[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Brief regering

Nummer: 2024D31167, datum: 2024-09-17, bijgewerkt: 2024-09-24 09:05, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-2).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 -2 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024‒2025
36 600 Nota over de toestand van 's rijks financiën
Nr. 2

Nota over de toestand van 's rijks financiën

Ontvangen 17 september 2024

1 Begrotingsregels kabinet Schoof

Inleiding

Een heldere begrotingssystematiek, -regels en -proces zijn behulpzaam aan politieke besluitvorming en leiden tot het maken van goed en voorspelbaar beleid voor burgers en bedrijven. Om dit te verankeren voert Nederland sinds 1994 het trendmatig begrotingsbeleid. Bij trendmatig begrotingsbeleid wordt bij de start van het kabinet de uitgaven en het niveau van belasting en premies vastgesteld voor de kabinetsperiode. Dit vergt dus scherpe keuzes. Welke doelen wil het kabinet graag bereiken, om zo de brede welvaart voor nu, later en elders te vergroten? Om bij te dragen aan brede welvaart kunnen bredewelvaartsafwegingen integraal onderdeel zijn van de sturing op het bereiken van de doelen in het coalitieakkoord. De begroting is een belangrijk middel dat politici hebben om deze doelen te bereiken. Voorwaarde om trendmatig begrotingsbeleid te voeren is voldoende afstand tot de Europese grenswaarden zoals ook vastgelegd in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof). Het begrotingsbeleid is gestoeld op drie basisprincipes:

  1. Efficiënte allocatie van publieke middelen;
  2. Beheersing van de overheidsfinanciën en
  3. Macro-economische stabilisatie.

1. Efficiënte allocatie van publieke middelen

Het begrotingsbeleid draagt bij aan een doeltreffende en doelmatige besteding van publieke middelen en belastingheffingen. De begrotingsregels creëren de voorwaarden waardoor de politiek – gegeven de doelen die zij nastreeft – elke euro zo doelmatig mogelijk kan besteden. Daarbij weegt een kabinet verschillende keuzemogelijkheden zorgvuldig tegen elkaar af. Om tot een goede integrale afweging te komen tussen de verschillende beleidsdoelstellingen is een gestructureerd en voorspelbaar besluitvormingsproces van groot belang voor politieke rust, goed voorspelbaar beleid en effectieve besteding van belastinggeld.

2. Beheersing van de overheidsfinanciën

Beheersing van de overheidsfinanciën betekent in de eerste plaats dat een kabinet de ontwikkeling van inkomsten en uitgaven zelf in de hand heeft en zich aan de gemaakte (budgettaire) afspraken houdt. Door de overheidsfinanciën gedurende de rit te beheersen wordt voorkomen dat volgende generaties te maken krijgen met een te grote schuld. Of dat zij gedwongen worden hun collectieve voorzieningen te versoberen of hun belastingen te verhogen, alleen omdat de huidige generatie op te grote voet heeft geleefd. Om gedurende de rit geen rekeningen door te schuiven naar volgende generaties maakt het kabinet aan het begin van een kabinetsperiode duidelijke afspraken over wat in één jaar maximaal mag worden uitgegeven (het uitgavenkader) en hoe hoog de beleidsmatige aanpassing van de belastingen en premies per jaar moeten zijn (het inkomstenkader). De afspraken over inkomsten en uitgaven geven duidelijkheid over de grenzen waarbinnen het begrotingsbeleid kan plaatsvinden.

3. Macro-economische stabilisatie

De overheidsbegroting heeft een belangrijke rol in het stabiliseren van de economie. Aan de uitgavenkant van de begroting geeft het kabinet, als het economische tij meezit, niet meer uit dan het afgesproken uitgavenkader. Aan de andere kant hoeft er ook niet te worden bezuinigd als het tijdelijk tegen zit. Aan de inkomstenkant van de begroting nemen in goede tijden de belastinginkomsten automatisch toe. Die extra inkomsten geeft het kabinet niet uit. De extra inkomsten worden in plaats daarvan gebruikt om de schuld af te bouwen voor minder goede tijden. Het kabinet laat de begroting dus meebewegen met de economische ontwikkeling, als onderdeel van trendmatig begrotingsbeleid. Hierdoor wordt het effect van een economische neergang of stijging automatisch op het juiste moment gedempt. Dit heeft positieve gevolgen voor het inkomen en welbevinden van mensen: burgers en bedrijven voelen minder de negatieve effecten van een periode waarin het economisch minder goed gaat.

Leeswijzer

Om de drie basisprincipes in de praktijk te ondersteunen is een set begrotingsregels opgesteld.

Bijlagen bij de begrotingsregels

  1. Bijlage 1 Afbakening uitgavenkader en generale mutaties
  2. Bijlage 2 Afbakening en regels inkomstenkader
  3. Bijlage 3 Eindejaarsmarge en opbouw van meerjarencijfers en extrapolatie
  4. Bijlage 4 Beheersing fiscale regelingen
  5. Bijlage 5 Beleidskader risicoregelingen

1.1 De begrotingsregels

Het begrotingsbeleid draagt bij aan een doeltreffende en doelmatige besteding van publieke middelen en belastingheffingen. De begrotingsregels creëren de voorwaarden waardoor de politiek – gegeven de doelen die zij nastreeft – elke euro zo doelmatig mogelijk kan besteden. Tijdens een kabinetsperiode kan sprake zijn van (onverwachte) ontwikkelingen of nieuwe politieke prioriteiten, die budgettaire gevolgen met zich meebrengen. De begrotingsregels vormen richtlijnen hoe hier mee om te gaan. Het kabinet kan aan de hand van deze vastgestelde regels prioriteiten bijstellen en middelen – waar nodig – op een andere manier inzetten.

1.1.1 Integrale afweging: één hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar en besluitvorming over koopkracht en bijbehorende lasten in augustus

Om een goede integrale afweging te kunnen maken tussen verschillende beleidsdoelstellingen en bijbehorende kosten, vindt er op één vast moment een hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar plaats ten aanzien van de uitgaven. Op dit zogenoemde hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar kunnen verschillende politieke wensen, problemen en mee-en tegenvallers integraal worden afgewogen met een meerjarige doorkijk. Waar mogelijk, wordt tijdens het hoofdbesluitvormingsmoment ook besloten over de lasten waarvan het vanwege van integraliteit van besluitvorming noodzakelijk is om zowel over lasten als uitgaven te besluiten (zoals bij klimaat) en wordt rekening gehouden met de Fiscale Beleid- en Uitvoeringsagenda (FBUA) en het betrekken van evaluatie van fiscale regelingen. De koopkrachtbesluitvorming, inclusief het definitief sluiten van het inkomstenkader, wordt in augustus gedaan. Aan de voorjaarsbesluitvorming liggen de onafhankelijke economische ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) ten grondslag, te weten het Centraal Economisch Plan (CEP). Daarnaast zal bij een dreigende overschrijding op basis van het CEP van de 3%-norm in het daaropvolgende jaar additionele maatregelen genomen worden, waarbij ten eerste naar uitgavenvermindering wordt gekeken. Voorts hanteert het kabinet een meevallerformule ingeval het feitelijke EMU-saldo langjarig beter is dan een saldo van ‒ 1,5% BBP. Eventuele besluitvorming hierover vindt jaarlijks in het voorjaar plaats. In augustus vindt de besluitvorming over de koopkrachtontwikkeling plaats op basis van een onafhankelijke nieuwe raming van het CPB, te weten de macro-economische verkenningen (MEV). Zowel in de Voorjaarsnota als in de Miljoenennota wordt de horizontale ontwikkeling (jaar-op-jaar) van de uitgaven en inkomsten toegelicht.

1.1.2 Besluitvorming via ordentelijk proces

Voornemens, toezeggingen en voorstellen met financiële gevolgen dienen voorafgaand aan de besluitvorming en uitvoering met het ministerie van Financiën te worden afgestemd en dienen hetreguliere proces van behandeling in de onderraden en de ministerraad te doorlopen. Dit volgt uit de wettelijke rol van de minister van Financiën die in de Comptabiliteitswet (CW) is geregeld. Daarnaast is het begrotingsproces een verantwoordelijkheid van het kabinet als geheel (onder regie van de minister van Financiën). Dat vraagt om gezamenlijk gedragen uitgangspunten, wederzijdse discipline en een evenwichtige informatiepositie tussen departementen.

1.1.3 Oormerken van inkomsten en uitgaven is onwenselijk

Om een goede afweging te kunnen maken tussen de (kosten van) verschillende beleidsdoelstellingen is het oormerken van inkomsten voor uitgaven niet wenselijk, ook niet in het geval van (begrotings-)fondsen. De doelstellingen van beleid horen bepalend te zijn voor het niveau van de uitgaven, niet hoeveel geld via een bepaalde bron binnenkomt.

1.1.4 Begrotingsregels ten behoeve van beheersing van de uitgaven

Voor de uitgavenkant van de begroting worden aan het begin van de kabinetsperiode afspraken gemaakt over wat maximaal mag worden uitgegeven per jaar van de begrotingshorizon van het kabinet (het lopende jaar en de vijf daaropvolgende jaren): dit is het uitgavenkader. Elke minister is verantwoordelijk voor zijn of haar begroting. Een kader dwingt tot het maken van keuzes, omdat ministers niet meer mogen uitgeven dan vooraf is afgesproken. Als ministers nieuwe prioriteiten willen stellen en (beleidsmatig) meer uit willen geven, dan moeten ze hiervoor ombuigen op andere beleidsmatige uitgaven. Op deze manier houdt het kabinet de totale uitgaven onder controle.

In het geval nieuw beleid van een minister doorwerkt in de uitgaven van andere ministers, zal de beleidsinitiërende minister zorgdragen voor het organiseren van de benodigde dekking. Indien een beroep wordt gedaan op medeoverheden bevat het nieuwe beleidsvoorstel een onderbouwing hoe de medeoverheden hiertoe in staat worden gesteld, inclusief een voorstel hoe de financiële gevolgen voor medeoverheden worden opgevangen. Ook hierbij zal de beleidsinitiërende minister zorgdragen voor het organiseren van de benodigde dekking.

1.1.4.1 Afbakening van het uitgavenkader

Alle uitgaven van de Rijksoverheid die meetellen voor het EMU-saldo vallen onder het uitgavenkader, tenzij anders is besloten, zie bijlage 1. Bij de start van iedere kabinetsperiode komen oude uitzonderingen te vervallen (zoals bijvoorbeeld crisis gerelateerde uitgaven), tenzij deze opnieuw in de begrotingsregels worden opgenomen. Onder het uitgavenkader vallen een aantal ontvangsten die geen belasting- of premieontvangsten zijn, zoals boeteontvangsten.

1.1.4.2 Scheiding van inkomsten en uitgaven en uitzonderingen

In beginsel worden het uitgavenkader en het inkomstenkader gedurende de kabinetsperiode niet aangepast. Hieruit volgt automatisch een zogenoemde scheiding van inkomsten en uitgaven. Er zijn enkele situaties waarin het loslaten van deze scheiding bij uitzondering is toegestaan. De verwerking gebeurt door zogenoemde statistische correcties. Het doel van deze correcties is beleid waarvoor aanpassingen aan het uitgavenkader én het inkomstenkader nodig mogelijk te maken zonder dat het EMU-saldo verslechtert.

Van dergelijke correcties is alleen sprake bij:

  1. Een wijziging in de financiële vormgeving van beleid (van lastenmaatregel naar uitgavenmaatregel en omgekeerd), waarbij het voorzieningenniveau en de doelgroep nagenoeg gelijk blijven.
  2. Grote hervormingen waarbij een collectief arrangement anders wordt vormgegeven met zowel aan de uitgavenals aan de inkomstenzijde mutaties.

Als het hanteren van een apart uitgavenkader en inkomstenkader leidt tot inefficiënte of onbedoelde uitkomsten, kan de minister van Financiën besluiten tot een correctie tussen uitgavenkader en inkomstenkader, met instemming van de MR. De minister van Financiën dient dergelijke correcties, waarmee wordt afgeweken van de standaardgronden voor correctie, expliciet toe te lichten in budgettaire nota’s.

1.1.4.3 Budgetdiscipline draagt bij aan beheersing van het uitgavenkader

In de door het parlement vastgestelde begroting is het maximum dat door een minister mag worden uitgegeven in een bepaald jaar opgenomen. Beheersing van de overheidsuitgaven begint bij het niet overschrijden van de uitgaven zoals deze zijn begroot. Een randvoorwaarde om te zorgen dat de uitgaven binnen het uitgavenkader blijven, zijn de regels budgetdiscipline (zie box 1).

Box 1: Regels budgetdiscipline voor de uitgaven

  1. Dreigende tegenvallers in de uitgaven moeten worden voorkomen door tijdig maatregelen te nemen. Voor deze tegenvallers dient dekking gevonden te worden op de begroting waar zij zich voordoen.
  2. Uitgavenmeevallers mogen op de begroting waar ze zich voordoen ter compensatie van uitgaventegenvallers worden ingezet.
  3. Meevallende uitgaven mogen niet worden ingezet voor nieuw beleid en intensiveren van staand beleid.
  4. Als het kabinet meer wilt uitgeven aan een bepaalde beleidsopgave, moet hiervoor worden omgebogen op andere beleidsmatige uitgaven op de begroting(en) waar de opgave zich voordoet.
  5. In alle bovenstaande gevallen geldt dat afstemming met het ministerie van Financiën vereist is alvorens besluitvorming in de onderraden en de ministerraad plaatsvindt. Extra of nieuwe uitgaven en bijbehorende dekking dienen in dezelfde budgettaire nota gemeld te worden.

Deze regels budgetdiscipline worden ook toegepast op de afzonderlijke begrotingen binnen de Rijksbegroting. Door een dreigende overschrijding binnen dezelfde begroting te dekken wordt overschrijding van het uitgavenkader voorkomen. Alleen de ministerraad (MR) kan besluiten hiervan af te wijken en compensatie te vinden op andere begrotingen. Het uitgangspunt is dat de opbrengst van een compenserende maatregel in ieder jaar gelijk is aan de problematiek. Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, kan compensatie in de tijd voor- of achterlopen op de problematiek. Zie ook bijlage afbakening uitgavenkader en generale mutaties voor een uitgebreide toelichting.

Het komt voor dat departementen budgetten uit een bepaald jaar willen inzetten in een ander jaar. Het doorvoeren van een dergelijke wijziging heet een kasschuif en kan ook plaatsvinden over meerdere jaren. Voor kasschuiven geldt dat de budgetten die worden geschoven dienen te worden ingepast onder het uitgavenkader, dat de som van de totale schuif uitkomt op nul en dat de kasschuif enkel kan plaatsvinden binnen de reguliere meerjarenperiode van t+5 jaar.

1.1.4.4 Generale uitgavenmutaties

Voor enkele categorieën binnen de uitgavenmutaties geldt dat mee- of tegenvallers niet ten gunste of laste komen van de departementale begroting, maar van het generale beeld. Generale dossiers en per saldo tegenvallers dienen te worden ingepast onder het uitgavenkader. Het betreft onder andere de autonome mutaties in het rendement op het vermogen van de Staat, bijvoorbeeld dividenden. Zo levert het een departement geen budgettaire ruimte op als rendementen op vermogen tijdelijk hoog zijn, maar staat een departement ook niet zelf aan de lat bij tegenvallende rendementen. Bijlage 1 bevat een totaaloverzicht van de generale uitgavenmutaties.

1.1.4.5 Realistisch ramen

Ramingen aan de uitgavenkant dienen realistisch te zijn. Deze worden waar nodig bij de start van de kabinetsperiode herijkt en in een realistisch kasritme geplaatst waarbij rekening wordt gehouden met de uitvoeringskracht van de Rijksoverheid en de arbeidsmarkt. Aangezien voor het schuiven van budgetten binnen investeringsfondsen afwijkende regels gelden ten opzichte van reguliere uitgaven, is het zeker bij investeringsfondsen van belang om oog te hebben voor het realiteitsgehalte van de begroting. In het geval van een opvallend of afwijkend ritme dient extra uitleg te worden gegeven over de onderbouwing van het ritme.

1.1.4.6 Eindejaarsmarge ter voorkoming van ondoelmatige besteding

De maximale eindejaarsmarge is 1 procent van de bruto-uitgaven op stand ontwerpbegroting (inclusief Nota’s van Wijziging en amendementen, exclusief HGIS). De maximale eindejaarsmarge wordt gecommuniceerd in de vaststellingsbrieven rondom LPO, extrapolatie en eindejaarsmarge in het najaar.

1.1.4.7 Indexatie van het uitgavenkader

Het uitgavenkader wordt aan het begin van de kabinetsperiode vastgesteld inclusief de nominale ontwikkeling. De hoogte van het uitgavenkader wordt gedurende de kabinetsperiode aangepast aan de onafhankelijke indices voor loon- en prijsontwikkelingen van het CPB. In het voorjaar volgen die uit het CEP en in augustus uit de MEV.

Op deze manier gelden de afspraken over de voorzieningen die de overheid aanbiedt onafhankelijk van de loon- en prijsontwikkeling van de uitgaven die hiermee samenhangen. Beleidsmatige beslissingen die betrekking hebben op de loon- en prijsbijstelling van de overheid moeten wel onder het uitgavenkader worden gedekt. De indexatie van het uitgavenkader voor het lopende jaar wordt definitief vastgesteld bij Voorjaarsnota. Daarmee zorgt indexatie ervoor dat de voorzieningen die de overheid aanbiedt niet afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de lonen en prijzen, maar enkel van de beleidskeuzes die worden gemaakt.

1.1.4.8 Meerjarencijfers en extrapolatie

De meerjarenperiode bestaat uit het begrotingsjaar (januari tot en met december) en de vijf daaropvolgende jaren. Bij het beleidsarm extrapoleren van meerjarencijfers wordt rekening gehouden met bestaande wettelijke regelingen. Zie bijlage 3 voor een uitgebreide toelichting hierop.

De begrotingen worden gebaseerd op de macro-economische cijfers uit het CEP en de MEV. Alle uitgavenmutaties die onder het uitgavenkader vallen moeten elkaar compenseren tijdens en na de kabinetsperiode. Daarmee worden de kosten van een uitgave altijd meegewogen bij de integrale afweging, zodat de rekening niet buiten beschouwing blijft of wordt doorgeschoven naar volgende generaties. Zo blijven de overheidsfinanciën ook voor komende generaties beheersbaar.

1.1.4.9 Risicoregelingen

Regelingen zoals garanties, achterborgstellingen en leningen brengen een voorwaardelijke financiële verplichting met zich mee die voor risico’s voor de begroting zorgen. Om deze reden geldt voor deze regelingen een ‘nee, tenzij beleid’. Voorstellen voor nieuwe risicoregelingen en aanpassingen in bestaande regelingen zijn onderdeel van het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar en onderhevig aan een beleidskader. Zie bijlage 5 voor een uitgebreide toelichting.

1.1.4.10 Overschrijding van verplichtingen

Een overschrijding van de verplichtingen boven het vastgestelde bedrag is alleen toegestaan indien (en voor zover) de kaseffecten daarvan passen, dan wel opgevangen kunnen worden binnen de voor het begrotingsjaar afgesproken (kas)ramingen en de bijbehorende meerjarencijfers en het gewijzigde verplichtingenbudget aan beide Kamers der Staten-Generaal ter autorisatie is voorgelegd.

1.1.5 Begrotingsregels ten behoeve van beheersing van inkomsten

De inkomstenkant van de begroting mag mee-ademen met de conjunctuur, zodat beleidsmatige lastenverzwaringen in tijden van recessie niet nodig zijn (automatische stabilisatie). Om dat te bewerkstelligen worden de niet-conjuncturele inkomsten, dus de beleidsaanpassingen, in de Startnota voor de duur van de kabinetsperiode in het inkomstenkader vastgelegd. Een beleidsmatige lastenverlichting gedurende de kabinetsperiode dient dus in hetzelfde jaar gecompenseerd te worden door een even grote lastenverzwaring. Hiermee draagt het inkomstenkader bij aan zowel budgettaire beheersing als automatische stabilisatie.

1.1.5.1 Reikwijdte, dekking en kadercorrecties in het inkomstenkader

De regels rondom de reikwijdte van het inkomstenkader zijn vastgelegd en toegelicht in bijlage afbakening en regels inkomstenkader. Voor dekking geldt dat beleidsmatige aanpassingen in hetzelfde jaar gedekt dienen te worden. Om te voorkomen dat rekeningen worden doorgeschoven, worden beleidswijzigingen met structurele budgettaire consequenties na de kabinetsperiode ook structureel gedekt. Het inkomstenkader wordt in principe niet tussentijds aangepast, nadat erover is besloten in de formatie en is vastgelegd in het regeerakkoord en de Startnota. Omdat niet alles te voorzien is gelden enkele uitzonderingen, die aanpassingen mogelijk maken (kadercorrecties). Ook deze zijn toegelicht in bijlage afbakening en regels inkomstenkader.

1.1.5.2 Statistisch effect, gedragseffect en kruiselasticiteiten

Voor het inkomstenkader is het statische effect van fiscale beleidswijzigingen relevant. Het statische effect is het effect van een beleidsmatige tariefswijziging bij gelijkblijvende grondslag of het effect van een beleidsmatige grondslagwijziging bij gelijkblijvend tarief. Mutaties in het inkomstenkader worden geboekt op transactiebasis.

Daar waar relevant, telt ook het eersteordegedragseffect mee in het inkomstenkader. Dit zijn directe effecten op de grondslag van de belasting waar de maatregel betrekking op heeft. Dit leidt tot een meer realistische inschatting van de effecten van een tariefswijziging en daarmee tot een betere afweging. Ook wordt rekening gehouden met direct samenhangende fiscale kruiselasticiteiten wanneer die van toepassing zijn. Met kruiselasticiteiten tussen een beleidswijziging aan de uitgavenkant (waaronder normerende maatregelen) en de fiscaliteit wordt geen rekening gehouden tenzij dit leidt tot mogelijk ondoelmatige keuzes of onbedoelde uitkomsten1. Een stimulans, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant, van elektrisch rijden kan bijvoorbeeld ook (andere) autogerelateerde belastingen substantieel beïnvloeden.

1.1.5.3 Herijken van inkomstenmaatregelen

Op het moment dat inkomstenmaatregelen in wetgeving worden omgezet, worden de budgettaire effecten van de maatregelen eenmalig herijkt. Bij het herijken worden de laatste (economische) inzichten meegenomen om te zorgen voor een zo accuraat mogelijke raming. Het verschil tussen de herijkte raming en de oorspronkelijke raming bij Startnota of bij de oorspronkelijke raming van een gedurende de kabinetsperiode genomen beleidsmaatregel dient gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.

1.1.5.4 Omgang met intertemporele effecten

Voor maatregelen waar de omkeerregel van toepassing is- maatregelen met intertemporele effecten waarbij op korte termijn sprake is van lagere belastinginkomsten en op langere termijn hogere belastingontvangsten en omgekeerd, is de contante waarde van de langjarige kasstroom relevant voor het inkomstenkader. De omkeerregel wordt bijvoorbeeld toegepast bij pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Met het dekken van maatregelen via de omkeerregel moet terughoudend worden omgegaan om een uitholling van de belastinggrondslag en omzeiling van het inkomstenkader te voorkomen. Bij de toepassing van de omkeerregel moeten de belastinginkomsten op langere termijn voldoende zijn verzekerd en is de contante waarde van de langjarige kasstroom relevant voor het inkomstenkader.

1.1.5.5 Zvw premies en Zvw uitgaven

De Zvw-premies maken deel uit van het inkomstenkader. Een per saldo meevaller in de uitgaven aan de Zorgverzekeringswet wordt, na saldering met eventuele tegenvallers elders in de zorg en op de VWS-begroting, ingezet voor lastenverlichting via een verlaging van de premies. In het geval dat er sprake is van een meevaller aan de uitgavenzijde, wordt tegenover de lagere zorgpremies geen compenserende lastenverhoging gesteld. In dit geval wordt een kadercorrectie toegepast. In het geval dat er sprake is van een kaderrelevante tegenvaller aan de uitgavenzijde wordt dit opgelost binnen het uitgavenkader en worden aan de inkomstenkant de lasten met hetzelfde bedrag verlaagd. In principe wordt dit ingevuld met compenserende bijstellingen elders die zo goed mogelijk aansluiten bij de doelgroep. De compensatie in het inkomstenkader wordt in het voorjaar, tegelijkertijd met de uitgavenkant, naar buiten toe gecommuniceerd.

1.1.5.6 Grondslagerosie

Grondslagerosie (afnemende grondslag bij een belastingsoort) bij nieuw beleid dient te worden gedekt in het inkomstenkader voor een periode van t+5 jaar vanaf het moment van invoering (t) van de maatregel en dient in dit laatste jaar vervolgens als structureel te worden beschouwd. Bij invoering verspreid over meerdere jaren is t het laatste jaar van de invoeringsperiode.

1.1.5.7 Europese heffingen in het inkomstenkader

Europese heffingen, waaronder het ETS, zijn relevant voor het inkomstenkader indien en voor zover deze een netto-effect hebben op de Nederlandse begroting.

1.1.5.8 Omgang met fiscale regelingen

De budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen aan de inkomstenkant, zoals vrijstellingen, aftrekposten en verlaagde tarieven die de belastingopbrengst verlagen, wordt jaarlijks gemonitord in de Miljoenennota. Substantiële opwaartse afwijkingen ten opzichte van het verwachte niveau aan het begin van de kabinetsperiode en relatief hoge endogene groei, worden in de monitoring apart benoemd en geven in beginsel aanleiding voor het nemen van maatregelen. Voor alle nieuwe regelingen aan de inkomstenkant dient een toetsingskader te worden doorlopen. Ook vinden evaluaties plaats van fiscale regelingen volgens een evaluatieprogrammering die in de Miljoenennota en begrotingen wordt gepubliceerd. Indien een fiscale regeling negatief geëvalueerd wordt, is het uitgangspunt om deze regeling te af te schaffen of aan te passen. Alle regels rondom fiscale regelingen zijn vastgelegd in bijlage beheersing fiscale regelingen.

1.2 Bijlage afbakening uitgavenkader en generale mutaties

Uitgavenmutaties buiten het uitgavenkader

Voor de volgende uitgaven geldt een uitzondering op het uitgangspunt dat uitgaven die EMU-saldorelevant zijn ook kaderrelevant zijn. Dit zijn dus EMU-relevante uitgaven die niet onder het uitgavenkader worden geplaatst:

  1. De rentelasten op de staatsschuld;
  2. Het Diergezondheidsfonds;
  3. Veilingopbrengsten;
  4. Het consolidatiesaldo voor Rijksdiensten met een baten-lastenstelsel;
  5. De budgettaire effecten van de omvorming ProRail tot ZBO;
  6. Rijksbijdragen en rentebetalingen aan de sociale fondsen en premiebijdragen zijn - om boekhoudkundige dubbeltellingen te voorkomen - niet relevant voor het uitgavenkader;
  7. Interventies in de financiële sector en de afbouw hiervan tellen niet mee voor het uitgavenkader of inkomstenkader. Dit geldt ook voor maatregelen genomen met het oog op de financiële stabiliteit van het eurogebied;
  8. De uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland.

Bepaalde uitgavenmutaties vallen binnen het inkomstenkader en tellen op die wijze mee voor het EMU-saldo. Hierdoor worden deze buiten het uitgavenkader geplaatst:

  1. De zorgtoeslag, ETS-opbrengsten, COVA-heffing, de belasting en invorderingsrente (BIR), nabetaling ODE;
  2. Nederland heft invoerrechten namens de EU. Dit is een budgetneutrale transactie. Daarom vallen de EU-invoerrechten niet onder het inkomstenkader en worden de invoerrechten ook (na aftrek van de perceptiekosten) buiten het uitgavenkader geplaatst

Uitgavenmutaties waar het uitgavenkader voor wordt gecorrigeerd:

Voor bepaalde uitgavenmutaties wordt het uitgavenkader gecorrigeerd. Dit kan het gevolg zijn van beleidsmatige besluitvorming of van statistische ontwikkelingen. Het betreft de volgende uitgaven:

  1. Mutaties in de loon- en prijsontwikkeling (zie ook paragraaf 4.7);
  2. Mutaties als gevolg van het valutarisico van Defensie die zich voordoen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds;
  3. Werkloosheids- en bijstandsuitgaven (WW en WWB) die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes. Dit voorkomt noodzakelijke ombuigingen in slechte economische tijden en budgettaire ruimte in tijden van economische voorspoed en draagt zo bij aan automatische stabilisatie.

Overige uitgavenmutaties met een afwijkende behandeling

Voor nieuwe of geïntensiveerde geldstromen naar gemeenten en provincies geldt dat het vakdepartement zorgt en is verantwoordelijk voor een volledige dekking van de geldstroom inclusief de btw-component. Voorafgaand aan de verstrekking van de nieuwe of geïntensiveerde geldstroom toets het vakdepartement of er sprake is van compensabele btw. Indien dit het geval is stemt zij de hoogte van de btw-component af met de gemeente(n) en/of provincie(s) in kwestie. Deze btw-component moet vervolgens door het vakdepartement afgedragen worden aan de begroting van het BTW-compensatiefonds (BCF); de nieuwe of geïntensiveerde geldstroom exclusief compensabele btw wordt verstrekt aan de betreffende gemeente(n) en/of provincie(s). De hoogte van de btw-component wordt vooraf vastgesteld en de overdracht aan het BCF vindt gelijktijdig met de verstrekking aan gemeente(n) en/of provincie(s) plaats. Achteraf vinden er geen correcties plaats.

Generale uitgavenmutaties

Het uitgangspunt dat compensatie van mutaties plaats moet vinden binnen de departementale begroting, geldt niet voor mutaties in enkele uitgavencategorieën. Dit zijn de generale dossiers. Hiertoe behoren:

  1. Mutaties in het rendement op het vermogen van de Staat;
  2. Mutaties in de delfstofbaten (waaronder gasbaten en NORG)2
  3. Boetes en transacties op de JenV-begroting; – Afpakken op de JenV-begroting;
  4. Bewaken en Beveiligen op de JenV-begroting;
  5. Mutaties voor asiel op de JenV-begroting; 2 Subsidie-elementen in opbrengsten uit staatsvermogen (rente, dividend, delfstofbaten en veilingopbrengsten) die mogelijk gederfde opbrengsten impliceren, dienen vooraf inzichtelijk te zijn gemaakt met het oog op de integrale afweging tijdens het hoofdbesluitvormingsmoment.
  6. Autonome mutaties van de rente op studieleningen;
  7. Mutaties in het kader van de MH17 ramp;
  8. Mutaties in budgetten waarvoor een rekenregel (niet zijnde de macro-economische doorwerking) geldt, hieronder vallen onder andere de EU-afdrachten en de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds;
  9. Mutaties als gevolg van het valutarisico op de begroting van Koninkrijkrelaties;
  10. Mutaties voor onvoorziene uitgaven die noodzakelijk zijn om een grotere generale baat te realiseren.

Door deze uitgaven afwijkend te behandelen krijgt een departement geen budgettaire ruimte als rendementen op vermogen tijdelijk hoog zijn, maar staat een departement ook niet zelf aan de lat bij tegenvallende rendementen. Ook ontstaan er voor departementen geen budgettaire voor- of nadelen als zij worden geconfronteerd met mee- of tegenvallers waar zij zelf geen invloed op hebben. Voor andere onvoorziene grotere gebeurtenissen kan gelden dat budgettaire effecten in de praktijk niet in te passen zijn op departementale begrotingen. De MR kan dan desgewenst in deze gevallen gemotiveerd besluiten tot generale behandeling.

1.3 Bijlage afbakening en regels inkomstenkader

Voor het inkomstenkader zijn beleidswijzigingen in belastingen en wettelijke premies relevant.Belastingen zijn daarbij gedefinieerd als een verplichte betaling aan een overheid, zonder dat daar een directe tegenprestatie tegenover staat. Boetes en retributies vallen niet onder de definitie van het inkomstenkader. Hoewel wettelijke premies strikt genomen niet altijd aan alle voorwaarden voldoen (bijvoorbeeld nominale zorgpremies die aan zorgverzekeraars betaald worden), tellen deze wel mee voor het inkomstenkader. Fiscale regelingen tellen mee voor het inkomstenkader en toeslagen niet (behalve de zorgtoeslag die wel relevant is voor het inkomstenkader). Ook de budgettaire gevolgen van gerechtelijke uitspraken tellen mee voor het inkomstenkader. Indien een derving door een uitspraak in de toekomst optreedt, kan beoogd worden deze te voorkomen door reparatiewetgeving. In gevallen waarin een forse budgettaire derving optreedt die betrekking heeft op meerdere jaren uit het verleden, kan ervoor gekozen worden de dekking hiervoor ook over meerdere jaren te verspreiden (indien gerichte dekking bij de belanghebbenden niet mogelijk is).

Het uitgangspunt van het inkomstenkader is om de lasten toe te rekenen aan het moment van beleidswijziging (transactiebasis).Dat betalingen van bepaalde belastingsoorten op kasbasis pas later binnenkomen (bijvoorbeeld bij de inkomensheffing of vennootschapsbelasting), is wel relevant voor het EMU-saldo, maar niet voor het inkomstenkader. Voor maatregelen die leiden tot anticipatiegedrag of significante kasschuiven (bijvoorbeeld een verhoging van het box 2-tarief), kan voor het inkomstenkader gebruik gemaakt worden van een vlakke reeks op basis van de netto contante waarde. Dit voorkomt instabiel beleid dat nodig zou zijn om de forse gevolgen op kasbasis van bepaalde maatregelen jaarlijks te dekken. Tot slot zijn ook herijkingen van maatregelen lastenrelevant binnen het inkomstenkader, mits de herijking plaatsvindt voor de publicatie van het wetsvoorstel (of zo spoedig mogelijk daarna indien de termijn voor certificering anders te kort is).

Hoewel het inkomstenkader in principe wordt vastgelegd aan het begin van de kabinetsperiode, zijn kadercorrecties onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Bij een kadercorrectie wordt het inkomstenkader verhoogd of verlaagd, zodat er meer lastenverzwaring of lastenverlichting plaats kan vinden dan afgesproken bij de Startnota. Dit is toegestaan in uitzonderingssituaties waarin inkomsten en uitgaven niet gescheiden zijn. Dit geldt bij grote hervormingen waarin een collectief arrangement op een andere wijze wordt vormgegeven met mutaties aan zowel uitgaven- als inkomstenzijde. Daarnaast kan er sprake van zijn bij significante beleidswijzigingen aan de inkomstenkant, die een (zeer) beperkte doorwerking hebben aan de uitgavenkant (bijvoorbeeld de uitvoeringskosten van belastingmaatregelen). Indien in dat soort gevallen het inhoudelijk logischer en doelmatiger is om dekking voor die doorwerking te vinden aan de inkomstenkant, kan daarvoor een kadercorrectie toegepast worden. Voor de begrotingssystematiek zijn deze kadercorrecties van belang, maar deze correcties zijn niet relevant voor de ervaren lastenontwikkeling van burgers en bedrijven en tellen dus niet mee voor de beleidsmatige lastenontwikkeling.

Inkomstenkader en beleidsmatige lastenontwikkeling (blo)

De beleidsmatige lastenontwikkeling, onderverdeeld in burgers, bedrijven en buitenland geeft inzicht in het deel van de lasten dat wordt verlicht of verzwaard als gevolg van beleidskeuzes. De blo volgt het inkomstenkader, met de volgende uitzonderingen:

  1. In het inkomstenkader telt ook de zorgtoeslag mee, terwijl die niet in de blo­definitie zit.
  2. Premiebijstellingen van zorgverzekeraars na de MEV-raming tellen niet meer mee in het inkomstenkader, maar wel in de blo.
  3. Regelingen aan de uitgavenzijde van de begroting die via het fiscale instrumentarium worden verrekend met belastingen zijn niet relevant voor het inkomstenkader, maar wel voor de blo.
  4. Gerechtelijke uitspraken met fiscale consequenties tellen voor het inkomstenkader mee in het jaar dat derving optreedt, maar worden voor de blo teruggelegd naar het jaar waar ze betrekking op hebben.

1.4 Bijlage eindejaarsmarge en opbouw van meerjarencijfers en extrapolatie

Eindejaarsmarge

  1. De maximale eindejaarsmarge is 1 procent van de bruto-uitgaven op stand ontwerpbegroting (inclusief Nota’s van Wijziging en amendementen, exclusief HGIS). Begrotingsfondsen hebben een onbeperkte eindejaarsmarge.
  2. De definitieve omvang van de eindejaarsmarge wordt bepaald op basis van de slotwet. Het kabinet besluit bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar over het al dan niet uitkeren van de eindejaarsmarge. Dit wordt verwerkt in de voorjaarsnota.
  3. Gelijktijdig met het toevoegen van de eindejaarsmarge bij Voorjaarsnota wordt, onder de veronderstelling dat ook het komende jaar gebruik zal worden gemaakt van de eindejaarsmarge, op een aanvullende post een ramingstechnische veronderstelling van onderuitputting opgenomen (de zogenoemde in=uittaakstelling). De combinatie van de toevoeging aan de begrotingen en de ramingstechnische veronderstelling zorgt dat per saldo het totale uitgavenbeeld niet wijzigt. Onderuitputting die optreedt na de Voorjaarsnota kan worden ingezet om de in=uittaakstelling te vullen.
  4. Bij begrotingsfondsen wordt conform artikel 2.11, vierde lid van de CW, het jaarsaldo ten laste dan wel ten gunste van het daaropvolgende jaar gebracht. Dit betekent dat alleen voor begrotingsfondsen een eindejaarsmarge van 100 procent geldt.

Meerjarencijfers en extrapolatie

De ramingen van de uitgaven voor het begrotingsjaar en elk van de vijf daaropvolgende jaren (de meerjarenramingen) bestaan uit:

  1. De uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die zijn aangegaan tot en met het lopende begrotingsjaar of in dat jaar zullen worden aangegaan;
  2. De uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die in het eerstvolgende begrotingsjaar zullen worden aangegaan;
  3. De uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die in de jaren volgend op het eerstvolgende begrotingsjaar moeten worden aangegaan, omdat deze een technisch noodzakelijke voortzetting vormen van reeds eerdere aangegane verplichtingen;
  4. De overige verplichtingen, voortvloeiend uit bestaand beleid of afspraken op kabinets- of ministerieel niveau die in de jaren volgend op het eerstvolgend begrotingsjaar worden aangegaan.

Voor het extrapoleren van de meerjarencijfers gelden de volgende uitgangspunten:

  1. Bij de ramingen wordt rekening gehouden met bestaande wettelijke regelingen. Het extrapolatiejaar voor de departementale begrotingen en fondsen wordt beleidsarm geëxtrapoleerd. De demografische ontwikkeling is bepalend voor het beleidsarm extrapoleren. In alle gevallen moet het gaan om aan te gane verplichtingen en daaruit voortvloeiende uitgaven op grond van de voortzetting van bestaand of ongewijzigd beleid, of om uitgaven die door expliciete besluiten van de minister van Financiën of het kabinet zijn geaccordeerd. Indien bestaand beleid niet noodzakelijkerwijze impliceert dat nieuwe verplichtingen worden aangegaan (bijvoorbeeld bij projecten of eenmalige investeringen), dient te worden verondersteld dat geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan, tenzij is besloten om het beleid te continueren. Voor de economische groei wordt aangesloten bij de recentste MLT-raming van het CPB.Het extrapolatiejaar wordt kwantitatief (met prestatiegegevens) onderbouwd. Wanneer geen expliciete andersluidende afspraken bestaan, dienen het volume en de prijs die ten grondslag liggen aan de ramingen, constant gehouden te worden. Het extrapolatiejaar wordt ook kwalitatief (welke programma's, projecten, bijdragen, etc.) onderbouwd. De ramingen dienen te zijn gebaseerd op het in ongewijzigd tempo realiseren van meerjarige projecten.Wanneer reeds is afgesproken dat instrumenten een afloop kennen, dient deze afloop tot uiting te komen in de extrapolatie.
  2. Bij de extrapolatie van de uitgekeerde loon- en prijsontwikkeling op begrotingsfondsen waarvan de begrotingshorizon langer is dan de reguliere begrotingshorizon van t+5, geldt de volgende systematiek: voor de jaren na t+5 wordt de jaarlijkse grondslag vermenigvuldigd met de betreffende loon- en prijsindices uit het jaar t zoals volgens reguliere systematiek. Zo wordt ook op deze begrotingsfondsen een realistische inschatting van de loon- en prijsbijstelling gemaakt.

Kasschuiven

Uitgaven hebben over het algemeen een terugkerend karakter en worden daarom middels het uitgavenkader beheerst per jaar. Voor investeringsuitgaven met een eenmalig karakter die over meerdere jaren plaatsvinden, is de beheersing van het totaalbedrag relevanter dan het bedrag per jaar. Voor investeringsuitgaven kwalificeren enkel de investeringen uit de volgende begrotingsfondsen:

  1. het Mobiliteitsfonds;
  2. het Deltafonds;
  3. het Defensiematerieelbegrotingsfonds;

Voor de uitgaven binnen begrotingsfondsen geldt dat middelen vrij naar latere jaren mogen worden geschoven, bijvoorbeeld als een investeringsproject vertraging oploopt, mits de Europese begrotingsregels hier ruimte voor bieden.

1.5 Bijlage beheersing fiscale regelingen

Richtlijnen

Onder fiscale regelingen verstaan we regelingen die aan de volgende richtlijnen voldoen:

  1. De regeling heeft een beoogd beleidsdoel (bijvoorbeeld het stimuleren van een bepaalde activiteit), anders dan de algemene doelstelling van het belastingmiddel waar de regeling betrekking op heeft.
  2. De regeling leidt per saldo tot een beoogde derving van overheidsinkomsten, al dan niet in samenhang bezien met gerelateerde regelingen op hetzelfde terrein.

Beheersingskader

Het budgettaire belang van fiscale regelingen valt niet onder een met uitgaven vergelijkbaar strikt beheersingskader. Beleidsmatige mutaties aan de inkomstenkant en nieuwe fiscale regelingen worden geboekt onder het inkomstenkader.

Toetsing fiscale regelingen

Voor de introductie van nieuwe dan wel substantiële wijzigingen van bestaande fiscale regelingen en de evaluatie van fiscale regelingen geldt een verplicht toetsingskader, zoals opgenomen in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Met behulp van het toetsingskader kan worden afgewogen of (de intensivering van) een fiscale regeling de voorkeur heeft.

Indien een fiscale regeling negatief geëvalueerd wordt, is het uitgangspunt om deze regeling af te schaffen of zodanig aan te passen dat tegemoet wordt gekomen aan de aanbevelingen van de evaluatie. Indien de wens is om deze fiscale regeling toch te handhaven, dient de minister op wiens begroting de regeling staat de reden hiervoor toe te lichten in een kabinetsreactie aan de Kamer. Hierin dient expliciet te worden ingegaan op waarom de regeling niet wordt afgeschaft of aangepast.

Indien uit de evaluatie blijkt dat een fiscale regeling beter aan de uitgavenzijde kan worden vormgegeven is het uitgangspunt om de fiscale regeling conform de aanbeveling te verplaatsen. Indien de wens is om deze fiscale regeling toch te handhaven als fiscale regeling, dient de minister op wiens begroting de regeling staat de reden hiervoor toe te lichten in een kabinetsreactie aan de Kamer. Hierin dient expliciet te worden ingegaan op de reden om de regeling als fiscale regeling te handhaven.

Negatief geëvalueerde fiscale regelingen zijn regelingen die niet doelmatig en/of doeltreffend zijn, of niet door het toetsingskader fiscale regelingen komen.

Bij fiscale regelingen die niet overwegend positief worden geëvalueerd, of waarbij het moeilijk is om conclusies te trekken over de doeltreffend- en doelmatigheid, dient in de kabinetsreactie ingegaan te worden op de achtergrond hiervan en de mogelijkheden een dergelijke niet doorslaggevende evaluatie-uitkomst in de toekomst te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door de doelstelling aan te scherpen of door relevante data te verzamelen over de regeling.

Horizonbepalingen

Horizonbepalingen worden bij nieuwe regelingen in principe ingevoerd. Bij bestaande regelingen die recent geëvalueerd zijn, wordt in principe een horizonbepaling opgelegd indien het doel van tijdelijke aard is en/of er sprake is van een negatieve of discutabele evaluatie-uitkomst. Na een nieuwe evaluatie volgt een nieuwe weging. Er kan afgeweken worden van deze regel indien er goede redenen voor zijn, zoals:

  1. Regelingen die volgen uit Europese verplichtingen of internationale verdragen
  2. Regelingen met als doel om de uitvoering makkelijker te maken
  3. Regelingen die deel uitmaken van of nauw verbonden zijn aan de primaire heffingsstructuur
  4. Regelingen waarvan de afschaffing een disproportionele impact op doelgroep teweeg zou brengen of waarbij de toevoeging van een horizonbepaling het beleidsdoel zou ondergraven, bijvoorbeeld wanneer een regeling alleen het gewenste effect kan hebben als deze voor een langere periode bestaat.

In het geval bij afloop van de horizonbepaling blijkt dat realisaties afwijken van de verwachting bij invoering van de regeling, dan is de afwijking bij voorzetting van de regeling relevant voor het inkomstenkader.

Wanneer een automatische beëindiging van de fiscale regeling niet voor de hand ligt, kan een budgettaire bepaling worden ingevoerd. Dit betekent dat na een bepaalde horizon de budgettaire afwijking (gecorrigeerd voor inflatie en een onbenulligheidsmarge) van de regeling relevant is voor het inkomstenkader. Deze budgettaire bepalingen worden in principe alleen bij nieuwe regelingen ingevoerd en in kabinetsreacties bij recent geëvalueerde regelingen. De regelingen die geen horizonbepaling opgelegd krijgen, kunnen daarmee een budgettaire bepaling opgelegd krijgen. Uitzonderingen hierop zouden kunnen zijn:

  1. Regelingen die volgen uit Europese verplichtingen of internationale verdragen
  2. Regelingen die deel uitmaken van of nauw verbonden zijn aan de primaire heffingsstructuur (aftrek kosten onderhoudsverplichting, algemene heffingskorting)
  3. Regelingen die een budgettair belang van kleiner dan 5 miljoen hebben

Monitoring van individuele fiscale regelingen

De budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen aan de inkomstenkant zoals vrijstellingen, aftrekposten en verlaagde tarieven die de belastingopbrengst verkleinen, wordt jaarlijks gemonitord in de Miljoenennota. Substantiële opwaartse afwijkingen van het verwachte niveau aan het begin van de kabinetsperiode en relatief hoge endogene groei in de kabinetsperiode worden in de monitoring apart benoemd en geven in beginsel aanleiding tot het nemen van maatregelen om beter aan te sluiten bij het eerder geraamde budget.

Evaluaties

De maatregelen die in bijlage 9 van de Miljoenennota genoemd staan hebben een evaluatieverplichting. Bijlage 10 niet. Het departement op wiens begroting de fiscale regeling (extracomptabel) vermeld staat, is verantwoordelijk voor een tijdige uitvoering van de evaluatie.

De criteria voor uitzonderingen van deze regel kunnen zijn:

  1. Als een regeling al is geëvalueerd en er geen nieuwe informatie voorhanden is, kan de evaluatie worden uitgesteld, veel informatie is immers al beschikbaar. De verantwoordelijke departementen kunnen in overeenstemming met de toezichthouder op fiscale regelingen beslissen om middels een kabinetsreactie de evaluatietermijn met maximaal 4-7 jaar op te schorten. In de kabinetsreactie worden de conclusies van de vorige evaluatie opgenomen en de reden toegelicht waarom die conclusies nog steeds gelden en naar verwachting ook voor de komende maximaal 4-7 jaar.
  2. Dit kan besloten worden wanneer er sinds vorige evaluatie geen beleidswijzigingen of nieuwe informatie over de regeling voorhanden is. Hierdoor kan capaciteit ingezet worden op die plekken waar dat het meest nodig is.

