrachten 12.584 38.008 23.039 25.977 26.559 23.811 23.614
Bijdrage aan agentschappen 5.779 3.410 3.514 3.514 3.514 3.514 3.514
Bijdrage overige agentschappen 5.779 3.410 3.514 3.514 3.514 3.514 3.514
Rente 0 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
Belasting- en invorderingsrente 0 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
(Schade)vergoeding 84 0 55 55 55 55 55
(Schade)vergoedingen 84 0 0 0 0 0 0
Vergoeding proceskosten 0 0 55 55 55 55 55
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 203.543 215.786 219.419 219.393 219.438 219.509 219.509
Toegerekende uitgaven van Belastingen 203.543 215.786 219.419 219.393 219.438 219.509 219.509
Ontvangsten (3) + (4) 1.642 18.196.611 18.485.399 20.336.703 20.654.664 20.824.337 21.013.252
Programma-ontvangsten (3) 0 18.196.006 18.484.794 20.336.098 20.654.059 20.823.732 21.012.647
waarvan: Belastingontvangsten 0 18.185.906 18.474.694 20.325.998 20.643.959 20.813.632 21.002.547
Bekostiging 0 500 500 500 500 500 500
Doorbelasten kosten vervolging 0 500 500 500 500 500 500
Rente 0 5.600 5.600 5.600 5.600 5.600 5.600
Belasting- en invorderingsrente 0 5.600 5.600 5.600 5.600 5.600 5.600
Boetes en schikkingen 0 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000
Ontvangsten boetes en schikkingen 0 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000
Apparaatsontvangsten (4) 1.642 605 605 605 605 605 605
juridisch verplicht 89%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 11%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0%
  1. De berekende budgetflexibiliteit heeft betrekking op de programma-uitgaven, waarbij de toegerekende uitgaven van Belastingen buiten beschouwing zijn gelaten.

Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan ZBO's/RWT

De bijdrage aan ZBO's en RWT's zijn beleidsmatig gereserveerd.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Douane is verantwoordelijk voor de heffing en inning van de Traditionele Eigen Middelen (TEM, invoerrechten) en de tijdige terbeschikkingstelling van deze eigen middelen aan de Europese Commissie (EC). De heffing, inning en terbeschikkingstelling van TEM door de Nederlandse Douane zijn gebaseerd op wetgeving van de EU. De lidstaten hoeven bedragen niet ter beschikking van de EC te stellen als deze niet kunnen worden geïnd door redenen die niet aan hen te wijten zijn. De EC beoordeelt deze casussen en kan alsnog het verschuldigde TEM bedrag opeisen, inclusief progressieve verschuldigde vertragingsrente. De vertragingsrente is 100% juridisch verplicht.

Opdrachten

Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria. De post ICT opdrachten is voor 100% juridisch verplicht en de post Overige opdrachten is voor 50% juridisch verplicht en voor de overige 50% beleidsmatig gereserveerd.

Bijdrage agentschappen

Dit betreft met name de bijdrage aan de Rijksrederij van Rijkswaterstaat en is 100% juridisch verplicht vanuit samenwerkingsovereenkomsten.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de Douane.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de Douane en omvat Douane-specifieke diensten, middelen en communicatie. De standaarddiensten huisvesting en de toerusting van de ambtenaren van de Douane (telefoon, laptop, werkplek, mobiele devices, etcetera) lopen via dienstonderdelen van de Belastingdienst en deze uitgaven worden verantwoord op artikel 1 Belastingen.

Programma-uitgaven

Opdrachten

Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft de Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor de Douane worden gemaakt. Deze toerekening wordt jaarlijks herijkt in de ontwerpbegroting.

In onderstaande tabel is de toerekening van de uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet, verdeeld naar de verschillende activiteiten. Het toegerekende bedrag is per activiteit gebaseerd op een tussen de Belastingdienst en de Douane overeengekomen verdeelsleutel, gebaseerd op aantallen fulltime-equivalent (fte), werkplekken of ICT-capaciteit.

IV 111.954
Huisvesting en facilitaire zaken 70.565
HRM-activiteiten 10.672
Management informatie en Data Analyse 4.142
Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/ Webcare 1.140
Team Handel en Team OLGA grote ondernemingen 1.809
Internationale Fiscale Behandeling (IFB) 145
Gegevens- en betalingsverkeer 332
Bijkomende indirecte kosten per BD-medewerker cf Handleiding Overheidstarieven 18.659
Totaal 219.419

Ontvangsten

Programma-ontvangsten

Belastingontvangsten

Vanaf 2024 worden op artikel 9 Douane de belastingontvangsten begroot die geheven en geïnd worden via de Douanesystemen. Het gaat om invoerrechten, accijnzen, verbruiksbelasting en een deel van de omzetbelasting.

In artikel 1 Belastingen staat een samenvattende tabel met de aansluiting van de belastingontvangsten van hoofdstuk IX met de Miljoenennota 2025. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Bekostiging

Vanaf 2024 zijn de aan de belastingontvangsten gerelateerde kosten vervolging begroot. Deze post is in mindering gebracht op de begroting van artikel 1 Belastingen.

Rente

Vanaf 2024 zijn de aan de belastingontvangsten gerelateerde belasting- en invorderingsrente begroot. Deze post is in mindering gebracht op de begroting van artikel 1 Belastingen.

Boetes en Schikkingen

Vanaf 2024 zijn de aan de belastingontvangsten gerelateerde boetes en schikkingen begroot. Deze post is in mindering gebracht op de begroting van artikel 1 Belastingen.

Artikel 13 Toeslagen

A. Algemene doelstelling

Toeslagen zijn voor veel mensen van essentieel belang voor hun dagelijkse bestaan. De missie van Dienst Toeslagen luidt: Toeslagen maakt vitale voorzieningen voor iedereen betaalbaar. Dienst Toeslagen voert de toeslagregelingen uit voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), die vallen onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De doelstelling van de Awir is het bewerkstelligen van harmonisatie tussen inkomensafhankelijke regelingen, het bevorderen van klantvriendelijkheid en doelmatigheid door het instellen van een uitvoeringsloket, en het realiseren van een betere aansluiting van inkomensafhankelijke regelingen bij de draagkracht door het gebruik van het actuele inkomen. Dit betreft de huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag. Daarnaast is de uitvoering van de hersteloperatie toeslagen een belangrijke doelstelling.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

Beleid

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij gaat het om het te voeren beleid en het opstellen van de Awir en de daarop gebaseerde regelgeving. Daarnaast is de minister van Financiën verantwoordelijk voor de hersteloperatie, waarbij het programma Directoraat-Generaal (DG) Herstel, in nauwe samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), andere ministeries en overige partijen in een coördinerende- en opdrachtgeversrol het overkoepelende herstelproces aanstuurt.

Uitvoering

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen. Dienst Toeslagen streeft naar klantgerichte dienstverlening aan burgers, de rechtmatige toekenning van toeslagen en efficiënte uitvoering van processen.

Prestatie-indicatoren

In de volgende tabel staan de indicatoren opgenomen voor zover die betrekking hebben op de reguliere uitvoering van Dienst Toeslagen.

Beleving van burgers
Burgertevredenheid (t/m 2024)1 93% 93% ≥ 90% n.v.t.
Tevreden toeslagontvangers n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≥ 70%
Niet tevreden toeslagontvangers n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≤ 8%
Burgerbelofte 1: Bij Dienst Toeslagen krijg je waar je recht op hebt 90% ≥ 90% n.v.t.
Eens n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≥ 55%
Oneens n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≤ 8%
Burgerbelofte 2: Bij Dienst Toeslagen weet je waar je aan toe bent 79% ≥ 90% n.v.t.
Eens n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≥ 55%
Oneens n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≤ 8%
Burgerbelofte 3: Dienst Toeslagen staat voor mij klaar 92% ≥ 90% n.v.t.
Eens n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≥ 55%
Oneens n.v.t. n.v.t. n.v.t. ≤ 8%
Tevredenheid over dienstverleningskanalen2
·         telefonie 65,5% 73,5% Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) 83%
·         website 80,6% 79,5% 76%
·         balie 82,4% 88% 80%
Ontevredenheid dienstverleningskanalen
·         telefonie 14,7% 10,5% Maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 1,5 of lager 8%
·         balie 4,8% 3,3% 6%
Aantal ontvangen klachten 1.827 1.896 ≤ 1.700 ≤ 1.700
Toekenningszekerheid en tijdigheid van de uitvoering
Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500 (voor KOT > € 1.000) 94,2% 92,8% ≥ 94 % ≥ 94 %
Definitief vaststellen toeslagen (voortgang jaar t-1) 90,9% 91,9% ≥ 90% ≥ 92%
Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn 73,1% 71,4% ≥ 90% ≥ 93%
Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn 98,4% 96,9% ≥ 95% ≥ 96%
Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald 99,97% 99,97% ≥ 99,9% ≥ 99,9%
Aantal ernstige productieverstoringen 8 6 ≤ 10 ≤ 8
Rechtmatigheid
Rechtmatige toekenning van toeslagen Gerealiseerd Gerealiseerd Fouten en onzekerheden blijven binnen rapporteringstolerantie op artikelniveau van het betreffende beleidsdepartement Fouten en onzekerheden blijven binnen rapporteringstolerantie op artikelniveau van het betreffende beleidsdepartement
  1. Percentage (helemaal) mee eens, neutraal, (helemaal) mee oneens en weet ik niet
  2. Voor website en balie geldt dat de genoemde percentages voor zowel de Belastingdienst als Dienst Toeslagen gelden

Toelichting per gewijzigde indicator

In de tabel staan de begrotingsindicatoren van Dienst Toeslagen opgenomen. Voor zover er sprake is van een verandering van deze indicatoren, in opzet of qua streefwaarde, wordt dat hieronder toegelicht.

Beleving van burgers

Tevredenheid toeslagontvangers

Om uniformiteit in de communicatie over de tevredenheid van de toeslagontvangers over de dienstverlening van Dienst Toeslagen te borgen zijn de begrotingsindicatoren voor 2025 aangepast. De indicator ‘tevredenheid’ wordt gebruikt voor die toeslagontvangers die expliciet hebben aangegeven (zeer) tevreden te zijn over de Dienst Toeslagen (vanaf 2025 zijn de antwoord categorieën ‘neutraal’ en ‘weet niet’ buiten beschouwing gelaten). En analoog daaraan wordt aangegeven welk percentage toeslagontvangers expliciet (geheel) niet tevreden is.

Burgerbeloften

Dienst Toeslagen streeft er bij alle drie de burgerbeloften naar dat minimaal 55% van de toeslagontvangers (zeer) tevreden is. Het percentage dat aangeeft niet tevreden te zijn in 2025 stelt Toeslagen voor alle drie de burgerbeloften op maximaal 8%. Voor de beloften ‘U weet waar u recht op heeft’ en ‘U weet waar u aan toe bent’ is dit vrij ambitieus, een recente meting laat namelijk een hoger percentage niet tevreden zien. Dienst Toeslagen vindt echter alle drie de burgerbeloften even belangrijk en streeft ernaar op al deze beloften een verbeterde beleving van de toeslagontvanger te realiseren.

Tevredenheid over dienstverleningskanalen telefonie, website en balie

De indicator tevredenheid over dienstverleningskanalen meet het percentage van de bellers, website- en baliebezoekers die op een 5-puntsschaal minimaal een 3 scoren (meting tevredenheid) of maximaal een 1,5 (meting niet tevreden). In vergelijking met 2024 zijn de streefwaarden voor 2025 ambitieuzer geformuleerd, vergelijkbaar met de normen van de Belastingdienst uit 2024.

Aantal klachten

De streefwaarde van de kpi ‘aantal ontvangen klachten’ is voor 2025 gelijk aan de streefwaarde voor 2024: maximaal 1.700. In de streefwaarde van 2025 is indirect een ambitie opgenomen vanwege het toegenomen aantal toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Reguliere Uitvoering

Dienst Toeslagen verricht zijn werk als uitvoerder van de toeslagenregelingen op het raakvlak van beleid en maatschappij. Het burgerperspectief is een van de vaste gezichtspunten van de uitvoeringstoetsen waaruit voorgenomen wijzigingen van beleid, wet- en regelgeving door Toeslagen beoordeeld worden.

Verbeteringen huidig stelsel

Samen met de opdrachtgevers werkt Dienst Toeslagen aan het oplossen van knelpunten in het beleid en wetgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een vereenvoudiging van het partnerbegrip, grondslagen niet langer met terugwerkende kracht vaststellen en het harmoniseren van vermogensgrenzen. Er zijn oplossingen in kaart gebracht, welke worden voorbereid voor politieke besluitvorming. Bij conceptwetgeving voert Toeslagen uitvoeringstoetsen uit om de uitvoerbaarheid van voorstellen en verbeteringen voor burgers inzichtelijk te maken.

Traject toekomst toeslagen

In het hoofdlijnenakkoord staat de wens beschreven het toeslagenstelsel stapsgewijs te verbeteren en te hervormen en de stelselherziening kinderopvang van het vorige kabinet voort te zetten.

Dienst Toeslagen is nauw betrokken bij de uitwerking van het financieringsstelsel voor kinderopvang, waarin de inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie wordt uitbetaald. In de uitwerking is onder andere aandacht voor de in het voorgaande traject gesignaleerde risico’s, waaronder de checks & balances in het stelsel, toetsing van de arbeidseis en rechtmatigheidsrisico’s. Dienst Toeslagen denkt samen met het ministerie SZW na hoe de potentiële risico’s in het nieuwe ontwerp kunnen worden verholpen, bijvoorbeeld door te werken aan betere gegevenslevering en gegevenskwaliteit.

Dienst Toeslagen werkt actief verbetervoorstellen uit, waaronder beleidsverbeteringen en verbeteringen in de uitvoeringen. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen om 30% van de hoge terugvorderingen terug te dringen, onder andere door het verbeteren van de gegevenskwaliteit, attenderen, muteren en behoudend voorschieten. En het identificeren en oplossen van hardheden in het stelsel, bijvoorbeeld door het vereenvoudigen van het partnerbegrip en het verlengen van de aanvraagtermijn.

Het eindrapport ‘Toekomst Toeslagenstelsel35’ is op 9 februari 2024 aan de Kamer verzonden. In het rapport zijn de opties inzichtelijk gemaakt waarmee verdere beslissingen over de toekomst van (alternatieven voor) toeslagen en de benodigde transitie die kan worden ingezet. Dienst Toeslagen blijft vanuit haar kennis en expertise bijdragen aan het uitwerken van werkbare opties. Met als doel om wendbaar te zijn door te anticiperen op de implicaties van verschillende scenario’s van beleid. Hierbij is in het bijzonder aandacht voor het verbeteren van de gegevensregistraties, met name voor inkomen en huishoudsamenstelling. Om toe te werken naar regelingen die volgens geüniformeerde en gestandaardiseerde begrippen kunnen worden toegekend.

Herstel Toeslagen

In 2025 wordt de hersteloperatie voortgezet met het bieden van financieel en emotioneel herstel aan gedupeerde ouders, hun kinderen en hun ex-partners. Op grond van de regelingen in de Wet hersteloperatie toeslagen wordt door verschillende organisaties aan de uitvoering bijgedragen, waaronder door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), de Sociale Banken Nederland (SBN), Radar, het Instituut Publieke Waarden, de Stichting (Gelijk)waardig Herstel en gemeenten.

Tijdens het proces bij UHT en de commissies wordt uitgegaan van het verhaal van de ouder en wordt aangesloten op de behoeften van de ouders. Voor de afwikkeling van de aanvullende schade zijn drie schaderoutes in gebruik: de maatwerkroutes van de Commissie Werkelijke Schade (CWS) en de regieroute-Vaststellingsovereenkomst (VSO), en de forfaitaire route via de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH).

Via de Aanvullende Herstelwet is de Wet hersteloperatie toeslagen met meerdere regelingen uitgebreid. Dit betreft een regeling voor ex-toeslagpartners van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag, een uitbreiding van de kindregeling naar kinderen en (voormalig) pleegkinderen van ex-partners en maatregelen voor nabestaanden van een overleden gedupeerde ouders of een overleden kind van gedupeerde ouders. In het eerste kwartaal van 2025 wordt naar verwachting gestart met de uitvoering met de regeling voor mensen die zijn benadeeld bij de huur-en zorgtoeslag en het kindgebonden budget (HZK). Ouders in het buitenland (waaronder de Cariben) worden begeleid door een ondersteuningsteam buitenland (uitgevoerd door Radar) en kunnen gebruik maken van de herstelregelingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Verplichtingen 1.344.632 1.858.741 2.661.086 1.458.972 977.247 361.072 360.776
Uitgaven (1) + (2) 1.592.277 1.898.164 2.821.655 1.501.289 977.247 361.072 360.776
(1) Apparaatsuitgaven 425.320 597.684 681.280 421.332 247.051 163.076 162.980
Personele uitgaven 411.251 579.120 662.999 407.366 242.470 158.495 158.399
Eigen personeel 153.281 215.585 250.933 186.315 167.727 144.264 144.264
Inhuur externen 256.649 362.299 410.911 219.896 73.588 13.076 12.980
Overig personeel 1.321 1.236 1.155 1.155 1.155 1.155 1.155
Materiële uitgaven 14.069 18.564 18.281 13.966 4.581 4.581 4.581
ICT 254 275 275 220 220 220 220
Bijdrage aan SSO's 2.004 0 0 0 0 0 0
Overige materiële uitgaven 11.811 18.289 18.006 13.746 4.361 4.361 4.361
(2) Programma-uitgaven 1.166.958 1.300.480 2.140.375 1.079.957 730.196 197.996 197.796
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 1.044 106 106 106 106 106 106
Bijdrage overige ZBO's/RWT's 1.044 106 106 106 106 106 106
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 602 4.901 4.130 0 2.000 0 0
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 602 4.901 4.130 0 2.000 0 0
Opdrachten 48.193 69.807 74.801 24.964 1.627 127 127
ICT opdrachten 859 2.027 27 27 27 27 27
Overige opdrachten 47.334 67.780 74.774 24.937 1.600 100 100
Bijdrage aan agentschappen 1.077 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan overige agentschappen 1.077 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan medeoverheden 46.598 124.876 25.094 5.908 0 0 0
Bijdrage aan medeoverheden 46.598 124.876 25.094 5.908 0 0 0
(Schade)vergoeding 862.087 880.821 1.786.692 828.671 525.065 250 250
Compensatie toeslagengedupeerden 263.439 570.628 1.338.568 587.926 364.655 0 0
Kwijtschelden private schulden 79.216 86.764 124.338 27.429 0 0 0
Herstelprogramma voor kinderen 493.818 117.600 118.000 54.092 0 0 0
Herstelregeling voor ex-partners 2.030 40.579 126.480 158.974 160.160 0 0
Herstelregeling voor gedupeerden andere toeslagen 0 0 28.800 0 0 0 0
Overige (schade)vergoedingen 23.583 65.250 50.506 250 250 250 250
Subsidies 0 2.000 2.000 2.000 0 0 0
Subsidie toeslagen herstel 0 2.000 2.000 2.000 0 0 0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 207.357 217.969 247.552 218.308 201.398 197.513 197.313
Toegerekende uitgaven van Belastingen 207.357 217.969 247.552 218.308 201.398 197.513 197.313
Ontvangsten 415 0 0 0 0 0 0
Apparaatsontvangsten 415 0 0 0 0 0 0
Programma-ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
2025
juridisch verplicht 94,8%
bestuurlijk gebonden 0,0%
beleidsmatig gereserveerd 5,2%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,0%

Budgetflexibiliteit

De programma-uitgaven zijn overwegend gerelateerd aan de compensatie voor de gedupeerden van de problemen bij toeslagen. Deze uitgaven zijn voor circa 97% juridisch verplicht doordat regelingen zijn verankerd in wetgeving of anderszins bindende afspraken die contractueel zijn vastgelegd.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Uit dit budget worden de personele uitgaven van Dienst Toeslagen en programma-DG Herstel (eigen personeel en inhuur externen incl. uitzendkrachten) betaald.

Materiële uitgaven

Uit dit budget worden de materiële uitgaven van Dienst Toeslagen en programma-DG Herstel betaald.

Programma-uitgaven

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Onder Bijdrage aan ZBO's/RWT's vallen de budgetten die worden ingezet voor bijdrages aan zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s). 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Onder Bijdrage aan (inter)nationale organisaties vallen de budgetten die worden ingezet voor programma's bij de VNG en andere samenwerkingspartners van programma-DG Herstel en UHT.

Opdrachten

Opdrachten bestaat uit ICT opdrachten (telefonie, licenties, software applicaties en hardware) en overige opdrachten (de budgetten voor de uitvoering van ouders in het buitenland, kwijtschelden private schulden, doorbraakmethode en Voortgezet Speciaal Onderwijs-route).

Bijdrage aan medeoverheden

Onder Bijdrage aan medeoverheden vallen de budgetten die worden ingezet voor de uitvoering van de SPUK Kinderopvangtoeslag door gemeenten.

(Schade)vergoeding

Dit betreft de budgetten voor de compensatie van toeslagengedupeerden (waaronder de 30k-regeling, integrale beoordeling en aanvullende compensatie), het overnemen van private schulden, de kindregeling, ex-partnerregeling, de herstelregeling voor gedupeerden van andere toeslagen en de betaling van dwangsommen.

Subsidies (regelingen)

Dit budget bestaat uit subsidievergoedingen in verband met emotioneel herstel in de Hersteloperatie Toeslagen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Dienst Toeslagen doet wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor Dienst Toeslagen worden gemaakt. Deze toerekening wordt jaarlijks herijkt in de ontwerpbegroting.

In onderstaande tabel is de toerekening van de uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Dienst Toeslagen doet, verdeeld naar de verschillende activiteiten. Het toegerekende bedrag is per activiteit gebaseerd op een tussen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen overeengekomen verdeelsleutel, gebaseerd op aantallen fulltime-equivalent (fte), werkplekken of ICT-capaciteit.

Activiteit Bedrag
IV 82.269
Huisvesting en facilitaire zaken 26.883
HRM-activiteiten 9.026
Management informatie en Data Analyse 2.508
Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/Webcare 44.033
Gegevensbeheer en administratieve afhandeling 34.615
Balies, buitenlandtaken, toezicht en bezwaarafhandeling 6.214
Bijkomende indirecte kosten per BD-medewerker cf Handleiding Overheidstarieven 42.004
Totaal 247.552

4. Niet-beleidsartikelen

Artikel 8 Apparaat

A. Apparaatsuitgaven/Tabel Budgettaire gevolgen

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1), de Douane (zie artikel 9) en Dienst Toeslagen (zie artikel 13). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor personeel (inclusief inhuur externen) en materieel (zoals huisvesting en ICT).

Verplichtingen 517.432 450.101 431.251 391.323 366.176 346.655 338.512
Uitgaven 402.551 450.134 431.246 391.323 366.176 346.655 338.512
Personele uitgaven 253.988 294.951 287.425 271.541 255.318 244.179 237.588
Eigen personeel 224.510 270.801 272.815 259.233 245.702 235.613 229.231
Inhuur externen 28.524 22.241 13.698 11.299 8.661 7.665 7.478
Overig personeel 954 1.909 912 1.009 955 901 879
Materiële uitgaven 148.562 155.183 143.821 119.782 110.858 102.476 100.924
ICT 21.036 22.643 18.927 15.386 14.635 13.755 13.454
Bijdrage aan SSO's 49.830 50.633 45.636 43.675 41.116 38.852 37.947
Overig materieel 77.697 81.907 79.258 60.721 55.107 49.869 49.523
Ontvangsten 70.156 62.011 58.074 54.408 51.450 49.641 47.012
Apparaatsontvangsten 70.156 62.011 58.074 54.408 51.450 49.641 47.012

Uitgaven (en verplichtingen)

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven en omvat onder andere zaken zoals bijdragen aan Shared Services Organisaties (SSO’s), ICT en facilitaire diensten.

De ICT uitgaven betreffen onder andere de aanschaf en beheer- en onderhoudskosten van hardware, software en programmatuur. Net als uitgaven voor de aanleg, het beheer en onderhoud van infrastructuur en de bijdragen voor de aan externe partijen uitbestede ICT-dienstverlening. De structurele uitgaven, welke gerelateerd zijn aan werkplekondersteuning zoals web-ex voorzieningen, afname devices, beheer, support en onderhoud, zijn overgedragen aan het Shared Service Center-ICT.

De bijdrage aan Shared Service Organisaties betreft onder andere huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf), ICT, het Financieel Diensten Centrum, bedrijfszorg en beveiliging.

Onder overig materieel vallen onder andere het omslagstelsel Rijkswagenpark, Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en diverse facilitaire uitgaven.

Ontvangsten

Deze post betreft voornamelijk ontvangsten vanuit DRZ en de Auditdienst Rijk (ADR). Bij DRZ zijn dat ontvangsten uit gevoerde CJIB- en deurwaardersprocessen, ruimingen van hennepkwekerijen en andere verkopen. Vanuit de ADR zijn het inkomsten uit diverse verrichte onderzoeken zoals uit hoofde van de Europese Unie regeling Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling/Interregeling en door personeel terug betaalde opleidingsbudgetten. Daarnaast worden gelden van departementen ontvangen voor het omslagstelsel Rijkswagenpark en voor de verhuur van interne huisvesting.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven ministerie van Financiën

Onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor het ministerie van Financiën weer. Dit betreft de apparaatsuitgaven voor het departement, de Belastingdienst, de Douane en Dienst Toeslagen en de ZBO’s en RWT’s.

Voor de Waarderingskamer, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat.

Totaal apparaatsuitgaven ministerie van Financiën 4.545.111 5.234.016 5.302.984 4.887.011 4.611.046 4.491.955 4.476.991
Totaal departement 4.530.980 5.218.314 5.287.945 4.871.972 4.596.007 4.476.916 4.461.952
Beleidsdepartement Financiën 402.551 450.134 431.246 391.323 366.176 346.655 338.512
DG Belastingdienst 3.192.726 3.591.227 3.605.884 3.489.091 3.435.163 3.424.502 3.417.789
DG Douane 510.383 579.269 569.535 570.226 547.617 542.683 542.671
DG Toeslagen 408.136 579.898 669.050 421.332 247.051 163.076 162.980
Programma-DG Herstel 17.184 17.786 12.230 0 0 0 0
Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s 14.131 15.702 15.039 15.039 15.039 15.039 15.039
Waarderingskamer 2.403 2.489 2.489 2.489 2.489 2.489 2.489
AFM 31 737 737 737 737 737 737
DNB 2.931 2.112 2.112 2.112 2.112 2.112 2.112
FEC 4.599 5.195 4.532 4.532 4.532 4.532 4.532
NLFI 4.167 5.169 5.169 5.169 5.169 5.169 5.169

C. Apparaatsuitgaven beleidsdepartement per directoraat-generaal

In onderstaande tabel worden de apparaatsuitgaven van het beleidsdepartement uitgesplitst naar de organisatieonderdelen van Financiën: per directoraat-generaal (DG), de Inspectie belastingen, douane en toeslagen (IBTD) en de Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden. De apparaatsuitgaven van DG Belastingdienst worden verantwoord op artikel 1 Belastingen, Douane op artikel 9 en Dienst Toeslagen op artikel 13. Het verschil tussen de totaalreeks in onderstaande tabel 57 en bovenstaande tabellen 55 en 56 is de apparaatstaakstelling die nog niet volledig is doorverdeeld naar de organisatieonderdelen.

De Belangenbehartiger wordt een nieuw op te richten onderdeel binnen het ministerie van Financiën. De kwartiermaker Onafhankelijke Belangenbehartiger is sinds 2023 bezig dit onderdeel in– en op te richten, en per 1 januari 2025 zal de Belangenbehartiger van start gaan. Op 12 juni 2024 is uw Kamer geïnformeerd over het advies van de kwartiermaker inzake die in- en oprichting, waarin het advies en de visie van het kabinet op de beoogde taken en bevoegdheden wordt behandeld36. De Belangenbehartiger zal primair onafhankelijke rechtshulp bieden aan burgers en bedrijven in hun belasting- en/of toeslagzaken. De Belangenbehartiger werkt daarin aanvullend op de bestaande dienstverlening van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen en andere maatschappelijke organisaties.

Totaal Beleidsdepartement Financiën 402.551 450.134 434.187 413.877 407.350 406.561 406.006
Generale Thesaurie 34.533 39.680 39.927 36.637 32.753 32.517 32.517
DG Rijksbegroting 44.063 38.007 36.302 36.354 36.015 35.875 35.630
SG/pSG-cluster 293.073 334.388 313.881 298.216 296.313 295.996 296.056
DG Fiscale Zaken 26.690 31.584 31.030 27.797 27.691 27.634 27.234
Inspectie belastingen, toeslagen en douane 4.192 6.475 6.730 6.730 6.730 6.771 6.771
Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden 0 0 6.317 8.143 7.848 7.768 7.798

Artikel 10 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 0 54.112 51.797 73.066 81.339 85.485 76.256
Uitgaven 0 54.112 51.797 70.196 78.469 82.615 73.386
Nog te verdelen 0 54.112 51.797 70.196 78.469 82.615 73.386
Loonbijstelling programma 0 0 0 0 0 0 0
Loonbijstelling apparaat 0 12.751 9.517 9.633 9.673 9.267 9.267
Prijsbijstelling apparaat 0 18.580 16.739 5.147 12.976 12.414 20.415
Onvoorzien programma 0 1.041 13.455 11.009 13.733 13.776 14.546
Onvoorzien apparaat 0 21.740 12.086 44.407 42.087 47.158 29.158
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Vanuit dit artikel wordt bij de eerste suppletoire begroting toegekende loon- en prijsbijstelling naar de beleids- en apparaatsartikelen overgeboekt. Ook kan het artikel Nog onverdeeld dienen voor de voorlopige verwerking van een taakstelling of reserveringen. Het artikel bevat momenteel twee reserveringen: een reservering voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving en voor het op orde brengen van de informatiehuishouding. Op basis van getoetste plannen worden de middelen overgeheveld naar het betreffende beleids- of apparaatsartikel. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen de begroting van Financiën op te vangen.

5. Beleidsartikelen (Nationale Schuld)

Artikel 11 Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 201637. Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën is namens de minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld.

De doelstelling van artikel 11 sluit aan bij de internationaal geaccepteerde uitgangspunten voor schuldmanagement, zoals verwoord door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank in de ‘Revised Guidelines for Public Debt Management’38. Voor de uitvoering van de schuldfinanciering wordt steeds voor meerdere jaren een beleidskader vastgesteld dat is gebaseerd op twee belangrijke pijlers: het financieringsbeleid en het renterisicokader.

Het financieringsbeleid dient er vooral toe het (her)financieringsrisico en het liquiditeitsrisico te beheersen en mitigeren. Het bestaat uit de regels en randvoorwaarden die het Agentschap hanteert bij het gebruik van financiële instrumenten voor het financieren van de staatsschuld. Zo valt niet alleen de keuze voor de schuldinstrumenten hieronder, maar bijvoorbeeld ook de communicatie naar investeerders. Drie kernwaarden staan centraal in het financieringsbeleid: consistentie, transparantie en liquiditeit. Binnen de kernwaarden probeert het Agentschap zo flexibel mogelijk te zijn om bijvoorbeeld veranderingen in de financieringsbehoefte en marktomstandigheden gedurende het jaar op te kunnen vangen.

Het renterisicokader heeft als belangrijkste doel het beheersen van het renterisico. Dit betreft het risico dat de rentelasten op de staatsschuld stijgen door veranderingen in de rente. Gemiddeld genomen geldt dat hoe langer de looptijd van een lening, hoe lager het risico voor de begroting. Immers, bij gemiddeld langere financiering is het gedeelte van de staatsschuld dat jaarlijks opnieuw gefinancierd moet worden, en waarvoor dus de rente opnieuw moet worden vastgesteld, lager. Hierdoor werken tegenvallende renteontwikkelingen minder snel door in de rentelasten. Echter, onder normale omstandigheden geldt, hoe langer de looptijd van een financieringsinstrument, hoe hoger de rentekosten zijn. Er zal daarom steeds een optimale afweging gezocht moeten worden tussen kosten en risico.

Naast bovengenoemde risico’s en kernwaarden houdt het Agentschap bij het opstellen van het beleidskader verder nog rekening met onder andere valutarisico, kredietrisico (tegenpartijrisico), integriteitsrisico’s (Know Your Customer, KYC) en operationele risico’s.

Voor de nadere invulling van de schuldfinanciering wordt op basis van het beleidskader jaarlijks in december het financieringsplan gepubliceerd, in de zogeheten Outlook39. Hierin wordt uiteengezet hoe de Nederlandse Staat in het komende kalenderjaar de schuldfinanciering zal uitvoeren. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt het financieringsbeleid consistent en transparant en draagt bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse Staat op de financiële markten.

Groene obligatie

In 2019 heeft de Nederlandse Staat als eerste land met een triple-A-rating een groene obligatie (Dutch State Loan, DSL) uitgegeven. In 2023 heeft Nederland een nieuwe 20-jaars groene DSL uitgegeven. In het raamwerk voor deze nieuwe groene DSL is er speciale aandacht voor waterinvesteringen zoals het Deltafonds ("blauwe uitgaven"). De uitgaven voor deze specifieke investeringen sluiten aan bij de wijzigingen en toevoegingen aan de EU Taxonomie die in juni 2023 zijn gepubliceerd. Van alle twaalf in aanmerking komende economische activiteiten in het «Green Bond Framework» voldoen er elf aan alle vereiste technische criteria. De nieuwe groene DSL is daarmee de eerste triple-A staatslening waarbij de «blauwe» elementen volledig aansluiten bij de EU Taxonomie.

Nederland wil met de uitgifte van een groene obligatie de totstandkoming en verdere verdieping van een robuuste groene kapitaalmarkt ondersteunen. De opbrengsten van groene obligaties worden gebruikt voor uitgaven aan duurzame energie, energie-­efficiëntie, duurzaam vervoer en klimaat­adaptatie. Voor alle uitgiftes onder het ‘Green Bond Framework’ heeft de Nederlandse Staat zich gecommitteerd om investeerders transparantie te bieden over de allocatie van de opbrengsten met betrekking tot groene uitgaven evenals de impact van die uitgaven.

Prestatie-indicatoren en kengetallen

Het beleidskader voor de periode 2020-2025 kent twee indicatoren: de gemiddelde looptijd van de schuld- en swapportefeuille en het renterisicobedrag (RRB). De gemiddelde looptijd zegt iets over de afruil tussen kosten en risico over alle toekomstige jaren samengenomen. De gemiddelde looptijd is de afgelopen jaren sterk verlengd en zal uiterlijk in 2025 minimaal 8 jaar bedragen. Het RRB is het deel van de schuld- en swapportefeuille waarover binnen 12 maanden de rente opnieuw vastgesteld moet worden, uitgedrukt als percentage van de schuld. Het RRB zegt daarmee iets over het renterisico binnen een jaar.

Als onderdeel van de reguliere evaluatiecyclus heeft het Agentschap in 2023 een tweejaarlijkse interne evaluatie van het renterisicokader uitgevoerd. Op basis van deze interne evaluatie heeft het Agentschap besloten om de risico-indicatoren voor het renterisico onveranderd te laten. De indicatoren zijn:

  1. De gemiddelde looptijd van de schuld (inclusief swaps), met als doelstelling een gemiddelde looptijd van minimaal 8 jaar in 2025;
  2. Het RRB over een periode van 12 maanden, met als doelstelling een maximaal RRB van 25% van de schuld.

Het Agentschap zal voor aanvang van elk nieuw kalenderjaar een jaarlijkse looptijdtarget vaststellen die bijdraagt aan de doelstellingen van het risicokader en inspeelt op de laatste markt- en financierings-ontwikkelingen. De looptijdtarget voor het eerstvolgende kalenderjaar zal steeds in december worden vastgesteld en gepubliceerd in de Outlook voor het komende jaar, alsmede een invulling van de staatsschuld-financiering waarmee deze naar verwachting te behalen is.

C. Beleidswijzigingen

Voor de periode 2020 tot en met 2025 is een beleidskader ingesteld. In 2025 zal het kader door middel van een Periodieke Rapportage voor het gehele artikel 11 integraal worden geëvalueerd. Daarnaast voert het Agentschap minimaal tweejaarlijks een interne evaluatie uit, die in 2023 voor de tweede keer heeft plaatsgevonden. Een interne kort cyclische evaluatie, en indien noodzakelijk herziening van het beleid, biedt de kans om sneller en flexibeler te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de markt (bijvoorbeeld ten aanzien van rente, ECB-beleid, liquiditeit) en om economische en budgettaire ontwikkelingen en vooruitzichten sneller tot uitdrukking te laten komen in het beleidskader voor de financiering van de staatsschuld. Op die manier wordt bereikt dat steeds op basis van de dan geldende omstandigheden wordt bezien of bijstelling van het beleidskader gewenst is. Hiermee wordt ook voldoende flexibiliteit gecreëerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 52.895 43.627 27.683 38.720 45.243 45.221 43.073
Uitgaven 52.895 43.627 27.683 38.720 45.243 45.221 43.073
Opdrachten 22 21 21 21 21 21 21
Overige kosten 22 21 21 21 21 21 21
Rente 5.048 6.052 7.713 9.738 11.725 12.815 14.347
Rente vaste schuld 4.113 4.951 6.565 8.747 10.735 11.795 13.327
Rente vlottende schuld 870 1.018 1.148 991 990 1.020 1.020
Voortijdige beëindiging schuld 0 0 0 0 0 0 0
Rente derivaten lang 58 83 0 0 0 0 0
Rente derivaten kort 7 0 0 0 0 0 0
Voortijdige beëindiging derivaten 0 0 0 0 0 0 0
Leningen 47.825 37.554 19.949 28.961 33.497 32.385 28.705
Aflossing vaste schuld 31.699 37.554 19.949 28.961 33.497 32.385 28.705
Mutatie vlottende schuld 16.126 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 46.526 55.343 69.114 94.427 66.179 66.029 64.407
Rente 208 236 30 20 11 10 10
Rente vlottende schuld 207 30 30 20 11 10 10
Voortijdige beëindiging schuld 1 0 0 0 0 0 0
Rente derivaten lang 0 0 0 0 0 0 0
Voortijdige beëindiging derivaten 0 206 0 0 0 0 0
Leningen 46.318 55.107 69.084 94.407 66.168 66.019 64.397
Uitgifte vaste schuld 46.318 40.001 69.084 94.407 66.168 66.019 64.397
Mutatie vlottende schuld 0 15.106 0 0 0 0 0
  1. Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
juridisch verplicht 99,92%
bestuurlijk gebonden 0,00%
beleidsmatig gereserveerd 0,08%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0,00%

Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geld- en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 99,92% als juridisch verplicht aan te merken. Enkele overige kosten (€ 21,0 mln.), zoals advieskosten en drukkosten, zijn niet juridisch verplicht.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2016 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijkgesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

Opdrachten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 13 nationale en internationale instellingen (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers spannen zich onder andere in om Dutch State Loans (DSL’s) af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot deze verplichtingen behoren ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het verstrekken van prijzen voor de aan- en verkoop van DSL’s en Dutch Treasury Certificates (DTC’s).

Rente

Rente vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans, DSL’s), waarvoor de rentelasten voor een groot deel vastliggen. Deze rentelasten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en risicomanagement. De door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten van nog niet uitgegeven schuld.

Rente vlottende schuld

Onder vlottende schuld wordt schuld verstaan met een oorspronkelijke looptijd korter dan één jaar. Deze schuld bestaat voor het grootste deel uit schatkistpapier met een looptijd van drie tot zes maanden (Dutch Treasury Certificates, DTC’s) en Commercial Paper (CP) meestal met een looptijd tussen één week en drie maanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijk overtollige middelen als gevolg van een positief kassaldo uit te zetten op de geldmarkt. De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. De door het CPB geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten van nog niet uitgegeven schuld. Verder vallen ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) onder deze rubriek.

Voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier worden grote pieken in de aflossingen verkleind en worden aflosmomenten gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier momenteel alleen om DSL’s die op het moment van inkoop in de komende 24-maands periode afgelost worden. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of rentebaten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldorelevant, omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.

Rente derivaten lang

Binnen het renterisicokader is een streefwaarde gedefinieerd voor de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille en een maximale waarde voor het renterisicobedrag (RRB). Rentederivaten kunnen gebruikt worden om op deze waarden bij te sturen. Op deze derivaten wordt zowel rente ontvangen als betaald. Wanneer er per saldo rente betaald respectievelijk ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. Deze rentelasten dan wel rentebaten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels per september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Rente derivaten kort

De Staat geeft kortlopend schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Het is mogelijk om de looptijd van deze schuld aan te passen met behulp van kortlopende rentederivaten. Het saldo van de rentebaten en rentelasten van de derivaten wordt hier weergegeven.

Voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om renteswaps voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels per september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De opbrengsten uit voortijdige beëindiging van swaps worden niet geraamd omdat van tevoren niet bekend is in welke mate van dit instrument gebruik wordt gemaakt.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.

Uitgifte vaste schuld en mutatie vlottende schuld

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. De financieringsbehoefte bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de uitstaande schuld op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming voor het kassaldo van de Rijksoverheid. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de uitstaande schuld op de geldmarkt gelijk blijft en het resterende deel van de financieringsbehoefte op de kapitaalmarkt wordt gedekt door de uitgifte van DSL’s. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft deze gelijk. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt jaarlijks bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld (Outlook) in december.

Artikel 12 Kasbeheer

A. Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. De wettelijke basis is geregeld in de Comptabiliteitswet 201640 en nader uitgewerkt in de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen41 (voor RWT’s), de Wet financiering decentrale overheden42 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen43 en de Zorgverzekeringswet44 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen45 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk.

Bij schatkistbankieren heeft de minister van Financiën een beleidsmatige en uitvoerende rol. De uitvoering van het schatkistbankieren is belegd bij het Agentschap van de Generale Thesaurie. Schatkistbankieren houdt in dat deelnemers hun liquide (overtollige) middelen aanhouden bij het ministerie van Financiën (de schatkist). De publieke middelen verlaten de schatkist niet eerder dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Daarnaast kunnen onder voorwaarden sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen afsluiten.

Het schatkistbankieren heeft drie doelstellingen: reductie van de EMU-schuld (Europese Monetaire Unie), risicoreductie en doelmatig kasbeheer. Door alle overtollige middelen binnen de overheid te concentreren bij het ministerie van Financiën vermindert de leenbehoefte van de overheid als geheel. Deze lagere leenbehoefte zorgt voor een lagere EMU-schuld. Het risico dat deelnemers lopen met hun overtollige middelen is kleiner doordat er minder geld bij externe partijen in beheer is. Het kasbeheer is doelmatiger doordat, over de gehele collectieve sector bezien, deelnemers met een leenfaciliteit besparen op hun rentekosten omdat het ministerie van Financiën tegen lagere rentetarieven uitleent dan marktpartijen.

Het betalingsverkeer van het Rijk wordt door commerciële partijen uitgevoerd. Periodiek wordt hiertoe het betalingsverkeer, dat verdeeld is in verschillende zogenaamde percelen, aanbesteed. Het ministerie van Financiën coördineert deze aanbestedingen. Door deze aanbestedingen worden commerciële partijen geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden. De doelstelling van het betalingsverkeer is het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening en het bewaken van de kosten hiervan.

Kengetallen

Het schatkistbankieren kent kengetallen die laten zien wat de omvang is van de aangehouden en uitgeleende middelen én wat de bijdrage is aan het reduceren van de EMU-schuld. De EMU-schuld bestaat uit alle schulden van de collectieve sector aan instellingen buiten de overheid. Doordat de deelnemers aan het schatkistbankieren hun overtollige middelen bij het Rijk aanhouden, hoeft het Rijk minder te lenen. Het gevolg is dat de omvang van de totale extern uitstaande schuld van de hele collectieve sector daalt en daardoor de EMU-schuld afneemt.

