[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025

Memorie van toelichting

Nummer: 2024D31142, datum: 2024-09-17, bijgewerkt: 2024-10-02 16:02, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-III-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 III-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025.

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024–2025
36 600III Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 96,8

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 8,7

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld en worden de verplichtingen, ontvangsten en uitgaven van verplichtingen-kasagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken

H.W.M. Schoof

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaten voor het jaar 2025 van het Ministerie van Algemene Zaken (inclusief die van het agentschap Dienst Publiek en Communicatie), van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Bedoelde begrotingen komen in de hoofdstukken 2 tot en met 6 aan de orde. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid van het ministerie (hoofdstuk 3) en het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (hoofdstuk 4). Daarna wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op het Kabinet van de Koning en in hoofdstuk 6 op de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Voor wat betreft het verstrekken van beleidsinformatie wordt opgemerkt dat de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken, gelet op de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, beperkt aanknopingspunten biedt tot het verstrekken van beleidsinformatie. Dit neemt niet weg, dat in de AZ-begroting ieder jaar zo goed en zo concreet als mogelijk inzicht wordt gegeven in de activiteiten. Waar mogelijk en zinvol zijn deze gevat in output-indicatoren. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de actuele Rijksbegrotingsvoorschriften, exclusief het voorschrift voor een centraal apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven maken – met instemming van de Minister van FinanciĂ«n – onderdeel uit van de programma-artikelen.

2. Beleidsagenda

2.1 Ministerie van Algemene Zaken

2.1.1 Beleidsprioriteiten

Voor het Ministerie van Algemene Zaken en de Minister-President staan, overeenkomstig artikel 45 van de Grondwet, het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid daarvan, centraal.

Op 2 juli 2024 is het nieuwe kabinet aangetreden. Het komende jaar zal in het teken staan van het uitwerken van het Hoofdlijnenakkoord.

Meer in het bijzonder zijn voor het Ministerie van Algemene Zaken gezien de portefeuille van de Minister-President in algemene zin de volgende onderwerpen relevant.

Veiligheid
Veiligheid en een weerbare samenleving zijn topprioriteiten voor het recent aangetreden kabinet. Dat vereist scherp optreden tegen allen die vrijheid en veiligheid bedreigen. De nationale veiligheid moet worden beschermd. De zware, georganiseerde misdaad moet krachtig worden bestreden. Nederland dient zich in toenemende mate te verhouden tot nationale en internationale ontwikkelingen die de veiligheid van ons land direct raken. Dreigingen voor de nationale veiligheid nemen toe in zowel complexiteit en als veranderlijkheid. Daarbij zien we dat internationale conflicten verweven zijn met de situatie in Nederland en de nationale veiligheid, zeker nu de voorbereiding op een mogelijk artikel-5 scenario wezelijker wordt. Met de oorlog in Oekraïne woedt een conflict in Europa met grote gevolgen voor de internationale veiligheid waarvan ook Nederland direct de gevolgen ondervindt. Het conflict tussen Israël en Gaza is eveneens van invloed op de veiligheid in Nederland, doordat het onder andere bijdraagt aan de maatschappelijke polarisatie. Daarnaast zijn andere dreigingen aan de buitengrenzen van Europa onverminderd aanwezig.

De veranderende geopolitieke verhoudingen tussen de oude en nieuwe mondiale grootmachten raken eveneens aan onze nationale veiligheid. Mede daarom is in 2022 besloten tot instelling van de Nationale Veiligheidsraad (NVR), aanvullend op de reeds bestaande Raad Veiligheid en Inlichtingen (RVI) en de Raad Defensie en Internationale, Nationale en Economische Veiligheid (RDINEV). De NVR biedt ruimte voor strategische en verdiepende multidisciplinaire analyses, die inmiddels meermaals en over diverse thema’s plaatsgevonden hebben.

In 2023 is het dreigingsniveau in Nederland naar boven bijgesteld, naar niveau 4 (substantieel). Dit houdt in dat een terroristische aanslag voorstelbaar is. Een gezamenlijk overheidsoptreden blijft zodoende essentieel, evenals het verhogen van de maatschappelijke weerbaarheid tegen (hybride) dreigingen. Dat reikt van onderkennen van dreigingen, verstoring van aanslagplannen, strafvervolging en detentie tot begeleiding, deradicalisering en re-integratie. De grootste dreiging komt nog altijd uit jihadistische kring, maar rechtsradicalisme en verder opkomend anti-institutioneel extremisme vormen eveneens in toenemende mate een punt van zorg.

Digitale processen zijn tegenwoordig onmisbaar voor het ongestoord en naar behoren functioneren van onze maatschappij. De digitale en fysieke wereld zijn meer dan ooit met elkaar verweven. Cyberaanvallen, ook door statelijke actoren, op onze digitale infrastructuur tasten het functioneren van onze samenleving dan ook aan en kunnen zelfs leiden tot verlamming ervan. Digitale weerbaarheid blijft dus ook voor onze nationale veiligheid van groot belang, temeer omdat ook de digitale dreiging groot blijft en de aard van de dreiging veranderlijk is. In lijn met het Hoofdlijnenakkoord worden de bevoegdheden van de diensten in verband met de digitale ontwikkelingen in de wetgeving aangepast; de WIV wordt zo snel mogelijk geactualiseerd. De aanpak van digitale dreigingen door statelijke actoren en cybercriminelen wordt versterkt door het kabinet; intensieve samenwerking tussen overheid, veiligheidsdiensten, wetenschap en bedrijfsleven wordt bevorderd. Hetzelfde geldt voor economische en kennisveiligheid. Het is ons nationale belang om de verworvenheden van de interne markt, het multilaterale handelsstelsel en de vrijheid van onderwijs en onderzoek overeind te houden, maar tegelijkertijd te werken aan onze weerbaarheid ten aanzien van de kwetsbaarheden die een open economie en vrije kenniscultuur met zich meebrengen. Misbruik daarvan mag niet leiden tot aantasting van onze nationale veiligheid. Ongewenst kennisverlies, oneigenlijke concurrentie en ongewenste strategische afhankelijkheden moeten waar mogelijk worden voorkomen. Daartoe wegen we economische, kennis- en veiligheidsbelangen zowel op nationaal, Europees als mondiaal niveau.