Naast bovenstaande punten worden de evaluaties geprioriteerd op basis van criteria, zoals:

  1. Databeschikbaarheid
  2. Nieuwe informatie zoals beleidswijzigingen
  3. Beleidsinformatiebehoefte
  4. Budgettair belang

De evaluatie zelf wordt binnen 4 weken na oplevering gepubliceerd met een begeleidende brief waarin wordt aangekondigd dat het kabinet aan de slag gaat met de evaluatieresultaten en uiterlijk bij het volgende besluitvormingsmoment met een kabinetsreactie komt. Hier kan alleen gemotiveerd van worden afgeweken. De behandeling van de evaluaties van fiscale regelingen is bij voorkeur tijdens de voorjaarsbesluitvorming.

1.6 Bijlage beleidskader risicoregelingen

Het beleidskader risicoregelingen ziet toe op alle nieuwe en bestaande risicoregelingen die tussen een organisatie van de rijksoverheid en een organisatie buiten de ‘sector overheid’3 zijn overeengekomen. Onder risicoregelingen worden verstaan: (in)directe garanties en leningen.

Besluitvorming over een nieuwe en of aanpassing van een bestaande risicoregeling gebeurt aan de hand van het ‘toetsingskader risicoregelingen’. Voor de besluitvorming over risicoregelingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Over nieuwe risicoregelingen, dan wel de aanpassingen in bestaande regelingen, moet besluitvorming plaatsvinden in de ministerraad (MR). Besluitvorming over risicoregelingen gebeurt in principe bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar.
  2. Voornemens tot het opzetten van nieuwe risicoregelingen of wijzigingen van bestaande risicoregelingen worden tijdig kenbaar gemaakt aan het ministerie van Financiën. Deze voornemens worden besproken in de beleidsbrief. Dit ten behoeve van ordentelijke besluitvorming omtrent risicoregelingen.
  3. Het ministerie van Financiën dient akkoord te zijn met het ingevulde toetsingskader dat vervolgens ter besluitvorming voorgelegd wordt aan de MR. Na besluitvorming wordt het toetsingskader risicoregeling verzonden aan het parlement en wordt conform de instructies in de rijksbegrotingsvoorschriften periodiek verantwoording afgelegd.

Deze voorwaarden worden verder toegelicht in de procesbeschrijving risicoregelingen4die opgenomen is in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijk (HAFIR) en in de wettenpocket. Tevens wordt het toetsingskader risicoregelingen gepubliceerd in het HAFIR en in de wettenpocket. De hieronder besproken uitgangspunten vormen de basis voor het toetsingskader risicoregelingen4.

Probleemstelling en rol van de overheid

Het kabinet betracht zoveel mogelijk terughoudendheid bij het verlengen van bestaande of aangaan van nieuwe financiële risico’s. Echter, soms kan het aangaan van nieuwe financiële risico’s noodzakelijk zijn. Essentieel in de besluitvorming is daarom een adequate beschrijving van het probleem en een beschrijving waarom de voorgestelde risicoregeling het meest doelmatige en doeltreffende beleidsinstrument is in vergelijking met alternatieve beleidsinstrumenten. Het toetsingskader bespreekt wat deze overheidsinterventie legitimeert en of het ter compensatie is van risico’s die niet in de markt kunnen worden gedekt.

Risico's en risicobeheersing

De directe en indirecte financiële risico’s die de overheid loopt dienen goed inzichtelijk te worden gemaakt. Daarom wordt een deugdelijke onderbouwing van de directe en indirecte financiële risico’s die de overheid zal gaan dragen gegeven. Daarbij dient inzichtelijk te worden gemaakt welke aannames bij de risico-inschatting zijn gebruikt en waar deze risico-inschatting op gebaseerd is. Dit gebeurt op basis van het maximale risico dat per jaar kan optreden en de precieze kenmerken van het risico dat de regeling moet dekken.

Iedere risicoregeling dient eindig te zijn, en het risico dient gemaximeerd te zijn met een plafond. Als gedurende de uitvoering van de risicoregeling sprake blijkt te zijn van een onderbenutting van meer dan 10 procent van het plafond, dan wordt het plafond neerwaarts bijgesteld. Hierop is een uitzondering als aangetoond wordt dat een hoger plafond gerechtvaardigd is, omdat uit het meerjarig gebruik bijvoorbeeld blijkt dat er sprake is van sterke fluctuaties als gevolg van economische ontwikkelingen of omdat het gebruik van de regeling in de toekomst sterk zal toenemen.

In het toetsingskader dient ook een beschrijving te worden gegeven van alle risico-mitigerende maatregelen die worden gehanteerd om het risico voor de overheid zoveel mogelijk te beperken. Voorbeelden hiervan zijn het (gedeeltelijk) dekken van het risico (deels) door private financiële instellingen, als overheid beslag leggen op het vermogen van de tegenpartij en maatregelen of risicovoorzieningen die de afnemer van de risicoregeling moet treffen om het risico voor de overheid zoveel mogelijk te beperken.

Voor grote en complexe risico’s zal een second opinion gevraagd worden aan een onafhankelijke gespecialiseerde partij ten aanzien van de risico-inschatting en -beheersing en premiestelling. Zowel het beleidsdepartement als het ministerie van Financiën kunnen om dergelijke expertise verzoeken. Het beleidsdepartement draagt hiervoor de kosten.

Risicopremie en risicovoorziening en budgettaire verwerking

In het geval wordt besloten tot een risicoregeling wordt er een premie gevraagd die een zo reëel mogelijke weergave vormt van hetrisico. De premie is in principe de optelsom van de verwachte schade, de uitvoeringskosten en een risico-opslag. De verwachte schade wordt bepaald op basis van een onderbouwde raming die bij het ministerie van Financiën wordt voorgelegd.

De risico-opslag dient (zoveel mogelijk) overeen te komen met gangbare risicopremies die worden gehanteerd bij vergelijkbare marktactiviteiten. Er worden twee typen risicoregelingen onderscheiden: risicoregelingen met begrote schade en risicoregelingen zonder begrote schade. Voor alle risicoregelingen wordt in de begroting een ontvangstenraming voor de premieontvangsten opgenomen. Voor risicoregelingen met begrote schade wordt tevens een raming van de schade-uitgaven opgenomen.

Bij risicoregelingen met begrote schade wordt tevens een risicovoorziening aangemaakt. Dit in de vorm van een begrotingsreserve. Ontvangen premies en niet-gerealiseerde schade-uitgaven worden in principe aan het einde van het begrotingsjaar in de begrotingsreserve gestort. Wanneer schade-uitgaven de uitgavenraming overstijgen, wordt dit tekort gedekt vanuit de begrotingsreserve.

Een begrotingsreserve wordt op grond van artikel 2.21 eerste lid van de Comptabiliteitswet in overeenstemming met de minister van Financiën ingesteld. In het instellingsbesluit worden de voorwaarden van de begrotingsreserve opgenomen.

Vormgeving en budgettaire inpasbaarheid van de risicoregeling

Bij nieuwe risicoregelingen en aanpassingen van bestaande regelingen zal er een versobering van (andere) risicoregelingen plaatsvinden. Indien een departement zelf geen risicoregelingen heeft waarmee vrije ruimte voor een nieuwe risicoregeling kan worden gecreëerd, dan kan het departement nieuwe ruimte voor de risicoregelingen organiseren door een substantiële eerste storting in een risicovoorziening (begrotingsreserve).

De minister van Financiën zal bij het inrichten van een risicovoorziening voorwaarden stellen. De exacte vormgeving van de risicovoorziening wordt vastgelegd in een brief van het ministerie van Financiën aan het beleidsdepartement.

Horizonbepaling en evaluatie

Iedere risicoregeling kent een horizonbepaling. De standaardtermijn voor een horizonbepaling is vijf jaar.

Ten tijde van het bereiken van de horizon uit de horizonbepaling wordt een evaluatie van de risicoregeling uitgevoerd. Daarbij worden de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de risicoregeling onderzocht. De kwaliteitseisen voor dit onderzoek zijn beschreven in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek.

Risicoregelingenbeleid in crisistijden

Het bovenstaande is relevant onder ‘normale’ omstandigheden. Het is mogelijk dat het kabinet bij een zware crisis een ruimhartiger risicoregelingenbeleid voert, omdat garanties en leningen vaak een geschikt instrument zijn om risico’s uit de economie mee op te vangen en over te nemen via de overheidsbegroting. De ‘tenzij-clausule’ is dan noodzakelijkerwijs vaker van toepassing. Crisisgerelateerde risicoregelingen zijn primair bedoeld om de schade aan de economie te beperken, niet om een marktfalen op te lossen, en zijn daarom anders in opzet dan reguliere regelingen. Vereiste is dat ze een tijdelijk karakter hebben met een kortere horizonbepaling. Bij crisisgerelateerde regelingen worden ontvangsten en uitgaven ten laste van de staatsschuld geboekt en kennen daarom geen risicovoorziening.

De relevante wet en regelgeving met betrekking tot risicoregelingen bestaat uit de volgende documenten:

  1. Comptabiliteitswet;
  2. Rijksbegrotingsvoorschriften;
  3. Begrotingsregels zoals vastgelegd door het kabinet;
  4. ABC­fiche begrotingsreserves;
  5. HAFIR algemeen;
  6. Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek.

2 Budgettaire kerngegevens en kadertoets

2.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2029. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2025 425,1 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 457 miljard euro in 2025.

Inkomsten (belastingen en sociale premies) 405,6 425,1 447,0 469,2 487,0 504,9
Reguliere netto-uitgaven binnen het uitgavenkader 396,0 427,0 455,0 476,9 494,2 512,7
Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo 27,4 29,9 37,2 21,8 23,1 25,3
Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo 423,4 457,0 492,2 498,6 517,4 538,0
EMU-saldo centrale overheid ‒ 17,9 ‒ 31,9 ‒ 45,2 ‒ 29,4 ‒ 30,4 ‒ 33,1
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 0,6 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,8
EMU-saldo collectieve sector ‒ 18,5 ‒ 32,6 ‒ 45,9 ‒ 30,1 ‒ 31,1 ‒ 33,9
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) ‒ 1,6% ‒ 2,8% ‒ 3,7% ‒ 2,4% ‒ 2,4% ‒ 2,5%
EMU-schuld collectieve sector 498,8 548,4 613,8 646,8 681,0 717,3
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) 44,2% 46,6% 50,1% 50,7% 51,6% 52,5%
Bruto binnenlands product (bbp) 1.128 1.176 1.225 1.275 1.320 1.367

Het geraamde EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 31,9 miljard euro in 2025 en 33,1 miljard euro in 2029. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 0,7 miljard euro in 2025 en 0,8 miljard euro in 2029. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 32,6 miljard euro in 2025 en 33,9 miljard euro in 2029. Dit komt overeen met respectievelijk ‒ 2,8% en ‒ 2,5% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2029 een niveau van 52,5% van het bbp.

2.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2025. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 2.3.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 3.2 in bijlage 3) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 3.3 in bijlage 3). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en gasbaten.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën.

Inkomsten 425,1 Tabel 4.1
Uitgaven
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt 114,9
H15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid 30,7 Tabel 3.5 bijlagen MN
H40: Premiegefinancierde uitgaven 82,9 Tabel 3.5 bijlagen MN
H83: Koppeling uitkeringen 1,3 Tabel 3.5 bijlagen MN
Zorg 114,6
H16: Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6,9 Tabel 3.5 bijlagen MN
H41: Premiegefinancierde uitgaven 100,7 Tabel 3.5 bijlagen MN
Zorgtoeslag en TSZ 7,1 Hoofdstuk 16 artikel 8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 53,4
H8: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 53,4 Tabel 3.5 bijlagen MN
Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds 53,4
H50+H60: Gemeentefonds en accres Gemeentefonds 45,5 Tabel 3.5 bijlagen MN
H51+H61: Provinciefonds en accres Provinciefonds 3,7 Tabel 3.5 bijlagen MN
Btw-compensatiefonds 4,2 Hoofdstuk 9B artikel 6
Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingshulp 11,4
H5: Buitenlandse Zaken 3,9 Tabel 3.5 bijlagen MN
H17: Buitenlandse Handel en Ontwikkelinghulp 3,3 Tabel 3.5 bijlagen MN
EU-afdrachten Invoerrechten 4,1 Hoofdstuk 5 artikel 3.1.10
Justitie en Veiligheid 16,6
H6: Justitie en Veiligheid 16,6 Tabel 3.5 bijlagen MN
Defensie 19,4
H10: Defensie 10,3 Tabel 3.5 bijlagen MN
H66: Defensiematerieelbegrotingsfonds 9,1
Infrastructuur en Waterstaat 14,1
H12: Infrastructuur en Waterstaat 14,1 Tabel 3.5 bijlagen MN
H55: Mobiliteitsfonds 0,0 Tabel 3.5 bijlagen MN
H65: Deltafonds 0,0 Tabel 3.5 bijlagen MN
Rentelasten 8,7
Rentelasten staatsschuld 7,7 Hoofdstuk 9A artikel 11
Rentelasten schatkistbankieren 1,0 Hoofdstuk 9A artikel 12
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 3,6
H7: Binnenlandse Zaken 3,3 Tabel 3.5 bijlagen MN
H4: Koninkrijksrelaties 0,2 Tabel 3.5 bijlagen MN
H64: BES-fonds 0,1 Tabel 3.5 bijlagen MN
Economische Zaken 3,2
H13: Economische Zaken 2,8 Tabel 3.5 bijlagen MN
H70: Nationaal Groeifonds 0,4
Klimaat en Groene Groei 3,6
H23: Klimaat en Groene Groei 2,8 Tabel 3.5 bijlagen MN
H71: Klimaatfonds 0,8 Tabel 3.5 bijlagen MN
Asiel en Migratie 5,6
H20: Asiel en Migratie 5,6 Tabel 3.5 bijlagen MN
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 8,9
H22: Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 8,9 Tabel 3.5 bijlagen MN
Financiën 7,1
H9b: Financiën 11,3 Tabel 3.5 bijlagen MN
af: Btw-compensatiefonds ‒ 4,2 Hoofdstuk 9B artikel 6
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 4,7
H14: Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 4,7 Tabel 3.5 bijlagen MN
Oekraïne (binnenlandse en buitenlandse steun) 7,3
Niet kaderrelevante uitgaven Oekraïne 7,3 Tabel 22 bijlagen MN
Overig 6,4
1. Totaal inkomsten 425,1 Tabel 2.1 bijlagen MN
2. Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo 457,0 Tabel 2.1 bijlagen MN
3. EMU-saldo centrale overheid (=1-2) ‒ 31,9 Tabel 2.1 bijlagen MN

3 Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 3.1 bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenkader. De meeste netto-uitgaven vallen onder dit uittgavenkader. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder het kader vallen. Deze worden de niet-kaderrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

Voorts zijn de uitgaven in tabel 3.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven samengenomen.

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 302.693 322.509 356.525 335.438 348.379 361.717 Tabel 3.4
Premiegefinancierde netto-uitgaven 171.153 183.543 194.349 207.639 218.421 231.119 Tabel 3.5
Waarvan premiegefinancierde netto-uitgaven Sociale Zekerheid 77.644 82.862 87.825 92.260 97.011 102.423
Waarvan premiegefinancierde netto-uitgaven Zorg 93.509 100.681 106.525 115.379 121.410 128.696
Totaal netto-uitgaven 473.845 506.053 550.874 543.077 566.801 592.836
Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenkader 396.045 427.018 455.023 476.882 494.244 512.682 Tabel 3.5
Netto-uitgaven buiten het uitgavenkader 77.800 79.035 95.851 66.195 72.557 80.154 Tabel 3.6
Totaal netto-uitgaven 473.845 506.053 550.874 543.077 566.801 592.836

Tabel 3.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 7 EMU-saldo.

1 De Koning 58 59 59 59 59 59
2A Staten-Generaal 283 267 261 254 266 250
2B Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad 195 192 180 187 179 176
3 Algemene Zaken 116 101 101 99 96 95
4 Koninkrijksrelaties 205 263 214 206 178 149
5 Buitenlandse Zaken 11.793 12.262 15.676 15.198 16.463 16.944
6 Justitie en Veiligheid 27.120 18.325 18.353 18.329 18.248 18.251
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 11.543 5.084 4.545 3.294 3.052 2.174
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 58.061 57.597 56.094 56.963 54.936 54.606
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 12.119 13.333 15.334 17.700 19.237 21.107
9B Financiën 26.252 27.662 28.809 11.046 10.026 10.073
10 Defensie 13.424 12.244 12.391 10.737 10.949 11.092
12 Infrastructuur en Waterstaat 14.126 14.111 15.839 15.863 15.119 15.133
13 Economische Zaken 11.370 3.252 2.933 2.616 2.397 2.237
14 Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 4.385 4.731 2.995 2.324 1.828 1.607
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 63.634 59.997 64.414 67.273 69.328 71.745
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 37.927 36.502 38.502 40.224 42.636 44.801
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 3.928 3.598 3.120 3.124 3.611 3.923
20 Asiel en Migratie 0 9.481 9.769 2.854 1.219 1.219
22 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 0 9.387 9.275 9.490 9.294 9.384
23 Klimaat en Groene Groei 0 4.509 5.550 5.589 5.646 5.326
50 Gemeentefonds 43.837 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707
51 Provinciefonds 3.870 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294
55 Mobiliteitsfonds 10.190 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686
58 Diergezondheidsfonds 41 36 37 37 38 38
60 Accres Gemeentefonds 0 608 2.620 4.614 6.531 8.489
61 Accres Provinciefonds 0 116 312 484 652 823
64 BES-fonds 94 89 89 90 91 93
65 Deltafonds 1.648 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 8.243 9.775 12.323 12.690 13.073 12.708
70 Nationaal Groeifonds 89 393 734 617 913 950
71 Klimaatfonds 0 758 2.783 2.440 2.936 2.488
80 Prijsbijstelling 0 1.502 2.912 4.436 6.094 7.667
81 Arbeidsvoorwaarden 0 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804
83 Koppeling Uitkeringen 0 1.311 2.286 3.437 4.539 5.658
86 Aanvullende Post ‒ 8.160 ‒ 2.283 11.896 7.966 7.280 5.952
90 Consolidatie1 ‒ 10.574 ‒ 10.473 ‒ 12.264 ‒ 12.214 ‒ 11.630 ‒ 11.752
HGIS Internationale Samenwerking2 (12.134) (10.724) (10.932) (6.963) (7.040) (7.453)
Totaal 345.817 358.411 393.476 376.560 386.711 398.690
  1. In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.
  2. In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 3.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in .

1 De Koning 2 0 0 0 0 0
2A Staten-Generaal 4 4 4 4 4 4
2B Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad 6 6 6 6 6 6
3 Algemene Zaken 9 9 9 9 9 9
4 Koninkrijksrelaties 149 205 224 148 239 303
5 Buitenlandse Zaken 3.749 3.654 2.822 1.233 1.266 1.303
6 Justitie en Veiligheid 1.584 1.650 1.751 1.781 1.806 1.837
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1.034 1.772 2.176 1.919 946 822
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2.156 2.274 2.354 2.451 2.552 2.647
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 18.730 15.224 15.375 17.029 16.505 15.919
9B Financiën 4.618 3.658 4.426 4.665 4.582 4.561
10 Defensie 463 245 275 384 144 144
12 Infrastructuur en Waterstaat 78 41 580 1.115 1.116 1.110
13 Economische Zaken 6.720 497 491 235 241 437
14 Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 158 74 92 134 146 64
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2.501 2.502 2.498 2.466 2.374 2.304
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 283 285 201 180 183 183
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 70 53 48 45 43 42
20 Asiel en Migratie 0 13 14 14 14 14
22 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 0 484 479 467 468 464
23 Klimaat en Groene Groei 0 2.418 2.419 6.120 4.901 3.887
55 Mobiliteitsfonds 9.763 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686
58 Diergezondheidsfonds 32 54 36 37 38 38
65 Deltafonds 1.440 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 161 97 151 153 172 160
70 Nationaal Groeifonds ‒ 10 0 0 0 0 0
83 Koppeling Uitkeringen 0 4 18 29 38 47
90 Consolidatie ‒ 10.574 ‒ 10.473 ‒ 12.264 ‒ 12.214 ‒ 11.630 ‒ 11.752
HGIS Internationale Samenwerking (527) (425) (300) (405) (159) (157)
Totaal 43.124 35.902 36.951 41.122 38.331 36.973

Tabel 3.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 3.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 3.3.

1 De Koning 57 59 59 59 59 59
2A Staten-Generaal 279 263 257 250 263 246
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 188 186 174 181 172 170
3 Algemene Zaken 107 93 92 90 87 86
4 Koninkrijksrelaties 56 58 ‒ 10 58 ‒ 61 ‒ 154
5 Buitenlandse Zaken 8.043 8.609 12.854 13.965 15.197 15.641
6 Justitie en Veiligheid 25.537 16.676 16.602 16.547 16.442 16.414
7 Binnenlandse Zaken 10.509 3.312 2.369 1.375 2.105 1.353
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 55.906 55.323 53.740 54.513 52.384 51.960
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) ‒ 6.611 ‒ 1.891 ‒ 41 671 2.732 5.188
9B Financiën 21.634 24.004 24.383 6.380 5.445 5.512
10 Defensie 12.961 11.999 12.116 10.353 10.805 10.948
12 Infrastructuur en Waterstaat 14.048 14.070 15.259 14.748 14.003 14.023
13 Economische Zaken 4.650 2.754 2.442 2.380 2.156 1.800
14 Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 4.228 4.657 2.903 2.190 1.682 1.543
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 61.133 57.495 61.916 64.808 66.954 69.441
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 37.644 36.218 38.300 40.044 42.452 44.617
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 3.859 3.545 3.071 3.079 3.568 3.881
20 Asiel en Migratie 0 9.468 9.755 2.840 1.205 1.205
22 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 0 8.903 8.797 9.022 8.826 8.920
23 Klimaat en Groene Groei 0 2.091 3.131 ‒ 531 745 1.439
50 Gemeentefonds 43.837 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707
51 Provinciefonds 3.870 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294
55 Mobiliteitsfonds 427 0 0 0 0 0
58 Diergezondheidsfonds 9 ‒ 18 1 0 0 0
60 Accres Gemeentefonds 0 608 2.620 4.614 6.531 8.489
61 Accres Provinciefonds 0 116 312 484 652 823
64 BES-fonds 94 89 89 90 91 93
65 Deltafonds 208 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 8.082 9.679 12.172 12.537 12.901 12.548
70 Nationaal Groeifonds 99 393 734 617 913 950
71 Klimaatfonds 0 758 2.783 2.440 2.936 2.488
80 Prijsbijstelling 0 1.502 2.912 4.436 6.094 7.667
81 Arbeidsvoorwaarden 0 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804
83 Koppeling Uitkeringen 0 1.307 2.268 3.409 4.501 5.611
86 Aanvullende Post ‒ 8.160 ‒ 2.283 11.896 7.966 7.280 5.952
90 Consolidatie 0 0 0 0 0 0
HGIS Internationale Samenwerking (11.607) (10.300) (10.632) (6.558) (6.881) (7.296)
Totaal 302.693 322.509 356.525 335.438 348.379 361.717

De tabel 3.5 toont de netto-uitgaven onder het uitgavenkader, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk.

1 De Koning 57 59 59 59 59 59
2A Staten-Generaal 279 263 257 250 263 246
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 188 186 174 181 172 170
3 Algemene Zaken 107 93 92 90 87 86
4 Koninkrijksrelaties 7 208 158 149 121 108
5 Buitenlandse Zaken 3.673 3.934 8.004 9.214 10.558 10.852
6 Justitie en Veiligheid 21.871 16.649 16.582 16.534 16.428 16.400
7 Binnenlandse Zaken 10.519 3.312 2.369 1.375 2.105 1.353
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 53.493 53.405 52.187 53.367 51.613 51.383
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 21 21 21 21 21 21
9B Financiën 10.260 11.336 9.887 9.384 8.449 8.505
10 Defensie 10.064 10.276 10.247 10.593 10.805 10.948
12 Infrastructuur en Waterstaat 14.047 14.070 15.798 15.832 15.090 15.105
13 Economische Zaken 5.724 2.772 2.597 2.367 2.173 1.800
14 Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 4.228 4.657 2.903 2.190 1.682 1.543
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 31.679 30.724 31.886 32.356 32.526 32.879
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6.878 6.903 6.038 5.436 4.986 4.676
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 3.648 3.323 3.084 3.088 3.575 3.888
20 Asiel en Migratie 0 5.621 5.915 1.672 1.205 1.205
22 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 0 8.936 8.829 9.055 8.816 8.910
23 Klimaat en Groene Groei 0 2.813 4.542 4.707 5.119 4.939
40 Sociale Verzekeringen 77.644 82.862 87.825 92.260 97.011 102.423
41 Premiegefinancierde Zorg 93.509 100.681 106.525 115.379 121.410 128.696
50 Gemeentefonds 43.837 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707
51 Provinciefonds 3.870 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294
55 Mobiliteitsfonds 427 0 0 0 0 0
60 Accres Gemeentefonds 0 608 2.620 4.614 6.531 8.489
61 Accres Provinciefonds 0 116 312 484 652 823
64 BES-fonds 94 89 89 90 91 93
65 Deltafonds 208 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 7.785 9.145 11.720 12.274 12.390 12.468
70 Nationaal Groeifonds 89 393 734 617 913 950
71 Klimaatfonds 0 758 2.783 2.440 2.936 2.488
80 Prijsbijstelling 0 1.313 2.555 3.905 5.417 6.809
81 Arbeidsvoorwaarden 0 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804
83 Koppeling Uitkeringen 0 1.307 2.268 3.409 4.501 5.611
86 Aanvullende Post ‒ 8.160 ‒ 2.283 3.396 7.666 7.280 5.952
90 Consolidatie 0 0 0 0 0 0
HGIS Internationale Samenwerking (11.607) (10.300) (10.632) (6.558) (6.881) (7.296)
Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenkader 396.045 427.018 455.023 476.882 494.244 512.682

Tabel 3.6 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenkader. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenkader zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

4 Koninkrijksrelaties 48 ‒ 150 ‒ 168 ‒ 91 ‒ 182 ‒ 262
5 Buitenlandse Zaken 4.370 4.674 4.850 4.752 4.639 4.789
6 Justitie en Veiligheid 3.666 26 20 13 13 13
7 Binnenlandse Zaken ‒ 9 0 0 0 0 0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2.413 1.917 1.552 1.145 771 577
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) ‒ 6.632 ‒ 1.912 ‒ 62 649 2.711 5.167
9B Financiën 11.374 12.668 14.496 ‒ 3.004 ‒ 3.004 ‒ 2.993
10 Defensie 2.897 1.722 1.869 ‒ 241 0 0
12 Infrastructuur en Waterstaat 1 0 ‒ 539 ‒ 1.084 ‒ 1.087 ‒ 1.082
13 Economische Zaken ‒ 1.074 ‒ 17 ‒ 155 13 ‒ 17 0
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 29.454 26.771 30.030 32.451 34.428 36.562
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 30.766 29.315 32.262 34.608 37.467 39.942
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 211 221 ‒ 12 ‒ 9 ‒ 8 ‒ 7
20 Asiel en Migratie 0 3.847 3.840 1.168 0 0
22 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 0 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 33 10 10
23 Klimaat en Groene Groei 0 ‒ 721 ‒ 1.410 ‒ 5.238 ‒ 4.373 ‒ 3.499
55 Mobiliteitsfonds 0 0 0 0 0 0
58 Diergezondheidsfonds 9 ‒ 18 1 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 298 534 452 263 511 80
70 Nationaal Groeifonds 10 0 0 0 0 0
80 Prijsbijstelling 0 189 357 531 677 857
81 Arbeidsvoorwaarden 0 0 0 0 0 0
86 Aanvullende Post 0 0 8.500 300 0 0
HGIS Internationale Samenwerking (3.209) (2.054) (1.972) (167) (34) (35)
Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenkader 77.800 79.035 95.851 66.195 72.557 80.154

Tabel 3.7 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.

5 Buitenlandse Zaken 2.611 2.223 2.336 2.269 2.266 2.303
6 Justitie en Veiligheid 1.331 64 37 37 37 37
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 0 0 0 0 0 0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 118 115 107 106 106 102
9B Financiën 281 326 332 431 208 276
10 Defensie 285 231 232 234 230 230
12 Infrastructuur en Waterstaat 33 38 25 22 18 19
13 Economische Zaken 42 30 29 28 27 27
14 Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 42 39 39 37 35 35
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 1 1 1 1 1
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 8 8 6 6 5 5
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 3.648 3.323 3.084 3.088 3.575 3.888
20 Asiel en Migratie 0 1.833 2.398 465 337 337
23 Klimaat en Groene Groei 0 2 2 2 2 2
86 Aanvullende Post 0 12 31 0 0 0
Totaal kaderrelevante netto-uitgaven HGIS 8.398 8.246 8.659 6.725 6.847 7.261
5 Buitenlandse Zaken 30 55 61 28 28 28
6 Justitie en Veiligheid 13 13 13 13 13 13
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1 0 0 0 0 0
9B Financiën 34 42 42 42 1 1
10 Defensie 2.889 1.722 1.869 ‒ 241 0 0
12 Infrastructuur en Waterstaat 1 0 0 0 0 0
13 Economische Zaken 30 0 0 0 0 0
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 211 221 ‒ 12 ‒ 9 ‒ 8 ‒ 7
Totaal niet-kaderrelevante netto-uitgaven HGIS 3.209 2.054 1.972 ‒ 167 34 35

4 Inkomstenkader

1. Uitleg inkomstenkader tijdens kabinetsperiode

Tabel 4.1 bevat alle nieuwe maatregelen en mee- en tegenvallers sinds het hoofdlijnenakkoord, inclusief toelichting. Tabel 4.2 bevat een overzicht van de lastenmaatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord.

Koopkracht en lastenverlichting
1 Aanpassingen algemene heffingskorting 0 1.096 1.099 1.041 897 897 897
2 Aanpassen tarieven inkomstenbelasting en introductie extra schijf 0 ‒ 4.450 ‒ 4.966 ‒ 5.437 ‒ 5.673 ‒ 5.819 ‒ 4.983
3 Dekking uit maatregelen 1, 6c1, 6c2, 47 uit het HLA 0 3.354 3.867 4.396 4.776 4.922 4.086
Dekking derving box 3 en Duitse vastgoedfondsen
4 Uitspraak Hoge Raad box 3 ‒ 6.385 ‒ 1.695 ‒ 1.751 0 0 0 0
5 Uitspraak Hoge Raad Duitse vastgoedfondsen ‒ 1.053 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6
6 Infaseren koopkrachtenveloppen (maatregel 1 HLA) 0 1.350 800 350 0 0 0
7 Versnellen verhoging AWf naar 2025 0 245 0 0 0 0 0
8 Terugdraaien verlaging box 3-tarief 0 100 100 100 100 100 100
9 Verhogen AOF-premie met ca. 0,03%-punt 0 80 80 80 80 80 80
Overige besluitvorming
10 Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven 0 ‒ 440 ‒ 361 ‒ 379 ‒ 381 ‒ 362 ‒ 362
11 Doorwerking ontwikkeling zorgpremies op zorgtoeslag 0 84 70 74 75 71 71
12 Compensatie zorgpremies via tarief eerste schijf IB (voor deel burgers) 0 213 174 181 182 173 173
13 Compensatie zorgpremies via Aof (voor deel bedrijven) 0 143 117 123 124 118 118
14 Tegenvaller tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije auto’s 0 ‒ 42 ‒ 96 ‒ 165 ‒ 228 ‒ 248 61
15 Verlaging tariefkorting naar 25% 0 0 159 182 262 218 23
16 Vertraagd infaseren CO2-heffing glastuinbouw 0 ‒ 15 ‒ 12 ‒ 8 ‒ 5 ‒ 2 0
17 Verlaging budget energie-investeringsaftrek 0 10 10 10 10 2 0
18 Technische invulling stelpost fiscale regelingen 0 0 ‒ 250 ‒ 250 ‒ 250 ‒ 250 ‒ 250
19 Dekking voor de stelpost fiscale regelingen via beperkt toepassen tabelcorrectiefactor in de inkomstenbelasting 0 0 250 250 250 250 250
20 30%-regeling naar forfait van 27% per 2027 0 ‒ 3 ‒ 43 3 ‒ 40 ‒ 59 ‒ 59
21 Salarisnorm verhogen binnen de 27%-regeling (30%-regeling) van € 46.107 naar € 50.436 met overgangsrecht 0 0 0 17 21 22 22
22 Schrappen van de versobering van de giftenaftrek in de IB 0 ‒ 51 ‒ 51 ‒ 51 ‒ 164 ‒ 189 ‒ 189
23 Introductie algemeen woningtarief van 8% in de OVB voor woningen zonder zelfbewoning 0 0 ‒ 108 ‒ 108 ‒ 108 ‒ 108 ‒ 108
24 Technische aanpassing: dekking OVB-tarief uit middelen woningbouwimpuls 0 30 46 132 130 138 0
25 Vertraagd invoeren hogere kansspelbelasting 0 ‒ 100 0 0 0 0 0
26 Verhogen forfait aftrekbaar bedrag extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit in de inkomstenbelasting 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
27 Doorwerking maatregelen envelop Groepen in de knel op de zorgtoeslag 0 ‒ 1 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6
28 Dekking voor maatregelen uit envelop Groepen in de knel 0 2 7 7 7 7 7
Overige ontwikkelingen
29 Vermogenverdeling huwelijk schenk- en erfbelasting ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
30 Uitstel pensioen bedrag ineens ‒ 13 ‒ 13 0 0 0 0 0
31 ETS2 opt-in 0 0 0 329 243 205 0
32 Vaststelling Whk-premie door UWV 0 201 201 201 201 201 201
33 Compensatie voor Whk-premie via Aof-premie 0 ‒ 201 ‒ 201 ‒ 201 ‒ 201 ‒ 201 ‒ 201
34 Vervallen dekking terugdraaien doorwerking verhoging WML op arbeidskorting 0 ‒ 46 ‒ 47 ‒ 47 ‒ 46 ‒ 43 ‒ 25
35 Wijzigen grondslag aftrekbeperking gemengde kosten in de vennootschapsbelasting 0 0 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
36 Wijziging in het Awir-partnerbegrip (zorgtoeslag) 0 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
37 Verhoging normpercentages tot het drempelinkomen met 0,002%-punt (zorgtoeslag) 0 3 3 3 3 3 4
Herijkingen
38 Accijnsverlaging brandstoffen verlengen t/m 2025 0 65 0 0 0 0 0
39 Terugdraaien verhoging box 2-tarief 0 4 4 4 4 4 4
40 Verlagen energiebelasting 1e en 2e schijf EB aardgas met 2,82 cent per m3 0 0 0 0 0 0 ‒ 28
41 Renteaftrekbeperking Vpb van 20% naar Europees gemiddelde 25% ‒ 4 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 5 ‒ 5
42 Afschaffen verlaagde btw-tarief voor culturele goederen en diensten, exclusief bioscopen en dagrecreatie 0 0 276 276 276 276 276
43 Salderingsregeling 0 0 0 ‒ 47 ‒ 49 ‒ 49 ‒ 55
44 Afschaffen verlaagde btw-tarief voor logies, exclusief kamperen 0 0 ‒ 102 ‒ 102 ‒ 102 ‒ 102 ‒ 102
45 Maatregelen pakket BES-eilanden 2025 0 ‒ 1 ‒ 1 0 0 0 0
46 Aanpassing grens voor kwijtschelding Rijksbelastingen 16 21 21 21 21 21 21
47 Invoeren aftrekherziening btw op onroerende investeringsdiensten (kortdurende verhuurconstructies) 0 0 43 43 43 43 43
48 Opnieuw indienen afbouwen vrijstelling duaal en non-energetisch verbruik kolenbelasting 0 0 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 1
49 Aanpassen drempel earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen (antifragmentatiemaatregel) 3 3 ‒ 2 ‒ 6 ‒ 7 ‒ 8 ‒ 10
50 Repareren heffingsrecht Nederland 0 1 1 1 1 1 1
51 Aanpassen kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting (OVB) 0 1 1 1 1 1 1
52 Aanpassen splitsingsvrijstelling OVB 0 9 17 17 17 17 17
53 Aanpak rollatorinvesteringen Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) 0 0 9 9 9 9 9
54 Aanpak dubbel gebruik belastingconstructie in bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) 0 0 ‒ 7 ‒ 6 0 0 0
55 Herinvoeren overdraagbare algemene heffingskorting (eenverdienersproblematiek) 0 0 0 0 ‒ 30 ‒ 28 0
56 Aanpassen tarieftabel belasting voor personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor plug-in hybride auto’s 0 9 2 ‒ 29 ‒ 77 ‒ 87 ‒ 111
57 Stroomlijnen definities voertuigen in de BPM en MRB 0 1 1 0 0 0 0
58 Verlagen instap tweede schijf inkomstenbelasting Caribisch Nederland naar $ 50.000 0 4 4 4 4 4 4
Technische aanpassingen inkomsten/uitgaven
59 Verwachte inkomsten CO2-heffing bij AVI’s tijdens kabinetsperiode 0 0 0 51 99 0 0
60 Verwachte inkomsten CO2-heffing bij overige belastingplichtigen tijdens kabinetsperiode 0 17 61 88 125 0 0
61 Technische aanpassing voor overheveling middelen CO2-heffing industrie naar klimaatfonds 0 ‒ 17 ‒ 61 ‒ 139 ‒ 224 0 0
62 Premieverlaging Caribisch Nederland ‒ 4 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8
63 Technische aanpassing voor dekking premieverlaging Caribisch Nederland 4 8 8 8 8 8 8
64 Vrachtwagenheffing 0 0 349 755 749 735 735
65 Technische aanpassing terugsluis vrachtwagenheffing 0 0 ‒ 349 ‒ 755 ‒ 749 ‒ 735 ‒ 735
66 Envelop Groepen in de knel van lasten naar uitgaven 0 236 231 231 243 217 494

1. Aanpassingen algemene heffingskorting

De algemene heffingskorting (AHK) wordt verlaagd met 335 euro in 2025 en het afbouwpunt van de AHK wordt gekoppeld aan de hoogte van het wettelijk minimumloon.

2. Aanpassen tarieven inkomstenbelasting en introductie extra schijf

De tarieven in de inkomstenbelasting (IB) worden aangepast. Er wordt een extra tarief geïntroduceerd. Het tarief eerste schijf wordt 35,36% in 2028, het tarief tweede schijf wordt 37,44% in 2028 en het tarief derde schijf blijft 49,50%.

3. Dekking uit maatregelen 1, 6c1, 6c2, 47 uit het HLA

Dekking uit de koopkrachtenveloppen uit het hoofdlijnenakkoord.

4.   Uitspraak Hoge Raad box 3

Uitspraken van de Hoge Raad maken het noodzakelijk om aanvullend rechtsherstel te bieden in box 3 wanneer het werkelijke rendement lager is dan het forfait. Dit leidt tot een derving over zowel de periode van het oorspronkelijke rechtsherstel (2017-2022) als het overbruggingsstelsel (2023 tot invoering van de Wet werkelijk rendement box 3).

5.  Uitspraak Hoge Raad Duitse vastgoedfondsen

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Duitse vastgoedfonds Immobilien – Sondervermögen ten onrechte als belastingplichtig binnen de vennootschapsbelasting is beoordeeld voor de periode 1997 en 2009. Dit arrest heeft ook gevolgen voor latere jaren en vergelijkbare situaties met andere Duitse fondsen. Het rechtsherstel vanwege deze uitspraak leidt tot een incidentele derving in 2024.

6.  Infaseren van de koopkrachtenveloppen uit het hoofdlijnenakkoord

De lastenverlichting uit de koopkrachtenveloppe (maatregel 1 uit de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord) wordt geleidelijk ingefaseerd.

7.  Versnellen verhoging AWf naar 2025

De in het hoofdlijnenakkoord afgesproken verhoging van de AWf-premie wordt een jaar naar voren gehaald.

8.  Terugdraaien verlaging box 3-tarief

De tariefsverlaging in box 3 uit het hoofdlijnenakkoord wordt teruggedraaid.

9.   Verhogen AOF-premie met ca. 0,03%-punt

De AOF-premie wordt verhoogd met 0,03%.

10. t/m 13. Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven en compensatie

Een deel van de meevaller binnen de Zvw is gebruikt om tegenvallers elders op de VWS-begroting te dekken. Volgens de begrotingsregels moeten de lasten worden verzwaard voor het deel van de Zvw-meevaller dat elders is ingezet aan de uitgavenkant. Het resterende deel van de meevaller wordt gebruikt om de zorgpremies te verlagen. Dit komt ten goede aan de koopkracht. Hiervoor is geen lastenverzwaring nodig.

14.  Tegenvaller tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije auto’s

In de Voorjaarsnota 2024 is besloten een tijdelijke tariefkorting in te voeren in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor emissievrije personenauto’s voor de periode 2026 tot en met 2030. Uit de nieuwe cijfers blijkt dat de budgettaire derving fors hoger uitvalt dan eerder geraamd.

15.  Verlaging tariefkorting naar 25%

De tegenvaller binnen de MRB wordt gedekt door de maatvoering van de tariefkorting te versoberen naar 25% vanaf 2026 en 0% vanaf 2030.

16.  Vertraagd ingroeien CO2-heffing glastuinbouw

De CO2-heffing glastuinbouw wordt meer geleidelijk ingefaseerd. Het tarief in 2025 wordt ten opzichte van het basispad iets verlaagd om vervolgens toe te groeien naar het niveau dat voor 2030 wettelijk is vastgelegd (17,70 euro per ton CO2). In het voorjaar van 2025 vindt de eerstvolgende herijking plaats van het tarief van de CO2-heffing glastuinbouw. Daarbij worden ook de laatste inzichten betrokken van de nieuwe Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving. Daarnaast is het kabinet van plan om in het voorjaar van 2025 een besluit te nemen over uitbreiding (opt-in) van het Europees emissiehandelssysteem (ETS2) naar de glastuinbouwsector. Daarbij kijkt het ook naar de stapeling van de verschillende beprijzingsinstrumenten in de glastuinbouwsector.

17.  Verlaging budget EIA

De langzamere infasering van de CO2-heffing glastuinbouw wordt gedekt met een verlaging van het budget van de energie-investeringsaftrek (EIA).

18.  Technische invulling stelpost fiscale regelingen

In het hoofdlijnenakkoord is een stelpost opgenomen om fiscale regelingen af te bouwen en onbedoelde belastingconstructies aan te pakken. Deze stelpost wordt voorlopig technisch ingevuld conform de afspraak in het HLA. Bij een volgend besluitvormingsmoment kan over concrete invulling worden besloten.

19.  Dekking voor stelpost fiscale regelingen via beperkt toepassen tabelcorrectiefactor in de in de inkomstenbelasting

Er is in deze Miljoenennota nog geen invulling gegeven aan de taakstelling fiscale regelingen. Wanneer deze maatregel niet wordt gerealiseerd treedt de noodremafspraak uit het HLA voor de lasten in werking. Dat wil zeggen dat voor het deel van de lastenverzwaring dat niet wordt gerealiseerd binnen de taakstelling fiscale regelingen, de belastingschijven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting via de tabelcorrectiefactor worden beperkt om de derving op te vangen.

20.  30%-regeling naar forfait van 27% per 2027

De versobering van de 30%-regeling conform een amendement bij het Belastingplan 2024 wordt gedeeltelijk teruggedraaid. In plaats van een afbouw van 30%, 20% en 10% wordt er per 2027 een constant forfait van 27% ingevoerd. In 2025 en 2026 blijft het forfait als overgangsregeling voor iedereen 30%.

21.  Salarisnorm 30%-regeling verhogen van 46.107 naar 50.436 euro met overgangsrecht

Ter (gedeeltelijke) dekking van het gedeeltelijk terugdraaien van de versobering van de 30%-regeling wordt de salarisnorm binnen de 30%-regeling verhoogd van 46.107 naar 50.436 euro. De 30%-regeling voor expats jonger dan dertig jaar wordt evenredig aangepast. Dit wordt gedaan met overgangsrecht.

22. Schrappen van de versobering van de giftenaftrek in de IB

De in het HLA voorgenomen versobering van de giftenaftrek in de IB wordt teruggedraaid.

23.  Introductie algemeen woningtarief van 8% in de overdrachtsbelasting

Het algemene tarief binnen de overdrachtsbelasting voor woningen wordt verlaagd van 10,4% naar 8%.

24. Technische aanpassing: dekking uit middelen woningbouwimpuls

Een deel van de derving als gevolg van het verlagen van het algemeen tarief binnen de overdrachtsbelasting wordt gedekt uit de uitgavenmiddelen voor de woningbouwimpuls.

25.  Vertraagd invoeren hogere kansspelbelasting

De tariefsverhoging van de kansspelbelasting naar 37,8% uit het hoofdlijnenakkoord wordt stapsgewijs ingevoerd. Met deze nieuwe stap wordt het tarief in 2025 verhoogd van 30,5% naar 34,2% en in 2026 naar 37,8%.

26. Verhogen forfait aftrekbaar bedrag extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit in de inkomstenbelasting

De maatregel verhoogt het budget voor de regeling dat men fiscaal de kosten mag aftrekken van extra vervoerskosten door ziekte of invaliditeit. Deze maatregel wordt tevens vereenvoudigd voor burgers doordat een vast bedrag in aftrek kan worden gebracht in plaats van de werkelijke meerkosten (leefkilometers). Het voorstel is om dit vaste bedrag te verhogen naar 0,60 euro per kilometer.

27. Doorwerking maatregelen envelop Groepen in de knel op de zorgtoeslag

Een aantal maatregelen uit groepen in de envelop Groepen in de knel werken door op de zorgtoeslag.

28. Dekking voor maatregelen uit envelop Groepen in de knel

De doorwerking op de zorgtoeslag en de vervoerskostenmaatregel wordt gedekt binnen de envelop.

29. Vermogenverdeling huwelijk schenk- en erfbelasting

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan in het voordeel van belastingplichtigen over een constructie waarbij in het zicht van overlijden huwelijkse voorwaarden worden aangepast om erfbelasting te ontwijken. De verwachting is dat er n.a.v. dit arrest in beperkte mate vaker gebruik gaat worden van deze constructie. Dit leidt tot een derving.

30. Uitstel pensioen bedrag ineens

De invoering van de Wet herziening bedrag ineens is opnieuw uitgesteld, ditmaal tot 1 juli 2025. Dit leidt tot een derving in 2024 en 2025. 

31. ETS2 opt-in

De inkomsten van de ETS2 opt-in zijn door het vorige kabinet doorgeschoven en daardoor niet verwerkt in het inkomstenkader. Dit leidt tot een meevaller van ruim 300 miljoen euro in 2027, aflopend naar 180 miljoen in 2030.

32.  Vaststelling Whk-premie door UWV

De door het UWV vastgestelde premie voor de Werkhervattingskas (Whk) stijgt in 2025 van 1,22 naar 1,33 procent, vanwege hogere toestroom in de WIA.

33. Compensatie voor Whk-premie via Aof-premie

Als compensatie voor de hoger Whk-premie wordt de Aof-premie verlaagd met hetzelfde bedrag.

34.  Vervallen dekking terugdraaien doorwerking verhoging WML op arbeidskorting

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het terugdraaien van de doorwerking van de verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) op de arbeidskorting verwerkt. De Eerste Kamer heeft de verhoging van het WML echter verworpen. Deze maatregel is hierdoor komen te vervallen.