Agentschappen 4,1 8,7
RWT's en derden 23,0 6,4
Sociale fondsen 34,5 0,0
Decentrale overheden 17,1 0,0
Totaal 78,7 15,1
In procenten bbp 7,6%

C. Beleidswijzigingen

In 2025 zijn geen beleidswijzigingen voorzien. In 2024 wordt het beleid door middel van een Periodieke Rapportage voor het gehele artikel 12 integraal geëvalueerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 4.871 6.046 5.598 5.575 5.954 6.401 6.739
Uitgaven 4.871 6.046 5.598 5.575 5.954 6.401 6.739
Rente 2.542 3.346 2.898 2.875 3.254 3.701 4.039
Rente kasbeheer 2.542 3.346 2.898 2.875 3.254 3.701 4.039
Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom) 0 0 0 0 0 0 0
Leningen 2.328 2.700 2.700 2.700 2.700 2.700 2.700
Verstrekte leningen 2.328 2.700 2.700 2.700 2.700 2.700 2.700
Mutaties in rekening-courant en deposito's 0 0 0 0 0 0 0
Mutaties in rekening courant en deposito 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 24.456 18.495 15.194 15.355 17.018 16.495 15.909
Rente 125 145 193 247 297 344 383
Rente kasbeheer 125 145 193 247 297 344 383
Voortijdige beëindiging binnen kasbeheer 1 0 0 0 0 0 0
Leningen 1.181 1.202 1.364 1.417 1.473 1.779 1.792
Ontvangen aflossingen 1.181 1.202 1.364 1.417 1.473 1.779 1.792
Mutaties in rekening-courant en deposito's 23.150 17.148 13.637 13.691 15.248 14.371 13.735
Mutaties in rekening courant en deposito 23.150 17.148 13.637 13.691 15.248 14.371 13.735
  1. Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden 0%

Budgetflexibiliteit

De uitgaven en ontvangsten op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en -baten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito’s en rekening-courant-tegoeden die deelnemers in de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen en mutaties in rekening-courant en deposito.

Rente

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers van schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente, bij positieve rentestanden, over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito’s die ze bij de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en over roodstanden op de rekening-courant. De door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten. De verwachte rentelasten zijn hoger dan de verwachte rentebaten doordat er in totaal meer middelen in de schatkist worden aangehouden dan dat er zijn uitgeleend (in de vorm van leningen en roodstand op de rekening-courant). Door een verwachte daling van de korte rente in 2025 wordt verwacht dat de rentelasten zullen dalen. Vanaf 2027 nemen de rentelasten weer toe met name door een verwachte instroom van aangehouden middelen in de schatkist.

Leningen

De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk) weer. Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment of wordt er een boetebedrag door de deelnemer betaald, afhankelijk van het type deelnemer. Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven of ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

De posten toename en afname saldi in rekening-courant46 en deposito’s47 geven het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2025 wordt een instroom van middelen, en dus inkomsten voor het Rijk, van € 13,6 mld. geraamd.

6. Bijlagen

Bijlage 1: ZBO's en RWT's

Waarderingskamer ZBO en RWT Artikel 1 2.489 Waarderingskamer Evaluatie 2017-2021- Eindrapport | Rapport | Rijksoverheid.nl 2027
Autoriteit Financiële Markten (AFM) ZBO en RWT Artikel 2 737 Kamerbrief over Kaderwetevaluaties Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank 2016-2020 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl 2026
De Nederlandsche Bank (DNB) ZBO en RWT Artikel 2 2.112 Kamerbrief over Kaderwetevaluaties Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank 2016-2020 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl 2026
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer RWT Artikel 2 0 Evaluatieplicht niet van toepassing Evaluatieplicht niet van toepassing
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars RWT Artikel 2 0 Evaluatieplicht niet van toepassing Evaluatieplicht niet van toepassing
Commissie Eindtermen Accountsopleiding (CEA) ZBO Artikel 2 0 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/07/21/evaluatie-rapport-cea 2028
Stichting administratiekantoor financiële instellingen (NLFI) RWT Artikel 3 5.169 Evaluatieplicht niet van toepassing Evaluatieplicht niet van toepassing
Kadaster Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties ZBO en RWT Artikel 1 2.933
Kamer van Koophandel Economische Zaken ZBO en RWT Artikel 1 341
RDW Infrastructuur en Waterstaat ZBO en RWT Artikel 1 3.452
Nationale Politie Justitie en Veiligheid RWT Artikel 1 1.191
Autoriteit Consument en Markt (ACM) Economische Zaken ZBO Artikel 2 525
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) Justitie en Veiligheid ZBO Artikel 2 0

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen

B2 Naam Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021 124.876 25.094 5.908 0 0 0
Korte duiding Ten behoeve van gemeentelijke hulp aan Toeslagengedupeerden is in 2020 via een specifieke uitkering circa. € 10,8 mln. (100% voorschot; tevens circa. € 214.000 via het Btw-compensatiefonds) ter beschikking gesteld aan 344 gemeenten. Gemeenten verantwoorden deze middelen sinds 2021 onder de nieuwe, uitgebreide regeling FIN B2.

Ten behoeve van gemeentelijke hulp aan Toeslagengedupeerden is in 2021 via deze tweede specifieke uitkering circa. € 11,8 mln. (25% voorschot van totaal beschikbare € 47,2 mln.; tevens € 935.000 via het Btw-compensatiefonds) ter beschikking gesteld aan 352 gemeenten. Gemeenten kunnen deze middelen in ieder geval tot en met 2026 inzetten en verantwoorden. Deze tweede specifieke uitkering «vervangt» en verbreedt de eerste specifieke uitkering op dit onderwerp (2020). Dit betekent dat gemeenten de onder de eerste specifieke uitkering ontvangen middelen voorts verantwoorden als onderdeel van de verantwoordingen over de tweede specifieke uitkering). In 2022 is circa € 33 mln. uitbetaald aan gemeenten en in de eerste maanden van 2023 heeft een nabetaling (correctie) plaatsgevonden ter waarde van circa € 0,4 mln. In 2023 is circa € 46 mln. uitbetaald aan gemeenten. De eerstvolgende betalingen zullen eind 2024 plaatsvinden o.b.v. de verantwoordingen van gemeenten over hun uitgaven in 2023.
Juridische grondslag Ministeriële regeling
Maatschappelijke effecten Deze uitkering stelt gemeenten in staat om gedupeerden in het kader van het Toeslagenherstel van adequatie «brede hulp» op de vijf gemeentelijke hulpgebieden te voorzien. Dit draagt bij aan de doelstelling van de Toeslagenherstelactie: compensatie en herstel, zodat gedupeerden zo snel mogelijk hun leven weer kunnen oppakken.
Ontvangende partijen 353 (voormalige) Nederlandse gemeenten
Artikel 13. Toeslagen
Totaal 124.876 25.094 5.908 0 0 0

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Belastingen

Stand ontwerpbegroting 2024 3.475.108 3.317.068 3.297.943 3.300.677 3.274.723 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 127.003 167.672 111.664 68.732 67.947 3.341.156
Nieuwe mutaties
Afdracht ketenpartners 3.001 65.273 12.848 0 0 0
Uitkering incidentele CAO-componenten 35.303 0 0 0 0 0
Loon- en prijsbijstelling 187.724 182.929 181.293 181.274 180.373 180.350
Toerekening uitgaven aan Toeslagen en Douane 0 ‒ 53.336 ‒ 36.837 ‒ 25.332 ‒ 21.617 ‒ 21.417
Invorderingsrente Sondervermögen 203.000 0 0 0 0 0
Overige mutaties 22.611 2.394 ‒ 4.079 ‒ 5.489 ‒ 10.505 ‒ 12.442
Stand ontwerpbegroting 2025 4.053.750 3.682.000 3.562.832 3.519.862 3.490.921 3.487.647
Stand ontwerpbegroting 2024 1.322.182 1.364.391 1.384.381 1.443.904 1.248.904 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 288.816 203.471 138.627 33.399 103.845 1.350.311
Nieuwe mutaties
Overige mutaties ‒ 210 ‒ 210 ‒ 210 ‒ 210 ‒ 210 ‒ 210
Stand ontwerpbegroting 2025 1.610.788 1.567.652 1.522.798 1.477.093 1.352.539 1.350.101

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Afdracht ketenpartners

Voor de jaren 2024-2026 wordt vanuit Dienst Toeslagen budget overgeheveld naar de Belastingdienst voor hun werkzaamheden met betrekking tot de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) en overig. Het gaat hierbij om de inzet van personeel bij de dienstonderdelen CAP (Centrale Administratieve Processen, verwerking gegevens en betalingen), KI&S (Klantinteractie & -services, Belastingtelefoon) en O&P (Organisatie & personeel, personeelszaken zoals werving) van de Belastingdienst. Het bedrag in 2024 is gesaldeerd met de teruggave aan Toeslagen als gevolg van minder werkzaamheden die voor UHT benodigd zijn.

Uitkering incidentele CAO-componenten

Vanuit de loon- en prijsbijstelling die is ontvangen in 2023 is een reservering in 2024 aangelegd op artikel 10 om de nieuwe cao in dat jaar te kunnen dekken. Hiervan is € 35 mln. benodigd voor de Belastingdienst voor de eenmalige uitkeringen in 2024.

Loon- en prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling 2024 is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting van Financiën (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

Toerekening van artikel Belastingen aan artikel 9 Douane en artikel 13 Toeslagen

De toerekening geeft inzicht in de integrale uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane en Dienst Toeslagen maakt. Het betreft hier onder andere activiteiten als facilitaire zaken, ICT, de BelastingTelefoon en heffing en inning. Deze mutatie betreft een actualisatie van de toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 9 Douane en een toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 13 Toeslagen. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van de Douane- en/of toeslagenprocessen.

Invorderingsrente Sondervermögen

Naar aanleiding van het Hoge Raad arrest op 14 juni, waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat een Duits fonds (Immobielen-Sondervermögen) geen buitenlands belastingplichtige is in Nederland, dient betaalde VPB inclusief rente terugbetaald te worden. Het betreft hier invorderingsrente uit de jaren 1998-2011. Voor de belastingjaren vanaf 2012 wordt geen rente uitgekeerd.

Artikel 2 Financiële markten

Stand ontwerpbegroting 2024 34.035 27.110 26.030 35.930 25.580 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 ‒ 2.098 679 4.085 ‒ 9.766 599 26.194
Nieuwe mutaties
Desaldering UBO uitgaven 2.100 0 0 0 0 0
Overige mutaties 1.342 663 662 662 662 662
Stand ontwerpbegroting 2025 35.379 28.452 30.777 26.826 26.841 26.856
Stand ontwerpbegroting 2024 10.209 9.905 8.450 8.450 8.450 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 0 0 0 0 0 8.450
Nieuwe mutaties
Desaldering UBO ontvangsten 2.100 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 12.309 9.905 8.450 8.450 8.450 8.450

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Desaldering UBO uitgaven en ontvangsten

Voor het Ultimate Beneficial Owner (UBO) register werden extra kosten van € 2,1 mln. verwacht. De UBO-registers worden geleidelijk ontsloten. Dit is juridisch en technisch complex, en kost daardoor meer tijd dan gedacht. Door gedeeltelijke ontsluiting van het register komen inmiddels wel weer inkomsten binnen, die de kosten deels kunnen opvangen.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Stand ontwerpbegroting 2024 659.146 583.420 440.101 187.101 110.101 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 819 400 0 0 0 110.101
Incidentele suppletoire begroting TenneT 13.100.000 11.900.000 0 0 0 0
Nieuwe mutaties
Kernkapitaal InvestNL 0 0 0 200.000 200.000 200.000
Kernkapitaal Invest International 0 0 100.000 0 0 0
Lening TenneT 0 2.300.000 17.100.000 0 0 0
Overige mutaties 303 73 73 73 73 73
Stand ontwerpbegroting 2025 13.760.268 14.783.893 17.640.174 387.174 310.174 310.174
Stand ontwerpbegroting 2024 2.765.500 1.130.500 1.090.500 1.121.500 1.126.500 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 798.025 ‒ 78.293 25.546 ‒ 5.454 34.546 1.166.046
Incidentele suppletoire begroting TenneT 229.676 720.918 900.386 900.386 900.386 900.386
Nieuwe mutaties
Opbrengst verkoop ABN AMRO 443.753 0 0 0 0 0
Terugdraaien Tegenontvangst kapitaalinjectie TenneT 2023 ‒ 1.602.000 0 0 0 0 0
Renteontvangsten lening TenneT 17.722 39.627 466.436 720.560 720.560 720.560
Overige mutaties 0 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 2.652.676 1.812.752 2.482.868 2.736.992 2.781.992 2.786.992

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Kernkapitaal Invest-NL

Invest-NL krijgt in totaal € 900 mln. tot en met 2029 aan additionele middelen waarmee haar slagkracht wordt vergroot. € 600 mln. wordt vanaf de begroting van Financiën gebruikt voor versterking van het kernkapitaal, wat onder meer bijdraagt aan de doorgroei van startups naar scaleups. Met cumulatief € 250 mln. krijgt Invest-NL de mogelijkheid Blended Finance uit te breiden om hiermee knelpunten in de bedrijfsfinanciering te kunnen adresseren. Daarmee wordt het innovatief mkb aanvullend geholpen om door te groeien en neemt de maatschappelijke impact van Invest-NL nog meer toe. Tevens wordt cumulatief € 50 mln. toegevoegd in het Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid (BEV), waarmee als laatste redmiddel een belang kan worden genomen in bedrijven wanneer voorziene investeringen van statelijke actoren onze nationale veiligheid bedreigen. De bijdragen voor Blended Finance en het BEV worden verantwoord op de begroting van Economische Zaken.

Kernkapitaal Invest International

Ter ondersteuning van de financiering van het internationale Nederlandse bedrijfsleven door Invest International wordt een bedrag van € 100 mln. in 2026 vrijgemaakt uit de gereserveerde middelen voor Invest NL vanuit het hoofdlijnenakkoord. Het kabinet onderzoekt tegelijkertijd hoe de continuïteit van Invest International voor de toekomst kan worden geborgd, onder andere door te bezien of en zo ja onder welke voorwaarden een integratie van beide organisaties mogelijk is, op zodanige wijze dat de beleidsdoelen van beide organisaties worden versterkt (binnen de geldende budgettaire afspraken).

Lening TenneT

Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland heeft TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. De leningsfaciliteit is opgehoogd met € 2,3 mld. voor 2025 en uitgebreid met € 17,1 mld. voor 2026.

Ontvangsten

Opbrengst verkoop ABN AMRO

De ontvangsten nemen in 2024 met ten minste € 443 mln. toe. Dit komt door de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat via de beurs en de inkoop van aandelen door ABN AMRO. De ontvangsten betreffen de verkoopopbrengst tot en met juli 2024.

Terugdraaien terugontvangst kapitaalinjectie TenneT 2023

De Duitse staat heeft laten weten dat het op dit moment geen volledige aankoop van TenneT Duitsland kan realiseren. Dit betekent dat er geen terugontvangst is van het kapitaal dat vorig jaar door de Staat in TenneT is gestort (€ 1,602 mld.). Deze ontvangst was in 2024 wel begroot.

Renteontvangsten lening TenneT

De Staat ontvangt een marktconforme rente met additionele vergoedingen over de verstrekte lening aan TenneT.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Stand ontwerpbegroting 2024 434.870 552.197 382.923 574.379 283.372 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 85.778 ‒ 434 66 66 66 338.838
Nieuwe mutaties
HLA: Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking (ODA); HLA-maatregel 34 0 0 0 ‒ 92.695 ‒ 75.575 ‒ 63.237
Ophoging ESM kapitaalinleg 0 76.900 0 0 0 0
Overige mutaties 0 292 272 109 ‒ 38 ‒ 40
Stand ontwerpbegroting 2025 520.648 628.955 383.261 481.859 207.825 275.561
Stand ontwerpbegroting 2024 248.952 231.488 225.236 258.904 256.799 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 ‒ 135.098 ‒ 163.868 ‒ 2.921 ‒ 1.789 1.269 252.169
Nieuwe mutaties
Bijstelling renteontvangsten Greek Loan Facility (GLF) 6.855 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 120.709 67.620 222.315 257.115 258.068 252.169

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

HLA: Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking (ODA); HLA-maatregel 34

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. De ombuiging op de Rijksbrede ODA-middelen slaat bij Financiën neer op de bijdrage aan de Wereldbank.

Ophoging ESM kapitaalinleg

Bij de toetreding van Kroatië tot het Europees Stabiliteitsmechanisme- (ESM) is afgesproken dat de ESM-bijdragesleutel voor alle leden bijgewerkt zou worden ter gelegenheid van de volgende toetreding tot het ESM en uiterlijk op 1 januari 2026. De ECB heeft op 1 januari 2024 de kapitaalsleutel geactualiseerd. Hieruit volgt dat Nederland een groter aandeel in de Europese economie en bevolking had dan voorheen. Omdat toetreding tot het ESM van een nieuwe lidstaat niet uit te sluiten is voor 2026, is de aanvullende kapitaalinleg (onder voorbehoud) opgenomen in de begroting van 2025.

Ontvangsten

Bijstelling renteontvangsten Greek Loan Facility (GLF)

De renteontvangsten voor de Greek Loan Facility (GLF) worden naar boven bijgesteld op basis van de renterealisaties ontvangen van de Europese Commissie.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Stand ontwerpbegroting 2024 168.366 151.366 151.762 152.393 152.393 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 396 396 0 0 0 152.393
Nieuwe mutaties
Bijstelling langlopende schade ‒ 5.000 ‒ 5.000 ‒ 5.000 ‒ 5.000 ‒ 5.000 ‒ 5.000
Overige mutaties 3.632 1.396 1.408 1.418 1.418 1.418
Stand ontwerpbegroting 2025 167.394 148.158 148.170 148.811 148.811 148.811
Stand ontwerpbegroting 2024 133.206 131.207 124.224 122.607 119.607 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 0 0 0 0 0 104.707
Nieuwe mutaties
Bijstelling schaderestituties na 2019 12.750 0 0 0 0 0
Schaderestituties vanaf 1999 voor 2019 2.250 0 0 0 0 0
Overige mutaties 251 251 251 882 882 882
Stand ontwerpbegroting 2025 148.457 131.458 124.475 123.489 120.489 105.589

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Bijstelling langlopende schadezaken

Naar aanleiding van een aangescherpte ekv-ramingssystematiek, is besloten dat definitieve schades niet langer geboekt worden. In plaats daarvan is er wel een onttrekking uit de begrotingsreserve (alleen voor schadezaken na 2019). Hiermee wordt de openstaande vordering verlaagd en de raming aan de ontvangstenkant (1x per jaar) door ADSB bijgewerkt. Dit leidt tot een bijstelling op de langlopende schadeuitkeringen van € 5 mln. (meerjarig).

Ontvangsten

Bijstelling schaderestituties na 2019

Ivm de aangescherpte ekv-ramingssystematiek is er een splitsing gemaakt tussen schaderestituties vóór 1999, tussen 1999 en 2019 en ná 2019. Er is 15% (€ 2,25 mln.) van de oude totale restitutiereeks na 1999 (15 mln.) geboekt op schaderestituties tussen 1999 en 2019. Het restant daarvan € 12,75 mln. is geboekt op schaderestituties ná 2019, wat resulteert in een bijstelling.

Schaderestituties vanaf 1999 voor 2019

Naar aanleiding van een nieuwe ekv-ramingssystematiek is er een splitsing gemaakt in schaderestituties. Op basis van een splitsing in schaderestituties zijn drie tijdslijnen vastgesteld, namelijk vóór 1999, tussen 1999 en 2019 en ná 2019. Uit schaderestitutie overzichten blijkt dat de totale omvang van schaderestituties na 1999 € 15 mln. bedraagt. Van dit bedrag is geraamd dat 15% (€ 2,25 mln.) van deze restitutiereeks te maken heeft met schaderestituties tussen 1999 en 2019. Conform de nieuwe boekingssystematiek wordt dit bedrag onttrokken aan de begrotingsreserve.

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

Stand ontwerpbegroting 2024 4.015.034 4.015.034 4.015.034 4.015.034 4.015.034 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 89.148 1.201 293 63 63 4.015.097
Nieuwe mutaties
Overhevelingen Btw-compensatiefonds (BCF) 48.078 8.187 7.517 279 279 0
Bijstelling Btw-compensatiefonds (BCF) 96.376 224.272 225.792 233.260 233.260 233.539
Stand ontwerpbegroting 2025 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636
2024 2025 2026 2027 2028 2029
Stand ontwerpbegroting 2024 4.015.034 4.015.034 4.015.034 4.015.034 4.015.034 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 89.148 1.201 293 63 63 4.015.097
Nieuwe mutaties
Overhevelingen Btw-compensatiefonds (BCF) 48.078 8.187 7.517 279 279 0
Bijstelling Btw-compensatiefonds (BCF) 96.376 224.272 225.792 233.260 233.260 233.539
Stand ontwerpbegroting 2025 4.248.636 4.248.694 4.248.636 4.248.636 4.248.636 4.248.636

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Overheveling Btw-compensatiefonds (BCF)

Als gevolg van overhevelingen van budget van ministeries naar decentrale overheden wordt een bedrag in het gemeente of provinciefonds gestort. Het geraamde btw-deel van dit bedrag wordt in het BCF gestort. Gemeentes en provincies kunnen de betaalde btw in verband met de overhevelingen terugvragen bij het BCF. Deze uitgaven worden gedekt vanuit de belastingontvangsten.

Bijstelling Btw-compensatiefonds (BCF)

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Artikel 8 Apparaat

Stand ontwerpbegroting 2024 407.351 396.781 380.591 378.471 377.911 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 18.542 15.634 8.778 5.273 5.513 382.779
Nieuwe mutaties
Loon- en prijsbijstelling 22.407 22.034 22.309 22.000 21.978 21.978
HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid (apparaat); HLA-maatregel 26 0 ‒ 19.840 ‒ 38.060 ‒ 56.770 ‒ 75.582 ‒ 83.140
Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden 0 6.317 8.143 7.848 7.768 7.798
Overige mutaties 1.834 10.320 9.562 9.354 9.067 9.097
Stand ontwerpbegroting 2025 450.134 431.246 391.323 366.176 346.655 338.512
Stand ontwerpbegroting 2024 57.003 57.920 57.120 57.000 56.426 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 4.961 3.050 3.000 3.000 4.500 59.426
Nieuwe mutaties
HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid (apparaat); HLA-maatregel 26 0 ‒ 2.896 ‒ 5.712 ‒ 8.550 ‒ 11.285 ‒ 12.414
Overige mutaties 47 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 62.011 58.074 54.408 51.450 49.641 47.012

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling 2024 is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid; HLA-maatregel 26

Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord is een taakstelling op de apparaatsbudgetten van het ministerie van Financiën van oplopend tot per saldo € 70,7 mln. structureel doorgevoerd (de betreffende budgettaire taakstellingsmutaties raken zowel de uitgaven (€ 83,1 mln.) als de ontvangsten (€ 12,4 mln.), wat per saldo tot de korting van € 70,7 mln. leidt).

In deze ontwerpbegroting 2025 is de taakstellingsreeks die ingaat vanaf begrotingsjaar 2025, van € 15,6 mln. structureel, reeds concreet doorverdeeld naar diverse organisatieonderdelen van het ministerie. De concrete verdeling van de resterende taakstellingsreeks, € 55,1 mln. structureel, over de apparaatsbudgetten van Financiën wordt nog nader uitgewerkt en in de 1e suppletoire begroting 2025 verwerkt.

Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden

De Belangenbehartiger wordt een nieuw op te richten onderdeel binnen het ministerie van Financiën. De kwartiermaker Onafhankelijke Belangenbehartiger is sinds 2023 bezig dit onderdeel in– en op te richten, en per 1 januari 2025 zal de Belangenbehartiger van start gaan. Op 12 juni 2024 is uw Kamer geïnformeerd over het advies van de kwartiermaker inzake die in- en oprichting, waarin het advies en de visie van het kabinet op de beoogde taken en bevoegdheden wordt behandeld48. De Belangenbehartiger zal primair onafhankelijke rechtshulp bieden aan burgers en bedrijven in hun belasting- en/of toeslagzaken. De Belangenbehartiger werkt daarin aanvullend op de bestaande dienstverlening van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen en andere maatschappelijke organisaties.

Ontvangsten

HLA: Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid; HLA-maatregel 26

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Artikel 9 Douane

Stand ontwerpbegroting 2024 804.823 798.538 793.776 776.089 768.873 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 203.939 4.309 4.099 984 984 769.660
Nieuwe mutaties
Bijdragen aan de Belastingdienst ‒ 9.336 ‒ 404 ‒ 103 ‒ 107 ‒ 23 0
Toerekening van Belastingdienst aan Douane 0 3.069 2.918 2.930 2.999 2.999
Loon-en prijsbijstelling 32.960 32.690 32.542 31.485 31.148 31.142
Uitkering incidentele CAO-componenten 9.317 0 0 0 0 0
Vertragingsrente Traditionele Eigen Middelen 20.076 0 0 0 0 0
Overige mutaties 1.662 ‒ 806 ‒ 781 ‒ 916 ‒ 1.043 ‒ 1.072
Stand ontwerpbegroting 2025 1.063.441 837.396 832.451 810.465 802.938 802.729
Stand ontwerpbegroting 2024 10.705 10.705 10.705 10.705 10.705 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2023 0 0 0 0 0 10.705
Nieuwe mutaties
Stand ontwerpbegroting 2025 10.705 10.705 10.705 10.705 10.705 10.705

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Bijdrage aan de Belastingdienst

Dit betreft de bijdrage van Douane voor de aanschaf van een aantal ICT-diensten buiten de standaarddienstverlening (plusdiensten).

Toerekening van artikel Belastingen aan artikel Douane

De toerekening geeft inzicht in de integrale uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane maakt. Het betreft hier onder andere activiteiten als facilitaire zaken, ICT, de BelastingTelefoon en heffing en inning. Deze mutatie betreft een actualisatie van de toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 9 Douane. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van de Douaneprocessen.

Loon- en prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling 2024 is bij de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen, waaronder artikel 9 Douane.

Uitkering incidentele CAO-component

Vanuit de loon- en prijsbijstelling 2023 is een reservering in 2024 aangelegd op artikel 10 Nog onverdeeld om incidentele kosten uit de nieuwe cao 2024 mee te kunnen dekken. Vanuit deze reservering wordt € 9,3 mln. overgeheveld naar artikel 9 voor de eenmalige uitkeringen in 2024.

Vertragingsrente Traditionele Eigen Middelen

Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM). De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd. Dit heeft geleid tot circa € 20,5 mln. aan TEM nabetalingen via de begroting van Buitenlandse Zaken. De corresponderende vertragingsrente op de nabetalingen bedraagt circa € 20 mln. en wordt door Douane verantwoord op artikel 9 van de Financiënbegroting.

Artikel 10 Nog onverdeeld

Stand ontwerpbegroting 2024 154.748 71.889 71.752 59.586 54.262 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 232.531 236.616 247.780 258.082 260.931 305.920
Nieuwe mutaties
Uitkering incidentele CAO-componenten ‒ 54.384 0 0 0 0 0
Loonbijstelling ‒ 236.194 ‒ 219.032 ‒ 212.411 ‒ 208.466 ‒ 207.503 ‒ 207.503
Prijsbijstelling ‒ 42.006 ‒ 38.059 ‒ 37.301 ‒ 36.564 ‒ 35.921 ‒ 35.892
HLA: Uitvoeringskosten Herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw; HLA-maatregel 8 0 0 0 5.000 5.000 5.000
HLA: Uitvoeringskosten Invoeren circulaire plastic heffing; HLA-maatregel 54 0 0 0 0 5.000 5.000
Overig ‒ 583 383 376 831 846 861
Stand ontwerpbegroting 2025 54.112 51.797 70.196 78.469 82.615 73.386
Stand ontwerpbegroting 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties
Stand ontwerpbegroting 2025 0 0 0 0 0 0

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Uitkering incidentele CAO-component

Vanuit de loon- en prijsbijstelling 2023 is een reservering in 2024 aangelegd op artikel 10 Nog onverdeeld om incidentele kosten van de nieuwe cao 2024 mee te kunnen dekken. In totaal wordt er € 54 mln. overgeheveld naar de apparaatsbudgetten van artikel 1, 8, 9 en 13, voor de eenmalige uitkeringen in 2024.

Loon- en prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling 2024 is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting van Financiën (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

HLA: Uitvoeringskosten Herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw; HLA-maatregel 8

De rode diesel wordt met ingang van het jaar 2027 heringevoerd voor de landbouwsector. Aan deze maatregel zitten uitvoeringskosten per 2027 verbonden van circa € 5 mln. structureel. In afwachting van een uitvoeringstoets worden deze middelen gereserveerd op artikel 10.

HLA: Uitvoeringskosten Invoeren circulaire plastic heffing; HLA-maatregel 54

Met ingang van het jaar 2028 wordt een circulaire plastic heffing ingevoerd. Aan deze maatregel zitten met ingang van 2028 uitvoeringskosten verbonden van circa € 5 mln. structureel. In afwachting van een uitvoeringstoets worden deze middelen gereserveerd op artikel 10.

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Stand ontwerpbegroting 2024 39.243 27.522 40.493 44.480 44.587 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 ‒ 8 ‒ 189 2.333 ‒ 132 ‒ 182 38.461
Nieuwe mutaties
Rente vaste schuld ‒ 213 315 804 1.029 995 897
Rente vlottende schuld ‒ 291 35 ‒ 74 ‒ 135 ‒ 179 ‒ 179
Rente derivaten lang 60 0 0 0 0 0
Aflossing vaste schuld 4.836 0 ‒ 4.836 1 0 3.894
Stand ontwerpbegroting 2025 43.627 27.683 38.720 45.243 45.221 43.073
Stand ontwerpbegroting 2024 51.314 52.244 73.727 65.788 74.023 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 12.849 10.945 7.655 445 ‒ 1.508 66.563
Nieuwe mutaties
Uitgifte vaste schuld 0 5.979 13.106 2 ‒ 6.450 ‒ 2.131
Rente derivaten lang 0 ‒ 54 ‒ 61 ‒ 56 ‒ 36 ‒ 25
Vooritjdige beindiging 214 0 0 0 0 0
Mutatie vlottende schuld ‒ 9.034 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2025 55.343 69.114 94.427 66.179 66.029 64.407
  1. Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

De ramingen voor rente en uitgifte schuld zijn bijgesteld als gevolg van een veranderde financieringsbehoefte, nieuwe schulduitgiftes en aangepaste rentepercentages.

Voor 2024 wordt een lager kastekort verwacht dan eerder geraamd, waardoor de financieringsbehoefte in 2024 afneemt. Hierdoor neemt de vlottende schuld af met € 9 mld. De rentelasten van de vlottende schuld nemen hierdoor ook af. De rentelasten van de vaste schuld nemen in 2024 af door de gerealiseerde rentepercentages. Vanaf 2025 wordt verwacht dat de rentelasten van de vaste schuld toenemen door hogere rentepercentages zoals geraamd door het CPB en een hoger kastekort.

Artikel 12 Kasbeheer

Stand ontwerpbegroting 2024 6.243 6.088 6.133 6.374 6.721 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 ‒ 562 ‒ 1.056 ‒ 893 ‒ 671 ‒ 503 6.561
Nieuwe mutaties
Rente kasbeheer 365 566 335 251 183 178
Stand ontwerpbegroting 2025 6.046 5.598 5.575 5.954 6.401 6.739
Stand ontwerpbegroting 2024 15.379 16.270 14.883 14.079 12.204 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 1.779 ‒ 1.154 482 2.303 4.091 16.606
Nieuwe mutaties
Rentebaten kasbeheer 6 5 12 16 18 19
Ontvangsten aflossingen 41 28 28 24 12 4
Mutaties in rekening-courant en deposito 1.289 45 ‒ 49 596 169 ‒ 720
Stand ontwerpbegroting 2025 18.495 15.194 15.355 17.018 16.495 15.909
  1. Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Rente kasbeheer

De mutatie van de rentelasten wordt verklaard door wijziging van de omvang van de aangehouden middelen in de schatkist en de gewijzigde rentepercentages zoals geraamd door het CPB.

Ontvangsten

Rentebaten kasbeheer

De raming van de rentebaten is bijgesteld als gevolg van nieuw afgesloten leningen en aangepaste rentepercentages zoals geraamd door het CPB.

Ontvangsten aflossingen

De mutaties in de aflossingen op leningen zijn voornamelijk het gevolg van het verwerken van realisaties van nieuw aangegane leningen.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutaties in de rekening-courant en deposito worden vooral veroorzaakt door mutaties in de rekening-courantstand van de sociale fondsen.

Artikel 13 Toeslagen

Stand ontwerpbegroting 2024 1.673.358 738.289 504.465 365.610 330.801 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 318.242 772.539 110.670 6.206 3.110 333.911
Mutatie NvW 1e suppletoire begroting 2024 433.500 1.158.041 733.590 292.608 0 0
Nieuwe mutaties
Afdracht ketenpartners ‒ 3.001 ‒ 65.273 ‒ 12.848 0 0 0
Loon- en prijsbijstelling 33.884 18.212 12.343 9.046 8.700 8.700
Toerekening van Belastingen aan Toeslagen 0 50.267 33.919 22.402 18.618 18.418
Uitkering incidentele CAO-componenten 8.050 0 0 0 0 0
Kasschuiven Toeslagen Herstel ‒ 554.398 153.775 119.168 281.455 0 0
Overig ‒ 11.471 ‒ 4.195 ‒ 18 ‒ 80 ‒ 157 ‒ 253
Stand ontwerpbegroting 2025 1.898.164 2.821.655 1.501.289 977.247 361.072 360.776
Stand ontwerpbegroting 2024 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties
Stand ontwerpbegroting 2025 0 0 0 0 0 0

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Afdracht ketenpartners

Onder andere de directies CAP (Centrale Administratieve Processen), KI&S (Klantinteractie & -services), IV (Informatievoorziening) en O&P (Organisatie & Personeel) van de Belastingdienst voeren ketenwerkzaamheden of daaraan gerelateerde ondersteunende werkzaamheden uit voor Dienst Toeslagen (voornamelijk UHT). Per saldo is in 2024 sprake van een afdracht van € 3 mln. aan artikel 1 Belastingen. Dit bedrag is gesaldeerd met de teruggave aan Toeslagen als gevolg van minder benodigde werkzaamheden voor de UHT. Verder wordt er in 2025 circa € 65 mln. afgedragen en in 2026 circa € 13 mln.

Loon- en prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling 2024 is bij de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen, waaronder artikel 13 Toeslagen.

Toerekening van Belastingen aan Toeslagen

De toerekening geeft inzicht in de integrale uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Dienst Toeslagen maakt. Het betreft hier onder andere activiteiten als facilitaire zaken, ICT, de BelastingTelefoon en heffing en inning. Deze mutatie betreft een actualisatie van de toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 13 Toeslagen. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die activiteiten verrichten voor de toeslagenprocessen.

Uitkering incidentele CAO-componenten

Vanuit de loon- en prijsbijstelling 2023 is een reservering in 2024 aangelegd op artikel 10 Nog onverdeeld om de nieuwe CAO-rijk in 2024 te kunnen dekken. Hiervan is circa € 8 mln. benodigd voor de artikel 13 Toeslagen voor de eenmalige uitkeringen in 2024.

Kasschuiven herteloperatie toeslagen

Er worden een aantal kasschuiven doorgevoerd om middelen voor de hersteloperatie toeslagen in het gewenste meerjarenritme te plaatsen.

  1. Hierbij wordt circa € 281 mln. aan programmamiddelen naar latere jaren geschoven. Dit vindt voornamelijk plaats om de budgetten voor de kindregeling aan te laten sluiten bij het moment van uitbetaling, de budgetten voor de ex-partnerregeling en de HZK-regeling in lijn te brengen met het verwachte moment van uitvoering en de budgetten van private schulden meerjarig te verschuiven in afwachting van te ontvangen schuldenlijsten. Daarnaast wordt er budget (€ 27 mln.) voor de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek (SPUK) uit 2025 naar 2024 verschoven in verband met verwachte declaraties vanuit gemeenten.
  2. Verder wordt er circa € 26 mln. vanuit 2024 naar latere jaren geschoven om de apparaatsbudgetten aan te laten sluiten bij de uitvoering van de verschillende regelingen.
  3. Tot slot wordt er € 275 mln. aan middelen voor aanvullende schade naar latere jaren verschoven in lijn met de uitvoering van de VSO-route door de Stichting Gelijkwaardig Herstel en de prognose van de andere routes voor aanvullende schade.  

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

Deze bijlage bevat de stand van zaken van alle nieuwe moties en toezeggingen sinds het jaarverslag IX 2022, de nog openstaande moties en toezeggingen uit voorgaande jaren en de moties en toezeggingen die sinds het jaarverslag IX 2022 zijn afgehandeld.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die zijn afgerond (fiscaal)

2020/2021 Motie van de leden Lodders en Van Weyenberg over breder wetenschappelijk onderzoek naar kwetsbaarheden in het integriteitsbeleid Kamerstukken II 2020-2021, 31 934, nr. 41 De Tweede Kamer is in de brief «Stand van zaken invoering en implementatie VOG politiegegevens en continue screening Douane» van 12 februari 2021 geïnformeerd over de uitvoering van deze motie (Kamerstukken II 2020-2021, 31934, nr. 47).

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is een onderzoek uitgevoerd naar risico's van ambtelijke en niet-ambtelijke corruptie. De focus van het onderzoek ligt op criminaliteit in de Rotterdamse haven en op de luchthaven Schiphol.

Het WODC heeft het onderzoek op 18 maart 2024 openbaar gemaakt. Door het Ministerie van JenV is het onderzoek, tezamen met een beleidsreactie, eveneens op 18 maart 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2023-2024, 24077, nr. 540).
2020/2021 (Aangehouden) Motie van het lid Omtzigt c.s. over het organiseren van een hoorzitting Kamerstukken II 2020-2021, 31 934, nr. 43 Deze motie is aangehouden.

De Tweede Kamer heeft op 1 februari 2021 een rondetafelgesprek georganiseerd over corruptie en criminaliteit in de Rotterdamse haven.

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is een onderzoek uitgevoerd naar risico's van ambtelijke en niet-ambtelijke corruptie. De focus van het onderzoek ligt op criminaliteit in de Rotterdamse haven en op de luchthaven Schiphol. In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 18 december 2020 (Kamerstukken II 2020-2021, 28844/29911, nr. 222) is dit onderzoek aangekondigd.

Het WODC heeft het onderzoek op 18 maart 2024 openbaar gemaakt. Door het Ministerie van JenV is het onderzoek, tezamen met een beleidsreactie, eveneens op 18 maart 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2023-2024, 24077, nr. 540).
2023/2024 Motie-Holterhues (ChristenUnie) c.s. over de voorgestelde aanpassing van het gebruikelijk loon in het belastingplan BES-eilanden 2024 Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. P Deze motie is afgedaan door middel van de Kamerbrief over de effecten van netto-inkomen directeur-grootaandeelhouder (DGA) op de BES-eilanden van 3 april 2024.

Kamerstukken I 2023-2024, 36 419, nr. D.
2023/2024 Motie-Van Rooijen (50PLUS) over de vermogenswinstbelasting als onderdeel van de belastinghervorming Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. S De motie is afgedaan in Kamerbrief Toekomstig stelsel box 3 en voorbereidingen arrest Hoge Raad, van 15 april 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 183.
2023/2024 Motie-Heijnen (BBB) c.s. over een nadere analyse van de tarieven van box 2 en box 3 Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. K Deze motie is afgedaan in de brief Alternatieve dekkingsopties n.a.v. Belastingplan 2024 van 5 april 2024 aan de Eerste Kamer.
Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AM.

2023/2024 Motie-Koffeman (PvdD) c.s. over minder verbruikersbelasting op dranken zonder toegevoegde suikers Kamerstukken I 2023-2024, 36 410, nr. F De motie is afgedaan in de contourenbrief van 26 april 2024 van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin mogelijke scenario's voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van suikergehalte zijn uitgewerkt.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 186.

2023/2024 Motie-Visseren-Hamakers (PvdD) c.s. over een nultarief van de verbruiksbelasting voor dranken zonder toegevoegde suikers Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. X De motie is afgedaan in de contourenbrief van 26 april 2024 van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin mogelijke scenario's voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van suikergehalte zijn uitgewerkt.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 186.

2023/2024 Motie-Geerdink (VVD) c.s. over een alternatief dekkingsvoorstel voor het hoger minimumloon Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. Y De motie is afgedaan in de Kamerbrief Alternatieve dekkingsopties n.a.v. Belastingplan 2024 van 5 april 2024.

Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AM.
2023/2024 Motie van het lid Stoffer c.s. over onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het verlaagde btw-tarief voor meer reparatiediensten te laten gelden Kamerstukken II 2023-2024, 36 410-XII, nr. 57 Deze motie is afgedaan in Kamerbrief Onderzoek mogelijkheden verlaagd btw-tarief reparatiediensten huishoudapparaten die 11 juni 2024 verstuurd is.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 198.
2023/2024 de motie-Grinwis/Stoffer over drempels in het belastingstelsel in kaart brengen Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De motie is afgedaan met Kamerbrief Inventarisatie drempels in het belastingstelsels van 13 juni 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 144.

2023/2024 de motie-Grinwis/Omtzigt over een bovennorm voor de marginale belastingdruk ontwikkelen Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Deze motie is afgedaan in Kamerbrief inzake de motie-Grinwis/Omtzigt over het ontwikkelen van een bovennorm voor de marginale druk van 18 juni 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 146.
2023/2024 de motie-Idsinga/Vermeer over het voorbereidingsproces voortzetten om de beoogde invoeringsdatum van het nieuwe box 3-regime te halen Kamerstukken II 2023-2024, 32 1 40 Deze motie is afgedaan in Kamerbrief stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 van 19 juni 2024.

Kamerstukken I 2023-2024, 32 140, nr. V.
2023/2024 de motie-Inge van Dijk/Omtzigt over een voorstel om schorsing van campers standaard onder het laagtarief te laten vallen Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De Kamer is op 27 juni 2024 geïnformeerd over de uitvoeringsgevolgen en mogelijkheden van het lage schorsingstarief voor kampeerauto's in Kamerbrief en uitvoeringstoets RDW toepassing laag schorsingstarief kampeerauto.
Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 147.
2023/2024 Motie-Schalk (SGP) c.s. over het uitwerken van maatregelen tegen hoge marginale druk in de Bouwstenennotitie Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AB Deze motie is afgedaan in de Kamerbrief Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024) van 21 juni 2024.
Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, AS.


2023/2024 -de motie-Van Weyenberg c.s. over de invoering van een verbruiksbelasting op e-sigaretten Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief Update verbruiksbelasting e-sigaretten naar aanleiding motie Van Weyenberg c.s. over belasting op e-sigaretten van 28 juni 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 011, nr. 115.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die nog niet zijn afgerond (fiscaal)

2019/2020 Motie van het lid Lodders c.s. over het monitoren van administratieve last voor mkb'ers door ATAD 2 Kamerstukken II 2019-2020, 35 302, nr. 45 De maatregelen uit ATAD2 zijn in werking getreden per 1 januari 2020. Betrouwbare uitspraken over de impact kunnen worden gedaan naarmate enige tijd is gevorderd en ervaring is opgedaan. De gevolgen van de implementatie van de documentatieverplichting uit ATAD2 op de administratieve lasten van het mkb zullen daarom worden meegenomen in een bredere rapportage over de gemonitorde gegevens die verband houden met de maatregelen die voortvloeien uit ATAD1.

Dit wordt in het vierde kwartaal 2024 aan Uw Kamer verzonden. Zie Kamerbrief 'Prinsjesdagbrief fiscale moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer', Kamerstukken II 2021/22, 35 925-IX, nr. 4.
2017/2018 Motie van het lid Snels over monitoren van onvoorziene gevolgen Kamerstukken II 2017-2018, 34 819, nr. 15 Dit wordt meegenomen bij de volgende evaluatie van de eigenwoningregeling die gepland staat voor 2027.
2020/2021 Motie van de leden Omtzigt en Bosman over kenbaar maken dat afstappen van besluitvorming bij unanimiteit op het gebied van belastingheffing voor Nederland onbespreekbaar is Kamerstukken II 2020-2021, 21 501-20, nr. 1599 Doorlopend.
2020/2021 Motie van het lid Snels over grote bedrijven verplichten om commerciële winst in Nederland te rapporteren Kamerstukken II 2020-2021, 35 570-IX, nr. 10 Deze motie wordt in het derde kwartaal afgehandeld door middel van een eindrapportage bij de monitoringsbrief.