Buitenland
Nederland is een relatief klein en open land en investeren in internationale samenwerking is voor ons daarom van cruciaal belang. Ten eerste is dit van financieel-economisch belang, gezien de nauwe handelsbanden die Nederland wereldwijd onderhoudt. Daarnaast heeft Nederland internationaal een boodschap uit te dragen op het gebied van rechtsstaat, mensenrechten en verduurzaming. Tot slot heeft Nederland als klein welvarend land belang bij een stabiele wereldorde, gebaseerd op goed functionerende multilaterale instellingen. Vanuit deze uitgangspunten zet Nederland in op een constructieve houding in de VN, de NAVO, de EU en in andere multi- en bilaterale samenwerkingsverbanden. De oorlog in OekraĂŻne heeft eens te meer het belang benadrukt van onze inbedding in deze verbanden. Vooral de relevantie van de NAVO is weer duidelijk voor het voetlicht gekomen, en investeringen in Defensie, waar mogelijk in samenwerking met NAVO-partners, zullen de komende jaren verder vorm moeten krijgen. In lijn met het Hoofdlijnenakkoord blijft Nederland OekraĂŻne politiek, militair, financieel en moreel steunen tegen de Russische agressie.

Bij veel van de vraagstukken waar Nederland de komende periode voor staat, speelt de EU blijvend een essentiële rol. Denk aan klimaatverandering, digitalisering, migratie, interne veiligheid en defensie. De versterking van de economie en werkgelegenheid moet gepaard gaan met verduurzaming en digitalisering. Voor al deze uitdagingen geldt dat een handelingsbekwame Unie van groot belang is. Sterke lidstaten zijn de basis van een sterke Unie. Voor Nederland blijft het belangrijk dat lidstaten de benodigde structurele hervormingen daadwerkelijk doorvoeren om zo economisch sterker en weerbaarder te worden. De Green Deal en de digitale strategie van de Europese Commissie vormen de basis voor de versterking van de concurrentie- en innovatiekracht van de Unie. De Unie is sterk als de fundamenten van goed bestuur en de democratische rechtsstaat stevig zijn verankerd in de lidstaten en de instellingen, en lidstaten gemaakte afspraken nakomen.

Tegen deze achtergrond zal Nederland zich ervoor blijven inzetten dat in Europees verband voortgang wordt geboekt op de eigen prioriteiten. Het gaat daarbij om het realiseren van de EU als krachtige geopolitieke speler, het stimuleren van de opwaartse sociale en economische convergentie en het versterken van de rechtsstaat, concurrentievermogen en goed bestuur. Binnen deze agenda zijn een slagvaardige migratieaanpak, effectief landbouw- en visserijbeleid, een toekomstgerichte agenda voor veiligheid, een sterke en duurzame economie, een effectief klimaatbeleid, digitalisering en een EU die de eigen belangen en waarden verdedigt in de wereld belangrijke thema’s. Nederland zal eveneens aandacht blijven vragen voor betere regelgeving, een efficiĂ«nte begroting en het functioneren van de EU, zowel wat betreft de instellingen als de lidstaten, zodat concrete resultaten kunnen worden geboekt. Ook zal Nederland zich waar mogelijk inzetten voor nauwe samenwerking met het VK.

2.1.2 Openbaarheidsparagraaf

Het Ministerie van Algemene Zaken zet in 2025 de reeds ingezette verbeteringen van de informatiehuishouding voort. De toegekende middelen in het kader van het Rijksbrede programma Open op Orde, € 840.000 voor 2025, worden hoofdzakelijk besteed aan het op sterkte houden van de personele capaciteit, het programmateam en waar nodig inzet van specialisten – zoals voor e-mailarchivering. Het Document Management Systeem (DMS) DIAZ zal in 2025 volledig in gebruik zijn en blijvend worden doorontwikkeld zodat het systeem de organisatie steeds beter kan ondersteunen. Er zal verder gewerkt worden aan het project e-mailarchivering en het actief openbaar maken van stukken. Daarnaast zal het Ministerie van Algemene Zaken (als vervolg op 2021) een nieuwe bewustwordingscampagne op dit onderwerp opstarten door middel van opleidingen. Dit is ook zo gerapporteerd in de I-strategie en verantwoordingrapportages Open op Orde.

2.1.3 Planning Strategische Evaluatie Agenda

Communicatie: campagnes Evaluatie onderzoek 2025 Jaarevaluatie campagnes 2024 1

Voor een verdere onderbouwing van de strategische evaluatie agenda zie «Bijlage 3: Uitwerking Strategische Evaluatieagenda».