35.  Wijzigen grondslag aftrekbeperking gemengde kosten in de vennootschapsbelasting (Vpb)

Met deze maatregel, die onderdeel is van de Fiscale Verzamelwet 2026, wordt de grondslag van de aftrekbeperking voor gemengde kosten in de Vpb gewijzigd. Hierdoor wordt voor het bepalen van het bedrag dat in aftrek wordt beperkt aangesloten bij het loon waarover loonbelasting wordt ingehouden. 

36.  Wijziging in het Awir-partnerbegrip (zorgtoeslag)

In mei 2023 is besloten tot een wijziging in het Awir-partnerbegrip vanaf 2025 om een knelpunt voor burgers op te lossen. Met de aanpassing worden bloed- of aanverwanten in de eerste graad, ongeacht hun leeftijd, niet meer als toeslagpartners aangemerkt. Dit levert derving op binnen het zorgtoeslagbudget, doordat meer mensen recht krijgen op zorgtoeslag of een hogere toeslag gaan ontvangen. Deze hogere uitgaven worden gedekt door de normpercentages tot het drempelinkomen met 0,002%-punt te verhogen voor zowel alleenstaanden als meerpersoonshuishoudens.

37.  Verhoging normpercentages tot het drempelinkomen met 0,002%-punt (zorgtoeslag)

Zie toelichting maatregel 36.

38. Accijnsverlaging brandstoffen verlengen t/m 2025

In het hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat de huidige verlaging van de accijnzen voor diesel, benzine en liquid petroleum gas (LPG) wordt verlengd naar 2025. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

39.  Terugdraaien verhoging box 2-tarief

In het HLA is afgesproken dat het hoge tarief van box 2 wordt verlaagd naar 31%. Dit tarief was eerder verhoogd naar 33% conform het amendement van der Lee bij het Belastingplan 2024. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

40. Verlagen energiebelasting 1e en 2e schijf EB aardgas met 2,82 cent per m3

In het HLA is afgesproken dat de tarieven in de eerste en tweede schijf voor aardgas binnen de energiebelasting worden verlaagd. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

41. Renteaftrekbeperking Vpb van 20% naar Europees gemiddelde 25%

In het HLA is afgesproken dat het percentage van de renteaftrekbeperking (earningsstripping) binnen de vennootschapsbelasting wordt verhoogd naar het Europese gemiddelde van 25%. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

42. Afschaffen verlaagde btw-tarief voor culturele goederen en diensten, exclusief bioscopen en dagrecreatie

In het HLA is afgesproken dat het verlaagde tarief voor culturele goederen en diensten wordt afgeschaft. Hierdoor worden deze diensten belast tegen het algemene tarief van 21%, behalve bioscopen en dagrecreatie. Deze worden uitgezonderd en blijven dus belast tegen het verlaagde tarief van 9%. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

43. Salderingsregeling

In het HLA is afgesproken dat de salderingsregeling voor kleinverbruikers van energie (huishoudens en bedrijven met een laag verbruik) wordt afgeschaft. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

44. Afschaffen verlaagde btw-tarief voor logies, exclusief kamperen

In het HLA is afgesproken dat het verlaagde tarief voor logies wordt afgeschaft. Hierdoor worden deze diensten belast tegen het algemene tarief van 21%, behalve kamperen. Dit wordt uitgezonderd en blijft dus belast tegen het verlaagde tarief van 9%. De raming van deze maatregel is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

45.  Maatregelen pakket BES-eilanden 2025

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het wetsvoorstel Belastingplan BES 2025 verwerkt. Hierbij zijn per abuis de verkeerde bedragen opgenomen voor 2025 en 2026. Met deze herijking wordt dit hersteld.

46.  Aanpassing grens voor kwijtschelding Rijksbelastingen

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het aanpassen van de grens voor kwijtschelding van (o.a.) Rijksbelastingen verwerkt. Bij de actualisatie van de raming is naar voren gekomen dat het aantal kwijtscheldingen in de periode 2019 t/m 2023 significant lager is dan eerder verwacht. Hierdoor neemt de derving af. Met deze herijking wordt dit verwerkt.

47.  Invoeren aftrekherziening btw op onroerende investeringsdiensten (kortdurende verhuurconstructies)

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het aanpakken van de belastingconstructie binnen de btw m.b.t. onroerende investeringsdiensten verwerkt. Deze raming is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

48.  Opnieuw indienen afbouwen vrijstelling duaal en non-energetisch verbruik kolenbelasting

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het afschaffen van de vrijstellingen voor duaal én non-energetisch verbruik binnen de kolenbelasting verwerkt. Hierbij zijn per abuis de verkeerde bedragen opgenomen voor 2027, 2028, 2029 en structureel. Met deze herijking wordt dit hersteld.

49.  Aanpassen drempel earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen (antifragmentatiemaatregel)

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om de drempel van de renteaftrekbeperking (earningsstripping) voor vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten. Dit was in het kader van de stelpost voor de aanpak van belastingconstructies en fiscale regelingen. Omdat deze maatregel pas dit jaar in het Belastingplan wordt verwerkt is de raming geactualiseerd, wat leidt tot een herijking.

50.  Repareren heffingsrecht Nederland

Met deze maatregel wordt het heffingsrecht van Nederland hersteld voor situaties waarbij Nederland op grond van een belastingverdrag heffingsrecht heeft ter zake van arbeid die niet in Nederland is verricht. Hierdoor kunnen belastingplichtigen niet voor een dubbele vrijstelling in aanmerking komen. Dit geldt o.a. voor zeevarenden en mensen die werken in een luchtvaartuig.

51.  Aanpassen kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting (OVB)

In de Voorjaarsnota 2024 is aangekondigd dat een belastingconstructie m.b.t. de kavelruilvrijstelling binnen de OVB wordt aangepakt. Met de kavelruilvrijstelling kunnen gronden en opstallen vrij van OVB worden geruild waardoor de OVB geen obstakel is voor de verbetering van landinrichting. Om de belastingconstructie aan te pakken worden de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling aangescherpt.

52.  Aanpassen splitsingsvrijstelling OVB

In de Voorjaarsnota 2024 is aangekondigd dat een belastingconstructie m.b.t. de splitsingsvrijstelling in de OVB wordt aangepakt. De splitsingsvrijstelling is een faciliteit voor ondernemers met het doel om de OVB geen obstakel te laten zijn bij het herstructureren van bedrijven. Om de belastingconstructie aan te pakken en de uitvoerbaar- en handhaafbaarheid van de vrijstelling te verbeteren worden de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling aangescherpt. Bij de Voorjaarsnota 2024 was het budgettaire belang van deze maatregel en de mogelijke invoeringsdatum nog onvoldoende duidelijk. Inmiddels is bekend dat deze aanpassing per 1-7-2025 kan worden ingevoerd.

53.  Aanpak rollatorinvesteringen Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

In de Voorjaarsnota 2024 is een herijking verwerkt van een aantal maatregelen binnen de BOR en de doorschuifregeling (DSR). Een van de maatregelen die hieronder valt is de aanpak van rollatorinvesteringen in de BOR. De raming van deze maatregel is aangepast n.a.v. het doorlopen van het certificeringsproces met het Centraal Planbureau. Met deze herijking wordt dit verwerkt.

54.  Aanpak dubbel gebruik belastingconstructie in bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Naar aanleiding van de certificering van de raming door het CPB, is de opbrengst van deze maatregel herijkt.

55 Herinvoeren overdraagbare algemene heffingskorting (eenverdienersproblematiek)

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het herinvoeren van de overdraagbare algemene heffingskorting (OAHK) voor de aanpak van de eenverdienersproblematiek verwerkt. In het HLA is vervolgens besloten om de bijstand te verhogen. Deze verhoging werkt door in de overdraagbare algemene heffingskorting. Met deze herijking wordt dit verwerkt.

56.  Aanpassen tarieftabel belasting voor personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor plug-in hybride auto’s

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het aanpassen van de tarieftabel in de BPM voor plug-in hybride personenauto’s verwerkt. De raming is geactualiseerd wat leidt tot een herijking.

57.  Stroomlijnen definities voertuigen in de BPM en MRB

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het stroomlijnen van de definities van voertuigen in de BPM en MRB met het kentekenregister verwerkt. Uit de Uitvoeringstoets van de Belastingdienst blijkt echter dat de maatregel pas twee jaar later in werking kan treden. Met deze herijking wordt dit verwerkt.

58.  Verlagen instap tweede schijf inkomstenbelasting (IB) Caribisch Nederland naar $ 50.000

In de Voorjaarsnota 2024 zijn de budgettaire gevolgen van het wetsvoorstel Belastingplan BES 2025 verwerkt. Hierbij zijn per abuis de budgettaire gevolgen van een maatregel niet verwerkt. Met deze herijking wordt dit hersteld. 

59.  Verwachte inkomsten CO2-heffing bij AVI’s tijdens kabinetsperiode

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de opbrengsten van de CO2-heffing via het Klimaatfonds ten goede komen aan de verduurzaming van de industrie. Het kabinet heeft dit overgenomen en afgesproken om bij deze eerste Miljoenennota een ex-ante raming te maken van de totale verwachte inkomsten van de CO2-heffing industrie voor de komende 4 jaar (t/m 2028) en structureel. De geraamde opbrengst in deze jaren wordt aan de uitgavenkant verwerkt via een kadercorrectie op de percelen «verduurzaming industrie» en – voor wat betreft de middelen van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties – «onverdeeld» van het Klimaatfonds. Het kasbudget aan de uitgavenkant kan pas worden uitgegeven in het jaar waarin ex ante de inkomsten zijn geraamd.

60.  Verwachte inkomsten CO2-heffing bij overige belastingplichtigen tijdens kabinetsperiode

Zie toelichting maatregel 59.

61.  Technische aanpassing voor overheveling middelen CO2-heffing industrie naar klimaatfonds

Zie toelichting maatregel 59.

62.  Premieverlaging Caribisch Nederland

Bij de behandeling van de SZW-begroting in 2023 is afgesproken om verschillende premies te verlagen voor Caribisch Nederland. Dit is gedekt door ruimte vrij te maken aan de uitgavenkant. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen in 2023 en de behandeling van de verschillende begrotingen en het belastingplan, is een groot aantal amendementen en moties aangenomen. Aangezien deze moties en amendementen samen met een aantal aanpassingen aan de uitgavenkant, optellen tot een totaalpakket (met dekking), is hiervoor het inkomstenkader gecorrigeerd. Deze maatregel maakt ook deel uit van dit totaalpakket, het inkomstenkader wordt daarom gecorrigeerd hiervoor.

63.  Technische aanpassing voor dekking premieverlaging Caribisch Nederland

Zie toelichting maatregel 62.

64.  Vrachtwagenheffing

Op 1 januari 2023 is de Wet vrachtwagenheffing gedeeltelijk in werking getreden. De vrachtwagenheffing zelf wordt ingevoerd per 2026. Voor de start van de heffing wordt de Wet vrachtwagenheffing nog gewijzigd, conform de gewijzigde tolheffingsregels vanuit Europa. Op basis van deze wijzigingen is de opbrengst van  de heffing berekend en wordt deze met de aanstaande Miljoenennota verwerkt.

65.  Technische aanpassing terugsluis vrachtwagenheffing

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de opbrengsten van de vrachtwagenheffing ten goede komt aan de sector. Deze technische aanpassing maakt dit mogelijk.

66. Envelop Groepen in de knel van lasten naar uitgaven

De envelop Groepen in de knel wordt voor het grootste deel ingezet aan de uitgavenkant.

A. Structurele lastenverlichting
Koopkracht en lastenverlichting voor werkende middeninkomens ‒ 2.000 ‒ 2.000 ‒ 2.000 ‒ 2.000 ‒ 2.000
Envelop groepen in de knel [lastenmaatregel]. ‒ 237 ‒ 237 ‒ 237 ‒ 249 ‒ 500
Envelop gerichte lastenverlichting burgers. ‒ 2.500 ‒ 2.500 0 0 0
Gevolg afschaffen eigen risico op nominale premie, IAB en zorgtoeslag 0 207 3.622 3.833 4.048
Compensatie burgers (inkomstenbelasting) 0 ‒ 171 ‒ 2.941 ‒ 3.124 ‒ 3.308
Compensatie bedrijven (AOF) 0 ‒ 36 ‒ 681 ‒ 710 ‒ 739
Herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw 0 0 ‒ 131 ‒ 132 ‒ 141
Terugdraaien afschaffen inkoop eigen aandelen (inkoopfaciliteit dividendbelasting) ‒ 800 ‒ 800 ‒ 800 ‒ 800 ‒ 800
Terugdraaien verlagen MKB-winstvrijstelling naar 12,03% ‒ 93 ‒ 93 ‒ 93 ‒ 93 ‒ 93
Terugdraaien verhogen 3e, 4e en 5e schijf EB aardgas met 22,4% per 2025 en 2,7% extra per 2030 ‒ 211 ‒ 209 ‒ 198 ‒ 187 ‒ 227
Terugdraaien verhoging 31% naar 33% van box 2 ‒ 214 ‒ 214 ‒ 214 ‒ 214 ‒ 214
Verlagen tarief box 3 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100
Accijnsverlaging brandstoffen verlengen t/m 2025 ‒ 1.539 0 0 0 0
Verlagen energiebelasting 1e en 2e schijf EB aardgas met 2,82 cent per m3 ‒ 271 ‒ 260 ‒ 275 ‒ 296 ‒ 357
Renteaftrekbeperking VPB van 20% naar Europees gemiddelde 25% ‒ 432 ‒ 427 ‒ 425 ‒ 423 ‒ 419
B. Curatieve en langdurige zorg
Gevolg ombuigingen zorg op IAB, nominale premie en zorgtoeslag 0 0 ‒ 285 ‒ 586 ‒ 683
Lastenverzwaring burgers via TES 0 0 165 339 395
Lastenverzwaring bedrijven via AOF 0 0 120 247 288
C. Structurele lastenverzwaringen
Afschaffen verlaagd btw-tarief logies - uitgezonderd kampeerterreinen 0 1.212 1.212 1.212 1.212
Invoeren circulaire plastic heffing 0 0 0 547 547
Afschaffen verlaagd btw-tarief culturele goederen en diensten - uitgezonderd bioscopen en dagrecreatie 0 953 953 953 953
Verhogen kansspelbelasting van 30,5% naar 37,8% 202 202 202 202 202
Stelpost fiscale regelingen en constructies afbouwen 0 250 250 250 250
Afschaffen salderingsregeling voor klein verbruikers (met ingang van 2027 in één keer) 0 0 621 625 720
Beperken giftenaftrek IB en VPB en geven uit de vennootschap 100 100 100 225 250
Vliegbelasting gedifferentieerd naar afstand 0 0 248 248 248
Verhogen AWF-premie (flex- en vaste contracten) met 0,1% 0 245 245 245 245
Totaal ‒ 8.095 ‒ 3.878 ‒ 643 13 ‒ 223

5 De belasting - en premieontvangsten

5.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten (in het vervolg: ‘de ontvangsten’) gezamenlijk gepresenteerd. Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in bijlage 6. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI).

In paragraaf 5.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2024 en 2025 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 5.3 de ramingen van de ontvangsten van 2024 vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2024, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 5.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2025 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 5.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel (‘expert opinion’). Paragraaf 5.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2029. Tot slot geeft paragraaf 5.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2024 en 2025. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naar

5.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2024 en 2025

Het Rijk realiseert in 2024 naar verwachting in totaal 17,4 miljard euro meer ontvangsten dan in 2023. Dit is te zien in tabel 5.2.1. De endogene ontwikkeling draagt positief bij aan de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals stijging van de lonen van werknemers of winsten van bedrijven. De endogene ontwikkeling kan afgezet worden tegen de ontwikkeling van de waarde van het bbp (6,3% respectievelijk 5,7% in 2024). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 7,2 miljard euro lagere ontvangsten vergeleken met 2023, met name door incidentele effecten in box 3 en de vennootschapsbelasting als gevolg van uitspraken van de Hoge Raad.

Totaal 388,1 405,6 425,1 447,0 469,2 487,0 504,9
Mutatie 17,4 19,5 21,9 22,2 17,8 17,9
- waarvan endogene groei 24,6 14,7 16,1 16,4 16,9 17,8
- waarvan beleid ‒ 7,2 4,8 5,9 5,8 0,9 0,0
Endogene mutatie (in %) 6,3% 3,6% 3,8% 3,7% 3,6% 3,7%
Waardeontwikkeling BBP (in %) 5,7% 4,3% 4,2% 4,1% 3,5%

In 2025 groeien de ontvangsten verder door met 19,5 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 4,8 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2025 een opwaarts effect op de ontvangsten met 14,7 miljard euro.

5.3 De belasting- en premieontvangsten in 2024

In tabel 5.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2024 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2024. De nieuwe raming voor 2024 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2025 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2024. Ten opzichte van de Miljoenennota 2024 is de raming van de ontvangsten per saldo 2,6 miljard euro opwaarts bijgesteld.

Indirecte belastingen 121.935 117.303 ‒ 4.633
Invoerrechten 4.984 3.929 ‒ 1.055
Omzetbelasting 79.455 78.778 ‒ 677
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.485 1.402 ‒ 82
Accijnzen 13.884 12.281 ‒ 1.603
Overdrachtsbelasting 3.885 3.723 ‒ 162
Assurantiebelasting 3.737 3.953 216
Motorrijtuigenbelasting 4.946 4.983 37
Belastingen op een milieugrondslag 8.184 6.612 ‒ 1.572
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 690 648 ‒ 41
Belasting op zware motorrijtuigen 213 207 ‒ 6
Bankbelasting 473 608 135
Inframarginale heffing 0 179 179
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 189.596 193.164 3.568
Loon- en inkomensheffing 132.870 136.720 3.850
Dividendbelasting 6.497 5.810 ‒ 686
Kansspelbelasting 958 1.064 106
Vennootschapsbelasting 46.241 46.109 ‒ 132
Bronbelasting op rente en royalty's 71 59 ‒ 13
Schenk- en erfbelasting 2.958 3.402 444
Overige belastingontvangsten 364 376 12
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 311.896 310.842 ‒ 1.053
Premies werknemersverzekeringen 91.047 94.724 3.677
waarvan zorgpremies 56.022 56.652 630
Totaal belasting- en premieontvangsten 402.943 405.567 2.624

De raming uit de Miljoenennota 2024 is gebaseerd op de beleidsuitgangspunten zoals die destijds golden. Na het opstellen van de Miljoenennota zijn er nog enkele wijzigingen in het fiscale beleid voor 2024 doorgevoerd. Tabel 5.3.2 geeft een overzicht van deze beleidsmutaties. In totaal is hierdoor sprake van 7,2 miljard euro lagere ontwikkeling van de ontvangsten, in plaats van een toename van 4,2 miljard euro. Dit verschil is grotendeels het gevolg van anticipatie in 2023 op de verhoging van de box 2-tarieven en de uitspraken van de Hoge Raad over box 3.

Uitspraak Hoge Raad box 3 ‒ 6.400
Uitspraak Hoge Raad Duits vastgoedfonds ‒ 1.053
Anticipatie-effect verhoging box 2 2024 ‒ 2.672
Verlengen verlaging brandstofaccijns ‒ 1.252
Overig ‒ 3
Miljoenennota 2025 ‒ 7.165

De verwachte opbrengst uit indirecte belastingen is 4,6 miljard euro neerwaarts bijgesteld. Naast de verlaging van de brandstofaccijns, spelen lagere ontvangsten uit de invoerrechten, de belasting op milieugrondslag en de tabaksaccijns een belangrijke rol. De invoerrechten zijn afhankelijk van import van producten uit landen buiten de Europese Unie. Na een sterke stijging in 2021 en 2022 dalen deze weer sinds 2023. Ook bij de tabaksaccijns is de laatste jaren sprake van een grillig patroon van de ontvangsten. De bijstelling voor 2024 volgt uit het feit dat de ontvangsten grofweg op het niveau liggen van vorig jaar, terwijl door de tariefverhoging per 1 april 2024 juist een toename was verwacht. Bij de belasting op milieugrondslag is sinds 2023 sprake van lager dan geraamde opbrengsten uit de energiebelasting, waarbij besparing naar aanleiding van de prijsschok een belangrijke rol speelt.

De verwachte opbrengst uit directe belastingen en premies volksverzekeringen is toegenomen met 3,6 miljard euro. Dit is opvallend omdat de uitspraken van de Hoge Raad juist leiden tot lagere opbrengsten in de inkomensheffing en de vennootschapsbelasting. Hier staat tegenover dat de ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing endogeen sterk zijn toegenomen, onder andere als gevolg van hoger-dan-geraamde loonstijging.

Tot slot zijn de verwachte opbrengsten uit de premies werknemersverzekeringen opwaarts bijgesteld. Hier is in belangrijke mate sprake van een statistisch effect. De herziening van de Nationale Rekeningen door het CBS leidt voor de sociale fondsen zowel tot hogere toegerekende uitgaven (uitkeringen) als inkomsten (premies).

5.4 De belasting- en premieontvangsten in 2025

In figuur 5.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2025 opgenomen.

Figuur 5.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2025

Tabel 5.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2025. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2024 naar 2025 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Indirecte belastingen 117.303 194 4.122 3,5% 121.619
Invoerrechten 3.929 0 172 4,4% 4.101
Omzetbelasting 78.778 ‒ 135 3.595 4,6% 82.237
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.402 573 11 0,8% 1.987
Accijnzen 12.281 15 43 0,3% 12.339
Overdrachtsbelasting 3.723 ‒ 185 400 10,7% 3.938
Assurantiebelasting 3.953 0 145 3,7% 4.098
Motorrijtuigenbelasting 4.983 29 35 0,7% 5.047
Belastingen op een milieugrondslag 6.612 75 ‒ 307 ‒ 4,6% 6.379
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 648 0 28 4,3% 676
Belasting op zware motorrijtuigen 207 0 2 0,9% 208
Bankbelasting 608 0 0 0,0% 608
Inframarginale heffing 179 ‒ 179 0 0,0% 0
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 193.164 2.850 6.207 3,2% 202.221
Loon- en inkomensheffing 136.720 ‒ 47 7.487 5,5% 144.160
Dividendbelasting 5.810 771 ‒ 5 ‒ 0,1% 6.577
Kansspelbelasting 1.064 102 101 9,5% 1.267
Vennootschapsbelasting 46.109 2.028 ‒ 1.554 ‒ 3,4% 46.582
Bronbelasting op rente en royalty's 59 0 ‒ 4 ‒ 6% 55
Schenk- en erfbelasting 3.402 ‒ 4 182 5,3% 3.580
Overige belastingontvangsten 376 ‒ 3 ‒ 19 ‒ 4,9% 354
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 310.842 3.041 10.311 3,3% 324.194
Premies werknemersverzekeringen 94.724 1.761 4.375 4,6% 100.861
waarvan zorgpremies 56.652 1.273 2.073 3,7% 59.998
Totaal belasting- en premieontvangsten 405.567 4.802 14.686 3,6% 425.055

5.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2025

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2025. Voor 2025 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 4,3 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2025 bedraagt 3,6 procent.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2025 bedraagt 3,5 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Opvallende ontwikkelingen zijn zichtbaar in de overdrachtsbelasting (10,7 procent) en de belasting op milieugrondslag (-4,6 procent). Bij de overdrachtsbelasting is sprake van zowel aantrekkende prijzen als een groter transactievolume. De belasting op milieugrondslag, waavan de energiebelasting budgettair de belangrijkste is, daalt endogeen maar stijgt juist beleidsmatig. In de praktijk is het lastig deze effecten in de energiebelasting van elkaar te scheiden.

Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen bedraagt de endogene groei 3,2 procent. De belangrijkste belastingsoort is de loon- en inkomensheffing die met name wordt gedreven door de loongroei. Bij de directe belastingen valt op dat sprake is van een endogene krimp van de vennootschapsbelasting. Dit wordt verklaard door hoge ontvangsten in de afgelopen jaren, waaronder 2024, over eerder behaalde winsten. De verwachting is dat dit «overloop-effect» met de tijd kleiner wordt, wat zich vertaalt in lagere groei (in dit geval dus krimp) in 2025. Wel geldt dat de raming van de ontvangst van de vennootschapsbelasting sterk onzeker is, waarbij in de laatste jaren herhaaldelijk sprake is van hoger-dan-verwachte inkomsten.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen endogeen met 4,6 procent toe in 2025. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

5.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2025 nemen de ontvangsten met 4,8 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. Tabel 5.4.1. toont het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2025 per belastingsoort. Enkele opvallende effecten zijn zichtbaar in de BPM, dividendbelasting en vennootschapsbelasting. In de BPM is sprake van een opwaarts effect vanuit beleid als gevolg van het afschaffen van de vrijstelling voor bestelauto's van ondernemers. Bij de dividendbelasting speelt anticipatie op voorgenomen beleid een belangrijke rol: omdat per 2025 het hoge tarief in box 2 verlaagd wordt (van 33% naar 31%), is het aantrekkelijk voor ondernemers om te wachten met het uitkeren van dividend. Dit leidt tot lagere inkomsten uit de dividendbelasting in 2024 en juist hogere inkomsten in 2025. Bij de vennootschapsbelasting, tot slot, geldt dat de ontvangsten in 2024 gedrukt werden door de eenmalige mogelijkheid voor bedrijven om versneld af te schrijven over investeringen gemaakt in 2023. In 2025 vervalt dit effect.

Het gepresenteerde beleidseffect in 2025 bestaat zowel uit beleid dat tot stand is gekomen vóór het aantreden van het huidige kabinet en nog een op- of neerwaarts effect heeft op de inkomsten ten opzichte van 2024, als uit (nieuw) beleid van het huidige kabinet. Tabel 5.4.2 maakt dit onderscheid expliciet. Hierin wordt de verticale mutatie van het beleid toegelicht. Tijdens de huidige kabinetsperiode is met name het effect van de uitspraken van de Hoge Raad over box 3 en Duits vastgoedfonds aanzienlijk. Dit leidt tot een budgettaire derving. Omdat de derving vooral in 2024 groot is, resulteert in 2025 juist een'plus' van jaar-op-jaar. In de loonheffing introduceert het kabinet lastenverlichtingen, terwijl de verlaging van de brandstofaccijns met één jaar is verlengd tot en met 2025.

Inkomensheffing box 2 ‒ 4.031 267 ‒ 3.764
HR uitspraken box 3 en Duits vastgoedfonds 0 5.772 5.772
Loon- en inkomensheffing overig 2.253 ‒ 3.261 ‒ 1.008
VPB overig 1309 ‒ 328 981
BPM, MRB en brandstofaccijnzen 1.784 ‒ 1.337 447
Energiebelasting 467 ‒ 444 23
Dividendbelasting 983 ‒ 212 771
Zorgpremies 1.665 ‒ 391 1.274
Werkgeverspremies (excl. IAB) 20 468 488
Overig 119 ‒ 301 ‒ 182
Totaal 4.569 233 4.802

5.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Onderstaande tabel 5.5.1 toont het effect dat ramingsbijstellingen (‘expert opinion’) hebben op de hierboven toegelichte ramingen in 2024. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil. De grote neerwaartse bijstelling in de dividendbelasting valt op. Dit is deels het effect van lager-dan-verwachte realisaties in de eerste helft van 2024, maar de omvang van de bijstelling is extra vertekend door het uitzonderlijk hoge niveau van de ontvangst in 2023. Dat hoge niveau hing samen met de anticipatie op de tariefsaanpassingen in box 2 per 2024.

Indirecte belastingen 117.303 0,5%
Invoerrechten 3.929 ‒ 11,8%
Omzetbelasting 78.778 0,3%
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.402 ‒ 2,5%
Accijnzen 12.281 ‒ 1,6%
Overdrachtsbelasting 3.723 ‒ 0,9%
Assurantiebelasting 3.953 4,8%
Motorrijtuigenbelasting 4.983 ‒ 0,1%
Belastingen op een milieugrondslag 6.612 13,5%
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 648 0,0%
Belasting op zware motorrijtuigen 207 0,0%
Bankbelasting 608 0,0%
Inframarginale heffing 179 0,0%
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 193.164 3,8%
Loon- en inkomensheffing 136.720 2,1%
Dividendbelasting 5.810 ‒ 33,6%
Kansspelbelasting 1.064 6,1%
Vennootschapsbelasting 46.109 13,4%
Bronbelasting op rente en royalty's 59 ‒ 28%
Schenk- en erfbelasting 3.402 5,9%
Overige belastingontvangsten 376 ‒ 13,3%
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 310.842 2,5%

Omdat voor de raming van 2025 de raming van 2024 – en niet de gerealiseerde ontvangsten – het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2024 één-op-één door naar 2025. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2025 verder op ten opzichte van 2024, in lijn met de bijstellingen in 2024 op basis van de kasontvangsten. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat de bijstelling in 2024 gemotiveerd is door een incidenteel effect.

Indirecte belastingen 121.619 0,3%
Invoerrechten 4.101 ‒ 11,3%
Omzetbelasting 82.237 0,5%
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.987 ‒ 5,6%
Accijnzen 12.339 ‒ 3,0%
Overdrachtsbelasting 3.938 0,6%
Assurantiebelasting 4.098 5,9%
Motorrijtuigenbelasting 5.047 ‒ 1,0%
Belastingen op een milieugrondslag 6.379 10,7%
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 676 0,0%
Belasting op zware motorrijtuigen 208 0,0%
Bankbelasting 608 0,0%
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 202.221 2,8%
Loon- en inkomensheffing 144.160 2,2%
Dividendbelasting 6.577 ‒ 39,5%
Kansspelbelasting 1.267 2,7%
Vennootschapsbelasting 46.582 10,5%
Bronbelasting op rente en royalty's 55 ‒ 67,2%
Schenk- en erfbelasting 3.580 7,0%
Overige belastingontvangsten 354 ‒ 14,1%
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 324.194 1,9%

5.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2024-2029 is weergegeven in tabel 5.6.1. De ramingen voor 2024 en 2025 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht.

Indirecte belastingen 117.303 121.619 130.793 135.052 139.423 143.246
Invoerrechten 3.929 4.101 4.302 4.465 4.611 4.761
Omzetbelasting 78.778 82.237 88.268 91.456 94.645 97.931
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.402 1.987 2.356 2.406 2.357 2.272
Accijnzen 12.281 12.339 14.004 13.976 13.976 13.965
Overdrachtsbelasting 3.723 3.938 4.369 4.395 4.547 4.690
Assurantiebelasting 3.953 4.098 4.228 4.359 4.480 4.600
Motorrijtuigenbelasting 4.983 5.047 5.544 5.657 5.728 5.823
Belastingen op een milieugrondslag 6.612 6.379 6.346 7.040 7.776 7.896
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 648 676 684 690 694 699
Belasting op zware motorrijtuigen 207 208 83 0 0 0
Bankbelasting 608 608 608 608 608 608
Inframarginale heffing 179 0 0 0 0 0
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 193.164 202.221 209.091 218.411 227.007 236.389
Loon- en inkomensheffing 136.720 144.160 149.613 157.963 165.000 172.764
Dividendbelasting 5.810 6.577 6.614 6.874 7.090 7.272
Kansspelbelasting 1.064 1.267 1.404 1.480 1.553 1.609
Vennootschapsbelasting 46.109 46.582 47.709 48.387 49.690 51.096
Bronbelasting op rente en royalty's 59 55 33 12 1 1
Schenk- en erfbelasting 3.402 3.580 3.718 3.694 3.673 3.646
Overige belastingontvangsten 376 354 352 350 347 343
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 310.842 324.194 340.237 353.812 366.776 379.978
Premies werknemersverzekeringen 94.724 100.861 106.749 115.416 120.239 124.888
waarvan zorgpremies 56.652 59.998 64.374 70.913 74.237 77.336
Totaal belasting- en premieontvangsten 405.567 425.055 446.986 469.229 487.016 504.866

5.7 De complete belastingraming 2024-2025 op EMU-basis

Tabel 5.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2024 en 2025.

Indirecte belastingen 117.303 121.619
Invoerrechten 3.929 4.101
Omzetbelasting 78.778 82.237
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.402 1.987
Accijnzen 12.281 12.339
- Accijns van lichte olie 4.558 4.547
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.341 3.201
- Tabaksaccijns 3.175 3.380
- Alcoholaccijns 398 400
- Bieraccijns 456 460
- Wijnaccijns 353 351
Overdrachtsbelasting 3.723 3.938
Assurantiebelasting 3.953 4.098
Motorrijtuigenbelasting 4.983 5.047
Belastingen op een milieugrondslag 6.612 6.379
- CO2-heffing glastuinbouw 0 56
- Afvalstoffenbelasting 260 267
- Energiebelasting 5.286 4.932
- Waterbelasting 335 340
- Brandstoffenheffingen 0 0
- Vliegbelasting 730 784
- Kolenbelasting 0 0
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 648 676
Belasting op zware motorrijtuigen 207 208
Bankbelasting 608 608
Inframarginale heffing 179 0
Directe belastingen 156.194 155.380
Inkomstenbelasting 18.330 11.750
Loonbelasting 81.420 85.568
Dividendbelasting 5.810 6.577
Kansspelbelasting 1.064 1.267
Vennootschapsbelasting 46.109 46.582
Bronbelasting op rente en royalty's 59 55
Schenk- en erfbelasting 3.402 3.580
Overige belastingontvangsten 376 354
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 249 260
Totaal belastingen 273.872 277.353
Premie volksverzekeringen 36.970 46.842
Premies werknemersverzekeringen 94.724 100.861
waarvan zorgpremies 56.652 59.998
Totaal belasting- en premieontvangsten 405.567 425.055

6 Toelichting op de belastingontvangsten

6.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.6 en bijlage 5 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel, de toegepaste ramingsvergelijkingen en de herijkingen t.o.v. voorgaande jaren, worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 5, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.

6.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting, maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 4). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

6.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën

Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2024 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2024 zijn dus deels gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2025 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2024 vormen daarom de basis voor de raming van 2025.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel, waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. In de komende jaren wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van de uitgestelde belasting.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de BPM. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

6.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat zowel de huizenprijzen als het aantal verkochte huizen met bijna 8% stijgen in 2024, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de overdrachtsbelasting. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2023. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2023 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2023. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2024. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2025, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingen
Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkeling
De verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2025 (MEV 2025).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de BPM en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.5

De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.6 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Afkorting Variabele
arbvu Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie
bbpvu BBP marktprijzen, volumemutatie
bbpwu BBP marktprijzen, waardemutatie
box2 Waardemutatie grondslag box 2
box3 Waardemutatie grondslag box 3
clpu Contractloonstijging
hznpu Huizenverkoop prijsmutatie
hznvu Huizenverkoop volumemutatie
ihhyptr Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait
incpu Incidentele loonstijging
iond Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers
ivswu Investeringen in woningen, waardemutatie
oiwu Overheidsinvesteringen, waardemutatie
pcdvu Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie
pcdwu Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie
pcndvu Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie
pcvgvu Consumptie van voeding en genot, volumemutatie
pcwu Particuliere consumptie, waardemutatie
prpsv Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie
tcf Tabelcorrectiefactor
verr Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen
winstwu Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening
Belastingsoort Ramingsvergelijking voor Et
Accijns op lichte oliën ‒ 0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcft
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën ‒ 0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft
Afvalstoffenbelasting ‒ 0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft
Alcoholaccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut
Assurantiebelasting 0,59 * bbpvut
Bankbelasting 0
Belasting zware motorrijtuigen (bzm) 1 * bbpvut
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) ‒ 0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft
Bieraccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut
Brandstoffenheffing 1 * bbpwut
Bronbelasting op rente en royalty’s 0
Circulaire plasticheffing 1 * tcft
CO2-heffing glastuinbouw 0
Dividendbelasting ‒ 0,084 + 4,95 * bbpwut
Energiebelasting ‒ 0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft
Inkomensheffing
- Box 1 ondernemers 1 * iondt
- Box 2 1 * box2t
- Box 3 1 * box3t
- Eigen woning 1 * ihhyptrt
- Inkomensheffing overig 1 * verrt
Kansspelbelasting 1,49 * pcwut
Loonheffing 0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput ‒ 0,70 * tcft ‒ 0,89 * prpsvt
Motorrijtuigenbelasting (mrb) 0,40 * bbpvut+ 1 * tcft
Omzetbelasting (btw) 0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut
Overdrachtsbelasting 1 * hznvut + 1 * hznput
Invoerrechten 1,08 * pcdwut
Schenk- en erfbelasting 0,79 * hznput
Tabaksaccijns 1 * pcvgvut
Vennootschapsbelasting 0,017 + 0,55 * winstwu­t
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken 0,56 * pcvut
Vliegbelasting 1 * pcvut
Waterbelasting 0,012 + 1 * tcft
Wijnaccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van ‒ 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

6.5 De belastingramingen voor 2024 en 2025 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 6.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2024 en 2025 per belastingsoort. Tabel 6.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.

Indirecte belastingen 117.033 121.236
Invoerrechten 3.917 4.087
Omzetbelasting 78.731 81.896
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.407 1.874
Accijnzen 12.343 12.369
- Accijns van lichte olie 4.597 4.564
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.372 3.215
- Tabaksaccijns 3.178 3.378
- Alcoholaccijns 395 399
- Bieraccijns 456 462
- Wijnaccijns 346 351
Overdrachtsbelasting 3.737 3.901
Assurantiebelasting 3.930 4.084
Motorrijtuigenbelasting 4.954 5.002
Belastingen op een milieugrondslag 6.565 6.353
- CO2-heffing glastuinbouw 0 0
- Afvalstoffenbelasting 267 269
- Energiebelasting 5.253 4.965
- Waterbelasting 331 339
- Brandstoffenheffingen 0 0
- Vliegbelasting 715 780
- Kolenbelasting 0 0
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 634 676
Belasting op zware motorrijtuigen 205 208
Verhuurderheffing 0 0
Bankbelasting 608 608
Inframarginale heffing 0 179
Directe belastingen 169.030 152.243
Inkomstenbelasting 24.937 8.673
Loonbelasting 81.918 85.616
Dividendbelasting 8.885 6.354
Kansspelbelasting 1.114 1.266
Vennootschapsbelasting 46.264 46.693
Bronbelasting op rente en royalty's 81 61
Schenk- en erfbelasting 3.402 3.580
Solidariteitsbijdrage 2.428 0
Overige belastingontvangsten 357 354
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 249 260
Totaal belastingen op kasbasis 286.420 273.834
Premies volksverzekeringen 37.475 47.030
Premies werknemersverzekeringen 95.312 101.281
Aansluiting naar EMU (KTV) ‒ 13.640 2.910
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis 405.567 425.055
Belastingontvangsten 286,4 273,8 291,9 303,5 315,9 326,4

Bijzonder uitstel van betaling

De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 6.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat 3,5 miljard euro van de nog openstaande schuld niet inbaar is (bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen). Paragraaf 5.2 van de Voorjaarsnota 2024 geeft een nadere toelichting.

12,5 3,7 ‒ 2,4 ‒ 4,0 ‒ 3,4 ‒ 2,4 ‒ 2,4 ‒ 1,5

6.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 6.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Jaar T 17.844 23.083 26.864 31.876 34.387 35.723
Jaar T-1 3.861 7.308 11.144 15.590 13.134 10.556
Jaar T-2 ‒ 230 469 330 486 ‒ 236 534
Jaar T-3 ‒ 247 ‒ 83 174 19 ‒ 221 ‒ 94
Jaar T-4 en ouder ‒ 184 ‒ 361 ‒ 41 ‒ 137 ‒ 801 ‒ 25
Totaal kasopbrengst VPB 21.044 30.416 38.471 47.835 46.264 46.693

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstenpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Opbrengst op transactiebasis 119.176 127.377 134.177
Mutatie 8.202 6.800
waarvan endogeen 6.781 9.276
waarvan beleidsmatig 1.421 ‒ 2.476
Endogene groei (in %) 5,7% 7,3%

Tabel 6.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2024 en 2025. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 6.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2025 van het CPB.

arbeidsvolume in arbeidsuren 0,65% 0,26%
contractloonstijging 6,49% 4,30%
incidentele loonstijging 0,63% 0,62%
tabelcorrectiefactor 9,90% 1,20%
arbeidsinkomensquote marktsector 68,6% 68,9%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen worden de ontvangsten daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling. De daling van de opbrengst op transactiebasis in 2024 heeft vooral te maken met de derving als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad over box 3.

Opbrengst op transactiebasis 14.082 9.431 11.400
Mutatie ‒ 4.652 1.970
waarvan endogeen ‒ 295 94
waarvan beleidsmatig ‒ 4.356 1.876

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa een vijfde van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 6.6.5.

particuliere consumptie, waardemutatie 3,7% 5,1%
investeringen in woningen, waardemutatie 1,9% 6,6%
overheidsinvesteringen, waardemutatie 4,4% 6,2%

De ontwikkeling van de btw-ontvangsten op transactiebasis worden toegelicht in tabel 6.6.6.

Opbrengst op transactiebasis 75.921 78.778 82.237
Mutatie 2.856 3.459
waarvan endogeen 2.856 3.600
waarvan beleidsmatig 0 ‒ 140
Endogene mutatie in procent 3,8% 4,6%

7 EMU-saldo

Tabel 7.1 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 3 en bijlage 5 van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

1 Belasting- en premieontvangsten 405.566 425.056 446.986 469.229 487.016 504.866 Tabel 5.2.1
2 Af: Totale netto-uitgaven 473.845 506.053 550.874 543.077 566.801 592.836 Tabel 3.1
3 Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven ‒ 56.560 ‒ 56.946 ‒ 64.818 ‒ 50.475 ‒ 55.502 ‒ 60.608 Tabel 7.2
4 Bij: Kas-transverschillen en overige posten ‒ 6.160 ‒ 7.857 ‒ 6.141 ‒ 6.030 ‒ 6.073 ‒ 5.746 Tabel 7.3
5 Bij: EMU-saldo decentrale overheden ‒ 623 ‒ 650 ‒ 677 ‒ 705 ‒ 730 ‒ 756
6 EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) ‒ 18.502 ‒ 32.558 ‒ 45.889 ‒ 30.108 ‒ 31.085 ‒ 33.864

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in Tabel 7.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Verstrekking studieleningen1 3.780 3.415 3.102 2.738 2.407 2.258
Aflossing studieleningen ‒ 1.466 ‒ 1.507 ‒ 1.549 ‒ 1.592 ‒ 1.636 ‒ 1.681
Rijksbijdragen aan de sociale fondsen 55.342 50.913 56.832 61.160 65.744 70.140
Lening TenneT 13.100 14.200 17.100 0 0
Rente sociale fondsen 1.741 1.677 1.805 2.181 2.602 2.944
Kasbeheer ‒ 15.650 ‒ 12.300 ‒ 12.408 ‒ 14.021 ‒ 13.451 ‒ 12.826
Rente-ontvangsten derivaten 83 0 0 0 0 0
Voortijdige beëindigen derivaten ‒ 206 0 0 0 0 0
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen ‒ 354 474 430 277 200 200
Diverse leningen 32 ‒ 165 ‒ 340 ‒ 326 ‒ 366 ‒ 429
Exportkredietverzekering 46 43 43 43 43 43
Oekraïne 0 0 0 ‒ 37 ‒ 39 ‒ 38
Overig 112 198 ‒ 197 52 ‒ 3 ‒ 4
Totaal 56.560 56.946 64.818 50.475 55.502 60.608
  1. Het CBS boekt prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Op de begroting worden deze uitgaven vooralsnog als niet-kaderrelevant geboekt bij het moment van verstrekking. Om te komen tot een juiste raming van het EMU-saldo is daarom een kas-transcorrectie opgenomen.

Tabel 7.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G) 284 284 284 284 284 280
KTV EU-afdrachten ‒ 193 0 0 0 0 0
KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten) 193 73 385 588 480 480
KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona) 13 0 0 0 0 0
KTV OV-jaarkaart 0 ‒ 1.000 0 0 0 0
KTV prestatiebeurzen ‒ 1.639 ‒ 1.224 ‒ 997 ‒ 657 ‒ 338 ‒ 178
Overige kas-transverschillen 399 0 0 0 0 0
Mutatie begrotingsreserves ‒ 1.235 ‒ 95 ‒ 309 ‒ 309 ‒ 104 ‒ 4
EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid 0 0 0 0 0 0
Overig 1.357 ‒ 991 ‒ 88 ‒ 185 ‒ 198 ‒ 100
Subtotaal Rijk ‒ 819 ‒ 2.953 ‒ 724 ‒ 278 124 479
Eigenrisicodragers WGA/ZW 503 519 537 555 572 570
Zorgbemiddelingskosten ‒ 1.813 ‒ 1.059 ‒ 1.350 ‒ 1.459 ‒ 1.567 ‒ 1.293
Correctie aansluiting premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten1 ‒ 4.031 ‒ 4.364 ‒ 4.604 ‒ 4.849 ‒ 5.202 ‒ 5.502
Subtotaal sociale fondsen ‒ 5.340 ‒ 4.904 ‒ 5.418 ‒ 5.753 ‒ 6.197 ‒ 6.225
Totaal ‒ 6.160 ‒ 7.857 ‒ 6.141 ‒ 6.030 ‒ 6.073 ‒ 5.746
  1. Het stelsel van macro-economische statistieken zoals het CBS deze bijhoudt wordt de nationale rekeningen genoemd. Deze nationale rekeningen (NR) zijn afgelopen zomer gereviseerd. De wettelijke sociale premies die socialezekerheidsfondsen betalen op de uitkeringen werden voorheen gesaldeerd met de uitkeringen. Vanaf de NR-revisie worden de uitkeringen en de bijbehorende wettelijk sociale premies bruto geregistreerd: bijvoorbeeld de Zvw-premie die afgedragen wordt bij een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit leidt tot zowel hogere uitgaven als hogere premie-inkomsten die per saldo tegen elkaar wegstrepen. De raming van premie-inkomsten is gebaseerd op data van CPB en CBS. Daarom is hierbij uitgegaan van de bruto registratiewijze. Voor de premiegefinancierde uitgaven op de rijksbegroting wordt gewerkt volgens de gesaldeerde registratiewijze. Om te voorkomen dat deze twee verschillende registratiewijzen tot een onbedoeld technisch effect op het EMU-saldo leiden, is een correctie toegepast.

Tabel 7.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In Tabel 7.5 en tabel7.6 wordt het EMU-saldo van het Rijk en sociale fondsen nader uitgesplitst.