2020/2021 Motie van de leden Van Haga en Baudet over onderzoek doen naar de gevolgen van afbouw van de wet-Hillen Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 71 Dit wordt meegenomen bij de volgende evaluatie van de eigenwoningregeling die gepland staat voor 2027.
2020/2021 Motie van het lid Pouw-Verweij c.s. over precedentwerking nooit als argument gebruiken om gedupeerden compensatie te onthouden Kamerstukken II 2020-2021, 28 362, nr. 48 Loopt mee in de brief in reactie op motie Leijten en Ellian over de rol van de Staat als procespartij, die door het ministerie van J&V zal worden verstuurd. Planning voor verzending voor J&V is het derde kwartaal van 2024.
2021/2022 de motie-Inge van Dijk over in de monitoring van de effecten een onderscheid maken in omvang van bedrijven Kamerstukken II 2021-2022, 35 9 29 Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten ‒ 1 januari 2023 - zal bij de monitoring en evaluatie rekening gehouden worden met de motie. De evaluatie vindt vanaf 3 jaar na inwerkingtreding plaats.
2021/2022 de gewijzigde motie-Romke de Jong over drie jaar na inwerkingtreding van de wet een reflectietoets uitvoeren Kamerstukken II 2021-2022, 35 9 29 Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel ‒ 1 januari 2023 - zal bij de monitoring en evaluatie rekening gehouden worden met de motie. De evaluatie vindt vanaf 3 jaar na inwerkingtreding plaats.
2022/2023 de motie-Bushoff over het aanscherpen en objectiveren van de criteria van de zwarte lijst teneinde meer laagbelastende geldstromen aan te pakken Kamerstukken II 2022-2023, 36 2 73 Het kabinet zal deze motie in de Gedragscodegroep opbrengen.
2022/2023 de motie-Idsinga over bij de verkorting van de termijnen in de BOR aansluiting zoeken bij kortere termijnen in buurlanden Kamerstukken II 2022-2023, 32 1 40 De verkorting van de termijn wordt opgenomen in het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 dat deel uitmaakt van het pakket Belastingplan 2025.
2022/2023 de gewijzigde motie-Stoffer c.s. over ook voor particuliere gevers de effecten van de beperking van de giftenaftrek blijven monitoren Kamerstukken II 2022-2023, 32 1 40, nr. 165) Deze motie zal worden meegenomen in de kabinetsreactie op de evaluatie giftenaftrek die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 zal worden verzonden.
2023/2024 Gewijzigde motie van de leden Bontenbal en Marijnissen over in samenwerking met vakbonden en bedrijven onderzoeken welke fiscale of andere obstakels winstdeling belemmeren (t.v.v. 36410-28) Kamerstukken II 2023-2024, 3641 0 De motie wordt via een Kamerbrief uiterlijk in het vierde kwartaal van 2024 afgedaan.

2023/2024 Gewijzigde motie van het lid Erkens c.s. over een analyse van de stapeling van alle maatregelen gericht op de metallurgische en mineralogische sector Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Deze motie wordt afgedaan met een onderzoeksrapport en Kamerbrief in het derde kwartaal van 2024.
2023/2024 de gewijzigde motie-Erkens c.s. over de grenseffecten van de accijnsverhoging op alcohol monitoren Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De mogelijkheden om de grenseffecten van de verhoging van de alcoholaccijns te meten worden in kaart gebracht. De Kamer wordt in het vierde kwartaal van 2024 geinformeerd.
2023/2024 de motie-Erkens over een differentiatie in de verbruiksbelasting in suikerhoudende dranken tussen vruchtensappen en andere dranken Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De motie wordt afgedaan in een wetsvoorstel dat naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 wordt ingediend bij de Tweede Kamer.

2023/2024 de motie-Alkaya over de evaluatie van expatregelingen zo snel mogelijk starten Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De evaluaties worden uiterlijk in het derde kwartaal van 2024 uitgevoerd.
2023/2024 de motie-Alkaya over de invoering van een mondiale minimumvermogensbelasting voor miljardairs Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Deze motie wordt afgedaan met een Kamerbrief die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 wordt verzonden.
2023/2024 de motie-Van der Lee over zich in internationaal verband inzetten voor een wereldwijde miljardairsbelasting Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Deze motie wordt afgedaan met een Kamerbrief die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 wordt verzonden.
2023/2024 de motie-Inge van Dijk over onderzoek naar een tariefdifferentiatie in de kansspelbelasting Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Deze motie wordt afgedaan door middel van een Kamerbrief in het derde kwartaal van 2024.
2023/2024 de motie-Grinwis c.s. over ook in Caribisch Nederland een systematiek implementeren waardoor een wml-stijging niet fiscaal wordt afgeroomd Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De motie wordt afgedaan door middel van het opnemen van een maatregel in het Belastingplan 2025.
2023/2024 de motie-Grinwis over een gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken invoeren op basis van suikergehalte Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De motie wordt afgedaan met een wetsvoorstel dat in het derde kwartaal van 2024 wordt ingediend bij de Tweede Kamer (met BP 2025).



2023/2024 de motie-Grinwis/Stoffer over bedrijfsoverdrachten in het midden- en kleinbedrijf beter mogelijk maken door splitsing van beleggingsvermogen en ondernemingsvermogen Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 De motie wordt door middel van een Kamerbrief in het derde kwartaal van 2024 afgedaan.
2023/2024 de motie-Stoffer c.s. over de uitwerking van de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 nauwkeurig monitoren Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 Monitoring zal plaatsvinden aan de hand van signalen vanuit de Belastingdienst en vanuit het bedrijfsleven. Gelet op de inwerkingtreding van de meeste maatregelen per 2025 zal dit vooral vanaf het derde kwartaal van 2025 plaatsvinden.
2023/2024 Motie-Bakker-Klein (CDA) c.s. over begrenzing aftrek van periodieke giften door particulieren boven de 250.000 euro Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AE Deze motie zal worden meegenomen in de kabinetsreactie op de evaluatie giftenaftrek die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 zal worden verzonden.
2023/2024 Motie-Geerdink (VVD) en Moonen (D66) over een alternatief voorstel voor de 30%-regeling Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. Z Op 14 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst het tussenrapport naar aanleiding van de evaluatie van de extraterritoriale kostenregeling, 30%-regeling en partiële buitenlandse belastingplicht aan de Tweede Kamer gezonden.
De motie wordt naar verwachting in het derde kwartaal afgedaan met een Kamerbrief over hoe dit meegenomen wordt in het Belastingplan 2025.
2023/2024 Motie-Heijnen (BBB) c.s. over afschaffing metallurgische en mineralogische procedés Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. M Deze motie wordt afgedaan met een onderzoeksrapport en Kamerbrief in het derde kwartaal van 2024.
2023/2024 Motie-Heijnen (BBB) c.s. over een impactanalyse van de afbouw van vrijstellingen Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. L Deze motie wordt afgedaan met een onderzoeksrapport en Kamerbrief in het derde kwartaal van 2024.
2023/2024 Gewijzigde motie-Van Rooijen (50PLUS) c.s. over tijdige indiening en behandeling van belastingmaatregelen Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. I De Kamer zal worden geïnformeerd in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan.
2023/2024 -de motie-Dijk/Maatoug over het met prioriteit uitvoeren van de motie-Alkaya over een mondiale minimumvermogensbelasting voor miljardairs en het aansluiten bij het G20-initiatief voor effectieve belasting van de allerrijksten Kamerstukken II 2023-2024, 25 0 87 Deze motie wordt afgedaan met een Kamerbrief die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 wordt verzonden.
2023/2024 de motie-Idsinga/Van Eijk over zich blijven inspannen voor de invoering van een wereldwijde minimumbelasting ten aanzien van hypermobile wealthy individuals Kamerstukken II 2023-2024, 25 0 87 Deze motie wordt afgedaan met een Kamerbrief die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 wordt verzonden.
2023/2024 -de gewijzigde motie-Idsinga/Van Eijk over een evaluatie naar de doelstellingen, huidige regelgeving en handhavings- en uitvoeringspraktijk rondom de vaststelling van fiscale woonplaats Kamerstukken II 2023-2024, 25 0 87 De evaluatie zal in het vierde kwartaal van 2024 worden afgerond en vervolgens met de Tweede Kamer worden gedeeld.
2023/2024 -de motie-Idsinga c.s. over de lucratiefbelangregeling zo aanpassen dat managers in de private-equitysector ten aanzien van hun carried interest worden belast naar het progressieve tarief van box 1 Kamerstukken II 2023-2024, 25 0 87 De motie wordt door middel van een Kamerbrief naar verwachting in de tweede helft van 2024 afgedaan.
2023/2024 de motie-Dijk/Maatoug over in EU-verband een kopgroep vormen voor het invoeren van een EU-exitbelasting voor high-net-worth individuals en een nationaal voorstel voor een exitbelasting uitwerken Kamerstukken II 2023-2024, 25 0 87 Deze motie wordt afgedaan met een Kamerbrief die naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 wordt verzonden.
2023/2024 de gewijzigde motie-Idsinga c.s. over de eerste periodieke OESO peer review na inwerkingtreding van het belastingverdrag met Malta naar de Kamer sturen Kamerstukken II 2023-2024, 36 3 21 Nadat de OESO de eerste periodieke peer review van het belastingverdrag gedaan heeft, zal deze (inclusief de gevraagde toelichting) aan de Tweede Kamer worden verstuurd.
2023/2024 Motie-Van der Goot (OPNL) en Bakker-Klein (CDA) c.s. over het fiscale knelpunt bij hybride werken van grensarbeiders Kamerstukken I 2023-2024, 35 714, nr. H De motie wordt naar verwachting uiterlijk in het derde kwartaal van 2024 afgedaan in een Kamerbrief.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die zijn afgerond (niet fiscaal)

2022/2023 Gewijzigde motie van de leden Romke de Jong en Van Weyenberg over een VOR voor iedere accountancycontrole bij grote bedrijven als verplichting opnemen in de Corporate Governance Code Kamerstukken II 2022-2023, was 326, nr. 520 Conform de motie heeft de minister van Financien de Tweede Kamer voor het zomerreces 2023 geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de verklaring omtrent risicobeheersing (VOR). Kamerstukken II, 2022-2023, 33977, nr. 45. In die brief is de minister van Financien ingegaan op het onderhandelingstraject van de schragende partijen en op de manier waarop het Kabinet bevordert dat er aan het einde van dit jaar een bepaling over de verklaring omtrent risicobeheersing klaarligt. De VOR-werkgroep is er inhoudelijk uitgekomen en heeft een voorstel naar de ministers van financiën, EZK en J&V gestuurd. Hierop volgt nog nog een appreciatie van de minister. Kamerstuk II 2023/2024, 31083-68
2023/2024 de motie-Van der Lee/Dassen over niet instemmen met een verklaring van de Eurogroep die oproept tot deregulering die het financiële systeem kwetsbaarder maakt Kamerstukken II 2023-2024, 21 501, nr. 07, nr. 2016 Deze motie is uitgevoerd. In het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 maart 2024 (Kamerstukken II 2023-24, 21 501-07, nr. 2023) wordt dit toegelicht.
2023/2024 Motie-Van der Goot (OPNL) c.s. over een regioparagraaf in de Voorjaarsnota Kamerstukken I 2023-2024, 36 410, nr. J Deze motie is afgedaan in de «Voorjaarsnota 2024» van 15 april 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 36 550, Nr. 1. In de betreffende Voorjaarsnota is een regioparagraaf opgenomen (4.7 Medeoverheden).
2023/2024 -de motie-Flach/Grinwis over concrete stappen nemen om de mate van onderuitputting te verminderen Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 70 Deze motie is afgedaan in de Voorjaarsnota 2024: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 550, nr. 1



Zoals aangegeven in de Voorjaarsnota 2024 heeft het kabinet dit voorjaar gekeken naar het realisme van de begroting. Door middel van kasschuiven is de begroting realistischer gemaakt (zie o.a. blz 24).
2022/2023 -de motie-Grinwis/Slootweg over scenario's uitwerken voor uitbreiding van het Nederlandse bankenlandschap met een depositobank Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 Deze motie is afgedaan in de Kamerbrief van 19 april 2024 appreciatie rapport «Beleidsrichtingen voor een weerbare bankensector» Kamerstuknummer II 2023/2024, 21501-07-2029. Uit het rapport blijkt dat een publieke depositobank geen duidelijke meerwaarde heeft en dat er ook geen rol voor de Volksbank is als publieke depositobank.
2021/2022 Motie van de leden Van Weyenberg en Maatoug over het goed monitoren van de loonontwikkeling en het aanspreken van sociale partners als lonen onvoldoende stijgen Kamerstukken II 2021-2022, 35 925, nr. 154 Afgedaan. De lonen worden op verschillende wijzen gemonitord, onder andere in de Voorjaarsnota. Daarnaast zijn werkgevers eerder, in de brief «Aanpak arbeidsmarktkrapte» van SZW (29544-1115, p. 11), opgeroepen om betere arbeidsvoorwaarden te bieden.
2022/2023 de motie-Slootweg/Grinwis over een jaarlijkse kabinetsreactie op de regionale Monitor Brede Welvaart Kamerstukken II 2022-2023, 36 3 60 In de Kamerbrief van 1 janurai 2024 is de kabinetaanpak voor regionale ongelijkheid aangekondigd. Hierbij worden de resultaten van de Regionale Moniotor Brede Welvaart betrokken. Kamerstuknummer II 2023/2024, 29697-142
2023/2024 -de motie-Vermeer over een risicoanalyse met betrekking tot verschillende belastingopbrengsten en economische scenario's uitwerken Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 70 Deze motie is afgedaan in de brief «Voorjaarsnota 2024» van 26 april 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 36 550, nr. 2.

De Voorjaarsnota bevat een nieuwe raming van de belastingontvangsten op basis van het actuele beeld over de economie zoals geraamd door het CPB.
2022/2023 Motie van het lid Omtzigt c.s. over bij de uitwerking van het prijsplafond een voorstel doen voor situaties waarin er meerdere huishoudens per aansluiting zijn Kamerstukken II 2022-2023, 36 200, nr. 119 Deze motie is afgedaan in de brief Betreft Contouren regeling tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen van 16 december 2022.

Kamerstukken II 2022-2023, 29023-383
2023/2024 -de motie-Idsinga/Palmen over erop toezien dat ook stukken van intern beraad zijn opgenomen in de dossiers die aan de rechter dienen te worden verstrekt Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66, nr. 1366 Deze motie is afgedaan middels de Kamerbrief «Werkinstructie op de zaak betrekking hebbende stukken» die verzonden is naar de Tweede Kamer op 16-05-24. Kamerstukken II 2023-2024, 31066, nr. 1383.



Uw Kamer heeft gevraagd erop toe te zien dat ook stukken van intern beraad opgenomen zijn in de dossiers die in het kader van een fiscale procedure op basis van artikel 8:42 van de AWB aan de rechter dienen te worden verstrekt. Ook heeft uw Kamer verzocht om een aangepaste werkinstructie. De werkinstructie «Op de zaak betrekking hebbende stukken» is hierop aangepast en heeft u samen met een begeleidende Kamerbrief op 16 mei 2024 ontvangen. Hiermee is deze motie afgedaan.
2023/2024 Motie van het lid Diederik van Dijk c.s. over zich met de Belastingdienst inspannen om de Anbistatus in te trekken van organisaties die zich antisemitisch uitlaten, terreur verheerlijken of sprekers uitnodigen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid Kamerstukken II 2023-2024, 3095 0 Deze motie is afgedaan in de Kamerbrief Appreciatie motie over intrekking ANB-status bij antisemitisme die is verzonden op 21 mei 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 30 950, nr. 398.
2023/2024 -de motie-Van Vroonhoven over nieuwe hersteloperaties als gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad uniformeren en dit vastleggen in een kaderwet Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Deze motie wordt overgenomen door BZK.
2021/2022 de motie-Azarkan over een onderzoek naar de risicoselecties die banken ter implementatie van de Wwft gebruiken Kamerstukken II 2021-2022, 31 4 77 Deze motie is afgedaan middels de Kamerbrief «Onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen» die verzonden is op 27 mei 2024. Het onderzoek dat gedaan is, is breder dan alleen de Wwft, omdat signalen over discriminatie ook breder waren.

Kamerstukken II 2023-2024, 32013-289
2022/2023 de motie-Grinwis c.s. over het in de budgettaire besluitvorming meewegen van de gevolgen van inflatieverbreding en -verdieping voor primaire levensbehoeften Kamerstukken II 2022-2023, 36 2 50 Dit is meegenomen in de augustusbesluitvorming over 2024, in aanloop naar de Miljoenennota 2024.
2023/2024 -de motie-Dijk over onderzoeken wat nodig is om de behandeling voor gedupeerden in één dag uit te voeren Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 De Kamer is via een separate brief over de afdoening van deze motie geïnformeerd.

Kamerstuk 31066-1357

Er is op verschillende manieren onderzocht of behandeling in één dag een bijdrage kan leveren aan verbetering en versnelling voor ouders. Uit de in de Kamerbrief beschreven pilots blijkt dat de behandeling op verscheidene problemen stuit. Het invoeren van zo’n werkwijze zou betekenen dat er fors ingegrepen zou moeten worden aan de integrale beoordeling met als gevolg dat de ingezette versnelling tot stilstand zou komen, en er juist vertraging zou ontstaan. Tegelijkertijd zouden ouders (of nabestaanden) tijdens hun behandeling onder grote druk komen te staan om informatie en gegevens aan te leveren en zou er geen tijd zijn om relevante informatie uit te wisselen, te controleren of te laten bezinken. Daar komt bij dat de afhankelijkheid van derde partijen en externe expertise zoals SBN en CWS aan gelijktijdige behandeling in de weg staat.
2022/2023 de motie-Azarkan c.s. over het opnemen van een planning met concreet tijdpad in de voortgangsrapportages Kamerstukken II 2022-2023, 31 0 66 Er zijn maatregelen getroffen bij de CWS (Kamerstukken II, 2022-23, 31066, nr. 1282) en voor de bezwaarafhandeling. Bij de kamerbrief aanvullende schaderoutes is het plan van aanpak van de CWS bijgevoegd.
2023/2024 de motie-Kat c.s. over de verkenning naar laagdrempelige mogelijkheden voor financieel advies en ondersteuning aan jongeren zo snel mogelijk afronden Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Deze motie wordt afgedaan in hoofdstuk 2.1.1 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024. (Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)

Deze verkenning heeft tussen oktober en december 2023 plaatsgevonden. De

coachingsgesprekken worden positief beoordeeld, maar er is ook een uitdaging in het bereiken van de doelgroep. De samenwerking met de SNS Bank is daarom op 25 maart 2024 voortgezet, waarbij SNS Bank de behoefte aan financiële begeleiding van getroffen jongeren verder inventariseert. Hiervoor wordt de huidige aanpak die in Rotterdam is gebruikt voortgezet en uitgebreid naar minimaal twee andere gemeenten. Aan jongeren worden kosteloos financiële coachingsgesprekken aangeboden in samenwerking met lokale initiatieven en netwerken.
2023/2024 de motie-Inge van Dijk/Temmink over binnen zes maanden de capaciteit bij de Commissie Werkelijke Schade opschalen naar vijftien dossiers per week Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Er zijn maatregelen getroffen bij de CWS (Kamerstukken II, 2022-23, 31066, nr. 1282). Bij de kamerbrief aanvullende schaderoutes is het plan van aanpak van de CWS bijgevoegd.

Het kabinet oordeelt dat de CWS naast haar beleid ook op organisatieniveau aanpassingen moet doorvoeren. De commissie zelf is in oktober 2023 vernieuwd, waarbij de leden een meer controlerende en kaderstellende rol hebben gekregen. Over de manier waarop de CWS de genoemde flexibiliteit kan borgen wordt het gesprek gevoerd. Het kabinet hecht eraan dat ouders in de CWS-route sneller geholpen kunnen worden, waar tegenover staat dat vanzelfsprekend ook meer capaciteit voor de CWS nodig is om de gewenste versnelling en opschaling te kunnen realiseren. De CWS geeft aan dat met de inmiddels getroffen maatregelen op termijn tenminste de door de Kamer gevraagde productie van 15 adviezen per week mogelijk maken.
2023/2024 Motie van de leden Van Campen en Tielen over opvolging van het onderzoek naar een algemene suikerbelasting aan een volgend kabinet laten Kamerstukken II 2023-2024, 3025 2 De motie is afgedaan in de Kamerbrief Oplevering onderzoek naar de mogelijkheden voor een brede suikerbelasting op voedingsmiddelen die op 14 mei 2024 aan de Kamer is verzonden.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 187.
2023/2024 -de motie-Stultiens/Inge van Dijk over een oplossing voor situaties waarin de inperking van de BAC leidt tot nadelige gevolgen voor de gedupeerde ouders Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Deze motie wordt afgedaan in hoofdstuk 1.4 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024.(Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)

De instellingsregeling is zodanig gewijzigd dat er geen sprake kan zijn van situaties die nadelig uitpakken voor ouders. Het gaat uitsluitend om situaties waarbij UHT volledig aan het bezwaar tegemoet komt, als een ouder zelf niet naar de BAC wil, als een bezwaar kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of wanneer de voorgenomen beslissing op bezwaar evident in lijn is met eerdere adviezen van de BAC.
2023/2024 -de motie-Inge van Dijk/Stultiens over regie van ouders over hun eigen proces bij de aanstaande herinrichting van CWS Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Deze motie is onderdeel van de separate brief over de aanvullende schaderoutes.

De Regieroute-VSO is gestart om een route in te richten waarin de ouder meer

invloed heeft op het proces en de inhoud.
2023/2024 -de motie-Van Vroonhoven over eerder gemaakte beloftes aan gedupeerden nakomen Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Het kabinet spant zich hier voortdurend voor in.  Dit is opgenomen in de lijst van afgedane moties van de voortgangsrapportage jan-apr (bijlage van Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)
2023/2024 -de motie-Kamminga c.s. over de voor- en nadelen van de verschillende schade- en herstelroutes aan de voorkant duidelijk aan gedupeerden communiceren Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Deze motie is onderdeel van de separate brief over de aanvullende schaderoutes.

Kamerstuknr. 31066-1391.

Het gesprek tussen het ministerie van Financiën en de SGH over deze aanbevelingen is reeds gestart, waarbij het kabinetsstandpunt is dat de uitlegbaarheid, robuustheid en schaalbaarheid van de route randvoorwaardelijk zijn voor formalisering en verdere opschaling.
2023/2024 de motie-Van Dijck over niet instemmen met BEFIT en dat ook onomwonden kenbaar maken aan de Europese Commissie Kamerstukken II 2023-2024, 21 507, nr. 07, nr. 1981 Het kabinet heeft de motie uitgevoerd en heeft de Europese Commissie in de tweede helft van 2023 en 2024 op meerdere niveaus in persoonlijke gesprekken van deze motie op de hoogte gebracht en heeft tijdens deze gesprekken de inhoud van de motie nader toegelicht. Op dat punt is de motie afgedaan.
2022/2023 de motie-Idsinga c.s. over een uitgebreide en geactualiseerde marktverkenning naar nieuwe zero-emissiebusjes Kamerstukken II 2022-2023, 36 2 02 Deze motie is afgedaan met Kamerbrief marktverkenning emissievrije bestelauto's van 13 juni 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 31 305, nr. 467.
2022/2023 -de motie-Van Weyenberg/Grinwis over zorg dragen dat consumenten uiterlijk vanaf 1 januari 2024 actief geïnformeerd worden over provisie bij het afsluiten van een schadeverzekering Kamerstukken II 2022-2023, 32 5 45 Uitvoering van de motie vraagt om wijziging van het Besluit gedragstoezicht financiele ondernemingen. Publicatie in het Staatsblad heeft plaatsgevonden (Stb. 2024, nr. 10). De regels voor actieve provisietransparantie treden in werking op 1 juli 2024.
2022/2023 de motie-Nijboer/Van der Lee over bij dekkingsopties eerst kijken naar mogelijkheden om een eerlijke bijdrage te vragen van vermogenden en winstgevende bedrijven Kamerstukken II 2022-2023, 36 200, nr. 22 Meegegeven in advisering mbt besluitvorming MN/BP 2024
2022/2023 de motie-Heinen/Slootweg over lagere brandstofaccijnzen als optie op tafel houden en meenemen in de augustusbesluitvorming Kamerstukken II 2022-2023, 36 3 50 Meegegeven in advisering mbt besluitvorming MN/BP 2024
2023/2024 -de gewijzigde motie-Van Hijum over de Kamer informeren over de uitkomst van de EU-conformiteitsprocedure inzake de Nederlandse ELGF-uitgaven Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 60 Deze motie is afgedaan in de brief «Appreciatie motie van het lid Van Hijum over de Kamer informeren over de uitkomst van de EU-conformiteitsprocedure inzake de Nederlandse ELGF-uitgaven» van 4 juni 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 36560, nr. 18.
2020/2021 Motie van het lid Kuiken c.s. over een wettelijke verankering van tuchtrecht en een tuchtraad voor letselschadeprofessionals Kamerstukken II 2020-2021, 33 552, nr. 77 Deze motie is afgedaan via het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2024 (W24) (Kamerstukken II 2023-2024, 36 442). De wettelijke verankering van het tuchtrecht voor verzekeraars was onderdeel van W24. Dit wetsvoorstel is in het voorjaar van 2022 geconsulteerd en de Afdeling advisering van de Raad van State heeft hierover op 8 februari 2023 advies uitgebracht. Aan het advies van de Afdeling is gevolg gegeven door de voorgestelde verankering van het tuchtrecht voor verzekeraars te laten vervallen (Kamerstukken II 2023-2024, 36 442, nr. 4). De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 11 juni 2024 aangenomen.
2022/2023 de motie-Graus/Edgar Mulder over onderzoek naar de oorzaken van toenemende illegale handel en smokkel in tabaksproducten Kamerstukken II 2022-2023, 36 2 02 De motie is afgedaan met Kamerbrief Brief rapport grenseffecten en pakjesraaponderzoek van 11 juni 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 011, nr. 112.
2022/2023 de motie-Van der Plas over het gebruik van contant geld waarborgen en in 2023 een effectanalyse uitvoeren Kamerstukken II 2022-2023, 27 8 63 Vorig jaar is er een onderzoek naar de toekomstge inrichting van de chartale infrastructuur gedaan. Hierin is het vraagstuk over de borging van contant geld meegenomen. De Kamer is daarover bericht (Kamerstukken II 2022/23, 27863, nr. 137). De minister kondigde in deze brief aan een wetsvoorstel voor te bereiden dat ziet op een goed toegankelijke en voor gebruikers betaalbare chartale infrastructuur en dat banken verplicht om hier zorg voor te dragen. Dit wetsvoorstel «Chartaal betalingsverkeer» ligt momenteel ter internetconsultatie voor.



Ten aanzien van de digitale euro en de impact daarvan: de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie zijn op 28 juni 2023 gepubliceerd en het BNC-fiche is op 18 augustus 2023 met de Kamer gedeeld. In de voorstellen wordt benadrukt dat digitale euro niet in de plaats komt van contant geld, maar naast contant geld bestaat. In het BNC-fiche heeft het kabinet het belang van de rol van publiek geld, zowel contant als in mogelijke digitale vorm, benadrukt en bevestigd dat de twee vormen van publiek geld complementair aan elkaar moeten zijn.

Kamerstukken II  2023-2024, 21501-07-1163.
2023/2024 de motie-Van Hijum/Heinen over kenbaar maken dat ratificatie van het ESM-verdrag alsnog geboden is Kamerstukken II 2023-2024, 21 501, nr. 07, nr. 2014 Doorlopende motie; staand kabinetsbeleid wat op gepaste momenten in Europa onder de aandacht wordt gebracht.
2023/2024 -de motie-Stultiens/Inge van Dijk over een maatwerkoplossing voor jongeren met een DUO-schuld als gevolg van de toeslagenaffaire Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 De motie is afgedaan in Kamerbrief Maatwerkoplossing voor getroffen jongeren met DUO-schuld (motie Stultiens en Van Dijk). Kamerstukken II 2023-2024 31066-1415.
2022/2023 de motie-Inge van Dijk c.s. over het opstellen van een nationaal spaarplan Kamerstukken II 2022-2023, 36 200, nr. 25 Afgedaan in Kamerbrief inzake een nationaal spaarplan.

Kamerstukken II 2023-2024, 36410-IX-45.
2023/2024 -de gewijzigde motie-Van Hijum/Inge van Dijk over een rijksbrede en structurele oplossing voor burgers en kleine ondernemers met meerdere schulden en een beperkte betaalcapaciteit Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 60 Deze motie wordt overgenomen door SZW.
2023/2024 -de gewijzigde motie-Dijk over mogelijke aanpakken in kaart brengen om het probleem van stapelfacturen voor eigen bijdragen zo snel mogelijk op te lossen Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 60 Deze motie is overgenomen door VWS.
2023/2024 -de motie-Van der Lee c.s. over uitspreken dat bij de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord de doelen van beleid worden geëxpliciteerd Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 60 Dit betreft een spreek uit motie, geen reactie vanuit kabinet.
2023/2024 -de motie-Grinwis c.s. over de schadeherstelroute via de Stichting (Gelijk)waardig Herstel opschalen en opvolging geven aan de aanbevelingen uit de evaluatie Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 De Kamer is op 16 juli 2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31066, nr. 1420.) geïnformeerd dat er een dienstverleningsovereenkomst is gesloten met SGH. Hierbij is ook ingegaan op de wijze waarop opvolging is gegeven aan de aanbevelingen uit de evaluatie.
2023/2024 de motie-Van Hijum c.s. over borgen dat de beschikbare 882 miljoen euro voor het opleiden van hightechtalent en voor onderzoek evenwichtig wordt verdeeld over de betrokken regio's Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 50 Afgerond. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd via Kamerbrief «Nationaal Versterkingsplan van Microchip-talent» d.d. 16 juli 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 29338, nr. 276.



Op basis van het doorlopen proces is een helder onderbouwd en goed navolgbare reservering van middelen per regio tot stand gekomen. Het advies reflecteert de inhoudelijke opdracht die speciaal gezant De Jong is meegegeven. De uitkomsten zijn daarmee ook in lijn met de motie Van Hijum cs. De in de motie genoemde evenwichtigheid moet gezien worden in het licht van de talentopgave van de microchipsector, waarbij expliciet breder is gekeken dan alleen de regio Brainport en een evenwichtige afweging is gemaakt op basis van een heldere onderbouwing.
2022/2023 Motie van de leden Inge van Dijk en Stoffer over de herintroductie van zilvervlootsparen Kamerstukken II 2022-2023, 36 200, nr. 94 Afgedaan in Kamerbrief inzake een nationaal spaarplan.

Kamerstukken II 2023-2024, 36410-IX-45.
2023/2024 Motie van het lid Dassen over in Europees verband pleiten voor de ontwikkeling van een wholesale-variant van de digitale euro Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 10 Afgedaan met het antwoord in het Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van maart 2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 21 501-07, nr. 2023, p. 8 en 9) en in het Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van juni 2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 21 501-07, nr. 2053).

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die nog niet zijn afgerond (niet fiscaal)

2022/2023 Motie van de leden Van der Lee en Van Weyenberg over de kapitaalmarktunie in Europees verband proactief nieuw leven inblazen Kamerstukken II 2022-2023, 21 501, nr. 07, nr. 1928 Doorlopend. Terugkoppeling volgt onder meer in verslagen van de Ecofinraad en Eurogroep.
2023/2024 -de gewijzigde motie-Van der Lee c.s. over een plan waardoor de naleving van artikel 3.1 Comptabiliteitswet wordt vergroot en volgend jaar minstens 60% bereikt Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 60 Reactie is in voorbereiding, loopt mee in de Hoofdlijnenbrief naar aanleiding van evaluatie CW.
Plan is om de Hoofdlijnenbrief in september met de Kamer te delen.
2019/2020 Motie van het lid Pieter Heerma c.s. over de Volksbank Kamerstukken II 2019-2020, 35 300, nr. 14 in behandeling.. Wordt meegenomen bij het richtinggevende besluit over de toekomst van de Volksbank. Dit richtinggevende besluit wordt verwacht in het voorjaar van 2024.
2015/2016 Gewijzigde motie van de leden Merkies en Nijboer (t.v.v. 34346, nr.6) over SNS Bank in staatshanden houden Kamerstukken II 2015-2016, 34 346, nr. 17 in behandeling.. Wordt meegenomen bij het richtinggevende besluit over de toekomst van de Volksbank. Dit richtinggevende besluit wordt verwacht in het voorjaar van 2024.
2019/2020 Motie van de leden Ronnes en Bruins over een evaluatie van de impact van het UBO-register op de privacy van betrokkenen Kamerstukken II 2019-2020, 35 179, nr. 12 Door de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU eind november 2022, is het register niet meer open voor het algehele publiek. Er wordt gewerkt aan een wetswijziging zoals o.a. ook aangegeven in de brief van 20 januari aan uw Kamer (Kamerstuknummer II 2022-2023, 31477-85) . Hierin zal deze motie worden meegenomen. Het wetsvoorstel beperking toegang UBO-registers ligt momenteel bij de Raad van State.
2020/2021 Motie van het lid Stoffer over de privacygevolgen van het UBO-register voor anbi's Kamerstukken II 2020-2021, 35 179, nr. 15 Door de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU eind november 2022, is het register niet meer open voor het algehele publiek. Er wordt gewerkt aan een wetswijziging zoals o.a. ook aangegeven in de brief van 20 januari aan uw Kamer (Kamerstuknummer II 2022-2023, 31477-85) . Hierin zal deze motie worden meegenomen. Het wetsvoorstel beperking toegang UBO-registers ligt momenteel bij de Raad van State.
2019/2020 Nader gewijzigde motie van het lid Bruins over aanscherpingen in het risicobeleid van banken onderzoeken (t.v.v. 35107-14) Kamerstukken II 2019-2020, 35 107, nr. 15 In maart 2024 heeft de minister van Financiën het onafhankelijk ambtelijk rapport Beleidsrichtingen voor een weerbare bankensector aan de Tweede Kamer verzonden. In dit rapport wordt geconcludeerd dat Nederlandse banken er financieel relatief goed voor staan, maar dat er ook relevante aandachtspunten zijn met betrekking tot risico’s in de wereldwijde, Europese en Nederlandse bankensector. Zo blijven er inherente kwetsbaarheden bij banken bestaan en er zijn nieuwe ontwikkelingen die aandacht behoeven, zoals het risico op snellere uitstroom van deposito’s door digitalisering en sociale media. Ook is er een blijvend risico op overheidsingrijpen en is regelgeving complex geworden.



In het rapport zijn ook een scala aan beleidsopties beschreven die mogelijk kunnen bijdragen aan het versterken van de weerbaarheid van de bankensector en het beperken van de risico’s voor de belastingbetaler.



In april heeft de minister van Financiën een appreciatie aan de Tweede Kamer gestuurd, waarin hij aangeeft aanleiding te zien om met een aantal beleidsopties aan de slag te gaan. Dit betreffen: een versterking van liquiditeitseisen, een getrouwe implementatie van de Bazelstandaarden, herziening macroprudentieel raamwerk, pleiten voor evaluatie van het raamwerk voor AT1-kapitaal, het versterken van de bankenunie en het versterken van de Europese kapitaalmarktunie.
2017/2018 Motie van het lid Ronnes c.s. over niet verkopen van aandelen URENCO Kamerstukken II 2017-2018, 28 165, nr. 278 in behandeling.. Verkoop van het Nederlandse aandeel in Urenco is op dit moment niet aan de orde. Van verkoop van de Nederlandse aandelen in Urenco kan pas sprake kan zijn als de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid op adequate wijze zijn geborgd.
2017/2018 Motie van de leden Alkaya en Snels over de evaluatie van de financieringswijze Kamerstukken II 2017-2018, 34 870, nr. 13 in behandeling.. Dit wordt meegenomen in de evaluatie van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019, die in 2024 wordt verwacht.
2017/2018 Motie van het lid Leijten over verzekeringen met een beleggingselement Kamerstukken II 2017-2018, 34 770, nr. 8 Er zijn de afgelopen jaren veel stappen gezet om de risico’s voor consumenten die een verzekering met een beleggingscomponent sluiten te verkleinen (zie bijlage 2 bij brief van 28 juni 2019 aan de Tweede Kamer over de stand van zaken beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2018-2019, 32013, nr. 218). Daarnaast heeft de AFM aandachtspunten opgesteld voor het verbeteren van de kennis- en ervaringstoets naar aanleiding van een onderzoek naar het afsluiten van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen via execution only. Hiermee hebben ook aanbieders van beleggingsverzekeringen handvatten om de kennis- en ervaringstoets aan te scherpen. Ten slotte zal ik deze motie betrekken bij het Burgerinitiatief Tijd voor transparantie, met name voor wat betreft de informatievoorziening richting consumenten. De motie zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.

2020/2021 Motie van het lid Van Nispen c.s. over een wettelijke verankering van de Gedragscode Behandeling Letselschade Kamerstukken II 2020-2021, 33 552, nr. 74 in behandeling.. De Tweede Kamer is in de brief van 28 juni 2021 van de minister voor Rechtsbescherming geïnformeerd over de voortgang (Kamerstukken II 2020/21, 33552, nr. 84). FIN heeft deze wijziging opgenomen in het ontwerp voor het Wijzigingsbesluit financiële markten 2024 dat in het najaar van 2023 openbaar is geconsulteerd. Momenteel worden de consultatiereacties verwerkt. Het voorstel zal bij de Afdeling advisering van de Raad van State voor advies aanhangig worden gemaakt nadat het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2024, dat een aantal delegatiegrondslagen bevat die in het besluit worden uitgewerkt, door de Tweede Kamer is aangenomen. De verwachting is op dit moment dat het wijzigingsbesluit op 1 januari 2025 in werking zal treden.
2021/2022 de motie-Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren Kamerstukken II 2021-2022, 35 8 62 Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. De Kamer wordt geïnformeerd.
2021/2022 de gewijzigde motie-Tony van Dijck over zorg dragen voor een landelijk netwerk van servicepunten Kamerstukken II 2021-2022, 32 5 45 in behandeling.. Binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer is er veel aandacht voor de toegankelijkheid van het betalingsverkeer. In mei 2021 is een Actieplan Toegankelijk Betalingsverkeer opgesteld naar aanleiding van de resultaten van de Bereikbaarheidsmonitor 2021. Dit actieplan is uitgevoerd door de banken in samenwerking met DNB en maatschappelijke organisaties uit het MOB. Het actieplan richtte zich op het verbeteren van de bekendheid van bestaande initiatieven van de banken voor kwetsbare groepen, het samen met maatschappelijke organisaties inventariseren van de behoeftes van kwetsbare groepen en passende oplossingen bedenken waar die nog onvoldoende door bestaande initiatieven kunnen worden afgedekt.

Onderdeel was ook het opzetten van informatiepunten van de vier grootbanken gezamenlijk bij alternatieve locaties, zoals bibliotheken. In januari 2023 hebben de banken een versterkt commitment uitgesproken om de toegankelijkheid van het betalingsverkeer te verbeteren. Het programma kan worden gezien als een intensivering en vervolg op het MOB Actieplan Toegankelijkheid dat recent is afgerond.
2021/2022 de motie-Azarkan over het voor banken onmogelijk maken om gehele branches een bankrekening te ontzeggen Kamerstukken II 2021-2022, 31 4 77 in behandeling.. In april 2024 is voor het laatst een overzicht gedeeld met de Tweede Kamer van de sectoren die problemen ervaren met toegang tot een bankrekening en de acties die worden ondernomen om die toegang te verbeteren. Het ministerie is bezig met deze acties.
2021/2022 de motie-Alkaya over zich als aandeelhouder inspannen voor betere arbeidsvoorwaarden en een lagere werkdruk bij KLM Kamerstukken II 2021-2022, 36 1 08 in behandeling.. Voor wat betreft het deel van de motie dat verwijst naar de nieuwe nota Staatsdeelnemingen, zie Kamerstukken II, 2021-2022, 28165, nr. 370.
2021/2022 de motie-Azarkan/Van Raan over de adviezen van de IBTB standaard in behandeling. te nemen Kamerstukken II 2021-2022, 31 0 66 Het voornemen is om in de beleidsreactie op het eerst volgende formele onderzoeksrapport van de IBTD op deze motie te reageren.
2022/2023 de motie-Heinen c.s. over strategische onafhankelijkheid ook als publiek belang definiëren Kamerstukken II 2022-2023, 2816 5 in behandeling.. De Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 wordt in handboeken nader uitgewerkt per thema. In het Handboek Aangaan deelnemingen wordt het begrip publieke belang nader geduid.
2022/2023 Motie van het lid Leijten over Kifid hervormen tot een publiekrechtelijke organisatie conform de voorstellen in de initiatiefnota Kamerstukken II 2022-2023, 35 7 27 Het onderwerp van publiekrechtelijke invulling van het Kifid zal aan bod komen in de Kifid-evaluatie in 2024. De motie zal dus worden afgedaan met het publiceren van het evaluatierapport.

2022/2023 -de motie-Inge van Dijk/Grinwis over ervoor zorgen dat de financiële dienstverlening aan stichtingen en verenigingen laagdrempelig beschikbaar blijft Kamerstukken II 2022-2023, 32 5 45 in behandeling.. De Nederlandse Vereniging van Banken heeft toegezegd de toegang voor nonprofit organisaties te verbeteren, hiervoor is in september 2023 een document uitgekomen wat banken hierbij moet helpen.  Momenteel wordt dit de werking van dit document (zomer 2024) in de praktijk geëvalueerd door de NVB samen met de sectoren.
2022/2023 -de motie-Inge van Dijk/Heinen over het in Brussel blijven agenderen van naleving en voorwaardelijkheid als belangrijke thema's in het kader van het SGP Kamerstukken II 2022-2023, 21 501, nr. 07, nr. 1894 in behandeling.: wordt doorlopend meegenomen in de Nederlandse inzet voor de lopende onderhandelingen.
2022/2023 Motie van de leden Maatoug en Van der Plas over beleidsopties om uitgekochte bedrijven ruimhartig te compenseren, maar financiële instellingen niet Kamerstukken II 2022-2023, 36 200, nr. 96 De beantwoording van de Kamervragen van het lid Maatoug (GroenLinks) van 24 april jl. aan de minister van Financiën over een bailout voor banken in de stikstofaanpak, is op 6 juli 2023 aan de Kamer aangeboden. In deze beantwoording is aangegeven dat het (inmiddels vorige) kabinet, integraal en in samenhang de mogelijke beleidsopties onderzoekt waarmee een financiële bijdrage van banken aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave kan worden geborgd in het kader van de moties van Thijssen c.s., Maatoug en Van der Plas en Beckerman, en dit meeneemt in het bredere proces voor de landbouwaanpak. Dit onderzoek omvat de voor- en nadelen, juridische en praktische haalbaarheid en economische doeltreffendheid en doelmatigheid, alsmede de samenhang met de bijdrage die van de overige ketenpartijen wordt verwacht.
2022/2023 motie-Prast (36.200, AO): verzoekt de regering te voorkomen dat banken een rekening weigeren of eenzijdig opheffen zonder dat daar vanuit perspectief van witwassen een gerechtvaardigde reden voor is, Kamerstukken I 2022-2023, 36200-AO De motie is in behandeling.. In april 2024 is voor het laatst een overzicht gedeeld met de Tweede Kamer van de sectoren die problemen ervaren met toegang tot een bankrekening en de acties die worden ondernomen om die toegang te verbeteren. Het ministerie is bezig met deze acties.
2021/2022 Motie van het lid Van Haga c.s. over bescherming van de privacy van aandeelhouders in het UBO-register Kamerstukken II 2021-2022, 3572 4 Door de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU eind november 2022, is het register niet meer open voor het algehele publiek. Er wordt gewerkt aan een wetswijziging zoals o.a. ook aangegeven in de brief van 20 januari aan uw Kamer (Kamerstuknummer II 2022-2023, 31477-85). Hierin zal deze motie worden meegenomen. Het wetsvoorstel beperking toegang UBO-registers ligt momenteel bij de Raad van State.
2022/2023 de motie-Dassen over in Europees verband inzetten op een duidelijke geopolitieke strategie achter de implementatie van de digitale euro Kamerstukken II 2022-2023, 27 8 63 in behandeling..

De wetgevende voorstellen van de Europese Commissie zijn op 28 juni 2023 gepubliceerd. Het BNC fiche is op 18 augustus 2023 met de Kamer gedeeld. In het fiche bevestigt het kabinet dat zij de beweegredenen van de EC voor dit voorstel, die o.a. raken aan strategische autonomie van de EU, herkent en steunt. Conform het BNC fiche zet het kabinet zich doorlopend in voor een gefaseerde uitrol van een mogelijke digitale euro (eerst eurozone, dan daarbuiten). Zie paragraaf «Essentie Nederlands beleid op dit terrein» en «Zelfstandige Europese betaalinfrastructuur en internationaal gebruik» in het BNC fiche (Kamerstukken II, 2022-2023, 22112, nr. 3747).
2022/2023 de motie-Grinwis/Van Weyenberg over een meldpunt voor binnenlandse PEP's over onjuiste toepassing van de Wwft Kamerstukken II 2022-2023, 32 5 45 Deze motie zal worden meegenomen in de uitwerking van de actiepunten die ten aanzien van PEPs zijn geformuleerd in de beleidsagenda witwassen. Een nieuw kabinet zal de Kamer hier verder over informeren.
2022/2023 Motie van het lid Van der Plas over het gebruik van contant geld waarborgen en in 2023 een effectanalyse uitvoeren Kamerstukken II 2022-2023, 27 863, nr. 113 Vorig jaar is er een onderzoek naar de toekomstge inrichting van de chartale infrastructuur gedaan. Hierin is het vraagstuk over de borging van contant geld meegenomen. De Kamer is daarover bericht (Kamerstukken II 2022/23, 27863, nr. 137). De minister kondigde in deze brief aan een wetsvoorstel voor te bereiden dat ziet op een goed toegankelijke en voor gebruikers betaalbare chartale infrastructuur en dat banken verplicht om hier zorg voor te dragen. Dit wetsvoorstel «Chartaal betalingsverkeer» ligt momenteel ter internetconsultatie voor.