3. Beleidsartikel

3.1 Ministerie van Algemene Zaken

3.1.1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

A. Algemene doelstelling

Het Ministerie van Algemene Zaken coördineert het algemene regeringsbeleid. Doel is de Minister-President en de ministerraad adequaat te ondersteunen door beleidsinhoudelijke voorbereiding en afstemming en de woordvoering en communicatie hierover.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President is als voorzitter van de ministerraad (artikel 45, lid 2 en 3 Grondwet) verantwoordelijk voor 'het bevorderen van de eenheid van het algemene regeringsbeleid'. Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de Minister-President na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts verantwoordt de Minister-President zich over het algemene regeringsbeleid tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag. De Minister-President is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden. Voorts is de Minister-President verantwoordelijk voor coördinatie van het algemene communicatiebeleid, zoals het bevorderen van de eenheid in presentatie en adequate publiekscommunicatie. Daarnaast is de Minister-President verantwoordelijk voor het in stand houden van de onafhankelijke positie van de WRR als adviesorgaan voor de langetermijn-ontwikkelingen en vraagstukken die de samenleving beĂŻnvloeden. Het Ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de Minister-President in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Tevens heeft de Minister-President de beheersmatige verantwoordelijkheid voor het onafhankelijk toezicht en toetsing op de veiligheidsdiensten (AIVD en MIVD) bestaande uit de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De Minister-President heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. Voorts vertegenwoordigt de Minister-President Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals topontmoetingen van de VN en de NAVO. Ook brengt hij, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, bezoeken aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend. Verder heeft de Minister-President een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Koninklijk Huis. Alle ministers dragen op grond van artikel 42 van de Grondwet ministeriĂ«le verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de Minister-President die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met Ă©Ă©n of meer betrokken ministers.

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 86.150 108.222 93.906 93.232 91.616 89.004 87.986
Uitgaven 86.706 108.222 93.906 93.232 91.616 89.004 87.986
1.1 Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid (RVD) 1.495 2.425 2.440 5.448 5.448 5.448 5.448
1.2 Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling (WRR) 603 644 644 644 644 644 644
1.3 Apparaatsuitgaven 51.708 69.872 56.811 53.129 51.513 48.901 47.883
1.4 Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) 1.476 2.013 2.013 2.014 2.014 2.014 2.014
Bijdrage aan agentschap
1.5 Dienst Publiek en Communicatie 31.424 33.268 31.998 31.997 31.997 31.997 31.997
Ontvangsten 5.820 5.399 5.399 5.399 5.399 5.399 5.399

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven bij het Ministerie van Algemene Zaken zijn apparaatsuitgaven. In verband met het beleidsarme karakter van het Ministerie van Algemene Zaken vindt er geen verdere uitsplitsing plaats naar geschatte budgetflexibiliteit.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De lagere uitgaven in 2025 en verder zijn het gevolg van de taakstelling op de apparaatskosten zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord, alsmede het wegvallen van tijdelijke middelen voor het realiseren van de tijdelijke huisvesting van het ministerie van Algemene Zaken.

De apparaatstaakstelling voor het ministerie van Algemene Zaken zal zoveel mogelijk worden ingevuld door het beperken van de inhuur van externen, het beperken van communicatie-uitgaven en efficiencymaatregelen. De exacte verdeling over de begrotingsartikelen zal in het najaar worden bezien en worden verwerkt in de Voorjaarsnota en de eerste suppletoire begroting 2025.

Door hogere operationele kosten in verband met de tijdelijke huisvesting van het ministerie van Algemene Zaken voor de duur van de verbouwing van het Binnenhof is bij Voorjaarsnota 2024 het budget opgehoogd. Dit betreft vanaf 2025 € 2 miljoen per jaar tot de verhuizing terug naar het Binnenhof.

Daarnaast is bij Voorjaarsnota 2024 een budget toegevoegd voor ICT uitgaven voor het project AZ-next, extra voorzieningen datacenter, beheer en onderhoud van het nieuwe document management systeem (DMS) en professionalisering van de ICT infrastructuur bij AZ. In totaal gaat het om € 4,5 miljoen in 2025 en € 3,5 miljoen in 2026 en verder.

1.1. Coördinatie van het algemene communicatie- en regeringsbeleid

Algemeen Regeringsbeleid

Beraadslaging en besluitvorming over het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid van beleid is de taak van de ministerraad. Deze staat onder voorzitterschap van de Minister-President. Het Kabinet van de Minister-President ondersteunt de Minister-President in deze taak in nauwe samenwerking met de Rijksvoorlichtingsdienst.

Uit het oogpunt van taakverdeling en efficiënte besluitvorming worden voorstellen waarover de ministerraad dient te besluiten veelal eerst voorgelegd aan een onderraad van de ministerraad. Een dekkend stelsel van onderraden bestrijkt het gehele terrein van rijksbeleid. De Minister-President is voorzitter van alle onderraden. Naast de ministerraad functioneert de ministerraad van het Koninkrijk (de zogeheten rijksministerraad). Aan de vergaderingen van de rijksministerraad nemen naast de leden van de ministerraad gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten deel. In de vergadering van de rijksministerraad komen alle aangelegenheden van het Koninkrijk aan de orde die meer dan één van de landen raken.

Gemeenschappelijk Communicatiebeleid

De woordvoering van de Minister-President en de ministerraad is een taak van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). Daarnaast werkt de RVD intensief samen met de directies Communicatie van de ministeries om het gemeenschappelijke communicatiebeleid van de Rijksoverheid vorm te geven en uit te voeren. De directeuren Communicatie en de directeur van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) komen hiertoe tweewekelijks samen in de Voorlichtingsraad (VoRa).

De VoRa ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie, is verantwoordelijk voor de coördinatie en uitvoering van interdepartementale communicatie-activiteiten en bundelt de uitvoering via het agentschap DPC. De Rijksvoorlichtingsdienst coördineert het algemeen communicatiebeleid van de Rijksoverheid.

Rijks- en kabinetsbrede communicatie

Het communicatiebeleid is geënt op drie kernbegrippen: eenduidigheid (in vorm en inhoud), herkenbaarheid en toegankelijkheid. Deze kernbegrippen krijgen concreet vorm in bijvoorbeeld de afstemming tussen publieks- en persvoorlichters, persberichten over ministerraadsbesluiten, het beheer van de rijksbrede huisstijl, het informeren van het algemeen publiek en specifieke doelgroepen via publiekscampagnes en de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website Rijksoverheid.nl.