EMU-saldo Rijk ‒ 30.162 ‒ 43.753 ‒ 57.123 ‒ 43.065 ‒ 43.912 ‒ 45.905
EMU-saldo sociale fondsen 12.283 11.845 11.912 13.662 13.556 12.796
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 623 ‒ 650 ‒ 677 ‒ 705 ‒ 730 ‒ 756
EMU-saldo collectieve sector ‒ 18.502 ‒ 32.558 ‒ 45.889 ‒ 30.108 ‒ 31.085 ‒ 33.864
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) ‒ 1,6 ‒ 2,8 ‒ 3,7 ‒ 2,4 ‒ 2,4 ‒ 2,5
Belastingontvangsten 273.872 277.353 293.944 305.517 317.188 327.810 Tabel 5.2.1
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven ‒ 302.693 ‒ 322.509 ‒ 356.525 ‒ 335.438 ‒ 348.379 ‒ 361.717 Tabel 3.1
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven 56.560 56.946 64.818 50.475 55.502 60.608 Tabel 7.2
Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen ‒ 57.082 ‒ 52.589 ‒ 58.637 ‒ 63.342 ‒ 68.346 ‒ 73.084 Tabel 7.2
Kas-transverschillen en overige posten Rijk ‒ 819 ‒ 2.953 ‒ 724 ‒ 278 124 479 Tabel 7.3
EMU-saldo Rijk (centrale overheid ) ‒ 30.162 ‒ 43.753 ‒ 57.123 ‒ 43.065 ‒ 43.912 ‒ 45.905
Premie-ontvangsten 131.694 147.703 153.042 163.712 169.828 177.056 Tabel 5.2.1
Ontvangen rijksbijdragen en rente 57.082 52.589 58.637 63.342 68.346 73.084 Tabel 7.2
Premiegefinancierde uitgaven ‒ 171.153 ‒ 183.543 ‒ 194.349 ‒ 207.639 ‒ 218.421 ‒ 231.119 Tabel 3.1
Eigenrisicodragers WGA/ZW 503 519 537 555 572 570 Tabel 7.3
Zorgbemiddelingskosten ‒ 1.813 ‒ 1.059 ‒ 1.350 ‒ 1.459 ‒ 1.567 ‒ 1.293 Tabel 7.3
Correctie aansluiting premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten1 ‒ 4.031 ‒ 4.364 ‒ 4.604 ‒ 4.849 ‒ 5.202 ‒ 5.502
EMU-saldo sociale fondsen 12.283 11.845 11.912 13.662 13.556 12.796
  1. Het stelsel van macro-economische statistieken zoals het CBS deze bijhoudt wordt de nationale rekeningen genoemd. Deze nationale rekeningen (NR) zijn afgelopen zomer gereviseerd. De wettelijke sociale premies die socialezekerheidsfondsen betalen op de uitkeringen werden voorheen gesaldeerd met de uitkeringen. Vanaf de NR-revisie worden de uitkeringen en de bijbehorende wettelijk sociale premies bruto geregistreerd: bijvoorbeeld de Zvw-premie die afgedragen wordt bij een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit leidt tot zowel hogere uitgaven als hogere premie-inkomsten die per saldo tegen elkaar wegstrepen. De raming van premie-inkomsten is gebaseerd op data van CPB en CBS. Daarom is hierbij uitgegaan van de bruto registratiewijze. Voor de premiegefinancierde uitgaven op de rijksbegroting wordt gewerkt volgens de gesaldeerde registratiewijze. Om te voorkomen dat deze twee verschillende registratiewijzen tot een onbedoeld technisch effect op het EMU-saldo leiden, is een correctie toegepast.

Het overheidssaldo komt in 2025 naar verwachting uit op een tekort van 2,8% van het bbp. Tabel 7.7 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2024.

EMU-saldo 2024 ‒ 18,5 ‒ 1,6%
Noemereffect 0,0 0,0
Uitgaven aan Rijksbegroting ‒ 31,0 0,0
Niet-kaderrelevante uitgaven ‒ 0,8 0,0
Inkomsten 19,5 0,0
Kastransverschillen ‒ 2,1 0,0
Overig 0,4 0,0
EMU-saldo 2025 ‒ 32,6 ‒ 2,8%

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2024 met 0,9 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 1,6% bbp terwijl het saldo voor 2025 gelijk is gebleven. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in Tabel 7.8.

EMU-saldo Voorjaarsnota 2024 ‒ 2,5 ‒ 2,8 ‒ 4,0 ‒ 2,6 ‒ 3,0 ‒ 3,0
Noemereffect (ontwikkeling bbp) 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1
Belasting- en premieinkomsten 0,4 0,3 0,7 1,0 1,0 0,9
Uitgavenkader 1,2 0,7 0,6 0,2 0,6 0,7
Niet-kaderrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo ‒ 0,8 ‒ 1,0 ‒ 1,2 ‒ 1,1 ‒ 1,1 ‒ 1,2
EMU-saldo decentrale overheden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
EMU-saldo Miljoenennota 2025 ‒ 1,6 ‒ 2,8 ‒ 3,7 ‒ 2,4 ‒ 2,4 ‒ 2,5

Tabel 7.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2009 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2029, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

EMU-saldo ‒ 32,6 ‒ 34,1 ‒ 28,9 ‒ 25,7 ‒ 19,5 ‒ 15,1 ‒ 13,4
Bruto binnenlands product 624,8 639,2 650,4 653,0 660,5 671,6 690,0
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 5,2 ‒ 5,3 ‒ 4,4 ‒ 3,9 ‒ 3,0 ‒ 2,3 ‒ 1,9
2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
EMU-saldo 0,9 10,1 11,6 14,6 ‒ 29,6 ‒ 20,4 ‒ 1,4
Bruto binnenlands product 708,3 738,1 774,0 813,1 796,5 870,6 958,5
EMU-saldo (in procenten bbp) 0,1 1,4 1,5 1,8 ‒ 3,7 ‒ 2,2 ‒ 0,1
2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
EMU-saldo ‒ 3,5 ‒ 18,5 ‒ 32,6 ‒ 45,9 ‒ 30,1 ‒ 31,1 ‒ 33,9
Bruto binnenlands product 1.034,1 1.128,2 1.176,3 1.225,5 1.275,3 1.320,5 1.367,3
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 0,3 ‒ 1,6 ‒ 2,8 ‒ 3,7 ‒ 2,4 ‒ 2,4 ‒ 2,5

8 EMU-schuld

Tabel 8.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de Rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de Rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Belastinginkomsten (kasbasis) 286.421 273.834 291.892 303.491 315.881 326.419
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven ‒ 302.693 ‒ 322.509 ‒ 356.525 ‒ 335.438 ‒ 348.379 ‒ 361.717
Af: kas-transverschil rentelasten 0 ‒ 210 ‒ 370 ‒ 280 ‒ 890 ‒ 250
Mutatie begrotingsreserves ‒ 1.235 ‒ 95 ‒ 309 ‒ 309 ‒ 104 ‒ 4
Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro 0 0 300 150 0 0
Financieringssaldo Rijksoverheid ‒ 17.507 ‒ 48.981 ‒ 65.011 ‒ 32.386 ‒ 33.493 ‒ 35.552

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 8.2 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

EMU-schuld begin jaar 480.671 498.801 548.432 613.820 646.760 680.983
Financieringssaldo Rijksoverheid 17.507 48.981 65.011 32.386 33.493 35.552
EMU-saldo decentrale overheden 623 650 677 705 730 756
EMU-saldo rest centrale overheid 0 0 0 0 0 0
Overig 0 0 ‒ 300 ‒ 150 0 0
EMU-schuld einde jaar 498.801 548.432 613.820 646.760 680.983 717.290

Tabel 8.3 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

EMU-schuldquote begin jaar 46,5 44,2 46,6 50,1 50,7 51,6
Noemereffect bbp ‒ 3,9 ‒ 1,8 ‒ 1,9 ‒ 2,0 ‒ 1,7 ‒ 1,8
Financieringssaldo Rijksoverheid 1,6 4,2 5,3 2,5 2,5 2,6
EMU-saldo decentrale overheden 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
EMU-saldo rest centrale overheid 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overig 0,0 0,0 ‒ 0,0 ‒ 0,0 0,0 0,0
EMU-schuldquote einde jaar 44,2 46,6 50,1 50,7 51,6 52,5

De EMU-schuld komt eind 2025 naar verwachting uit op 46,6% van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2024 betekent dit per saldo een verhoging van de schuld. Voor deze verhoging zijn verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 8.4.

EMU-schuld ultimo 2024 498,8 44,2%
Noemereffect ‒ 1,8%
EMU-saldo 32,6 2,8%
Lening TenneT 14,2 1,2%
Schatkistbankieren ‒ 0,5 0,0%
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen 0,5 0,0%
Studieleningen 1,9 0,2%
Opbrengst/kosten derivaten 0,0 0,0%
Overige kastransverschillen 0,9 0,1%
Overige financiële transacties 0,1 0,0%
EMU-schuld ultimo 2025 548,4 46,6%

Tabel 8.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden is bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2024. Dit komt voornamelijk door het hogere bbp. Hierdoor wordt de schuld uitgedrukt in bbp kleiner. De verwachte schuld aan het eind van 2025 wordt nu geraamd op 46,6% en de schuldverwachting voor het eind van 2029 bedraagt 52,5% van het bbp.

EMU-schuld Voorjaarsnota 2024 47,2% 49,3% 51,4% 52,3% 53,7% 55,0%
Noemereffect ‒ 1,7% ‒ 1,9% ‒ 2,0% ‒ 2,2% ‒ 2,2% ‒ 2,2%
Doorwerking schuld t-1 0,0% ‒ 1,2% ‒ 0,7% 0,7% 0,6% 0,1%
Mutatie EMU-saldo ‒ 0,7% 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,5% ‒ 0,5%
Opbrengst/kosten derivaten 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Aan- en verkoop deelnemingen 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Schatkistbankieren ‒ 0,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Lening TenneT 0,0% 0,2% 1,4% 0,0% 0,0% 0,0%
Studieleningen (netto) 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Kastransactieverschillen ‒ 0,2% 0,2% 0,2% 0,1% 0,0% 0,0%
Overige financiële transacties 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
EMU-schuld Miljoenennota 2025 44,2% 46,6% 50,1% 50,7% 51,6% 52,5%

Tabel 8.6 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2009 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2029, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

EMU-schuld 355 379 401 432 447 456 446
Bruto binnenlands product 625 639 650 653 660 672 690
EMU-schuld (in procenten bbp) 56,8 59,3 61,7 66,2 67,7 67,9 64,6
2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
EMU-schuld 438 420 406 395 435 449 480
Bruto binnenlands product 708 738 774 813 797 871 959
EMU-schuld (in procenten bbp) 61,9 57,0 52,4 48,5 54,7 51,7 50,1
2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
EMU-schuld 481 499 548 614 647 681 717
Bruto binnenlands product 1034 1128 1176 1225 1275 1320 1367
EMU-schuld (in procenten bbp) 46,5 44,2 46,6 50,1 50,7 51,6 52,5

9 Overheidsbalans

Inleiding

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de socialeverzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Toekomstige verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2020-2023

Tabel 9.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2020 tot en met 2023. Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2020 ‒ 2023 is het vermogenssaldo toegenomen met 169,2 miljard euro. Deze stijging komt met name voort uit een toename van de waarde van de vaste activa (92,1 miljard euro), een stijging van de olie- en gasreserves (36,9 miljard euro) en een daling van de uitstaande schuldbewijzen (-31,3 miljard euro). Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 2020 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.7

Activa 785.941 837.182 944.808 924.792
Niet-financiele activa 506.638 548.597 660.298 639.630
Vaste activa 464.678 487.761 531.315 556.734
Voorraden 2.389 2.782 5.391 5.178
Grond 38.698 40.060 41.343 39.968
Olie- en gasreserves 873 17.994 82.249 37.750
Financiële activa 279.303 288.585 284.510 285.162
Chartaal geld en deposito's 20.975 15.310 23.323 19.950
Schuldbewijzen 8.584 9.598 11.646 9.709
Leningen 57.540 59.999 65.283 63.256
Aandelen en overige deelnemingen 108.872 111.394 83.426 96.125
Financiële derivaten 5.072 2.249 ‒ 217 ‒ 266
Handelskredieten en transitorische posten 78.260 90.035 101.049 96.388
Passiva 785.941 837.182 944.808 924.792
Financiële passiva 561.477 573.352 523.568 531.173
Deposito's 1.365 1.979 1.796 1.779
Schuldbewijzen 424.215 430.412 383.426 392.881
Leningen 78.388 76.201 72.115 74.254
Aandelen en overige deelnemingen 63 64 65 65
Handelskredieten en transitorische posten 57.446 64.696 66.166 62.194
Vermogenssaldo 224.464 263.830 421.240 393.619
  1. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2024)

Toelichting posten overheidsbalans

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De niet-financiële activa zijn in de periode 2020-2023 gestegen met bijna 133 miljard euro. De hoofdzakelijke reden hiervoor is dat de post vaste activa is toegenomen met 92,1 miljard euro. Onder de post vaste activa vallen onder andere de gebouwen, vervoermiddelen en grond-, weg- en waterbouwkundige werken die in het bezit zijn van de overheid. Verder zijn de olie- en gasreserves met 36,9 miljard euro in waarde toegenomen.

De financiële activa zijn met 5,9 miljard euro toegenomen in de periode 2020-2023. Deze toename is het resultaat van diverse plussen en minnen. De grootste post betreft de toename van de overige vorderingen/schulden met 18,1 miljard euro. Daarnaast is het bedrag aan uitgegeven leningen tussen 2020-2023 gestegen met 5,7 miljard euro. De post aandelen en overige deelnemingen is daarentegen met 12,7 miljard euro afgenomen in dezelfde periode.

Passiva (schulden)

De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Tussen 2020 en 2023 zijn de verschillende soorten financiële passiva in waarde gedaald met 30,3 miljard euro. Deze daling komt hoofdzakelijk door de afname van schuldbewijzen.

10 Fiscale regelingen

10.1 Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastinginkomsten verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.8 In het belang van transparante Rijksfinanciën worden de budgettaire kosten van fiscale regelingen gemonitord. Ook worden de fiscale regelingen periodiek geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten.

In paragraaf 10.2 wordt bij de definitie van fiscale regelingen stilgestaan. Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aangegeven wanneer fiscale regelingen gemonitord worden en welke regelingen dit jaar zijn toegevoegd in bijlage 10 en 11. Paragraaf 10.3 geeft een overzicht van de budgettaire kosten van fiscale regelingen. De (opvallende) budgettaire ontwikkelingen worden vervolgens nader toegelicht in paragraaf 10.4. Een overzicht van recente beleidsmaatregelen met betrekking tot fiscale regelingen kan gevonden worden in paragraaf 10.5. Tot slot gaat paragraaf 10.6 in op evaluatieuitkomsten en de evaluatie- en onderzoeksagenda van fiscale regelingen voor de komende jaren.

10.2 Definitie en monitoring van fiscale regelingen

Hieronder wordt allereerst kort toegelicht wat verstaan wordt onder een fiscale regeling. Verder wordt in deze paragraaf een overzicht gegeven van de regelingen die op grond van deze uitgangspunten met ingang van dit jaar worden opgenomen in bijlage 10 en 11.

Zoals geconcludeerd in het onderzoek fiscale regelingen geeft iedere definitie van fiscale regelingen afbakeningsproblemen. Internationaal bestaat er ook geen consensus over een heldere definitie. Om die reden is ervoor gekozen om een aantal algemene richtlijnen te geven die een leidraad vormen bij het aanwijzen van nieuwe fiscale regelingen:

  1. De regeling heeft een beoogd beleidsdoel (bijvoorbeeld stimuleren van een bepaalde activiteit), anders dan de algemene doelstelling van het belastingmiddel waar de regeling betrekking op heeft, en;
  2. De regeling leidt per saldo tot een beoogde derving van overheidsinkomsten, al dan niet in samenhang bezien met gerelateerde regelingen op hetzelfde terrein.

Op basis van deze algemene richtlijnen en een doorlichting van wet en regelgeving worden dit jaar 12 extra fiscale regelingen opgenomen in het overzicht in bijlage 11 ten opzichte van vorig jaar. Van deze 12 regelingen worden 4 regelingen vanaf dit jaar ook gemonitord in bijlage 10. Of een regeling gemonitord wordt in bijlage 10 is afhankelijk van een aantal praktische en inhoudelijke criteria:

  1. De regeling heeft een budgettair belang groter dan 5 miljoen euro;
  2. De regeling volgt niet uit Europese wetgeving;
  3. De data voor het ramen van de kosten van de regeling is beschikbaar;
  4. De regeling is niet enkel technisch van aard, bijvoorbeeld ter voorkoming van dubbele belastingheffing, en;
  5. De regeling is niet enkel ter voorkoming van onevenredige uitvoerings-/ administratieve lasten.

Regelingen die daarom niet actief gemonitord worden zijn bijvoorbeeld een bosbouwvrijstelling vanwege het beperkte budgettaire belang, de 30% regeling voor uitgezonden werknemers vanwege een gebrek aan data, en de vrijstelling in de Vpb voor stichtingen en verenigingen met een lage winst ten behoeve van het verminderen van administratieve lasten. Tabel 10.2.1 geeft een overzicht van de nieuw toegevoegde regelingen, of de regeling gemonitord wordt, en indien niet wat de reden daarvoor is. Hoewel met de toevoeging van de regelingen dit jaar beoogd wordt zo volledig mogelijk te zijn, zal zelfs met de forse uitbreiding van dit en afgelopen jaar het een doorlopend proces blijven.

Inkomensvoorzieningen
Schenk- en erfbelasting kunstkorting Nee Beperkt budgettair belang
Schenk- en erfbelasting jaarlijkse schenkingsvrijstelling kinderen Nee Geen data beschikbaar
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Koningshuisregeling in inkomstenbelasting Nee Geen data beschikbaar
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Dividendbelasting dooruitdelingskorting DB Ja
Dividendbelasting vrijstelling inkoop van eigen aandelen Nee Geen data beschikbaar
Dividendbelasting overige Nee Geen data beschikbaar
Belastingen op milieugrondslag
EB verlaagd tarief waterstof Ja
EB teruggaafregeling voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen) Nee Beperkt budgettair belang
EB Raffinaderijvrijstelling Nee Regeling op grond van EU recht
EB vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet Nee Regeling op grond van EU recht
Accijns
Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (voor binnenvaart) Ja
Accijns raffinaderijvrijstelling Ja

10.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

In 2025 bedraagt het totale budgettaire belang van fiscale regelingen naar verwachting circa 167 miljard euro (Tabel 10.3.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2020-2025 gemiddeld met circa 5,1% per jaar. De groei wordt voornamelijk gedreven door een stijging van het budgettaire belang van fiscale regelingen in de btw en de heffingskortingen. Fiscale regelingen in enkele kleinere domeinen laten ook sterke groei zien. Hierbij gaat het met name om fiscale regelingen in de verbruiksbelasting, de overdrachtsbelasting, en de accijns. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product bedraagt het budgettaire belang van alle fiscale regelingen gezamelijk ongeveer 15%.

Persoonsgebonden aftrek 1.066 1.098 876 853 854 838 ‒ 4,7%
Inkomensvoorzieningen 16.810 18.230 19.881 18.181 19.642 21.725 5,3%
(Eigen) woning 10.789 11.497 10.788 11.061 13.138 14.410 6,0%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen 2.007 2.500 2.747 3.048 3.057 3.170 9,6%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer 12.539 14.720 18.753 15.516 15.290 15.519 4,4%
Loonbelasting 2.462 2.411 2.489 2.834 2.945 3.200 5,4%
Heffingskortingen 51.789 55.408 56.428 63.791 70.535 69.435 6,0%
Belastingen op milieugrondslag 14.601 15.497 12.267 14.736 14.396 14.175 ‒ 0,6%
Omzetbelasting 11.413 11.804 13.886 15.769 16.218 16.829 8,1%
Auto 2.585 2.913 2.981 3.255 3.742 2.486 ‒ 0,8%
Accijns 261 297 308 326 438 441 11,1%
Assurantiebelasting 4.201 4.430 4.320 4.554 4.620 4.690 2,2%
Overdrachtsbelasting (niet woning gerelateerd) 149 206 214 288 298 309 15,6%
Verbruiksbelasting 98 98 98 98 446 446 35,4%
Totaal fiscale regelingen 130.673 141.013 145.938 154.212 165.173 167.224 5,1%
in % bbp 16,4% 16,2% 15,2% 14,9% 15,2% 14,8%
  1. Dit overzicht bevat uitsluitend categorieën waarvan ten minste één regeling gemonitord is.

Tabel 10.3.2 geeft inzicht in het budgettaire belang per individuele fiscale regeling van 2020 tot en met 2025. Het budgettaire belang van een regeling is het verschil in belastingkomsten ten opzichte van de situatie waarin de regeling niet zou bestaan en gedrag van burgers en bedrijven niet wijzigt. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom (vaak) niet direct optelbaar.9 Verder is het van belang op te merken dat bij afschaffing van een regeling voor de budgettaire opbrengst uiteraard wel rekening wordt gehouden met gedragseffecten. Hierdoor kan de opbrengst bij afschaffing afwijken van het budgettaire belang zoals dat vermeld staat in deze bijlage.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers in Tabel 10.3.2 vergt aandacht. Voor de meeste regelingen zijn voor de jaren 2020 en 2021 realisaties beschikbaar op basis van de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven een vrij zekere inschatting van het budgettaire belang. Voor jaren waarvoor (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar is, wordt het budgettaire belang bepaald op basis van trendramingen of aannames. Deze cijfers zijn minder zekere inschattingen van het budgettaire belang. Per regeling wordt in bijlage 11, tabel 11.1 bij het kopje ramingsgrond, aangegeven welke jaren realisaties betreffen en welke niet. Indien het geen realisaties betreffen wordt geduid waarop de raming in dat geval is gebaseerd.

Ter illustratie, voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2021 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden bepaald. De groei van het gebruik van de regeling na 2021 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in overige vaste activa zoals geraamd in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2024 van het Centraal Planbureau. Op basis van deze aanname worden de ramingen voor 2022 tot en met 2025 gemaakt.

De laatste kolom van Tabel 10.3.2 geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2020 en 2025. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen op de regelingen zelf, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling. De achtergrond van de ontwikkeling wordt voor de regelingen die een sterke groei of daling in het budgettaire belang hebben, weergegeven in paragraaf 10.4. Bijlage 11 geeft per fiscale regeling een beschrijving ervan. Een visuele weergave van het budgettaire belang kan hier worden gevonden.

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 206 205 39 29 18 3 ‒ 57,1%
Giftenaftrek inkomstenbelasting 510 529 483 480 492 487 ‒ 0,9%
Aftrek specifieke zorgkosten 252 277 297 297 303 309 4,2%
Onderhoudsverplichtingen aftrek 282 263 223 208 200 193 ‒ 7,3%
Belaste ontvangen alimentatie ‒ 184 ‒ 176 ‒ 166 ‒ 162 ‒ 160 ‒ 156 ‒ 3,3%
Inkomensvoorzieningen
Pensioen niet-belaste premie 20.190 21.686 23.310 25.439 27.080 28.692 7,3%
Pensioen belaste uitkering ‒ 12.790 ‒ 13.305 ‒ 14.107 ‒ 15.879 ‒ 17.645 ‒ 18.842 8,1%
Pensioen vrijstelling box 3 8.546 8.906 9.682 7.841 9.358 10.988 5,2%
Lijfrente premieaftrek 589 639 663 723 898 950 10,0%
Lijfrente belaste uitkering ‒ 380 ‒ 396 ‒ 402 ‒ 453 ‒ 507 ‒ 630 10,6%
Lijfrente vrijstelling box 3 254 265 276 223 269 367 7,7%
Nettopensioen en nettolijfrente 9 10 12 15 19 25 22,7%
FOR aftrek 195 222 264 34
FOR belaste afneming ‒ 109 ‒ 118 ‒ 129 ‒ 129 ‒ 126 ‒ 122 2,2%
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 499 504 547 590 639 669 6,0%
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 374 ‒ 372 ‒ 395 ‒ 428 ‒ 482 ‒ 512 6,5%
Reisaftrek OV 5 4 6 7 7 7 7,0%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 15 15 18 39 41 43 23,4%
Middelingsregeling 161 170 135 158 90 90 ‒ 11,0%
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek 9.161 8.483 7.348 8.368 9.912 11.191 4,1%
Aftrek financieringskosten eigen woning 765 820 709 662 667 674 ‒ 2,5%
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming 32 32 32 32 33 34 1,5%
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning 13 10 8 6 5 4 ‒ 20,7%
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld 592 535 466 435 415 418 ‒ 6,7%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning 148 212 212 27
Eigenwoningforfait ‒ 3.120 ‒ 2.782 ‒ 2.723 ‒ 2.704 ‒ 2.863 ‒ 3.049 ‒ 0,5%
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 3.198 3.598 4.335 3.735 4.439 4.595 7,5%
OVB Vrijstelling woning starters 584 365 449 477 491 ‒ 4,2%
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen 6 36 49 52 52 71,8%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing 172 240 539
Kamerverhuurvrijstelling 10 10 12 15 16 17 11,0%
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 888 1.280 1.288 1.789 1.756 1.982 17,4%
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 780 808 747 1.076 1.080 993 4,9%
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 25 27 27 44 49 50 14,8%
Vrijstelling groen beleggen box 3 45 46 44 37 58 42 ‒ 1,4%
Heffingskorting groen beleggen box 3 30 31 31 34 41 32 1,3%
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet 37 38 39 33 37 40 1,9%
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht 20 20 20 20 20 14 ‒ 6,9%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Zelfstandigenaftrek 1.752 1.692 1.701 1.370 1.056 739 ‒ 15,8%
Extra zelfstandigenaftrek starters 109 110 120 121 123 126 2,8%
Meewerkaftrek 7 7 7 7 7 7 0,1%
Stakingsaftrek 17 17 17 17 18 19 2,5%
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk 5 4 4 4 4 4 ‒ 4,5%
Willekeurige afschrijving starters 7 7 7 8 8 8 2,5%
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart ‒ 71 326 470 470 470 470
Doorschuiving stakingswinst 286 299 311 325 346 361 4,8%
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 114 119 121 124 114 115 0,2%
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 879 728 728 728 698 709 ‒ 4,2%
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 685 690 591 651 684 709 0,7%
Faciliteit geven uit vennootschap 17 19 20 23 38 44 21,0%
Mkb-winstvrijstelling 2.003 2.193 2.415 2.515 2.553 2.609 5,4%
Terbeschikkingstellingsvrijstelling 21 22 21 21 22 23 2,3%
Laag vpb-tarief 2.415 3.672 5.926 2.784 2.958 3.032 4,7%
Innovatiebox 1.583 1.889 2.245 2.219 2.358 2.417 8,8%
Liquidatie- en stakingsverliesregeling 835 311 782 554 494 506 ‒ 9,5%
Herinvesteringsreserve 206 346 313 286 137 100 ‒ 13,5%
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 415 477 515 622 598 611 8,1%
Energie-investeringsaftrek (EIA) 144 198 309 336 259 431 24,5%
Milieu-investeringsaftrek (MIA) 75 101 206 306 192 194 20,9%
VAMIL 15 18 23 23 25 25 10,8%
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 922 1.378 1.802 1.902 2.027 2.157 18,5%
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 8 8 9 10 11 11 6,4%
Dividendbelasting dooruitdelingskorting DB 90 90 90 90 90 90 0,0%
Loonbelasting
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO 1.226 1.411 1.297 1.437 1.446 1.582 5,2%
Afdrachtvermindering zeevaart 108 106 110 115 116 118 1,8%
30%-regeling 1.100 865 1.051 1.249 1.348 1.465 5,9%
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 28 29 31 33 35 36 5,2%
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting 23.131 23.713 23.796 25.208 27.598 25.552 2,0%
Arbeidskorting 21.968 24.692 25.523 31.042 34.621 35.289 9,9%
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.810 1.850 1.851 1.957 2.076 2.169 3,7%
Jonggehandicaptenkorting 180 182 186 198 218 221 4,2%
Ouderenkorting 4.168 4.429 4.503 4.759 5.335 5.489 5,7%
Alleenstaande ouderenkorting 532 542 569 626 687 714 6,1%
Belastingen op milieugrondslag
EB Verlaagd tarief glastuinbouw 130 157 112 115 144 135 0,8%
EB Salderingsregeling 345 385 548 673 688 684 14,7%
EB Belastingvermindering per aansluiting 3.756 3.990 5.873 4.387 4.667 4.743 4,8%
EB Stadsverwarmingsregeling 65 70 74 83 87 74 2,6%
EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit 6.309 6.509 2.668 6.314 5.360 5.277 ‒ 3,5%
EB Degressieve tariefsstructuur gas 2.783 3.042 1.883 1.995 1.976 1.647 ‒ 10,0%
EB verlaagd tarief waterstof 0 0 0 0 0 0
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 37 30 24 32 33 31 ‒ 3,4%
EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) 111 127 79 84 105 116 0,9%
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 136 143 141 165 192 222 10,3%
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking 659 714 507 552 778 883 6,0%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 38 72 74 47 44 36 ‒ 1,2%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik 64 65 66 70 77 78 4,0%
Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers 101 78 93 98 108 110 1,7%
Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting 8 8 7 7 7 6 ‒ 6,6%
Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting 59 107 118 114 130 133 17,5%
Omzetbelasting
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 6.641 7.071 8.269 9.141 9.394 9.784 8,1%
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.493 1.585 1.695 1.544 1.586 1.652 2,0%
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten 708 725 966 1.301 1.337 1.393 14,5%
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 828 894 982 1.132 1.163 1.211 7,9%
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer 394 383 617 658 676 704 12,3%
Btw Verlaagd tarief Sierteelt 247 276 285 299 307 320 5,3%
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking 853 559 710 1.252 1.286 1.340 9,4%
Btw Verlaagd tarief overig 68 79 87 91 93 50 ‒ 5,9%
Btw Nultarief zonnepanelen 41 41 41 0,0%
Btw Kleineondernemersregeling 180 232 275 311 334 334 13,2%
Auto
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 413 481 455 352 263 229 ‒ 11,1%
MRB Korting voor nulemissievoertuigen 82 133 202 278 415 395 37,0%
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers 959 1.005 1.030 1.089 1.196 1.256 5,5%
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten 16 16 17 17 19 20 4,3%
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 35 42 48 56 64 34 ‒ 0,8%
MRB Kwarttarief en halftarief 151 196 242 231 305 321 16,4%
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer 51 50 48 51 51 51 0,2%
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 75 83 91 104 114 126 10,9%
MRB Vrijstelling diverse voertuigen 27 28 28 30 30 31 2,8%
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 13 12 11 10 9 7 ‒ 12,5%
BPM Teruggaaf diverse voertuigen 15 14 13 19 15 15 0,2%
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 30 29 33 56 76
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers 719 824 763 962 1.185
Accijns
Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (voor binnenvaart) 121 142 127 144 159 159 5,6%
Accijns raffinaderijvrijstelling 140 155 181 182 279 282 15,0%
Assurantiebelasting
ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering 5 6 7 7 7 7 4,5%
ASB Vrijstelling levensverzekeringen 2.604 2.772 2.604 2.793 2.793 2.793 1,4%
ASB Vrijstelling ongevallen-, invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 660 660 690 708 735 763 2,9%
ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW 845 877 911 947 983 1.021 3,9%
ASB Vrijstelling zeeschepen 15 17 18 19 20 21 7,0%
ASB Vrijstelling transportverzekeringen 57 59 61 64 66 69 3,9%
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen 15 39 29 16 16 16 1,3%
Overdrachtsbelasting (niet woning gerelateerd)
OVB Vrijstelling cultuurgrond 133 184 191 258 268 279 16,0%
OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer 17 22 22 29 30 30 12,4%
Verbruiksbelasting
Vrijstellingen mineraalwater 156 156 0,0%
Vrijstellingen melk 98 98 98 98 290 290 24,2%
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. Indien een regeling na 2020 is geïntroduceerd, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.
  3. Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.
  4. Budgettair belang voor regelingen in box 3 bevatten geen correcties voor de gevolgen van recente jurisprudentie.

10.4 Opvallende ontwikkelingen

Tabel 10.4.1 biedt inzicht in waar de budgettaire ontwikkeling in het budgettaire belang per fiscale regeling over 2020-2025 vandaan komt voor de sterkste dalers en stijgers. De ontwikkeling van het budgettaire belang wordt uitgesplitst naar beleid, endogeen en overige bijstellingen. De achtergrond van de budgettaire ontwikkeling in andere fiscale regelingen kunnen hier worden gevonden.

Beleidsmatige ontwikkelingen houden verband met aanpassingen van de regeling of aanpassing van het algemene tarief van de belastingsoort waar binnen de regeling valt. Neem als voorbeeld het verlaagde tarief van 9% voor sierteelt in de btw. Als beleidsmatig dit verlaagde tarief wordt verhoogd naar 10% in plaats van 9% dan zorgt dit ervoor dat het budgettaire belang van de regeling daalt ten opzichte van de situatie zonder de regeling waarbij het btw percentage 21% zou zijn. Stel de regeling zelf wordt niet aangepast maar het algemene btw tarief wordt verhoogd van 21% naar 22%, dan wordt het budgettaire belang groter hoewel de regeling zelf dus niet is aangepast.

Endogene ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die door algemene economische ontwikkelingen gedreven worden. Dat kunnen zowel prijs- als volume ontwikkelingen zijn. Een goed voorbeeld van een volume ontwikkeling is bijvoorbeeld een toename van het aantal nulemissie voertuigen waardoor de korting in de loon- en inkomstenbelasting, de BPM, en de MRB op qua budgettair balang groeit. Voorbeelden van een prijsontwikkeling zijn een toename in het budgettaire belang van de 30%-regeling door loonstijgingen of een toename in het budgettaire belang van regelingen in het winstdomein door algemene prijsinflatie.

Tot slot bestaan er ook nog (technische) bijstellingen. Dat zijn toenames in het budgettaire belang doordat bijvoorbeeld de ramingsgrond is aangepast. Daarbij kan het zowel gaan om een aanpassing van de ramingsmethodiek vanwege voortschrijdend inzicht waardoor een budgettair belang wijzigt, alsook om een aanpassing van de data die gebruikt wordt voor de raming. Dit jaar is sprake van een technische bijstelling in de raming voor de faciliteit ANBI's in de schenk- en erfbelasting en de vrijgestelde uitkering bij het 25- en 40-jarig dienstverband.

Zoals aangegeven in de introductie van deze paragraaf laat de endogene ontwikkeling zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. Opvallend zijn regelingen die grote budgettaire ontwikkelingen doormaken, met name vanwege volume ontwikkelingen, zonder dat daar expliciete afweging in de vorm van beleid ten grondslag aan ligt. Immers wordt er dan meer gebruik gemaakt van een regeling terwijl hierop beleidsmatig niet aangestuurd is. Verder kennen fiscale regelingen doorgaans geen plafond.

Tabel 10.4.1 licht de opvallende ontwikkelingen uit door de 20 regelingen te selecteren met de grootste jaarlijkse endogene groei over 2020-2025. Het totale budgettaire belang van alle fiscale regelingen is vanwege endogene ontwikkelingen in totaal met 31,2 miljard euro toegenomen over 2020-2025. Door beleidsmatige ontwikkelingen is deze daarnaast met ongeveer 2,6 miljard euro toegenomen. Bij de 20 regelingen met de meest opvallende ontwikkeling is het gezamenlijke budgettaire belang vanwege endogene ontwikkelingen met bijna 7,8 miljard euro toegenomen. Hieronder worden de vijf sterkste stijgers hiervan voorzien van nadere duiding.

Tonnageregeling winst uit scheepvaart

Met betrekking tot de tonnageregeling worden per 2020 in de belastingaangifte meer gegevens uitgevraagd over de achterliggende winstberekening. Vanaf dat jaar is mogelijk om op jaarbasis een berekening te maken van het voor- of nadeel dat bedrijven hebben van de regeling. Uit de gegevens blijkt dat bedrijven tijdens het coronajaar 2020 per saldo voor 71 miljoen euro nadeel hadden van de regeling. In 2021 was de zeescheepvaart aanmerkelijk winstgevender waardoor bedrijven per saldo in dat jaar een profijt hadden van 326 miljoen euro. Voor 2022 is het bedrag nog onzeker, maar op basis van voorlopige aangiftegegevens is het de verwachting dat dit profijt in 2022 zal oplopen tot 470 miljoen euro. Aangenomen is dat de zeescheepvaart zich in 2022 hersteld heeft van de coronacrisis, en dat daarom de kosten van de regeling in 2023 t/m 2025 op hetzelfde niveau blijven.

MRB Korting voor nulemissievoertuigen

Voor emissievrije auto’s (EV) geldt een nihil-tarief in de motorrijtuigenbelasting (mrb) tot en met 2024, in 2025 geldt een kwarttarief. Hierdoor is er een beperkte beleidsmatige daling in 2025. Over 2020-2025 is nog steeds sprake van een beleidsmatige stijging in het budgettair belang vanwege het Klimaatakkoord uit 2019. Door de autonome ingroei van EV’s in het wagenpark neemt het budgettaire belang van deze fiscale regeling elk jaar toe. De ingroei van EV’s in het wagenpark, en daarmee het budgettair belang, komt ook deels door beleid uit het klimaatakkoord, zoals de bpm-vrijstelling voor EV’s, een korting in de bijtelling voor EV’s en de aanschafsubsidie voor nieuwe en tweedehands EV’s (SEPP-subsidie). Het aandeel van het extra budgettair belang door beleid is gelijk aan € 74 mln.

Energiebelasting Salderingsregeling

De groei van de omvang van de salderingsregeling wordt veroorzaakt door de groei van het aantal zonnepanelen bij kleinverbruikers. Hierdoor groeit de jaarlijkse hoeveelheid gesaldeerde elektriciteit en neemt de budgettaire derving toe. De stijging wordt beleidsmatig gedempt doordat de energiebelasting in de eerste twee schijven elektriciteit in 2024 en 2025 dalen. Desondanks is er sprake van netto groei van de omvang van de regeling.

Vrijstelling en heffingskorting groen beleggen box 3

Uit het jaarverslag van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland blijkt dat het aantal particuliere groene spaarders en beleggers en het vermogen dat zij inleggen (sterk) is toegenomen de laatste jaren. Hierdoor stijgt het budgettaire belang van zowel de vrijstelling als de heffingskorting voor groen beleggen in box 3 sterk over de periode 2020 tot en met 2025.

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart 470 541 26 0 515 > 100%
MRB Korting voor nulemissievoertuigen 395 313 74 0 239 31,4%
Heffingskorting groen beleggen box 3 32 2 ‒ 75 0 77 29,0%
EB Salderingsregeling 684 339 ‒ 467 0 806 27,3%
Vrijstelling groen beleggen box 3 42 ‒ 3 ‒ 92 0 89 24,4%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 43 28 0 0 28 23,4%
Nettopensioen en nettolijfrente 25 16 3 0 13 19,6%
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 2.157 1.235 0 0 1.235 18,5%
MRB Kwarttarief en halftarief 321 171 0 0 171 16,4%
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 1.982 1.094 229 0 865 14,6%
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 50 25 3 0 22 13,4%
Btw Kleineondernemersregeling 334 154 0 0 154 13,2%
Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting 133 73 25 0 49 12,8%
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer 704 311 0 0 311 12,3%
Kamerverhuurvrijstelling 17 7 ‒ 1 0 8 11,9%
Laag vpb-tarief 3.032 617 ‒ 1.208 0 1.825 11,9%
30%-regeling 1.465 365 ‒ 442 0 807 11,6%
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 126 51 ‒ 2 0 53 11,3%
Middelingsregeling 90 ‒ 71 ‒ 175 0 104 10,5%
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten 1.393 685 0 278 408 9,5%
Overige regelingen 154.175 30.725 4.662 2.560 23.504 3,5%
Alle regelingen 167.670 36.678 2.559 2.837 31.282 4,4%
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. Bevat mogelijk afrondingsverschillen.
  3. Indien 2020 geen raming heeft, is uitgegaan van startjaar bij berekening mutatie en endogeen.
  4. Alleen regelingen zijn meegenomen die in 2025 een groter budgettair belang hebben dan 5 miljoen. Verder zijn alleen regelingenmeegenomen die tussen 2020-2025 een endogene groei hebben van 5 miljoen en hoger. De regelingen die gebudgeteerd zijn (WBSO, EIA, MIA, VAMIL) zijn geomitteerd.

10.5 Beleidsmaatregelen

Tabel 10.5.1 bevat een overzicht van nieuwe beleidsmaatregelen die specifiek betrekking hebben op fiscale regelingen. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting van het relevante wetsvoorstel. Het totale effect van beleidsmaatregelen, inclusief het effect van algemene tariefsaanpassingen, op het budgettaire belang van fiscale regelingen over 2020-2025 is terug te vinden in Tabel 10.4.1 en kan per regeling hier gevonden worden.

Pakket Belastingplan 2025
Fiscale bedrijfsovergangsfaciliteiten 2025 ‒ 1 ‒ 3 ‒ 22 ‒ 21 ‒ 21 ‒ 14
Salderingsregeling 0 0 0 ‒ 574 ‒ 576 ‒ 665
Fiscale regeling giftenaftrek beperken 0 ‒ 43 ‒ 49 ‒ 55 ‒ 61 ‒ 61
Gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen 0 0 0 0 0 0
Invoeren vrijstelling in box 3 voor bepaalde vermogensrechten in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe 0 0 0 0 0 0
Bezwaar- en beroepsprocedure MIA & VAMIL verleggen 0 0 0 0 0 0
Vervoerskosten aftrek specifieke zorgkosten aanpassen 0 1 1 1 1 1
Aanpassen liquidatieverliesregeling 0 0 0 0 0 0
Aanpassen kavelruilvrijstelling overdrachtsbelasting 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Btw tarief logies verhogen, exclusief kamperen 0 0 ‒ 1110 ‒ 1110 ‒ 1110 ‒ 1110
Btw tarief cultuur verhogen, exclusief bioscopen en dagrecreatie 0 0 ‒ 1221 ‒ 1221 ‒ 1221 ‒ 1221
Tarieftabel bpm voor plug-in hybride auto’s beëindigen 0 ‒ 9 ‒ 2 29 71 103
Tijdelijke mrb tariefkorting emissievrije auto’s invoeren 0 42 241 304 325 11
Tarieven energiebelasting 1e en 2e schijf aardgas verlagen 0 271 260 275 296 385
Belastingvermindering energiebelasting verhogen 0 0 0 0 0 0
Tarief energiebelasting waterstof verlagen 0 0 2 3 3 5
Tarief energiebelasting 4e en 5e schijf aardgas verhogen 0 0 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 5
Vrijstellingen duaal en non-energetisch verbruik kolen afschaffen 0 0 0 ‒ 77 ‒ 77 ‒ 5
Definitie energiebedrijf & tarief aanpassen en aardgas vrijstelling invoeren CO2 heffing glastuinbouw 0 15 12 8 5 0
Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG 0 1474 0 0 0 0
Afschaffing inkoopfaciliteit dividendbelasting terugdraaien 0 800 800 800 800 800
Oplossing eenverdienders problematiek 0 0 0 0 98 0
Verlagen AHK met 335 euro per 2025 0 ‒ 2796 ‒ 2857 ‒ 2909 ‒ 2933 ‒ 2933
Afbouwpunt AHK koppelen aan WML 0 1700 1758 1868 2036 2036
  1. [+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [–] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met Tabel 10.3.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.

Om een overzicht te hebben van de hoeveelheid regelingen die zijn afgeschaft en zijn geïntroduceerd is hieronder figuur 10.1 opgenomen die dit over de jaren heen uitzet. De rode staafjes zijn nieuwe fiscale regelingen die dat jaar zijn aangekondigd en kunnen dus ook na dat jaar pas in werkinggetreden zijn. De groene staafjes laten het aantal afgeschafte fiscale regelingen zien. De zwarte lijn laat zien hoeveel regelingen netto zijn toegevoegd of afgeschaft tot en met dat jaar sinds 2000.

Figuur 10.1 Overzicht nieuwe en afgeschafte fiscale regelingen sinds 2000

10.6 Evaluaties

Beleidsevaluaties vormen een belangrijk onderdeel bij de verantwoording van fiscale regelingen. Deze paragraaf besteedt aandacht aan (recent) uitgevoerde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren. In paragraaf 10.6.1 staan we stil bij evaluaties die sinds de vorige Miljoenennota zijn uitgevoerd. Paragraaf 10.6.2 geeft een integraal overzicht van de evaluatieuitkomsten van fiscale regelingen. In paragraaf 10.6.3 wordt de evaluatieagenda voor de komende jaren gepresenteerd.

10.6.1 Recent uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

In totaal zijn 7 evaluaties van fiscale regelingen afgerond sinds de Miljoenennota 2024. Sommige evaluaties beslaan meerdere fiscale regelingen. Hieronder worden de uitkomsten van de evaluaties of onderzoeken verder uiteengezet per onderwerp. Vanwege de demissionaire status van het vorige kabinet zijn kabinetsreacties beleidsarm verstuurd. Het huidige kabinet zal deze evaluatieuitkomsten bestuderen en met een inhoudelijke beleidsreactie komen.

Fiscale ondernemerschapsregelingen

Afgelopen half jaar is er een evaluatie geweest van de fiscale ondernemerschapsregelingen. Het gaat hierbij om: de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, de willekeurige afschrijving starters, de MKB-winstvrijstelling, de tbs-vrijstelling, de stakingsaftrek en de meewerkaftrek. De evaluatie is uitgevoerd door onderzoeksbureaus Stichting Economisch Onderzoek (SEO) en Dialogic in opdracht van het ministerie van Financiën en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Uit de evaluatie blijkt dat de fiscale ondernemerschapsregelingen (zeer) beperkt doeltreffend zijn in relatie tot het overkoepelende doel van de regelingen: het realiseren van maatschappelijke spill-overs via het stimuleren van ondernemerschap

Het is lastig gebleken om harde conclusies te trekken over de doelmatigheid van de regelingen. Wel wordt geconcludeerd dat het budgettair beslag van de meeste regelingen relatief groot is in relatie tot de beperkte doeltreffendheid. Daarnaast zorgt een deel van de regelingen voor negatieve neveneffecten, zoals verstoren van arbeidsmarktkeuzes en hogere socialezekerheidskosten.

Reisaftrek OV

Afgelopen jaar is er een evaluatie geweest van de reisaftrek OV. Er is gekeken naar het gebruik van de regeling en de uitvoering en handhaving bij de Belastingdienst. De evaluatie is uitgevoerd door DGFZ en de Belastingdienst in afstemming met het ministerie van IenW.

Uit de evaluatie blijkt dat de regeling beperkt is in gebruik en omvang en daarnaast voor gebruikers een klein financieel voordeel biedt. De regeling is derhalve beoordeeld als waarschijnlijk niet doeltreffend en waarschijnlijk niet doelmatig. Ook een aantal vragen uit het toetsingskader zijn negatief beantwoord.

Landbouwvrijstelling

Het onderzoek is uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksbureau SEO. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van interviews en data analyse. Voor de data analyse is gebruik gemaakt van microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over landbouwstructuurgegevens en aangifte inkomstenbelastinggegevens voor de periode 2010-2021.

Het onderzoeksbureau schrijft op basis van dit rapport dat de regeling doeltreffend noch doelmatig is en dat de regeling ook niet gerechtvaardigd kan worden uit het realiseren van (eventuele wenselijke) neveneffecten. Het bureau concludeert dat afschaffing met overgangsrecht de logische en uitvoerbare beleidsoptie is.

Heffingskortingen en tariefstructuur box 1

De onderzoekers hebben de heffingskortingen geëvalueerd op basis van literatuuronderzoek en econometrische data-analyse. Daarnaast hebben zij ook twee uitgebreide vragenlijsten laten invullen door een representatief panel van ruim 2.000 personen (het LISS-panel). In de enquêtes zijn onder andere de kennis en het begrip van de heffingskortingen getoetst en is gevraagd naar de motivaties en mogelijkheden van mensen om (meer of minder) te gaan werken.

De doeltreffendheid van het doel (gerichte) inkomensondersteuning wordt verminderd doordat veel mensen al geen belasting betalen. Het recht op heffingskortingen is dan hoger dan het bedrag dat diegene (zonder de kortingen) aan belasting zou moeten betalen. Voor zover mensen zich wel door financiële prikkels laten leiden, concluderen de onderzoekers dat de arbeidskorting en de IACK minder bijdragen aan het arbeidsaanbod dan dat het geval zou zijn wanneer belastingplichtigen de kortingen zouden kennen en begrijpen. Volgens de onderzoekers heeft dit een negatieve impact op de doelmatigheid van deze regelingen. Ook is de grens van doelmatig beleid bereikt voor de heffingskortingen omdat verdere verhogingen niet meer bij de lage inkomens terecht komen.

Innovatiebox

De innovatiebox is door SEO en Dialogic geëvalueerd over de periode 2010- 2019. De onderzoekers concluderen dat de regeling grotendeels doeltreffend is in het bijdragen aan een goed vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven. Met betrekking tot de doelstelling om innovatieve activiteiten te stimuleren concluderen de onderzoekers dat de innovatiebox beperkt doeltreffend is, gemeten aan de hand van S&O-uitgaven. De berekende ‘bang-for-the-buck’- maatstaf (BFTB) komt overeen met de bevindingen van de vorige evaluatie. Eén euro extra belastingvoordeel uit hoofde van de innovatiebox verhoogt S&O-uitgaven met circa 28 eurocent.