Ten aanzien van de digitale euro en de impact daarvan: de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie zijn op 28 juni 2023 gepubliceerd en het BNC-fiche is op 18 augustus 2023 met de Kamer gedeeld. In de voorstellen wordt benadrukt dat digitale euro niet in de plaats komt van contant geld, maar naast contant geld bestaat. In het BNC-fiche heeft het kabinet het belang van de rol van publiek geld, zowel contant als in mogelijke digitale vorm, benadrukt en bevestigd dat de twee vormen van publiek geld complementair aan elkaar moeten zijn.
2022/2023 Alkaya verzoekt de regering zich in Brussel te verzetten tegen een verantwoordingsplicht aan het Europees parlement. Kamerstukken II 2022-2023, 21 501, nr. 07 nr. 1926 in behandeling.. Zoals omschreven in Kamerstuk (22 112 nr. 3699) bevatten de voorstellen geen bevoegdheid voor het Europees Parlement om lidstaten in een buitensporigtekortprocedure ter verantwoording te roepen om hun corrigerende maatregelen toe te lichten. Conform deze motie zet het kabinet zich er voor in dat dit zo blijft.
2022/2023 de motie-Van der Lee c.s. over onderzoeken hoe het proactief inzetten van mediation in verschillende fases van de hersteloperatie tot versnelling kan leiden Kamerstukken II 2022-2023, 31 0 66 Dit betreft een lopende motie.
2022/2023 de motie-Van Weyenberg/Van der Lee over prioriteit geven aan modernisering van de Europese begroting in gesprekken over het MFK Kamerstukken II 2022-2023, 21 501, nr. 20, nr. 1931 in behandeling.. De gesprekken over het nieuwe MFK vinden de komende jaren nog plaats.





2022/2023 -de motie-Van der Lee over de verkenning naar wetgeving om de verduurzaming van de financiële sector te versnellen voortvarend oppakken Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 De motie is in behandeling.. De verkenning raakt vele aspecten, waaronder de toegang van het MKB tot financiering, het vestigingsklimaat en Europese regelgeving die in ontwikkeling is of wordt ingevoerd, zoals de Richtlijn voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen (CSDDD). Dit vraagt om een zorgvuldige afweging en dit vergt tijd. Het is daarom niet gelukt om tegemoet te komen aan het verzoek om de Kamer afgelopen zomer over de resultaten van de verkenning te informeren. Er vond een publieke consultatie plaats van 21 december 2023 tot en met 15 februari 2024. Vervolgens vonden er verdiepende ronde tafels plaats met belanghebbenden. Het is aan een missionair kabinet om de Kamer nader te informeren over de uitkomsten van de verkenning.
2022/2023 -de motie-Grinwis/Slootweg over de mogelijkheid verkennen van de Volksbank als coöperatieve bank Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 in behandeling.. Deze motie wordt momenteel meegenomen in het proces om tot een richtinggevend besluit te komen conform de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 26 mei 2023 (kenmerk 2023-0000123067). Dit besluit wordt naar verwachting in het voorjaar van 2024  genomen.
2022/2023 -de motie-Van Weyenberg/Grinwis over afspraken maken met financiële instellingen over uniforme meetmethodes en rapportagestandaarden Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 De motie is nog in behandeling.. Financiën heeft zich er in Europa hard voor gemaakt dat er hoogwaardige en uniforme technische standaarden komen binnen de relevante Europese wetgeving met betrekking tot transparantie over duurzaamheid, waaronder bijvoorbeeld Sustainable Finance Disclosures Regulation (SFDR) en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Het eerste deel van European Sustainability Reporting Standards ter uitwerking van de CSRD zijn onlangs in werking getreden. Daarnaast zet Financiën zich binnen het Klimaatcommitment van de financiële sector in voor meer harmonisatie van klimaatrapportages. Naar verwachting zal in 2024 de leidraad voor de invulling van het klimaatcommitment verder worden aangescherpt om tot meer harmonisatie te komen, waarbij aansluiting wordt gezocht met Europese en internationale standaarden. Zodra de nieuwe leidraad gefinaliseerd is, zal de Kamer worden geïnformeerd.
2022/2023 -de motie-Slootweg/Grinwis over bij het besluit of de Volksbank een coöperatie wordt de klanten raadplegen en de karakteristieken van de bank in acht nemen Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 in behandeling.. Deze motie wordt momenteel meegenomen in het proces om tot een richtinggevend besluit te komen conform de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 26 mei 2023 (kenmerk 2023-0000123067). Dit besluit wordt naar verwachting in het voorjaar van 2024  genomen.
2022/2023 -de motie-Slootweg/Bontenbal over concentratie van overheidsaanbod voor financiering en ondersteuning van innovatie en verduurzaming Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 in behandeling.. In september 2023 zal bekend worden hoe en binnen welke termijn de motie zal worden behandeld.
2022/2023 -de motie-Ephraim over onderzoek doen naar hoe de expertise op het gebied van emissies weer teruggebracht kan worden binnen het Nederlandse bankwezen Kamerstukken II 2022-2023, 32 0 13 in behandeling.. De Kamer wordt in 2024 over de uitkomsten van de verkenning geïnformeerd.
2022/2023 de motie-Alkaya over uitzonderingen mogelijk maken op de verplichte evaluatie van publiek aandeelhouderschap in staatsdeelnemingen Kamerstukken II 2022-2023, 28 1 65 in behandeling.. Het Handboek Evalueren beschrijft onder andere hoe invulling wordt gegeven aan het uitgangspunt om deelnemingen minimaal eens in de zeven jaar te evalueren. Bij de volgende herziening van het Handboek Evalueren zal de motie-Alkaya over het mogelijk maken van uitzonderingen op deze verplichte evaluatie worden meegenomen.
2022/2023 de motie-Heinen over staatsdeelnemingen niet dwingen tot registratie van diversiteitskenmerken zoals etnisch-culturele achtergrond en seksuele voorkeur Kamerstukken II 2022-2023, 28 1 65 Afgehandeld. Deze motie is  meegenomen in het handboek MVO dat reeds openbaar is gemaakt op de website van het ministerie van Financiën. De staat dwingt deelnemingen niet tot registratie van diversiteitskenmerken zoals etnisch-culturele achtergrond en seksuele voorkeur, maar laat de deelnemingen hierin vrij voor zover ze conform AVG opereren.
2022/2023 de motie-Ephraim over een internationale vergelijking en een vergelijking met andere steunpakketten onderdeel maken van de evaluatie van staatssteun aan KLM Kamerstukken II 2022-2023, 28 1 65 'De opzet voor een evaluatie van het steunpakket KLM wordt thans uitgewerkt. Deze motie zal worden betrokken bij deze opzet.
2022/2023 de motie-Romke de Jong over afkeuring uitspreken over het bestuur van KLM vanwege het niet-naleven van de aan de steun verbonden voorwaarden Kamerstukken II 2022-2023, 28 1 65 'De opzet voor een evaluatie van het steunpakket KLM wordt thans uitgewerkt. Deze motie zal worden betrokken bij deze opzet.
2022/2023 de gewijzigde motie-Slootweg/Grinwis over erop toezien dat de KLM-directie de aan nakoming verbonden kosten niet afwentelt op het minst verdienende personeel Kamerstukken II 2022-2023, 28 1 65,, nr. 405) in behandeling.. Op dit moment wordt juridisch onderzocht welke mogelijke vervolgstappen richting KLM wenselijk en juridisch haalbaar zijn. Mocht het kabinet overgaan tot een vervolgstap dan zal deze motie worden betrokken. Uw Kamer wordt daarover geïnformeerd.
2022/2023 de motie-Van der Lee/Paul over succesvolle elementen uit de route met de vaststellingsovereenkomst ook gebruiken in de rest van de hersteloperatie Kamerstukken II 2022-2023, 31 0 66 Dit betreft een lopende motie.
2023/2024 de motie-Inge van Dijk over het vereenvoudigen van financiële en fiscale regelingen voor vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen Kamerstukken II 2023-2024, 36 410, nr. IX, nr. 11 Fiches zijn voorbereid. VWS zal deze, samen met de reactie op het betreffende onderzoeksrapport, naar de Tweede Kamer sturen.
2023/2024 de motie-Van der Lee over een duidelijk diagram opnemen in de aanslag inkomstenbelasting met de relatieve positie van de desbetreffende belastingplichtige in de inkomensverdeling Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 18 nr. 77 De Tweede Kamer wordt naar verwachting verder geïnformeerd over een beoogde pilot en het verdere proces in de eerstvolgende stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
2023/2024 de motie-Kat c.s. over onderzoek door het CBS naar de mate waarin de studieschuld van gedupeerde jongeren verschilt van die van andere jongeren met vergelijkbare achtergrondkenmerken Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 CBS heeft in maart 2024 onderzocht welke cijfermatige onderzoeken mogelijk zouden zijn die zich richten op de gedupeerde ouders. CBS is nu aan het onderzoeken welke zaken te onderzoeken zouden zijn als het gaat om de kinderen en jongeren uit gedupeerde gezinnen. Daarin wordt ook bekeken wat er onderzoekbaar is rondom de studieschulden. Eind 2024 verwacht het CBS het haalbaarheidsonderzoek af te ronden, waarna de Kamer hierover kan worden geïnformeerd.
2023/2024 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 10 Het rapport van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte heeft aandacht besteed aan klimaat en de wijze waarop klimaat geintegreerd kan worden in de begroting.



De hoofdlijnenbrief (verzending vertraagd tot september) zal hier verder aandacht aan besteden.
2023/2024 de motie-Heinen/Van Hijum over uit blijven dragen dat het Herstel- en Veerkrachtfonds een eenmalig crisisinstrument is en blijft Kamerstukken II 2023-2024, 21 501, nr. 07, nr. 2015 Doorlopende motie; staand kabinetsbeleid wat op gepaste momenten in Europa onder de aandacht wordt gebracht.
2023/2024 de gewijzigde motie-Mooiman over een signaal afgeven dat Nederland geen goedkeuring zal geven aan eventuele verlengingsverzoeken van danwel nieuwe instrumenten gebaseerd op de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit Kamerstukken II 2023-2024, 21 501, nr. 07, nr. 2020 (gewijzigd, was nr. 2018) Doorlopende motie; staand kabinetsbeleid wat op gepaste momenten in Europa onder de aandacht wordt gebracht.
2023/2024 de motie-Maatoug over voorkomen dat de verhouding tussen de belastinginkomsten die door werkende mensen worden opgebracht en de belastinginkomsten uit kapitaal schever wordt Kamerstukken II 2023-2024, 25 0 87 Deze motie zal worden meegenomen in de aankomende augustusbesluitvorming.
2023/2024 -de motie-Van Hijum/Heinen over zich blijven inzetten voor een stevige positie van onafhankelijke nationale begrotingsautoriteiten en een onafhankelijke beoordeling van naleving van de regels door het European Fiscal Board Kamerstukken II 2023-2024, 21 501, nr. 07, nr. 2013 in behandeling.
2023/2024 -de motie-Inge van Dijk/Stultiens over een meldpunt voor kinderen inrichten dat aansluit bij de belevingswereld van jongeren Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Over deze motie is in hoofdstuk 2.2 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024 een update opgenomen.
2023/2024 -de motie-Vermeer over het vermijden van extra controles op de tweedehandsverkoop op onlineplatformen Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 nr. 1369 De Tweede Kamer wordt verder geïnformeerd over deze motie in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024.
2023/2024 -de motie-Van Eijk c.s. over in de handhavingsstrategie prioriteit geven aan het opsporen en aanpakken van fraudes waar veel geld in omgaat Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 nr. 1370 De Tweede Kamer wordt verder geïnformeerd over het opsporen en aanpakken van fraudes (waar veel geld in omgaat) binnen de Belastingdienst in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024.
2023/2024 -de motie-Inge van Dijk over een onderzoek naar de meerwaarde van het inrichten van een team monitoring hoger beroep bij de Belastingdienst Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 nr. 1371 Binnen de Belastingdienst wordt in kaart gebracht hoe het proces rondom hoger beroep nu verloopt. Op basis hiervan worden eventuele vervolgstappen bekeken. De Tweede Kamer wordt naar verwachting verder geïnformeerd over de opgehaalde informatie en de wenselijkheid van een aanpassing in de huidige werkwijze in de stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
2023/2024 Motie van het lid Teunissen c.s. over direct stoppen met exportkredietverzekeringen voor projecten met lagere dierenwelzijnsstandaarden dan de Nederlandse Kamerstukken II 2023-2024, 36 410, nr. XVII, nr. 44 Afgelopen periode heeft het huidige kabinet onderzoek gedaan naar de reikwijdte, implicaties en mogelijke invulling van deze motie. Het volgende kabinet zal een besluit nemen over de invulling.
2023/2024 -de motie-Van Vroonhoven/Vermeer over een voorstel ontwikkelen voor
een volledige doorlichting van alle rijksuitgaven
Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 70 Deze motie is geland in een verzoek d.d. 5 juli, kenmerk 2024Z11641/2024D28419, van de Commissie Rijksuitgaven aan de Minister van Financiën.

Reactie is in voorbereiding.
2023/2024 -de motie-Van der Lee over het in kaart brengen van de juridische implicaties van het uitkeren door de AFM van tipgeld ter voorkoming van marktmisbruik Kamerstukken II 2023-2024, 36 4 42 Uitwerking van de verzochte regeling is in behandeling..
2023/2024 -de gewijzigde motie-Vermeer c.s. over de structurele evaluatieagenda onderdeel maken van het proces rond de vaststelling van de rijksbegroting en het financieel jaarverslag van het Rijk Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 60 Reactie is in voorbereiding en loopt mee in reactie op verzoek d.d. 5 juli, kenmerk 2024Z11641/2024D28419, van de Commissie Rijksuitgaven aan de Minister van Financiën.
2023/2024 de gewijzigde motie-Dassen/Van der Lee over onderzoeken hoe Invest-NL omgevormd kan worden tot investeringsbank Kamerstukken II 2023-2024, 36 5 50 De motie is in behandeling. en zal worden meegenomen in de kabinetsreactie op het IBO bedrijfsfinanciering.
2023/2024 -de motie-Omtzigt c.s. over nog voor de opstelling van het regeerprogramma met een grote afvaardiging in gesprek gaan met gedupeerde ouders Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 De Kamer wordt deze zomer over de opvolging van de motie geïnformeerd.
2023/2024 -de gewijzigde motie-Inge van Dijk c.s. over op korte termijn met een onafhankelijk advies komen over hoe om te gaan met ouders die de Commissie Werkelijke Schade al hebben doorlopen of in bezwaar zijn Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Hierover wordt u op een later moment geïnformeerd.
2023/2024 -de motie-Van Baarle c.s. over voorkomen dat de nieuwe overeenkomst met de SGH doorslaat naar wantrouwen, afbreuk doet aan de onafhankelijkheid en ouders overvraagt Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 in behandeling.
2023/2024 -de motie-Flach c.s. over bezien of het openen van meer fysieke locaties verspreid over het land bijdraagt aan het versnellen van de hersteloperatie Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Hierover wordt u in een volgende voortgangsrapportage geïnformeerd.
2023/2024 -de motie-Kamminga c.s. over nog komend najaar een evaluatieplan, inclusief mogelijkheden voor versnelling, naar de Kamer sturen Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66 Hierover wordt u in een volgende voortgangsrapportage geïnformeerd.
2023/2024 -de gewijzigde motie-Van Oostenbruggen c.s. over een onafhankelijke juridische en fiscale analyse laten maken van de fiscale positie van de BIV Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66, nr. 1411 De Tweede Kamer wordt in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024 geïnformeerd over de onafhankelijke juridische en fiscale analyse naar de fiscale positie van de BIV.
2023/2024 -de motie-Van Eijk c.s. over de voor- en nadelen van de drie beschreven varianten verder uitwerken en uitgebreider toetsen Kamerstukken II 2023-2024, 31 0 66, nr. 1409 De Tweede Kamer wordt in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024 nader geïnformeerd over de voor- en nadelen en toetsing van de drie beschreven varianten.

Door bewindslieden gedane toezeggingen die zijn afgerond (fiscaal)

2023/2024 De staatssecretaris zegt toe met een reactie op het Global Tax Evasion Report van het EU Tax Observatory over de lage belastingdruk van miljardairs te komen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 163 De toezegging is afgedaan met de Kamerbrief Kabinetsreactie Global Tax Evasion Report 2024 van 28 maart 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 25 087, nr. 329.
2023/2024 Tegemoetkoming schuldig nalatig Kamerstuk 31066-1376 Deze toezegging is afgedaan in de brief Kamerbrief over het tegemoetkomingsbeleid MSNP van 23 april 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1376.
2023/2024 Tegemoetkoming MSNP Kamerstuk 31066-1376 Deze toezegging is afgedaan in de brief Kamerbrief over het tegemoetkomingsbeleid MSNP van 23 april 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1376.
2023/2024 Tegemoetkoming MSNP Kamerstuk 31066-1376 Deze toezegging is afgedaan in de brief Kamerbrief over het tegemoetkomingsbeleid MSNP van 23 april 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1376.
2023/2024 Tegemoetkoming schuldig nalatig Kamerstuk 31066-1376 Deze toezegging is afgedaan in de brief Kamerbrief over het tegemoetkomingsbeleid MSNP van 23 april 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1376.
2022/2023 Toezegging Resultaten evaluatie arbeidskorting eind 2023 (36.350 IX / 36.350 XV) Kamerstukken I 2022-2023, T03692 Deze toezegging is afgedaan in de brief over het rapport evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur in de inkomstenbelasting van 24 april 2024.
Kamerstukken I 2023-2024, 32 140, nr. 185 (EK, D).

2023/2024 Toezegging Terugkomen op casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03822 Deze toezegging is afgedaan in de brief Kamerbrief tegemoetkomingsbeleid MSNP van 23 april 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1376.
2023/2024 Toezegging Terugkomen op casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd Kamerstuk 31066-1376 Deze toezegging is afgedaan in de brief Kamerbrief over het tegemoetkomingsbeleid MSNP van 23 april 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1376.
2023/2024 De staatssecretaris zal medio mei de Kamer te informeren over mogelijke aanpassingen van het conceptwetsvoorstel Werkelijk rendement en de adviesorganen hierover informeren. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 190 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief Toezeggingen Commissiedebat box 3 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 15 mei 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 188.
2023/2024 De staatssecretaris zal de uitgebrachte adviezen over het ontwerpwetsvoorstel van de verschillende adviesorganen delen met de Kamer. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 194 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief Toezeggingen Commissiedebat box 3 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 15 mei 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 188.
2023/2024 De staatssecretaris zal half mei nadere informatie toezenden aan de Kamer over de opzet van het onderzoek naar de waarde van vastgoed en de aftrek van onderhoud. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 193 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief Toezeggingen Commissiedebat box 3 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 15 mei 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 188.
2023/2024 De staatssecretaris zal de Kamer per brief informeren over in ieder geval de omschrijving van liquide en niet-liquide middelen en wat daaronder kan vallen, de scenario's ten aanzien van het werkelijk rendement, het bezit van de tweede woning, de betalingsregelingen en incourante belangen onder de 5% en de complexiteitsconsequenties. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 192 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief Toezeggingen Commissiedebat box 3 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 15 mei 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 188.
2023/2024 De staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer nader informeren over de keuze van het kabinet over het niet kiezen voor vermogensbelasting, met de scenario's die aan die overweging ten grondslag liggen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 191 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief Toezeggingen Commissiedebat box 3 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 15 mei 2024.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 188.
2022/2023 Toezegging Evaluatie giftenaftrek als fiscale regeling Kamerstukken I 2022-2023, T03621 Deze toezegging is afgedaan in brief Aanbiedingsbrief evaluatie giftenaftrek van de Staatssecretaris van Financiën van 21 maart 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, Kamerstuk 36410-IX, nr. 42.
2023/2024 De staatssecretaris informeert de Kamer nader voorafgaand aan het volgende commissiedebat Box 3 op 11 juni 2024 over de staatssteunaspecten van het wetsvoorstel Box 3 en mogelijke budgettaire gevolgen daarvan. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 043 De toezegging is afgedaan in Kamerbrief Toezegging Tweeminutendebat box 3 d.d. 23 mei 2024 van 7 juni 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 197.

2023/2024 De staatssecretaris zal schriftelijk uitgebreider ingaan op de vraag over het uitzonderen van de uitkeringen van de Wuv (Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers) van het heffen van belasting, de precedentwerking die hiervan uitgaat naar andere wetten, de weging wat immaterieel is en wat niet, en de wijze waarop in het buitenland hiermee wordt omgegaan. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 164 De toezegging is afgedaan in Kamerbrief belastingheffing over uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 van 17 juni 2024. In de brief wordt ingegaan op waarom het niet binnen de wetssystematiek past om een uitzondering te maken op de heffing van belastingen op draagkrachtverhogende WUV-uitkeringen, waarbij jaren geleden, bij vaststelling van de hoogte van de uitkering, al rekening werd gehouden met belastingheffing.

Kamerstukken II 2023-2024, 20 454, nr. 205.



2023/2024 De staatssecretaris zal een aanvullende brief ter verdieping aan de Kamer sturen over het voorstel om in de wet een vrijstelling op te nemen voor de uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) en de mogelijke precedentwerking hiervan. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 034 De toezegging is afgedaan in Kamerbrief belastingheffing over uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 van 17 juni 2024. In de brief wordt ingegaan op waarom het niet binnen de wetssystematiek past om een uitzondering te maken op de heffing van belastingen op draagkrachtverhogende WUV-uitkeringen, waarbij jaren geleden, bij vaststelling van de hoogte van de uitkering, al rekening werd gehouden met belastingheffing.

Kamerstukken II 2023-2024, 20 454, nr. 205.

2023/2024 De staatssecretaris zegt toe zo snel mogelijk met een schriftelijke reactie te komen op het schorsingstarief voor kampeerauto's. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 162 De Kamer is op 27 juni 2024 schriftelijk geïnformeerd over de uitvoeringsgevolgen en mogelijkheden van het lage schorsingstarief voor kampeerauto's in Kamerbrief en uitvoeringstoets RDW toepassing laag schorsingstarief kampeerauto. De toezegging is daarmee afgedaan. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 147.
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe om in de eerste helft van 2024 te komen met een wetsvoorstel om vapen te gaan belasten. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 160 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief Update verbruiksbelasting e-sigaretten naar aanleiding motie Van Weyenberg c.s. over belasting op e-sigaretten van 28 juni 2024. In de brief wordt toegelicht wat de stand van zaken is ten aanzien van een nationale verbruiksbelasting. Ook wordt een minimumprijs op e-sigaretten als onderzocht alternatief toegelicht.
Kamerstukken II 2023-2024, 32 011, nr. 115.
2020/2021 De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om zijn standpunt ten opzichte van artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie met de Kamer te delen, nadat hij de analyse of het voorstel van de Europese Commissie heeft ontvangen over de rol van artikel 116 van het werkingsverdrag in relatie met belastingstelsels. Kamerstukken I 2020-2021, 35711-T03242, nr. Kan pas in behandeling. worden genomen nadat de analyse of het voorstel van de Europese Commissie is ontvangen. Er is nog geen voorstel ontvangen en wij verwachten ook niet dat dit gaat komen op de korte of middellange termijn.
2023/2024 De staatssecretaris zal de Kamer begin volgend jaar (2024) een brief sturen over de praktische aanpak ten aanzien van het voorstel om een recht op inzage van het volledige fiscale dossier met bezwaar- en beroepsmogelijkheid in de wet op te nemen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 033 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief over uitvoering amendement over inzage in het fiscaal dossier met een bezwaar- en beroepsmogelijkheid van 7 februari 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 131.

Door de bewindslieden gedane toezeggingen die nog niet zijn afgerond (fiscaal)

2017/2018 Toezegging bij volgende evaluatie eigenwoningregeling ook werking afschaffen wet Hillen meenemen Handelingen II 2017-2018, nr. 25, item 9, p. 8 Dit wordt meegenomen bij de volgende evaluatie van de eigenwoningregeling die gepland staat voor 2027.
2019/2020 Toezegging monitoren documentatieplicht Handelingen II 2019-2020, nr. 23, item 8 p. 18 De maatregelen uit ATAD2 zijn in werking getreden per 1 januari 2020. Betrouwbare uitspraken over de impact kunnen worden gedaan naarmate enige tijd is gevorderd en ervaring is opgedaan. De gevolgen van de implementatie van de documentatieverplichting uit ATAD2 op de administratieve lasten van het mkb zullen daarom worden meegenomen in een bredere rapportage over de gemonitorde gegevens die verband houden met de maatregelen die voortvloeien uit ATAD1.

Dit wordt in het vierde kwartaal 2024 aan Uw Kamer verzonden. Zie Kamerbrief 'Prinsjesdagbrief fiscale moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer', Kamerstukken II 2021/22, 35 925-IX, nr. 4.
2019/2020 Toezegging effecten artikel 16:7 in voortgangsrapportage (grensoverschrijdende constructies) Kamerstukken I 2019-2020, 35 255, nr. C, blz. 6 De verwachting is dat in 2026 kan worden geëvalueerd wanneer er genoeg data beschikbaar zijn. De Kamer zal over de uitkomst worden geïnformeerd.
2019/2020 Toezegging informeren EK over effecten documentatieverplichting op administratieve lasten Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 22 De maatregelen uit ATAD2 zijn in werking getreden per 1 januari 2020. Betrouwbare uitspraken over de impact kunnen worden gedaan naarmate enige tijd is gevorderd en ervaring is opgedaan. De gevolgen van de implementatie van de documentatieverplichting uit ATAD2 op de administratieve lasten van het mkb zullen daarom worden meegenomen in een bredere rapportage over de gemonitorde gegevens die verband houden met de maatregelen die voortvloeien uit ATAD1.

Dit wordt in het vierde kwartaal 2024 aan Uw Kamer verzonden. Zie Kamerbrief 'Prinsjesdagbrief fiscale moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer', Kamerstukken II 2021/22, 35 925-IX, nr. 4.
2020/2021 De staatssecretaris zegt toe aan het lid Mulder na het zomerreces te informeren over het aan de Kansspelbelasting onderwerpen van online aanbieders. Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 877 , p. 48. Deze toezegging wordt afgedaan door middel van een Kamerbrief in het derde kwartaal van 2024.

2020/2021 Toezegging Klimaat EV stimulering/laadpalen Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 17, p. 85 In het najaar van 2022 is een tussenevaluatie van het stimuleringsbeleid van emissievrije personenauto's uitgevoerd. Deze tussenevaluatie is in het eerste kwartaal van 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden. De eindevaluatie is voorzien in 2024. In beide evaluaties zal ook aandacht worden besteed aan de investeringszekerheid voor eigenaren van laadinfrastructuur en emissievrije personenauto's.
2020/2021 Toezegging Structureel verlies Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 17, p. 115-116 en 117 en 127 Het onderzoek naar structureel verlieslatende bedrijven is eind 2023 naar de Kamer verzonden. Het onderzoek naar de verschillen tussen fiscale winst en commerciële winst loopt en wordt in het derde kwartaal van 2024 naar de Kamer verzonden.
2020/2021 Toezegging Belastingheffing EU Kamerstukken II 2020-2021, 35 575, nr. 6, p. 4 Doorlopend.
2020/2021 Toezegging Vrijstelling voor scholing Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 23 p. 7 Evaluatie is gestart en wordt naar verwachting afgerond in het vierde kwartaal van 2024.
2020/2021 Toezegging earningsstrippingsmaatregel / hybride mismatches Kamerstukken I 2020-2021, 35 572, nr. 8, blz. 16 De wenselijkheid van wetsaanpassing wordt nader bezien en de Kamer wordt hier uiterlijk in het vierde kwartaal van 2024 over geïnformeerd.

2020/2021 Toezegging Evaluatieverslagen KOT Kamerstukken II 2020-2021, 31 066, nr. 742 Dit is een lopende toezegging, de evaluatie zal niet voor 2024 plaatsvinden.
2019/2020 Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, blz. 22. De maatregelen uit ATAD2 zijn in werking getreden per 1 januari 2020. Betrouwbare uitspraken over de impact kunnen worden gedaan naarmate enige tijd is gevorderd en ervaring is opgedaan. De gevolgen van de implementatie van de documentatieverplichting uit ATAD2 op de administratieve lasten van het mkb zullen daarom worden meegenomen in een bredere rapportage over de gemonitorde gegevens die verband houden met de maatregelen die voortvloeien uit ATAD1.

Dit wordt in het vierde kwartaal 2024 aan Uw Kamer verzonden. Zie Kamerbrief 'Prinsjesdagbrief fiscale moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer', Kamerstukken II 2021/22, 35 925-IX, nr. 4.
2020/2021 Toezegging Code voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven Kamerstukken I 2020-2021, T03237 in behandeling..
2019/2020 Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976) Kamerstukken I 2019-2020, T02976 in behandeling.. Er is een periodieke gebruikersraad UBO-register waaraan onder andere Transparency International deelneemt. Daarnaast zal één jaar na de vulling van het UBO-register de privacy-impact worden geëvalueerd. Daar wordt deze toezegging ook in meegenomen.
2019/2020 Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979) Kamerstukken I 2019-2020, T02979 Aan een overzicht van hoe het UBO-register binnen EU-lidstaten is geïmplementeerd in relatie tot kerkgenootschappen wordt nog gewerkt. Dit zal naar verwachting na de zomer gereed zijn en aan uw Kamer worden toegezonden.
2022/2023 De staatssecretaris zegt toe om na de zomer de monitoring van de liquidatie-effecten en de eventuele behoefte aan een evaluatie schriftelijk met de Kamer te delen. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 226 in behandeling.. Deze toezegging wordt meegenomen in de monitoringsbrief in het derde kwartaal van 2024.



2023/2024 Evaluatiemoment 2027 voor fiscale maatregelen glastuinbouw en afschaffen vrijstellingen voor mettalurgische en mineralogische sector Kamerstuk 36418-121 Toezegging is ondervangen door amendement 36 426 Nr. 13 (Grinwis c.s., amendement implementeert een jaarlijkse evaluatiebepaling vanaf de inwerkingtreding van de WKK-maatregel). Dit door het verwerpen van het wetsvoorstel Fiscale Klimaatmaatregelen Industrie en Elektriciteitsopwekking. Aan de toezegging kan worden gerefereerd bij de wettelijke evaluatie (in 2027).

2023/2024 De staatssecretaris zal in het aanvullend onderzoek ten aanzien van dividendstripping ingaan op de situatie in Denemarken en daarbij ook kijken naar de houdsterperiode. De staatssecretaris zal de Kamer informeren en op de hoogte houden van de inzet om het onderzoek in 2024 in plaats van in het voorjaar van 2025 af te ronden. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 032 Het kabinet doet onderzoek naar aanvullende maatregelen om dividendstripping aan te pakken. Dit aanvullende onderzoek is nodig om te komen tot een effectieve en eveneens evenwichtige vervolgaanpak. Als onderdeel van dit onderzoek wordt ook onderzocht hoe in andere landen wordt omgegaan met dividendstripping. De Tweede Kamer zal in het voorjaar van 2025 worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.
2023/2024 De staatssecretaris zal de evaluatie van de extraterritorialekostenregeling die al uitgevoerd wordt uiterlijk voor half juni 2024 naar de Kamer sturen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 035 Op 14 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst het tussenrapport naar aanleiding van de evaluatie van de extraterritoriale kostenregeling, 30%-regeling en partiële buitenlandse belastingplicht aan de Tweede Kamer gezonden.
De toezegging wordt naar verwachting in het derde kwartaal afgedaan met een Kamerbrief over hoe dit meegenomen wordt in het Belastingplan 2025.
2023/2024 In de Fiscale verzamelwet 2025 die in het voorjaar van 2024 aan uw Kamer wordt aangeboden, zal een voorstel meelopen waarin bij het toeslagpartnerschap de leeftijdsgrens van 27 jaar wordt afgeschaft. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting opgeleverd in de Fiscale Verzamelwet 2025.
2023/2024 Toezegging Resultaten maatregelen tegen belastingontduiking worden gedeeld in monitoringsbrief (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03821 De toezegging wordt afgedaan in aankomende monitoringsbrief belastingontwijking (oktober 2024).
2023/2024 Inhoudelijke reactie rapport 30%-regeling/ETK Kamerstuk 36418-145 Op 14 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst het tussenrapport naar aanleiding van de evaluatie van de extraterritoriale kostenregeling, 30%-regeling en partiële buitenlandse belastingplicht aan de Tweede Kamer gezonden.
De toezegging wordt naar verwachting in het derde kwartaal, vóór Prinsjesdag afgedaan met een Kamerbrief over hoe dit meegenomen wordt in het Belastingplan 2025.

Door de bewindslieden gedane toezeggingen die zijn afgerond (niet fiscaal)

2023/2024 De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe de Kamer te informeren over de hervorming van de SGP Kamerstukken I 2023-2024, T03765 Deze toezegging is (doorlopend) afgedaan met de volgende Kamerstukken:
• Geannoteerde agenda Ecofin 7-8 december 2023: Kamerstuk 21501-07, nr. 1990
• Beantwoording SO 7-8 december 2023: Kamerstuk 21501-07, nr. 1991
• Verslag Ecofin 7-8 december 2023: Kamerstuk 21501-07, nr. 1994
• Geannoteerde agenda Ecofin 20 december 2023: Kamerstuk 21501-07, nr. 1993
• Verslag Ecofin 20 december 2023: Kamerstuk 21501-07, nr. 2000
• Kamerbrief overzicht Raadsakkoord 7 februari 2023: Kamerstuk 21501-07, nr. 2004
2023/2024 De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (GroenLinks-PvdA), toe dat de Kamer bij de Najaarsnota het laatste inzicht voor 2023 zal krijgen, inclusief de realisaties over het derde kwartaal, betreffende het financieringstekort en het EMU-saldo van 2023. Kamerstukken I 2023-2024, T03779 In sectie 4 en 5 van de Najaarsnota 2023 is deze toezegging afgedaan (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 470, nr. 1).



In sectie 4 wordt beschreven hoe de raming voor het EMU-saldo voor 2023 zich heeft ontwikkeld ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2024. In sectie 5 worden de standen van het EMU-saldo weergegeven.



Najaarsnota 2023 (overheid.nl)
2021/2022 Toezegging aan het lid Van Rooijen (50PLUS): Schriftelijk terugkomen op de mogelijkheid van een wettelijk instrumentarium waarvan je in een incidenteel geval gebruik kan maken als dat in de toekomst nog nodig blijkt. Beide kamers nader informeren over de (on)mogelijkheid daarvan, zoals geschetst in de tabellen, en dat het geen onwil is (verzoek is in het najaar, niet hard toegezegd). Iets verder in het debat geeft stasFB aan dat «dit» allemaal vragen zijn die in de augustusbesluitvorming terugkomen, waarbij niet helemaal duidelijk is of dat alleen op fiscaliteit ziet. Kamerstukken I 2021-2022, P-T2000000007 De toezegging is meegenomen in het traject omtrent de afbouwtransitiestrategie waarin is gezocht naar maatregelen om gerichte compensatie te kunnen bieden. De uitkomsten van deze inventarisatie worden tegelijk met de Voorjaarsnota gedeeld.

Update februari 2024: de brief eerder met de Tweede Kamer is gedeeld is ook naar de eerste kamer verzonden. Kamerstuk I 2023/2024, 36.200, EK, AZ
2022/2023 Indien de koopkrachtsituatie in 2023 verslechtert – ondanks de omvangrijke generieke maatregelen sinds nov. 2021 – is nieuwe besluitvorming mogelijk. Het kabinet zal hier bij de Voorjaarsbesluitvorming van 2023 naar kijken. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000023 In aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming van 2023 is dit meegenomen in het traject rondom langere termijn vormgeving (afbouw) van steunmaatregelen. Door getroffen maatregelen, zoals het prijsplafond, en dalende gasprijzen is dit uiteindelijk niet nodig gebleken.



Dit staat beschreven in de kamerbrief "verkenning instrumenten voor gerichte compensatie huishoudens kwetsbaar voor hoge energieprijzen na 2023".

2023/2024 De staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hartog (Volt), toe de brief, waarnaar verwezen werd in de schriftelijke ronde, aan de Kamer te sturen. Kamerstukken I 2023-2024, T03777 Deze toezegging is afgedaan door middel van de brief Kamerbrief over Tweede Kamerbrief over aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen van 6 maart 2024.

Kamerstukken I, 2023-2024, 32 140, nr. T.
2022/2023 De minister zal uiterlijk in het komende jaarverslag een overzicht opstellen van misgelopen dividenden bij staatsdeelnemingen. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000009 Deze toezegging is afgedaan in de brief «Ontwikkelingen beheer staatsdeelnemingen 2024» van 4 maart 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 28 165, nr. 417.  In de brief is opgenomen: Om toch een inschatting te geven van het verschil tussen verwacht en ontvangen dividend kan worden gekeken naar de begroting van 2020, waarin een raming van € 775 miljoen dividendontvangsten voor 2021 en € 800 miljoen voor 2022 is opgenomen. Deze raming is gemaakt vóór het uitbreken van de coronacrisis. Zoals uit het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2021 en 2022 blijkt, bedragen de totale dividendinkomsten in 2021 € 694 miljoen en in 2022 € 752 miljoen. Dit is respectievelijk € 81 miljoen en € 48 miljoen lager dan eind 2019, voorafgaand aan de coronacrisis, was geraamd.
2022/2023 Dienst Toeslagen is momenteel de eerste pilot met de invoeringstoets aan het afronden op de maatregel die recht geeft op kinderopvangtoeslag aan gezinnen waarbij de ene partner werkt en de ander beschikt over een permanente Wlz-indicatie. Nadat de pilot is afgerond en de uitkomsten zijn geanalyseerd zullen deze met uw Kamer worden gedeeld. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000016 De minister van SZW heeft conform toegezegd op 12 maart 2024 de invoeringstoets en beleidsreactie daarop via de brief Beleidsreactie invoeringstoets kinderopvangtoeslag bij permanente Wlz-indicatie aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2023/24, 31322, nr. 523.)
2020/2021 Toezegging toetsingskader voor fiscale regelingen bij budgettaire besluitvorming Verantwoordingsdebat over het jaar 2020, 9 juni 2021, 2021A03669 Deze toezegging is afgedaan in de brief "Kamerbrief over onderzoek en plan van aanpak fiscale regelingen" van 20 september 2022, Kamerstukken II 2022-2023, 32140, nr. 140.
2023/2024 Toezegging om een ambtelijk onderzoek uit te laten voeren naar de weerbaarheid van banken en beleidsopties om de weerbaarheid van banken te versterken Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Deze toezegging is afgedaan met Kamerstuknummer II 2023/2024, 21501-07-2022
2023/2024 De staatssecretaris zegt het lid Mulder toe om uiterlijk begin volgende week te bevestigen dat de achterstanden op het verstrekken van de ouderdossiers zijn ingelopen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 064 De toezegging is afgedaan met de brief Toezegging inzake ingelopen achterstanden ouderdossiers, Kamerstuknummer II 2023/2024, 31066-1350

De achterstand is ingelopen. Dat betekent dat dossiers voor bezwaar en CWS tijdig worden geleverd voor de betreffende gesprekken en dat ouders bij de integrale beoordeling hun dossier kunnen opvragen.
2023/2024 De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een eerdere toezegging aan de leden Bakker-Klein (CDA) en Van der Goot (OPNL), toe de Kamer te informeren bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers. Kamerstukken I 2023-2024, T03763 De toezegging is afgedaan met de Kamerbrief Onderzoek thuiswerkregelingen voor grenswerkers van 28 maart 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 25 087, nr. 328.
2023/2024 De minister zegt toe om in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van april nader in te gaan op de administratieve lasten van het HVF en het spanningsveld tussen verantwoording en uitvoerbaarheid. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 038 De toezegging is afgedaan met de Kamerbrief over de geannoteerde agenda 11 en 12 april. Kamerstuknummer II 2023/2024, 21501-07-2025
2023/2024 Toezegging Kabinetsreactie rapporten Global Tax Evasion en The State of Tax Justice 2023 (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03816 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief Kabinetsreactie op het Global Tax Evasion Report 2024 van 28 maart 2024.

Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AL.
2023/2024 Toezegging Monitoring wetsvoorstel en overleg met leasemaatschappijen en branchevereniging (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03817 Ministerie van JenV heeft deze toezegging overgenomen.
2023/2024 De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe met een uitvoerige reactie op het rapport van de EU Tax Observatory, ook wel het rapport-Zucman te komen. Kamerstukken I 2023-2024, T03771 De toezegging is afgedaan in de brief Kabinetsreactie op het Global Tax Evasion Report 2024 en The State Of Tax Justice 2023 van 28 maart 2024.

Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AL.
2023/2024 Uw Kamer wordt uiterlijk over 3 weken geïnformeerd over hoe andere onderdelen van de Belastingdienst gebruik hebben gemaakt van Heidi, voor welke doeleinde en welke gegevens hierbij verwerkt werden. Daarbij zal ook worden aangegeven of er redenen zijn om het beeld van het gebruik van Heidi binnen Toeslagen bij te stellen Kamerstuk 31066-1355 Deze toezegging is afgedaan met de Kamerbrief 'Gebruik Heidi-systeem door Belastingdienst', Kamerstukken II 2023/2024, 31066, nr. 1355.



De Kamerbrief geeft, zoals toegezegd, inzicht in het gebruik van Heidi binnen onderdelen van de Belastingdienst, voor welke doeleinden en welke gegevens hierbij verwerkt werden. Ook wordt aangegeven of er redenen zijn om het beeld van het gebruik van Heidi binnen de dienst Toeslagen bij te stellen. Uw Kamer is bij brief van 18 juni nader geïnformeerd over het gebruik van portaldata bij de Belastingdienst.

2018/2019 Toezegging De Kamer de evaluatie van de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars aanbieden (34-842) Handelingen I 2018-2019, nr. 9, item 8 Afgedaan in de Kamerbrief Stand van zaken Solvency II en IRRD en nadere verkenning werkbare condities en wenselijkheid verzekeringsgarantiestelsel van 16-04-2024. Kamerstukken II 2023-2024, 29507-161. In deze brief geeft  de minister dat de implementatie van de IRRD naar verwachting dit najaar zal starten. Deze implementatie zal  leiden tot aanpassingen van de Whav. De IRRD bevat een evaluatieclausule op basis waarvan de Europese Commissie binnen vijf jaar na inwerkingtreding de IRRD moet evalueren en daarover moet rapporteren. De minister zal dit met DNB nauwgezet volgen en waar mogelijk input leveren. In dat licht vindt de minister het verstandiger om de eerder toegezegde evaluatie van de Whav op dit moment niet uit te voeren.
2022/2023 Toezegging de Kamer te informeren over de uitkomsten van de verkenning of en onder welke condities een verzekeringsgarantiestelsel wenselijk is. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000009 In de Kamerbrief: Stand van zaken Solvency II en IRRD en nadere verkenning werkbare condities en wenselijkheid verzekeringsgarantiestelsel van 16-04-2024. Kamerstukken II 2023-2024, 29507-161 informeert de minister de Kamer over de uitkomsten van de consultatie en de rondetafelbijeenkomst, over de Europese ontwikkelingen ten aanzien van dit onderwerp.  Omdat uit de verkenning blijkt dat breed wordt gedeeld dat een eventuele invoering van een IGS in de context van Europese minimumharmonisatie dient te gebeuren en gezien het feit dat de Europese Commissie binnen twee jaar na inwerkingtreding van de IRRD met een rapport over de wenselijkheid van een IGS dient te komen, acht de minister het nationaal opzetten van een IGS nu niet zinvol. De uitkomsten van de consultatie en de rondetafelbijeenkomst zijn gebruikt om een aantal uitgangspunten te formuleren ten behoeve van het Europese traject.
2022/2023 Toezegging Scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (31.865) Kamerstukken I 2022-2023, T03691 Deze toezegging is afgedaan in de Voorjaarsnota: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 550, nr. 1, blz 58-59. Paragraaf 4.6 bevat een scenario analyse van het effect van rente en inflatie op fondsen.
2023/2024 De minister zegt toe om zo snel mogelijk (binnen enkele dagen) terug te komen op door wie de KLM-evaluatie uitgevoerd gaat worden. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 051 Deze toezegging is afgedaan in de brief «Kamerbrief over invulling evaluatie KLM steunpakket» van 5 april 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 29 232, nr. 67. De evaluatie naar het steunpakket aan KLM wordt uitgevoerd door externe adviseur EY. Daarnaast is er een evaluatiecommissie bestaande uit drie externe onafhankelijke deskundigen met elk een eigen expertise  relevant  voor deze evaluatie. Het gaat om expertise in de luchtvaart, bedrijfseconomische expertise en expertise in de publieke sector.
2022/2023 Toezegging om de marginale druk bij de volgende lastenbesluitvorming beter te bekijken en hoger op het lijstje zetten Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000050 Deze motie is meegenomen in de besluitvorming in augustus 2023, die is gepresenteerd met de Nota over de toestand van 's rijks financiën (Miljoennota 2024, kenmerk 36410).
2023/2024 Toezegging Inkoop eigen aandelen Kamerstukken I 2023-2024, T03815 Deze toezegging is afgedaan in de brief Alternatieve dekkingsopties n.a.v. Belastingplan 2024 op 5 april 2024.

Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AM.
2023/2024 de minister van Financiën zou een analyse uitvoeren om te bepalen aan de hand van welke criteria een persoon of organisatie een legitiem belang heeft om toegang te krijgen tot het UBO-register, hier een rol gaan spelen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000111 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief: Stand van zaken UBO-registers 2024 van 17-04-2024. Kamerstuknr. 31477-99
2023/2024 De minister zegt het lid Vermeer toe om een precies tijdspad te sturen met betrekking tot de aanstaande wet Chartaal Betalingsverkeer. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 054 Deze toezegging is afgedaan in de brief «Tijdpad wetsvoorstel chartaal betalingsverkeer» van 15 april 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 27 863, nr. 141
2023/2024 De minister heeft de Kamer toegezegd om haar te informeren over het besluit over de inzet van de lidstaatoptie voor laagrisico hypotheken in het kader van het nieuwe toezichtraamwerk voor banken. Zie het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad van 7 en 8 december 2023 Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 De toezegging is afgedaan in de Kamerbrief: Voorgenomen uitoefening lidstaatopties verordening kapitaalvereisten (CRR3) van 19-04-2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 21501-07-2030.
2022/2023 Toezegging Brief met twee voorbeelden van controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid fondsen (31.865) Kamerstukken I 2022-2023, T03685 In het Ontwerp Meerjarenprogramma (MJP) Klimaatfonds 2025 is het resultaat opgenomen van de besluitvorming omtrent de jaarlijkse toekenningen uit het Klimaatfonds. Om tot het MJP te komen, wordt iedere maatregel getoetst op de doelen en criteria zoals opgenomen in de instellingswet van het Klimaatfonds (waaronder ook doelmatigheid en doeltreffendheid). Ook worden het PBL en TNO om onafhankelijk advies gevraagd, dat wordt verwerkt in de beoordeling van de maatregel. De beoordeling per maatregel worden gepubliceerd samen met het MJP.  Daar zijn dus voorbeelden van de toetsing te vinden. Deze toezegging is derhalve afgedaan met de brief «Klimaat- en energiemaatregelen Voorjaarsnota 2024» en de daarbij behorende bijlagen, van 15 april 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 32 813, nr. 1374.
2022/2023 De minister van Financiën zal de kamer een schriftelijke appreciatie sturen over de leidraad voor de uitvoering van de wet Plan van Aanpak Witwassen. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 088 Afgedaan Kamerbrief: Stand van zaken toezeggingen aanpak witwassen van 23-04-2024. Kamerstukken II 2023-2024,31477-100. Hierbij is de algemene leidraad Wwft geüpdatet en meegestuurd bij deze kamerbrief waarin dit verduidelijkt is.
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe om de Kamer zo snel mogelijk, maar in elk geval voor het meireces te voorzien van de planning van het verstrekken van de ouderdossiers. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 063 Deze toezegging is afgedaan in de Kamerbrief: Toezegging inzake het voorzien van een planning voor het verstrekken van de ouderdossiers van 23-04-2024. Kamerstuknr. 31066-1378

De planning is om vanaf april 2024 gemiddeld 600 ouderdossiers per maand te verstrekken. Het streven is om tegen het einde van dit jaar minimaal 7.000 dossiers te verstrekken en zo mogelijk op te schalen naar 9.000 te verstrekken dossiers (inclusief de 2.201 dossiers uit het eerste kwartaal). Het uitgangspunt blijft daarbij om eerst de ouderdossiers te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de behandeling van bezwaar, een verzoek om aanvullende schade of (als nodig) in de urgente behandeling.

De inzet is om het ouderdossier zo vroeg mogelijk in het proces aan de ouder te verstrekken, en in ieder geval voor de inhoudelijke behandeling in bezwaar of bij CWS. Het is helaas niet mogelijk om vooraf aan te geven op exact welk moment in het proces het dossier zal worden verstrekt. De vraag en volgorde van dossiers wordt namelijk bepaald door factoren die niet vooraf vast te leggen zijn. Zoals de versnelling van de afhandeling van bezwaar en CWS-verzoeken, de vraag naar ouderdossiers in de integrale beoordeling, de reeds verstrekte hersteldossiers, de implementatiesnelheid van de verbetermaatregelen bij dossiers, en de beroepen niet tijdig beslissen die met voorrang behandeld worden.
2020/2021 Toezegging voortgangsrapportages Kwartiermakers Cta Kamerstukken II 2020-2021, 33 977, nr. 33 Appreciatie van de minister is in een brief van 12 maart 2024 verstuurd aan de Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 39 977, nr. 47).

Evaluatie Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) | Tweede Kamer der Staten-Generaal
2021/2022 Voor- en nadelen partnermodel onderzoeken Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000005 De minister is in zijn appreciatie van 12 maart 2024 hierop ingegaan. Kamerstukken II, 2023/24, 33 977, nr. 47.

Evaluatie Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) | Tweede Kamer der Staten-Generaal
2023/2024 De Tweede Kamer zal naar aanleiding van de bevindingen van het KPMG-rapport en op basis van de bestuurlijke reactie na het voorjaarsreces worden geïnformeerd over weerbaarheid tegen ondermijnende criminaliteit. Kamerstuk 31066-1338 Deze toezegging is afgedaan middels de Kamerbrief «Voortgang aanpak weerbaarheid tegen ondermijning Belastingdienst» 25-04-2024. Kamerstukken II 2023-2024, 31066, nr. 1379.



Middels deze Kamerbrief is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het KPMG-rapport 'Een weerbare overheid'. Ook wordt in deze brief ingegaan op de opvolging die de Belastingdienst gaat geven aan de aanbevelingen van KPMG, waarin de acties die zijn opgestart in het kader van het PWOB worden betrokken. In een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen binnen de Belastingdienst wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de voortgang van de aanpak weerbaarheid.
2023/2024 Toezegging Analyse globale evenwicht box 1, 2 en 3 (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03807 Deze toezegging is samen met de motie Heijnen c.s. over hetzelfde onderwerp afgedaan in de brief Alternatieve dekkingsopties n.a.v. Belastingplan 2024 van 5 april 2024 aan de Eerste Kamer.

Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, nr. AM.

2022/2023 De minister van Financiën zegt de Kamer toe om de Kamer na het zomerreces schriftelijk te informeren over de relatie tussen de ADR en de Algemene Rekenkamer. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 074 Afgedaan in Kamerbrief: Opvolging conclusies peer review Algemene Rekenkamer van 26-04-2024. Kamerstukkrn II 2023-2024, 31865-249.

2023/2024 Voor het zomerreces zullen de staatssecretarissen van Financiën de Tweede Kamer informeren over de verdere stappen die zijn gezet met de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000007 De verdere stappen in de invorderingsstrategieën zijn opgenomen in de brief van 26 april 2024 Kamerbrief inzake de versnelling van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. (Kamerstukken II 2023-2024, 31066-1380). Hierin is beschreven welke maatregelen al in uitvoering zijn en voor welke de ambitie is om deze uiterlijk op 1 januari 2025 te implementeren.
2023/2024 Toezegging Bij brief motie-Grinwis ingaan op differentiatie voor suikerhoudende dranken (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03808 De toezegging is afgedaan in de contourenbrief van vrijdag 26 april 2024 van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin mogelijke scenario's voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van suikergehalte zijn uitgewerkt.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 186.
2023/2024 Toezegging Brief verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken uiterlijk eind maart (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03809 De toezegging is afgedaan in de contourenbrief van vrijdag 26 april 2024 van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin mogelijke scenario's voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van suikergehalte zijn uitgewerkt.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 186.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief overzicht fiscale wetten die in werking treden bij Koninklijk Besluit Kamerstuk 36410-IX-41 Deze toezegging is afgedaan in de bijlage «Aangenomen wetten en maatregelen die nog niet in werking zijn getreden bij Koninklijk Besluit (KB)» bij de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur in de inkomstenbelasting van 16 april 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 184.
2023/2024 Toezegging Informeren uitvoerbaarheid en uitvoeringskosten aangenomen voorstellen (36.410) Kamerstukken I 2023-2024, P-T03766 Deze toezegging kan worden afgedaan. De Kamer dient te besluiten hoe wel te dekken, aangezien eerder aangenomen moties nu niet meer gewenst zijn.
2023/2024 De minister zegt toe dat hij de permanent vertegenwoordiger de doelmatigheid en doeltreffendheid laat inbrengen in de Ecofinraad als toevoeging op de evaluatie van het HVF. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 105 Deze toezegging is afgedaan in het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 april 2024 van 2 mei 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 21501-07 nr. 2031

2021/2022 Ik zal uw Kamer voor het einde van het jaar informeren over de mogelijkheden die ik zie om verbeteringen aan te brengen in compensatietrajecten in de financiële sector Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000017 Deze toezegging is afgedaan middels de Kamerbrief «Opvolging evaluatierapport "Collectief schadeherstel: kan het sneller en slimmer"» die verzonden is aan de Kamer op 16 mei 2024. Kamerstukken II 2021-2022, 29507-162
2023/2024 Als de uitkomsten van alle drie de onderzoeken bekend zijn, zal mijn ministerie in gesprek gaan met de betrokken partijen over de conclusies die uit deze onderzoeken kunnen worden getrokken en over eventuele oplossingsrichtingen. Ik streef ernaar om uw Kamer voor 1 juni hierover te informeren. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000008 Deze toezegging is afgedaan. In Kamerstukken II 2023-2024, 32013-289 wordt dit toegelicht.
2023/2024 De minister zal de Kamer te informeren over het onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken naar discriminatie en over het onderzoek het ministerie van Financiën over dit onderwerp. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 008 Deze toezegging is afgedaan. In Kamerstukken II 2023-2024, 32013-289 wordt dit toegelicht.

2023/2024 De minister gaat kijken hoe een ¨code of conduct¨ een rol in kan spelen bij discriminatie en de Kamer hierover nader informeren. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 007 Deze toezegging is afgedaan. In Kamerstukken II 2023-2024, 32013-289 wordt dit toegelicht.

2023/2024 In het verslag van de voorjaarsvergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zal de minister van Financiën een toelichting geven op de werking van de quota en de stemverhoudingen, gezien het technisch complexe karakter hiervan. Ook wordt de Nederlandse financiële positie daarin verduidelijkt, inclusief de rente-inkomsten. Als er een tijdpad over de Poverty Reduction and GrowthTrust (PRGT) komt, neemt de minister dat er ook in op. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 104 Deze toezegging is afgedaan middels de Kamerbrief «verslag Voorjaarsvergadering IMF en Coalitie voor Ministers van Financiën voor Klimaatactie 2024» die verzonden is aan de Kamer op 29 mei 2024.



Kamerstukken II 2023-2024, 26234-292
2023/2024 Onderzoek RVO bij periodieke actualisatie Milieulijst Kamerstuk 31305-461 Ministerie van IenW heeft deze toezegging overgenomen.
2023/2024 De staatssecretaris zal bij de actuele informatie over de coronabelastingschulden, bij de Voorjaarsnota, ter verdieping ingaan op de achterliggende redenen van het niet-inbare bedrag, zoals de financiële positie van bedrijven en de personele bezetting bij de Belastingdienst. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 032 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief: Stand van zaken betalingsregeling coronabelastingschulden -mei 2024.

Kamerstuknr. 31066-1388.

De Kamerbrief bevat een toelichting bij de actuele raming van het oninbare deel van de coronabelastingschulden. Dit is echter van meerdere factoren afhankelijk, die niet individueel gekwantificeerd kunnen worden.
2022/2023 De staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan met de VNG over de zorgen van de BAK dat er niet als één overheid opgetreden wordt en in de volgende voortgangsrapportage terug te komen op welke stappen er nog meer genomen kunnen worden hierin. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 010 Het afgelopen kwartaal is samen met ouders, gemeenten, de VNG, stakeholders, het ministerie van SZW en het ministerie van Financiën onderzocht hoe de voornaamste knelpunten kunnen worden ondervangen en hoe de brede ondersteuning toekomstbestendig kan worden ingericht. Dit is verder toegelicht in de aanbiedingsbrief bij de voortgangsrapportage jan-apr 2024. (Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)
2022/2023 De voorgestelde richtingen gaan gepaard met dilemma’s en risico’s. Zodra er een grotere mate van zekerheid is verkregen wordt een nieuwe planning met uw Kamer gedeeld. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000001 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief: update routes aanvullende schade.

Kamerstuknr. 31066-1391.

Gesprekken tussen het ministerie van Financiën en SGH over de evaluatie en eventuele opschaling lopen naar verwachting nog een aantal weken. Na afronding wordt een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) getekend met de SGH waarin de genoemde voorwaarden worden vastgesteld. In hoeverre de nieuwe DVO leidt tot de door beide partijen gewenste resultaten, zal doorlopend gemonitord worden en op reguliere momenten besproken met elkaar en indien nodig worden aanvullende afspraken met elkaar gemaakt
2023/2024 De voorbereidende werkzaamheden voor de HZK-regeling worden de komende tijd voortgezet, en zodra de uitvoeringstoets over de gewijzigde nabestaandenregeling is afgerond, zal ook een geactualiseerde planning voor HZK-regeling met de Kamer worden gedeeld. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Deze toezegging is afgedaan in H3.4 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024. (Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)

De HZK-regeling gaat in het eerste kwartaal van 2025 van start.

Op dit moment vinden de voorbereidingen voor de HZK-regeling plaats. Daarnaast worden in de loop van 2024 de benodigde processen, werkinstructies en IV-voorzieningen gerealiseerd en wordt invulling gegeven aan de inrichting van de uitvoeringsorganisatie en bemensing.
2023/2024 De alternatieve schaderoute start met een grootschalige pilot. Na het afronden van de eerste 300 VSO’s, of uiterlijk eind december starten we met de evaluatie van de pilot. De evaluatie wordt begin 2024 afgerond. Na de evaluatie komt er begin 2024 een beslismoment om de schaal van de regeling wel of niet te vergroten. Uw Kamer wordt vanzelfsprekend over de uitkomsten geïnformeerd. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000023 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief: update routes aanvullende schade.

Kamerstuknr. 31066-1391.

De evaluatie is uitgevoerd aan de hand van zeven onderzoeksvragen die zien op de oudertevredenheid, animo voor de route, snelheid, schaalbaarheid, capaciteitsbelasting voor ketenpartners, uitlegbaarheid en navolgbaarheid. De evaluatie concludeert positief ten aanzien van de oudertevredenheid en de capaciteitsbelasting voor ketenpartners. Bovendien wordt de mensgerichte, neutrale en collectieve aanpak van de SGH door ouders en het kabinet erg gewaardeerd. Het kabinet spreekt ook zijn waardering uit voor de waarden die SGH daarbij actief uitdraagt: eigen regie, vertrouwen, neutraliteit en collectiviteit



Ten aanzien van het animo wordt geconstateerd dat voldoende ouders geïnteresseerd zijn in de SGH-route om een wezenlijk onderdeel te kunnen zijn van het schadestelsel, maar met de kanttekening dat een risico ontstaat dat het aantal aanmeldingen te snel oploopt. Deze conclusiesluit aan bij die over de schaalbaarheid van de organisatie, waar het risico wordt geconstateerd op knelpunten in het proces. Tegelijkertijd worden in de evaluatie ook verschillende verbeterpunten genoemd voor deze route
2023/2024 De resultaten van het onderzoek van de ADR naar de CWS en UHT worden ongewijzigd
naar de Tweede Kamer doorgeleid.
Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Deze toezegging is afgedaan via Kamerbrief d.d. 10 oktober 2023, Kamerstukken II, 31066, nr. 1295

De conceptversie van het onderzoek is op 13-02-2024 gedeeld met de Kamer.

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2024/02/13/kamerbrief-onderzoek-adr-naar-de-behandeling-van-zwaar-getroffen-ouders-door-de-uht-en-de-cws
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe aan het lid Van der Lee de Kamer op de hoogte te houden van de dialoog tussen de staatssecretaris en de inspectie over of maatwerk en urgentieroutes meer of beter geïntegreerd kunnen worden en in de volgende voortgangsrapportage terug te komen op hoe communicatie richting de gedupeerden over de verschillende perspectieven van verschillende routes is. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 123 Deze toezegging is onderdeel van de separate brief over de aanvullende schaderoutes. Kamerstuknr. 31066-1391. Hierin wordt toegelicht hoe maatwerk en urgentie worde toegepast in de verschillende routes en tevens hoe ouders worden geïnformeerd over routes – zie ook motie Kamminga over dit onderwerp.
2023/2024 Evaluatie van de SGH-route (Stichting Gelijkwaardig Herstel) vindt plaats in het eerste kwartaal van 2024. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief: update routes aanvullende schade.

Kamerstuknr. 31066-1391.

De evaluatie is uitgevoerd aan de hand van zeven onderzoeksvragen die zien op de oudertevredenheid, animo voor de route, snelheid, schaalbaarheid, capaciteitsbelasting voor ketenpartners, uitlegbaarheid en navolgbaarheid. De evaluatie concludeert positief ten aanzien van de oudertevredenheid en de capaciteitsbelasting voor ketenpartners. Bovendien wordt de mensgerichte, neutrale en collectieve aanpak van de SGH door ouders en het kabinet erg gewaardeerd. Het kabinet spreekt ook zijn waardering uit voor de waarden die SGH daarbij actief uitdraagt: eigen regie, vertrouwen, neutraliteit en collectiviteit



Ten aanzien van het animo wordt geconstateerd dat voldoende ouders geïnteresseerd zijn in de SGH-route om een wezenlijk onderdeel te kunnen zijn van het schadestelsel, maar met de kanttekening dat een risico ontstaat dat het aantal aanmeldingen te snel oploopt. Deze conclusiesluit aan bij die over de schaalbaarheid van de organisatie, waar het risico wordt geconstateerd op knelpunten in het proces. Tegelijkertijd worden in de evaluatie ook verschillende verbeterpunten genoemd voor deze route.
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe de Kamer op de hoogte te houden van de evaluatie van de methode Stichting Gelijkwaardig Herstel. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 066 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief: update routes aanvullende schade.

Kamerstuknr. 31066-1391.

Als bijlage bij deze Kamerbrief is de Evaluatie van de pilot (Gelijk)waardig Herstel bijgevoegd. Dit rapport gaat in op zeven onderzoeksvragen en geeft twintig aanbevelingen.
2023/2024 De staatssecretaris zegt het lid Synhaeve toe om in de brief in april of uiterlijk in de volgende voortgangsrapportage terug te komen over hoe grote gemeenten nu gebruik maken van de middelen die er zijn m.b.t. problematische schulden en hoe jongeren worden geholpen in navolging van de motie-Kat. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 065 Deze toezegging wordt afgedaan in hoofdstuk 4.5 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024. (Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)

In vier grote gemeenten is aan 301 jongeren het aanvullend schuldhulpverleningsaanbod gedaan. Daarnaast bevinden zich tientallen jongeren in een aanmeldingsfase waarbij nog moet worden vastgesteld of er sprake is van een problematische schuldsituatie.

De vier grote gemeenten hebben op dit moment vier geslaagde regelingen met een gemiddeld saneringskrediet van €7.506 afgesloten.

Er is een verkenning gestart om een beeld te geven van de ervaring met het schuldhulpverleningsaanbod vanuit het perspectief van getroffen jongeren en gemeenten. Er wordt gestreefd om de uitkomsten medio november 2024 gereed te hebben
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe in de volgende voortgangsrapportage aan te geven wat mogelijke maatregelen ter versnelling van de afhandeling van bezwaren betekenen voor de planning. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 060 Deze toezegging is afgedaan in par. 1.4 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024. (Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)

Om de processen te versnellen bestaat het voornemen tot strikter hanteren en handhaven van

termijnen voor het indienen van bezwaarschriften, voor het completeren van onvolledige

bezwaarschriften en voor het plannen van een hoorzitting
2023/2024 De staatssecretaris gaat in de volgende voortgangsrapportage dieper in op in welke situaties bezwaar wel of niet langs de BAC gaat en laat daar voorbeelden van zien. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 061 Deze toezegging is afgedaan in par. 1.4 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024. (Kamerstukken II, 2023/24,31066, nr.1390)

Conform de per 26 oktober 2023 gewijzigde instellingsregeling vraagt UHT in situaties die dat

toelaten, geen advies aan de BAC. als voorbeeld worden genoemd situaties waarbij UHT volledig aan het bezwaar tegemoet komt, als een ouder zelf niet naar de BAC wil, als een bezwaar kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of wanneer de voorgenomen beslissing op bezwaar evident in lijn is met eerdere adviezen van de BAC.
2023/2024 De minister van Financiën zegt toe, n.a.v. de ECB-opinie inzake fiscale maatregelen en de financiële stabiliteit van banken (2023Z20475) vóór de Voorjaarsnota een schriftelijke reactie geven over andere aspecten van invoering van de bankenbelasting, alsmede alle andere motivaties bij de invoering van de bankenbelasting. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 029 Deze toezegging is afgedaan in de brief «alternatieve dekkingsopties n.a.v. Belastingplan 2024» van 5 april 2024, Kamerstukken I, 2023-2024, 2024D13669
2023/2024 Toezegging Afschrift brief minister OCW (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03806 De toezegging is verwerkt in de aanbiedingsbrief bij afschrift van Tweede Kamerbrief over overleg met rectoren universiteiten over wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid van 29 mei 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 31 288, nr. 1101.
2022/2023 De staatssecretaris van Financiën zegt toe dat hij, gezamenlijk met de minister voor BuHa-OS, de Kamer voor het einde van dit jaar informeert over hoe exportkredietverzekeringen kunnen worden ingezet voor strategische grondstoffen. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 052 Kamer is op 22 december 2023  geïnformeerd via de Voortgangsrapportage Nationale Grondstoffenstrategie: Voortgangsrapportage Nationale Grondstoffenstrategie | Rapport | Rijksoverheid.nl Kamerstuknr. 32852-291.



Inzet van de ekv op strategische grondstoffen komt aan bod in bijlage 1 van de Voortgangsrapportage.
2023/2024 Toezegging REIT-regime plussen en minnen (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03820 Deze toezegging is afgedaan in Kamerbrief Onderzoek naar de voor- en nadelen van een eventueel REIT-regime van 7 juni 2024.

Kamerstukken II 2023-2024, 32 140, nr. 196.
2023/2024 De inrichting (opzet) van de Hotspot wordt onderzocht door de ADR, dit onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2024 afgerond. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000024 Deze toezegging is afgedaan in de Kamerbrief van 10 juni 2024: Onderzoeksrapport ADR naar de inrichting van de Hotspot Toeslagenaffaire. (Kamerstuknr. 31066-1393.) . Bij deze brief is het ADR rapport gestuurd en een bestuurlijke reactie hierop.
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe om uit te zoeken of er een hoogleraar is die Toeslagen in diens portefeuille heeft, voert hierover een warm gesprek met de minister van OCW en komt er voor het zomerreces op terug in de stand-van-zakenbrief. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 124 Toezegging is afgedaan in Kamerbrief: Actualiteitenbrief Dienst Toeslagen van 11 juni 2024.

Kamerstuknr. II 2023/2024, 31066-1395.

Hierbij is aangegeven dat het benoemen van hoogleraren een aangelegenheid is van universiteiten. Ministeries hebben geen inspraak op deze benoemingen. Tevens is aangeven dat er verschillende hoogleraren zijn die het onderwerp Toeslagen indirect in de portefeuille hebben. Deze werkwijze is logisch omdat het een multidisciplinaire aanpak vanuit verschillende specialismen betreft (onder andere bestuursrecht, privacy, psychologie, statistiek en algoritmen, fiscaliteit).
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe om een overzicht te geven van waar ze staan met de invorderingsstrategie in de volgende stand-van-zakenbrief. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 126 De verdere stappen in de invorderingsstrategieën zijn opgenomen in de brief van 26 april 2024 Kamerbrief inzake de versnelling van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. (Kamerstukken II 2023-2024, 31066-1380). Hierin is beschreven welke maatregelen al in uitvoering zijn en voor welke de ambitie is om deze uiterlijk op 1 januari 2025 te implementeren.
2023/2024 De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe dat de toegezegde rapportage betreffende de grenseffecten van de brandstofaccijns naar verwachting uitkomt op Prinsjesdag 2024. Verder vindt er ten aanzien van de tabaksaccijns een volgende zogeheten Empty Pack Survey plaats. Die rapportage is voorzien voor de zomer van 2024. De grenseffecten van de verhoging van de alcoholaccijns zal conform de aangenomen motie-Erkens/Eppink worden onderzocht. Daarover wordt de Kamer geïnformeerd voor de zomer van 2024. Kamerstukken I 2023-2024, T03780 De toezegging is afgedaan met een Kamerbrief Tweede Kamer vervolgonderzoek monitoren grenseffecten verlaging brandstofaccijns en stand van zaken monitoren grenseffecten verhoging alcoholaccijns van 13 juni 2024. Daarnaast zijn het pakjesraaponderzoek en het onderzoek naar gedragseffecten van tabaksaccijns op 11 juni 2024 met een Kamerbrief naar de Tweede Kamer gegaan. Met de rapporten bij deze Kamerbrieven wordt de Kamer geïnformeerd over de monitoring van de grenseffecten. Een verdere analyse op de  alcoholaccijns wordt voor Prinsjesdag met de Kamer gedeeld.
Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 143. en Kamerstukken II 2023-2024, 32 011, nr. 112

2022/2023 De minister van Financiën zegt toe aan het lid Heinen schriftelijk te reageren op de CEPS-studie ‘The Real Fiscal Cost of Central Bank Bond Buying’ Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. TZ202303031 Deze toezegging is uitgevoerd. In Kamerstukken II, 2023/24, nr. 21501-07-2048 over de jaarlijkse informatiebrief risico's DNB en de Nederlandse staat als gevolg van de ECB beleid van 14 juni 2024. In deel 3 van de Kamerbrief wordt hier op ingegaan.

2023/2024 De minister van Financiën zegt toe aan het lid Van der Lee (GroenLinks) om het nodige ambtelijk voorwerk te laten verrichten ten behoeve van een eventuele invulling door een nieuw kabinet van de aanbeveling van de Raad van State ten aanzien van een klimaatinclusief begrotingsraamwerk en hierover in februari 2024 aan de Kamer te rapporteren. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 048 Het rapport van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte dat op 11 december 2023 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2023-2024, 36410-86) heeft aandacht besteed aan klimaat en de wijze waarop klimaat geïntegreerd kan worden in de begroting (onder meer in 3.3.3 en 5.4.5).
2023/2024 De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Aerdts (D66), toe dat beide Kamers op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen wat betreft de uitwerking van brede welvaart in de begrotingscyclus, ook via de budgettaire nota’s. De minister benadrukt dat gender hier ook onder valt. Het kabinet blijft zich inzetten voor brede welvaart en de uitwerking daarvan. Kamerstukken I 2023-2024, T03770 Deze toezegging is afgedaan in het FJR 2023:  Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 560, nr. 1
2023/2024 De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe schriftelijk in te gaan op de gestelde vragen met betrekking tot revolverende fondsen. Kamerstukken I 2023-2024, T03774 In bijlage 26 van de Miljoenennota 2024 is deze toezegging afgedaan (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410, nr. 2).



In deze bijlage wordt een uitgebreid overzicht van alle fondsen – inclusief revolverende fondsen – gegeven.
2023/2024 De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe schriftelijk terug te komen op de scenario’s ten aanzien van de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen. Kamerstukken I 2023-2024, T03775 In sectie 4.6 van de Voorjaarsnota 2024 is deze toezegging afgedaan (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 550, nr. 1).



In deze sectie wordt beschreven (1) hoe de fondsensystematiek zich verhoudt tot de Rijksbegroting, (2) wat de impact van stijgende rentelasten zijn voor fondsen en (3) wat de gevolgen van inflatie zijn voor fondsen.
2022/2023 Toezegging Kabinetsreactie rapport Elke regio telt! Kamerstukken I 2022-2023, P-T006265 In de Voorjaarsnota 2024 wordt hierop ingegaan in de regioparagraaf. Hierin wordt genoemd dat de Tweede Kamer rond de zomer van 2024 geïnformeerd over de bouwstenen die het kabinet voorziet voor de uitwerking van de adviezen van het rapport Elke Regio Telt (blz 63-64).  Kamerstuk: Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 550, nr. 1
2016/2017 Toezegging wijzigingen in bijlage bij Wet toezicht accountantsorganisaties Handelingen II 2016-2017, nr. 99 Doorlopend. Bij elke wijziging van de bijlage bij de Wet toezicht accountantsorganisaties, wordt de TK per brief geinformeerd.
2019/2020 Toezegging verlengen garanties inzake SURE Kamerstukken II 2019-2020, 35 466, nr. 10 Deze toezegging is niet meer relevant omdat de beschikbaarheid van de middelen op basis van de SURE-verordening ten einde is gekomen, waarmee verlenging van de garanties geen actueel vraagstuk meer is.
2022/2023 De minister van Financiën zegt toe aan het lid Heinen in het BNC-fiche schriftelijk terug te komen op zijn vraag naar de aard van een mogelijk nieuw eigen middel op basis van een bestaande statistiek uit de nationale rekeningen voor het bruto operationele resultaat van bedrijven. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 030 Op deze toezegging is schriftelijk teruggekomen in het BNC-fiche van 25 augustus 2023, Kamerstukken II 2022/23, 22112, nr. 3760.
2023/2024 De staatssecretaris zal de Kamer voor eind maart 2024 informeren over ICT-voorbeelden uit het buitenland, zoals Estland. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 2403, nr. 033 Deze toezegging is afgedaan met de Kamerbrief «Voortgang ICT Belastingdienst» die verzonden is aan de Kamer op 18 juni 2024. Kamerstukken II 2023/2024, 31066, nr. 1412.



De Kamerbrief geeft, zoals toegezegd, inzicht in ICT-voorbeelden uit het buitenland en het overnemen van moderne systemen uit landen die het belastingsysteem volledig opnieuw opgezet hebben, zoals Estland. De Belastingdienst heeft onder andere contact met Estland, Litouwen, Denemarken, België, Nieuw-Zeeland en Finland over ICT. De Belastingdienst oriënteert zich ook op moderne systemen uit andere landen. Zo is op basis van contact met de Finse belastingdienst de inkoop van een (commerciële ‘off the shelf’) applicatie voor de heffing van omzetbelasting onderzocht. Voor een verdere uitweiding verwijs ik u naar de brief.
2023/2024 Gebruik portaldata bij de Belastingdienst Kamerstuk 31066-1355 Deze toezegging is afgedaan met de Kamerbrief «Voortgang ICT Belastingdienst» die verzonden is aan de Kamer op 18 juni 2024. Kamerstukken II 2023/2024, 31066, nr. 1412.



De Kamerbrief geeft, zoals toegezegd, inzicht in het gebruik van portaldata bij de Belastingdienst. Het gaat hier om gegevens die gelogd worden in de Mijn-portalen van Interactie Online (Mijn Belastingdienst/Mijn Belastingdienst Zakelijk). Er wordt gebruik gemaakt van zes soorten data: Logging gebruiksinteractie, Splunklogging, registratie contacthistorie, registratie van berichtenverkeer, registratie e-mailadressen ten behoeve van notificaties en registratie formulierinhoud.

2023/2024 De staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst zegt toe aan het lid Grinwis (CU) om voorafgaand aan de behandeling van het Belastingplan een brief te sturen waarin wordt ingegaan op zijn vraag over het bruto kunnen uitkeren van Wuv-uitkeringen (Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers). Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 051 De toezegging is afgedaan in Kamerbrief belastingheffing over uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 van 17 juni 2024. In de brief wordt ingegaan op waarom het niet binnen de wetssystematiek past om een uitzondering te maken op de heffing van belastingen op draagkrachtverhogende WUV-uitkeringen, waarbij jaren geleden, bij vaststelling van de hoogte van de uitkering, al rekening werd gehouden met belastingheffing.

Kamerstukken II 2023-2024, 20 454, nr. 205.

2023/2024 De minister zegt toe voor de zomer, mogelijk bij een Ecofin-agenda, terug te komen op de verliezen van de andere centrale banken, zodat ook andere cijfers meegenomen kunnen worden. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 055 Deze toezegging is uitgevoerd. In Kamerstukken II, 2023/24, nr. 21501-07-2048 over de jaarlijkse informatiebrief risico's DNB en de Nederlandse staat als gevolg van de ECB beleid van 14 juni 2024. In deel 3 van de Kamerbrief wordt hier op ingegaan.



2023/2024 De staatssecretaris zegt het lid Van der Lee toe nog schriftelijk toe te lichten waarom een hoger afdrachtniveau voor de NLO geen optie is en het vakje rood is gekleurd en voegt daarbij de achterliggende analyse toe. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 058 Deze toezegging is afgedaan in de brief "Toezegging commissiedebat Staatsdeelnemingen betreffende effecten toekomstvariant NLO" van 20 juni 2024, Kamerstukken II, 2023/24, 28 165, nr. 427.



In de brief wordt aangegeven dat een verhoging van het afdrachtspercentage zou betekenen dat de bestaande  propositie richting de consument moeilijk kan worden gehandhaafd, mogelijk tot een niveau waarin het onhoudbaar wordt om sommige producten in de huidige vorm aan te bieden. Dat zou vervolgens ook een negatief effect hebben op beneficianten.
2023/2024 De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe voor de bespreking van het Belastingplan iets te zeggen over het tijdpad met betrekking tot de uitkomsten van de motie over de bovengrens voor de marginale druk. Kamerstukken I 2023-2024, T03772 Deze toezegging is afgedaan in de Kamerbrief van 21 juni 2024 over mogelijkheden om een zeer hoge marginale druk tegen te gaan en om het verschil in belastingdruk op huishoudensniveau tussen alleenverdieners (paar met een kostwinner) en tweeverdieners (paar met twee werkenden) te verkleinen. Bijlage bij deze brief is een brief aan de Tweede Kamer over de motie Grinwis/Omtzigt over het ontwikkelen van een bovennorm voor de marginale druk.
Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, AS.

2023/2024 De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat het kabinet de Kamer in de eerste helft van dit jaar zal informeren over de mogelijkheden om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen. Kamerstukken I 2023-2024, T03781 Deze toezegging is afgedaan in de Kamerbrief van 21 juni 2024 over mogelijkheden om een zeer hoge marginale druk tegen te gaan en om het verschil in belastingdruk op huishoudensniveau tussen alleenverdieners (paar met een kostwinner) en tweeverdieners (paar met twee werkenden) te verkleinen. Bijlage bij deze brief is een brief aan de Tweede Kamer over de motie Grinwis/Omtzigt over het ontwikkelen van een bovennorm voor de marginale druk. Kamerstukken I 2023-2024, 36 418, AS.

2023/2024 tweede deel CAF onderzoek Kamerstuk 31066-1338 Deze toezegging is afgedaan met de Kamerbrief «Reactie onderzoek deel II naar de werkwijze van het voormalig Combiteam Aanpak Facilitators» Kamerstukken II 2023/2024, 31066, nr. 1414.



De Kamerbrief geeft een reactie op het tweede deel van het onderzoek naar het Combiteam Aanpak Facilitators. Het gaat in op de resultaten van het onderzoek, en geeft een conclusie bij deze resultaten.
2023/2024 De minister zegt het lid Teunissen toe om in het jaarverslag terug te komen op hoe staatsdeelnemingen gaan voldoen aan de SBTI-normen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 050 Deze toezegging is afgedaan in het «Jaarverslag Staatsdeelnemingen» van 27 juni 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 28 165, nr. 428. In het jaarverslag staat op pagina 21 dat de staat in gesprek blijft met de deelnemingen om hun klimaatplannen te laten valideren door het internationale Science-based target initiative (SBTi). Daarnaast wordt op pagina 22 o.a. een overzicht gegeven van welke deelnemingen zich wel en niet bij SBTi hebben aangemeld.
2023/2024 De minister zegt toe in elk geval vóór het zomerreces, maar niet binnen enkele weken, de Kamer te informeren over de voortgang van het proces rond de digitale euro. Daarbij wordt inzicht geboden in de ambtelijke onderhandelingen en hoe verschillende alternatieven en elementen die vanuit de Kamer zijn aangedragen al wel of niet tot hun recht zijn gekomen. Dit zal toegevoegd worden aan één van de verslagen of de geannoteerde agenda's. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 106 De Kamer is geïnformeerd conform deze toezegging, middels Kamerbrief: Verslag Eurogroep en Ecofinraad 20 en 21 juni 2024. Kamerstukkren II 2023-2024, 21501-07-2053.

2023/2024 In de laatste voortgangsbrief stond ook dat mogelijk niet alle groepen zijn geholpen met het voltooien van de acties uit het bijgevoegde overzicht. Voor deze groep is een vangnet wenselijk, bijvoorbeeld in de vorm van toegang tot een basisbetaalrekening voor zakelijke klanten.14 Daarom heeft mijn voorganger aan de banken gevraagd hier een voorstel voor te doen. De NVB heeft afgelopen zomer een verkenning uitgevoerd naar een basisbetaalrekening voor zakelijke klanten. Deze neemt het ministerie mee in de uitwerking van verschillende opties die momenteel plaatsvindt. Ik wil de Tweede Kamer rond de zomer informeren over de verschillende opties die worden voorbereid, en de bijbehorende voor- en nadelen, ten behoeve van de politieke besluitvorming. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 De minister heeft aan deze toezegging voldaan middels een Kamerbrief (Kamerstukken II, 2023-2024, 31477-102)
2023/2024 De minister zegt toe om met de toezichterhouder in gesprek te gaan over wie er nu eigenlijk toeziet op discriminatie in de bankensector en hierop vóór Prinsjesdag terug te komen in een brief aan de Kamer. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 003 De minister heeft de toezegging afgedaan in de beantwoording van een schriftelijk overleg inzake de onderzoeken naar discriminatie ( Kamerstukken II, 2023-2024, 32013-292)
2023/2024 Toezegging Doorverwijzing minister LNV wet dieren in verhouding tot landelijke beëindigingsregelingen (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03811 Ministerie van LNV heeft deze toezegging overgenomen.
2022/2023 Het kabinet is voornemens de eventuele aanpassing in
beslistermijnen in een aanvullend wetsvoorstel aan uw Kamer te doen toekomen.
Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000009 Deze toezegging is afgedaan in de brief Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Kamerstukken II, 2023/24,36577, nr.5).
2023/2024 Voor het verruimen van de aanmeldtermijn voor aanvullende schade is een wetswijziging noodzakelijk. Deze wetswijziging zal in gang worden gezet en bij uw Kamer worden ingediend Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Deze toezegging is afgedaan in de brief Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Kamerstukken II, 2023/24,36577, nr.5).
2023/2024 Het kabinet is voornemens om de peildatum die bepaalt of gedupeerde ouders in het buitenland (en ex-partners in het buitenland en nabestaanden in het buitenland) in aanmerking komen voor brede ondersteuning wettelijk aan te passen naar 31 december 2021. De wijziging zal terugwerkende kracht krijgen. Dit betekent dat ouders die nu hulp nodig hebben van het OTB dat ook kunnen krijgen. De wetswijziging zal meelopen in een verzamelwet met diverse andere aanpassingen, die voor behandeling naar uw Kamer gaat Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000004 Deze toezegging is afgedaan in de brief Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Kamerstukken II, 2023/24,36577, nr.5).
2023/2024 Een wetsvoorstel met daarin een aangepaste nabestaandenregeling wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 aan uw Kamer voorgelegd. De uitvoering wordt parallel voorbereid en kan in de zomer van 2024 gereed zijn, zodat kan worden gestart met de uitvoering van de regeling zodra deze wet is aangenomen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000007 Deze toezegging is afgedaan in de brief Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Kamerstukken II, 2023/24,36577, nr.5).
2023/2024 Het kabinet heeft een conceptwetsvoorstel in voorbereiding om naar een aantal beslistermijnen te kijken. Dit wetsvoorstel bevindt zich nu in de adviseringsfase. Het advies van de Raad van State is hierin voor het kabinet zwaarwegend. Mede afhankelijk daarvan hoopt het kabinet in het tweede kwartaal van 2024 een voorstel aan de Kamer te kunnen sturen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000013 Deze toezegging is afgedaan in de brief Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Kamerstukken II, 2023/24,36577, nr.5).
2022/2023 De minister zal de handboeken voor richtlijnen voor staatsdeelnemingen naar de Kamer sturen. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000045 Deze toezegging is afgedaan. De Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 in handboeken nader uitgewerkt per thema. Deze handboeken zijn digitaal beschikbaar op het Dashboard Staatsdeelnemingen.
2022/2023 De minister zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 informeren over het dashboard ten aanzien van staatsdeelnemingen naar aanleiding van de uitrol van de nota staatsdeelnemingenbeleid Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000009 Toezegging is opgevolgd. Het Dashboard Staatsdeelnemingen is digitaal beschikbaar.
2022/2023 De minister zal de Kamer de ervaringen met het nieuwe afwegingskader staatsdeelnemingen in de eerste helft van 2023 met de Kamer delen. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000013 Toezegging is opgevolgd. Het besluit om een deelneming aan te gaan neemt het kabinet mede aan de hand van de vragen uit het «Afwegingskader aangaan en afstoten van een deelneming» uit de Nota Deelnemingenbeleid 2022. Daarnaast wordt het Afwegingskader bij de evaluaties van deelnemingen gebruikt om te bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is om een bijdrage te leveren aan de borging van de betreffende publieke belangen. Sinds de Nota 2022 is er nog geen deelneming aangegaan. Twee deelnemingen zijn geëvalueerd. Uit de onafhankelijke toets op die evaluaties zijn geen aandachtspunten voor het Afwegingskader naar voren gekomen.
2023/2024 Aanvullend voorstel over SGH naar de Kamer, mogelijk op dinsdag 2 juli voorzien. Niet wenselijk dat dit na reces wordt.
Dit is gelijk motie 1405. (Toegezegd aan VVD)
Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000089 De Kamer is op 16 juli 2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31066, nr. 1420.) geïnformeerd dat er een dienstverleningsovereenkomst is gesloten met SGH. Hierbij is ook ingegaan op de wijze waarop opvolging is gegeven aan de aanbevelingen uit de evaluatie.