De VoRa stelt eens in de drie jaar een werkprogramma op met langetermijnambities. Dit programma draagt bij aan efficiënte en effectieve communicatie van kabinet en Rijksoverheid. De volgende uitgangspunten staan hierbij centraal: duidelijke communicatie over kabinetsbeleid, een behulpzame overheid die informatiebehoeften van mensen centraal zet en een participerende en minder hiërarchische Rijksoverheid die maatschappelijke initiatieven de ruimte geeft.

In het VoRa-werkprogramma 2022-2025 staan verschillende projecten die onder de verantwoordelijkheid van de VoRa en daaronder ressorterende interdepartementale gremia worden uitgevoerd. Denk hierbij aan inclusieve(re) overheidscommunicatie, meer communiceren vanuit levensgebeurtenissen en het versterken van de interne en corporate communicatie. Het project ‘Alles begint bij contact’ bestaat uit enkele actielijnen die de Rijksoverheid en het kabinet ondersteunen bij het betekenisvol in contact zijn met de samenleving.

1.2 Bijdrage aan de langetermijnbeleidsontwikkeling

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies over maatschappelijke vraagstukken die onderwerp zijn of kunnen worden van het regeringsbeleid. Het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De WRR draagt op een wetenschappelijk gefundeerde manier bij aan dergelijke inzichten. De WRR heeft de taak complexe, weerbarstige onderwerpen en beleidsdilemma’s te agenderen. Soms ‘leeft’ een onderwerp al bij de start van een WRR-project en hebben de bijdragen van de raad direct en meetbaar invloed, soms gaat er geruime tijd overheen voordat ze doorwerking hebben in het beleid of het maatschappelijke debat.

De raad kan zelfstandig en onafhankelijk onderwerpen agenderen die naar zijn oordeel een grote mate van urgentie en maatschappelijke relevantie bezitten. Tegelijkertijd staat de raad in nauwe verbinding met de ambtelijke en politieke instanties die betrokken zijn bij de totstandkoming van het regeringsbeleid. De raad stelt zijn voorgenomen activiteiten vast in een werkprogramma, na overleg met de minister-president, gehoord de Ministerraad.

Door zijn oriĂ«ntatie op de langere termijn, multidisciplinaire aanpak en focus op sector overstijgende vraagstukken vormt de WRR een verbindende schakel tussen kennis en beleid en draagt daarmee bij aan de eenheid van het regeringsbeleid. De WRR houdt zich vanuit dit perspectief bezig met een aantal brede thema’s die als volgt kunnen worden geformuleerd: 1) Welvaart en welzijn, 2) Burger en overheid, 3) Nederland in de wereld en 4) Digitalisering. De WRR concretiseert deze thema’s in zijn werkprogramma.

Werkwijze

De WRR staat in constante verbinding met zijn omgeving die bestaat uit onder meer burgers, regering en parlement, overheidsorganisaties, universiteiten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en internationale instellingen. Daarbij werkt de WRR met een dynamisch werkprogramma. Er worden meer suggesties gedaan voor onderwerpen dan de acht parallelle projecten die de WRR gemiddeld met zijn huidige capaciteit aankan. Ook zien raad en staf meestal meer relevante onderwerpen dan de capaciteit toestaat. Dat betekent dat de raad scherpe keuzes moet maken met betrekking tot zijn werkprogramma en de balans tussen gevraagde en ongevraagde adviezen moet bewaken.

De WRR hanteert een werkwijze die uitgaat van productdifferentiatie en maatwerk. Naast formeel advies aan de regering, verkennende studies, artikelen, essays en internetbijdragen organiseert de raad ook mondelinge briefings en bijdragen aan een gerichte beleidsdialoog met het kabinet en de beide Kamers. Niet ieder onderwerp leidt tot een geschreven advies. Soms kiest de WRR voor een andere vorm, zoals een bijeenkomst met leden van het kabinet, topambtenaren en experts – vaak ook in samenwerking met universiteiten, onderzoeksinstellingen, andere adviesraden en de planbureaus. Ter bevordering van de ‘netwerksynergie’ met de adviescolleges van de Kaderwet Adviescolleges en de planbureaus, voert de raad regulier overleg met de voorzitters en secretarissen van deze instellingen. Op deze wijze draagt de raad bij aan het verbinden van de werelden van wetenschap, advisering en beleid, en aan het actief agenderen van maatschappelijke vraagstukken in het publieke debat.

2025
Rapporten, Verkenningen, Policy Briefings 3
Overige publicaties 5
Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en Kamerleden 20
Overige briefings met beleidsmakers 15
Conferenties, workshops, expertmeetings 12
Lezingen en debatten 50

In 2023 ging de nieuwe raadsperiode van start en halverwege 2024 waren alle nieuwe raadsleden aangetreden. Deze raadsperiode staat in het teken van de aanbevelingen die door de evaluatiecommissie zijn gedaan en de in de zelfstudie geformuleerde ambities. In 2025 verwacht de WRR publicaties in de volgende projecten: ‘Klimaatbeleid voor de lange termijn’, ‘Kantelende wereldorde’ ‘De deskundige overheid’ en ‘Nederland in een vergrijzende wereld’. Verder zet de WRR in op activiteiten ten behoeve van de doorwerking van eerder verschenen rapporten.

Voor de inhoudelijke beschrijvingen van de projecten wordt verwezen naar de website van de WRR: www.WRR.nl.

Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB)

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv, 2017) is er een Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB), die belast is met het toetsen van de rechtmatigheid van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de Minister van Defensie gegeven toestemming tot het inzetten van bijzondere bevoegdheden door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) respectievelijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de TIB.

De inlichtingendiensten groeien met het hoofdlijnenakkoord verder door. De groei van de inlichtingendiensten kent zijn weerslag in het werk van de TIB. Het aantal te beoordelen toestemmingsverzoeken is sinds 2023 toegenomen met 16% en stijgt in 2025 verder door.