De onderzoekers concluderen dat de regeling, ten aanzien van de doelstelling om gericht innovatieve activiteiten te stimuleren, niet doelmatig is. Dit houdt verband met het feit dat de BFTB lager is dan 1, het niveau waarbij een euro net zoveel additionele investeringen oplevert als het kost aan budgettair beslag. Wat deze conclusie versterkt is dat er effectievere manieren zijn om innovatie te stimuleren, zoals de WBSO, die een hogere BFTB kent.

30%-regeling en ETK-regeling

In opdracht van het ministerie van Financiën evalueerde onderzoeksbureau SEO de extraterritoriale kostenregeling (ETK-regeling), de 30%-regeling en de regeling partiële buitenlandse belastingplicht. Daarbij concluderen de onderzoekers dat de 30%-regeling doeltreffend en deels doelmatig is. Verder levert de 30%-regeling een bijdrage aan het vestigingsklimaat en leidt de voorgenomen versobering naar verwachting 10-15% lagere instroom aan kennismigranten en verslechterd dit het vestigingsklimaat.

Verder concluderen de onderzoekers dat de ETK-regeling deels doeltreffend en beperkt doelmatig is. Een concstant forfait sluit volgens hen beter aan bij de kostenontwikkeling van extraterritoriale kosten en heeft bovendien lagere uitvoerignskosten. De partiële buitenlandse belastingplicht is daarnaast niet doeltreffend en niet doelmatig.

Giftenaftrek

In opdracht van het ministerie van Financiën evalueerde onderzoeksbureau Stichting Economisch Onderzoek (SEO) in 2023 de giftenaftrek voor de periode 2016-2021. SEO concludeert dat de giftenaftrek doeltreffend maar niet doelmatig is.

Uit een gedragsexperiment blijkt dat de giftenaftrek van 37 procent (huidige vormgeving) tot 9,6 procent hogere giften dan in de situatie zonder stimulans. Het gedragseffect is het sterkst bij grote gevers. Hierdoor is de giftenaftrek doeltreffend te noemen. Echter, een deel van de budgettaire kosten komt ten gunste van de gever in plaats van de begiftigde. Ook is de giftenaftrek slecht uitvoerbaar voor de Belastingdienst en verder is het niet-gebruik van de giftenaftrek hoog doordat onder andere gevers niet bekend zijn met de regeling. Hierdoor is de giftenaftrek niet doelmatig te noemen. 

10.6.2 Overzicht uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het Toetsingskader Fiscale Regelingen te worden doorlopen en is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 (RPE 2022) van toepassing. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, en dat de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan moeten worden onderzocht. In figuur 10.2 wordt een totaalbeeld geschetst van de evaluatieuitkomsten met betrekking tot de doeltreffend- en doelmatigheid van geëvalueerde fiscale regelingen.

Figuur 10.2 Overzicht evaluatieuitkomsten fiscale regelingen

In tabel 10.6.1 worden verder de uitkomsten van evaluaties uitgevoerd in de periode 2020-2025 gepresenteerd. Voor uitkomsten van evaluaties die zijn uitgevoerd voor 2020 wordt verwezen naar het rapport Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen. Per evaluatie wordt gerapporteerd over de doeltreffendheid, de doelmatigheid, en de noodzaak voor overheidsingrijpen (TFR). U kunt een verwijzing naar de integrale evaluatie in bijlage 11 vinden. Daarnaast kunt u deze ook hier vinden. In het Ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen is daarnaast ook voor een groot deel van de regelingen gekeken naar de doenlijkheid en de complexiteit voor de uitvoering ervan.

Zoals opgenomen in het de budgettaire bijlage van het Hoofdlijnenakkoord blijft het uitgangspunt dat negatief geëvalueerde regelingen worden aangepast of afgeschaft. Daarom wordt in onderstaande tabel eveneens aangegeven of de evaluatie heeft geleid tot een aanpassing, afschaffing (al dan niet op termijn), of ongewijzigde voortzetting.

2020 ASB Vrijstelling zeeschepen Ja Ja Ja Ongewijzigd
ASB Vrijstelling transportverzekeringen Ja Onzeker Onzeker Ongewijzigd
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen Ja Ja Ja Ongewijzigd
Vrijstelling groen beleggen box 3 Ja Ja Ja Aangepast
Heffingskorting groen beleggen box 3 Ja Ja Ja Aangepast
Vermindering verhuurderheffing Niet onderzocht Ja Grotendeels Afgeschaft
Nettopensioen en nettolijfrente Niet onderzocht Ja Onzeker Ongewijzigd
2021 Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit Discutabel Onzeker Onzeker Ongewijzigd
Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie Niet onderzocht Beperkt Ja Afgeschaft
Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie Discutabel Onzeker Nee Ongewijzigd
Energiebelasting stadsverwarmingsregeling Ja Ja Ja Ongewijzigd
Energiebelasting inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking Ja Ja Nee Aangepast
Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw Discutabel Ja Onzeker Afbouw
Energiebelasting belastingvermindering Discutabel Ja Nee Ongewijzigd
Schenkingsvrijstelling eigenwoning Nee Niet of beperkt Nee Afgeschaft
2022 Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit Discutabel Ja Nee Aangepast
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 Discutabel Ja Geen uitspraak Aangepast
Doorschuiving stakingswinst Discutabel Ja Geen uitspraak Ongewijzigd
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer Discutabel Waarschijnlijk beperkt Nee Afgeschaft
BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen Discutabel Beperkt Geen uitspraak Afschaffing teruggave geldtransport, ongewijzigd voor overige
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers Nee Geen uitspraak Geen uitspraak Afgeschaft
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers Nee Geen uitspraak Geen uitspraak Ongewijzigd
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten Ja Geen uitspraak Geen uitspraak Ongewijzigd
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar Discutabel Geen uitspraak Geen uitspraak Aanpassing
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 Nee Geen uitspraak Geen uitspraak Aanpassing
MRB Kwarttarieven Nee Onzeker Nee Afschaffing / aanpassing
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart Ja Ja Onzeker Ongewijzigd
Afdrachtvermindering zeevaart Ja Ja Onzeker Ongewijzigd
Willekeurige afschrijving zeeschepen Ja Nee Nee Ongewijzigd
Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups Nee Nee Nee Afgeschaft
Aftrek specifieke zorgkosten Ja Deels Beperkt Vervolgonderzoek
2023 Verlaagde btw-tarief voedingsmiddelen en water Discutabel Ja Nee Reactie volgt
Verlaagde btw-tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen Ja Onzeker Nee Reactie volgt
Verlaagde btw-tarief culturele goederen en diensten Ja Onzeker Onzeker Afgeschaft m.u.v. toegang tot dagrecreatie
Verlaagde btw-tarief arbeidsintensieve diensten Discutabel Nee Nee Reactie volgt
Verlaagde btw-tarief personenvervoer Ja Onzeker Nee Reactie volgt
Verlaagde btw-tarief Sierteelt Nee Ja Nee Reactie volgt
Verlaagde btw-tarief Logiesverstrekking Nee Ja Nee Afgeschaft m.u.v. kampeerterreinen
Verlaagde btw-tarief agrarische goederen Nee Geen uitspraak Geen uitspraak Afgeschaft
Energie-investeringsaftrek (EIA) Ja Onzeker Onzeker Aanpassing en vervolgonderzoek
Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil Ja Ja Ja Vervolgonderzoek
Onbelaste reiskostenvergoeding Niet onderzocht Ja Grotendeels Ongewijzigd
Tusseneveluatie fiscale regelingen voor emissieloze voertuigen Ja Geen uitspraak Geen uitspraak Ongewijzigd
Innovatiebox Ja Ja (vest.klimaat)
Beperkt (R&D)
Deels (vest.klimaat)
Nee (R&D)
Reactie volgt
2024 Landbouwvrijstelling Nee Nee Nee Reactie volgt
Reisaftrek OV Ja Nee Nee Reactie volgt
Algemene heffingskorting Ja Ja Onzeker Reactie volgt
Arbeidskorting Ja Nee Nee Reactie volgt
Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) Ja Nee Nee Reactie volgt
Ouderenkorting Ja Onzeker Ja Reactie volgt
Alleenstaande ouderenkorting Ja Onzeker Ja Reactie volgt
Jonggehandicaptenkorting Ja Ja Ja Reactie volgt
30%-regeling Ja Ja Onzeker Reactie volgt
ETK-regeling Ja Onzeker Onzeker Reactie volgt
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht Ja Nee Nee Afgeschaft
Meewerkaftrek Nee Nee Nee Reactie volgt
Stakingsaftrek Nee Nee Nee Reactie volgt
Zelfstandigenaftrek Discutabel Nee Onzeker Reactie volgt
Startersaftrek en startersaftrek voor arbeidsongeschikten Discutabel Nee Onzeker Reactie volgt
Willekeurige afschrijving starters Discutabel Nee Onzeker Reactie volgt
  1. «Reactie volgt» in de kolom beleidsopvolging geeft aan dat voor de evaluatie van deze regeling nog geen inhoudelijke kabinetsreactie aan de Staten-Generaal is verstuurd.

10.6.3 Geplande evaluaties 2024-2028

In tabel 10.6.2 wordt een overzicht gegeven van de evaluaties en andere onderzoeken van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2024-2028. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van de Staten-Generaal.

De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA). De evaluatie van een fiscale regeling is daarom in de begroting van een beleidsverantwoordelijke ministerie terug te vinden. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn altijd het Ministerie van Financiën, vanuit haar verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel, en het betreffende vakdepartement, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de beleidsdoelen, samen betrokken.

2024 Evaluatie differentiatie overdrachtsbelasting FIN, BZK
Quickscan natuurschoonwet FIN, LNV
Quickscan onderhoudsverplichtingen aftrek en belaste alimentatie FIN
Quickscan vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband FIN
Evaluatie schenkingsvrijstelling voor kinderen en dure studies FIN
Evaluatie laag vpb-tarief FIN, EZ
2025 Evaluatie WBSO FIN, EZ
Evaluatie btw-vrijstellingen FIN, OCW
Onderzoek verbeteringen energie-investeringsaftrek (EIA) en millieu-investeringsaftrek (MIA) FIN, EZ, KGG, I&W
Onderzoek jaarlijkse vrijstelling schenkbelasting kinderen FIN
Onderzoek toekomstbestendigheid eigenwoningregeling FIN, BZK
Evaluatie werkkostenregeling FIN, EZ, I&W
Evaluatie vrijstelling kunstvoorwerpen box 3 FIN, OCW
Evaluatie fiscale vrijstellingen bos en natuur FIN, LNV
Monitoring wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteit 2024 FIN, EZ
Monitoring fiscale regeling aandelenoptierechten FIN
Evaluatie accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen FIN
2026 Evaluatie kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) FIN, EZ
Evaluatie fiscale behandeling ANBI's FIN
Evaluatie herinvesteringsreserve (HIR) FIN, OCW
Evaluatie kleineondernemersregeling (KOR) FIN, EZ
Evaluatie verbruiksbelasting FIN, VWS
Monitoring opbrengsten afschaffen inputvrijstelling EB voor elektriciteitsopwekking FIN, EZ
Monitoring verhoging btw-tarief cultuur en logies FIN, OCW
Evaluatie kansspelbelasting FIN, J&V
2027 Evaluatie eigenwoningregeling FIN, BZK
Evaluatie regeling groenprojecten FIN, I&W, BZK
Evaluatie fiscale behandeling stichtingen en verenigingen FIN, EZ
Tussentijdse evaluatie fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouwsector FIN
Evaluatie energiebelasting FIN, EZ, LNV, BZK
Evaluatie vrijstellingen OVB in de ondernemingssfeer en vrijstellingen van technische aard FIN, EZ
Monitoring verhoging btw-tarief cultuur en logies FIN, OCW
Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding FIN, I&W
2028 Evaluatie zeevaartregelingen FIN, I&W
Monitoring maatregelen giftenaftrek en geven uit vennootschap FIN
Evaluatie fiscale regelingen autobelastingen FIN, I&W, EZ, VWS
Evaluatie assurantiebelasting FIN, I&W
Evaluatie verhoging btw-tarief cultuur en logies FIN, OCW
Evaluatie milieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil FIN, I&W, BZK
Evaluatie energie-investeringsaftrek (EIA) FIN, EZ, BZK
Tussenevaluatie fiscale stimuleringsmaatregelen EV's FIN, I&W

11 Toelichting op de fiscale regelingen

11.1 Inleiding

In deze bijlage wordt een kwalitatieve toelichting per fiscale regeling gegeven. Voor elke regeling bevat tabel 11.1 een korte beschrijving, het wetsartikel, de doelstelling van de regeling, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft, de meest recente beleidsevaluatie, of een horizonbepaling van toepassing is, en de ramingsgrond die gebruikt is voor de schatting van het budgettaire belang in bijlage 10, indien van toepassing.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Persoonsgebonden aftrek
Regeling: Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
Beschrijving: Uitgaven boven een drempelbedrag ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken tot een maximumbedrag. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegelijkertijd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar – na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).
Doelstelling: Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.
Ministerie: OCW, Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Wetsartikel: Artikel 10a.16 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Giftenaftrek inkomstenbelasting
Beschrijving: Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempelpercentage en plafondpercentage van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s. Met ingang van 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt.
Doelstelling: Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 6.32 ‒ 6.39a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie giftenaftrek 2016-2021, SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 410-IX nr. 42.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek specifieke zorgkosten
Beschrijving: Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.
Doelstelling: Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.
Ministerie: VWS, Artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.
Wetsartikel: Artikel 6.16 ‒ 6.20 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie specifieke zorgkosten, Dialogic & Significant Public, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925-XVI nr. 204.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Onderhoudsverplichtingen aftrek
Beschrijving: Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.
Doelstelling: Het aansluiten bij draagkracht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 6.3 ‒ 6.7 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Belaste ontvangen alimentatie
Beschrijving: Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.
Doelstelling: Het aansluiten bij draagkracht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 3.105 en 3.108 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Inkomensvoorzieningen
Regeling: Pensioen niet-belaste premie
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen. Realistaties t/m [t-12].
Regeling: Pensioen belaste uitkering
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen. Realistaties t/m [t-12].
Regeling: Pensioen vrijstelling box 3
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen. Realistaties t/m [t-3].
Regeling: Lijfrente premieaftrek
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Lijfrente belaste uitkering
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen. Geen realisaties.
Regeling: Lijfrente vrijstelling box 3
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen. Bevat geen realisaties.
Regeling: Nettopensioen en nettolijfrente
Beschrijving: Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Wetsartikel: Artikel 5.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI. Realistaties t/m [t-6].
Regeling: FOR aftrek
Beschrijving: De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023.
Doelstelling: Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Vervallen
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Per 2023 afgeschaft. Raming na realisatiejaren volgt raming bij voorstel afschaffing.
Regeling: FOR belaste afneming
Beschrijving: De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023.
Doelstelling: Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Vervallen
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Per 2023 afgeschaft. Raming na realisatiejaren volgt raming bij voorstel afschaffing.
Regeling: Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.
Ministerie: SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Wetsartikel: Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2] voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI. Realistaties t/m [t-3].
Regeling: Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.
Ministerie: SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Wetsartikel: Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2] voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI. Bevat geen realisaties. Raming grondslag volgt ontwikkeling premieaftrek.
Regeling: Reisaftrek OV
Beschrijving: Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.
Ministerie: IenW, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Wetsartikel: Artikel 3.80 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie reisaftrek OV, FIN, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 23 645 nr. 818.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Onbelaste reiskostenvergoeding
Beschrijving: Een werkgever mag een onbelaste vergoeding van maximaal een bepaald aantal eurocent per kilometer geven voor alle zakelijke kilometers die een werknemer aflegt. Woon-werkkilometers tellen ook als zakelijke kilometers. Voor reizen met het openbaar vervoer mag een werkgever de werkelijke kosten onbelast vergoeden. De onbelaste reiskostenvergoeding is onderdeel van de werkkostenregeling.
Doelstelling: Het voorkomen dat de vergoeding die werknemers ontvangen ter compensatie van gemaakte zakelijke kosten als belastbaar loon wordt aangemerkt.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding, CE Delft & Significance, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 155.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen
Beschrijving: Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting. Voorwaarde is dat het kind niet eerder een verhoogde vrijstelling heeft gebruikt voor een schenking van de ouder. Er is geen bestedingsdoel verbonden aan de vrijstelling. De eenmalig verhoogde vrijstelling kan extra worden verhoogd indien het geschonken bedrag is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of opleiding, welke kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk.
Doelstelling: Ouders de mogelijkheid geven hun kind financiële ondersteuning te geven, bijvoorbeeld hulp bij de aankoop van een eigen woning, de inrichting van een woning, het opzetten van een eigen praktijk e.d. Oorspronkelijk was de vrijstelling gekoppeld aan het huwelijk van het kind maar door een amendement is dit losgekoppeld omdat de beperking bij huwelijk principieel onjuist werd geacht tegenover hen die niet (kunnen) huwen en ook eenmalige steun kunnen gebruiken.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 33 van de Successiewet 1956
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op aangiftegegevens. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Schenk- en erfbelasting kunstkorting
Beschrijving: De regeling zorgt ervoor dat erfbelasting ook met kunst kan worden betaald. De kwijtschelding van de erfbelasting bedraagt maximaal de waarde van het kunstvoorwerp, vermeerderd met 20%. Alleen kunstwerpen die van nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang zijn komen in aanmerking voor de regeling.
Doelstelling: Behouden van cultureel belangrijke voorwerpen voor Nederland
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Wetsartikel: Artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Middelingsregeling
Beschrijving: Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan het drempelbedrag Als onderdeel van Belastingplan 2023 is de middelingsregeling per 2023 af geschaft. Dit betekent dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling kan worden toegepast.
Doelstelling: Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 10a.28 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m [t-1]. Budgettair belang is op kasbasis. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Schenk- en erfbelasting jaarlijkse schenkingsvrijstelling kinderen
Beschrijving: Ouders kunnen jaarlijks een vast bedrag aan hun kind schenken zonder daar belasting over te hoeven betalen. Deze vrijstelling geldt ongeacht de leeftijd en de burgerlijke staat van het kind.
Doelstelling: Beperken van administratieve lasten
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 33 van de Successiewet 1956
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
(Eigen) woning
Regeling: Hypotheekrenteaftrek
Beschrijving: Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen in box 1 (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.120, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek financieringskosten eigen woning
Beschrijving: Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen in box 1. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.120, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming
Beschrijving: Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.120, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning
Beschrijving: Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijdstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. De aftrek voor rente en kosten en geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning betreft een tijdelijke crisismaatregel die afliep in 2017. De gevallen die al gebruik maakten van de regeling voor 2018 kunnen de aftrek nog maximaal vijftien jaar toepassen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.120 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
Beschrijving: Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd.
Doelstelling: Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.123a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning
Beschrijving: Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. De vrijstelling is in 2023 verlaagd en met ingang van 2024 volledig afgeschaft.
Doelstelling: Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens en beperken van het percentage onderwaterhypotheken.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Vervallen
Evaluatie: Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 35 518 nr. G.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming is gebaseerd op aangiftegegevens. Realisaties t/m [t-3]. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.
Regeling: Eigenwoningforfait
Beschrijving: Huishoudens met een eigen woning dienen een percentage van de WOZ-waarde van hun woning bij het belastbaar inkomen in box 1 op te tellen. Dit percentage is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde en wordt jaarlijks vastgesteld. Het eigenwoningforfait staat los van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning, die ook in box 1 valt. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.
Doelstelling: Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.112 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste bijtelpost is.
Regeling: OVB Verlaagd tarief woning niet-starters
Beschrijving: In 2021 is de tariefdifferentiatie in de overdrdachtsbelasting ingevoerd waardoor woningen bestemd voor hoofdbewoning onder een laag tarief vallen en woningen niet bestemd voor hoofdbewoning onder het algemene tarief vallen. Voor niet-starters is het lage overdrachtsbelasting tarief van toepassing. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen.
Doelstelling: Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Macro-raming opbrengsten ovb, gegevens van het Kadaster. Realisaties voor 2022 en 2023.
Regeling: OVB Vrijstelling woning starters
Beschrijving: Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning onder de woningwaardegrens door een persoon die meerderjarig is en jonger is dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen.
Doelstelling: De positie van starters op de woningmarkt verbeteren ten opzichte van andere kopers.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Macro-raming opbrengsten ovb, gegevens van het Kadaster. Realisaties voor 2022 en 2023.
Regeling: OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen
Beschrijving: Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers van Stichting Opmaat, raming vanaf 2022.
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Regeling: Vermindering verhuurderheffing
Beschrijving: Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 is in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is. De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hierdoor vervalt per 2023 ook het recht op heffingsverminderingen.
Doelstelling: Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Vervallen
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing (bijlage bij de Rapportage verhuurderheffing 2020 en evaluatie heffingsverminderingen), Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 34 652 nr. H.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Kamerverhuurvrijstelling
Beschrijving: Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan een maximumbedrag per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.
Doelstelling: Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 3.114 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Rapport evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers. Kosten geraamd op basis van inschattingen over aantal kamers en van o.a. gemiddelde WOZ-waarde, EWS, rente, en belasting box 3 in het betreffende belastingjaar.
Regeling: Heffingvrij vermogen/inkomen box 3
Beschrijving: Een algemene vrijstelling in box 3. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt alleen het voordeel uit het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en is per 2023 beleidsmatig verhoogd.
Doelstelling: Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 5.5 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.
Regeling: Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3
Beschrijving: In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er onder bepaalde voorwaarden vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.
Doelstelling: Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 10bis.1 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 voor KEW, SEW en BEW. Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AN van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 voor de andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Extrapoleren van gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen. Realistaties t/m [t-7].
Regeling: Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3
Beschrijving: Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een maximumbedrag vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).
Doelstelling: Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 5.10, onderdeel a, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Extrapoleren van gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m [t-6]. Realistaties t/m [t-7]
Regeling: Vrijstelling groen beleggen box 3
Beschrijving: Op grond van deze regeling is een maximumbedrag aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling dubbel dit maximumbedrag. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.
Doelstelling: Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.
Ministerie: IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.
Wetsartikel: Artikel 5.13-5.14 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010-2017: eindrapport, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Voorspellingen obv cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-3] en jaarcijfers RVO voor ontwikking grondslag groene beleggingen.
Regeling: Heffingskorting groen beleggen box 3
Beschrijving: De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt van een percentage van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.
Doelstelling: Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.
Ministerie: IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.
Wetsartikel: Artikel 8.19 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010-2017: eindrapport, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Voorspellingen obv cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-3] en jaarcijfers RVO voor ontwikking grondslag groene beleggingen.
Regeling: Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3
Beschrijving: Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, vallen niet onder de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.
Doelstelling: Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Wetsartikel: Artikel 5.8 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3
Beschrijving: Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 5.7, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet
Beschrijving: De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.
Doelstelling: Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 7-9a van de Natuurschoonwet 1928 en o.a. artikel 5.7, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en artikel 220d, eerste lid, onderdeel d van de Gemeentewet.
Evaluatie: Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m [t-1]. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.
Regeling: Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht
Beschrijving: Op grond van deze regeling kunnen werknemers die gebruikmaken van de 30%-regeling ervoor kiezen om voor de heffing in de inkomstenbelasting voor box 2 en box 3 behandeld te worden als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat zij in Nederland wonen. Hierdoor worden in het buitenland gerealiseerde inkomsten uit box2 en box3 niet in de heffing betrokken. Via een amendement op BP2024 is de regeling met ingang van 2025 afgeschaft. Er geldt overgangsrecht tot en met 2026 voor degenen die vóór 1 januari 2024 gebruik maakten van de 30%-regeling.
Doelstelling: Deze regeling zorgt ervoor dat het Nederlandse fiscale stelsel geen belemmering vormt om in Nederland te komen werken. Dit zal met name aan de orde zijn in de situatie waarin een werknemer over relatief veel vermogen in het buitenland beschikt dan wel vermogensinkomsten in het buitenland heeft.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 2.6 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Box 2- en box 3 inkomsten belastingplichtingen, geraamd met nederlandse belastingplichtigen met vergelijkbare looninkomsten. Reeks bevat geen realisaties.
Regeling: Koningshuisregeling in inkomstenbelasting
Beschrijving: N.v.t
Doelstelling: N.v.t
Ministerie: BZK, Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie.
Wetsartikel: Artikel 40 van de Grondwet
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Koningshuisregeling in de schenk- en erfbelasting
Beschrijving: De door het koningshuis ontvangen uitkeringen ten laste van het Rijk, alsmede de vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie, zijn vrijgesteld van persoonlijke belastingen.
Doelstelling: Voorkomen van belastingheffing op arbeids- en vermogensinkomsten die verband houden met de functie van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis.
Ministerie: BZK, Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie.
Wetsartikel: Artikel 33, eerste lid, van de Successiewet 1956
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Regeling: Zelfstandigenaftrek
Beschrijving: De zelfstandigenaftrek is een aftrek van een vast bedrag in de IB. Ondernemers hebben recht op de zelfstandigenaftrek als zij voldoen aan het urencriterium. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap, steun voor kleine zelfstandigen, het mogelijk maken van investeringen en reserveringen en lastenverlichting voor het MKB
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.76 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Extra zelfstandigenaftrek starters
Beschrijving: Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en stimuleren starten onderneming vanuit arbeidsongeschiktheid.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.76, derde lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
Beschrijving: De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB is een faciliteit voor startende ondernemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering kunnen krijgen. Deze ondernemers hoeven niet te voldoen aan het normale urencriterium, maar er geldt wel een verlaagd urencriterium. De aftrekpost bedraagt een vast bedrag voor het eerste jaar en wordt lager de jaren daarna. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.
Doelstelling: Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei & SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Wetsartikel: Artikel 3.78a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Meewerkaftrek
Beschrijving: Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming.
Doelstelling: Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Stakingsaftrek
Beschrijving: Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst een maximumbedrag vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.
Doelstelling: De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.79 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
Beschrijving: Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een vast bedrag als aftrek. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd.
Doelstelling: Bevorderen van technologische vernieuwingen.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.77 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-3].
Regeling: Willekeurige afschrijving starters
Beschrijving: Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en bevorderen investeringen
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.34 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen. Realistaties t/m [t-7].
Regeling: Willekeurige afschrijving zeeschepen
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar een maximumpercentage van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.
Doelstelling: Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr 357.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart
Beschrijving: Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.
Doelstelling: Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 3.22-3.24 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr 357.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Tot 2020 raming zonder actuele gegevensbron. Met ingang van 2020: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang wordt bepaald door verschil in berekende belasting met en zonder de fiscale regeling.
Regeling: Doorschuiving stakingswinst
Beschrijving: Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.
Doelstelling: Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.98 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.
Regeling: Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2
Beschrijving: Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.
Doelstelling: Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 3.98 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit
Beschrijving: Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van vast aantal jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt een vast percentage van de going-concernwaarde van de onderneming tot een maximumbedrag. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van een lager percentage.
Doelstelling: Voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 35b van de Successiewet 1956
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realistaties t/m [t-4]. De raming is gebaseerd op aangiftegegevens. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de (gedeeltelijke) vrijstelling niet van toepassing was geweest, verminderd met de verschuldigde belasting onder de (gedeeltelijke) vrijstelling.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s
Beschrijving: ANBI’s zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) is de vrijstelling ingegaan per 2010.
Doelstelling: Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI’s en SBBI’s.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 32 van de Successiewet 1956
Evaluatie: Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34552 nr. N.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming gebaseerd op diverse bronnen: cijfers Belastingdienst over giftenaftrek en cijfers uit de studie Geven in Nederland (gebaseerd op jaarverslagen goede doelen). Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Realisaties t/m 2005.
Regeling: Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's
Beschrijving: ANBI's en fondswervers komen onder voorwaarden in aanmerking voor aftrek voor kenbaar fondswervende activiteiten. Een ANBI mag de winst die behaald is met kenbaar fondswervende activiteiten aftrekken van de totale winst.
Doelstelling: Stimulering van fondswerving voor en door goededoelenorganisaties.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 9a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's
Beschrijving: Een ANBI of een organisatie die een sociaal belang behartigt (SBBI) komt in aanmerking voor aftrek van fictieve personeelskosten. Fictieve personeelskosten zijn fictieve kosten voor arbeid door vrijwilligers . Deze kosten zijn aftrekbaar op basis van het minimumloon.
Doelstelling: Ter bevordering van het maatschappelijke belang van vrijwilligers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 9a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst
Beschrijving: Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als hun fiscale winst niet meer bedraagt dan een maximumbedrag. Dit betekent dat stichtingen en verenigingen die met kleinschalige commerciële activiteiten de markt betreden zijn vrijgesteld.
Doelstelling: Doelmatigheid van belastingheffing / beperken administratieve lasten.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Faciliteit geven uit vennootschap
Beschrijving: Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek in de Vpb bedraagt een percentage van de winst tot een maximumbedrag. Als de giften aftrekbaar zijn voor de Vpb worden zij tevens niet gezien als uitdeling in box 2. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.
Doelstelling: Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 16 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en Artikel 4.13, vierde lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie giftenaftrek 2016-2021, SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 410-IX nr. 42.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-3]. Realistaties t/m [t-4]. Daarna ontwikkeling grondslag volgens bbp en raming uitbreiding geven uit vennootschap in Belastingplan 2024.
Regeling: Mkb-winstvrijstelling
Beschrijving: De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. De mkb-winstvrijstelling is een percentage van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap en gelijktrekken effectieve belastingdruk bij IB-ondernemers met bv/DGA's
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.79a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Terbeschikkingstellingsvrijstelling
Beschrijving: De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt een vast percentage van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.
Doelstelling: Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.99b van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-2].
Regeling: Laag vpb-tarief
Beschrijving: Voor winsten tot een vast maximumbedrag geldt een verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting.
Doelstelling: Lager belasten van fiscale winsten tot en met een maximumbedrag.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Evaluatie: Gepland 2024
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-3]. CPB-raming (KMEV) basis voor ramingen.
Regeling: Innovatiebox
Beschrijving: Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting. Het tarief in de innovatiebox is tussen 2017 en 2021 in twee stappen verhoogd van 5% naar 9%. Bij toerekening van winsten aan een immaterieel activum kan gekozen worden voor een forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum van een vast percentage van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximumbedrag.
Doelstelling: Primair het bevorderen van het vestigingsklimaat voor innovatieve ondernemingen in Nederland en secundair het stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 12b-12bg van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Evaluatie: Evaluatie van de Innovatiebox 2010-2019, Dialogic & SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418 nr. 127.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-3].
Regeling: Liquidatie- en stakingsverliesregeling
Beschrijving: Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming – onder voorwaarden – toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.
Doelstelling: Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bedragen tot en met 2022 gebaseerd op voorlopige realisaties. Het bedrag van 2023 is gebaseerd op het gemiddelde van 2021 en 2022 vanwege de overgangstermijn in de Wet aanpassing liquidatieverliesregeling. De bedragen van 2024 en 2025 zijn gebaseerd op het verwachte gebruik na volledige inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Regeling: Herinvesteringsreserve
Beschrijving: De boekwinst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel kan onder voorwaarden worden gereserveerd door middel van de herinvesteringsreserve (HIR). De betreffende boekwinst wordt daardoor niet meteen belast. Om gebruik te maken van de HIR dient de boekwinst te worden aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel binnen 3 jaar na het jaar van vervreemding. Bij aanschaf van het vervangend bedrijfsmiddel wordt de HIR vervolgens in mindering gebracht op de aanschafprijs, hetgeen toekomstige afschrijvingen op het nieuwe bedrijfsmiddel beperkt. Wanneer (een deel van) de HIR niet tijdig wordt aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel, wordt deze (of het restant van de HIR) opgeteld bij de winst.
Doelstelling: Voorkomen dat belastingheffing bij realisatie van boekwinst op investeringen de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar brengt.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 3.54 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m [t-3]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Verhuisvergoeding ondernemer
Beschrijving: Bij verhuizing in het kader van een onderneming mag de ondernemer de kosten voor het overbrengen van de inboedel vermeerderd met een vast bedrag in aftrek brengen. Dit bedrag betreft kosten van herinrichting, stoffering en overigeverhuiskosten. Het voorkomt discussie over de zakelijkheid van verhuis- en inrichtingskosten en stimuleert arbeidsmobiliteit. Daarnaast zit er een verhuiskostenvergoeding in de WKR voor hetzelfde bedrag.
Doelstelling: Nader te onderzoeken
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 3.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie
Beschrijving: In de wetgeving zijn diverse faciliteiten opgenomen om zonder belastingheffing te kunnen herstructureren in het kader van een aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische fusie en juridische splitsing. Deze faciliteiten bestaan in de inkomstenbelasting (IB-winst en box 2), vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting. De faciliteiten zijn gebaseerd op de Europese Fusierichtlijn.
Doelstelling: Voorkomen fiscale belemmeringen bij aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische splitsing of juridische fusie (in overeenstemming met de Europese Fusierichtlijn)
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 3.55-3.57 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Beschrijving: De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering.
Doelstelling: Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.41 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m [t-3]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-4]. Geraamde endogene groei vanaf 2021 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de CEP 2023 raming van het CPB.
Regeling: Energie-investeringsaftrek (EIA)
Beschrijving: De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 3.42 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport evaluatie EIA 2017-2021, SEO & CE Delft, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 158.
Horizonbepaling: Ja, tot 2029.
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m [t-2] en rekenveronderstellingen. Realisties t/m [t-1] daarna budget. Het budget wordt door de politiek vastgesteld, de raming wordt hierop afgestemd.
Regeling: Milieu-investeringsaftrek (MIA)
Beschrijving: De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij drie verschillende percentages van het investeringsbedrag in mindering kan worden gebracht op de winst. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen
Ministerie: IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.
Wetsartikel: Artikel 3.42a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie MIA/Vamil 2017-2021, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202 nr. 159.
Horizonbepaling: Ja, tot 2029.
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m [t-2] en rekenveronderstellingen. Realisties t/m [t-1] daarna budget. Het budget wordt door de politiek vastgesteld, de raming wordt hierop afgestemd.
Regeling: VAMIL
Beschrijving: Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot een vast percentage van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen
Ministerie: IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.
Wetsartikel: Artikel 3.31 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie MIA/Vamil 2017-2021, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202 nr. 159.
Horizonbepaling: Ja, tot 2029.
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m [t-2] en rekenveronderstellingen. Realisties t/m [t-1] daarna budget. Het budget wordt door de politiek vastgesteld, de raming wordt hierop afgestemd.
Regeling: Landbouwvrijstelling in de winstsfeer
Beschrijving: Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.
Doelstelling: Twee typen eigenaren van landbouwgrond (eigenaar die de grond zelf bewerkt en de eigenaar die de grond verpacht) fiscaal gelijk behandelen.
Ministerie: LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.
Wetsartikel: Artikel 3.12 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie landbouwvrijstelling, SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418 nr. 137.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m [t-3]]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realistaties t/m [t-4].
Regeling: Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 3.13 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met [t-1]. Cijfer [t] en [t+1] is het budget van de regelingen.
Regeling: Bosbouwvrijstelling
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 3.11 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Dividendbelasting dooruitdelingskorting DB
Beschrijving: Vennootschappen die aanspraak maken op de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting kunnen ten hoogste 3% van de buitenlandse ingehouden bronbelasting, indien deze minstens 5% bedraagt en niet verrekend kan worden in de vennootschapsbelasting, in mindering brengen op de dividendbelasting bij dooruitdeling. De regeling geldt voor situaties waarbij een belang van ten minste 25% wordt gehouden in een dochtermaatschappij die is gevestigd in een verdragsland of op Aruba, Curaçao, Sint Maarten of op de BES-eilanden.
Doelstelling: Met de regeling wordt bereikt dat de belastingdruk op deelnemingsdividenden die onder inhouding van bronbelasting worden ontvangen uit verdragslanden wordt verzacht bij dooruitdeling van deze dividenden.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de dividendbelasting 1965
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming is gebaseerd op aangiftegegevens van de belastingdient. Hierbij is de gemiddelde dooruitdeling over de afgelopen 10 jaar genomen als ramingsgrond
Regeling: Dividendbelasting vrijstelling inkoop van eigen aandelen
Beschrijving: De inkoop van eigen aandelen is belast als een opbrengst voor de dividendbelasting, tenzij deze gehouden worden ter tijdelijke belegging. Onder strikte voorwaarden is de inkoop van eigen aandelen door een beursfonds vrijgesteld van dividendbelasting.
Doelstelling: Voorkomen dat de dividendbelasting drukt op de inhoudingsplichtige en versteviging van de Nederlandse concurrentiepositie.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 4c van de Wet op de dividendbelasting 1965
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Dividendbelasting overige
Beschrijving: De dividend belasting kent naast de dooruitdelingsfaciliteit en de inkoopfaciliteit ook nog een aantal fiscale regelingen die beogen om bijvoorbeeld administratieve lasten te verminderen of die grotendeels volgen uit EU-richtlijnen zoals in de inhoudingsvrijstelling.
Doelstelling: Onder andere het gelijk speelveld bevorderen en het voorkomen van administratieve lasten en uitvoeringskosten
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Diverse artikelen
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Loonbelasting
Regeling: Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO
Beschrijving: De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt een vast percentage van het S&O-loon van die werknemers (met een hoger percentage voor starters). Als het S&O-loon meer bedraagt dan een maximumbedrag , is het percentage verlaagd. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit [t-1] worden ten laste/bate van het budget in [t+1] gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.
Doelstelling: Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat voor S&O-bedrijvigheid verbeteren
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 3.77 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-1], daarna budget.
Regeling: Afdrachtvermindering zeevaart
Beschrijving: Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt een vast percentage van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is er een lager percentage vastgesteld.
Doelstelling: Zeevaartsector in staat stellen te concurreren op de internationale markt en zeevaartbedrijven aan ons land binden.
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 17-20 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr 357.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m [t-1]. Realistaties t/m [t-1], daarna inschatting obv ontwikkeling kosten in de afgelopen jaren.
Regeling: Werkkostenregeling
Beschrijving: Met de werkkostenregeling kunnen werkgevers binnen bepaalde grenzen zelf bepalen wat zij onbelast aan werknemers vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Daarvoor staat hen de zogenoemde vrije ruimte ter beschikking  De vrije ruimte is vast percentage van de fiscale loonsom tot een maximumbedrag. Boven dit bedrag is er een verlaagd percentage. Als de vrije ruimte wordt overschreden betaalt de werkgever eindheffing over het meerdere. Sommige zaken die aan werknemers worden toegekend worden aangemerkt als een gerichte vrijstelling; die kunnen ook onbelast worden toegekend, maar tellen niet mee in de vrije ruimte. Sommige voorzieningen die met het werk of de werkplek te maken hebben worden gewaardeerd op nihil en zijn daarmee ook onbelast.
Doelstelling: De doelstelling van de werkkostenregeling was te komen tot een administratieve lastenverlichting voor werkgever met betrekking tot kostenvergoedingen en loon in natura en irritaties bij werkgevers rondom het detailgehalte van het voorgaande systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen weg te nemen. De wetgever trachtte deze doelstellingen onder meer te bereiken door: 1) Uit te gaan van een sterk forfaitair karakter van de regeling; 2) Slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen op te nemen; 3)Vergoedingen en verstrekkingen die binnen de vrije ruimte vallen hoeven niet meer op werknemersniveau geadministreerd te worden.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: 30%-regeling
Beschrijving: De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. Vanaf 2024 is de grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast gemaximeerd op de WNT-norm. Voor degenen die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling is er overgangsrecht tot 1 januari 2026.
Doelstelling: De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel: 1) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is; 2) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en 3) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 10ea-10ej van de Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
Evaluatie: Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden. Realistaties t/m [t-1].
Regeling: 30% regeling: voor uitgezonden werknemers
Beschrijving: De werkgever mag aan uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. Vanaf 2024 is de grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast gemaximeerd op de WNT-norm. Voor degenen die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling is er overgangsrecht tot 1 januari 2026.
Doelstelling: De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel: 1) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is; 2) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en 3) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 10e van de Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vergoeding voor extraterritoriale kosten
Beschrijving: De werkgever mag aan ingekomen werknemers werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoeden.
Doelstelling: De regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen werknemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband
Beschrijving: De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.
Doelstelling: Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.
Regeling: Fiscale regeling aandelenoptierechten
Beschrijving: Wanneer een werknemer loon krijgt in de vorm van aandelenoptierechten vindt heffing in beginsel plaats op het moment waarop de werknemer de aandelenoptie kan verhandelen of als de aandelenoptie wordt vervreemd. De werknemer kan er echter op het moment van uitoefening van de aandelenopties ook voor kiezen om het heffingsmoment te verplaatsen naar het moment dat de aandelenoptie uitgeoefend wordt. De werknemer kan gebruik maken van deze keuzeregeling als de aandelenopties nog niet verhandelbaar zijn op het moment van uitoefening.
Doelstelling: De doelstelling is om het verstrekken van aandelenoptierechten als beloning aantrekkelijker te maken. Door op een later moment te heffen is het meer aannemelijk dat er voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde belastingen te voldoen.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 10a van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vrijwilligersregeling
Beschrijving: De vrijwilligersregeling is bedoeld voor onverplicht en onbetaald werk voor organisaties met een maatschappelijk nut. Met deze regeling wordt voorzien in een ruimhartige forfaitaire kostenvergoedingsregeling op basis waarvan er tot een jaarlijks te indexeren maximumbedrag per jaar en per maand sprake is van een kostenvergoeding en niet van loon en derhalve niet wordt belast.
Doelstelling: Het beperken van de administratieve lasten van vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Heffingskortingen
Regeling: Algemene heffingskorting
Beschrijving: De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. Vanaf 2025 wordt deze korting afgebouwd met het verzamelinkomen, daarvoor was dat met het inkomen uit werk en woning. Boven een bepaald verzamelinkomen bedraagt de korting nul.
Doelstelling: Gerichte inkomensondersteuning.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 8.10 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.
Regeling: Arbeidskorting
Beschrijving: De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt nul vanaf een specifiek arbeidsinkomen.
Doelstelling: Stimuleren van arbeidsparticipatie, stimuleren van gewerkte uren en gerichte inkomensondersteuning voor werkenden.
Ministerie: SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.
Wetsartikel: Artikel 8.11 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.
Regeling: Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Beschrijving: De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Boven de drempel bouwt de korting op met het arbeidsinkomen, tot een bepaald maximum. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven.
Doelstelling: Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen en stimuleren om meer uren te werken.
Ministerie: SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.
Wetsartikel: Artikel 8.14a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.
Regeling: Jonggehandicaptenkorting
Beschrijving: De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt.
Doelstelling: Inkomensondersteuning jonggehandicapten.
Ministerie: SZW, Artikel 4: Jonggehandicapten.
Wetsartikel: Artikel 8.16a van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, aangevuld met CBS-data van Statline. MIMOSI wordt gebruikt voor het gemiddelde verzilverde bedrag per individu, het aantal met recht op deze korting volgt uit de CBS-data.
Regeling: Ouderenkorting
Beschrijving: De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraag een vast bedrag voor verzamelinkomens tot een maximumbedrag en wordt voor verzamelinkomens daarboven afgebouwd tot € 0.
Doelstelling: Inkomensondersteuning ouderen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 8.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.
Regeling: Alleenstaande ouderenkorting
Beschrijving: De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW.
Doelstelling: Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 8.18 van de Wet Inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.
Belastingen op milieugrondslag
Regeling: EB Verlaagd tarief glastuinbouw
Beschrijving: Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.
Doelstelling: Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.
Ministerie: LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.
Wetsartikel: Artikel 60 van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-2]. Realistaties t/m [t-2]. Raming op basis van KEV22 prognose + aanvullend beleid t/m Belastingplan 2025.
Regeling: EB Salderingsregeling
Beschrijving: De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.
Doelstelling: Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 64, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: CBS realisatiecijfers over saldering bij kleinverbruikers. Realistaties t/m [t-2]. Raming op basis van cijfers PBL over elektriciteitsproductie uit zon-PV.
Regeling: EB Belastingvermindering per aansluiting
Beschrijving: Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met een verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).
Doelstelling: Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-2], inclusief teruggaafregeling. Raming op basis van groei aantal woningen uit PBL raming KEV2022.
Regeling: EB Stadsverwarmingsregeling
Beschrijving: De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.
Doelstelling: Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 59, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatie [t-3] op basis van Vesta MAIS model. Raming jaarlijkse groei stadsverwarming op basis van KEV2023 raming.
Regeling: EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit
Beschrijving: De energiebelasting op elektriciteit kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven
Doelstelling: Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 59, eerste lid, onderdeel c, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m [t-2] van de Belastingdienst en cijfers van het CBS. Prognose op basis va KEV2022 aangevuld met relevante beleidsmutaties tussentijdse ontwikkelingen in energiverbruik in 2023 en 2024.
Regeling: EB Degressieve tariefsstructuur gas
Beschrijving: De energiebelasting op gas kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven
Doelstelling: Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m [t-2] van de Belastingdienst en cijfers van het CBS. Prognose op basis van de KEV aangevuld met relevante beleidsmutaties tussentijdse ontwikkelingen in energiverbruik in 2023 en 2024.
Regeling: EB Verlaagd tarief openbare laadpalen
Beschrijving: Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt tot een maximale hoeveelheid kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf.
Doelstelling: De oorspronkelijk doelstelling van het voorstel was de businesscase voor openbare laadpalen verbeteren. In het amendement bij het Belastingplan 2023 wordt daarnaast de doelstelling genoemd om de belasting op elektrisch rijden laag te houden.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 60a van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: EB verlaagd tarief waterstof
Beschrijving: Voor energetisch gebruikt van waterstof geldt een verlaagd tarief ten opzichte van aardgas.
Doelstelling: Verduurzaming
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 59, eerste lid, onderdeel d, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen realisatie. Raming is gebaseerd op ingroei van waterstof uit het IBO klimaat 2023 (2 PJ in 2030)
Regeling: EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit
Beschrijving: Non-profitinstellingen en kerkgebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.
Doelstelling: Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 69 van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. Realisaties t/m [t-1]. Raming op basis van KEV prognose aardgasgebruik gebouwde omgeving.
Regeling: EB teruggaafregeling voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)
Beschrijving: Exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren komen in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief die van de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.
Doelstelling: Internationale concurrentiepositie (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 70a van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)
Beschrijving: Het gebruik van aardgas anders dan als brandstof is niet belast onder de energiebelasting. Gebruikers kunnen hiervoor een vrijstelling vooraf krijgen of een teruggaaf achteraf
Doelstelling: Scope energiebelasting beperken tot brandstoffen
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 64, vijfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: CBS realisatiecijfers t/m [t-1]. Omvang constant verondersteld.
Regeling: EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen
Beschrijving: Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting.
Doelstelling: Beschermen van internationale concurrentiepositie.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 64, tweede lid en derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m [t-2] op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Cijfers uit impactanalyses door Trinomics (2023) en CE Delft (2024) gebruikt voor raming 2025 en verder.
Regeling: EB Raffinaderijvrijstelling
Beschrijving: Restgassen die ontstaan bij raffinaderijen en binnen die raffinaderij worden ingezet voor de vervaardiging van aardgas en minerale oliën zijn vrijgesteld van energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen dubbele belasting (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 51 van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: EB vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet
Beschrijving: In de energiebelasting is een nihiltarief opgenomen voor restgassen de zijn ontstaan op de inrichting waar ze worden verbruikt.
Doelstelling: Voorkomen dubbele belasting (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 59, vierde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking
Beschrijving: Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 64, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m [t-2] op basis van cijfers CBS over energieverbruik en gegevens van Trinomics (2023 &2024) gebruikt in het onderzoek naar de impact van afschaffing. Raming van toekomstig verbruik op basis van Trinomics(2024) naar impact van beperking
Regeling: Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking
Beschrijving: Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belasting met energiebelasting.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 44, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m [t-1] op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Lineaire raming naar 0 in 2030 vanwege sluiting kolencentrales.
Regeling: Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik
Beschrijving: Voor kolen die duaal (als brandstof én voor een ander doel) worden gebruikt geldt een vrijstelling in de kolenbelasting.
Doelstelling: Beschermen van internationale concurrentiepositie.
Ministerie: KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Wetsartikel: Artikel 44, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m [t-3] op basis van cijfers CBS over energieverbruiken impactstudie van Kalavasta naar afschaffing fossiele subsidies. Omvang wordt constant verondersteld.
Regeling: Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers
Beschrijving: Afnemer van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over de afname boven een vaste hoeveelheid m3 per aansluiting per jaar.
Doelstelling: Leidingwaterbelasting laten neerslaan bij kleinverbruikers.
Ministerie: IenW, Artikel 11: Integraal Waterbeleid.
Wetsartikel: Artikel 14, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: Rapport belasting op leidingwater. Dit betreft een verkenning en geen evaluatie van een fiscale regeling., Sterk Consulting, 2022.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van cijfer van het CBS wordt het verbruik bepaald en dit wordt vermenigvuldigd met het tarief. Reeks bevat geen realisatiecijfers.
Regeling: Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.
Beschrijving: Over water gebruikt in brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke wordt geen leidingwaterbelasting betaald.
Doelstelling: Voorkomen van problemen met betrekking tot vaststellen verbruik
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 19 van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting
Beschrijving: Onder specifieke voorwaarden en beperkingen wordt een vrijstelling van afvalstoffenbelasting verleent voor het verbranden van zuiveringsslib. De vrijstelling geldt als het zuiveringsslib binnen drie jaar na afgifte aan de inrichting wordt verbrand en aan andere gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Doelstelling: Doel is om het zuiveren van afvalwater te stimuleren. Hoe schoner het water, hoe meer zuiveringsslib ontstaat. Door het zuiveringsslib vrij te stellen, wordt zuivering gestimuleerd.
Ministerie: IenW, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.
Wetsartikel: Artikel 29a van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting
Beschrijving: Het storten van asbest dat is gebruikt als dakbedekking is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Dit geldt alleen voor afzonderlijk aangeboden en onvermengd asbest dat uitsluitend toegepast is als dakbedekking. Het asbest moet door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf zijn gesaneerd én gemeld in het LAVS (Landelijk Asbestvolgsysteem).
Doelstelling: Het doel van de maatregel is om een vrijstelling van afvalstoffenbelasting op te nemen voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Hiermee wil men het saneringsbeleid ondersteunen en voorkomen dat de hoge kosten van sanering een knelpunt vormen voor eigenaren. Tevens beoogt de maatregel illegale dumping van asbest in de natuur tegen te gaan.
Ministerie: IenW, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.
Wetsartikel: Artikel 29b van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: Ja, tot Q2 2025.
Ramingsgrond: Op basis van jaarlijkse rapportage van RWS met realisatiecijfers t/m [t-2].
Regeling: Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting
Beschrijving: Het storten van baggerspecie is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting.
Doelstelling: Doel is om de verwerking ervan te stimuleren zodat daarmee het beslag op schaarse stortruimte alsmede het beslag op schaarse primaire grondstoffen zoveel mogelijk kan worden beperkt.
Ministerie: IenW, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.
Wetsartikel: Artikel 29 van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van jaarlijkse rapportage van RWS met realisatiecijfers t/m [t-2].
Regeling: Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting
Beschrijving: Transferpassagiers betalen geen vliegbelasting op vliegtickets.
Doelstelling: Bescherming de netwerkconnectiviteit van Nederland en voorkomen van dubbele belastingheffing, omdat transferpassagiers de vliegbelasting 2 keer zouden moeten betalen.
Ministerie: IenW, Artikel 17: Luchtvaart.
Wetsartikel: Artikel 73, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Omzetbelasting
Regeling: Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen (eet- en drinkwaren voor menselijke consumptie, inclusief niet-alcoholhoudende dranken) een verlaagde btw-tarief.
Doelstelling: Ondersteunen basisbehoefte aan voeding en water en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen een verlaagd btw-tarief.
Doelstelling: Ondersteunen basisbehoefte aan zorg en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen
Ministerie: VWS, Premie Gefinancierde Zorguitgaven.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten een verlaagde btw-tarief. Het gaat bijvoorbeeld om de (elektronische) levering en uitleen van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d.
Doelstelling: Diversen, waaronder instandhouding van het nationaal kunstbezit, bescherming van kunsthandel, compensatie voor de wijziging in de Arbeidstijdenwet in 1996 en vergrijzing, voorkomen van concurrentieverstoringen, erkenning van maatschappelijke functie van sport, en stimulering van werkgelegenheid in de dagrecreatiesector.
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten een verlaagd btw-tarief. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar.
Doelstelling: Diversen, waaronder bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt, bestrijding van het zwarte circuit, aanpakken van problemen op de woningmarkten stimuleren reparatie goederen.
Ministerie: SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief Personenvervoer
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen een verlaagde tarief. Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi.
Doelstelling: Verlichting van de druk van omzetbelasting voor minder draagkrachtigen en stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer.
Ministerie: IenW, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief Sierteelt
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van sierteeltproducten een verlaagd tarief. Hierbij gaat het onder meer om bloembollen, bloemen en sommige planten en verschillende producten van boomkwekerijen.
Doelstelling: Bloemen en planten betaalbaarder maken voor lagere inkomens en hogere werkgelegenheid en omzet.
Ministerie: LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van deze diensten een verlaagd tarief.
Doelstelling: Stimuleren van (internationaal) toerisme en ondersteunen van de sector.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief overig
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor bepaalde goederen en diensten een verlaagd btw-tarief.
Doelstelling: Verscheidene doelstellingen, bij agrarische goederen gaat het om preventie van cumulatie bij landbouwers en wegnemen concurrentieverstoringen bij rechtstreekse leveringen aan particulieren en bij leveringen tussen landbouwers onderling.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.
Regeling: Btw Nultarief zonnepanelen
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking op of in de onmiddelijke nabijheid van woningen het btw-nultarief.
Doelstelling: Verminderen uitvoeringslast voor zonnepaneeleigenaren en Belastingdienst.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Tabel 2.a.10 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Kamerbrief monitoring btw-nultarief zonnepanelen, FIN, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418 nr. 142.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie over installaties van zonnepanelen
Regeling: BTW Nultarief internationaal personenvervoer
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.
Doelstelling: Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale boot- en vliegreizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.
Ministerie: IenW, Artikel 17: Luchtvaart & IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Tabel 2.b.3 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Btw Kleineondernemersregeling
Beschrijving: Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van een maximumbedrag. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.
Doelstelling: Stimuleren van kleine ondernemers, verminderen van administratieve lasten voor ondernemers en verminderen uitvoeringslasten voor de Belastingdienst.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: Onderzoeksrapport invoering nieuwe kleineondernemersregeling, FIN, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 033, nr. 9.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst Beheer van Relaties, aanduiding gebruik KOR in de betreffende belastingjaren. Kosten aantal keren aanduiding x geraamde gemiddelde kosten per belastingplichtige.
Regeling: BTW Vrijstelling sport
Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 is de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogende sportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.
Doelstelling: Stimuleren c.q. ondersteunen van sportorganisaties en sportclubs en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: VWS, Artikel 6: Sport en bewegen.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstelling post
Beschrijving: Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.
Doelstelling: Voorkomen van administratieve lasten en ondersteunen van het algemene belang van openbare nutsvoorzieningen.
Ministerie: EZ, Artikel 1: Goed functionerende economie en markten.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstelling werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede politieke, godsdienstige, levensbeschouwelijke en liefdadige organisaties
Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van instellingen zonder winstoogmerk die handelen in het collectief, maatschappelijk belang van hun leden en verminderen van administratieve lasten
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstelling fondswerving
Beschrijving: Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot een omzetgrens voor leveringen en diensten.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstellingen medische zorg
Beschrijving: Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Ter voorkoming van cumulatie van belasting (verouderd).
Ministerie: VWS, Premie Gefinancierde Zorguitgaven.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten
Beschrijving: Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers
Beschrijving: De diensten van uitvaartondernemers zijn vrijgesteld van btw. Het gaat hier alleen om diensten die worden verricht na het overlijden van een persoon, niet van een (huis)dier. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende diensten:het verzorgen en opbaren van de overledene, het verzorgen van de uitvaart, het dragen van de lijkkist, het verzorgen van de begrafenis of crematie (inclusief de asverstrooiing)
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Voorkomen belastingheffing op uitgaven die rechtstreeks verband houden met het leed van mensen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BTW Vrijstellingen overig
Beschrijving: Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Doelstelling: Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Auto
Regeling: IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's
Beschrijving: Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting met een vast percentage van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt een korting op deze bijtelling tot 2026.
Doelstelling: Stimulering van emissievrij rijden.
Ministerie: IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.
Wetsartikel: Artikel 13bis, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 3.20, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW tot en met [t-1], cijfers uit de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2023/24» van de Stichting BOVAG-RAI. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. Realisaties tot en met [t-1].
Regeling: MRB Korting voor nulemissievoertuigen
Beschrijving: Voor personenauto's met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een korting tot 2031. Voor overige voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt dit tot 2026.
Doelstelling: Stimuleren van emissievrij rijden.
Ministerie: IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.
Wetsartikel: Artikel 23b, eerste lid, en artikel 31, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t], ramingen met behulp van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers
Beschrijving: Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB.
Doelstelling: Stimulering ondernemerschap.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten
Beschrijving: Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.
Doelstelling: Tegemoetkoming voor gehandicapten.
Ministerie: VWS, Premie Gefinancierde Zorguitgaven.
Wetsartikel: Artikel 24a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Halftarief plug-in hybride auto’s
Beschrijving: Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB tot 2025, in 2025 geldt een driekwarttarief, vanaf 2026 krijgen deze auto's geen korting meer in de MRB.
Doelstelling: PHEV's aantrekkelijker maken voor de Nederlandse tweedehands markt
Ministerie: IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.
Wetsartikel: Artikel 23b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Kwarttarief en halftarief
Beschrijving: Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s. Voor kampeerauto's geldt vanaf 2026 een halftarief. Voor paardenvervoer vervalt de korting in de MRB vanaf 2026.
Doelstelling: Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 23a. en artikel 30, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer
Beschrijving: De MRB-vrijstelling geldt onder voorwaarden voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.
Ministerie: IenW, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Wetsartikel: Artikel 72, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar
Beschrijving: Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB. Deze vrijstelling geldt vanaf 1 januari 2028 alleen nog voor voertuigen die vóór 1988 zijn gebouwd.
Doelstelling: Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 72, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Vrijstelling diverse voertuigen
Beschrijving: In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.
Doelstelling: Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 71, eerste lid, en artikel 72, eerste lid, onderdeel a en c-n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988
Beschrijving: Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief van een maximumbedrag onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.
Doelstelling: Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 84a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)
Beschrijving: Vrachtwagens die zijn betrokken bij het goederenvervoer tussen lidstaten van de Europese Unie waarbij het begin en/of eindvervoer over de weg wordt verricht en voor het overige gebruik wordt gemaakt van het spoor, binnenwateren, of van een zeetraject kunnen om teruggaaf van bzm (Eurovignet) verzoeken. Van belang voor de teruggaaf van het eurovignet is het feit dat er slechts sprake is van gecombineerd vervoer indien voor het traject dat per spoor of over water wordt afgelegd een vervoersalternatief over de weg aanwezig is. Het zogenoemde deep sea vervoer komt niet voor de teruggaaf in aanmerking, het short sea vervoer onder bepaalde voorwaarden wel. Tevens moet aan bepaalde administratieve eisen worden voldaan om de uitvoering door de belastingdienst mogelijk te maken. De terminals (plaatsen van in- of uitlading bij het spoor) die betrokken zijn bij het begin- en/of het eindvervoer dienen aan deze eisen te voldoen anders kan geen teruggaaf van het eurovignet worden verleend. De terminals dienen voorts in Nederland te zijn gelegen.
Doelstelling: Het handhaven en versterken van de logistieke functie van de Nederlandse economie onder optimale milieutechnische voorwaarden. Met de maatregel is beoogd het marktaandeel van milieuvriendelijke vervoerswijzen in het goederenvervoer te versterken en de efficiency en bereikbaarheid in het wegvervoer te verhogen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 14a van de Wet belasting zware motorrijtuigen
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: BPM Teruggaaf diverse voertuigen
Beschrijving: In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.
Doelstelling: Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15, eerste lid, en artikel 15a, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Regeling: BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen
Beschrijving: Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM tot 2025.
Doelstelling: Stimuleren van emissievrij rijden.
Ministerie: IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.
Wetsartikel: Artikel 9c van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW tot en met [t-1], cijfers uit de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2023/24» van de Stichting BOVAG-RAI. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. Realisaties tot en met [t-1].
Regeling: BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers
Beschrijving: Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt tot 2025 een vrijstelling van BPM.
Doelstelling: Stimulering ondernemerschap.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 13, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m juni [t] en cijfers van catalogusprijzen in het wagenpark van de RDW t/m juni [t]. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].
Accijns
Regeling: Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen
Beschrijving: Het tarief van de bieraccijns wordt voor kleine brouwerijen is lager dan het algemene tarief .
Doelstelling: In het belastingstelsel van voor 1992 betaalden kleine brouwerijen relatief veel belasting, het verlaagde tarief was een compensatie hiervoor.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 7, tweede lid, van de Wet op de accijns
Evaluatie: Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Accijns teruggaaf LPG glastuinbouw
Beschrijving: Voor het gebruik van LPG in de glastuinbouw geldt een teruggaafregeling in de accijns.
Doelstelling: Bevorderen ondernemerschap
Ministerie: LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.
Wetsartikel: Artikel 71e van de Wet op de accijns
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Accijns vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart)
Beschrijving: Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns
Evaluatie: Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (voor binnenvaart)
Beschrijving: De accijnsvrijstelling voor het gebruik van gasolie in de binnenvaart is een facultatieve vrijstelling in de Richtlijn energiebelastingen. De vrijstelling van accijns voor gasolie is in Nederland gebaseerd op het Gasolieprotocol 1952 bij de Akte van Mannheim. Dit betreft dus het deel wat niet in de Europese Richtlijn energiebelastingen is vastgelegd.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de Europese concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: CBS realisatiecijfers t/m [t-3] definitief, t/m [t-1] voorlopig. CBS data over het verbruik van gasolie in de binnenvaart.
Regeling: Accijns vrijstelling gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer
Beschrijving: Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.
Ministerie: IenW, Artikel 17: Luchtvaart.
Wetsartikel: Artikel 66, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns
Evaluatie: Afbouw vrijstelling accijnzen bunkerbrandstoffen: quickscan van de effecten voor de luchtvaart en scheepvaart, CE Delft, 2023. Kamerstukken II 2022-2023.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: Accijns raffinaderijvrijstelling
Beschrijving: De vrijstelling voor minerale oliën die in de raffinaderij zelf worden geproduceerd en energetisch worden ingezet, is verplicht onder de Richtlijn energiebelastingen. Dit betreft het deel van de vrijstelling voor minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet. Dit deel is een facultatieve vrijsteling onder de Richtlijn energiebelastingen en kan dus op nationaal niveau worden afgeschaft.
Doelstelling:
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 2, negende lid, van de Wet op de accijns
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers van CBS t/m [t-3] definitief, t/m [t-1] voorlopig. CBS data over het verbruik van aardolieproducten en restgassen door raffinaderijen.
Regeling: Accijns vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties
Beschrijving: Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (IO’s) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.
Doelstelling: Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en IO’s en hun personeel bevorderen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 69, eerste lid, onderdeel a en b, van de Wet op de accijns
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Assurantiebelasting
Regeling: ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering
Beschrijving: De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico’s af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.
Doelstelling: Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.
Ministerie: LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Evaluatie van de Subsidieregeling Brede Weersverzekering, Ecorys & Wageningen University, 2024.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering op basis van informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
Regeling: ASB Vrijstelling levensverzekeringen
Beschrijving: Levensverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting .
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter, voorkomen van ontmoediging van sparen en voorkomen moeilijkheden in de uitvoering.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Jaarverslag van het Verbond van Verzekeraars
Regeling: ASB Vrijstelling ongevallen-, invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
Beschrijving: Ongevallen-, invaliditeits-, en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van assurantiebelasting.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.
Ministerie: SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Rapport over de omvang van de verzekeringsmarkt van het Verbond van Verzekeraars
Regeling: ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW
Beschrijving: Ziekte- en ziektekostenverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.
Ministerie: VWS, Premie Gefinancierde Zorguitgaven.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Evaluatierapport assurantiebelasting Dialogic (2020)
Regeling: ASB Vrijstelling werkloosheidsverzekeringen
Beschrijving: Werkloosheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.
Ministerie: SZW, Artikel 5: Werkloosheid.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: ASB Vrijstelling zeeschepen
Beschrijving: Verzekeringen van zeeschepen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Het gaat om cascoverzekeringen (het zeeschip zelf, niet de inhoud daarvan) en de risico’s die de reder heeft door het varen van een zeeschip.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen
Ministerie: IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en jaarcijfers over de moniale premie-volume in de maritieme sector
Regeling: ASB Vrijstelling transportverzekeringen
Beschrijving: Transportverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Dit zijn verzekeringen tegen risico’s van schade als gevolg van vervoer van goederen over zee, land, binnenwateren en door de lucht. Het gaat ook om aansprakelijkheidsverzekeringen van
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen en vermijden dat bestaande handelsgebruiken worden doorbroken als gevolg van de heffing van assurantiebelasting.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche
Regeling: ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen
Beschrijving: Exportkredietverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. De vrijstelling geldt voor zowel publieke als private exportkredietverzekeringen.
Doelstelling: Beschermen van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van jaarverslagen Atradius en Dutch State business
Regeling: ASB Vrijstelling luchtvaartuigen
Beschrijving: Verzekeringen van luchtvaartuigen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Het gaat om cascoverzekeringen (het luchtvaartuig zelf, niet de inhoud daarvan).
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen
Ministerie: IenW, Artikel 17: Luchtvaart.
Wetsartikel: Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Overdrachtsbelasting
Regeling: OVB Vrijstelling cultuurgrond
Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.
Doelstelling: Landbouwstructuur verbeteren en voorkomen belasten van verplaatsing van land- en tuinbouwbedrijven als gevolg van overheidsingrijpen
Ministerie: LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: IBO Agro-, visserij- en voedselketens, Fin, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr 25.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-9]. Vanaf [t-9] raming aan de hand van lange termijn ontwikkeling
Regeling: OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer
Beschrijving: Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.
Doelstelling: Versnippering van de onderneming voorkomen en stimuleren bedrijfsopvolging tijdens leven.
Ministerie: EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302 nr. R.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m [t-9]. Vanaf [t-9] raming aan de hand van lange termijn ontwikkeling
Regeling: OVB Vrijstelling wijkontwikkelingsmaatschappijen
Beschrijving: Wijkontwikkelingsmaatschappijen zijn tijdelijke samenwerkingsverbanden ter bevordering van stedelijke herstructurering. Door de vrijstelling kunnen betrokken partijen onder strikte voorwaarden onroerende zaken overdragen aan een WOM en later weer terug geleverd krijgen zonder verschuldigdheid van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Stimulering van stedelijke herstructurering.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 15, eerste lid, onderdeel o en onderdeel oa, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB Vrijstelling wooninvesteringsfondsen
Beschrijving: Woningcorporaties kunnen ter financiering van stedelijke herstructureringsprojecten woningen verkopen aan het speciaal daarvoor opgerichte Wooninvesteringsfonds. Die verkrijging is onder voorwaarden vrijgesteld.
Doelstelling: Stimulering van stedelijke herstructurering.
Ministerie: VRO, Artikel 15: Woningmarkt.
Wetsartikel: Artikel 15, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied
Beschrijving: Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.
Doelstelling: Bevorderen structuurverbetering van het landelijk gebied door de aankoop en ruil van gronden te faciliteren.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
Beschrijving: Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden.Vanaf 2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met zijn werkzaamheden.
Doelstelling: Structuurverbetering van het landelijk gebied.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB Vrijstelling natuurgrond
Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling daarop niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.
Doelstelling: Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.
Ministerie: LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming
Beschrijving: Als er sprake is van inbreng van onroerende zaken in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap of als een onderneming wordt omgezet in een nv of bv is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)
Beschrijving: Een verkrijging krachtens verdeling of vereffening van het vermogen van een onderneming/vennootschap is vrijgesteld wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze vrijstelling betreft de keerzijde van de vrijstelling voor inbreng of omzetting.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners
Beschrijving: Een verkrijging krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners is vrijgesteld mits aan de voorwaarden wordt voldaan.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling juridische fusie
Beschrijving: Wanneer sprake is van een juridische fusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling bedrijfsfusie
Beschrijving: Wanneer sprake is van een bedrijfsfusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling interne reorganisatie
Beschrijving: Bij een interne reorganisatie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling juridische splitsing
Beschrijving: Bij een juridische splitsing is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI
Beschrijving: Wanneer sprake is van een taakoverdracht door een vereniging of algemeen nut beogende instelling is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken
Beschrijving: Wanneer een zaak wordt verkregen die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger is de verkrijging van de zaak vrijgesteld, voor zover de waarde van de verkregen onroerende zaak door de verkrijging van de zelf aangebrachte zaak is toegenomen.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling bodembestanddelen
Beschrijving: Wanneer bodembestanddelen zoals zand, grind, veen en terpaarde als gevolg van een beding geacht worden niet te zijn geleverd is hierover geen OVB verschuldigd.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling kabels en leidingen
Beschrijving: Als een netwerk voor transport van stoffen, energie of informatie wordt verkregen is dit vrijgesteld.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen
Beschrijving: Verkrijging van onroerende zaken door publiekrechtelijke lichamen (o.a. de Staat, provincie, gemeente, waterschap) is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Het afbakenen van de grondslag.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling onderwijs
Beschrijving: Er geldt in bepaalde gevallen een vrijstelling als een onroerende zaak die bestemd is voor onderwijs wordt verkregen door een onderwijsinstelling.
Doelstelling: Het afbakenen van de grondslag.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling herstel art.19
Beschrijving: Op basis van art. 19 WBR kan op verzoek teruggaaf worden verleend als de toestand vóór een verkrijging feitelijk en rechtens wordt hersteld als gevolg van een vervulling van een ontbindende voorwaarde, nietigheid of vernietiging en ontbinding wegens niet-nakoming van een verbintenis. Voor het geval een situatie als bedoeld in art. 19 WBR leidt tot teruglevering, is de verkrijging vrijgesteld.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling staatsbosbeheer
Beschrijving: De verkrijging van bepaalde objecten door Staatsbosbeheer is vrijgesteld zolang het niet gaat om bedrijfsondersteunende onroerende zaken.
Doelstelling: Het afbakenen van de grondslag.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting
Beschrijving: Voorkomt dat er in bepaalde situaties zowel overdrachtsbelasting als omzetbelasting verschuldigd is. Wanneer de levering van het onroerend goed van rechtswege is belast met btw is er geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Doelstelling: Het voorkomen van dubbele belastingheffing.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Regeling: OVB vrijstelling wilsrecht
Beschrijving: Een verkrijging krachtens erfrecht is geen belastbare verkrijging op grond van artikel 3 lid 1 WBR. Een verkrijging krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is wel een belastbare verkrijging, maar deze is vrijgesteld.
Doelstelling: Het voorkomen van dubbele belastingheffing.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Bankenbelasting
Regeling: Drempelbedrag bankenbelasting
Beschrijving: De bankenbelasting kent een doelmatigheidsvrijstelling. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de belastbare som, doch niet verder dan tot nihil.
Doelstelling: Het doel is ten eerste een gelijker speelveld creëren tussen grote en kleine banken. Dat speelveld was in het voordeel van grote banken dankzij schaalvoordelen en goedkopere leningen dankzij de impliciete overheidsgarantie. Het tweede doel is het beperken van de administratieve lasten bij banken en de uitvoeringslasten bij de Belastingdienst.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 9 van de Wet bankenbelasting
Evaluatie: Evaluatie bankenbelasting 2021, FIN, 2021. Kamerstukken II 2021-2022, 32 545, nr. 151.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Kansspelbelasting
Regeling: Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro
Beschrijving: Loterijen betalen kansspelbelasting over uitgekeerde prijzen. Prijzen tot € 449 zijn volledig vrijgesteld.
Doelstelling: Kleine prijzen buiten de kansspelbelasting houden en organisatoren van kansspelen niet op zadelen met veel administratieve lasten voor kleine prijzen.
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 4 van de Wet op de kansspelbelasting
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming.
Verbruiksbelasting
Regeling: Vrijstellingen mineraalwater
Beschrijving: Over mineraalwater wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald.
Doelstelling: Stimuleren gezond gedrag
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 6 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van aangiftecijfers van de belastingdienst kan de omvang geschat worden. Wanneer de vrijstelling wordt ingevoerd is deze informatie niet meer beschikbaar. Reeks bevat geen realisaties.
Regeling: Vrijstellingen melk
Beschrijving: Over zuivel wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald
Doelstelling: Stimuleren gezond gedrag
Ministerie: Fin, Artikel 1: Belastingen.
Wetsartikel: Artikel 9, derde lid, onderdeel a (;en onderdeel b voor soja), van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
Evaluatie: N.v.t.
Horizonbepaling: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van cijfers van het RIVM kan bepaald worden hoe groot de zuivelconsumptie is. Dit wordt vermenigvuldig met het tarief van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken. Reeks bevat een realisaties.
  1. Zie hier de visualisatie met het budgettair belang, achtergrond van de ontwikkeling, en een hyperlink naar het wetsartikel en evaluatie per fiscale regelingen in de Miljoenennota 2025.
Afkortingen
ASB Assurantiebelasting
BPM Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
BTW Belasting over de toegevoegde waarde
EB Energiebelasting
IB Inkomstenbelasting
LB Loonbelasting
MIMOSI Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)
MRB Motorrijtuigenbelasting
OVB Overdrachtsbelasting
VPB Vennootschapsbelasting