Door de bewindslieden gedane toezeggingen die nog niet zijn afgerond (niet fiscaal)

2021/2022 Gevolgen audit quality indicators monitoren Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000017 In een eerstvolgende brief aan de Kamer over de accountancysector lichten we toe dat wij dit hebben besproken met de NBA en dat we de Kamer t.z.t. hierover zullen informeren. Want de gevolgen bewaken van de invoering van de rapportageplicht m.b.t. kwaliteitsindicatoren kan pas nadat middelgrote en kleine accountantsorganisaties onder deze plicht zijn gaan vallen.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Onderzoek naar digitalisering van de aangifte voor de belasting op personenauto’s en motorrijwielen Kamerstuk 32800-82 De RDW en Belastingdienst doen onderzoek naar de mogelijkheden om gezamenlijk een digitaal portaal voor de BPM-aangifte te ontwikkelen. Het onderzoek wordt in de tweede helft van 2024 opgeleverd.
2012/2013 Toezegging ontwerp en invulling van borgingsinstrumenten Kamerstukken II 2012-2013, 28 165, nr. 162 in behandeling.. Het invoeren van een Britse wet voor borging publieke belangen heeft op dit moment geen prioriteit in het VK.
2013/2014 Toezegging financiële transactiebelasting Kamerstukken II 2013-2014, 21 501-07, nr. 1115 in behandeling.. Aangezien er nog geen concreet voorstel ligt is dit nog niet aan de orde
2015/2016 Toezegging gedupeerden misleidende reclame Staatsloterij Kamerstukken II 2015-2016, 28 165, nr. 248 in behandeling.. Nederlandse Loterij heeft afspraken gemaakt met Stichting Staatsloterijschadeclaim over een oplossing voor alle spelers uit de tijd van de misleidende reclame. Belangrijkste element was een eenmalige, bijzondere loterij in mei 2017. Veel oud-deelnemers hebben aan deze loterij deelgenomen, waardoor het risico op betaling van hoge schadebedragen substantieel is gedaald. Tegen Staatsloterij lopen nog enkele collectieve en individuele zaken.
2015/2016 Toezegging kapitaalstortingen TenneT Duitse investeringen Kamerstukken II 2015-2016, 28 165, nr. 248 in behandeling.. De gedane kapitaalstortingen voor TenneT zijn alleen voor TenneT Nederland. In de Kamerbrief van 23 februari 2023 (briefkenmerk 2023-0000037422) heeft de minister van Financiën en de minister voor Klimaat en Energie de Kamer geïnformeerd dat er een grote kapitaalbehoefte is voor TenneT Duitsland. In deze brief heeft de minister aangegeven dat het voorkeursscenario is voor het invullen van deze kapitaalbehoefte is om TenneT Duitsland te verkopen aan de Duitse staat. In de brief van 6 juni 2023 (briefkenmerk 2023-0000160338) is de Kamer geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen rondom de eventuele verkoop van TenneT Duitsland.
2015/2016 Toezegging voortgang Volksbank Kamerstukken II 2015-2016, 33 532, nr. 61 in behandeling.. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd door voortgangsrapportages. De Kamer is op 6 juli 2023 geïnformeerd over de meest recente voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank.
2016/2017 Toezegging valuatie verkoopproces a.s.r. Kamerstukken II 2016-2017, 33 532, nr. 79 in behandeling.. De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van dit traject.
2017/2018 Toezegging evalueren wet transparant toezicht financiële markten twee of drie jaar na inwerkingtreding Handelingen II 2017-2018, nr. 46, item 4 in behandeling.. Ten behoeve van de evaluatie is met DNB en AFM afgesproken dat zij de komende jaren bijhouden hoe zij de nieuwe publicatiebevoegdheden uit de Wet transparant toezicht financiële markten inzetten.
2017/2018 Toezegging blijvend monitoren lasten Wwft Handelingen II 2017-2018, nr. 55, item 23 Doorlopend.
2017/2018 Toezegging evaluatie Wet toezicht trustkantoren 2018 Handelingen II 2017-2018, nr. 102, item 3 (herdruk) in behandeling.. Wordt meegenomen bij de evaluatie van de Wet toezicht trustkantoren die voorzien is vijf jaar na inwerkingtreding (2024)
2017/2018 Toezegging aandacht EC voor risico’s op terrein van privacy Kamerstukken II 2017-2018, 34 813, nr. 22 in behandeling..  De Tweede Kamer is hierover geinformeerd in brief moties en toezeggingen op het terrein van de financiële markten najaar 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 545, nr. 111. Ook is in de reactie op de consultatie van de Europese Commissie ten behoeve van de te vormen strategie voor het retail betalingsverkeer aandacht gevraagd voor de privacy-risico's ten aanzien van PSD2.
2017/2018 Toezegging DNB jaarlijks om rapportage trustsector te vragen Handelingen II 2017-2018, nr. 105, item 8 Doorlopend. DNB neemt de rapportage op in haar zbo-verantwoording
2018/2019 Toezegging hoogte normrendement Invest-NL Handelingen II 2018-2019, nr. 82, item 16 Toezegging is opgevolgd. De Tweede Kamer is op 24 mei 2023 geïnformeerd in de brief «Ontwikkelingen beheer staatsdeelnemingen 2023» (Briefkenmerk 2023-0000118171).
2019/2020 Toezegging 25%-grens evaluatie UBO-register Handelingen II 2019-2020, nr. 31, item 58 in behandeling.. op dit moment wordt de toegang tot het register herzien. Een evaluatie van het register zal daarna plaatsvinden. Daarbij moet ook rekening gehouen worden met de onderhandelingen over het Europese AML-pakket.
2019/2020 Toezegging dialoog UBO- en centraal aandeelhoudersregister Handelingen II 2019-2020, nr. 31, item 58 doorlopend. Kennis vanuit de ervaringen met het UBO-register worden betrokken bij de gesprekken over een centraal aandeelhoudersregister
2019/2020 Toezegging monitoren toename gebruik non-custodian wallets Handelingen II 2019-2020, nr. 31, item 58 Vanwege het digitale en daarmee landsgrensoverschrijdende karakter van crypto’s is het gebruik van non-custodian wallets op nationaal niveau lastig te monitoren. Daarnaast speelt de vraag in hoeverre non-custodian wallets worden gebruikt ook in andere EU-lidstaten. Tijdens de Raadsonderhandelingen en de trilogen over de onlangs aangenomen verordening bij geldovermakingen toe te voegen informatie (TFR), waarin nieuwe anti-witwas- en terrorismefinancieringregels zijn opgenomen voor cryptoactiva, is er veel aandacht geweest voor het gebruik van non-custodian wallets door ingezeten van de EU. Dit heeft ertoe geleid dat er een bepaling in TFR is opgenomen dat de Europese Commissie uiterlijk in 2027 met een analyse komt van de het gebruik van non-custodian wallets in de EU. Door deze analyse op EU-niveau uit te voeren verwacht het kabinet meer inzicht te krijgen in het gebruik van non-custodial wallets dan als het onderzoek op nationaal niveau uitgevoerd zou worden. De Kamer zal geïnformeerd worden over de uitkomsten van deze analyse.
2019/2020 Toezegging bespreken integriteitsrisico’s geldautomaten met DNB en in MOB Handelingen II 2019-2020, nr. 31, item 58 De minister van Financiën heeft aangekondigd een wetsvoorstel over de toegang tot contant geld op te gaan stellen. Hierbij zal, in overleg met DNB, bekeken worden of er eventuele integriteitsrisico’s bestaan bij geldautomaten die geadresseerd dienen te worden.
2019/2020 Toezegging evalueren financiële dienstverlening aan ambassades en internationale organisaties Handelingen II 2019-2020, nr. 31, item 58 in behandeling.. Dit wordt meegenomen in de opvolging van de Beleidsagenda aanpak witwassen.
2019/2020 Toezegging hefboomleningen in FSB en in kaart brengen risico's Kamerstukken II 2019-2020, 32 013, nr. 234. in behandeling.. In FSB-verband wordt hier aandacht voor gevraagd en staat het op de agenda. De FSB brengt momenteel risico's verder in kaart. Vervolgens wordt de Kamer hierover geinformeerd.
2019/2020 Toezegging eurobetaalrekening ingezetenen Caribisch Nederland Aanhangsel van de Handelingen II 2018-2019, nr. 3773 in behandeling.. wetgeving is in voorbereiding om belemmeringen voor het aanbieden van EURO-rekeningen in de BES weg te nemen.
2019/2020 Toezegging De Kamer te informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen onderzoek overlap geldstromen witwassen en belastingontwijking (35.245) Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10 Deze toezegging is gerelateerd aan de motie Snels/Groothuizen. Deze motie is meegenomen in het onderzoek van de commissie Doorstroomvennootschappen. Het rapport van deze commissie is op 22 november 2021 gepubliceerd, tezamen met de kabinetsreactie. Daarnaast is in bijlage II bij de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda van 3 juni 2022 aangegeven dat momenteel door het Financieel Expertise Centrum (FEC) een verkenning wordt gedaan naar een mogelijk vervolgonderzoek naar witwassen en doorstroomactiviteiten, conform de aanbeveling daartoe van de commissie Doorstroomvennootschappen. De Kamer is op 8 februari 2023 met de Kamerbrief Reactie op de aanbevelingen van de Commissie doorstroomvennootschappen geinformeerd over de stand van zaken van de opvolging van de aanbevelingen van de comissie.
2019/2020 Toezegging Jaarlijks de wenselijkheid te inventariseren van aanvullende wetgeving teneinde FATF-standaarden te implementeren (35.245) Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10 Op 30 juni 2023 is de herziening van de Transfer of Funds-verordening in werking getreden. De regels worden van toepassing vanaf 30 december 2024. Met deze verordening zal de EU als geheel voldoen aan de FATF-aanbevelingen voor crypto-activa. Het kabinet is voornemens om later dit jaar de benodigde implementatiewetgeving bij de Tweede Kamer in te dienen.
2019/2020 Toezegging inzet op crypto's bij Financiën en DNB Kamerstukken I 2019-2020, nr. 25, item 10 Doorlopend
2019/2020 Toezegging betrekken fintech en start-ups bij strijd tegen witwassen via cryptovaluta Kamerstukken I 2019-2020, nr. 25, item 10 in behandeling.. Crypotpartijen worden betrokken bij de uitvoering van de beleidsagenda aanpak witwassen.
2019/2020 Toezegging Faciliteren van gerechtvaardigde beroepen op afscherming van UBO's van kerkgenootschappen (35.179) Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 10, p. 17 De minister van Justitie en Veiligheid onderhoudt primair contacten met kerkgenootschappen. In zijn algemeenheid zijn deze contacten goed. Onderwerp van gesprek is het UBO-register in brede zin, waaronder ook over de afscherming bij gerechtvaardigde verzoeken daartoe.
2019/2020 Toezegging gesprek met kerkgenootschappen Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 10, p. 14, 15 en 16 in behandeling., JenV heeft hier het voortouw.
2019/2020 Toezegging Terugkoppeling gesprekken over het UBO-register met kerkgenootschappen (35.179) Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 10, p. 14, 15 en 16 De minister van Justitie en Veiligheid heeft toegelicht wat het gevoerde beleid, zoals gecommuniceerd in de kamerbrief van 14 april jl., betekent voor leden van kerkgenootschappen. Dit tot wederzijdse tevredenheid. Ook in de toekomst zal het ministerie van Justitie en Veiligheid op regelmatige basis contact met kerkgenootschappen houden om met elkaar in verbinding te blijven en signalen tijdig op te vangen.
2019/2020 Toezegging verankeren rekeninghouders in gedragscode bankensector Kamerstukken II 2019-2020, 35 107, nr. 16 in behandeling.. De bankensector heeft de Code Banken aangepast. De Tweede Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2024 nader geïnformeerd.
2019/2020 Toezegging informeren Kamer EC-stukken SURE (rapportages/verantwoording) Kamerstukken II 2019-2020, 21 501-07, nr. 1713 in behandeling.. Dit is een doorlopende toezegging.
2015/2016 Toezegging informeren Kamer rondom regelgeving op grond van artikel 1:3a Kamerstukken II 2015-2016, 34 455, nr. 11 in behandeling.. Eerste en enige melding bij brief van 9 februari 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 32 545, nr. 60. Daarna is er geen regelgeving op grond van artikel 1:3a vastgesteld
2014/2015 Toezegging analyse Financial Transaction Tax Kamerstukken II 2014-2015, 34 208, Kamerstukken II 2014-2015, 34 198 en Kamerstukken II 2014-2015 34 204, nr. 11 in behandeling.. Het is tot op heden niet duidelijk hoe de Financial Transaction Tax er uit komt te zien.
2020/2021 Toezegging onderzoek omvang en risico's crypto's Kamerstukken II 2020-2021, 31 477, nr. 54 in behandeling..
2020/2021 Toezegging informeren dossier consultants Kamerstukken II 2020-2021, 31 477, nr. 54 Relevante nieuwe ontwikkelingen zullen gedeeld worden met de TK.
2020/2021 Toezegging proactief informeren Kamer voortgang FATCA Kamerstukken II 2020-2021, 25 087, nr. 268. in behandeling.. De Kamer wordt proactief geïnformeerd over de voortgang op het FATCA dossier. De meest recente Kamerbrief is de vijfde voortgangsbrief FATCA van 20 maart 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 25087, nr. 315.
2020/2021 Toezegging gevolgen aanpassing normen voor kredietverstrekkers Kamerstukken II 2020-2021, 32 545, nr. 145. in behandeling.. Deze toezegging wordt meegenomen bij de implementatie van de CCD2 (herziene richtlijn consumentenkrediet). Het implementatiewetsvoorstel is in voorbereiding.
2015/2016 Toezegging SNS Kamerstukken I 2015-2016, T02187 in behandeling.. Doorlopend. Jaarlijks wordt er gerapporteerd over de voortgang van de bank voor een besluit over haar toekomst, door middel van een rapportage van NLFI. De meest recente rapportage is op 7 juli 2022 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II, 2021-2022, 33532-92). De Eerste Kamer heeft hiervan een afschrift ontvangen (Kamerstukken I, 2021–2022, 33 532, C). De minister van Financiën heeft  daarnaast op 22 februari 2023 de Tweede Kamer geïnformeerd over het proces om tot een richtinggevend besluit over de toekomst van de Volksbank te komen (Kamerstukken II, 2022–2023, 33 532, nr. 93).
2021/2022 De publiek toegankelijke onderzoeken van de ECB met de Kamer delen die inzicht geven in de vraag waar het geld van de monetaire verruiming precies naar toe is gegaan en in hoeverre dit geld effect heeft gehad op de huizenmarkt Algemene Financiële beschouwingen 'in behandeling., er zijn geen recente ontwikkelingen. Zodra dit het geval is, wordt de Kamer geïnformeerd.
2020/2021 Toezegging Notitie over de uitvoeringsproblematiek bij Ministerie van Financiën Kamerstukken I 2020-2021, T03230 in behandeling..
2021/2022 Toegezegd is dat de stas F&B en de stas SZW een brief sturen over de samenwerking tussen Belastingdienst en Inspectie SZW. Tweeminutendebat Rechterlijke uitspraak Deliveroo De Tweede Kamer wordt naar verwachting verder geïnformeerd over deze toezegging in de volgende gezamenlijk met SZW geschreven brief  "Werken met en als zelfstandige(n)" .
2021/2022 Minister stuurt in januari resultaten onderzoek DNB en MOB naar Kamer en zijn reflectie daarop; Commissiedebat Digitale euro in behandeling.
2021/2022 Op basis van de gesprekken en vervolggesprekken met de initiatiefnemers, te kijken welke elementen van artikel 73 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen aangepast moet worden om optimaal recht te doen aan de transparantieplicht richting de consument. Plenair debat burgerinitiatief Tijd voor transparantie in behandeling.. Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. Deze toezegging zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.
2021/2022 Een vervolggesprek aan te gaan met de aanbieders van al deze producten om te kijken hoe zij deze verantwoordelijkheid zelf al op een snelle manier kunnen nemen. Plenair debat burgerinitiatief Tijd voor transparantie in behandeling.. Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. Deze toezegging zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.
2021/2022 In gesprek te gaan met aanbieders om te kijken naar het begrijpelijk maken van polissen. Plenair debat burgerinitiatief Tijd voor transparantie in behandeling.. Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. Deze toezegging zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.
2021/2022 In de gesprekken met de verzekeraars te kijken wat ze vrijwillig nog verder kunnen doen om meer klanten te bereiken in het kader van de wettelijke verplichte activering Plenair debat burgerinitiatief Tijd voor transparantie in behandeling.. Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. Deze toezegging zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.
2021/2022 Om uit te zoeken wat er in andere landen, zoals Scandinavië gedaan is aan het transparant maken van kosten. Plenair debat burgerinitiatief Tijd voor transparantie in behandeling.. Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. Deze toezegging zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.
2021/2022 Bij de toegezegde brief in te gaan op de naleving van art73 BGfo en het toezicht. Plenair debat burgerinitiatief Tijd voor transparantie in behandeling.. Onderdeel van Kamerbrief over kapitaalverzekeringen en afhandeling burgerinitiatief ‘Tijd voor Transparantie’. Deze toezegging zal gezamenlijk met motie Heinen c.s. over met de toezichthouder voorstellen doen om de transparantie van financiële producten te verbeteren (35862, nr. 2) worden afgedaan.
2021/2022 De Kamer wordt geïnformeerd voordat het behandelkeuzemodel definitief in gebruik genomen wordt en welke afwegingen hieraan ten grondslag liggen. Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000011 Het model is nog niet in gebruik genomen, zodra dit wel gebeurt wordt u zoals toegezegd hierover geïnformeerd.

De Kamer is wel geïnformeerd over de tweede pilot in de laatste stand van zakenbrief, in de volgende stand van zakenbrief zal wederom een update worden gegeven.
2016/2017 Toezegging Evaluatie algemene zorgplicht Wet op het financieel toezicht Kamerstukken I 2021-2022, P-T003834 Aangehouden. De oorspronkelijke toezegging luidt: uiterlijk 1 januari 2022 zal de Staten-Generaal een verslag met de bevindingen van de evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de algemene zorgplicht in artikel 4:24a Wft in de praktijk ontvangen. De minister van Financiën heeft de Staten-Generaal op 12 december 2021 geïnformeerd over het aanhouden van de evaluatie tot er meer zicht is op de formele handhavingspraktijk en ontwikkeling in de bestuursrechtelijke rechtspraak.
2017/2018 Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten Kamerstukken I 2017-2018, (34 808) (T02630) in behandeling.. De Europese Commissie heeft een opdracht uit laten voeren naar de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in alle lidstaten. Zij zal hierover een trendrapport publiceren dat met de Kamers gedeeld zal worden.
2021/2022 De Minister zegt toe aan het lid Van Weyenberg het gesprek met de sector aan te gaan over de voortgang inzake bredere dan alleen financiële verslaglegging en koppelt hier voor de zomer over terug naar de Kamer Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000021 Eind 2022 is de Europese richtlijn duurzaamheidsrapportering 2022/2464 (Corporate Sustainability Reporting Directive, CSRD) vastgesteld. De CSRD verplicht bepaalde ondernemingen om in hun bestuursverslag ook te rapporteren over duurzaamheidskwesties. Hiermee komt de status van duurzaamheidsinformatie meer op één lijn te staan met de financiële informatie in de jaarrekening. De richtlijn geeft een kader voor de informatie die in de duurzaamheidsrapportering moet worden opgenomen, welke door de Europese Commissie in duurzaamheidsrapporteringsstandaarden wordt uitgewerkt. Overigens kunnen ook ondernemingen die niet onder de rapportageverplichting vallen op vrijwillige basis gebruik maken van deze standaarden. De wetgeving ter implementatie van de CSRD is door de ministeries van Financiën en van Justitie en Veiligheid publiek geconsulteerd. Via de consultatie is input opgehaald van stakeholders. De CSRD treedt gefaseerd in werking waarbij de eerste groep grote ondernemingen moet rapporteren over boekjaar 2024.



Er zijn verschillende initiatieven ontplooid om het bedrijfsleven te ondersteunen bij het uitvoeren van deze nieuwe rapporteringsverplichting, waaronder een QenA-platform van de SER, webinars van de SER en de Raad voor de jaarverslaggeving en een communicatiepakket van VNO-NCW en MKB-Nederland. Ook verkent het kabinet aanvullende ondersteunende maatregelen, zoals het stimuleren van sectorale samenwerking.
2021/2022 In wetsvoorstel stil staan bij reputatierisico’s aanwijzingsbevoegdheid Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000025 Aan de toezegging wordt voldaan met een Kamerbrief in 2024.
2021/2022 Toezegging evaluatie kosten-baten HuLK (Herverzekering Leverancierskredieten) Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000161 in behandeling.. Deze toezegging ziet toe op een evaluatie van deze crisismaatregel nadat de eindafrekeningen met alle betrokken verzekeraars heeft plaatsgevonden. Dit is naar verwachting in 2024.
2021/2022 De minister zegt SGP-kamerlid Stoffer toe om te onderzoeken of er een koppeling gemaakt kan worden met het toezeggingen register van uw kamer en de informatiesystemen van de departementen zodat er geen verschil van inzicht kan ontstaan en, sterker nog, dat u werk bespaard wordt Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000040 Na het aantreden van het nieuwe kabinet wordt bezien hoe deze toezegging verder (technisch) uit te voeren.
2021/2022 De minister van Justitie en Veiligheid zal de Kamer nader informeren over mogelijke aanpassing van de notariële geheimhoudingsplicht Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000037 in behandeling.. Overgedragen aan de minister van Justitie en Veiligheid.
2021/2022 De minister voor Volkshuisvesting en Ruimte Ordening zal de evaluatie van taxaties naar de Kamer sturen. Kamerstukken II 2021-2022, P, nr. T2000000061 in behandeling.. Het ministerie van BZK is in samenwerking met het Ministerie van Financien gestart met de opzet van deze evaluatie. De verwachting is dat deze evaluatie begin 2024 is afgerond.
2022/2023 De heer Backer vroeg mij naar een studie die was verricht op verzoek van de Kamer naar de baten van Europa voor Nederland. Die was vooral geconcentreerd op handel. Kamerstukken I 2022-2023, P-T2000000012 Deze toezegging staat ook op naam van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze toezegging een brief gestuurd naar de Eerste Kamer, waarin dit verzoek wordt geadresseerd.[1] In deze brief heeft het kabinet herhaald dat de huidige onderzoeksmethoden naar het effect van beleid op het brede welvaartsbegrip nog niet toegerust zijn om de maatschappelijke kosten en baten van het EU-lidmaatschap voor Nederland te analyseren, maar dat het Centraal Planbureau (CPB) op verzoek van het kabinet wel het onderzoek naar de economische effecten van de Europese interne markt voor Nederland heeft geactualiseerd (gepubliceerd op 26 januari 2022). Tot slot stelt het kabinet in de brief voor om, voor zover uw Kamer daartoe nog aanleiding mocht zien, de vraag op welke wijze verder gevolg kan worden gegeven aan het in de motie verzochte onderzoek over te dragen aan het volgende kabinet. In de procedurevergadering van de commissie Europese Zaken (EUZA) van 5 december 2023 heeft de Eerste Kamer besloten om de status van de toezegging ongewijzigd te laten en in te stemmen met het kabinetsvoorstel om de uitvoering over te laten aan het volgende kabinet.[2]
[1] https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20231128/verslag_van_een_schriftelijk/f=y.pdf
[2] https://www.eerstekamer.nl/korteaantekening/20231205_euza?dossier=vm3pf3i0utir
2022/2023 De minister van Financiën zal een terugkoppeling geven aan de kamer over de dialoog waarvoor het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer is uitgenodigd door Betaalvereniging Nederland over de duurzame bekostiging van het betalingsverkeer en de uitgedragen kernverwachtingen. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000013 in behandeling.. Zie ook Kamerstukken II 2022-2023, 27 863, nr. 140.
2022/2023 Het kabinet onderzoekt integraal en in samenhang – ter opvolging van de hiervoor genoemde moties – de mogelijke beleidsopties waarmee een financiële bijdrage van banken aan de landbouwtransitie en de stikstofopgave kan worden geborgd. Hierbij wordt zowel gekeken naar boeren die stoppen, als boeren die willen omschakelen naar duurzame landbouw (en een schuldenlast hebben). Er wordt in dit kader een breed scala aan opties onderzocht, inclusief de voor- en nadelen, juridische en praktische haalbaarheid en economische doeltreffendheid en doelmatigheid, alsmede de samenhang met de bijdrage die van de overige ketenpartijen wordt verwacht. Na het afronden van dit onderzoek – naar verwachting voor de zomer - zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000003 De beantwoording van de Kamervragen van het lid Maatoug (GroenLinks) van 24 april jl. aan de minister van Financiën over een bailout voor banken in de stikstofaanpak, is op 6 juli 2023 aan de Kamer aangeboden. In deze beantwoording is aangegeven dat het kabinet, nu er geen Landbouwakkoord is gesloten, zal nu toewerken naar een kabinetsplan om invulling te geven aan het proces van de benodigde transitie. Het kabinet wil die vormgeving zorgvuldig doen en zal in september komen met een aanpak in een Landbouwbrief. De opties die integraal worden onderzocht in het kader van de moties van Thijssen c.s., Maatoug en Van der Plas en Beckerman zullen in dit proces worden meegenomen.
2022/2023 Staatssecretaris Van Rij zegt toe aan het lid Omtzigt schriftelijk terug te komen op vragen over Uber en een terugkoppeling te geven na het spreken van de betrokken ambtenaren. TZ202304-012 De vaste Kamercommissie Financiën heeft tijdens een (besloten) strategische procedurevergadering in maart 2024 besloten geen vervolgacties te ontplooien in 2024 voor de voorbereidingsgroep die werkte aan een juridisch advies inzake inwinning van informatie over de fiscale behandeling van Uber in Nederland. Deze commissie zou ook de vragen genoemd in deze toezegging opstellen richting het ministerie. Omdat deze vragen niet zijn ontvangen, is deze toezegging niet langer actueel.

2022/2023 De minister zal bij de indiening van het wetsvoorstel de Kamer ook informeren over op welke wijze de verscheidenheid en de diversiteit in de sector kan worden vergroot en wat de mogelijkheden hiervoor zijn. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000007 Aan deze toezegging zal worden voldaan door middel van een Kamerbrief in 2024.

2022/2023 De minister zal de Kamer informeren over haar bevindingen over de brief van de RMA, rekenkamer den Haag en de NVRR over het toezicht op de gemeentelijke accountantsdienst en de nog te houden gesprekken met de betrokkenen over deze brief. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000015 Er zijn twee reacties geschreven voor zowel de lokale rekenkamerbrief als de Gemeentelijke Accountantsdienstenbrief. Conform de toezegging wordt een afschrift gegeven van deze reacties aan de Kamer. Naar verwachting zal deze reactie voor de zomer worden gegeven.
2022/2023 De Kamer zal worden geïnformeerd nadat de evaluatie heeft plaatsgevonden door Stichting MKB Financiering, twee jaar na inwerkingtreding van de Gedragscode Kort Zakelijk Krediet. In brief: «SMF zal de code na twee jaar evalueren, waarover de Minister van Financiën uw Kamer zal informeren" Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000001 De gedragscode is op 1 juli 2023 in werking getreden. Evaluatie vindt door Stichting MKB Financiering plaats na twee jaar. De eerste partijen zijn een jaar na inwerkingtreding (mei 2024) toegetreden. Daarmee ligt het voor de hand dat de evaluatie door Stichting MKB Financiering ook een jaar later zal worden uitgevoerd, namelijk medio 2026. Naar aanleiding daarvan zal de minister van Financien de Kamer nader informeren.
2022/2023 De minister zal na de zomer de Kamer nader informeren over mogelijke extra regels voor reclame en daarbij tevens de door de leden Van Weyenberg en Slootweg gestelde vragen in de tweede termijn van het debat beantwoorden. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 015 De brief zal, cf. de toezegging, na de zomer van 2023 naar de Kamer verstuurd worden.
2022/2023 De minister zal proberen inzicht te krijgen in welke types crypto's Nederlanders hebben en de Kamer nader informeren hierover Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 014 Het kabinet is voornemens om de Kamer hierover later dit jaar te informeren.
2022/2023 De minister zal na consultatie met de sector verkennen of en hoe nationale wetgeving behulpzaam en effectief kan zijn voor groter klimaatcommitment en de aanbevelingen van het rapport van de Eerlijke Geldwijzer daarin meenemen. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 053 De toezegging is in behandeling.. De verkenning naar mogelijke wettelijke of alternatieve maatregelen om de bijdrage van financiële ondernemingen aan de klimaattransitie te versterken is gaande. Van 21 december 2023 tot en met 15 februari 2024 vond er een openbare internetconsultatie plaats. Op 23 en 30 april 2024 vonden er ook twee verdiepende ronde tafels plaats met belanghebbenden. Het is aan een missionair kabinet om de Kamer nader te informeren over de uitkomsten van de verkenning. Hierin worden ook de aanbevelingen van het rapport van de Eerlijke Geldwijzer meegenomen.

2022/2023 Toeslagen heeft inmiddels stappen gezet naar een solide borging van gegevensverwerking middels een DPIA voor het interne LSI-proces en zal daarom op termijn gaan heroverwegen om weer deel te nemen aan (nieuwe) LSI-projecten. U wordt hierover geïnformeerd zodra dit proces is afgerond. Kamerstukken II 2022-2023, P, nr. T2000000007 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende stand van zakenbrief Dienst Toeslagen die augustus/september wordt verzonden.
2022/2023 De minister van Financiën zegt aan het lid Slootweg toe om terug te komen in een brief over het aantal aanvragen van subsidies en fondsen per provincie en hoeveel daarvan zijn gehonoreerd. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 073 in behandeling.

De Kamer wordt in een brief na het zomerreces geinformeerd.
2022/2023 De minister zal de Kamer medio 2023 een hoofdlijnennotitie met voorstellen tot aanpassingen van de Comptabiliteitswet sturen. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 268 in behandeling.
De hoofdlijnenbrief heeft vertraging opgelopen, en de eventuele aankondiging van wijziging van de Comptabiliteitswet dus eveneens.
De brief staat gepland om in september te worden verstuurd.
2022/2023 De minister van Financiën zegt toe in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad terug te komen op de vraag van het lid Gündoğan inzake de mondiale schuldenlast. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 031 We controleren bij de griffie of deze toezegging standhoudt, aangezien minister dit tijdens het debat niet expliciet heeft gezegd.
2022/2023 Toezegging Brief najaar vervroegen sturen begrotingsstukken (36.350 IX / 36.350 XV) Kamerstukken I 2022-2023, P-T2000000001 in behandeling..

De verzending van de hoofdlijnenbrief is vertraagd. De brief staat gepland om in september te worden verstuurd.
2022/2023 Toezegging In hoofdlijnenbrief wordt teruggekomen op vraag over vervroegen Verantwoordingsdebat (36.350 IX / 36.350 XV) Kamerstukken I 2022-2023, P-T2000000009 in behandeling..
Verzending hoofdlijnenbrief is vertraagd. De brief staat gepland om in september te worden verstuurd.
2023/2024 Toezegging om binnen het BNC fiche aandacht te besteden aan de proportionaliteit van de acceptatieplicht, met name ten aanzien van de kosten en lasten van toonbankinstellingen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 De toezegging is meegenomen in het BNC-fiche «Verordening contant geld als wettig betaalmiddel» (Kamerstuk 22 112, nr. 3765). Momenteel zijn de onderhandelingen in de Raad over dit voorstel van de Europese Commissie gaande.
2023/2024 Het kabinet streeft ernaar uiterlijk eind december 2023 een integraal wetsvoorstel bij uw Kamer te kunnen indienen over de invoering van de nabestaandenregeling. Hierbij zal tevens rekening worden gehouden met de aan UHT gevraagd aanvullende uitvoeringstoets waarin wordt gekeken op welke wijze en onder welke voorwaarden het gewijzigde voorstel uitvoerbaar kan zijn. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Dit is een lopende toezegging.
2022/2023 Toezegging Informeren besluit over inzet externe partijen bij de uitvoering van de wet (36.352) Kamerstukken I 2022-2023, T03683 Dit is opgenomen in de Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen over de maanden jan. - april 2024.
2022/2023 Toezegging Overleg met vakministers over hoe verdeling financiële risico's overheid en private partijen beter zichtbaar te maken in evaluaties (31.865) Kamerstukken I 2022-2023, T03687 in behandeling..
De Kamer wordt in 2024 in een brief geïnformeerd.
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe in de volgende voortgangsrapportage op te nemen welke problematiek gemeenten tegen komen en of ze uit de voeten komen met wat er nu ligt. Hoe loopt de schuldenregeling voor jongeren, waar lopen ze tegen aan? Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 231, nr. 125 In par. 4.5 van de VGR is toegelicht dat een inventarisatie van de eerste ervaringen bij de grote gemeenten is uitgevoerd. Daarnaast is een verkenning uitgezet. Zodra de uitkomsten hiervan bekend zijn, worden deze gedeeld via de VGR.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Parlementair behandelvoorbehoud EU-voorstel Richtlijn BEFIT Kamerstuk 36439-2 Informatieafspraken met de Kamer over de onderhandelingen over het BEFIT-voorstel. De onderhandelingen zijn nog niet opgestart. De Kamer wordt geïnformeerd conform de afspraken zodra ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Aanvullende vragen fiscale klimaatmaatregelen WGO II Belastingplan 2024 Kamerstuk 36418-121 In 2027 zal de eerste evaluatie van de fiscale klimaatmaatregelen gericht op de glastuinbouw plaatsvinden. Daarnaast vindt er regulier overleg met de glastuinbouwsector en LVVN plaats, zodat eventuele knelpunten snel kunnen worden geadresseerd.

De voorgenomen evaluatie van het afschaffen van de vrijstelling voor metallurgische en mineralogische procedés vervalt, omdat dit wetsvoorstel niet is aangenomen in de Eerste Kamer.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief inzake informatievoorziening voorstellen economische governance Kamerstuk 36,290 H Op 10 februari 2024 is er een triloogakkoord bereikt over de herziening van het Europees begrotingsraamwerk.

In lijn met de informatieafspraken met de Kamer zijn de uitgebreide geannoteerde agenda’s, beantwoording van een schriftelijk overleg en verslagen van de Eurogroep/Ecofinraden afgelopen half jaar met de Eerste Kamer gedeeld.



Eind februari wordt de Kamer nader geinformeerd over de inhoud van het akkoord. Deze brief kan gezien worden als een aanvulling op de overzichtsbrief over de werking van het nieuwe raamwerk die op 7 februari jl. naar beide Kamers is verstuurd. Het uiteindelijke triloogakkoord is dichtbij het Raadsakkoord gebleven, dus de brief van 7 februari jl. is nog steeds actueel.
2023/2024 Toesturen van het onderzoek naar digitalisering van de aangifte voor de belasting op personenauto’s Kamerstuk 32800-82 De RDW en Belastingdienst doen onderzoek naar de mogelijkheden om gezamenlijk een digitaal portaal voor de BPM-aangifte te ontwikkelen. Het onderzoek wordt in de tweede helft van 2024 opgeleverd.
2023/2024 Informeren Kamer scope en aanpak AP-onderzoek RAM Kamerstuk 31066-1326 De Tweede Kamer wordt naar verwachting geïnformeerd in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst, zodra de scope en aanpak door de Autoriteit Persoonsgegevens vastgesteld zijn.
2023/2024 Vervolgonderzoek verzuimboetes Kamerstuk 31066-1327 De Tweede Kamer wordt naar verwachting geïnformeerd over het proces en de voortgang van het vervolgonderzoek verzuimboetes in de eerstvolgende stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
2023/2024 Het streven is om de resultaten van de steekproef van de handmatige RCM dossiers in het tweede kwartaal 2024 op te leveren. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000006 Het is niet gelukt om de resultaten van de steekproef in het tweede kwartaal op te leveren. De steekproef is inmiddels wel gestart en de verwachting is dat dit voor het einde van het jaar kan worden afgerond.
2023/2024 Het vooronderzoek van KPMG naar een klacht van de heer Niessen wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2024 afgerond. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000018 Er lopen 3 sporen in het onderzoek. 2 zijn afgerond en voor 1 spoor wordt nog een laatste paar handelingen verricht, daarna wordt tot rapportage over gegaan.
2023/2024 Tot slot zal in 2024 ook in kaart gebracht worden wat nodig is om de behandeling van meervoudige signalen (ofwel signalen in samenhang) op te starten. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000030 Dit is een lopende toezegging.
2023/2024 Het verbeteren van de dienstverlening van Dienst Toeslagen hangt echter sterk samen met het analyseren van portaldata. Ten behoeve hiervan wordt onder andere gewerkt aan een DPIA. Uw Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over het proces van hoe het gebruik van de portaldata weer kan worden hervat. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000042 Momenteel wordt er gewerkt aan de DPIA effectmetingen, en wordt in samenspraak met de FG een tijdsplanning vormgegeven.
2023/2024 Brief over stappenplan inzichtelijk maken informatie uit fiscaal dossier Kamerstuk 36418-131 Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 28 juni jl. wordt de Kamer na het zomerreces middels een separate Kamerbrief geïnformeerd over het stappenplan en een uitvoeringsanalyse met de noodzakelijke acties om te komen tot een inzageproces voor het eigen fiscale dossier.

2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief over planning en voortgang algoritmeregister Financiën Kamerstuk 26643-1127 De toezegging om de Tweede Kamer eind 2024 opnieuw te informeren over de voortgang van het algoritmeregister staat op de voorraad agenda van het CIO-Overleg van Financiën (behandeling in november).
2023/2024 In de brief van 13 september 2023 is ook aangegeven dat nader onderzoek zal worden gedaan naar het openbaar bekendmaken van belastingaanslagen. Met name of deze wijze van bekendmaken voldoende waarborgen biedt en of dit ook door burgers wordt beschouwd als een passend alternatief. Dit nader onderzoek wordt in samenwerking met een externe partij opgepakt en betreft een participatief burgeronderzoek. De uitkomsten zullen worden uitgewerkt in een rapport dat een basis kan zijn voor het vervolg. Uw Kamer zal voor het zomerreces hier nader over worden geïnformeerd. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Het onderzoek is in de afrondende fase. Oplossingsrichtingen worden in overleg met uitvoeringsorganisatie en andere departementen bezien. De toezegging wordt afgedaan in een Kamerbrief over de voortgang bij de herijking van de invorderingsstrategie in het derde kwartaal van 2024.
2023/2024 Er wordt gewerkt aan een onafhankelijke en representatieve uitvraag bij gemeenten en jongeren of en hoe het aanvullende aanbod wordt ontvangen. De uitkomsten van deze uitvraag worden zodra ze beschikbaar zijn, opgenomen in de Voortgangsrapportage. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000019 Op dit moment wordt gewerkt aan een laagdrempelige systematische uitvraag bij gemeenten en jongeren of en hoe het aanvullende aanbod werkt. Zodra de uitkomsten van deze uitvraag bekend zijn worden deze gedeeld via de VGR.
2023/2024 Toezegging uit de Kamerbrief uitstel evaluatie Wet toezicht trustkantoren 2018 Kamerstuk 32545-201 in behandeling.
2022/2023 De minister van Financiën zal de Kamer informeren over de acties (die nog komen) en uitkomsten met betrekking tot risicogericht werken die parallel worden gehouden aan het wetsvoorstel Plan van Aanpak Witwassen vóór de formele behandeling van het wetsvoorstel. Kamerstukken II 2022-2023, TZ20 230, nr. 087 in behandeling., zal vóór het WGO van 9 september aan worden voldaan.
2023/2024 De minister geleidt de vraag over hoe andere landen de aanpak van onderzoek naar criminele geldstromen regelen door naar de minister van Financiën. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 056 in behandeling., wordt meegenomen in de beleidsreactie op het IBO.
2023/2024 Na beide adviestrajecten over de geautomatiseerde selectietechnieken zullen de staatssecretarissen van Financiën uw Kamer informeren met een nadere duiding van het advies van de landsadvocaat en een voorstel voor logische vervolgstappen. Dit in nauw overleg met andere departementen Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000013 De Kamer zal na het zomerreces worden geïnformeerd met nadere duiding mede aan de hand van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens over dit onderwerp.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief over onderhandeling belastingverdragen Kamerstuk 25087-326 Met het oog op het veranderende multilaterale landschap en in afwachting van de ontwikkelingen binnen VN-verband zal de visie op het verdragsbeleid voor ontwikkelingslanden verder worden uitgewerkt waarbij oog is voor de belangen van ontwikkelingslanden. Dit zal in samenspraak met BHOS worden gedaan.
2020/2021 Toezegging uit de kamerbrief Beantwoording Kamervragen Beleidsdoorlichting artikel 5 begroting IX: Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen Kamerstuk 31935-86 Aan deze toezeggingen wordt gedurende 2024 opvolging gegeven. Een deel van de toezeggingen zal worden afgedaan via de ekv-monitor over 2023, welke op korte termijn met de Kamer gedeeld zal worden.
2023/2024 De staatssecretaris heeft ook toegezegd dat, zodra de uitvoeringstoets van het wetsvoorstel Werkelijk rendement box 3 klaar is, hij de Kamer zal informeren over de uitkomst. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 2403, nr. 034 De toezegging wordt afgedaan in de Kamerbrief bij het voorleggen van het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 aan de Tweede Kamer.
2023/2024 De staatssecretaris zal in de nadere informatie over de uitwerking van het recht op inzage van het eigen fiscale dossier onder andere ingaan op de definitie van het begrip «eigen dossier» in relatie tot de artikelen 8.42 en 8.29 van de Algemene wet bestuursrecht en de toepassingsreikwijdte van artikel 8.42. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 2403, nr. 035 In een Kamerbrief die verzonden wordt na het zomerreces wordt ingegaan op de defintie van het begrip «eigen dossier» in relatie tot art. 8:42 en 8:29 AWB.
2023/2024 De minister zegt toe de Kamer te informeren over uitkomsten van onderzoek door de ACM naar concurrentie in de Nederlandse bancaire sector, verwacht voor de zomer. Dit is uiteraard afhankelijk van wanneer de ACM het onderzoek afrondt. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 036 Het definitieve ACM rapport is op dinsdag 16 juli gepubliceerd en publiek beschikbaar op Rapport Concurrentie op de Nederlandse Spaarmarkt (acm.nl). Er wordt op dit moment gewerkt aan de kabinetsreactie op dit rapport. Deze zal naar verwachting na het zomerreces worden gedeeld met de Kamer.
2023/2024 De minister zegt toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de rondetafel over defensie-investeringen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 037 in behandeling..
2023/2024 Toezegging Gevolgen bepaalde belastingfaciliteiten meenemen in bouwstenennotitie (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03812 De toezegging wordt afgedaan door middel van een Kamerbrief in de loop van zomer 2024.
2023/2024 Toezegging Rapport motie-Erkens in Q2 ook naar Eerste Kamer (36.418) Kamerstukken I 2023-2024, T03818, nr. Deze toezegging wordt afgedaan in een Kamerbrief met een Onderzoeksrapport impactanalyse naar de effecten van het afschaffen van de vrijstelling in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés in het derde kwartaal van 2024.

2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief inzake verzoek tot informatie afspraken over de BEFIT en de Verrekenprijs richtlijnvoorstellen Kamerstuk 36439, A Informatieafspraken met de Kamer over de onderhandelingen over het BEFIT-voorstel. De onderhandelingen zijn nog niet opgestart. De Kamer wordt geïnformeerd conform de afspraken zodra ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
2023/2024 De staatssecretaris zegt het lid Synhaeve toe in gesprek te gaan met gemeenten en jongeren om in het kader van de brede ondersteuning 1) jongeren beter direct te kunnen doorverwijzen naar de betreffende afdeling van de gemeenten en 2) gemeenten beter te informeren. De staatssecretaris komt er in de volgende voortgangsrapportage op terug hoe dit beter gewaarborgd kan worden en hoe dat gebeurt en op welke termijn. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 062 Over deze toezegging is in hoofdstuk 2.2 van de voortgangsrapportage jan-apr 2024 een update opgenomen.
2023/2024 Beleidscyclus vitaal voor de financiële sector Kamerstuk 30821-207 Het onderzoek loopt en ligt op schema. De Kamer wordt voor het einde van het jaar over de uitkomsten geïnformeerd.
2023/2024 de TK informeren over het aantal privaatrechtelijke organisaties die vanuit het Rijk zijn opgericht Kamerstuk 33670-17 in behandeling.. Het concept van het nieuwe Stichtingenkader is interdepartementaal afgestemd en wordt in juni 2024 voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer ter formeel advies. Na rekenschap te geven van dit advies, zal het de minister van Financiën het Stichtingenkader aanbieden aan de Ministerraad en na overeenstemming zal het worden verzonden aan het parlement. Dit nieuwe Stichtingenkader geeft een basis voor het opzetten van een openbaar toegankelijk overzicht van overheidsstichtingen. Hiervoor wordt al technisch overleg gevoerd met het Register van Overheidsorganisaties.
2023/2024 Terugkomen op feitelijke vragen evaluatie CW Kamerstuk 33670-17 in behandeling..

Verzending hoofdlijnenbrief is vertraagd. De brief staat gepland om in september te worden verstuurd.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief inzake de lobby van grote familiebedrijven om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) te verruimen Kamerstuk 2024D14319 De toezegging wordt afgedaan in de bijlage van Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025, in het derde kwartaal van 2024.