Met de TIB zal zoveel mogelijk worden omgegaan als een met de CTIVD vergelijkbaar college.

4. Dienst Publiek en Communicatie

4.1 Begroting van baten en lasten

Begroting van baten en lasten

De kwaliteit van het rijksbeleid staat of valt met de uitvoering ervan. De uitvoering van de communicatiediscipline is belegd bij het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC). Het batenlastenagentschap DPC is belast met:

  1. Ondersteunen van de rijksoverheid bij het gezamenlijk verbeteren van de communicatie met publiek en professionals;
  2. Ontwikkelen en in stand houden van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van de overheidscommunicatie en
  3. rijksbreed adviseren, begeleiden en inkoop van communicatiebestedingen als Inkoop Uitvoeringscentrum (IUC) en aankoopcentrale voor de categorie communicatie.
Baten
- Omzet 160.459 145.475 147.553 147.545 147.530 147.530 147.530
waarvan omzet moederdepartement 32.348 30.933 31.998 31.997 31.997 31.997 31.997
waarvan omzet overige departementen 109.726 74.269 75.282 75.276 75.260 75.260 75.260
waarvan omzet derden 18.385 40.273 40.273 40.273 40.273 40.273 40.273
Rentebaten 733 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Vrijval voorzieningen 7 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Bijzondere baten 67 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Totaal baten 161.267 145.475 147.553 147.545 147.530 147.530 147.530
Lasten
Apparaatskosten 160.578 145.475 147.553 147.545 147.530 147.530 147.530
- Personele kosten 26.601 25.082 26.568 26.717 26.770 26.606 26.632
waarvan eigen personeel 21.704 24.082 25.568 25.717 25.770 25.606 25.632
waarvan inhuur externen 2.861 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
waarvan overige personele kosten 2.037 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
- Materiële kosten 133.977 120.392 120.985 120.828 120.759 120.923 120.897
waarvan apparaat ICT 7.759 6.858 7.023 7.023 7.023 7.023 7.023
waarvan bijdrage aan SSO's 0 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
waarvan overige materiële kosten 126.218 113.534 113.962 113.805 113.736 113.900 113.874
Rentelasten 0 0
Afschrijvingskosten 0 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
- Materieel 0 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
waarvan apparaat ICT 0 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
waarvan overige materiële afschrijvingskosten 0 0
- Immaterieel 0 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Overige lasten 0 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
waarvan dotaties voorzieningen 1 0
waarvan bijzondere lasten 74 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Totaal lasten 160.653 145.475 147.553 147.545 147.530 147.530 147.530
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 613 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 613 0 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒

Totaaloverzicht Baten/Lasten

De totale omzet van DPC laat in 2025 een lichte stijging zien ten opzichte van 2024. Dit wordt met name veroorzaakt door opdrachten in het kader van rijksbrede programma’s oftewel projecten zoals Parlementaire Onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en Werk aan Uitvoering (WAU). De omzet van DPC wordt in belangrijke mate bepaald door de omvang van de media-inkoop van de overige departementen en derden zoals ZBO’s en RWT’s. Op grond van de planning van campagnes die ministeries hebben opgesteld wordt verwacht dat de mediabestedingen ongeveer op hetzelfde niveau blijven als in 2024.

Baten

Omzet moederdepartement

Dit betreft de vergoeding c.q. bijdrage van het moederdepartement voor opdrachten voortkomend uit de uitvoering van gemeenschappelijke taken voor de (in de VoRa) samenwerkende departementen. Deze post bevat de bijdrage voor producten die gefinancierd worden vanuit de zogenaamde taakbijdrage voor de gemeenschappelijke communicatiediensten.

Programma's 2.607 2.586
Professionalisering 1.244 1.387
Beeldadvies 1.738 1.887
Campagnes 2.635 2.057
Communicatiecapaciteit 421 880
Communicatieonderzoek 2.201 2.429
Inkoopadvies 1.443 1.584
Media-inkoop 0 0
Online advies 12.164 10.777
Redactie Rijksoverheid.nl 3.481 3.293
Rijksportaal 341 572
Vraagbeantwoording 3.724 3.483
Totaal 31.998 30.934

Omzet overige departementen

De omzet bevat tevens de media-inkoop van de overige departementen, die via DPC plaatsvindt. Het gaat hierbij om een geraamd bedrag van

€ 80,5 miljoen in 2025. Dit betreft dus geen reguliere bijdragen van de departementen. De kosten die hiermee samenhangen zijn terug te vinden binnen de materiĂ«le kosten.

Omzet derden

Naast de departementen en de daaronder ressorterende organisaties kunnen ook zbo’s, rwt’s, staatsdeelnemingen en medeoverheden gebruik maken van de complete mediadienstverlening. Het aandeel in de totale mediaomzet van deze derden bedraagt ongeveer de helft van het totale volume van circa € 80,5 miljoen.

Lasten

Personele kosten

De post personeelskosten omvat de kosten van ambtelijk personeel en uitzendkrachten. De formatie van DPC zal naar verwachting in 2025 228 fte bedragen.

Materiële kosten

De dienst is grotendeels gehuisvest in panden van het Ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven voor de gebruikerszaken lopen via de begroting van dit ministerie en worden voor een deel aan het moederdepartement betaald via de vergoeding voor ontvangen diensten.

Waarvan overige materiële kosten

Het grootste deel van de materiële kosten wordt bepaald door de overige materiële kosten zijnde, de inkoop van mediaruimte. Deze inkoop is direct gerelateerd aan de omvang van de media-inkoop van overige departementen en derden.

Saldo van baten en lasten

De verwachting is dat de kosten volledig gedekt worden door de opbrengsten.