12 Accres Gemeentefonds en Provinciefonds

Uitgangspunten en actualiteit

De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van het accres. In de voorjaarsnota van het lopend jaar wordt de tranche van het lopend jaar definitief. In deze Miljoenennota is een nieuwe accresraming opgenomen voor het jaar 2025 en verder.

Dit voorjaar is in constructief overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) besloten de nieuwe normeringssystematiek vervroegd in te voeren. Dit houdt in dat de koppeling van het accres aan de bbp-ontwikkeling per 2024 is ingevoerd. Uitgangspunt is dat de fondsen (GF en PF) meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De normering is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen is gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt. De normering voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven.

Met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is afgesproken dat in de toekomst (een nader te bepalen deel) van de Wmo niet langer via de algemene uitkering van het Gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Vooruitlopend op de uitwerking is een jaarlijks tranche van 75 miljoen euro vanaf 2026 oplopend tot 300 miljoen euro in 2029 gereserveerd. Het kabinet hevelt deze middelen bij deze Miljoenennota 2025 over naar het accres zodat gemeenten hier rekening mee kunnen houden in hun (meerjaren) begroting. Deze vaste bedragen lopen niet mee in de actualisatie van het accres.

In de Miljoenennota is het accres voor het jaar 2025 en verder geactualiseerd op basis van de actuele raming van de ontwikkeling van het bbp door het Centraal Planbureau (CPB) (MEV25). In de onderstaande tabel 12.1 zijn de actuele cijfers opgenomen:

Gemeentefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) 39.288 36.815 36.661 36.523 36.509
Provinciefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) 3.390 3.185 3.147 3.144 3.143
Begrotingsmoment van de grondslag MN25 MN25 MN25 MN25 MN25
Indices CPB bbp MEV 25
Volume bbp (8-jaars gemiddelde) 2,0% 1,8% 1,7% 1,5% 1,5%
Prijs bbp 2,7% 2,7% 2,6% 2,4% 2,4%
Gecombineerde bbp index 4,80% 4,52% 4,33% 3,99% 3,92%
Indices CPB bbp CEP 24
Volume bbp (8-jaars gemiddelde) 2,1% 2,0% 1,8% 1,7% 1,6%
Prijs bbp 2,3% 2,6% 2,6% 2,5% 2,5%
Gecombineerde bbp index 4,45% 4,61% 4,45% 4,22% 4,11%
Verschil (nieuw-oud)
Volume bbp (8-jaars gemiddelde) ‒ 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,1%
Prijs bbp 0,4% 0,0% 0,0% ‒ 0,1% ‒ 0,1%

Voor 2025 is de raming voor de prijs bbp omhoog bijgesteld. Voor de jaren 2025 t/m 2029 is de raming van het historisch gemiddelde (t-9 t/m t-2) van de volume bbp ontwikkeling neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de voorjaarsnota. 

Accres Gemeentefonds

Onderstaande tabel 12.2 bevat het accres voor het Gemeentefonds voor 2025 en verder zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2024 op basis van de bbp cijfers uit het CEP24. Tabel 12.3 bevat het accres voor het Gemeentefonds voor 2025 en verder zoals opgenomen in deze Miljoenennota 2025 op basis van de recente bbp cijfers uit de MEV25. Tabel 12.4 bevat de mutaties in het accres tussen de stand Voorjaarsnota 2024 en de stand Miljoenennota 2025.

tranche 2025 volume 812 761 759 756 755
tranche 2025 prijs 908 851 849 845 845
tranche 2026 volume 742 740 737 736
tranche 2026 prijs 1.003 1.001 997 996
tranche 2027 volume 711 708 707
tranche 2027 prijs 1.045 1.041 1.040
tranche 2028 volume 690 690
tranche 2028 prijs 1.044 1.043
tranche 2029 volume 676
tranche 2029 prijs 1.086
Totaal accres 1.720 3.357 5.104 6.817 8.575
tranche 2025 volume 798 747 744 741 741
tranche 2025 prijs 1.086 1.018 1.014 1.010 1.009
tranche 2026 volume 702 699 697 696
tranche 2026 prijs 1.041 1.037 1.033 1.032
tranche 2027 volume 663 660 660
tranche 2027 prijs 1.078 1.074 1.073
tranche 2028 volume 639 638
tranche 2028 prijs 1.025 1.025
tranche 2029 volume 633
tranche 2029 prijs 1.065
Totaal accres 1.884 3.508 5.234 6.878 8.574
tranche 2025 volume ‒ 14 ‒ 14 ‒ 15 ‒ 14 ‒ 14
tranche 2025 prijs 178 167 165 165 165
tranche 2026 volume ‒ 40 ‒ 41 ‒ 40 ‒ 40
tranche 2026 prijs 38 36 36 36
tranche 2027 volume ‒ 48 ‒ 48 ‒ 48
tranche 2027 prijs 33 33 33
tranche 2028 volume ‒ 51 ‒ 51
tranche 2028 prijs ‒ 19 ‒ 18
tranche 2029 volume ‒ 43
tranche 2029 prijs ‒ 21
Totaal accres 164 152 130 61 ‒ 1

Accres Provinciefonds

Onderstaande tabel 12.5 bevat het accres voor het Provinciefonds voor 2025 en verder zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2024 op basis van de bbp cijfers uit het CEP24. Tabel 12.6 bevat het accres voor het provinciefonds voor 2025 en verder zoals opgenomen in de Miljoenennota 2025 op basis van de recente bbp cijfers uit de MEV25. Tabel 12.7 bevat de mutaties in het accres tussen de stand Voorjaarsnota 2024 en de stand Miljoenennota 2025.

tranche 2025 volume 68 63 63 63 63
tranche 2025 prijs 76 71 70 70 70
tranche 2026 volume 62 61 61 61
tranche 2026 prijs 84 83 83 83
tranche 2027 volume 59 59 59
tranche 2027 prijs 86 86 86
tranche 2028 volume 57 57
tranche 2028 prijs 87 87
tranche 2029 volume 56
tranche 2029 prijs 90
Totaal accres 143 280 421 565 711
tranche 2025 volume 69 65 64 64 64
tranche 2025 prijs 94 88 87 87 87
tranche 2026 volume 61 60 60 60
tranche 2026 prijs 90 89 89 89
tranche 2027 volume 57 57 57
tranche 2027 prijs 92 92 92
tranche 2028 volume 55 55
tranche 2028 prijs 88 88
tranche 2029 volume 55
tranche 2029 prijs 92
Totaal accres 163 304 449 592 738
tranche 2025 volume 1 1 1 1 1
tranche 2025 prijs 18 17 17 17 17
tranche 2026 volume ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
tranche 2026 prijs 6 6 6 6
tranche 2027 volume ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
tranche 2027 prijs 6 6 6
tranche 2028 volume ‒ 2 ‒ 2
tranche 2028 prijs 2 2
tranche 2029 volume ‒ 2
tranche 2029 prijs 2
Totaal accres 19 24 28 27 27

Doorwerking afspraken bbp-systematiek op plafond Btw-compensatiefonds

De bijdrage van het Rijk aan het Btw-compensatiefonds (hierna: BCF) is geplafonneerd. Het plafond van het BCF is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages vanr het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Het plafond van het BCF wordt daarnaast aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met toevoegingen of onttrekkingen aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF.

Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeente- en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond komt het verschil ten gunste van het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het BCF-plafond voor het aandeel gemeentes en provincies weer sinds Voorjaarsnota 2024.

BCF Plafond totaal 4890 4973 5212 5423 5639 5849
Plafond aandeel gemeenten VJN24 4227 4396 4593 4792 4995 5193
Taakmutaties 31 8 7 0 0 0
Toevoeging accres sinds voorjaarsnota 0 15 12 6 ‒ 5 ‒ 17
Plafond aandeel gemeenten MN25 4258 4419 4612 4799 4990 5176
Uitputting gemeenten 3811 3811 3811 3811 3811 3811
Ruimte onder plafond gemeenten 447 608 801 988 1179 1365
Plafond aandeel provincies VJN24 616 552 598 623 650 676
Taakmutaties 17 0 0 0 0 0
Toevoeging accres sinds voorjaarsnota 0 2 1 0 ‒ 1 ‒ 3
Plafond aandeel provincies MN25 633 554 599 624 648 673
Uitputting provincies 438 438 438 438 438 438
Ruimte onder plafond provincies 195 116 161 186 211 236

13 Overzicht risicoregelingen van het Rijk

In de tabellen 13.1 t/m 13.5 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar de begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde partij buiten het Rijk. Hiermee staat de overheid garant voor bepaalde (internationale) financiële verplichtingen, en neemt het de verplichting over als de partij waaraan de garantie is verleend deze niet langer kan nakomen. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

De tabellen 13.1 en 13.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico in 2023, en de ramingen voor 2024 en 2025. Ontwikkelingen vanaf 1 september zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2024 en 2025 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. De geraamde toename en afname van de garanties wordt gepresenteerd in de kolommen «Geraamd te verlenen» en «Geraamd te vervallen».

Een garantieregeling van het Rijk kent in principe altijd een maximum, het garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In Tabel 13.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij garanties aan internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij onder andere de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan grote internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond ook gelijkgesteld aan de uitstaande garanties. Het uitstaand risico van de reguliere garanties neemt naar verwachting af ten opzichte van 2023. In 2024 neemt het uitstaand risico met bijna 1,1 mld. euro af van 207,5 mld. euro tot 206,4 mld. euro. In 2025 neemt het risico naar verwachting toe met 0,8 mld. euro, maar blijft hiermee onder het niveau van 2023. De per saldo daling van de uitstaande garanties is hoofdzakelijk toe te wijzen aan de garantieregeling voor het Single Resolution Fund. Deze garantie komt in 2024 geheel te vervallen.

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, wordt een ‘nee-tenzij’-beleid gevoerd ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels en houdt in dat er terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe, en verruimingen van bestaande regelingen. In sommige gevallen kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan, bijvoorbeeld tijdens een acute crisis, maar hiervoor is een goede onderbouwing noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de uitstaande risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.

Tijdens de coronacrisis waren risicoregelingen een belangrijk onderdeel van de noodpakketten om de negatieve gevolgen zoveel mogelijk te beperken. Met een relatief beperkte budgettaire impact is het mogelijk gebleken om een fikse ondersteuning te bieden aan de nationale en internationale economie. Wel is het uitstaand risico hierdoor destijds sterk toegenomen. Nu deze crisis achter ons ligt bouwt het uitstaande risico binnen deze garanties sterk af. Tabel 13.2 geeft het resterend uitstaande risico van de coronagerelateerde garantieregelingen weer. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangsten van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd vloeit deze ook in de staatsschuld.

De resterende coronagerelateerde garantieregelingen nemen in 2024 en 2025 af met ruim 0,6 mld. euro van 7,6 mld. euro tot 7 mld. euro. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat ruim 6,9 mld. euro hiervan de internationale garanties voor het pan Europees Garantiefonds en Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) betreffen. De nationale garantieregelingen zijn nagenoeg allemaal komen te vervallen. In 2023 resteerde 0,2 mld. euro aan uitstaande garanties binnen deze regelingen, die in 2024 en 2025 sterk blijven dalen of in het geheel komen te vervallen. Het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk neemt in 2024 naar verwachting af van 215,1 mld. euro naar 213,5 mld. euro. In 2025 neemt het uitstaande risico toe tot 214,2 mld. euro.

2023 2024 2024 2024 2024 2025 2025 2025 2025
V 3 Raad van Europa 176,7 110,7 287,4 287,4 287,4
VIII 7 Bouwleningen academische ziekenhuizen 100,4 100,4 100,4 176,6
VIII 14 Achterborgovereenkomst NRF 373,7 29,0 29,2 373,5 373,5 380,0
VIII 14 Indemniteitsregeling 194,4 237,7 194,4 237,7 237,7 450,0
IXB 2 Single Resolution Fund 4.163,5 4.163,5
IXB 2 WAKO (kernongevallen) 9.200,0 9.200,0 9.200,0 9.200,0
IXB 3 Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 14.494,1 269,1 14.763,2 14.763,2 14.763,2
IXB 4 Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) 747,4 13,9 761,2 761,2 761,2
IXB 4 DNB - deelneming in kapitaal IMF 31.584,6 2.085,7 2.141,8 31.528,5 31.528,5 31.528,5
IXB 4 European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) 589,1 589,1 589,1 589,1
IXB 4 European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM) 2.435,7 254,9 2.690,6 2.690,6 2.690,6
IXB 4 European Financial Stability Facility (EFSF) 34.154,2 34.154,2 34.154,2 34.154,2
IXB 4 European Investment Bank (EIB) 11.796,0 11.796,0 11.796,0 11.796,0
IXB 4 European Stability Mechanism (ESM) 35.338,9 35.338,9 35.338,9 35.338,9
IXB 4 Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB) 1.062,0 27,2 1.089,2 1.089,2 1.089,2
IXB 4 Kredieten EU-betalingsbalanssteun 3.776,0 94,1 3.870,1 3.870,1 3.870,1
IXB 4 Macro-financiële bijstand (MFB) 215,4 215,4 215,4 215,4
IXB 4 Next Generation EU (NGEU) 27.869,5 584,3 28.453,8 28.453,8 28.453,8
IXB 4 Wereldbank 5.404,8 98,5 5.503,3 5.503,3 5.503,3
IXB 5 Exportkredietverzekering 17.862,8 17.862,8 10.000,0 17.862,8 10.000,0
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) 1.300,8 765,0 423,7 1.642,1 765,0 765,0 423,7 1.983,4 765,0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 213,3 400,0 91,0 522,3 400,0 400,0 91,0 831,3 400,0
XIII 2 Groeifaciliteit 51,0 85,0 8,7 127,3 85,0 85,0 8,7 203,7 85,0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie) 271,6 271,6 78,2 271,6 78,2
XIV 22 Garantie voor natuurgebieden en landschappen 242,7 242,7 242,7 242,7
XVI 2/3 Instellingen voor de gezondheidszorg 113,1 18,9 94,2 16,6 77,6 94,2
XVII 1 Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) 101,0 50,0 151,0 50,0 201,0 675,0
XVII 5 Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken 3.123,2 915,0 10,0 4.028,2 10,0 4.018,2 4.038,2
Overig 519,4 54,8 38,2 536,0 73,3 83,0 19,6 599,4 73,3 880,0
Subtotaal reguliere garanties 207.475,2 6.075,0 7.119,4 206.430,8 11.401,5 1.383,0 569,6 207.244,2 11.401,5 187.177,7
IXB 4 EIB - pan Europees Garantiefonds 1.291,8 320,3 971,5 971,5 971,5
IXB 4 Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) 6.143,5 159,6 5.983,9 5.983,9 5.983,9
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten-Corona (BMKB-C) 103,5 82,9 20,6 10,3 10,3 735,0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering-Corona (GO-C) 57,0 19,0 38,0 19,0 19,0 2.100,0
XIII 2 Klein Krediet Corona 25,9 14,2 11,7 11,6 0,0 250,0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 180,0
XVI 1 Garantie Bestuurlijke aansprakelijkheid SON 2,5 2,5 2,5 2,5
Subtotaal coronagerelateerde garanties 7.624,3 596,1 7.028,2 41,0 6.987,2 10.222,9
subtotaal reguliere garanties 207.475,2 6.075,0 7.119,4 206.430,8 11.401,5 1.383,0 569,6 207.244,2 11.401,5 187.177,7
Totaal 215.099,5 6.075,0 7.715,5 213.459,0 11.401,5 1.383,0 610,6 214.231,4 11.401,5 197.400,6

Tabel 13.3 bevat de uitgaven en ontvangsten gerelateerd aan de door het Rijk verstrekte garanties in 2024 en 2025. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten worden geraamd staan weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen hoofdzakelijk schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Coronagerelateerde garanties
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) 15.000 0 15.000 0
Subtotaal coronagerelateerde garanties 15.000 0 15.000 0
Reguliere garanties
VI 33 Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS 2.200 0 2.200 0
IXB 2 Terrorismeschades (NHT) 0 625 0 625
IXB 2 WAKO (kernongevallen) 0 612 0 612
IXB 3 Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 0 1.000 0 1.000
IXB 5 Exportkredietverzekering 0 15.000 0 0
XIII 2 Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) 42.228 33.000 40.248 33.000
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 11.745 13.000 11.745 13.000
XIII 2 Groeifaciliteit 8.972 8.000 8.972 8.000
XVII 1 Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) 5.000 3.000 10.000 7.000
XVII 1 Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) 7.000 1.000 10.000 7.000
XVII 5 Garanties IS-NIO 0 1.214 0 1.048
Subtotaal reguliere garanties 77.145 76.451 83.165 71.285
Totaal 92.145 76.451 98.165 71.285

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in Tabel 13.4.

Het risico uit de achterborgstellingen in Tabel 13.4 is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen in tabellen 13.1 en 13.2. Dit komt omdat het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie evenredig met gemeenten gedeeld.

Realisatie Raming Raming
2023 2024 2025
Totaal Achterborgstellingen 293.289 313.873 337.887
Stichting Waarborgfonds Zorg 5.966 5.942 5.861
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 88.355 97.933 111.232
Waarborgfonds Eigen Woningen 198.968 209.998 220.794
Bufferkapitaal
Stichting Waarborgfonds Zorg 290 309 319
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 584 576 637
Waarborgfonds Eigen Woningen 1.680 1.759 1.849
Obligo
Stichting Waarborgfonds Zorg 179 178 176
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 118 26 93

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenkader. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk.

Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in Tabel 13.5. Het bedrag aan uitstaande leningen is in 2024 fors toegenomen omdat in januari een lening aan TenneT is verstrekt van 25 miljard euro en in augustus deze leenfaciliteit verder is uitgebreid met 19,4 miljard euro. Het Rijk heeft deze middelen beschikbaar gesteld zodat TenneT grote investeringen in de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet kan realiseren.

Coronagerelateerde leningen
IV Liquiditeitssteun Aruba 442,2 2043
IV Liquiditeitssteun Curaçao 448,3 2024
IV Liquiditeitssteun Sint-Maarten 155,3 2024
IV Invest-NL Capital N.V. SIF 64,8 2029
XIII Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups 230,8 2026
XIII Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden 138,7 2028
Subtotaal coronagerelateerde leningen 1.480,1
Reguliere leningen
IXB Lening Griekenland 2.393,1 2040
IXB Lening TenneT 44.400 2042
IXB Lening Oekraïne 200 2032
XIII Steun aan IHC (voorheen Royal IHC) 5 onbepaalde tijd
Subtotaal reguliere leningen 46.998,1
Totaal 48.478,2

14 Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen

De Kamerbrief van 11 december 2019 bevat een toezegging om in de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag Rijk in te gaan op de informatievoorziening in en rond begrotingen. Deze paragraaf gaat in op de geplande ontwikkelingen voor 2023. Hierbij wordt ingegaan op drie specifieke onderwerpen: de verbetervoorstellen voortkomend uit de evaluatie van het verslaggevingsstelsel, de digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces en de versterking van het evaluatiestelsel.

Tegelijk wordt onderkend dat er verschillende andere ontwikkelingen zijn die betrekking hebben op het verkrijgen van een duidelijkere zicht tussen beleid, instrumenten, resultaten en budget (bijvoorbeeld het betrekken van Brede Welvaart in het begrotingsproces). In de Kamerbrief over de evaluatie van de Comptabiliteitswet is aangegeven dat in de loop van 2023 een hoofdlijnennotitie wordt opgesteld waarin de verschillende ontwikkelingen van de diverse onderdelen van het comptabele bestel inzichtelijk worden gemaakt. Tevens wordt hierin aangegeven welke eventuele aanvullende acties nodig zijn.

Verbetervoorstellen voortkomend uit evaluatie verslaggevingsstelsel

Naar aanleiding van de evaluatie van het rijksbrede verslaggevingsstelsel is het verbetervoorstel gedaan om toekomstige financiële risico's in de begroting en/of verantwoording inzichtelijk te maken. Het eerste verbetervoorstel betreft het verbeteren van de informatievoorziening op het gebied van (toekomstige) financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures. In de jaarverslagen 2023 hebben departementen de risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures opgenomen. Daarnaast is in het FJR 2023 een totaaloverzicht te vinden van alle genoemde juridische procedures. Door het inzichtelijk maken van deze risico’s is er meer zicht op mogelijke financiële risico’s en wordt het budgetrecht van de Kamer versterkt.

Een ander verbetervoorstel dat onderzocht wordt richt zich op het versterken van de informatievoorziening rond bezittingen. Inzicht in bezittingen is essentieel om goede beslissingen te kunnen nemen over investeringen ten behoeve van de interne beheersing en verantwoording. In samenwerking met het Ministerie van Defensie, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf onderzoekt het Ministerie van Financiën hoe de informatievoorziening met betrekking tot bezittingen kan worden verbeterd en waar mogelijk binnen de financiële administraties kan worden gebracht. Alsmede of en op welk moment deze informatie onderdeel zou moeten zijn van de externe verantwoording.

Digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces

Er loopt een aantal projecten omtrent digitalisering van informatie die aan het begrotings- en jaarverslagproces ten grondslag ligt:

  1. Op www.rijksfinancien.nl staan altijd de laatste stukken uit het begrotings- en jaarverslagproces. De website integreert die stukken met aanvullende informatie. Hierdoor kan de lezer zich een breed beeld vormen van de resultaten van het beleid.
  2. Afgelopen jaar zijn de fiches in het kader van Brede Welvaart, beslisnota's, en de nadere rapporten van de Raad van State toegevoegd. Alle informatie rondom beleidsevaluaties is nu beschikbaar op: evaluaties.rijksfinancien.nl
  3. In 2024-2025 wordt de website verder uitgebouwd met uitlegpagina's rondom het hoe, wat en waarom van de begrotingsproces, nieuwe kalenderfunctionaliteiten en een begrippenlijst.
  4. Het programma Toekomst Financiële Administratie (TFA) heeft als ambitie om de (digitale) beschikbaarheid en betrouwbaarheid van financiële informatie Rijksbreed en departementaal te verbeteren en inzichtelijk te presenteren. Het programma TFA gaat de rijksbrede ambitie tot 2030 langs een aantal lijnen en uitgangspunten uitwerken:

    1. Lijn 1: Totstandkoming robuuste rijksbrede financiële informatievoorziening
    2. Lijn 2: Verbetering van de datakwaliteit
    3. Lijn 3: De medewerkers en organisatie
  5. Het ministerie van Financiën experimenteert verder met linked data technologie. Deze technologie maakt het mogelijk om bestaande informatie zodanig te organiseren dat een wendbare, herbruikbare en geautomatiseerde informatiestructuur ontstaat. Het gaat in 2023 om het verder uitwerken van bestaande plannen rond het automatiseren van budgettaire tabellen en koppeling van de daaronder liggende systemen.