2023/2024 De minister zegt toe dat in de KLM-evaluatie alles terugkomt waar de leden tijdens dit commissiedebat wat betreft dit onderwerp specifiek om gevraagd hebben (waaronder of de gestelde voorwaarden überhaupt nagekomen konden worden). Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000009 in behandeling..
2023/2024 De minister zegt toe om de Kamer te informeren over het beroep van de Europese Commissie tegen de uitspraak van het EU-gerecht over de staatssteun aan KLM en wat dat voor Nederland betekent. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 053 in behandeling..
2023/2024 De minister zegt toe de Kamer zodra dat kan te informeren over het proces met betrekking tot het proces van de benoeming van de nieuwe president van DNB. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 056 Er vindt afstemming plaats met DNB over hoe de RvC het proces en de planning wil oppakken en verwachten de brief in september te versturen
2023/2024 De staatssecretaris zegt het lid Van der Lee toe nog schriftelijk toe te lichten waarom een hoger afdrachtniveau voor de NLO geen optie is en het vakje rood is gekleurd en voegt daarbij de achterliggende analyse toe. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 057 in behandeling..
2023/2024 Over de resultaten van de pilots en de evaluatie van muteren op inkomens- en opvanggegevens wordt uw Kamer geïnformeerd in een volgende Stand van zakenbrief Dienst Toeslagen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in een volgende stand van zakenbrief Dienst Toeslagen.
2023/2024 In juni 2024 zal uw Kamer een nieuwe Stand van zakenbrief Dienst Toeslagen ontvangen. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000007 De volgende stand van zakenbrief Dienst Toeslagen wordt in augustus/september aan de kamer verzonden.
2023/2024 Informeren Eerste Kamer en Tweede Kamer over het evaluatietraject van de IRRD in verband met IGS Kamerstukken II, 2023/24, 29 507, nr. 161 De EC wordt in de IRRD gevraagd om uiterlijk 24 maanden na inwerkingtreding van de richtlijn over de evaluatie te rapporteren en eventuele wetgevingsvoorstellen te presenteren. De richtlijn zal  naar verwachting eind 2024 in werking treden. Momenteel is nog niets bekend over de planning van de EC voor de evaluatie.
2023/2024 De staatssecretaris zegt het lid Grinwis toe om in de volgende stand-van-zakenbrief te rapporteren over de actualiteit van (de grootte van) het niet-gebruik en op de vraag hoe en hoe vaak gecommuniceerd kan worden richting de Kamer over de cijfers m.b.t. het niet-gebruik van toeslagen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 125 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende stand van zakenbrief Dienst Toeslagen die augustus/september wordt verzonden.
2023/2024 De staatssecretaris zegt toe om terug te komen op de vraag van het lid Idsinga over de vooringevulde formulieren. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 127 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende stand van zakenbrief Dienst Toeslagen die augustus/september wordt verzonden.
2023/2024 Stand-van-zaken weerbaarheid Kamerstuk 31066-1379 De Tweede Kamer wordt verder geïnformeerd over de voortgang van de aanpak weerbaarheid in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024.
2023/2024 Informeren TK over de ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van de DAC7-richtlijn via stava Kamerstuk 31066-1377 De Tweede Kamer wordt verder geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van de DAC7-richtlijn in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024.
2020/2021 Toezegging uit de kamerbrief Opvolging conclusies peer review Algemene Rekenkamer Kamerstuk 31865-249 in behandeling.

Er is een stuurgroep ingesteld met vertegenwoordigers van alle stakeholders binnen het controlebestel. De heer Slootweg zit de stuurgroep voor. De stuurgroep zal de samenvoegingsvariant uitwerken in de brede context van het controlebestel. De minister van Financiën zal voor het einde van het jaar 2024 berichten over de uitkomsten, zodat bezien vanuit het controlebestel ook een besluit genomen kan worden over welke variant geïmplementeerd wordt.
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief inzake de versnelling van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Kamerstuk 31066-1380 In de Kamerbrief staat de toezegging dat de Tweede Kamer in oktober weer over de stand van zaken van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen wordt geïnformeerd. Er wordt momenteel gewerkt aan de invorderingsstrategie en in oktober zal er een stand van zaken gegeven worden.
2023/2024 De minister zal de ontwerpbesluiten over de toegang van journalisten en anderen tot het UBO naar de Kamer sturen en de procesplanning voor de wijzigingswet na de zomer aan de Kamer toezenden. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 009 in behandeling..
2023/2024 De minister zal in samenspraak met de minister van JenV voor het volgende commissiedebat over dit onderwerp een nadere analyse sturen van de aanbevelingen van de bankensector, onder andere over het KPMG-rapport en het NextGen-rapport. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 006 in behandeling..
2023/2024 Toezegging uit de kamerbrief Kamerbrief inzake opvolging evaluatierapport «Collectief schadeherstel: kan het sneller en slimmer» Kamerstuk 29507-162 De Kamer wordt uiterlijk eind 2024 geinformeerd.
2023/2024 Delen voortgang in eind 2024 van ontwikkelingen inzake structurele coördinator financiële sector of Kamerstuk 29507-162 De Kamer wordt uiterlijk eind 2024 geinformeerd.
2023/2024 Publiceren voorbeeldscenario's Kamerstuk 31305-461 De Belastingdienst publiceert in de zomer enkele voorbeeldscenario’s op de website van de Belastingdienst over hoe de verschillende vormen van deelautogebruik fiscaal uitwerken.
2023/2024 Opvolging evaluatierapport CDFD Kamerstuk 29507-163 De uitvoering van deze toezegging loopt.
2023/2024 Update voortgang toezichtarrangement AP Kamerstuk 32761-300 De Tweede Kamer wordt in de volgende stand-van-zakenbrief Belastingdienst verder geïnformeerd over de voortgang van het toezichtarrangement Autoriteit Persoonsgegevens.
2023/2024 De minister zegt toe na de verschijning van het definitieve ACM-rapport over de spaarmarkt hierover een reactie naar de Kamer te sturen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 001 Het definitieve ACM rapport is op dinsdag 16 juli gepubliceerd. Er wordt op dit moment gewerkt aan de kabinetsreactie op dit rapport. Deze zal naar verwachting na het zomerreces worden gedeeld met de Kamer.
2023/2024 De minister zegt toe voor zomerreces een brief te sturen naar de Kamer over de motie van Inge van Dijk met betrekking tot de financiële weerbaarheid van jongeren als het om spaarproducten gaat. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 002 Deze toezegging bevestigt dat de minister werkt aan de uitvoering van moties Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 25 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 94
2023/2024 Toezegging om over de wijze waarop de arbeidseis gehandhaafd wordt 1 keer per jaar in de stand van zaken brief Toeslagen te rapporteren. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in een volgende stand van zakenbrief Dienst Toeslagen.
2023/2024 De minister zegt toe dat de vraag naar de reikwijdte van de trustregulering en de vrijstellingsregeling worden meegenomen in de evaluatie. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 015 in behandeling..
2023/2024 De minister zegt toe een brief te sturen naar de Eurocommissaris over de stand van dit dossier (over de ingewikkelde spagaat dat de toezichthouder geen praktische mogelijkheid heeft om testaankopen te doen) en stuurt een afschrift van deze brief en van de reactie van de Eurocommissaris naar de Kamer. Hij doet dat vóór 1 januari 2025. ook zal de Kamer worden geïnformeerd of er uit de gesprekken met toezichthouders nog meer oplossingen zijn aangedragen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 006 De brief aan commissaris McGuinness is op 10 juni 2024 verstuurd, zie afschrift in Kamerstukken II 2023/24, 32545, nr. 207. Voor het einde van het jaar volgt een Kamerbrief met de stand van zaken.
2023/2024 Verkennen Tabel berekening heffingskortingen op website van BD Kamerstuk 36128-14 De optie tot het plaatsen van een tabel of eenvoudige rekentool voor het berekenen van de hoogte van de heffingskortingen op de website van de Belastingdienst wordt momenteel verkend. Uw Kamer wordt in een volgende stand-van-zakenbrief Belastingdienst hierover geïnformeerd.
2023/2024 Reeds bij het starten van deze route in juni 2023 is geconstateerd dat de SGH-route in potentie onrechtmatig is. Dat komt door de scope van de Wht die in beginsel alleen een schaderoute via de CWS voorziet. Op dit moment worden de juridische consequenties hiervan verder onderzocht. Indien sprake blijkt van (mogelijke) onrechtmatigheid kan één van de juridische oplossingen een wetswijziging zijn. Mocht dat het geval blijken, zal de Kamer worden geïnformeerd Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000001 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 Het kabinet zal nadat de afspraken met SGH gemaakt zijn maar alvorens de DVO definitief wordt getekend, nog in de Ministerraad een besluit nemen over de SGHroute. Na het definitief tekenen van deze DVO wordt de route een structureel onderdeel van het schadestelsel. Over de uitkomst van deze overeenkomst en de bijgestelde budgettaire verwachtingen zal uw Kamer te zijner tijd nader worden geïnformeerd. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000006 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 Het kabinet kan op dit moment niet inschatten hoeveel ouders deze route (digitale) zullen willen doorlopen. Wanneer de besluitvorming over deze mogelijkheid verder gevorderd is, wordt de Kamer nader geïnformeerd. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000011 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 Voor het vaststellen van de schade wordt momenteel het schadekader van CWS gebruikt. Indien de ervaringen met het betrekken van schade bij mediation positief blijken, kan deze werkwijze worden uitgebreid. Daarvoor wordt het traject op dit moment geëvalueerd. Daarbij wordt gekeken naar de mate waarin mediationtrajecten voorzien in een unieke vraag die niet wordt voorzien door andere schaderoutes, de oudertevredenheid, de wijze waarop het kader
toegepast wordt en de schaalbaarheid. Uw Kamer wordt geïnformeerd wanneer deze evaluatie rond is. Naar verwachting is dit uiterlijk in augustus dit jaar.
Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000016 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 De gesprekken die gevoerd worden met de SGH leiden op zo kort mogelijke termijn tot een nieuwe DVO, zodat de tijd tussen het einde van de pilot en de start van de definitieve SGH-route zo kort mogelijk blijft. Het kabinet streeft er daarom naar de tijd tussen de afronding van de pilot en een nieuwe DVO zo kort mogelijk te houden. Indien de Ministerraad het opschalingsbesluit accordeert, wordt vervolgens het budget ter goedkeuring aan uw Kamer voorgelegd. Wanneer deze afspraken gemaakt zijn, wordt uw Kamer daarover geïnformeerd. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000021 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 Om de capaciteit verder te vergroten wordt gewerkt aan het inhuren van complete bezwarenteams (hybride insourcing). Over de uitwerking en invoering van deze maatregelen zal uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage worden geïnformeerd. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000026 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 In lijn met de toezegging om de Kamer te informeren over de problematiek die gemeenten tegenkomen en hoe de schuldenregeling voor jongeren loopt, is inmiddels een verkenning uitgezet. Deze verkenning zal een beeld geven van de ervaring met het schuldhulpverleningsaanbod. Er wordt gestreefd om de uitkomsten in het vierde kwartaal van 2024 gereed te hebben. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000031 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 Begin oktober 2024 ontvangt uw Kamer de volgende Voortgangsrapportage over de periode mei - augustus 2024. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000036 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 De motie Inge van Dijk/Stultiens (31066-1360) roept op om gedupeerde ouders en kinderen te verduidelijken wat zij kunnen verwachten van de gemeente alsmede tot het inrichten van een meldpunt dat aansluit bij de belevingswereld van jongeren zodat zij beter geholpen kunnen worden. Naar aanleiding van deze motie zal het beschikbare hulpaanbod dit jaar opnieuw en actief onder de aandacht worden gebracht van jongeren. Tevens is er een verkenning gestart ter invulling van het meldpunt. We informeren u in de volgende voortgangsrapportage over de voortgang van deze verkenning. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000041 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 In de volgende voortgangsrapportage wordt u nader geïnformeerd over de opstart van de regulier invordering bij gedupeerde ouders. Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000046 Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag die eind september wordt verzonden.
2023/2024 Implementatie BTW e-commerce Kamerstuk 31066-1412 De Tweede Kamer wordt verder geïnformeerd over het vervolg van de implementatie BTW e-commerce in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024.
2023/2024 Informeren over vervolg programma vernieuwing gegevens Kamerstuk 31066-1412 De Tweede Kamer wordt verder geïnformeerd over het vervolg van het programma Vernieuwing Gegevens in een verzamelbrief waarin ingegaan wordt op een aantal actuele moties en toezeggingen eind Q3/begin Q4 2024.
2023/2024 In de begroting voor 2025 wordt de gevraagde informatie in de tabellen gepresenteerd Kamerstuk 36560-IX-10 De gevraagde informatie wordt toegevoegd aan de stand van zaken die daardoor  vollediger is.
2023/2024 Voortgang verbeteraanpak inkoop onvolkomenheden Kamerstuk 36560-IX-10 in behandeling.
2023/2024 De staatssecretaris informeert de kamer op zeer korte termijn per brief over het effect van de maatregelen tegen fraude bij parallelimport van auto's. Hierbij wordt ook ingegaan op wat het voor de staatskas betekent wanneer deze gederfde inkomsten wel binnenkomen. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 038 De Kamerbrief is in voorbereiding. De toezegging wordt betrokken bij de toezeggingen die zijn gedaan als gevolg van het onderzoek naar de digitalisering van de bpm-aangifte (kenmerk: P-T005855 en P-T005861). De verwachting is dat de Kamerbrief in augustus 2024 kan worden verzonden.
2024/2025 De DVO is onderwerp van een WOO-verzoek en zal, na het inwinnen van de wettelijk vereiste zienswijze van belanghebbenden (SGH en No5 Foundation) openbaar gemaakt worden en ook met uw Kamer worden gedeeld. Kamerstukken II 2024-2025, P, nr. T2000000001 in behandeling.
2023/2024 Kamer informeren bij sluiten dvo Kamerstuk 36550-IX-7 in behandeling.
2024/2025 In de Kamerbrief wordt de toezegging gedaan dat in de toegezegde brief in oktober - waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang bij de herijking van de invorderingsstrategie van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen - inzicht wordt gegeven in de vervolgacties die in gang worden gezet naar aanleiding van de - in het rapport - genoemde oplossingsrichtingen. Kamerstuk 31066-1417 De Tweede Kamer wordt in een Kamerbrief in oktober geïnformeerd over de stand van zaken van de invorderingsstrategieën Belastingdienst en Dienst Toeslagen.
2023/2024 Ik sta positief tegenover het maken van onderlinge afspraken die de problemen adresseren, waarbij die afspraken kunnen resulteren in een convenant. Met die afspraken kan ook de periode tot eventuele wetgeving worden overbrugd. Ik zal de betrokken partijen vragen om hierover met elkaar in overleg te treden en dit ook aan de orde stellen in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000005 in behandeling.
2023/2024 De staatssecretaris zegt nogmaals toe om in de volgende voortgangsrapportage terug te komen op het overleg met gemeenten over het aanmeldpunt voor jongeren. Kamerstukken II 2023-2024, TZ20 240, nr. 008 in behandeling.
2023/2024 Toezegging om te kijken of een urgentieroute (zoals op dit moment voor IB en CWS via gemeenten/IPW en OTB) ook voor SGH mogelijk is. (Toegezegd aan CDA) Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000065 in behandeling.
2023/2024 Toezegging om tzt te kijken naar de verschillen tussen routes en wat te doen met ouders die in een eerder stadium een keuze voor één van de routes hebben gemaakt. Stas geeft aan dat het nodig is om hiervoor tijd te nemen en vraagt haar opvolger om tzt naar de consequenties te kijken. (Toegezegd aan GL/PvdA) Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000069 in behandeling.
2023/2024 Toezegging om nogmaals in gesprek te gaan met werkgroep toeslagadvocaten over volledigheid van ouderdossiers, indien gemaakte afspraken niet worden nagekomen en/of te horen welke knelpunten er zijn. (Toegezegd aan Denk) Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000073 in behandeling.
2023/2024 Toezegging om te stimuleren dat er regelmatig overleg plaatsvindt tussen verschillende betrokken partijen van de verschillende schaderoutes om zodoende van elkaar te kunnen leren. (Toegezegd aan CDA) Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000077 in behandeling.
2023/2024 Toezegging: in volgende VGR terugkomen op aantal gegrond/deels gegronde bezwaren bij verschillende stappen in hersteloperatie (Toegezegd aan Denk) Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000081 in behandeling.
2023/2024 Nogmaals de toezegging om in goed overleg met gemeenten te kijken naar het aanmeldpunt voor jongeren. Komt terug in volgende VGR. (Toegezegd aan D66) Kamerstukken II 2023-2024, P, nr. T2000000085 in behandeling.

Bijlage 5: Subsidieoverzicht

In deze bijlage wordt een overzicht van alle subsidies van het ministerie van Financiën weergegeven.

13 Subsidie Fonds Cultuur Participatie (emotioneel herstel kinderen en jongeren toeslagenaffaire) 0 2.000 2.000 2000 0 0 0 2024 2024 2026
Totaal 0 2.000 2.000 2000 0 0 0

Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

In deze bijlage zijn de zeven beleidsthema's uit de Strategische Evaluatie Agenda (SEA), zoals in hoofdstuk 2.5 opgenomen, verder uitgewerkt en toegelicht. In onderstaande tabellen zijn, per beleidsthema, de subthema's opgenomen. Voor de subthema's zullen waar zinvol en haalbaar de Periodieke Rapportages plaatsvinden, deze zijn dikgedrukt in de tabel. Een uitgebreidere toelichting op de Periodieke Rapportages is te vinden onder de tabel.

De inzichtbehoefte verschilt per thema en onderwerp. Het vervullen van de inzichtbehoefte kan zowel door middel van ex-ante, ex-durante als ex-post evaluaties of onderzoeken. De verschillende typen evaluaties zijn er op gericht om het inzicht te vergroten in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en leveren zo input voor het verbeteren van beleid.

Open de link voor een overzicht van de gepubliceerde evaluaties van de SEA.

a. Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer Periodieke Rapportage 2029 Te starten n.v.t.
De Periodieke Rapportage zal ingaan op het tot dan gedane onderzoek naar de comptabele regelgeving, op basis van de hoofdlijnenbrief hierover in 2023.
Vervolgonderzoek n.a.v. de beleidsdoorlichting Btw-compensatiefonds Ex-post evaluatie 2025 Te starten 6
Het vervolgonderzoek focust zich op de uitvoeringskosten van het Btw-compensatiefonds. Hierbij dienen niet alleen de hoogte van de administratieve lasten bij lokale overheden, maar ook factoren die de kosten beïnvloeden mee te worden genomen.
Evaluatie Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) Ex-post evaluatie 2025 Te starten n.v.t.
De evaluatie van de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften heeft aandacht voor regeldruk, digitalisering en dienstbaarheid.
Evaluatie Regeling Financieel Beheer Ex-post evaluatie 2025 Te starten n.v.t.
De evaluatie van de regeling financieel beheer heeft als doel om de regeling te actualiseren.
Evaluatie Regeling Audit Committees Ex-post evaluatie 2025 Te starten n.v.t.
Deze evaluatie gaat kijken naar de toepasbaarheid van de regeling Audit Committees.
Evaluatie factsheets brede welvaart Ex-durante evaluatie 2025 Te starten n.v.t
Deze evaluatie kijkt naar de werking van de factsheets in het begrotings- en verantwoordingsproces.
Evaluatie Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 (RPE) Ex-post evaluatie 2027 Te starten n.v.t.
Vijf jaar na de inwerkingtreding van de RPE 2022 kijkt deze evaluatie naar de werking van deze regeling in de praktijk. De Strategische Evaluatie Agenda zal hier een belangrijk onderdeel van zijn.
Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies Ex-post evaluatie 2028 Te starten n.v.t.
Deze evaluatie richt zich op bekendheid met, de verwerking en toepasbaarheid van de Boetewet.
Evaluatie regeling agentschappen Ex-post evaluatie 2030 Te starten n.v.t.
Het evaluatieonderzoek van de regeling agentschappen kijkt met name naar de toepasbaarheid en werking van de regeling.
Evaluatie Discontovoet Ex-durante evaluatie n.t.b. Te starten n.v.t.
Elke vijf jaar onderzoekt een werkgroep de discontovoet die het Rijk toepast in maatschappelijke kostenbatenanalyses (MKBA’s). Het laatste rapport dateert van 2020. De werkgroep zal op grond van de ontwikkelingen in de literatuur en de economie de discontovoet opnieuw vaststellen. Aan de werkgroep nemen verschillende (investerings)departementen deel en verder De Nederlandsche Bank, het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving. In 2024 vindt een tussentijdse herziening plaats op basis van macro-economische ontwikkelingen, zonder de methodologische onderbouwing te herzien.
b. Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico Periodieke Rapportage 2025 Te starten 11
De voorgenomen Periodieke Rapportage van 2025 heeft betrekking op het huidige beleidskader dat is ingegaan vanaf 2020 en loopt tot 2025. Tussentijds zijn twee interne evaluaties in 2021 en 2023 uitgevoerd. Het nieuwe beleidskader zal ingaan per 2026 en mede gebaseerd worden op de resultaten volgend uit de Periodieke Rapportage.
c. Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen Periodieke Rapportage 2024 Lopend 12
Er wordt een Periodieke Rapportage uitgevoerd om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid omtrent het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk te evalueren.

Beleidsthema 1: Solide overheidsfinanciën

a. Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer

De Directoraat-Generaal Rijksbegroting zet zich in voor een degelijk begrotings- en verantwoordingsproces, en om goed toezicht op de doelmatigheid en beheersbaarheid van de overheidsuitgaven te houden. In een voortdurend veranderende wereld is het van belang om regelmatig de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid achter de rijksbegroting te onderzoeken, zodat de verdeling van beperkte rijksmiddelen de gehele brede welvaart kan blijven bestrijken.

Momenteel staat er voor 2029 een Periodieke Rapportage gepland: rondom de evaluatie van de Comptabiliteitswet 2016 (CW) hebben diverse onderzoekstrajecten gelopen op onderdelen van het systeem waarop de CW ziet. Dat zijn bijvoorbeeld zaken rond het begrotingsproces, het verslaggevingsstelsel, het betrekken van de brede welvaart in de begrotingscyclus en artikel 3.1 van de CW. In 2023 is de hoofdlijnenbrief naar de Kamer gezonden waarin de diverse ontwikkelingen en de daaruit volgende acties samenkomen. In de begroting van 2025 zal voor dit hele thema met behulp van de hoofdlijnenbrief de planning qua kennisbehoefte meerjarig nadere uitwerking krijgen, als input voor de Periodieke Rapportage die voor 2029 gepland staat.

b. Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico

De voorgenomen Periodieke Rapportage van 2025 heeft betrekking op het huidige beleidskader dat is ingegaan vanaf 2020 en loopt tot 2025. Tussentijds zijn twee interne evaluaties in 2021 en 2023 uitgevoerd. Het nieuwe beleidskader zal ingaan per 2026 en mede gebaseerd worden op de resultaten volgend uit de Periodieke Rapportage. Daarbij zal ook de Periodieke Rapportage van 2019 als bron dienen. De scope richt zich op het financieringsbeleid en het renterisicokader. De onderzoeksopzet gaat in op de eisen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van de geldende richtlijnen voor het financieringsbeleid en het renterisicokader. De Periodieke Rapportage zal deels steunen op extern onderzoek door een onafhankelijke externe. Tot slot zal een onafhankelijk expert zitting nemen in de op te richten begeleidingscommissie.

c. Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen

Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) wordt optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen (artikel 12 van hoofdstuk IX Financiën en Nationale Schuld) minstens één keer in de zeven jaar geëvalueerd. Dit betekent dat het Agentschap van de Generale Thesaurie in 2024 een Periodieke Rapportage van dit beleid zal afronden. De vorige Periodieke Rapportage, voorheen beleidsdoorlichting, van dit beleid vond plaats in 2018. In 2016 heeft er een interdepartementaal beleidsonderzoek plaatsgevonden op het gebied van schatkistbankieren. In hetzelfde jaar is er ook een enquête belegd onder de instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren.

a. Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze Periodieke Rapportage 2027 Te starten 3
Periodieke Rapportage van het beleid dat onder dit beleidsthema valt, waarbij als basis wordt gekeken naar de invulling door de Staat van het aandeelhouderschap van de verschillende deelnemingen. Naar aanleiding van de publicatie van de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 wordt steviger ingezet op de rol van deelnemingen bij de borging van publieke belangen en op een verdere professionalisering van het actief aandeelhouderschap, waarbij voldoende aandacht uitgaat naar recente belangrijke ontwikkelingen (zoals verduurzaming, langetermijnwaardecreatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen).
Evaluaties aandeelhouderschappen van AirFrance-KLM, BNG Bank, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam,Holland Casino, Invest International, Nederlandse Loterij, NWB Bank, Schiphol, Tennet en UCN Ex-post evaluaties Doorlopend Anders 3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.
Evaluatie verduurzaming publieke belangen Ex-post evaluatie n.t.b. Te starten 3
Evaluatie waarin gekeken wordt naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid dat onder begrotingsartikel 3 valt.
b. Evaluatie crisismaatregelen COVID-19 pandemie IFI's en Europese instellingen Periodieke Rapportage 2025 Lopend 4
Periodieke Rapportage over de maatregelen die de internationale financiële instellingen en de Europese instellingen hebben genomen om de economische gevolgen van de COVID-19 pandemie te beperken.
c. Exportkredietverzekering Periodieke Rapportage 2030 Te starten 5
De Periodieke Rapportage zal zich richten op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de exportkredietverzekering (ekv) faciliteit gedurende de jaren 2022 t/m 2029. Hiertoe zullen in elk geval bestaande beleidsevaluaties meegewogen worden. Ook zal een terugkoppeling worden gegeven van de opvolging van de aanbevelingen uit de voorgaande beleidsdoorlichting over de periode 2016 t/m 2021.
Evaluatie crisismaatregelen herverzekering leverancierskredieten Ex-post evaluatie 2024 Lopend 5
Ex-post evaluatie om te beoordelen of deze maatregel heeft voldaan aan de wensen van de Kamer, het behoud van banen heeft gefaciliteerd, en algemene economische schade heeft voorkomen. Aangezien de verantwoordingen van de verzekeraars langer duren dan oorspronkelijk verwacht, wordt de evaluatie doorgeschoven naar 2024.
Evaluatie compliance beleid ekv Ex-post evaluatie 2026 Te starten 5
De doelstelling van de evaluatie van het anti-omkopingsbeleid zal zich richten op de effectiviteit van het beleid in het voorkomen van het in verzekering nemen van transacties met onaanvaardbare omkopingsrisico’s alsmede het toetsen van het nationaal beleid aan de internationale richtlijnen van de OESO.
Evaluatie MVO-beleid Ex-post evaluatie n.t.b. Te starten 5
De mvo-beleidsevaluatie zal zich richten op de vraag in hoeverre het MVO-beleid effectief bijdraagt aan het voorkomen van het verzekeren van transacties waarbij sprake is van een project met onaanvaardbare risico’s voor mens, en/of milieu. Ook zal daarbij worden gekeken naar de relevante internationale standaarden.
Evaluatie verduurzaming exportkredietverzekering Ex-post evaluatie n.t.b. Te starten 5
Evaluatie waarin gekeken wordt naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid dat onder begrotingsartikel 5 valt.

Beleidsthema 2: Economie en vestigingsklimaat

a. Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze

In 2022 is de nieuwe Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 (hierna: de Nota) met de Kamer gedeeld. De Nota beschrijft in welke gevallen staatsaandeelhouderschap wordt overwogen en hoe de Staat dit invult. De essentie van het deelnemingenbeleid is ongewijzigd: de Staat blijft terughoudend met het aangaan van deelnemingen en het aangaan blijft maatwerk. Het publieke belang staat meer dan voorheen centraal. Verder bevat de Nota een aantal aanscherpingen, bijvoorbeeld op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, de strategie en brede diversiteit. Om de centrale rol van de publieke belangen in het deelnemingenbeleid nog meer te benadrukken is de algemene doelstelling van Financieringen veranderd in ‘het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze’. Periodiek worden de deelnemingen geëvalueerd en wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is om een bijdrage te leveren aan de borging van de betreffende publieke belangen. Daarnaast richten deze evaluaties zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Voor het deelnemingenbeleid als geheel geldt dat het uitgangspunt ook is om eens in de zeven jaar te evalueren. De evaluaties van de separate deelnemingen zullen hiervoor als basis dienen. Actuele ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn om het beleid eerder of later te evalueren.

b. Evaluatie crisismaatregelen COVID-19 pandemie IFI's en Europese instellingen

Als reactie op de coronapandemie hebben de Internationale Financiële Instellingen en Europese instellingen verschillende crisismaatregelen getroffen. Omdat deze maatregelen die in Europese Unie of multilateraal verband zijn overeengekomen rechtstreekse gevolgen hebben voor de Nederlandse begroting is het van belang dat de overeengekomen maatregelen doeltreffend zijn geweest. Het onderzoek richt zich daarom op de crisismaatregelen die genomen zijn door de internationale financiële instellingen en op Europees niveau in reactie op de coronapandemie en heeft als doel om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid van deze maatregelen. Het idee hierachter is dat een dergelijke strategische aanpak toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een traditionele beleidsdoorlichting van het gehele begrotingsartikel. Het gaat op niveau van de internationale financiële instellingen om de crisismaatregelen genomen door de Asian Infrastructure Investment Bank, European Bank for Reconstruction and Development, European Investment Bank, Internationaal Monetair Fonds en Wereld Bank en op Europees niveau om Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency en om de specifieke COVID-19 kredietlijn die onder het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) is gecreëerd via het ESM Precautionary Conditioned Credit Line.

Het onderzoek heeft het karakter van een syntheseonderzoek en zal aan de hand van beschikbare evaluaties en onderzoeken naar de genomen crisismaatregelen van de internationale financiële instellingen en Europese instellingen worden uitgevoerd. Zie voor een toelichting op de evaluatie ook de Kamerbrief 63 'Plan van aanpak strategische evaluatie van het beleid op begrotingsartikel 4.’ Er is gekozen voor een looptijd van 5 jaar. De doeltreffendheid van de maatregelen zal in de periode na het aflopen van de maatregelen moeten blijken. De eerste evaluaties van de maatregelen zijn binnengekomen in 2023/2024. De toetsing aan het kader zal daarom zoals nu gepland plaatsvinden in de loop van 2024. Sommige maatregelen zullen dan nog lopen en kunnen hooguit ten dele worden geëvalueerd. Het syntheseonderzoek wordt in 2025 aan uw Kamer aangeboden.

c. Exportkredietverzekering

Met de exportkredietverzekering (ekv) faciliteit worden betalingsrisico’s verzekerd die zijn verbonden aan Nederlandse export en investeringen in het buitenland. De Nederlandse Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business voert de ekv-faciliteit uit in naam van en voor rekening en risico van de Staat. Het ministerie van Financiën en het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn beide verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van de ekv. De Staat biedt de ekv-faciliteit aan, omdat bepaalde export gerelateerde betalingsrisico’s door hun aard niet op de private markt kunnen worden verzekerd en om een gelijkwaardig internationaal speelveld te borgen. Door het verzekeren van de betalingsrisico’s die de private verzekeringsmarkt niet voor zijn rekening neemt, worden transacties mogelijk gemaakt en wordt export bevorderd. De Periodieke Rapportage zal het beleid dat onder dit beleidsthema valt evalueren. De evaluatie van het ekv-beleid omtrent compliance zal zich richten op de effectiviteit van het beleid in het voorkomen van het in verzekering nemen van transacties met onaanvaardbare omkopingsrisico’s alsmede het toetsen van het nationaal beleid aan de internationale richtlijnen van de OESO. Tot slot zal de evaluatie van het beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) van de ekv ingaan op de vraag in hoeverre het MVO-beleid effectief bijdraagt aan het voorkomen van het verzekeren van transacties waarbij sprake is van een project met onaanvaardbare risico’s voor mens, en/of milieu. Ook zal daarbij worden gekeken naar de relevante internationale standaarden.

a. Stabiele, integere en betrouwbare financiële markten Periodieke Rapportage 2024 Lopend 2
Periodieke Rapportage van het beleid dat onder dit beleidsthema valt, waarbij onder andere gekeken wordt naar de regisserende rol van het ministerie van Financiën bij de bevordering van het goede functioneren van het financiële stelsel.
Beleidscyclus beleid tegen witwassen en terrorismefinanciering (doorlopend) Ex-post evaluatie Doorlopend Lopend 2
Deze beleidscyclus, die door het ministerie van Justitie en Veiligheid samen met ministerie van Financiën is ingericht, schetst hoe aan de hand van de geïdentificeerde witwasrisico's het anti-witwasbeleid wordt bezien.
Evaluatie garantieregeling NHT Ex-post evaluatie 2024 Te starten 2
De deelname van de Staat in de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) wordt elke vijf jaar geëvalueerd om te bepalen of de staatsdeelname nog steeds wenselijk is of dat deze beëindigd kan worden.
Evaluatie garantieregeling WAKO (kernongevallen) Ex-post evaluatie 2025 Te starten 2
De evaluatie vindt vanaf 2024 plaats vanwege aanpassingen in de onderliggende verdragen die per 1 januari 2022 in werking zijn getreden. Om de effecten van deze wijzigingen mee te kunnen nemen is het goed als deze verdragen ten minste een jaar in werking zijn getreden. De verwachting is dat de evaluatie in 2025 aan de Tweede Kamer wordt toegezonden.
Evaluatie Wet toezicht trustkantoren Ex-post evaluatie 2026 Te starten 2
Deze evaluatie kijkt met name naar de doeltreffendheid van de Wet toezicht trustkantoren (2018), waarmee de normen waaraan trustkantoren zijn aangescherpt en het toezichtsinstrumentarium is uitgebreid. Bij die evaluatie zal, naast de effecten en uitvoering van de wet, in het bijzonder aandacht zijn voor de invulling van de normen door de sector en de mogelijkheden om dit verder te concretiseren.
Evaluatie verduurzaming financiële markten Ex-post evaluatie n.t.b. Te starten 2
Evaluatie waarin gekeken wordt naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid dat onder begrotingsartikel 2 valt.
Evaluatie doeltreffendheid en effecten art. 4:24a Wft Ex-post evaluatie n.t.b. Lopend 2
De Staten-Generaal is op 15 december 2021 geïnformeerd over het aanhouden van de evaluatie tot er meer zicht is op de formele handhavingspraktijk en ontwikkeling in de bestuursrechtelijke rechtspraak. https://open.overheid.nl/documenten/ronl-6b856c0b-bbad-4a74-b057-009202be31a3/pdf
Evaluatie van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Ex-ante evaluatie 2025 Te starten 2
Het doel van de evaluatie is om te achterhalen of het stelsel van beroepsreglementering van accountants (door de wettelijke beroepsorganisatie Nederlandse beroepsorganisatie van accountants) beter kan functioneren met het oog op meer doorzettingsmacht, in het licht van een aantal soms tegenstrijdige wettelijke taken van de NBA. De evaluatie is bedoeld om de NBA in de toekomst beter en functioneler te positioneren, op basis van een weloverwogen takenpakket.

Beleidsthema 3: Financiële sector

a. Stabiele, integere en betrouwbare financiële markten

Ingevolge de Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 wordt door de directie Financiële Markten een Periodieke Rapportage verricht met betrekking tot stabiele, integere en betrouwbare financiële markten (artikel 2 van Begrotingshoofdstuk IX Financiën en Nationale Schuld). Dit onderzoek wordt in 2024 nog afgerond.

De beleidscyclus met betrekking tot het beleid tegen witwassen en terrorismefinanciering is een doorlopende evaluatie van het anti-witwas en –terrorismefinancieringsbeleid. Daaronder vallen onder meer de National Risk Assessments (elke twee jaar door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) en andere onderzoeken naar specifieke risico’s, evenals beleidsmonitoren en internationale evaluaties. Een voorbeeld hiervan is Financial Action Task Force (FATF) evaluatie in 2022, waarin de activiteiten en het beleid in kaart worden gebracht en de resultaten worden beschreven. De FATF voert door middel van peer reviews landenevaluaties uit. De vierde evaluatieronde beoordeelt of nationale regimes tegen witwassen en financieren van terrorisme niet alleen technisch voldoen aan de FATF-aanbevelingen, maar ook effectief zijn.

Daarnaast staan er verschillende ex-post evaluaties gepland. De evaluaties helpen bij het beoordelen van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van beleid. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de Wet transparantie toezicht financiële markten.

a. Vereenvoudiging belastingstelsel - aanpak fiscale regelingen Periodieke Rapportage 2028 Te starten 1
De doeltreffendheid en doelmatigheid van fiscale regelingen worden integraal in kaart gebracht. Hierin wordt teruggeblikt op de evaluaties van fiscale regelingen.
Algemeen/overig belastingstelsel
Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fiscale crisismaatregelen bij de coronacrisis.
Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes Ex-durante evaluatie 2024 Te starten 1
In dit onderzoek wordt gekeken in welke mate en op welke manier de openbaarmaking van fiscale vergrijpboetes wordt ingezet in de uitvoeringspraktijk.
Evaluatie belastingstelsel BES-eilanden Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
Het IMF evalueert het fiscale stelsel van de BES-eilanden.
Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet Ex-post evaluatie 2025 Te starten 1
Bij deze evaluatie zal worden onderzocht in hoeverre bij artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet, dat wil zeggen het vervoer van liquide middelen, outputs en outcomes kunnen worden onderscheiden.

Arbeid en inkomen
Evaluatie faciliteiten en uitvoering ANBI's Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
Dit onderzoek is een update van de vorige evaluatie van de praktijk rondom ANBI's (Algemeen Nut Beoogde Instellingen) uit 2017.
Quickscan vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband en alimentatie Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
Dit onderzoek richt zich op een verkennende budgettaire en kwalitatieve analyse van de vrijstelling van de jubilea-uitkeringen.
Quickscan vrijstelling uitkering wegens alimentatie Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
Dit onderzoek richt zich op een verkennende een budgettaire en kwalitatieve analyse van de vrijgestelde uitkering wegens alimentatie.
Monitoring fiscale oplossing eenverdienersproblematiek Ex-durante evaluatie Jaarlijks vanaf 2025 Te starten 1
Vanaf 2025 wordt jaarlijks bezien of de fiscale oplossing voor de eenverdienersproblematiek het beoogde doel nog bereikt.
Monitoring aandelenopties startups Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
Dit onderzoek richt zich op het monitoren van de effecten van de nieuwe regeling voor aandelenopties die per 1 januari 2023 is ingevoerd in de Wet op de loonbelasting 1964. Hierbij wordt gekeken naar het effect van de nieuwe regeling op de mate waarin aandelenopties worden toegekend door werkgevers aan werknemers, waarbij een onderverdeling tussen bedrijven van verschillende grootte (van start-ups tot grote bedrijven) wordt aangebracht.
Evaluatie werkkostenregeling Ex-post evaluatie 2025 Lopend 1
In deze evaluatie zal gekeken worden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de werkkostenregeling. Ook de overige vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen zullen hierbij worden behandeld. Daarnaast wordt het gebruik van de (onderdelen van de) WKR in kaart gebracht.
Mispercepties marginale druk en arbeidsaanbod Ex-ante evaluatie 2025 Lopend 1
Uit eerdere studies in binnen- en buitenland komt naar voren dat mensen met lage inkomens hun marginale belastingdruk vaak overschatten. In dit onderzoek wordt getest (i) of/in hoeverre informatie-interventies mensen een accurater beeld kunnen geven van hun marginale druk en (ii) of/in hoeverre dat vervolgens leidt tot meer arbeidsaanbod bij deeltijdwerkers. Voor de eerste vraag zal een survey experiment worden gedaan via het LISS panel. Wanneer hieruit blijkt dat informatie-interventies leiden tot een accurater beeld van de marginale druk zal vervolgens met een veldexperiment worden gekeken naar de arbeidsaanbodeffecten van zulke interventies.
Evaluatie artiesten- en beroepssportersregeling Ex-post evaluatie 2025 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken of de regeling nog actueel is en of de regeling doeltreffend en doelmatig is. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van aangiftegegevens en gesprekken met de branche.
Evaluatie fiscale behandeling ANBI's Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verschillende faciliteiten voor ANBI's.
Evaluatie fiscale behandeling stichtingen en verenigingen Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verschillende faciliteiten voor stichtingen en verenigingen, waaronder de vrijwilligersregeling.
Evaluatie maatregelen giftenaftrek en geven uit vennootschap Ex-durante evaluatie 2028 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de uitwerking van de beperking periodieke giften en de vrijstelling voor geven vanuit de vennootschap.
Evaluatie afschaffing Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK) Ex-post evaluatie 2030 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de effecten van de afschaffing van de IACK op onder meer arbeidsparticipatie.

Ondernemen en tegengaan belastingontwijking
Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI Ex-durante evaluatie Jaarlijks Lopend 1
Door het monitoren van de inkomensstromen naar laagbelastende jurisdicties kan de effectiviteit van de conditionele bronbelasting in het tegengaan van belastingontwijking via Nederland gemeten worden. De Nederlandsche Bank publiceert de benodigde tabellen.
Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwijking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches. Ex-post evaluatie 2024 Te starten 1
Dit onderzoek betreft een analyse van de maatregelen uit Anti Tax Avoidance Directe (ATAD1 en ATAD2). Zoals benoemd is in de monitoringsbrief belastingontwijking 2020 zal gekeken worden naar de earningstrippingmaatregelen en de CFC-maatregel.
Evaluatie verlaagde vpb tarief Ex-post evaluatie 2024 Te starten 1
Dit onderzoek betreft een analyse van het lage Vennootschapsbelasting-tarief, waarbij gekeken wordt naar doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling. Ook het toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen.
Evaluatie fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
In deze evaluatie zal de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling worden onderzocht. Ook komt het toetsingskader fiscale regelingen aan bod.
Aanvullend onderzoek dividendstripping Ex-ante evaluatie 2025 Lopend 1
Het onderzoek richt zich op de vraag welke (materiële) maatregelen kunnen worden genomen om de aanpak van dividendstripping verder te versterken. Daarbij wordt in ieder geval onderzoek gedaan naar de zogenoemde nettorendement-benadering en een specifieke maatregel voor pensioenfondsen en deelnemingsdividenden. Ook wordt onderzocht welke maatregelen tegen dividendstripping een aantal andere landen heeft genomen.
Monitoren Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteit 2024 Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
Monitoring zal plaatsvinden aan de hand van signalen vanuit de Belastingdienst en vanuit het bedrijfsleven. Gelet op de inwerkingtreding van de meeste maatregelen per 2025, zal dit vooral vanaf het derde kwartaal van 2025 plaatsvinden.
Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars Ex-durante evaluatie 2026 Te starten 1
De opbrengst van de minimumkapitaalregel zal worden geanalyseerd op basis van aangiftegegevens.
Evaluatie Wet excessief lenen Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie zal het effect van het wetsvoorstel onderzocht worden op basis van aangiftegegevens inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Tevens zal nader gekeken worden mogelijke uitvoeringsproblemen en ontwijkingssituaties zoals aangegeven tijdens de Kamerbehandeling.
Evaluatie kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In dit onderzoek zal de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) worden geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid en wordt het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen. Vanaf 2025 zullen de aangiftegegevens over de KIA worden opgeslagen door de Belastingdienst. Deze data worden gebruikt in het onderzoek.
Evaluatie herinvesteringsreserve Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie wordt naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de herinvesteringsreserve (HIR) gekeken evenals de ervaren complexiteit van de regeling.
Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 Algemeen wetboek recht) Ex-durante evaluatie 2027 Te starten 1
Hierbij zal worden gevolgd in welke mate en op welke manier dit instrument wordt ingezet in de uitvoeringspraktijk.
Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina) Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie zal onderzocht worden of de maatregel doeltreffend en doelmatig was. Dit zal worden gedaan op basis van de gerealiseerde opbrengsten van de dividendbelasting, de ontwikkeling in aard en aantal van de bezwaar- en beroepsprocedures in de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting en de beperking van de verrekening van voorheffingen in de aangiften vennootschapsbelasting.
Evaluatie Wetsvoorstel delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen Ex-durante evaluatie 2028 Te starten 1
Bij deze evaluatie zal worden gekeken in welke mate gebruik wordt gemaakt van de delegatiebepaling, en of deze een oplossing biedt bij situaties waarin het niet wenselijk is om invorderingsrente in rekening te brengen.
Evaluatie fiscale regelingen scheepvaart Ex-post evaluatie 2028 Te starten 1
In deze evaluatie zal een inschatting worden gemaakt van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fiscale regelingen voor de scheepvaart. Ook de overige vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen zullen hierbij worden behandeld.