4.2 Kasstroomoverzicht

1. Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen 38.400 26.056 26.056 26.056 26.056 26.056 26.056
+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom 163.100 145.474 147.553 147.545 147.530 147.530 147.530
-/- totaal uitgaven operationele kasstroom 159.294 145.474 147.553 147.545 147.530 147.530 147.530
2. Totaal operationele kasstroom 3.806 ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
-/- totaal investeringen 0 0 0 0 0 0 0
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 0 0 0 0 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom 0 0 0 0 0 0 0
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
-/- aflossingen op leningen 0 0 0 0 0 0 0
+/+ beroep op leenfaciliteit 0 0 0 0 0 0 0
4. Totaal financieringskasstroom 0 0 0 0 0 0 0
5. Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4) 42.206 26.056 26.056 26.056 26.056 26.056 26.056

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de kapitaaluitgaven- en ontvangsten en geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar komen c.q. zijn gekomen (de herkomst van middelen) en op welke wijze gebruik wordt of is gemaakt van deze kasmiddelen (de besteding van middelen). De ontvangsten operationele kasstroom en de uitgaven operationele kasstroom hangen grotendeels samen met de media-inkopen en media-verkopen van de departementen en derden die via DPC lopen. Hoewel DPC hierop niet direct kan sturen, vormen zij een belangrijk onderdeel van de totale omzet van DPC alsmede van de operationele kasstroom, die om die reden gelijk wordt verondersteld aan de omzet. Het liquiditeitssaldo wordt veroorzaakt doordat het saldo van de nog te betalen facturen aan media-exploitanten neerslaat bij DPC als liquide middelen. Daarnaast leidt een vaak relatief hoge media-omzet in het vierde kwartaal tot een hoger liquiditeitssaldo. Dit effect loopt echter weg in de eerste maand van het daarop volgende jaar.

4.3 Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel
Saldo van baten en lasten (%) 0,38% 0,0% 0,0%
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 209,3 238 228
Ziekteverzuimpercentage 7,00% 2,6% 2,6%
Omschrijving Specifiek Deel 0
Aantal beantwoorde vragen per telefoon 159.248 130.500 175.000
Service niveau telefonie 80,00% 80% binnen 40 sec. 80% binnen 40 sec.
Burgertevredenheid telefonie 4 4,0 4,0
Aantal beantwoorde vragen per e-mail 43.570 42.500 50.000
Service niveau e-mail 95% 95% binnen 2 werkdagen 95% binnen 2 werkdagen
Burgertevredenheid e-mail 3 3,0 3,0
Media-index RTV 27,50% 25,0% 25,0%
Media-index Interactieve Media 7,10% 10,0% 10,0%
Media-index Print 28,70% 17,5% 17,5%
Technisch-functionele toegankelijkheid Platform Rijksoverheid Online 94% 75% 100%
Beschikbaarheid Platform Rijksoverheid Online 100% 99,90% 99,3%
Aantal bezoeken Rijksoverheid.nl 128.226.201 78.000.000 94.000.000
Bezoekerstevredenheid Rijksoverheid.nl 6,6 7,0 7.0
Toegankelijkheid content Rijksoverheid.nl 90% 75% 100%
Aantal bezoeken platformwebsites 113.052.859 109.000.000 134.500.000

Toelichting

Naast de generieke indicatoren geven de specifieke indicatoren inzicht in de dienstverlening van DPC met het grootste deel van de totale omzet.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten. DPC streeft ernaar kostendekkend te zijn.

Fte-totaal (exclusief externe inhuur)

Deze indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van DPC zich in fulltime equivalenten (fte) ontwikkelt en geeft het maximum aantal in te zetten fte weer. Naast inzet van ambtelijke fte’s is tevens sprake van externe inhuur.

Ziekteverzuimpercentage

DPC streeft ernaar om onder de Verbaannorm te blijven.

Aantal beantwoorde vragen per telefoon

Deze indicator geeft het aantal beantwoorde vragen voor het kanaal telefonie. Hiervoor geldt geen norm, alleen een verwachting.

Serviceniveau telefonie

Deze indicator geeft aan welk percentage van de telefonisch gesprekken binnen 40 seconden is opgenomen.

Burgertevredenheid telefonie

Resultaat van het burgertevredenheidsonderzoek. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van de telefonische vraagbeantwoording vanuit burgerperspectief beoordeeld.

Aantal beantwoorde vragen per e-mail

Deze indicator geeft het aantal beantwoorde vragen voor het kanaal e-mail. Hiervoor geldt geen norm, alleen een verwachting.

Service niveau e-mail

Deze indicator geeft aan welk percentage van de via e-mail gestelde vragen binnen twee werkdagen correct afgehandeld dient te worden.

Burgertevredenheid e-mail

Resultaat van het burgertevredenheidsonderzoek. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van de vraagbeantwoording via e-mail vanuit burgerperspectief beoordeeld.

Media-index RTV

Deze index geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald wordt door het collectief inkopen van mediaruimte op radio en televisie in plaats van per individuele opdrachtgever. De tarieven voor individuele opdrachtgevers worden bepaald op basis van een benchmark, waarover het rijksmediabureau beschikt.

Media-index Interactieve Media

De index interactieve media geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald wordt door het collectief inkopen van mediaruimte op alle interactieve media. Er wordt geen inkoopvoordeel behaald wanneer mediaruimte is verkregen door middel van een veiling, omdat het tarief in dit geval door vraag en aanbod wordt bepaald.

Media-index Print

Deze index geeft het bruto inkoopvoordeel weer, dat behaald wordt door het collectief inkopen van mediaruimte in alle printtitels en op out-of-home elementen (o.a. muppie, billboard, abri) ten opzichte van de situatie waarbij op individueel niveau media zou zijn ingekocht. Beide mediumtypen hanteren nog steeds een (bruto-)tariefkaart als uitgangspunt voor de tarief bepaling, waardoor het rijksmediabureau het behaalde voordeel kan bepalen.