Een lerende overheid: vergroting van het inzicht in uitgevoerde en geplande evaluaties

Ministeries voeren jaarlijks honderden beleidsevaluaties uit om verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en te onderzoeken wat er beter kan. Het evaluatiestelsel vormt daarmee een belangrijke basis voor een lerende overheid. De afgelopen jaren is door alle ministeries gewerkt aan de versterking van het evaluatiestelsel. Zo werkt elk ministerie sinds 2021 met een Strategische Evaluatie Agenda (SEA) in de begroting om tot nog betere en meer bruikbare inzichten te komen. De belangrijkste informatie over het evaluatiestelsel is onlangs geactualiseerd centraal beschikbaar gesteld. 

Ook de komende jaren blijven er initiatieven plaatsvinden om het evaluatiestelsel te versterken. Zo gaan alle ministeries werken aan het vergroten van het inzicht in uitgevoerde evaluaties, zoals de commissie voor de Rijksuitgaven onlangs ook heeft verzocht. Het gaat dan bijvoorbeeld om heldere overzichten van de belangrijkste aanbevelingen uit evaluaties en hoe het kabinet hieraan opvolging heeft gegeven. Zo wordt het voor de Tweede Kamer eenvoudiger om de uitkomsten van evaluaties te betrekken in hun werk.

15 Europese begrotingsregels

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben lidstaten van de Europese Unie afspraken gemaakt over hun begrotingsbeleid. Het hoofddoel van het SGP is de houdbaarheid van overheidsfinanciën bevorderen voor stabiliteit en economische groei in de Europese Unie.10 Dit is belangrijk om negatieve spillover-effecten tussen lidstaten te voorkomen, in het bijzonder vanwege de sterke verwevenheid van de Europese economieën. Het SGP is in 1997 overeengekomen als uitwerking van de afspraken in het Verdrag van Maastricht van 1992 om buitensporige overheidstekorten te vermijden en het economisch beleid van de lidstaten te coördineren. De bekendste normen van het SGP zijn de 60% schuldnorm en de 3% tekortnorm, die een belangrijke rol spelen bij de afspraak om buitensporige overheidstekorten te vermijden. Nadien is het SGP meerdere keren gewijzigd, onder andere om tegemoet te komen aan de wens om rekening te houden met economische omstandigheden en te zorgen dat met name in goede economische tijden voldoende schuldafbouw plaatsvindt voor landen met schulden boven de Europese norm.

Herziening Stabiliteits- en Groeipact:

De regels van het SGP zijn recentelijk herzien.1112 Op 30 april 2024 zijn de aangepaste regels formeel in werking getreden. De herziening had als doel om het begrotingsraamwerk te vereenvoudigen, ambitieuze en realistische schuldafbouw te waarborgen, hervormingen en investeringen te stimuleren en om anticyclisch begrotingsbeleid te bevorderen. Het raamwerk richt zich daarbij op de middellange termijn en op de schuldhoudbaarheidsrisico’s van lidstaten. De werking van het nieuwe raamwerk wordt in deze bijlage verder toegelicht. Zie de desbetreffende Kamerbrieven23 voor een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van het akkoord.

Het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn

Onder het herziene Europees begrotingsraamwerk dienen alle lidstaten een budgettair-structureel plan voor de middellange termijn (hierna: ‘plan’) in bij de Europese Commissie (‘de Commissie’). Dit plan bevat een meerjarig pad voor de begroting, investeringen en hervormingen. Onder de nieuwe regels wordt voor de monitoring van de begroting alleen gekeken naar de ontwikkeling van de netto primaire uitgaven (het uitgavenpad), gedurende een aanpassingsperiode van in beginsel vier jaar, met de mogelijkheid voor een verlenging naar maximaal zeven jaar. Daarmee komen meerdere sturingsvariabelen uit het huidige raamwerk te vervallen, waaronder de middellangetermijndoelstelling voor het structurele begrotingssaldo (de MTO) en de bijbehorende significante afwijkingsprocedure (Significant Deviation Procedure; SDP) en het schuldafbouwcriterium (het criterium dat schuld boven de 60% met 1/20ste per jaar moet afnemen om vast te stellen dat de schuld voldoende snel dalend is).

Het uitgavenpad dat lidstaten opnemen in hun plan moet ervoor zorgen dat de overheidsschuld van lidstaten op de middellange termijn (aanpassingsperiode van 4 of 7 jaar plus 10 jaar) op een prudent niveau blijft (onder de 60% bbp) of – indien hoger dan 60% bbp – geloofwaardig daalt. Daarnaast moet het tekort onder de 3% worden gebracht en/of daar blijven op de middellange termijn. De begrotingsinspanning die nodig is om aan deze vereisten te voldoen wordt berekend aan de hand van een zogenoemde schuldhoudbaarheidsanalyse. Bij een ambitieuze set investeringen en hervormingen kunnen lidstaten aanspraak maken op verlenging van de aanpassingsperiode naar maximaal zeven jaar, resulterend in een meer geleidelijke budgettaire aanpassing. Het plan wordt na indiening beoordeeld door de Commissie. De Raad van de Europese Unie beveelt vervolgens het uitgavenpad aan de lidstaat aan en keurt, in geval van een verlengde aanpassingsperiode, de set hervormingen en investeringen goed.

Het uitgavenpad in het plan van de lidstaat wordt uitgedrukt als de maximale groei van de netto primaire overheidsuitgaven. De netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als de nationale overheidsuitgaven gecorrigeerd voor rente-uitgaven, conjuncturele werkloosheidsuitgaven, nationale bijdragen aan cofinanciering van Europese subsidieprogramma's, eenmalige en tijdelijke maatregelen en beleidsmatige inkomstenmaatregelen. Door de uitgaven te corrigeren voor rente-uitgaven worden uitgaven weggelaten waar lidstaten moeilijk op kunnen sturen. Dit betekent dat lidstaten niet hoeven te bezuinigen als de rentelasten gedurende de aanpassingsperiode stijgen om aan het uitgavenpad te voldoen, maar ook niet meer ruimte krijgen voor uitgaven als de lasten dalen. Door het uitgavenpad te corrigeren voor conjuncturele werkloosheidsuitgaven is er ruimte om de begrotingsuitgaven mee te laten bewegen met schommelingen van de economische groei, wat helpt om anticyclisch begrotingsbeleid te voeren. Dit anticyclische karakter van de overheidsuitgaven kenmerkt ook het Nederlandse trendmatig begrotingsbeleid. Het corrigeren voor beleidsmatige inkomstenmaatregelen zorgt ervoor dat wanneer de inkomsten van de overheid toenemen door structureel de belastingtarieven te verhogen of -grondslag te verbreden, er ruimte komt voor hogere uitgaven. Het schonen voor uitgaven die worden bekostigd met inkomsten uit EU-fondsen, nationale bijdragen aan cofinanciering en eenmalige en tijdelijke maatregelen zorgt ervoor dat kosten worden weggelaten die geen of weinig invloed hebben op de structurele begrotingspositie van de lidstaat. Wanneer Nederland een plan indient dat niet voldoet aan de vereisten, kan de Raad een passende groei van de netto primaire uitgaven aanbevelen. Belangrijk hierbij te vermelden is dat de Europese Unie geen handhavingsmaatregelen kan aanbevelen zolang het begrotingstekort onder de 3% bbp en de schuld onder de 60% bbp blijft.

Lidstaten publiceren jaarlijks een voortgangsrapportage voor de monitoring van de beleidsprioriteiten uit het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn. Na het vaststellen van het uitgavenpad voor een lidstaat wordt niet achteraf (ex post) getoetst of de schuld- en tekortreductie die volgen uit de afzonderlijke waarborgen13 worden behaald, maar wordt alleen getoetst of een lidstaat het uitgavenpad niet overschrijdt (boven een bepaalde drempelwaarde) en binnen de 3%-referentiewaarde blijft. De jaarlijkse rapportages vervangen het huidige Stabiliteitsprogramma en Nationaal hervormingsprogramma en moeten in beginsel in het voorjaar door lidstaten bij de Commissie worden ingediend. Het kabinet heeft de ambitie om in de jaarlijkse rapportage de voorjaarsbesluitvorming mee te nemen, zoals ook dit jaar is gedaan.

Bij het opstellen van het plan baseert Nederland zich op ramingen van het Centraal Planbureau (CPB), zoals gebruikelijk bij het eerdere Stabiliteitsprogramma en de ontwerpbegroting (Draft Budgetary Plan). Het CPB maakt als onafhankelijke instelling de macro-economische ramingen. De in deze bijlage gebruikte cijfers zijn daarom gebaseerd op de meest recente raming van het CPB: de Macro Economische Verkenning 2025 (MEV).

Het door de Commissie berekende structureel primair saldo dat benodigd is om het tekort en de schuld op middellange termijn onder de Europese referentiewaarden te houden , bedraagt 0,1% bbp in 2028. Bij de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB bedraagt het structureel primair saldo ‒ 0,8% bbp in 2028. Daaruit volgt een aanvullende begrotingsopgave van circa 0,9% bbp tot 2028 om aan het uitgavenpad te voldoen.

Een kanttekening hierbij is dat de Commissie en het CPB verschillende macro-economische aannamen hanteren. De raming van het CPB en de Commissie kunnen daardoor verschillen in de benodigde budgettaire inspanning om het tekort en de schuld tot 2038 onder de Europese referentiewaarden te houden.

De buitensporigtekortprocedure

De bekende referentiewaarden voor de overheidsschuld (60% bbp) en het begrotingstekort (3% bbp) zoals beschreven in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) blijven bestaan. Naast de ongewijzigde referentiewaarden voor het begrotingstekort en de overheidsschuld, blijft ook de verdragsbasis voor het vermijden van buitensporige tekorten op het niveau van het werkingsverdrag ongewijzigd. Deze is vastgelegd in artikel 126 VWEU.

Op basis van artikel 126(3) VWEU stelt de Commissie een rapport op om te beoordelen of er sprake is van een buitensporig tekort indien: (1) een lidstaat de referentiewaarde voor het tekort (3% bbp) overschrijdt, of (2) wanneer de schuld de referentiewaarde van 60% bbp overschrijdt én de schuld onvoldoende snel daalt. In het herziene raamwerk betekent dit laatste concreet dat de Commissie een onderzoek start wanneer de lidstaat de drempelwaarden overschrijdt voor de afwijking van het uitgavenpad14 dat de Raad aan de lidstaat heeft aanbevolen. Verder onderzoekt de Commissie of de overschrijding van het tekortcriterium beperkt, tijdelijk of exceptioneel is. Daarnaast houdt de Commissie onder andere rekening met economische en budgettaire ontwikkelingen in een lidstaat, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, een toename van de defensie-investeringen, de ontwikkeling en risico’s van de schuldpositie en alle andere relevante factoren.

Indien de Commissie oordeelt dat er sprake is van een buitensporig tekort, kan de Raad op advies van de Commissie een buitensporig-tekort-procedure (excessive deficit procedure, EDP) openen. Hierbij ontvangt een lidstaat aanbevelingen over het verbeteren van het begrotingstekort om de overschrijding terug te dringen. Een lidstaat moet binnen zes maanden aantonen effectieve actie te hebben ondernomen. Indien een lidstaat dit onvoldoende doet, kan de Raad op voorstel van de Commissie verdere stappen zetten die uiteindelijk uit kunnen monden in onder andere financiële sancties. De Commissie heeft in juli naar aanleiding van haar onderzoek voorgesteld om een buitensporig tekort vast te stellen voor België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije. In het najaar van 2024 zal de Econfinraad besluiten over de aanbevelingen van de Commissie aan de Raad voor de correctie van buitensporige tekorten.15

Tabel 15.1 toont dat Nederland in 2024 met een verwacht feitelijk tekort van ‒ 1,8% bbp en een geraamde schuld van 45,0% bbp binnen de referentiewaarden voor het tekort (3% bbp) en de schuld (60% bbp) blijft. Deze cijfers zijn gebaseerd op de Macro-Economische Verkenning van het CPB. De Commissie kan geen handhavingsmaatregelen aanbevelen zolang het begrotingstekort onder de 3% bbp en de schuld onder de 60% bbp blijft.

EMU-saldo ‒ 1,8% ‒ 2,5% ‒ 3,4% ‒ 2,1% ‒ 2,5%
EMU-schuld 45,0% 46,7% 49,7% 50,1% 51,1%
Bron: CPB

Het Nederlands budgettair-structureel plan voor de middellange termijn

Het kabinet is voornemens het budgettair-structureel plan kort na Prinsjesdag, uiterlijk 15 oktober, te verzenden aan de Commissie. Uit EU Verordening 2024/1263 volgt dat het kabinet het budgettair structureel plan voor indiening bespreekt met het nationale parlement in overeenstemming met het nationale rechtskader. Een conceptversie van het budgettair-structureel plan is gelijktijdig met deze Miljoenennota op 17 september 2024 (Prinsjesdag) aan het parlement verzonden. Hierdoor konden de laatste beleidswijzigingen uit deze Miljoenennota worden meegenomen en heeft het parlement voldoende mogelijkheid om het budgettair-structureel plan te bestuderen vóór verzending aan de Commissie.

Het parlement is gedurende de voorbereiding van het budgettair-structureel plan geïnformeerd over de stand van zaken. Het parlement is in april 2024 geïnformeerd over de planning16 voor het opstellen van het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn en in juni 2024 is de door de Commissie verstrekte technische informatie gedeeld.17

Daarnaast is een concept van het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn voorgelegd aan de Raad van State en het Centraal Planbureau. De Raad van State is de instantie in Nederland die belast is met het toezicht op de naleving van de Europese begrotingsregels. Deze rol vloeit voort uit artikel 5 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur (VSCB) en EU Verordening 473/2013, en is vastgelegd in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof).

Bij totstandkoming van het beleid dat in het budgettair-structureel plan wordt beschreven, worden alle relevante stakeholders betrokken zoals in de reguliere wetgevingsprocessen. Voor de eerste publicatie van het plan is geen gebruik gemaakt van een publieke consultatie. Dit is in overeenstemming met artikel 36(c) waarin is aangegeven dat dit voor de eerste ronde plannen niet noodzakelijk is.

16 Verticale toelichting

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Voorjaarsnota 2024.

De verticale toelichting bestaat per begroting uit twee tabellen: uitgaven en ontvangsten. De tabellen kunnen uit de volgende posten bestaan:

  1. Meevallers
  2. Tegenvallers
  3. Intensiveringen
  4. Ombuigingen
  5. Generaal dossier
  6. Kasschuiven
  7. Overboekingen coalitieakkoord Rutte IV
  8. Overboekingen Aanvullende Post
  9. Overboekingen met andere begrotingen
  10. Kadercorrecties
  11. Loonbijstelling
  12. Prijsbijstelling
  13. Eindejaarsmarge
  14. Extrapolatie
  15. Desalderingen
  16. Technisch
  17. Niet-kaderrelevant

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. In de ontwerpbegroting wordt een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties gegeven. De begrotingen zijn inclusief de uitgaven voor HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking).

Algemene Zaken en De Koning

De Koning

Stand Voorjaarsnota 58 58 58 58 58 58
Technisch 0 1 1 1 1 1
Nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering 0 1 1 1 1 1
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 58 59 59 59 59 59
Stand Voorjaarsnota 2 2 2 2 2 2
Technisch 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering 0 0 0 0 0 0
Bijstelling terugstorten grondwettelijke uitkering ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Stand Miljoenennota 2 0 0 0 0 0

Uitgaven

Technisch

Nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering

Deze post bestaat uit de nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering van de leden van het Koninklijk Huis.

Overig technisch

Deze post is verwerkt in 2024 en bestaat uit de eindafrekening 2023 van het Militair Huis naar het ministerie van Defensie. Daarnaast betreft het een doorbelasting van het ministerie Algemene Zaken naar de begroting van de Koning ten behoeve van een verhoging van het budget voor de informatiehuishouding van het Kabinet van de Koning.

Ontvangsten

Technisch

Nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkering

Dit betreft de nominale bijstelling van de terugstorting van de grondwettelijke uitkering van de Prinses van Oranje.

Bijstelling terugstorten grondwettelijke uitkering

De Prinses van Oranje heeft besloten om vanaf 2025 de b-component van haar grondwettelijke uitkering niet meer terug te storten. De terugstorting stond geraamd op de begroting van de Koning. Door dit besluit wordt de ontvangstenraming met circa 1,5 miljoen euro gecorrigeerd. De Prinses van Oranje blijft tot het eind van haar studie nog wel de a-component ter hoogte van 345 duizend euro terugstorten.

Algemene Zaken

Stand Voorjaarsnota 116 104 106 107 107 107
Ombuigingen ‒ 3 ‒ 6 ‒ 8 ‒ 11 ‒ 12
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 3 ‒ 6 ‒ 8 ‒ 11 ‒ 12
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 116 101 101 99 96 95
Stand Voorjaarsnota 9 9 9 9 9 9
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 9 9 9 9 9 9

Uitgaven

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Voor de begroting van AZ betekent dit een ombuiging van 3 miljoen euro in 2025 oplopend naar 12 miljoen euro in 2029 en verder.

Overboekingen met andere begrotingen

Deze post is verwerkt voor 2024 en bevat een overboeking van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het verhogen van het budget voor de informatiehuishouding van het Kabinet van de Koning. Dit wordt via de begroting van Algemene Zaken doorbelast naar de begroting van de Koning. Daarnaast bevat deze post een overboeking naar het ministerie van Economische Zaken ten behoeve van het Behavioural Insights Network.

Ontvangsten

Technisch

Deze post bevat de doorbelasting van de verhoging van het budget voor de informatiehuishouding van het Kabinet van de Koning naar de begroting van de Koning.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHOS)

Buitenlandse Zaken

Stand Voorjaarsnota 12.203 13.727 15.238 15.082 18.159 18.727
Intensiveringen 16 33 49 65 71
Verzachten apparaatstaakstelling postennetwerk 16 33 49 65 71
Ombuigingen ‒ 85 ‒ 134 ‒ 217 ‒ 1.874 ‒ 1.882
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 43 ‒ 90 ‒ 134 ‒ 179 ‒ 197
34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking ‒ 8 ‒ 14 ‒ 28 ‒ 20 ‒ 13
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 34 ‒ 31 ‒ 55 ‒ 75 ‒ 72
36. Inzet op lagere EU-afdrachten ‒ 1.600 ‒ 1.600
Generaal dossier 515 ‒ 874 1.100 982 937 936
EU-afdrachten 515 ‒ 874 1.100 982 937 936
Overboekingen Aanvullende Post 21
Overboekingen Aanvullende Post 21
Overboekingen met andere begrotingen 1 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Overboekingen met andere begrotingen 1 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Prijsbijstelling 16 7 0 1 ‒ 1 ‒ 1
Prijsbijstelling 17 7 0 1 ‒ 1 ‒ 1
Technisch ‒ 750 ‒ 432 ‒ 416 ‒ 242 ‒ 28 ‒ 28
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 750 ‒ 432 ‒ 416 ‒ 242 ‒ 28 ‒ 28
Niet-plafondrelevant ‒ 214 ‒ 95 ‒ 144 ‒ 455 ‒ 794 ‒ 879
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 750 432 416 242 28 28
Steunpakketten Oekraïne ‒ 33 10 33
Kasschuif Europese Vredesfaciliteit (EPF) ‒ 276 132 99 45
Actualisatie invoerrechten ‒ 655 ‒ 669 ‒ 692 ‒ 742 ‒ 822 ‒ 908
Stand Miljoenennota 11.793 12.262 15.676 15.198 16.463 16.944
Stand Voorjaarsnota 3.913 3.821 2.995 1.419 1.472 1.530
Generaal dossier ‒ 164 ‒ 167 ‒ 173 ‒ 186 ‒ 206 ‒ 227
Perceptiekostenvergoeding ‒ 164 ‒ 167 ‒ 173 ‒ 186 ‒ 206 ‒ 227
Stand Miljoenennota 3.749 3.654 2.822 1.233 1.266 1.303

Uitgaven

Intensiveringen

Verzachten apparaatstaakstelling postennetwerk

De apparaatstaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA) op het postennetwerk wordt structureel verzacht door een bijdrage vanuit het ODA-budget (c.a. 25 miljoen euro) en middels generale compensatie (c.a. 52 miljoen euro). De budgetten voor het attachénetwerk van het postennet staan op verschillende departementale begrotingen, waardoor 5 miljoen euro is overgeheveld naar de begrotingen van Financiën, Economische Zaken en Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid.

34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

36. Inzet op lagere EU-afdrachten

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het kabinet bij de onderhandelingen over de het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) en mogelijke wijziging van het eigenmiddelenbesluit (EMB) vanaf 2028 inzet op een 1,6 miljard euro lagere stijging van de afdrachten aan de Europese unie dan nu in de meerjarenraming is voorzien.

Generaal dossier

EU-afdrachten

Dit is het saldo van verschillende mutaties. Op basis van de verwachte onderuitputting in de jaarbegroting 2025 van de Europese Commissie worden de EU-afdrachten naar beneden bijgesteld met 1,3 miljard euro. Volgens afspraken in het MFK mag de commissie een deel hiervan doorschuiven naar 2026 en 2027, waardoor de Nederlandse afdrachten in die jaren stijgt. Daarnaast is op basis van geactualiseerde economische cijfers van de Europese Commissie de bni-afdracht bijgesteld. Deze neemt structureel met 0,9 miljard euro toe vanwege de enerzijds lagere ontvangsten op EU-niveau van de invoerrechten en anderzijds doordat het Nederlandse bni relatief t.o.v. de EU als totaal hoger ligt dan verwacht (een toename van 5,9% naar 6,1%). Ook zijn de btw-afdracht, de rentekosten voor het coronaherstelfonds Next Generation EU (NGEU) en de bni-korting geactualiseerd op basis van economische bijstellingen. Daarnaast is de jaarlijkse technische aanpassing van de commissie verwerkt.

Overboekingen Aanvullende Post

Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM). De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd wat heeft geleid tot een nabetaling van c.a. 21 miljoen euro. Dit wordt overgeboekt van de TEM-reservering op de Aanvullende Post.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit is het saldo van verschillende kleine overboekingen met andere departementen, allemaal kleiner dan een half miljoen euro.

Prijsbijstelling

Naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau wordt het HGIS non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het bbp.

Technisch

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Steunpakketten Oekraïne

Het budget van 2024 voor de verbouwing van het toekomstige agressietribunaal wordt doorgeschoven naar 2026 (33 miljoen euro). Daarnaast is er budget overgeheveld van de begroting van buitenlandse handel en ontwikkelingshulp (BHO) voor humanitaire ontmijning in 2025 (10 miljoen euro).

Kasschuif Europese Vredesfaciliteit (EPF)

Op basis van de geactualiseerde allocatie van het budget voor de steun van de lidstaten aan Oekraïne vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) wordt het uitgavenbudget voor de Nederlandse EPF-bijdrage voor Oekraïne in 2024 verlaagd met 276 miljoen euro. Dit bedrag wordt doorgeschoven naar 2025, 2026 en 2027.

Actualisatie invoerrechten

Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit komt omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Ontvangsten

Generaal dossier

Percetiekostenvergoeding

Nederland ontvangt 25 procent van de bruto af te dragen aan traditionele eigen middelen (TEM) als perceptiekostenvergoeding. Vanwege de lager dan verwachte invoerrechten, nemen ook de ontvangsten van de perceptiekostenvergoeding af.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

Stand Voorjaarsnota 3.933 3.916 3.621 5.410 5.932 6.269
Ombuigingen ‒ 299 ‒ 499 ‒ 2.283 ‒ 2.318 ‒ 2.344
ODA-bijdrage apparaatstaakstelling postennetwerk ‒ 5 ‒ 11 ‒ 17 ‒ 22 ‒ 25
34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking ‒ 292 ‒ 486 ‒ 2.264 ‒ 2.293 ‒ 2.317
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 2
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 2
Technisch ‒ 229 ‒ 252 0 0 0 0
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 229 ‒ 252
Niet-plafondrelevant 227 237
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 229 252
Overboekingen t.b.v. steunpakketten Oekraïne ‒ 2 ‒ 15
Stand Miljoenennota 3.928 3.598 3.120 3.124 3.611 3.923
Stand Voorjaarsnota 70 53 48 45 43 42
Technisch 0
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 0
Niet-plafondrelevant 0
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 0
Stand Miljoenennota 70 53 48 45 43 42

Uitgaven

ODA-bijdrage postennetwerk

De apparaatstaakstelling op het postennet wordt structureel verzacht. Een deel hiervan wordt binnen het ODA-budget gedekt. Dit gaat om 5,4 miljoen euro in 2025 oplopend tot 24,7 miljoen euro in 2029.

34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het saldo van meerdere overboekingen naar andere begrotingen. Zo wordt o.a. de loon- en prijsontwikkeling voor de ODA-middelen, met name voor onderwijs aan eerstejaarsasielzoekers van de BHO-begroting naar de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) overgeboekt.

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Overboekingen t.b.v. steunpakketten Oekraïne

Dit betreft een saldo van verschillende overboekingen om de middelen voor niet-militaire steun aan Oekraïne op de begroting van het uitvoerende departement te zetten. Zo worden onder andere de middelen voor ontmijning (10 miljoen) naar de begroting van Buitenlandse Zaken (BZ) overgeboekt.

Ontvangsten

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De ontvangsten aan deze onderwerpen (van 0,4 miljoen, afgerond 0) worden om die reden ook niet-plafondrelevant.

Justitie en Veiligheid

Justitie en Veiligheid

Stand Voorjaarsnota 26.703 27.104 24.400 19.891 19.961 19.963
Tegenvallers 350
Tegenvaller Crisisnoodopvang COA 350
Intensiveringen 18 242 303 365 365 365
Taaleis voor naturalisatie naar B1 15 15 15 15 15 15
Middelen voor Werk aan Uitvoering 3 2
11. Investeren in goed bestuur en de rechtstaat 25 38 50 50 50
12. Nationale veiligheid versterken 200 250 300 300 300
Ombuigingen ‒ 31 ‒ 92 ‒ 622 ‒ 1.157 ‒ 1.167
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 26 ‒ 50 ‒ 75 ‒ 100 ‒ 111
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 28 ‒ 28 ‒ 28 ‒ 28
35. Verlaging non-ODA-middelen 0 0 0 0 0
37. Beperken asielinstroom ‒ 500 ‒ 1.000 ‒ 1.000
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed ‒ 5 ‒ 13 ‒ 19 ‒ 29 ‒ 29
Kasschuiven 3 ‒ 15 ‒ 27 8 1 30
Kasschuiven 3 ‒ 15 ‒ 27 8 1 30
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 6 27 11 21 ‒ 1 ‒ 2
Overboeking Justice-link 12 12
Overboeking Recherche Samenwerkingsteam 1 23
Overboekingen met het Gemeentefonds ‒ 14 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Overboeking Verduurzaming Rijksvastgoed 23
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 6 5 2 2 2 1
Desalderingen 51 6 6 6 0 0
Desalderingen 51 6 6 6 0 0
Technisch ‒ 13 ‒ 9.011 ‒ 6.261 ‒ 1.355 ‒ 935 ‒ 951
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13
Herverkaveling Asiel en Migratie ‒ 9.481 ‒ 6.728 ‒ 1.686 ‒ 1.219 ‒ 1.219
Herverkaveling Inburgering 483 480 344 297 281
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 13 3 13 13 13 13
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 13 13 13 13 13 13
Zelfredzaamheid en Participatie Oekraïense ontheemden ‒ 10 0
Stand Miljoenennota 27.120 18.325 18.353 18.329 18.248 18.251
Stand Voorjaarsnota 1.680 1.653 1.756 1.786 1.818 1.849
Meevallers 102
Meevaller AMIF tbv opvang Oekraïense Ontheemden 58
Meevaller Griffierechten 25
Meevaller afrekening COVID 19
Tegenvallers ‒ 250
Tegenvaller Afpakken ‒ 250
Ombuigingen 0 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid 0 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Desalderingen 51 6 6 6 0 0
Desalderingen 51 6 6 6 0 0
Technisch ‒ 10 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11
Herverkaveling Asiel en Migratie ‒ 13 ‒ 14 ‒ 14 ‒ 14 ‒ 14
Herverkaveling Inburgering 3 3 3 3 3
Stand Miljoenennota 1.584 1.650 1.751 1.781 1.806 1.837

Uitgaven

Tegenvallers

Tegenvaller Crisisnoodopvang COA

Vanwege het tekort aan reguliere opvangplaatsen moeten er naar verwachting meer crisisnoodopvanglocaties worden geopend. Dit levert een tegenvaller op van 350 miljoen euro in 2024.

Intensiveringen

Taaleis voor naturalisatie naar B1

Het kabinet scherpt de voorwaarden voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit aan door de taaleis voor naturalisatie in beginsel voor iedereen te verhogen naar niveau B1. Hiervoor is 15 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Middelen voor Werk aan Uitvoering

Deze post bestaat uit drie overhevelingen van de Aanvullende Post naar de begroting van JenV in het kader van Werk aan Uitvoering. Met deze middelen wordt geïnvesteerd in gegevensdeling binnen het JenV-domein en een brede werkagenda om de dienstverlening van JenV te verbeteren.

11. Investeren in goed bestuur en de rechtstaat

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat voor investeren in goed bestuur en de rechtstaat structureel 200 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld. Hiervan is 25 miljoen euro in 2025, oplopend naar 50 miljoen euro structureel beschikbaar voor de begroting van JenV. De nadere uitwerking en verdeling van deze middelen vindt op een later moment plaats.

12. Nationale Veiligheid versterken

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat voor versterking van de nationale veiligheid in 2025 200 miljoen euro, oplopend naar 300 miljoen euro structureel beschikbaar wordt gesteld voor meer slagkracht bij de politie, justitie en veiligheidsdiensten. De nadere uitwerking en verdeling van deze middelen vindt op een later moment plaats.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Voor de begroting van JenV betekent dit een ombuiging van circa 26 miljoen euro in 2025, oplopend naar circa 110 miljoen euro in 2029 en verder.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. Voor JenV is dit vooral een korting op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) van ongeveer 28 miljoen euro.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Voor JenV betreft dit 41 duizend euro in 2025 oplopend naar 93 duizend euro in 2029 en verder.

37. Beperken asielinstroom

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de asielbegroting van JenV in samenhang met het asielmaatregelenpakket in 2027 met 500 miljoen euro en per 2028 structureel met 1 miljard euro wordt verlaagd. De verdeling van de structurele verlaging per 2028 over de verschillende organisaties in de asielketen is als volgt: Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) circa 580 miljoen euro, Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) circa 270 miljoen euro, Nidos circa 70 miljoen euro, Raad voor de Rechtsbijstand circa 43 miljoen euro, Raad voor de rechtspraak circa 22 miljoen euro en Dienst Terugkeer en Vertrek circa 15 miljoen euro.

40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat rijksbreed wordt bezuinigd op subsidies. Voor de begroting van JenV betekent dit een ombuiging van circa 5 miljoen euro in 2025 oplopend naar 29 miljoen euro in 2029.

Kasschuiven

De post kasschuiven bestaat uit een aantal mutaties. Ten eerste gaat het om een kasschuif in verband met vertraging bij de huisvestingsopgave bij Dienst Justiële Inrichtingen (DJI), waardoor 15 miljoen euro in 2025 en 2026 wordt doorgeschoven naar 2029. Daarnaast wordt 12 miljoen euro uit 2025 naar 2024 geschoven voor het uitbetalen van de spreidingswetbonussen. Ook wordt circa 4 miljoen euro van 2025 naar latere jaren verschoven voor financiering van de Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking Justice-link

Deze post betreft een overheveling van middelen vanaf de begroting van Economische Zaken naar de JenV-begroting. Deze middelen worden door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ingezet voor data-analyse om informatie te verkrijgen over actuele maatschappelijke vraagstukken als digitale opsporing, ondermijning en migratie.

Overboeking Rescherche Samenwerkingsteam

Deze post betreft een overboeking vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het Recherche Samenwerkingsteam, conform het financieringsconvenant tussen de ministeries.

Overboeking met het Gemeentefonds

Deze post betreft diverse overboekingen met het Gemeentefonds. Het betreft onder andere een overboeking van circa 12 miljoen euro in 2024 voor enkele gemeenten voor het voorzien in opvangplekken waarvoor zij in aanmerking komen voor het faciliteitbesluit opvangcentra. Daarnaast is er in 2024 nog sprake van een overboeking van circa 2 miljoen euro in het kader van de bed-bad-broodvoorzieningen. Ten slotte is er sprake van een structurele overboeking vanaf 2026 van circa 3 miljoen euro voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel van de modernisering op de lijkbezorging. Deze middelen maken deel uit van de bij Voorjaarsnota 2023 beschikbaar gestelde Werk aan Uitvoeringsmiddelen voor Forensische Geneeskunde.

Overboeking Verduurzaming Rijksvastgoed

De politie (circa 6 miljoen euro), de IND (circa 1 miljoen euro) en het COA (circa 15 miljoen euro) ontvangen in 2024 middelen vanuit het Klimaatfonds ten behoeve van de verduurzaming van Rijksvastgoed.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post betreft een groot aantal overhevelingen met andere departe­ menten. De grootste hiervan is een overboeking naar de begroting van Economische Zaken van circa 8 miljoen euro in 2024 voor de kennisopbouw bij TNO voor JenV-beleid.

Desalderingen

Deze post bevat diverse desalderingen. De grootste desalderingen worden verder toegelicht. Ten eerste wordt de niet bestede bijzondere bijdrage (circa 25 miljoen euro) in het kader van ondermijning aan de politie door personeelskrapte teruggestort naar JenV. Daarnaast worden er andere niet bestede middelen voor bijzondere bijdragen (circa 10 miljoen euro) teruggestort en geherprioriteerd binnen de politiebegroting ter dekking van onder andere vuurwerktransport en de meerkosten voor PTSS. Ook is de raming voor de ontvangsten voor het beheer meldkamers naar boven bijgesteld voor de jaren 2025 tot en met 2027. Deze middelen worden middels een desaldering ingezet als bijdrage aan de politie voor het stelsel beroepsgerelateerde ziekten (circa 4 miljoen euro in 2025 oplopend naar 6 miljoen euro in 2026 en 2027) en er wordt circa 2 miljoen euro in 2025 ingezet ter versterking van de dienstverlening van het brandweerkorps en politiekorps in Caribisch Nederland. Ten slotte wordt door middel van een desaldering het restant op de asielreserve (9 miljoen euro) ingezet om de bonussen voor de spreidingswet in 2024 deels te financieren.

Technisch

Herverkaveling Asiel en Migratie

Deze reeks bevat de herverkaveling van het beleidsartikel Migratie naar de begroting van Asiel en Migratie.

Herkaveling Inburgering

Deze reeks bevat de herverkaveling van Inburgering vanaf de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de begroting van JenV.

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden daarom niet-plafondrelevant.

Overig technisch

Deze post bevat mutaties met technische herschikkingen binnen de JenV- begroting. De grootste herschikking betreft de overheveling van de loon- en prijsbijstelling die na Voorjaarsnota 2024 is verdeeld over de JenV-begroting.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsten

Zie de gelijknamige post hierboven.

Zelfredzaamheid en participatie Oekraïense ontheemden

Om de zelfredzaamheid en participatie van ontheemden uit Oekraïne te bevorderen in de vorm van taallessen voor Oekraïense ontheemden wordt het budget met 10 miljoen euro naar beneden bijgesteld. Daarnaast wordt voor de Skills Alliance het budget voor de jaren 2025 en 2026 met 0,2 miljoen euro naar beneden bijgesteld. De begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt met dezelfde bedragen naar boven bijgesteld.

Ontvangsten

Meevallers

Meevaller AMIF tbv opvang Oekraïense ontheemden

De Europese Commissie staat lidstaten toe om de meevallers die zijn ontstaan in de uitvoering van het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF fonds) over de periode 2014-2020 te gebruiken voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Deze meevaller is voor Nederland ongeveer 58 miljoen euro.

Meevaller Griffierechten

De griffierechtenontvangsten vallen 25 miljoen euro hoger uit dan verwacht.

Meevaller afrekening COVID

De COVID ontvangsten betreffen ongeveer 19 miljoen euro aan niet-bestede middelen bij veiligheidsregio's.

Tegenvallers

Tegenvaller Afpakken

De ontvangsten op afpakken vallen naar verwachting ongeveer 250 miljoen euro lager uit dan geraamd. De lagere afpakopbrengsten worden verklaard doordat op dit moment geen grote schikkingen zijn voorzien.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

Zie de gelijknamige post hierboven.

Desalderingen

Zie de gelijknamige post hierboven.

Technisch

Herverkaveling Asiel en Migratie

Zie de gelijknamige post hierboven.

Herverkaveling Inburgering

Zie de gelijknamige post hierboven.

Asiel en Migratie

Stand Voorjaarsnota
Technisch 9.481 6.728 1.686 1.219 1.219
Herverkaveling Asiel en Migratie 9.481 6.728 1.686 1.219 1.219
Niet-plafondrelevant 3.041 1.168
Opvang Oekraïense Ontheemden 3.041 1.168
Stand Miljoenennota 9.481 9.769 2.854 1.219 1.219
Stand Voorjaarsnota
Technisch 13 14 14 14 14
Herverkaveling Asiel en Migratie 13 14 14 14 14
Stand Miljoenennota 13 14 14 14 14

Uitgaven

Technisch

Herverkaveling Asiel en Migratie

Deze reeks bevat de middelen voor Migratie die vanaf de begroting van Justitie en Veiligheid (JenV) worden overgeheveld.

Niet-plafondrelevant

Opvang Oekraïense Ontheemden

De Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) is verlengd tot 5 maart 2026. Daarnaast is de Tijdelijke Wet opvang ontheemden Oekraïne aangenomen waardoor gemeenten tot een jaar na afloop van de RTB belast zijn met de opvang van Oekraïense ontheemden. Daarom stelt het kabinet middelen beschikbaar tot 5 maart 2027 op basis van gemiddeld 136.000 ontheemden.

Ontvangsten

Technisch

Herverkaveling Asiel en Migratie

Zie de gelijknamige post hierboven.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief Staten-Generaal en Hoge Colleges van Staat

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Stand Voorjaarsnota 11.926 10.957 9.984 9.822 9.943 10.047
Meevallers ‒ 40
Vrijval Wet Regie en Betaalbare Huur* ‒ 40
Intensiveringen 1 577 615 652 651 650
11. Investeren in goed bestuur en de rechtsstaat 75 113 150 150 150
5. Terugdringen armoede: verhogen huurtoeslag* 500 500 500 500 500
Overige intensiveringen 1 2 3 2 1
Ombuigingen ‒ 47 ‒ 125 ‒ 156 ‒ 181 ‒ 178
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 30 ‒ 59 ‒ 86 ‒ 114 ‒ 126
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 24 ‒ 5 ‒ 4 ‒ 3
40. Generieke taakstelling subsidies Rijksbreed ‒ 17 ‒ 43 ‒ 65 ‒ 63 ‒ 49
Kasschuiven ‒ 456 222 ‒ 31 176 67 23
Wooncooperaties* ‒ 39 39
Slavernijverleden ‒ 58 ‒ 10 10 42 17
Wet Regie van de Volkshuisvesting* ‒ 58 58
Grootschalige woningbouw* ‒ 87 87
Verduurzaming maatschappelijk vastgoed* ‒ 149 14 109 25
Overige kasschuiven ‒ 66 34 ‒ 41 25 25 23
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 3 ‒ 62 30 35 35 38
Beheerbijdragen Digitaal Stelsel Omgevingswet* 16 19 23 26 29 32
Verrekening kosten P-Direkt 3 3 3 3 3 3
Klimaatfondsmiddelen verduurzaming Rijksvastgoed ‒ 66
Klimaatfondsmiddelen voor monumenten ‒ 25
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 22 7 5 7 3 3
Plafondcorrecties 10 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60
Terugdraaien WML-verhoging huurtoeslag* 10 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60
Desalderingen 107
Raming Waarborgfonds Sociale Woningbouw en risicovoorziening Nationale Hypotheekgarantie* 81
Additionele kosten HRM-advies 11
Overige desalderingen 14
Technisch 0 ‒ 6.503 ‒ 5.868 ‒ 7.175 ‒ 7.404 ‒ 8.345
Herverkaveling naar VRO 0 9.546 8.414 8.424 8.422 8.563
Herverkaveling Groningen van EZK 3.043 2.546 1.249 1.018 217
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 11.543 5.084 4.545 3.294 3.052 2.174
Stand Voorjaarsnota 927 548 553 542 542 538
Ombuigingen ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 5
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 5
Desalderingen 107
Raming Waarborgfonds Sociale Woningbouw en risicovoorziening Nationale Hypotheekgarantie* 81
Additionele kosten HRM-advies 11
Overige desalderingen 14
Technisch 1.225 1.625 1.381 408 289
Herverkaveling Groningen van EZK 1.709 2.104 1.848 876 752
Herverkaveling naar VRO ‒ 484 ‒ 479 ‒ 467 ‒ 468 ‒ 464
Stand Miljoenennota 1.034 1.772 2.176 1.919 946 822

Uitgaven

Posten met een * hebben betrekking op budgetten die volledig zijn overgeheveld naar het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Meevallers

Vrijval Wet Regie en Betaalbare Huur*

Wegens het later ingaan van de wetten Wet Regie van de Volkshuisvesting en Betaalbare Huur valt in 2024 40 miljoen euro vrij.

Intensiveringen

11. Investeren in goed bestuur en de rechtsstaat

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is 200 mijloen euro structureel vrijgemaakt voor het verbeteren van het bestuur en het versterken van de rechtsstaat. Een kwart hiervan is overgemaakt aan de begroting van Justitie en Veiligheid. De overige middelen zijn toegevoegd aan de begroting van BZK, waarvan een deel op het artikel onverdeeld staat.

5. Terugdringen armoede: verhogen huurtoeslag*

In het Hoofdlijnenakkoord is structureel 500 miljoen euro voor de huurtoeslag beschikbaar gemaakt. De invulling van deze middelen gebeurt via een viertal maatregelen, waaronder het verlagen van de eigen bijdrage. Door de herverkaveling is dit budget overgeheveld naar de begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).

Overige intensiveringen

Dit betreft het overboeken van middelen uit de envelop Werk aan UItvoering die op de Aanvullende Post stonden. Hier worden verschillende projecten mee gefinancierd, die als doel hebben de uitvoering te versterken. De projecten die worden gefinancierd liggen deze ronde vooral op digitaal terrein.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. In totaal wordt ruim 120 miljoen euro structureel omgebogen op de BZK-begoting. Het ministerie van VRO heeft (nog) geen eigen apparaatsbudget.

40. Generieke taakstelling subsidies Rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat rijksbreed wordt bezuinigd op subsidies. Deze reeks bevat ook het aandeel van Koninkrijksrelaties en het ministerie van VRO. De subsidietaakstelling is doorverdeeld, ook naar de begrotingen van Koninkrijksrelaties en het ministerie van VRO.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent.

Kasschuiven

Wooncoöperaties*

De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2024 van BZK 40 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een fonds voor wooncooperaties. Dit fonds wordt momenteel uitgewerkt en meerdere partijen worden gevraagd om een subsidieaanvraag in te dienen. De verwachting is dat dit fonds pas eind 2024 wordt opgericht. Het grootste deel van de middelen worden daarom doorgeschoven naar 2025.

Slavernijverleden

De incidentele middelen voor het slavernijverleden, die nog op de begroting van BZK staan, worden in het juiste kasritme gezet. Er zijn nog geen concrete afspraken gemaakt over de middelen die bestemd zijn voor Suriname (66 miljoen euro), waardoor deze pas vanaf 2026 tot besteding komen.

Wet Regie van de Volkshuisvesting*

Wegens het later ingaan van de Wet Regie op de Volkshuisvesting schuiven middelen die in de beginfase benodigd zijn van 2024 door naar 2025.

Grootschalige woningbouw*

Dit betreffen middelen voor bijdragen ten behoeve van voorfinanicering van het publieke tekort in de grondexploitaties van woningbouwontwikke­lingen. Om langer de tijd te hebben voor de voorbereiding om de bijdrage op een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige manier uit te kunnen keren, is een kasschuif nodig.

Verduurzaming maatschappelijk vastgoed*

Hieronder vallen verschillende kasschuiven om de uitgaven aan de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed in het juiste ritme te krijgen. De middelen schuiven door naar latere jaren, voornamelijk doordat de subsidieaanvragen minder goed lopen dan verwacht.

Overige kasschuiven

Dit betreft een groot aantal kasschuiven, waarvan die voor de Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderenhuisvesting en voor de Regiocentra Groningen (onderdeel van Regiodeals) het meest omvangrijk zijn.

Overboekingen met andere begrotingen

Beheerbijdragen Digitaal Stelsel Omgevingswet*

De beheerbijdragen van medeoverheden voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) worden overgemaakt naar de BZK-begroting.

Verrekening kosten P-Direkt

Jaarlijks worden de kosten voor P-Direkt verrekend en overgeboekt naar de BZK-begroting.

Klimaatfondsmiddelen verduurzaming Rijksvastgoed*

Dit betreft de bijdrage voor de verduurzaming van verschillende Rijksgebouwen. Hiervan gaat 42 miljoen euro naar Defensie en 15 miljoen euro naar het COA. De middelen komen oorspronkelijk uit het Klimaatfonds.

Klimaatfondsmiddelen voor monumenten*

Dit betreft een overboeking aan OCW, bestemd voor monumenten. De middelen worden ingezet door het versterken van het budget bij het Nationaal Restauratiefonds (NRF) voor de regeling DML-plus (duurzame monumentenlening).

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreffen verschillende kleinere overboekingen.

Plafondcorrecties

Terugdraaien WML-verhoging huurtoeslag*

Het terugdraaien van de WML-verhoging heeft gevolgen voor de uitgaven aan de huurtoeslag. Het huurtoeslagbudget is overigens overgeheveld naar de begroting van VRO.

Desalderingen

Raming Waarborgfonds Sociale Woningbouw en risicovoorziening Nationale Hypotheekgarantie*

Jaarlijks betaalt de Stichting Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) een achterborgvergoeding (van 0,3%) aan de Staat. De ontvangsten van circa 70 miljoen euro worden geraamd en worden doorgestort naar de risicovoorziening van de Nationale Hypotheekgarantie. Daarnaast wordt de begrotingsreserve Waarborgfonds Sociale Woningbouw opgehoogd met een terugbetaling van 11 miljoen euro voor niet benodigde saneringsmiddelen.

Additionele kosten HRM-advies

Jaarlijks wordt aan de hand van de omvang van de agentschappen/SSO’s en de tarieven van de Handleiding overheidstarieven bepaald wat de agentschappen moeten bijdragen aan HRM advies. De ontvangst van deze meerkosten wordt via een desaldering toegevoegd aan het budget van 2024..

Overige desalderingen

Dit betreffen verschillende kleinere desalderingen.

Technisch

Herverkaveling naar VRO

Het kabinet heeft besloten dat Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening wordt afgesplitst van het ministerie van BZK en een nieuw ministerie gaat vormen. Met deze herverkaveling zijn de middelen vanaf 2025 overgegaan naar VRO.