Vermogen
Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
In de erf- en schenkbelasting, inkomstenbelasting, overdrachtsbelasting en omzetbelasting zitten diverse forfaits die gebaseerd zijn op levensverwachting en rekenrente. Deze forfaits zijn niet meer actueel en dienen daarom aangepast te worden. Dit onderzoek brengt de gevolgen van een dergelijke aanpassing in kaart.
Onderzoek naar de mogelijkheden om het vermogen in stichtingen in kaart te brengen Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
In dit onderzoek wordt het vermogen van particulieren in stichtingen onderzocht in samenwerking met de Belastingdienst.
Onderzoek eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling kinderen en schenkingsvrijstelling dure studie Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
De twee schenkingsvrijstellingen worden doorgelicht waarbij gekeken wordt naar de historie van de regelingen, of er nog een goede rechtvaardiging voor de regeling bestaat en naar de uitvoeringsaspecten en budgettaire aspecten van de regelingen.
Evaluatie anti-arbitragebepaling box 3 Ex-durante evaluatie 2024 Te starten 1
Artikel 5.24 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in 2024 geëvalueerd, zodat de werking in de praktijk van de anti-peildatum-arbitragebepaling uit deze wet gedurende de nu voorziene looptijd van het overbruggingsstelsel box 3 kan worden geanalyseerd en zo nodig aangepast.
Evaluatie gebruikelijkloonregeling Ex-post evaluatie 2025 Lopend 1
In deze evaluatie zullen met aangiftedata de doeltreffendheid en doelmatigheid van de gebruikelijkloonregeling onderzocht worden.
Onderzoek jaarlijkse vrijstelling schenkbelasting kinderen Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
In dit onderzoek wordt onder meer het gebruik van de vrijstelling in kaart gebracht.
Evaluatie vrijstelling voorwerpen kunst en wetenschap box 3 Ex-post evaluatie 2025 Te starten 1
In de evaluatie wordt gekeken naar de vrijstelling van voorwerpen van kunst en wetenschap in box 3. Ook worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
Evaluatie actualiseren leegwaarderatio Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
De leegwaarderatiotabel is een forfait waarmee verhuurders de waarde van hun verhuurde woningen voor belastingheffing in box 3 kunnen bepalen aan de hand van de Waardering Onroerende Zaken waarde. In dit onderzoek wordt de leegwaarderatiotabel geactualiseerd, waarbij kan worden aangesloten bij de methode voor actualisatie uit de evaluatie van 2022.
Evaluatie regeling Groenprojecten Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling Groenprojecten en de bijbehorende fiscale regelingen, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen. Voor de evaluatie kan gebruik worden gemaakt van aangiftedata en data van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Evaluatie twee schijven box 2 Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie zal onderzocht worden of de maatregel doeltreffend is in het behalen van meer belastingopbrengst en het tegengaan van belastinguitstel. Hiertoe zal gekeken worden naar de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.

Wonen, gezondheid en consumptie
Empty package survey tabaksaccijns Ex-post evaluatie Jaarlijks Lopend 1
In dit onderzoek wordt via het rapen van pakjes sigaretten op straat het aandeel pakjes uit het buitenland en het aandeel illegaal/illicit whites in kaart gebracht. De douane voert dit onderzoek uit.
Monitoring gebruik startersvrijstelling overdrachtsbelasting Ex-durante evaluatie Jaarlijks Te starten 1
Het gebruik van de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt gemonitord en jaarlijks gerapporteerd aan de Kamer.
Monitoring verhoging btw-tarief culturele goederen en diensten, en logies Ex-durante evaluatie Jaarlijks vanaf 2026 Te starten 1
De effecten op prijzen en afzet van de verhoging van het btw-tarief op culturele goederen en diensten, en logies worden gedurende in ieder geval twee jaar vanaf inwerkingtreding in 2026 gemonitord.
Evaluatie differentiatie overdrachtsbelasting Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
In deze evaluatie wordt de doeltreffend- en doelmatigheid van de differentiatie in de overdrachtsbelasting (OVB) onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.  Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van aangiftegegevens.
Evaluatie vrijstellingen btw Ex-post evaluatie 2025 Lopend 1
In deze evaluatie wordt de doeltreffend- en doelmatigheid van verschillende vrijstellingen in de belasting over de toegevoegde waarde (btw) onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
Evaluatie verlaagd tarief accijns kleine bierbrouwerijen Ex-post evaluatie 2025 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffend- en doelmatigheid, ook in het licht van de overstap van plato naar alcoholpercentage.
Onderzoeken eigenwoningregeling Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
In navolging op bouwstenenrapport wordt vervolgonderzoek gedaan naar een aantal onderdelen van de eigenwoningregeling zoals de bijleenregeling en het EWF.
Evaluatie kleineondernemersregeling btw Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie wordt de doeltreffend- en doelmatigheid van de kleineondernemersregeling onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van aangiftegegevens.
Evaluatie verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie zal de doelmatigheid en doeltreffendheid van de (verhoging van) de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en fiscale regelingen daarbinnen worden onderzocht.
Monitoring grenseffecten tanken Ex-durante evaluatie 2026 Te starten 1
Dit onderzoek bekijkt de grenseffecten van het aflopen van de accijnsverlaging op brandstoffen.
Evaluatie kansspelbelasting Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffend- en doelmatigheid van de kansspelbelasting, waarbij onder meer gekeken wordt naar de recente tariefsverhogingen en de vrijstelling voor kleine prijzen.
Evaluatie vrijstellingen overdrachtsbelasting in de ondernemingssfeer en vrijstellingen van technische aard Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de vrijstellingen in de overdrachtsbelasting gericht op ondernemers en vrijstellingen van technische aard. Ook worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
Evaluatie fiscale regelingen eigen woning Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie wordt de doeltreffend- en doelmatigheid van de fiscale regelingen eigen woning onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.  Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van aangiftegegevens.
Evaluatie verhoging btw-tarief culturele goederen en diensten,en logies Ex-post evaluatie 2028 Te starten 1
De effecten op prijzen en afzet van de verhoging van het btw-tarief op culturele goederen en diensten, en logies worden geëvalueerd.
Evaluatie assurantiebelasting Ex-post evaluatie 2028 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van (de fiscale regelingen in) de assurantiebelasting. Hierbij zullen ook de overige vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen zullen hierbij worden behandeld.
b. Verduurzaming van het belastingstelsel Periodieke Rapportage 2030 Te starten 1
De verduurzaming van het belastingstelsel wordt in kaart gebracht. Daarbij wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van maatregelen die zijn genomen die zien op verduurzaming van het belastingstelsel.
Klimaat
Lange termijn verkenning fiscaal stimuleringspakket elektrische voertuigen Ex-ante evaluatie 2024 Lopend 1
Samen met I&W wordt gewerkt aan een middellange- en lange-termijnonderzoek naar de verduurzaming van automobiliteit. Hierbij wordt, naast de verduurzamingsdoelstelling, gekeken naar betaalbaarheid voor de automobilist en het op peil houden van de overheidsinkomsten uit het auto domein. Doel van dit onderzoek is om gewenste paden en doelstellingen in kaart te brengen, ook voor ná 2030. Met dit onderzoek wordt invulling gegeven aan de toegezegde tussenevaluatie uit het klimaatakkoord die in 2024 gepland stond.
Quickscan Natuurschoonwet (NSW) Ex-durante evaluatie 2024 Lopend 1
Per 2021 zijn er diverse aanpassingen gemaakt aan de NSW 1926 in navolging op de evaluatie van de fiscale faciliteiten in de natuurschoonwet. Om op korte termijn een terugkoppeling te hebben omtrent het effect van de gemaake wijzigingen en potentiële aandachtspunten die spelen bij de NSW wordt een quickscan gedaan.
Evaluatie CO2-heffing industrie Ex-post evaluatie 2024 Lopend 1
Sinds 1 januari 2021 betalen industriële bedrijven een CO2-heffing. In de evaluatie zal de regeling geëvalueerd worden op doeltreffendheid en doelmatigheid en zal gekeken worden naar de hoogte van het tarief. Gegevens voor de evaluatie worden verkregen van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Onderzoek naar verbeteringen voor de Energie-investeringsaftrek (EIA) en de Millieu-investeringsaftrek (MIA) en het omzetten aftrekpost naar subsidie (focus EIA) Ex-ante evaluatie 2025 Lopend 1
Doel van dit onderzoek is: 1) te bepalen of de werking van het fiscale instrument voor het bedrijfsleven verder kan worden verbeterd en vereenvoudigd en daarbij de MIA en EIA betrekken, en 2) of een fiscale regeling de voorkeur verdient boven een directe subsidie in het geval van de EIA.
Evaluatie CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking Ex-post evaluatie 2025 Te starten 1
In 2022 is de CO2 minimumprijs voor elektriciteitsopwekking geïntroduceerd. In de evaluatie zal de regeling geëvalueerd worden op doeltreffendheid en doelmatigheid en zal gekeken worden naar de hoogte van het tarief. Gegevens worden verkregen van RVO.
Evaluatie fiscale vrijstellingen bos en natuur Ex-post evaluatie 2025 Te starten 1
In deze evaluatie wordt de doeltreffendheid en doelmatigheid van de vrijstellingen gericht op natuur en landbouw onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van aangiftegegevens.
Evaluatie energiebelasting Ex-post evaluatie 2026 Te starten 1
In deze evaluatie zal de doelmatigheid en doeltreffendheid van de energiebelasting en de fiscale regelingen daarbinnen worden onderzocht. Ook komt het toetsingskader fiscale regelingen aan bod.
Monitoring opbrengsten Warmte-Kracht-Koppeling (WKK)-maatregel Ex-durante evaluatie 2026 Te starten 1
Vanaf de inwerkingtreding van de WKK-maatregel worden de opbrengsten jaarlijks gemonitord.
Tussentijdse evaluatie fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouwsector Ex-durante evaluatie 2027 Te starten 1
Tijdens dit evaluatiemoment kunnen de beleidseffecten van deze maatregelen en de mogelijkheden om te verduurzamen worden geëvalueerd.
Evaluatie vliegbelasting Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie zal de doelmatigheid en doeltreffendheid van de vliegbelasting worden onderzocht.
Evaluatie Energie-investeringsaftrek (EIA) Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de EIA, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil Ex-post evaluatie 2027 Te starten 1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de MIA/Vamil, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding Ex-post evaluatie 2028 Te starten 1
Conform de aanbeveling uit de vorige evaluatie wordt gekeken naar de hoogte van het onbelaste bedrag. Ook worden de verhogingen van de vergoeding meegenomen in de evaluatie.
Evaluatie fiscale regelingen autobelastingen Ex-post evaluatie 2028 Te starten 1
In deze evaluatie worden een aantal maatregelen meegenomen zoals de beëindiging van de bpm-vrijstelling bestelauto's en de versobering van de kwarttarieven. Daarnaast wordt conform de RPE gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van verschillende uitzonderingen in de BPM en MRB en wordt het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen.
Tussenevaluatie klimaatakkoord (incl. fiscale stimulering elektrische voertuigen) Ex-durante evaluatie 2028 Te starten 1
In het Klimaatakkoord zijn verschillende (tussen)evaluaties voor de fiscale stimulering van Elektrische Voertuigen (EV) opgenomen, waaronder een (tussen)evaluatie in 2027/2028. Met behulp van de evaluatie kan aan de hand van de laatste ontwikkelingen binnen de automarkt worden bepaald welk beleid en welke maatregelen nodig en wenselijk zijn ter stimulering van EV’s. Hierbij wordt dan ook de voortzetting van de mrb-korting in 2026-2030 meegenomen, waarbij gekeken wordt of en zo ja in welke vorm het nodig en wenselijk is om de tariefskorting voort te zetten. Bij de evaluatie wordt ook gekeken hoe de tariefkorting uitwerkt naar de verschillende autosegmenten op basis van hun afmeting en in hoeverre de korting het meergewicht compenseert en of er niet sprake is van onder- of overcompensatie.
  1. Vanwege herprioritering en inzichtbehoefte is een aantal evaluaties uit de SEA 2024 verplaatst, samengevoegd of in een enkel geval vervallen.

Beleidsthema 4: Fiscaal beleid

a. Vereenvoudiging belastingen - aanpak fiscale regelingen

Doeltreffende en doelmatige fiscale regelingen zijn goede instrumenten om beleidsdoelen te bereiken, maar het belastingstelsel als geheel wordt zo complexer. Ook zijn lang niet alle fiscale regelingen doeltreffend en doelmatig. In 2028 is een Periodieke Rapportage gepland over de fiscale regelingen.

Arbeid en inkomen

De belasting op arbeid is de belangrijkste inkomstenbron van de overheid. Tegelijkertijd kan een te hoge belastingdruk op arbeid de arbeidsdeelname ontmoedigen. Daarnaast is juist de complexiteit van het belastingstelsel een belangrijk aandachtspunt in dit domein. Burgers en ondernemers zijn niet altijd volledig rationeel of wilskrachtig. Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat ze niet of verkeerd gebruikmaken van bepaalde aftrekposten. De komende tijd wordt onder andere onderzoek gedaan naar de werkkostenregeling en de aftrekpost voor onderhoudsverplichtingen. Ook wordt er onderzoek gedaan naar (mis)percepties van de marginale druk en de effecten hiervan op arbeidsaanbod.

Ondernemen en tegengaan belastingontwijking

De afgelopen jaren zijn meerdere maatregelen genomen om belastingontwijking en het verschuiven van activiteiten tussen landen aan te pakken. Nader onderzoek wordt gedaan om meer licht werpen op de effectiviteit van de huidige aanpak van belastingontwijking. Dat gebeurt onder meer door het monitoren van de effecten van een aantal maatregelen die zijn genomen tegen belastingontwijking. Daarnaast worden ook verschillende fiscale faciliteiten geëvalueerd die gericht zijn op het bevorderen van ondernemerschap, zoals het verlaagde vpb-tarief en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Vermogen

De wijze waarop Nederland vermogen en vermogensinkomsten belast is zeer divers, wat bijdraagt aan belastingontwijking en een ongelijkere vermogensverdeling. Het gaat hier om alle vormen van vermogen zoals spaar- en beleggingstegoeden, de eigen woning, overig vastgoed, het aanmerkelijk belang en ander (ondernemings)vermogen en pensioenen. Tevens gaat het over het belasten van vermogensoverdrachten en dus om de schenk- en erfbelasting. De komende tijd worden enkele vrijstellingen binnen de schenk- en erfbelasting onderzocht en worden op het terrein van box 3 verschillende evaluaties en onderzoeken voorzien.

Wonen, gezondheid en consumptie

De woningmarkt wordt op allerlei manieren beïnvloed door het belastingstelsel. Hypotheekrente is aftrekbaar voor de eigen woning en de overdrachtsbelasting is van belang als je een woning koopt. Op dit terrein vinden verschillende evaluaties en onderzoeken plaats. Belastingen worden ook ingezet om bepaald gedrag te beprijzen, denk aan de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en de tabaksaccijns. Op dit terrein zal onder andere de verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken geëvalueerd worden. Tot slot is de btw een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid. Tegelijkertijd zijn er veel bijzondere regelingen en vrijstellingen binnen de btw. De komende tijd worden een aantal vrijstellingen in de btw en de kleineondernemersregeling geëvalueerd.

Klimaat

b. Verduurzaming van het belastingstelsel

Belastingen kunnen de schade aan klimaat en milieu door vervuiling en het opwarmen van de aarde beprijzen, zorgen voor andere keuzes en bijdragen aan het ‘de vervuiler betaalt’-principe. Voor de komende jaren staan onder andere verschillende onderdelen van het klimaatakkoord op de evaluatieplanning. Het wordt bezien of gestelde doelen op een doeltreffende en doelmatige wijze zijn bereikt. Daarnaast wordt op deelterreinen verdiepend onderzoek gedaan naar effectieve vergroening van het belastingstelsel.

a. Uitvoering en handhaving Belastingdienst Periodieke Rapportage 2029 Gepland 1
De Periodieke Rapportage brengt eerdere evaluaties naar de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van verschillende onderdelen en aspecten van de uitvoering en handhaving samen. De synthese is zoveel als mogelijk dekkend voor de inspanningen en het budget van de Belastingdienst in de voorliggende periode, en sluit zo goed mogelijk aan op de eigen en maatschappelijke inzichtbehoefte.
Fiscale Monitor Ex-durante evaluatie Jaarlijks Lopend 1
Een jaarlijkse survey waarbij burgers, bedrijven en hun intermediairs worden bevraagd over onder andere functioneren en imago van de Belastingdienst, waardering van de dienstverlening, vertrouwen in de Belastingdienst, belastingmoraal en compliance. De Fiscale Monitor wordt al jaren op een vergelijkbare manier uitgevoerd, zodat de monitor niet alleen inzicht geeft in de huidige stand van zaken, maar ook zeer geschikt is om trends vast te stellen.
Stand van de Uitvoering Ex-durante evaluatie Jaarlijks Lopend 1
Om problemen in de uitvoering in beeld te brengen haalt de Belastingdienst signalen op van binnen en van buiten de organisatie. Op basis daarvan identificeert de Belastingdienst knelpunten en legt deze voor aan de politiek (en aan beleid) met het streven om gezamenlijk tot oplossingen te komen.
Evaluatie toezicht (2017-2023) Beleidsdoorlichting 2024 Lopend 1
Deze beleidsevaluatie sluit aan op de laatste beleidsdoorlichting van het toezicht en richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het brede palet aan activiteitein dat valt onder toezicht in het fiscale domein in de periode 2017-2023.
Evaluatie dienstverlening (2020-2024) Ex-post en ex-durante evaluatie 2025 Lopend 1
Deze evaluatie richt zich op de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van de dienstverlening van de Belastingdienst. De vraag die centraal staat is in hoeverre en hoe de dienstverlening van de Belastingdienst bijdraagt aan compliantie van burgers en bedrijven, de dienstverlening voldoet aan de principes van goede dienstverlening , en de dienstverlening op efficiënte wijze plaatsvindt met zo min mogelijk neveneffecten.
Brieven als instrument Ex-post en ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
De Belastingdienst stuurt vele brieven met verschillende doelen (bijv informatievoorziening, mededelingen, reminders, aanmaningen). Het doel van deze overzichtsstudie is meer te leren over de effectiviteit van de brief als een instrument. Daartoe wordt kennis over de (voorwaarden voor) effectiviteit van brieven uit eerdere onderzoeken, uit de literatuur en uit de organisatie bijeen gebracht.
Transformatie van de dienstverlening Ex-post en ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
Deze evaluatie richt zich op de in 2020 ingezette Transformatie van de dienstverlening. In deze lerende evaluatie wordt gekeken naar wat er nodig is om de al gedocumenteerde uitdagingen voor het borgen van klantcentrisch werken aan te gaan en op te lossen.
Doorwerking van de visie op dienstverlening Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 1
Deze evaluatie van de in 2021 vastgestelde «Visie en ambitie op dienstverlening» biedt inzicht in de doorwerking van deze Belastingdienstbrede visie in de praktijk, en levert lessen op over hoe deze doorwerking te versterken. De evaluatie levert daarnaast lessen op die benut kunnen worden bij de ontwikkeling en implementatie van toekomstig Belastingdienstbreed beleid.
  1. De evaluatie «Internationale uitwisseling van fiscale informatie internationaal opererende ondernemingen» is van de Strategische Evaluatie Agenda afgehaald wegens diverse internationaal lopende onderzoeken naar dit onderwerp.

Beleidsthema 5: Belastingdienst

a. Uitvoering en handhaving Belastingdienst

De Belastingdienst wil toewerken naar een programmering van evaluaties die meer aansluit bij de interne en externe leer- en verantwoordingsbehoeften en past bij de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst voor de heffing en inning van de rijksbelastingen. Het komende jaar richt de Belastingdienst een proces in dat moet leiden tot een evenwichtige programmering van evaluatieonderzoeken op de SEA.

De Belastingdienst levert in 2029 een Periodieke Rapportage op over de uitvoering en handhaving door de Belastingdienst. De op de SEA geprogrammeerde evaluaties die de komende jaren worden uitgevoerd dienen als bouwblokken voor deze rapportage.

De Belastingdienst voert in 2024 ‒ 2025 een aantal evaluaties uit die al eerder waren geprogrammeerd: de beleidsdoorlichting Toezicht (2017 ‒ 2023) en de evaluatie Dienstverlening (2020 ‒ 2024). Daarnaast zijn enkele evaluaties geprogrammeerd die direct voortkomen uit de interne leer- en verantwoordingsbehoefte op het gebied van de dienstverlening. Met de Fiscale Monitor laat de Belastingdienst zien hoe burgers en ondernemers de uitvoering van de Belastingdienst ervaren en waarderen. Tot slot brengt de Belastingdienst jaarlijks de Stand van de Uitvoering uit waarin gesignaleerde knelpunten onder de aandacht worden gebracht.

a. Recht doen aan het verleden Periodieke Rapportage 2028 Te starten 13
Met de Periodieke Rapportage wordt inzicht gegeven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het financieel herstel van gedupeerden van de toeslagenaffaire, waarbij volledigheid, zorgvuldigheid en informatiedeling naar gedupeerden voorop staan.
Evaluatie hersteloperatie toeslagen Ex-durante evaluatie 2026 Te starten 13
De evaluatie hersteloperatie toeslagen ziet op het evalueren van de wet hersteloperatie toeslagen en de aanvullende wet met als doel om de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleidsmaatregelen te onderzoeken.
b. Presteren in het heden/Anticiperen op de Toekomst Periodieke Rapportage 2026 Te starten 13
De Periodieke Rapportage biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de inspanningen op het gebied van dienstverlening en uitvoering, gebaseerd op evaluatieonderzoek uit de afgelopen jaren waaronder de evaluatie van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen. Ook worden in de onderzoeken naar dienstverlening en uitvoering de ontwikkelingen meegenomen over de toekomst van het stelsel, politieke besluitvorming hieromtrent en het toewerken naar aanpassingen aan het stelsel, mogelijk in aanloop naar een volledig nieuw stelsel.
Onderzoek uitvoering en dienstverlening Toeslagen Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 13
Wij streven ernaar om de dienstverlening aan alle toeslaggerechtigden te optimaliseren en om meer in de actualiteit te werken en zo betere resultaten te behalen op de drie burgerbeloften. Dit onderzoek draagt hieraan bij door inzichten te verschaffen in de uitvoering en dienstverlening.
Evaluatie Awir Ex-post evaluatie 2026 Te starten 13
Het doel van de evaluatie van de Awir (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) is om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de wet en de daaraan gerelateerde inkomensafhankelijke regelingen. Hiermee wordt beoordeeld of de wet en de uitvoering van de AWIR effectief zijn in het bereiken van hun doelen.
Evaluatie uitvoering en dienstverlening Ex-post evaluatie 2026 Te starten 13
In 2026 (voorbereiding 2025) zal de volgende evaluatie van de uitvoering en dienstverlening van Toeslagen plaatsvinden. Deze evaluatie voldoet aan de RPE en zal antwoord geven op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verschillende ingezette interventies en instrumenten bij de Dienst Toeslagen. Afhankelijk van de scope van de evaluatie zullen verschillende onderzoeksmethoden ingezet worden om deze evaluatie vorm te geven. Hierbij valt te denken aan doorlichting bestaande effectmetingen, aangevuld met inzichten vanuit de uitvoering en partners (bijvoorbeeld interviews materiedeskundigen en expertpanels). Een vast onderdeel van de evaluatie zal burgeronderzoek zijn, die bij voorkeur wordt aangevuld met een gedragsonderzoek.

Beleidsthema 6: Toeslagen

a. Recht doen aan het verleden

Herstel richt zich op compensatie (financieel), brede ondersteuning om het leven weer op de rit te krijgen, een schuldenaanpak en op emotioneel herstel voor ouders en gezinsleden die gedupeerd zijn door de kinderopvangtoeslag. In november 2022 is de Wet hersteloperatie Toeslagen (Wht) inwerking getreden, met daarbij de toezegging van een wetsevaluatie. In 2023 zijn er nog herstelregelingen opgestart. We kunnen de effecten van bepaalde keuzes pas zien als er enige tijd overheen is gegaan. Er wordt daarom ingezet op afronding van de evaluatie van de Wht in 2026

Er wordt daarbij niet enkel ingezet op het evalueren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de maatregelen, maar ook ruim aandacht besteedt aan de uitvoering van de maatregelen door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, hoeveel de maatregelen vergden van het doenvermogen van gedupeerden, de mate van tevredenheid van gedupeerden en de ervaringen met de inzet van de in het kader van het herstel toeslagen in het leven geroepen onafhankelijke commissies (commissie van onafhankelijke deskundigen, bezwaarschriftenadviescommissie en de commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade). De in dit wetsvoorstel opgenomen herstelmaatregelen voor ex-partners en hun kinderen en voor de nabestaanden van overleden gedupeerden zullen bij die evaluatie betrokken worden. De uitvoering van de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen wordt eveneens geëvalueerd.

Daarnaast is een belangrijke vraag welke processen vanuit de hersteloperatie en de lessen die we hieruit hebben geleerd, kunnen worden meegenomen naar de reguliere uitvoering van Toeslagen. Hierbij valt te denken aan het onderdeel maken van burgers van het beleidsproces, hoe knelpunten van mensen eerder gesignaleerd kunnen worden en hoe hier adequaat op gereageerd kan worden, en hoe nieuwe manieren van dienstverlening kunnen worden toegepast.   

b. Presteren in het heden en anticiperen op de toekomst

Binnen dit thema gaat het om het verhogen van de doenlijkheid en begrijpelijkheid van het stelsel voor mensen. Centraal staat hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen kunnen voldoen aan de vereisten van de wet- en regelgeving binnen het toeslagenstelsel. En dat daarbij ook oog is voor de uitvoerbaarheid van het stelsel. We kijken hierbij naar het heden alsook naar de toekomst. De inzet op verbeteringen in de dienstverlening en uitvoering in het heden en verbeteringen in de toekomst, liggen in elkaars verlengde en zijn in de praktijk sterk met elkaar verweven. Er wordt bijgedragen aan voorstellen voor verbeteringen of alternatieven voor het toeslagenstelsel voor politieke besluitvorming.

In 2025 is voorzien om een ex-durante evaluatie uit te voeren naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van ingezette maatregelen en interventies in de dienstverlening en uitvoering. Er wordt onder andere gekeken of mensen goed met deze aanpassingen om kan gaan. Er wordt door de Dienst Toelslagen naar gestreefd om de dienstverlening aan alle toeslaggerechtigden te optimaliseren door meer in de actualiteit te werken; het zo goed mogelijk toekennen van de toeslag(en) op basis van juiste, actuele en objectieve gegevens en goede dienstverlening. Hiermee willen we betere resultaten behalen op de drie burgerbeloften: U weet waar u aan toe bent, We staan voor u klaar, U krijgt waar u recht op heeft.

De evaluatie van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de evaluatie van de uitvoering en dienstverlening staan gepland om in 2026 te worden afgerond. De evaluaties zijn een vervolg op de vorige evaluaties, die als nulmeting kunnen worden gezien sinds de ontvlechting van Toeslagen, Belastingdienst, Douane. De twee evaluaties hebben een samenhang. De precieze aanpak, opzet en inhoud wordt nog bekeken, gedacht kan worden aan het evalueren van doorgevoerde beleidsverbeteringen en de inzet op het verminderen van (hoge) terugvorderingen en niet-gebruik. Voor beide evaluaties worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd. Onderdeel hiervan is het meenemen van de ervaringen en perspectieven van burgers en stakeholders. De inzichten uit de evaluaties dragen bij aan inzichten over de doenlijkheid van wet- en regelgeving voor burgers. De evaluaties dragen daarmee bij aan het verbeteren van de uitvoering en het gehele toeslagenstelsel.

Inzichten over huidige verbeteringen en voorstellen voor verbeteringen in de toekomst zullen aan bod komen in de periodieke evaluatie. De Periodieke Rapportage staat gepland voor 2026.  De inzichtbehoefte met de focus op toekomst ligt in de vraag hoe we de kennis en inzichten uit het huidige stelsel kunnen gebruiken en inzetten voor de toekomstige inrichting van inkomensondersteuning. Hierbij is aandacht voor de uitvoerbaarheid van beleidsvoorstellen en verbeteringen voor burgers en worden de opgedane inzichten uit de evaluaties meegenomen.

a. Effectgericht Sturen Periodieke Rapportage 2026 Te starten 9
Inzicht vergroten in:
-De beleidseffecten die opdrachtgevers willen bereiken door middel van de inzet van Douane activiteiten en resultaten.
-De wijze waarop Douane activiteiten en resultaten (in theorie en praktijk) bijdragen aan het bereiken van deze outcome, en hoe deze resultaten, relaties en outcome inzichtelijk en meetbaar kunnen worden gemaakt.
-De wijze waarop ambities van Douane en opdrachtgevers ten aanzien van resultaten en outcome zich vertalen in het handhavingsplan Douane.
-De manier waarop keuzes in het Handhavingsplan consequenties kunnen hebben voor individuele opdrachtgevers en hoe hier in gezamenlijkheid over kan worden gesproken en besloten (sturen op effecten).
-De wijze waarop Douane als opdrachtnemer over deze resultaten, relaties en outcome zou moeten rapporteren.
-De mate van haalbaarheid van deze wijze van rapporteren en de inspanning die nodig is om het gewenste niveau van rapporteren te realiseren.
Liquide Middelen en Meldrecht Ex-ante evaluatie 2024 Lopend 9
Inzichtelijk maken van de wijze waarop de handhavingsaanpak op het vervoer van liquide middelen, waardevolle goederen en documenten (al dan niet door reizigers) verondersteld wordt bij te dragen aan de bestrijding van ondermijnende criminaliteit zoals beoogd door het beleidsverantwoordelijke departement.
Actorgerichte aanpak e-Commerce Ex-ante evaluatie 2024 Lopend 9
Inzichtelijk maken van de wijze waarop dit onderdeel van de handhavingsaanpak voor zogenaamde lage-waarde-zendingen business-to-consumer verondersteld wordt bij te dragen aan de waarborging van fiscale doelstellingen van het beleidsverantwoordelijke departement.
Procesevaluatie Sturen op effecten Ex-durante evaluatie 2025 Te starten 9
Het inventariseren van mogelijke verbeteringen in het gezamenlijk sturen op effecten door opdrachtgevende departementen en de Douane.

Beleidsthema 7: Douane

a. Effectgericht sturen

Vanaf 2019 hebben de opdrachtgevende beleidsdepartementen en de Douane de beweging ingezet om de bestaande kwantitatieve sturing (op aantallen controles per douanetaak) aan te vullen met sturing op de door de opdrachtgever(s) beoogde outcome (doeltreffendheid) van de douane-inzet. Deze ontwikkeling is in lijn met de conclusies en adviezen van de Beleidsdoorlichting Douane 2012-2018, die in 2020 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

We gaan, in afstemming met onze opdrachtgevers en voortbouwend op onderzoek in 2023 en 2024, in 2025 onderzoek uit (laten) voeren met als resultaat het concretiseren en operationaliseren van de doeltreffendheid van beleid en beleidsinstrumenten. Het doel van een procesevaluatie in 2025 is, mede in het licht van de resultaten van eerdere ex-ante evaluaties, het inventariseren van mogelijke verbeteringen voor sturen op effecten. Doel is om meer kennis te verzamelen op het gebied van effectgerichte sturing binnen de relatie van Opdrachtgevers en ons als Douane om daarmee de doorontwikkeling ervan te bespoedigen. Een in 2026 aan de Kamer te rapporteren Periodieke Rapportage beoogt een bredere beoordeling van verbetermogelijkheden op het gebied van effectgericht sturen. Deze beoordeling wordt gebaseerd op de resultaten van eerdere onderzoeken en gericht aanvullend onderzoek. Doel van het onderzoek is verantwoording over de achterliggende periode en het verzamelen van aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van effectgericht sturen.

Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Op verzoek van de motie Hachchi c.s.49 wordt jaarlijks een overzicht van alle rijksuitgaven aan Caribisch Nederland (met uitzondering van de vrije uitkering ofwel het BES-fonds (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties (IV).

Naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State en het Interdepartementale Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties is de aanbeveling opgevolgd om het overzicht Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland aanzienlijk uit te breiden50. Doel hiervan is om de rol van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verstevigen en een meer integrale afweging van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland te bevorderen.

In de begroting Koninkrijksrelaties (IV) is het totale overzicht van de Rijksuitgaven Caribisch Nederland te vinden. Hieronder is de uitsplitsing van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland voor de departementale begroting Financiën en Nationale Schuld (IX) weergegeven. In het overzicht en de bijbehorende toelichtingen wordt aangegeven of het uitgaven zijn ten behoeve van eilandelijke taken (E) of rijkstaken (R), of er sprake is van incidentele (I) of structurele (S) bekostiging en wordt een toelichting gegeven op de wijze van financiering welke gekoppeld is aan de beoogde beleidsdoelen.

2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 21.042 20.849 20.849 20.849 20.849 20.849 20.849
Artikel 1 Belastingen 18.080 18.000 18.000 18.000 18.000 18.000 18.000
Apparaatsuitgaven R S 18.080 18.000 18.000 18.000 18.000 18.000 18.000
Artikel 2 Financiële markten 2.962 2.849 2.849 2.849 2.849 2.849 2.849
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s R S 2.962 2.849 2.849 2.849 2.849 2.849 2.849
Storting/onttrekking begrotingsreserve R S 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Artikel 1 Belastingen

Betreft de kosten van uitvoering van fiscale wet- en regelgeving en douanetaken in Caribisch Nederland.

Artikel 2 Financiële markten

Bijdrage aan ZBO's/ RWT's

De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichtstaken is dezelfde voor de BES-eilanden als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Europees Nederland op afstand geplaatst bij De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM); de minister van Financiën is systeemverantwoordelijk. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage en voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de AFM jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijlage 8: Lijst van afkortingen

A
ABC Afdracht, Beschermen en Concurrentiepositie
ACM Autoriteit Consument & Markt
ACP Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen
ADR Auditdienst Rijk
ADSB Atradius Dutch State Business
AFM Autoriteit Financiële Markten
AIIB Asian Infrastructure Investment Bank
ANBI Algemeen Nut Beoogde Instelling
ANFA Agreement on Net Financial Assets
ANVS Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
AP Autoriteit Persoonsgegevens
AP Aanvullende Post
ASB Assurantiebelasting
AVG Algemene Verordening Gegevensbescherming
Awb Algemene wet bestuursrecht
Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Awr Algemene wet inzake rijksbelastingen
B
BBA Bilateral Borrowing Agreements
Bbp Bruto binnenlands product
BBP Best Banking Practice
BCF Btw-compensatiefonds
Berb Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling
BES Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BEV Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid
BNG Bank Nederlandse Gemeenten
Bni Bruto nationaal inkomen
BoP Balance of Payments facility
BOR Bedrijfsopvolgingsregeling
BPM Belasting voor Personenauto’s en Motorfietsen
Btw Belasting over de toegevoegde waarde
BZ Buitenlandse Zaken
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
C
Cao Collectieve Arbeidsovereenkomst
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CDFD College Deskundigheid Financiële Dienstverlening
CEA Commissie Eindtermen Accountantsopleiding
CET Common Equity Tier
CJIB Centraal Justitieel Incassobureau
CPB Centraal Planbureau
CW Comptabiliteitswet
CWS Commissie Werkelijke Schade
D
DBA Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties
DG Directoraat-Generaal
DGS Depositogarantiestelsel
DNB De Nederlandsche Bank
DRZ Domeinen Roerende Zaken
DSL Dutch State Loan
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
DWU Douanewetboek van de Unie
E
EB Energiebelasting
EBA Europese Banken Autoriteit
EBRD European Bank for Reconstruction and Development
ECB Europese Centrale Bank
EDF European Development Fund
EFSF European Financial Stability Facility
EFSM European Financial Stabilisation Mechanism
EGF Europees garantiefonds
EIA Energie-Investeringsaftrek
EIB European Investment Bank
EIF European Investement Fund
Ekv Exportkredietverzekering
EMB Eigenmiddelenbesluit
EMU Europese Monetaire Unie
ESM European Stability Mechanism
EU Europese Unie
EU4U EU For Ukraine Trust Fund
F
FATF Financial Action Task Force
FCI Fortis Corporate Insurance
FD Fiscaal Dienstverlening
FEC Financieel Expertise Centrum
FIOD Financiële Inlichtingen- en Opsporingsdienst
FIX Fiscale Index
FMO Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
FSP Fiscal Structural Plan
FSV Fraude Signalering Voorziening
Fte Fulltime-equivalent
G
GLF Greek Loan Facility
H
HLA Hoofdlijnenakkoord
HVP Herstel- en Veerkrachtplan
HZK Huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget
I
IACK Inkomensafhankelijke combinatiekorting
IB Integrale Beoordeling
IBRD International Bank for Reconstruction and Development
IDA International Development Association
IFC International Finance Corporation
IFI Internationale Financiële Instelling
IH Inkomensheffing
IMF Internationaal Monetair Fonds
IMVO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
IV Informatievoorziening
J
JenV Ministerie van Justitie en Veiligheid
K
KNM Koninklijke Nederlandse Munt
Kpi Kritische prestatie-indicator
L
LH Loonheffing
LVVN Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
M
MEV Macro Economische Verkenning
MFB(+) Macro-financiële bijstand
MFK Meerjarig Financieel Kader
MIA Milieu-investeringsaftrek
MIF Multilateral Interchange Fee
MIGA Multilateral Investment Guarantee Agency
MKB Midden- en kleinbedrijf
mld. Miljard
mln. Miljoen
MOB Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer
MRB Motorrijtuigenbelasting
MSNP Minnelijke schuldregeling natuurlijke personen
Mvo Maatschappelijk verantwoord ondernemen
N
NAB New Arrangements to Borrow
NBM Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
NGEU Next Generation EU
NHT Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden
NIO Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NLFI NL Financial Investments
NSOC Nederlandse Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit
NWB Nederlandse Waterschapsbank
NvW Nota van Wijziging
O
OB Omzetbelasting
OCT Overseas Countries and Territories
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ODA Official Development Assistance
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OVB Overdrachtsbelasting
P
POK Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
PRGT Poverty Reduction and Growth Trust
PSD Payment Services Directive
R
RPE Regeling Periodieke Evaluatie
RRB Renterisicobedrag
RRF Recovery and Resilience Facility
RST Resilience and Sustainability Trust
RWT Rechtspersoon met een wettelijke taak
RVO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
S
SBN Sociale Banken Nederland
SBTi Science Based Targets initiative
SDR Special Drawing Rights
SDU Staatsdrukkerij en Uitgeverij
SEA Strategische Evaluatie Agenda
SG Secretaris-Generaal
SGH Stichting Gelijkwaardig Herstel
SMP Securities Markets Programme
SRF Single Resolution Fund
SRH SNS REAAL Holding
SSO Shared Service Organisatie
SURE Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency
SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
T
TEM Traditionele Eigen Middelen
U
UBO Ultimate Beneficial Owners (uiteindelijke belanghebbenden)
UCN Ultra Centrifuge Nederland
UHS Uitvoerings- en Handhavingsstrategie
UHT Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
USD Amerikaanse dollar
V
VK Verenigd Koninkrijk
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
Vpb Vennootschapsbelasting
VSO Vaststellingsovereenkomst
VWEU Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
W
WAKO Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen
Wft Wet op het financieel toezicht
Wht Wet hersteloperatie Toeslagen
WKR Werkkostenregeling
WODC Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
WOK Wet op de Kansspelen
Woo Wet Open Overheid
WOZ Waardering Onroerende Zaken
Z
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan

  1. __Rapport van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte.↩︎

  2. __[1] Ambtelijk rapport Aanpak Fiscale Regelingen | Rapport| Rijksoverheid.nl - Rapport Belastingen in maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel | Rapport | Rijksoverheid.nl - Eindrapport toekomst Toeslagenstelsel | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  3. __Kamerstukken II, 2023-2024, 36 487, nr. 1.↩︎

  4. __Kamerstukken II, 2023-2024, 36 550 IX nr. 6.↩︎

  5. __Zie de website van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming↩︎

  6. __Kamerstukken II 2022-2023, nr. 2023Z08567↩︎

  7. __De totale omvang van de Nederlandse deelname aan alle IMF-faciliteiten fluctueert op basis van de SDR-EUR wisselkoers.↩︎

  8. __Rentepercentage SDR voor peildatum 17 juli 2024.↩︎

  9. __Zie ook DNB Jaarverslag (sectie 2.1, pagina 104-106: DNB Jaarverslag 2023 - Naar een economie die beter werkt voor iedereen↩︎

  10. __De verwachte verliezen zijn berekend door het gemiddelde van de verwachte verliezen van de projecten binnen een portfolio te berekenen. De verwachte verliezen op transactie niveau meten het risico profiel van de lidstaat gedurende de duur van het project. De projecten worden gewogen op basis van de relatieve blootstelling gebaseerd op de situatie op 31/12/2020, dus exclusief eventuele annuleringen en eerdere terugbetalingen. De berekeningen zijn gedaan op basis van interne modellen van de EIB die niet ontworpen zijn om aan IFRS9/IPSAS41 standaarden te voldoen. ↩︎

  11. __Zie Jaarverslag IX 2014 ministerie van Financiën en Nationale Schuld↩︎

  12. __VERORDENING (EU) Nr. 407/2010 VAN DE RAAD van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme ↩︎

  13. __VERORDENING (Europese Gemeenschap) Nr. 332/2002 VAN DE RAAD van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten↩︎

  14. __VERORDENING (EU) Nr. 2020/2094 VAN DE RAAD van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de coronacrisis↩︎

  15. __MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een nieuwe financieringsstrategie voor de financiering van NextGenerationEU↩︎

  16. __VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 966/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (Europese Gemeenschap, Euratom) nr. 1605/2002↩︎

  17. __Kamerstukken II 2022-2023, 21 501-07, nr. 1916↩︎

  18. __Kamerstukken II 2021-2022, 22 112, nr. 3520↩︎

  19. __17e rapport Studiegroep Begrotingsruimte: 17de rapport Studiegroep Begrotingsruimte | Ministerie van Financiën - Rijksoverheid (rijksfinancien.nl)↩︎

  20. __Kamerstukken II 2023-2024, 36 471, nr. 37↩︎

  21. __[1] ‘HOOP, LEF en TROTS – Hoofdlijnenakkoord 2024 ‒ 2028 van PVV, VVD, NSC en BBB’, Hoofdlijnenakkoord tussen de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB | Publicatie | Kabinetsformatie (kabinetsformatie2023.nl).↩︎

  22. __Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024, Kamerstukken II 2023-24, 36421, nrs. 1-3.↩︎

  23. __Zie ook de Kamerbrief 'Verbeterd inzicht in de begroting van Financiën (IXB)', Kamerstukken II 2019-2020, 35 300 IX, nr. 21↩︎

  24. __Solvency II is het Europese risicogebaseerde toezichtraamwerk voor verzekeraars dat per 1 januari 2016 in werking is getreden.↩︎

  25. __Kamerstukken II 2022-2023, 33 532, nr. 94↩︎

  26. __Zie overzicht risicoregelingen (hoofdstuk 2.6) ↩︎

  27. __Toetsingskader Risicoregelingen Rijksoverheid: Staatsgarantie DNB IMF | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  28. __Informatie over Bijlage 1138326 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)↩︎

  29. __Kamerstukken II, 2021-2022, 31935, nr. 75↩︎

  30. __http://www.atradiusdutchstatebusiness.nl/index.html↩︎

  31. __https://www.oecd.org/trade/topics/export-credits/arrangement-and-sector-understandings/↩︎

  32. __De Arrangement of the Offically Suported Export Credits. Voor EU-lidstaten is de Arrangement bindend.↩︎

  33. __Kamerstukken II 2017-2018, 26 485, nr. 255↩︎

  34. __Conform afspraken in het financieel akkoord uit 2013 tussen het Rijk en decentrale overheden, zie ook Kamerstukken II 2012-2013, 33 400 B, nr. 7.↩︎

  35. __Eindrapport toekomst toeslagenstelsel | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  36. __Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1396↩︎

  37. __Stb. 2017, 139.↩︎

  38. __IMF Revised guidelines for public dept management, april 2014. Zie https://www.imf.org/external/np/pp/eng/2014/040114.pdf.↩︎

  39. __Kamerstukken II 2023-2024, 36 410-IX, nr. 38.↩︎

  40. __Stb. 2017, 139.↩︎

  41. __Stcrt. 2017, 69130.↩︎

  42. __Stb. 2013, 530.↩︎

  43. __Stb. 2005, 36.↩︎

  44. __Stb. 2005, 358.↩︎

  45. __Stcrt. 2012, 20668.↩︎

  46. __Een rekening waarop de bij- en afschrijvingen van de bankrekening(en) en de betalingen/ ontvangsten van deposito’s en eventuele leningen plaatsvinden en het geeft daarmee de onderlinge financiële verhouding weer tussen de deelnemer van het schatkistbankieren en het ministerie van Financiën. ↩︎

  47. __Een deposito is geld dat door een deelnemer van schatkistbankieren tegen een vaste rentevergoeding en voor een bepaalde looptijd wordt vastgezet. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag tot meerdere jaren.↩︎

  48. __Kamerstukken II 2023-2024, 31 066, nr. 1396↩︎

  49. __Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28↩︎

  50. __Kamerstuk 35 300 IV, nr. 11↩︎