Technisch-functionele toegankelijkheid Platform Rijksoverheid

DPC laat het Platform Rijksoverheid Online jaarlijks, en bij significante wijzigingen, op toegankelijkheid inspecteren door een kundige en onafhankelijke partij. De bevindingen uit deze inspecties worden omgaand verholpen.

Beschikbaarheid Platform Rijksoverheid Online

Deze indicator staat voor de beschikbaarheid van het Platform Rijksoverheid Online en daarmee de toegang tot informatie voor de bezoekers op het Platform. Hierop staan Rijksoverheid.nl en vele websites van de ministeries inclusief uitvoeringsorganisaties.

Aantal bezoeken Rijksoverheid.nl

Deze indicator geeft het aantal bezoeken per jaar aan de website Rijksoverheid.nl, de gemeenschappelijke website van de ministeries met uitleg over beleid en wet- en regelgeving. Voor het aantal bezoeken geldt geen norm, alleen een verwachting.

Bezoekerstevredenheid Rijksoverheid.nl

Resultaat van een onafhankelijke meting via het online Burgertevredenheidsonderzoek. In dit onderzoek wordt kwaliteit van de website Rijksoverheid.nl vanuit het perspectief van de bezoeker beoordeeld.

Toegankelijkheid content Rijksoverheid.nl

DPC laat Rijksoverheid.nl jaarlijks, of bij significante wijzigingen, op toegankelijkheid inspecteren door een kundige- en onafhankelijke partij. De bevindingen uit deze inspecties worden omgaand verholpen.

Aantal bezoeken platformwebsites

Deze indicator geeft het aantal bezoeken per jaar aan het Platform Rijksoverheid Online exclusief de bezoeken aan de website Rijksoverheid. nl. Op het Platform staat een groot aantal specifieke websites van ministeries inclusief uitvoeringsorganisaties. Het Platform biedt de verschillende websites veiligheid, voldoende toegankelijkheid en efficiency. Voor het aantal bezoeken geldt geen norm, alleen een verwachting.

5. Kabinet van de Koning

A. Algemene doelstelling

Ondersteunen van de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeren als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van het Kabinet van de Koning. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Kabinet van de Koning zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening op het gebied van de bedrijfsvoering en de daarop van toepassing zijnde planning & control cyclus. Het Kabinet van de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken.

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.131 3.320 3.279 3.266 3.266 3.266 3.266
Uitgaven 3.131 3.320 3.279 3.266 3.266 3.266 3.266
Kabinet van de Koning 3.131 3.320 3.279 3.266 3.266 3.266 3.266
Ontvangsten 3.134 3.320 3.279 3.266 3.266 3.266 3.266

Budgetflexibiliteit

Zie «Budgetflexibiliteit» in onderdeel D van hoofdstuk 3.1.1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het Kabinet van de Koning is een kleine, eigenstandige overheidsorganisatie, die de Koning ondersteunt. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  1. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het Koninkrijk en binnenlandse bezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Binnenlandse bezoeken van de Koning omvatten onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;
  2. aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;
  3. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;
  4. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden bij het Kabinet van de Koning aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein. Het Kabinet van de Koning informeert de Koning over de afhandeling van ontvangen verzoekschriften en
  5. draagt zorg voor het registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en Koninklijke Besluiten.

De uitgaven van het Kabinet van de Koning worden rechtstreeks doorbelast naar de begroting van de Koning. Deze doorbelasting leidt tot ontvangsten op de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning.

6. Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

A. Algemene doelstelling

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) is er een Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). De algemene doelstelling van de CTIVD is het in onafhankelijkheid toezicht houden op de rechtmatigheid van de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) door middel van het doen van onderzoeken en het publiceren van de uitkomsten daarvan, alsmede het adviseren aan de betrokken ministers over zaken die voortvloeien uit deze wetten, het behandelen van klachten en van meldingen over misstanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de CTIVD. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en de CTIVD zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening op het gebied van de bedrijfsvoering door het ministerie en de daarop van toepassing zijnde planning & control cyclus.

C. Beleidswijzigingen

Met ingang van 1 juli 2024 is de Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, bulkdarasets en overige specifieke voorzieningen (Stb. 2024, 88) in werking getreden. Deze wet brengt een belangrijke wijziging met zich mee voor het toezicht van de CTIVD. Daarbij zal het toezicht van de CTIVD, naast het reguliere toezicht zoals diepteonderzoeken, worden uitgebreid met toezichtactiviteiten tijdens de uitvoering van de inzet van bijzondere bevoegdheden, met deels bindende oordelen en zal een beroepsmogelijkheid gecreëerd worden. Om aan de nieuwe wettelijke taken te kunnen voldoen, zal de formatie van de CTIVD worden uitgebreid. De realisatie hiervan is mede afhankelijk van een aantal randvoorwaarden rond bijvoorbeeld huisvesting en voldoende beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 2.625 4.540 4.286 4.074 3.861 3.649 3.563
Uitgaven 2.685 4.540 4.286 4.074 3.861 3.649 3.563
Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2.685 4.540 4.286 4.074 3.861 3.649 3.563
Ontvangsten 2 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Zie «Budgetflexibiliteit» in onderdeel D van hoofdstuk 3.1.1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De lagere uitgaven in 2025 en verder zijn het gevolg van de taakstelling op de apparaatskosten zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. In afwijking van de TIB en de inlichtingendiensten is deze apparaatstaakstelling wel toegerekend aan de CTIVD, omdat deze uitgaven geen onderdeel zijn van de Navo-norm voor Defensie-uitgaven.

Er loopt nog een beroep op de intensiveringsenvelop voor Nationale Veiligheid in verband met de dekking van de taakstelling en de groei van de toezichtswerkzaamheden in de inlichtingenketen.

De Commissie bestaat uit twee afdelingen, de afdeling toezicht en de afdeling klachtbehandeling.

De afdeling toezicht is belast met:

  1. het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens deze wet en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld;
  2. het gevraagd en ongevraagd inlichten en adviseren van Onze betrokken Ministers aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen. Desgewenst kan de commissie Onze betrokken Ministers vragen deze inlichtingen en adviezen ter kennis van een of beide kamers der Staten-Generaal te brengen, waarbij de werkwijze zoals beschreven in artikel 113 van overeenkomstige toepassing is;
  3. het ongevraagd adviseren van Onze betrokken Ministers ter zake van de uitvoering van artikel 59.4 en
  4. het toezicht op de toepassing van de bevoegdheid van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan de doelmatigheid en proportionaliteit van de toepassing van deze bevoegdheid.

De afdeling klachtbehandeling is belast met:

  1. het onderzoeken en beoordelen van klachten;
  2. het onderzoeken en beoordelen van een melding van een vermoeden van een misstand.

7. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Stand ontwerpbegroting 2024 89.372 86.293 89.296 89.294 89.294 0
Mutatie Nota van Wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 18.854 10.103 9.187 10.187 10.187 10.187
Mutatie SBS Bin-NL ‒ 4 ‒ 27 ‒ 27 ‒ 27 ‒ 27 0
Taakstelling HLA ‒ 2.463 ‒ 5.224 ‒ 7.838 ‒ 10.450 ‒ 11.495
Extrapolatie ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ 89.294
Stand ontwerpbegroting 2025 108.222 93.906 93.232 91.616 89.004 87.986
Stand ontwerpbegroting 2024 4.786 4.786 4.786 4.786 4.786 0
Mutatie Nota van Wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 613 613 613 613 613 613
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ 4.786
Stand ontwerpbegroting 2025 5.399 5.399 5.399 5.399 5.399 5.399

Artikel 2 Kabinet van de Koning

Stand ontwerpbegroting 2024 3.051 3.039 3.027 3.027 3.027 0
Mutatie Nota van Wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 199 170 169 169 169 169
Mutatie SBS IHH 70 70 70 70 70 70
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ 3.027
Stand ontwerpbegroting 2025 3.320 3.279 3.266 3.266 3.266 3.266
Stand ontwerpbegroting 2024 3.051 3.039 3.027 3.027 3.027 0
Mutatie Nota van Wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 199 170 169 169 169 169
Mutatie SBS IHH 70 70 70 70 70 70
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ 3.027
Stand ontwerpbegroting 2025 3.320 3.279 3.266 3.266 3.266 3.266

Artikel 3 Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Stand ontwerpbegroting 2024 4.256 4.256 4.257 4.257 4.257 0
Mutatie Nota van Wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 284 243 243 243 243 243
Mutatie SBS
Taakstelling HLA ‒ 213 ‒ 426 ‒ 639 ‒ 851 ‒ 937
Extrapolatie ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ 4.257
Stand ontwerpbegroting 2025 4.540 4.286 4.074 3.861 3.649 3.563
Stand ontwerpbegroting 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie Nota van Wijziging 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie amendement 2024 0 0 0 0 0 0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2024 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ 0
Stand ontwerpbegroting 2025 0 0 0 0 0 0

Bijlage 2: Moties en toezeggingen

motie-Beckerman over een lobbyverbod en draaideurverbod van twee jaar voor bewindspersonen uit het kabinet Rutte-IV. Kamerstukken II 2023/24, 36410-III, nr. 6 Afgehandeld. Op 3 mei is het Wetsvoorstel ‘regels vervolgfuncties bewindspersonen’ ingediend bij TK (Kamerstukken II 2023/24, 36549, nr. 2).
De minister-president zal ervoor zorgen dat de passage over de openbare agenda van bewindspersonen in het nieuwe handboek voor bewindspersonen wordt gehandhaafd en waar mogelijk verder wordt verduidelijkt of uitgebreid. Begrotingsbehandeling 2024, 18 januari 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36410-I) De passage in het blauwe boek is aangepast in de nieuwe versie van het handboek voor bewindspersonen bij aantreden van nieuw kabinet.
De staatssecretaris van BZK zal de Tweede Kamer een brief sturen over de weerbaarheidsscan voor bewindspersonen en topbestuurders. Beckerman (SP) houdt de motie hierover (36 410-III, nr. 7) aan Begrotingsbehandeling 2024, 18 januari 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36410-I) De staatssecretaris van BZK zet in op het sturen van de brief voor het zomerreces.
De minister van BZK zal op korte termijn een brief aan de Kamer zenden over de reactie op het rapport ‘Grip op informatie’ van de werkgroep Informatieafspraken o.l.v. TK-lid Inge van Dijk, waarbij ook de factsheet ‘De reikwijdte van de inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet’ wordt betrokken. Begrotingsbehandeling 2024, 18 januari 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36410-I) De minister van BZK zet in op het sturen van een reactie na het zomerreces.

Bijlage 3: Uitwerking Strategische Evaluatieagenda

Communicatie: campagnes Evaluatie onderzoek 2025 Jaarevaluatie campagnes 2024 1

Het Ministerie van Algemene Zaken kent geen specifiek beleidsveld, de begroting van Algemene Zaken is een beleidsarme begroting. Om deze reden is er geen (uitgebreide) strategische evaluatieagenda opgenomen in de begroting van Algemene Zaken. Wel wordt ieder jaar gekeken welke evaluaties met betrekking tot de doeltreffendheid en doelmatigheid van het uitgevoerde beleid zijn of worden uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de jaarlijkse evaluatie van de campagnes.