Herverkaveling Groningen van EZK

Het kabinet heeft afgesproken dat Herstel Groningen van de begroting van het ministerie van EZK wordt overgeheveld. Met deze herverkaveling zijn de middelen van Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vanaf 2025 toegevoegd aan de begroting van het ministerie van BZK.

Ontvangsten

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat 1 miljard euro structureel wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Net als de uitgaven dalen de ontvangsten op het apparaatsartikel.

Desalderingen

Raming Waarborgfonds Sociale Woningbouw en risicovoorziening Nationale Hypotheekgarantie*

Jaarlijks betaalt de Stichting Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) een achterborgvergoeding (van 0,3%) aan de Staat. De ontvangsten van circa 70 miljoen euro worden geraamd en worden doorgestort naar de risicovoorziening van de Nationale Hypotheekgarantie. Daarnaast wordt de begrotingsreserve Waarborgfonds Sociale Woningbouw opgehoogd met een terugbetaling van 11 miljoen euro voor niet benodigde saneringsmiddelen.

Additionele kosten HRM-advies

Jaarlijks wordt aan de hand van de omvang van de agentschappen/SSO’s en de tarieven van de Handleiding overheidstarieven bepaald wat de agentschappen moeten bijdragen aan HRM advies. De ontvangst van deze meerkosten wordt via een desaldering toegevoegd aan het budget van 2024.

Overige desalderingen

Dit betreffen verschillende kleinere desalderingen.

Technisch

Herverkaveling naar VRO

Het kabinet heeft besloten dat Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening wordt afgesplitst van het ministerie van BZK en een nieuw ministerie vormt. Met deze herverkaveling zijn de middelen vanaf 2025 overgegaan naar VRO.

Herverkaveling Groningen van EZK

Het kabinet heeft afgesproken dat Herstel Groningen van de begroting van het ministerie van EZK wordt overgeheveld. Met deze herverkaveling zijn de middelen van Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vanaf 2025 toegevoegd aan de begroting van het ministerie van BZK.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Stand Voorjaarsnota
Meevallers ‒ 113
Vrijval Wet Vereenvoudiging Huurtoeslag ‒ 113
Intensiveringen 331 868 1.039 865 811
Funderingsherstel 14 14 14 14
Grootschalige woningbouwgebieden 180 340 440 188 100
Opschalen woningbouw 25 25 25 25 25
Realisatiestimulans 0 362 442 516 569
Uitvoering woningbouw 12 22 24 27 22
Woningbouwimpuls 100 100 90 90 90
Compensatie huurtoeslag 0 5 5 5 5
Ombuigingen ‒ 285
Infasering huurtoeslag koopkrachtbesluitvorming ‒ 285
Kasschuiven ‒ 74 9 36 13 16
Verduurzaming Rijksgebouwen ‒ 72 22 20 13 16
Overige kasschuiven ‒ 3 ‒ 13 16
Overboekingen Aanvullende Post 1
Overboekingen Aanvullende Post 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 19 ‒ 16 ‒ 9 ‒ 7 ‒ 7
Wet Betaalbare Huur ‒ 19 ‒ 16 ‒ 9 ‒ 7 ‒ 7
Technisch 9.546 8.414 8.424 8.422 8.563
Herverkaveling 9.546 8.414 8.424 8.422 8.563
Overig technisch 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 9.387 9.275 9.490 9.294 9.384
Stand Voorjaarsnota
Technisch 484 479 467 468 464
Herverkaveling 484 479 467 468 464
Stand Miljoenennota 484 479 467 468 464

Uitgaven

Meevallers

Vrijval wet vereenvoudiging huurtoeslag

De wet vereenvoudiging huurtoeslag kan door latere behandeling pas in 2026 worden ingevoerd. Hierdoor vallen de gereserveerde middelen (113 miljoen euro) in 2025 vrij. De helft hiervan (56 miljoen euro) wordt in 2025 tot en met 2028 ingezet voor informatievoorziening voor funderingsproblematiek.

Intensiveringen

Funderingsproblematiek

De helft van de totale meevaller als gevolg van het uitstel van de wet vereenvoudiging huurtoeslag wordt ingezet voor de funderingsproblematiek. Het gaat in totaal om 56 miljoen euro verdeeld over de jaren 2025 tot en met 2028.

Grootschalige woningbouwgebieden

Vanuit de de woningbouwmiddelen uit het hoofdlijnenakkoord zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor woningbouwlocaties en grond. Cumulatief is 1,25 miljard euro voor grootschalige woningbouwgebieden beschikbaar gesteld. Dit betreft een overboeking vanuit de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën

Opschalen woningbouw

Vanuit de woningbouwmiddelen uit het hoofdlijnenakkoord (in totaal 5 miljard euro) worden middelen beschikbaar gesteld voor het stimuleren van innovatie en het wegnemen van belemmeringen in het woningbouwdomein. Dit betreft een overboeking vanuit de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

Realisatiestimulans

Vanuit de woningbouwmiddelen uit het hoofdlijnenakkoord (in totaal 5 miljard euro) worden middelen beschikbaar gesteld voor de Realisatiestimulans. Dit betreft bijna 2 miljard euro. De realisatiestimulans vormt een beloning voor gemeenten voor het bouwen van (betaalbare) woningen. Dit betreft een overboeking vanuit de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

Uitvoering woningbouw

Vanuit de woningbouwmiddelen uit het hoofdlijnenakkoord worden middelen beschikbaar gesteld voor het de uitvoering van verschillende maatregelen in het kader van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Dit betreft een overboeking vanuit de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

Woningbouwimpuls

Vanuit de woningbouwmiddelen uit het hoofdlijnenakkoord worden middelen beschikbaar gesteld voor de Woningbouwimpuls 2.0. Dit betreft een overboeking vanuit de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

Compensatie Huurtoeslag

Dit betreffen middelen voor de compensatie van huurtoeslag vanwege het kabinetsbesluit de aanvraagtermijn voor toeslagen te verlengen en het niet meer met terugwerkende kracht vaststellen van de grondslag van toeslagen op basis van verblijfstitel en het recht op kinderbijslag.

Ombuigingen

Infasering huurtoeslag koopkrachtbesluitvorming

De huurtoeslag intensivering uit het HLA wordt ingefaseerd waardoor er 285 miljoen euro vrijvalt. De verlaging van de eigen bijdrage wordt namelijk per 2026 wordt ingevoerd en in 2025 worden alleen de vereenvoudigingsmaatregelen getroffen. Binnen de vereenvoudigingsmaatregelen kan het lineaire afbouwpad daarnaast pas per 2026 worden ingevoerd en zijn er voor het alternatief in 2025 minder middelen benodigd.

Kasschuiven

Verduurzaming Rijksgebouwen

De middelen voor de uitvoering van Projecten Rijksgebouwen door het Rijksvastgoedbedrijf (onderdelen DJI en Gatwick) worden in een realistisch kasritme gezet. Deze middelen, die afkomstig zijn uit het klimaatfonds, stonden in een te optimistisch ritme.

Overige kasschuiven

Dit betreffen een aantal kleinere kasschuiven. De kasschuiven van middelen afkomstig uit het jaar 2024 zijn in de Verticale Toelichting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zien, omdat VRO pas vanaf 2025 een eigen begroting zal hebben.

Overboekingen Aanvullende Post

Dit betreft een overboeking van middelen uit de envelop Werk aan Uitvoering, die ten goede komen aan de VNG.

Overboekingen met Andere begrotingen

Wet betaalbare huur

Dit betreft een overboeking aan het Gemeentefonds. Met de Wet betaalbare huur krijgen gemeenten de bevoegdheid om toezicht te houden en handhavend op te treden met betrekking tot maximale huurprijzen, maximale huurprijsstijgingen en de informatieplicht op verhuurders om huurders op de hoogte te stellen van de maximale huurprijs. De middelen zijn bedoeld voor de implementatie en uitvoering van het wetsvoorstel.

Technisch

Herverkaveling

Het kabinet heeft besloten het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening te heropgerichten. Dit betreft de technische verwerking van de splitsing van het ministerie van VRO van het ministerie van BZK.

Ontvangsten

Herverkaveling

Het kabinet heeft besloten om het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening te heroprichten, na veertien jaar onderdeel van BZK te zijn geweest. Dit betreft de technische verwerking van de splitsing van het ministerie van VRO van het ministerie van BZK.

Staten-Generaal

Stand Voorjaarsnota 290 260 261 254 266 250
Kasschuiven ‒ 7 7
Motie van Gent ‒ 1 1
Security scanners ‒ 2 2
Overheidsdatacentrum (ODC) ‒ 4 4
Overboekingen met andere begrotingen 0
Overboekingen met andere begrotingen 0
Technisch 0 0 0
Technisch 0 0 0
Stand Miljoenennota 283 267 261 254 266 250
Stand Voorjaarsnota 4 4 4 4 4 4
Stand Miljoenennota 4 4 4 4 4 4

Uitgaven

Kasschuiven

Motie van Gent

Motie van Gent (35322, nr 43) verzoekt het presidium een werkgroep in te stellen die onderzoekt hoe de Kamer in tijden van crisissituaties effectief kan opereren. Om dit een goede invulling te kunnen geven acht de Tweede Kamer meer onderzoek en politieke afstemming nodig. Na het zomerreces 2024 zal het plan van aanpak klaar zijn.

Security scanners

Middelen die zijn gereserveerd voor de vevanging van Security scanners schuiven door naar 2025. De gunning voor security scanners vindt namelijk naar alle waarschijnlijkheid niet voor half december 2024 plaats.

Overheidsdatacentrum (ODC)

Dit betreft werkzaamheden voor het inrichten Flexibele Infra & Hybride Cloud. De complete vervanging verloopt over meerdere jaren en loopt wat vertraging op. Het gaat hier om onder andere vervanging van computers, storage en het netwerk.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreffen enkele overboekingen aan BZK voor de bekostiging van Rijksbrede ICT-voorzieningen.

Technisch

Deze post bestaat uit enkele reallocaties die zeer beperkt van omvang zijn.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

Stand Voorjaarsnota 195 188 177 187 177 176
Kasschuiven ‒ 3 4 2 ‒ 1 ‒ 2
Digitaal Hulpmiddel Verkiezingen ‒ 3 4 2 ‒ 1 ‒ 2
Overboekingen met andere begrotingen 2 0 0 0 0 0
Transitie Kiesraad 2 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 2 2
Extrapolatiecorrectie 0 0 0 0 2 2
Stand Miljoenennota 195 192 180 187 179 176
Stand Voorjaarsnota 6 6 6 6 6 6
Stand Miljoenennota 6 6 6 6 6 6

Uitgaven

Kasschuiven

Digitiaal Hulpmiddel Verkiezingen (DHV)

Door het wegvallen van het contract met de marktpartij is er gezocht naar alternatieve manieren om de gewenste functionaliteit van DHV te (laten)realiseren. Een gedeelte van deze functionaliteit zal in eigen beheer worden ontwikkeld en een deel door een marktpartij, na doorlopen van een aanbestedingsprocedure. Door de omzetting van ontbinding van het contract van de markttpartij naar een modulaire ontwikkeling van de programmatuur, schuift ook het tijdstip waarop het bijbehorende budget wordt uitgegeven op ten aanzien van de tijdslijnen voorzien in het contract met Paragon. Om het budget toereikend te houden is deze kasschuif, over meerdere jaren, noodzakelijk.

Overboekingen met andere begrotingen

Transitie Kiesraad

Dit betreft incidentele dekking voor de transitie van de Kiesraad naar verkiezingsautoriteit. Op het moment dat het tweede wetsvoorstel, kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces, in werking treedt wordt de structurele dekking aan de Kiesraad overgeboekt.

Technisch

Extrapolatiecorrectie

Dit betreft de technische correctie van een fout in de extrapolatie. Ook hebben er enkele zeer beperkte reallocaties plaatsgevonden.

Koninkrijksrelaties

Stand Voorjaarsnota 159 228 200 221 174 153
Ombuigingen ‒ 3 ‒ 6 ‒ 9 ‒ 7 ‒ 6
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 1 ‒ 2 ‒ 4 ‒ 5 ‒ 5
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed ‒ 2 ‒ 4 ‒ 6 ‒ 2 ‒ 1
Kasschuiven ‒ 12 ‒ 1 1 7 1 3
Kasschuif Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) ‒ 1 1 0 0
Kasschuif Wederopbouw Bovenwindse Eilanden ‒ 1 1
Kasschuif herstelwerkzaamheden klif Sint Eustatius ‒ 3 3
Kasschuif subsidies slavernijverleden ‒ 3 3
Kasschuif Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) ‒ 4 2 2
Kasschuif detentie ‒ 1 ‒ 1 1 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 11 39 19 ‒ 13 9 ‒ 1
Recherche Samenwerkingsteam (RST) ‒ 1 ‒ 23
Eilandelijke achterstanden ‒ 2
Versterking grenstoezicht douane ‒ 4
Middelen uit NGF voor Caribische delen van het Koninkrijk 40 20 10 10
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Desalderingen 3
Desalderingen 3
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 66
Lopende inschrijving Sint Maarten 66
Stand Miljoenennota 205 263 214 206 178 149
Stand Voorjaarsnota 146 205 224 148 239 303
Desalderingen 3
Desalderingen 3
Stand Miljoenennota 149 205 224 148 239 303

Uitgaven

Ombuigingen

Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Naar rato betekent dit structureel 5 miljoen euro minder voor het apparaat van Koninkrijksrelaties.

Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat budgetten voor subsidies structureel worden verlaagd. Voor Koninkrijksrelaties is de taakstelling ingevuld met budgetten voor de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) en voor grensbewaking.

Kasschuiven

Kasschuif Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN)

De werving van personeel voor de Rijkdienst Caribisch Nederland (RCN) duurt langer dan verwacht. Ook verloopt de inrichting van de Chief Information Officer (CIO) office langzamer dan initieel verondersteld. Daarom worden er middelen doorgeschoven naar latere jaren.

Kasschuif Wederopbouw Bovenwindse Eilanden

Door vertraging in de uitvoering kunnen niet alle middelen worden besteed in 2024, waaronder de middelen voor de aanschaf van de stormwaterpompen. De middelen worden derhalve doorgeschoven.

Kasschuif herstelwerkzaamheden klif Sint Eustatius

Er zijn vertragingen opgespeeld in de herstelwerkzaamheden aan de klif op Sint Eustatius. Daarom is een deel van de beschikbare middelen in het voorjaar al doorgeschoven naar 2025. Er zijn nu extra vertragingen door natuur- en erosieprojecten die eerst moeten worden ondernomen, voordat de herstelwerkzaamheden verder kunnen. Vandaar dat er additioneel 3 miljoen euro wordt doorgeschoven.

Kasschuif subsidies slavernijverleden

De subsidieregeling slavernijverleden gaat per januari 2025 van start. Hierop wordt het kasritme aangepast.

Kasschuif Tijdelijke Werkorganisatie (TWO)

De uitvoering van hervormingen in het kader van de Landspakketten verloopt langzamer dan voorzien. In 2024 worden daardoor niet alle middelen uitgeput. Met deze kasschuif worden de kas en verplichtingen meerjarig in het juiste ritme gezet.

Kasschuif detentie

De verbeteringen aan het detentiewezen op Sint Maarten loopt vertraging op, vanwege een gebrek aan uitvoerings- en absorptiecapaciteit. Het kasritme wordt aangepast in lijn met de nieuwe planning rondom de oplevering van de gevangenis.

Overboekingen met andere begrotingen

Recherche Samenwerkingsteam (RST)

Ten behoeve van het Recherche Samenwerkingsteam (RST), wordt de loon- en prijsbijstelling en het reguliere budget voor 2027 overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid.

Eilandelijke achterstanden

Er worden middelen overgemaakt naar het BES-fonds ten behoeve van eilandelijke achterstanden, naar aanleiding van de gemaakte bestuurlijke afspraken met Bonaire en Sint Eustatius. Deze middelen komen uit de middelen die in 2023 beschikbaar zijn gesteld met het Coalitieakkoord Rutte IV.

Versterking grenstoezicht douane

Er worden middelen overgeheveld naar Financiën ter bekostiging van Douane Nederland binnen het protocol Versterking Grenstoezicht.

Middelen uit NGF voor Caribische delen van het Koninkrijk

Vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF) is er 80 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van Koninkrijksrelaties ten behoeve van drie projecten in de Caribische delen van het Koninkrijk. De projecten zijn de verplaatsing van de haven van Saba, het verbeteren van het wegennetwerk van Bonaire, en het vergroten van de voedselzekerheid op Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft o.a. een overboeking naar het BES-fonds ten behoeve van openbaar vervoer (800 duizend euro) en een overboeking naar de begroting van Justitie en Veiligheid van de loon- en prijsbijstelling voor de organisaties binnen de ondermijningsaanpak (626 duizend euro). Ook wordt er voor 2024-2027 cumulatief 625 duizend euro overgeheveld naar het apparaatsbudget voor de ondersteuning bij de landspakketten en structureel 595 duizend euro naar het apparaatsbudget voor capaciteitsuitbreiding van Koninkrijksrelaties.

Desalderingen

Dit is een desaldering van de geraamde ontvangsten van Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN).

Technisch

Hiertoe behoren specifieke reallocaties naar het juiste instrument en budget.

Niet-plafondrelevant

Lopende inschrijving Sint Maarten

Met de Prinsjesdag suppletoire wordt er financiële ruimte gereserveerd in de begroting, mocht Nederland, op basis van de in de Rijkswet financieel toezicht opgenomen zogenaamde lopende inschrijving, een annuïtaire lening ter grootte van 66 miljoen euro (ANG 132 miljoen) aan Sint Maarten verstrekken. Deze lening heeft een looptijd van 25 jaar en is ter financiering van een aantal benodigde investeringen. Het uiteindelijk verstrekken van de lening is afhankelijk van een positief advies van het College financieel toezicht en instemming van de Ministerraad, cf. het beleidskader risicoregelingen.

Ontvangsten

Desalderingen

Dit is een desaldering van de geraamde ontvangsten van Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN).

BES-fonds

Stand Voorjaarsnota 84 88 88 89 90 91
Intensiveringen 1 1 1 1 1
3. Overheveling middelen envelop «Groepen in de knel» 1 1 1 1 1
Overboekingen met andere begrotingen 10 0 0 0 0 0
Armoedebestrijding 6
Eilandelijke achterstanden 2
Overige overboekingen met andere begrotingen 2 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 94 89 89 90 91 93

Uitgaven

Intensiveringen

Overheveling middelen envelop «Groepen in de knel»

Vanuit de envelop «groepen in de knel» uit het Hoofdlijnenakkoord wordt er structureel 1 miljoen euro overgemaakt naar het BES-fonds om de dienstverlening t.b.v. armoedebeleid te versterken.

Overboekingen met andere begrotingen

Armoedebestrijding

Met Prinsjesdag 2023 zijn er in het kader van koopkrachtverbetering middelen in 2024 beschikbaar gesteld voor de openbare lichamen. In totaal betreft dit 1 miljoen euro voor armoedebestrijding en 4,5 miljoen euro voor een eenmalige energietoelage voor huishoudens met een laag inkomen. Dit is naar rato over de drie eilanden verdeeld.

Eilandelijke achterstanden

Vanaf de begroting van Koninkrijksrelaties worden middelen overgemaakt ten behoeve van eilandelijke achterstanden, naar aanleiding van de gemaakte bestuurlijke afspraken met Bonaire en Sint Eustatius. Deze middelen komen uit de middelen die in 2023 beschikbaar zijn gesteld met het Coalitieakkoord Rutte IV.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er worden voor 2024 middelen naar het BES-fonds overgeheveld ten behoeve van het openbaar vervoer (800 duizend euro), voor het versterken van de ondersteuning van de eilandsraden (350 duizend euro), en om bij te dragen voor activiteiten in het kader van het herdenkingsjaar slavernijverleden (84 duizend euro). Ook voegt VWS structureel 90 duizend euro toe aan het BES-fonds voor de uitvoering van de veiligheidswet BES.

Ontvangsten

Het BES-fonds heeft geen ontvangsten.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Stand Voorjaarsnota 58.206 58.079 57.102 57.077 56.496 56.344
Intensiveringen 136 196 1.492 242 222
21. Eenmalige uitkering studielening sociaal leenstelsel 0 0 1.297 47 27
Schoolmaaltijden 135 135 135 135 135
Compensatie verhoging btw op leermiddelen 0 60 60 60 60
WaU middelen 0 1 1 0
Ombuigingen 0 ‒ 610 ‒ 1.111 ‒ 1.691 ‒ 1.883 ‒ 2.000
22. Afschaffen maatschappelijke diensttijd ‒ 153 ‒ 123 ‒ 184 ‒ 200 ‒ 200
23. Afschaffen brede brugklas en beperken S&O ‒ 55 ‒ 210 ‒ 210 ‒ 210 ‒ 210
24. Alternatieve invulling opgave bijstelling sectorplannen ho ‒ 175 ‒ 175 ‒ 175 ‒ 175 ‒ 175
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid 0 ‒ 20 ‒ 40 ‒ 58 ‒ 78 ‒ 86
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting 0 0 ‒ 81 ‒ 81 ‒ 81 ‒ 81
32. Beëindiging functiemix Randstad 0 ‒ 75 ‒ 75 ‒ 75 ‒ 75
34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking 0 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 3
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed 0 ‒ 75 ‒ 138 ‒ 255 ‒ 317 ‒ 361
41. Verminderen internationale studenten (via bestuurlijk akkoord) 0 ‒ 29 ‒ 118 ‒ 209 ‒ 272
42. Hervorming Nederlandse Publieke Omroep NPO 0 0 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100
43. Afschaffen OV-vergoeding buitenland studerenden 0 ‒ 4 ‒ 8 ‒ 14 ‒ 14
44. Verhogen collegegeld langstudeerders (via lagere bekostiging) 0 ‒ 95 ‒ 285 ‒ 283 ‒ 282
69. Fonds Onderzoek Wetenschap ‒ 132 ‒ 132 ‒ 132 ‒ 132 ‒ 132
Generaal dossier 12 2
HVP uitvoeringskosten 2 2
Taalonderwijs Oekraïnse ontheemden 10 0
Kasschuiven ‒ 165 17 ‒ 47 74 69 31
Kasschuiven NGF ‒ 17 4 ‒ 7 ‒ 5 19 6
Kasschuif kasrimte PO ‒ 104 ‒ 11 ‒ 20 44 54 16
Overige kasschuiven ‒ 43 24 ‒ 20 34 ‒ 4 9
Overboekingen met andere begrotingen 15 ‒ 37 ‒ 47 11 12 10
DUS-I uitvoeringskosten subsidies ‒ 4 ‒ 11
BZK NRF Duurzame monumentenlening 25
BZK Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk 7 7 7 7 7
GF DU openbare bibliotheken ‒ 59 ‒ 59
HLA 11. Investeren in goed bestuur en de rechtsstaat 1 1
Overige overboekingen met andere begrotingen 19 2 5 4 4 1
Desalderingen 5
Desalderingen 5
Technisch ‒ 99 0 0 0 0 0
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 99 0 0 0 0 0
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 99 0 0 0 0 0
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 99 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 58.061 57.597 56.094 56.963 54.936 54.606
Stand Voorjaarsnota 2.151 2.274 2.354 2.451 2.552 2.647
Ombuigingen 0 0 0 0 0
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid 0 0 0 0 0
Desalderingen 5
Desalderingen 5
Technisch 0
Technisch 0
Stand Miljoenennota 2.155 2.274 2.354 2.451 2.552 2.647

Uitgaven

Intensiveringen

21. Eenmalige uitkering studielening sociaal leenstelsel

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er in totaal 1,4 miljard euro beschikbaar wordt gesteld voor een extra incidentele tegemoetkoming voor studenten die hebben gestudeerd onder het sociaal leenstelsel.

Schoolmaaltijden

Het programma schoolmaaltijden wordt in de huidige vorm voortgezet voor een bedrag van 135 miljoen euro per jaar. 45 miljoen euro hiervan komt uit de envelop ‘Groepen in de knel’.

Compensatie verhoging btw op leermiddelen

Scholen in het primair en voortgezet onderwijs worden gecompenseerd voor de btw-verhoging op leermiddelen (vanaf 2026 structureel 58,5 miljoen euro). Ook mbo-instellingen ontvangen een compensatie voor deze btw-verhoging voor leermiddelen voor basisvaardigheden voor studenten onder de 18 jaar (vanaf 2026 structureel 1,5 miljoen euro). 

WaU-middelen

Een deel van de loon- en prijsbijstelling van eerder overgehevelde middelen voor Werk aan Uitvoering (WaU) wordt overgeheveld van de aanvullende post naar de begroting van OCW. Daarnaast worden WaU-middelen overgeboekt voor het programma Student Centraal. Dit programma heeft als doel om de informatievoorziening en dienstverlening aan (aankomend) studenten te verbeteren.

Extensiveringen

22. Afschaffen maatschappelijke diensttijd

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de subsidie voor de maatschappelijke diensttijd wordt afgeschaft (200 miljoen euro structureel).

23. Afschaffen brede brugklas en beperken S&O

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de subsidie voor heterogene brugklassen wordt afgeschaft (55 miljoen euro structureel) en het programma School en Omgeving wordt beperkt tot de 5% scholen met de hoogste positieve achterstandsscore (besparing van 155 miljoen euro structureel).

24. Alternatieve invulling bijstelling sectorplannen hoger onderwijs en wetenschap

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de sectorplannen worden bijgesteld (215 miljoen euro structureel per 2026). Deze maatregel wordt alternatief ingevuld met het stopzetten van de startersbeurzen per 2025 (175 miljoen euro structureel), en na intertemporele compensatie aangevuld met een bezuiniging op de bekostiging aan NWO van 27 miljoen euro in 2030 en 40 miljoen euro structureel vanaf 2031.

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Voor OCW betekent dit een bezuiniging van structureel 86 miljoen euro. Het bedrag van 20 miljoen voor het jaar 2025 is structureel verdeeld over OCW, haar dienstonderdelen en de zelfstandige bestuursorganen. De apparaatstaakstelling in 2026 en verder staat nu geboekt op het apparaatsartikel 95 en zal tijdens de Voorjaarsbesluitvorming van 2025 definitief worden verdeeld over de begroting van OCW.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. De korting van 10 procent wordt in de Ontwerpbegroting 2025 verwerkt, overheveling naar de fondsen geschiedt later. Bij OCW bedraagt het totaal van deze korting op alle specifieke uitkeringen structureel 81 miljoen euro.

32. Beëindiging functiemix Randstad

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de regeling functiemix Randstadregio's wordt teruggedraaid (75 miljoen euro structureel).

34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Op de OCW-begroting heeft dit gevolgen voor de ODA- middelen (Official Development Assistance) binnen de bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek (structureel 7 miljoen euro).

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA (middelen voor internationale samenwerking, niet zijnde Official Development Assistance) wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Op de OCW begroting betekent dit een structurele verlaging van 4 miljoen euro op de non-ODA middelen. Deze middelen staan verspreid op meerdere budgetten op de OCW-begroting.

40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat rijksbreed wordt bezuinigd op subsidies. Het aandeel voor OCW in deze taakstelling is vastgesteld op 75 miljoen euro in 2025 oplopend tot structureel 362 miljoen euro vanaf 2029. De invulling van de generieke subsidietaakstelling voor het jaar 2025 is verwerkt met concrete verlaging van budgetten in de OCW begroting 2025. De subsidietaakstelling vanaf 2026 is voorlopig verwerkt op drie grote subsidiebudgetten op de OCW-begroting, te weten het budget voor overige subsidies op artikel 1, het budget voor overige subsidies op artikel 3 en het budget voor de regeling praktijkleren op artikel 4. De concrete invulling van de subsidietaakstelling vanaf 2026 wordt middels een Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting 2025 voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van OCW voorgelegd.

41. Verminderen internationale studenten (via bestuurlijk akkoord)

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er wordt ingezet op het sluiten van een bestuurlijk akkoord met universiteiten en hogescholen om studiemigratie in het hoger onderwijs te beperken in de bachelorfase, met uitzondering van technische studies en rekening houdend met lokale omstandigheden. Deze maatregel leidt tot een ombuiging op het hoger onderwijs van 29 miljoen euro in 2026 tot oplopend 272 miljoen euro in 2029 op de artikelen 6 en 7 (hoger onderwijs). Structureel is de besparing 293 euro miljoen.

42. Hervorming Nederlandse Publieke Omroep NPO

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de bekostiging van de landelijke publieke omroep (NPO) structureel wordt verlaagd met 100 miljoen euro.

43. Afschaffen OV-vergoeding buitenland studerenden

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de OV-vergoeding voor Nederlandse studenten in het buitenland (RBS) wordt afgeschaft (structureel 30 miljoen euro).

44. Verhogen collegegeld langstudeerders (via lagere bekostiging)

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het collegegeld met 3.000 euro wordt verhoogd voor voltijdstudenten die langer dan één jaar uitlopen in de bachelor- of masterfase. Deze maatregel leidt tot een ombuiging van structureel 282 miljoen euro die is ingeboekt op het bekostigingsbudget voor het hoger onderwijs.

69. Fonds Onderzoek Wetenschap

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het Fonds Onderzoek en Wetenschap wordt verlaagd met in totaal 1,1 miljard euro. Dit is verdeeld over de begroting van OCW en EZ. Hieruit volgt dat EZ tot en met 2029 25 miljoen euro per jaar ombuigt. Op de begroting van OCW wordt tot en met 2031 132 miljoen euro per jaar omgebogen. Deze taakstelling wordt ingevuld op de OCW-begroting met een ombuiging op nieuwe grootschalige wetenschappelijke infrastructuur van 30 miljoen euro per jaar en op het regie-orgaan open science van 10 miljoen euro per jaar. Daarnaast wordt de nog niet verdeelde loon- en prijsbijstelling ter hoogte van 10 miljoen euro op de Fondsmaatregelen van NWO ingezet ter dekking van de taakstelling. Afsluitend wordt omgebogen op de stimuleringsbeurzen met 82 miljoen euro per jaar tussen 2025 en 2031. Dit heeft geen structureel effect.

Generaal dossier

HVP Uitvoeringskosten

Bij BZK, OCW en SZW zijn extra (apparaat)middelen nodig in het kader van de verantwoording van middelen uit het HVP. De middelen zijn nodig om de HVP-ontvangsten te realiseren.

Taalonderwijs Oekraïense ontheemden

Om de zelfredzaamheid en participatie van ontheemden uit Oekraïne te bevorderen wordt het budget voor taallessen voor Oekraïense ontheemden met 10 miljoen euro naar boven bijgesteld. De begroting van Justitie en Veiligheid wordt met eenzelfde bedrag naar beneden bijgesteld.

Kasschuiven

Kasschuiven NGF

Er worden kasschuiven gedaan om de middelen voor NGF-projecten in het juiste ritme te zetten. Het gaat hierbij om de projecten ‘Innovatief Programma Onderwijshuisvesting’, ‘Leeroverzicht’, ‘Collectief LLO’, ‘Biotech Booster’, Big Chemistry’, ‘Nationale Aanpak Professionalisering Leraren’ en ‘NPULS’.

Kasschuif kasritme PO

Er wordt een correctie doorgevoerd op het kasritme van de bekostiging van het primair onderwijs. Deze is nodig vanwege een correctie in de doorrekening van de referentieraming 2023. Met deze kasschuif wordt het verschil tot en met 2029 opgelost.

Overige kasschuiven

Er worden verschillende kasschuiven gedaan om de loon- en prijsbijstelling in het juiste ritme te zetten. Daarnaast zijn er wegens vertraging op enkele projecten middelen geschoven naar latere jaren.

Overboekingen met andere begrotingen

DUS-I uitvoeringskosten subsidies

Voor de uitvoering van verschillende subsidieregelingen worden middelen overgeboekt naar de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).

BZK NRF Duurzame monumentenlening

Als onderdeel van het Klimaatfonds doet BZK een overboeking aan OCW. Deze middelen zijn bestemd voor monumenten en worden ingezet op het budget van het Nationaal Restauratiefonds (NRF) ter versterking van de duurzame monumentenlening (regeling DML-plus).

BZK Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk

De decentralisatie uitkering (DU) Jeugd wordt in 2025 beëindigd en de middelen voor de DU Jeugd worden vanaf dat jaar structureel toegevoegd aan het budget voor de (contact)gemeente voor het regionaal programma. Deze voornemens zijn onderdeel van het wetsvoorstel ‘Van school naar duurzaam werk'.

GF DU openbare bibliotheken

In de periode 2023-2024 konden gemeenten een specifieke uitkering ontvangen voor het versterken van het lokale bibliotheekstelsel. Daarna zal een wettelijke zorgplicht voor gemeenten worden ingevoerd ten aanzien van de openbare bibliotheek. In de periode tussen de specifieke uitkering en de invoering van de wettelijke zorgplicht ontvangen gemeenten een decentralisatie-uitkering om zich verder op de periode van de zorgplicht te kunnen voorbereiden. Hiervoor wordt in 2025 en 2026 jaarlijks 59 miljoen beschikbaar gesteld.

HLA 11. Investeren in goed bestuur en de rechtsstaat

In het Hoofdlijnenakkoord is één van de hoofdpunten dat er de komende kabinetsperiode geïnvesteerd wordt in goed bestuur en de rechtsstaat. Hierin tevens is opgenomen dat de overheidsarchieven op orde worden gebracht. Om de implementatie van de herziene Archiefwet te versterken wordt in 2028 0,5 miljoen euro en vanaf 2029 structureel 1 miljoen euro overgeheveld naar de OCW begroting en toegevoegd aan het budget voor de implementatie van de nieuwe Archiefwet.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er worden tevens diverse kleinere overboekingen gedaan met begrotingen van andere departementen. Dit betreft onder andere een overboeking van EZ voor de Faciliteiten voor Toegepast Onderzoek Naturalis voor 19 miljoen euro tussen 2024 en 2028 en LPO over ODA-middelen.

Desalderingen

Desalderingen

Er zijn diverse desalderingen gedaan, waaronder een toevoeging van premie aan de begrotingsreserve schatkistbankieren (2 miljoen euro), een onttrekking uit het Museaal Aankoopfonds voor Stilleven Met Aardappels van Van Gogh (1 miljoen euro) en een terugstorting in verband met de subsidievaststelling van NGF-subsidie 2023 (1 miljoen euro).

Technisch

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Overig technisch

Onder het kopje Overig technisch vallen technische mutaties en interne overboekingen. Deze maatregelen hebben op het totaalniveau van de begroting geen effect.

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Ontvangsten

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

Een deel van de apparaatstaakstelling is ingeboekt op de ontvangsten op het apparaatsartikel. Dit deel is afgerond 0 miljoen euro.

Desalderingen

Er zijn diverse desalderingen gedaan, waaronder een toevoeging van premie aan de begrotingsreserve schatkistbankieren (2,1 miljoen euro), een onttrekking uit het Museaal Aankoopfonds voor Stilleven Met Aardappels van Van Gogh (1,3 miljoen euro) en een terugstorting in verband met de subsidievaststelling NGF-subsidie 2023 (1,1 miljoen euro).

Technisch

Er zijn enkele technische mutaties en interne overboekingen. Deze maatregelen hebben op het totaalniveau van de begroting geen effect.

Financiën (inclusief Nationale Schuld)

Financiën

Stand Voorjaarsnota 26.001 23.751 10.552 10.175 9.732 9.776
Intensiveringen 455 1.173 1.050 714 26 26
Extra middelen aanvullende schade Toeslagen Herstel bij NvW 434 1.158 734 293
8. Uitvoeringskosten herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw 5 5 5
54. Uitvoeringskosten Invoeren circulaire plastic heffing 5 5
67. Extra middelen Invest International 100
67. Extra middelen Invest NL 200 400
Vertragingsrente TEM 20
Belangenbehartiger 6 8 8 8 8
Diverse overboekingen Aanvullende Post 2 9 8 8 8 8
Overige intensiveringen 0 0 0 0 0
Ombuigingen ‒ 23 ‒ 42 ‒ 155 ‒ 159 ‒ 157
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 22 ‒ 41 ‒ 61 ‒ 82 ‒ 92
34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking ‒ 93 ‒ 76 ‒ 63
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Kasschuiven ‒ 554 154 119 281
Kasschuif VSO-route SGH ‒ 275 275
Kasschuiven Toeslagen Herstel ‒ 279 154 119 6
Overige kasschuiven 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 40 8 7 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Overboekingen met andere begrotingen 40 8 7 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Plafondcorrecties 9 1 ‒ 300 ‒ 400 ‒ 3 ‒ 3
Overboekingen met andere begrotingen 9 1 0 0 ‒ 3 ‒ 3
Plafondcorrectie middelen Invest NL en Invest International ‒ 300 ‒ 400
Technisch ‒ 161 83 100 107 154 151
Bijstelling Btw-compensatiefonds 96 224 226 233 233 234
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 34 ‒ 41 ‒ 41 ‒ 41 0
Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader ‒ 224 ‒ 96 ‒ 81 ‒ 82 ‒ 76 ‒ 79
Overig technisch 1 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Niet-plafondrelevant 462 2.515 17.323 324 277 280
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 34 41 41 41 0
Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader 224 96 81 82 76 79
Invorderingsrente Sondervermögen 203
Kasschuif middelen Invest NL ‒ 200 ‒ 200 200 200
Lening TenneT 2.300 17.100
Ophoging kapitaalinleg ESM 77
Plafondcorrectie middelen Invest NL en Invest International 300 400
Overig niet-plafondrelevant 0 1 1 1 1 1
Stand Miljoenennota 26.252 27.662 28.809 11.046 10.026 10.073
Stand Voorjaarsnota 5.734 3.621 3.965 3.953 3.872 3.852
Tegenvallers ‒ 1.602
Tegenvaller TenneT ‒ 1.602
Ombuigingen ‒ 3 ‒ 6 ‒ 9 ‒ 11 ‒ 12
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 3 ‒ 6 ‒ 9 ‒ 11 ‒ 12
Plafondcorrecties ‒ 259 ‒ 704 ‒ 912 ‒ 912 ‒ 912 ‒ 912
Plafondcorrectie renteontvangsten TenneT ‒ 259 ‒ 704 ‒ 912 ‒ 912 ‒ 912 ‒ 912
Technisch ‒ 1.039 ‒ 1.016 ‒ 980 ‒ 933 ‒ 809 ‒ 806
Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader ‒ 1.040 ‒ 1.012 ‒ 976 ‒ 930 ‒ 806 ‒ 803
Overig technisch 1 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Niet-plafondrelevant 1.783 1.759 2.358 2.566 2.442 2.439
Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader 1.040 1.012 976 930 806 803
Verkoop aandelen ABN AMRO 444
Plafondcorrectie renteontvangsten TenneT 259 704 912 912 912 912
Renteontvangsten lening TenneT 18 40 466 721 721 721
Schaderestituties Exportkredietverzekeringen 13
Overig niet-plafondrelevant 10 3 3 3 3 3
Stand Miljoenennota 4.618 3.658 4.426 4.665 4.582 4.561

Uitgaven

Intensiveringen

Extra middelen aanvullende schade Toeslagen Herstel bij NvW

In totaal is bij Nota van Wijziging (NvW) op de 1e suppletoire begroting 1,4 miljard euro extra voor aanvullende schaderoutes toegevoegd aan de Financienbegroting (op de Aanvullende Post wordt 0,9 miljard euro gereserveerd). Daarnaast worden de bij Voorjaarsnota 2024 gereserveerde middelen op de Aanvullende Post van 1,2 miljard euro overgeheveld naar de Financiën begroting. In totaal betreffen de overboekingen in de NvW naar de Financiën begroting daardoor 2,6 miljard euro.

8. Uitvoeringskosten herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de rode diesel met ingang van het jaar 2027 wordt heringevoerd voor de landbouwsector. Aan deze maatregel zitten vanaf 2027 uitvoeringskosten verbonden van 5 miljoen euro structureel.

54. Uitvoeringskosten Invoeren circulaire plastic heffing

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat met ingang van het jaar 2028 een circulaire plastic heffing wordt ingevoerd. Aan deze maatregel zitten vanaf 2028 uitvoeringskosten verbonden van 5 miljoen euro structureel.

67. Extra middelen Invest International

Ter ondersteuning van de financiering van het internationale Nederlandse bedrijfsleven door Invest International wordt een bedrag van 100 miljoen euro in 2026 vrijgemaakt uit de gereserveerde middelen voor Invest-NL vanuit het Hoofdlijnenakkoord. Het kabinet onderzoekt tegelijkertijd hoe de continuïteit van Invest International voor de toekomst kan worden geborgd, onder andere door te bezien of en zo ja onder welke voorwaarden een integratie van beide organisaties mogelijk is, op zodanige wijze dat de beleidsdoelen van beide organisaties worden versterkt (binnen de geldende budgettaire afspraken).

67. Extra middelen Invest-NL

Invest-NL krijgt in totaal 900 miljoen euro tot en met 2029 aan additionele middelen waarmee haar slagkracht wordt vergroot. 600 miljoen euro wordt vanaf de begroting van Financiën gebruikt voor versterking van het kernkapitaal, wat onder meer bijdraagt aan de doorgroei van startups naar scaleups. Met cumulatief 250 miljoen euro krijgt Invest-NL de mogelijkheid Blended Finance uit te breiden om hiermee knelpunten in de bedrijfsfinanciering te kunnen adresseren. Daarmee wordt het innovatief mkb aanvullend geholpen om door te groeien en neemt de maatschappelijke impact van Invest-NL nog meer toe. Tevens wordt cumulatief 50 miljoen euro toegevoegd in het Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid (BEV), waarmee als laatste redmiddel een belang kan worden genomen in bedrijven wanneer voorziene investeringen van statelijke actoren onze nationale veiligheid bedreigen. De bijdragen voor Blended Finance en het BEV worden verantwoord op de begroting van Economische Zaken.

Vertragingsrente TEM

Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM). De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd. Dit heeft geleid tot circa 20,5 miljoen euro aan TEM nabetalingen via de begroting van Buitenlandse Zaken. De corresponderende vertragingsrente op de nabetalingen bedraagt circa 20 miljoen euro en wordt door de Douane verantwoord op Artikel 9 van de Financiënbegroting.

Belangenbehartiger

Opvraag van de middelen voor de Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden. De Belangenbehartiger moet ondersteuning bieden aan belastingplichtigen en toeslaggerechtigden die zijn vastgelopen in de verschillende processen.

Diverse overboekingen Aanvullende Post

Aantal beperkte overboekingen vanuit de AP waarvan voornamelijk de loon- en prijsbijstelling van de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon.

Overige intensiveringen

Dit betreft een beperkte intensivering voor de uitvoeringskosten bij Toeslagen voor de envelop Groepen in de knel uit het Hoofdlijnenakkoord.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat en externe inhuur van de Rijksoverheid. De budgettaire mutaties raken zowel de uitgaven als de ontvangsten. Het saldo van deze mutaties telt op tot in totaal 80 miljoen euro structureel, waarvan 71 miljoen euro op de apparaatsbudgetten en 9 miljoen euro op de inhuurbudgetten.   

34. Gerichte keuzes ontwikkelingssamenwerking

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

Kasschuiven

Kasschuif VSO-route SGH

De uitvoering van de VSO-route start later dan eerder werd verondersteld. Daarnaast is de verwachting dat er in 2024 minder middelen voor de digitale route nodig zijn dan eerder geraamd.

Kasschuiven Toeslagen Herstel

Voor de Hersteloperatie Toeslagen worden voor diverse regelingen middelen doorgeschoven naar latere jaren. Dit betreffen onder andere middelen voor de ex-partnerregeling, de kindregeling, de HZK-regeling en middelen voor het kwijtschelden van private schulden. 

Overige kasschuiven

Dit betreft een beperkte technische mutatie binnen Toeslagen.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen, voornamelijk naar het Btw-compensatiefonds (BCF).

Plafondcorrecties

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen, voornamelijk naar het BCF. De herkomst van deze overboekingen betreft een ander plafond (investeringen en sociale zekerheid).

Plafondcorrectie middelen Invest-NL en Invest International

De middelen voor het kernkapitaal van Invest-NL en Invest International worden door deze mutatie gecorrigeerd naar niet-plafondrelevante middelen.

Technisch

Bijstelling Btw-compensatiefonds

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte over te nemen en hiermee de Belasting- en invorderingsrente (BIR) over te hevelen naar het inkomstenkader. De BIR uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Overig technisch

Dit betreft een totaal van meerdere beperkte desalderingen en daarnaast enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte over te nemen en hiermee BIR over te hevelen naar het inkomstenkader. De BIR uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Invorderingsrente Sondervermögen

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een groot Duits vastgoedfonds (Sondervermögen) niet belastingplichtig is in Nederland en daarom geen winstbelasting hoefde te betalen tussen 1997 en 2009. De staat is over deze winstbelasting 203 miljoen euro rente verschuldigd.

Kasschuif middelen Invest-NL

De kapitaalstortingen aan het kernkapitaal van Invest-NL worden door deze kasschuif in het juiste ritme geplaatst.

Lening TenneT

Bij de 1e ISB 2024 op de begroting van Financiën is een leningsfaciliteit van in totaal 25 miljard euro opengesteld voor TenneT. Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland18 heeft TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. De leningsfaciliteit is opgehoogd met 2,3 miljard euro voor 2025 en uitgebreid met 17,1 miljard euro voor 2026.

Ophoging kapitaalinleg ESM

In de begroting is voor 2025 een reservering opgenomen voor de actualisatie van de kapitaalinleg bij het ESM. Bij de toetreding van Kroatië tot het ESM is afgesproken dat de ESM-bijdragesleutel voor alle leden bijgewerkt zou worden, ofwel ter gelegenheid van de volgende toetreding tot het ESM, ofwel uiterlijk op 1 januari 2026. De ECB heeft op 1 januari 2024 de kapitaalsleutel geactualiseerd. Hieruit volgt dat Nederland een groter aandeel in de Europese economie en bevolking had dan voorheen. Omdat toetreding tot het ESM van een nieuwe lidstaat niet uit te sluiten is voor 2026, is de aanvullende kapitaalinleg opgenomen in de begroting van 2025.

Plafondcorrectie middelen Invest-NL en Invest International

De middelen voor het kernkapitaal van Invest-NL en Invest International worden door deze mutatie gecorrigeerd naar niet-plafondrelevante middelen.

Overig niet-plafondrelevant

Aantal beperkte niet-plafondrelevante mutaties.

Ontvangsten

Tegenvallers

Tegenvaller TenneT

De Duitse staat heeft laten weten dat het op dit moment geen volledige aankoop van TenneT Duitsland kan realiseren.19 De verwachte meevaller van circa 1,6 miljard euro als gevolg van de terugontvangen kapitaalstorting uit 2023, manifesteert zich hierdoor niet. Dit levert een kaderrelevante tegenvaller op in 2024.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaats- en inhuurbudgetten van de Rijksoverheid. De budgettaire mutaties raken zowel de uitgaven als de ontvangsten. Het saldo van deze mutaties telt op tot in totaal 80 miljoen euro structureel.   

Plafondcorrecties

Plafondcorrectie renteontvangsten TenneT

Het rijk ontvangt een marktconforme rente over de verstrekte lening aan TenneT met additionele vergoedingen. De rentelasten op de staatschuld zijn door het Kabinet buiten het uitgavenkader geplaatst. Omdat de rentekosten van de lening van TenneT meelopen mee via de reguliere schuld, zijn de renteontvangsten op de lening van TenneT gecorrigeerd naar niet-plafondrelevante middelen.

Technisch

Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte over te nemen en hiermee de BIR over te hevelen naar het inkomstenkader. De BIR uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Overig technisch

Dit betreft een totaal van meerdere beperkte desalderingen en daarnaast enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Niet-plafondrelevant

Belasting- en invorderingsrente overhevelen naar het inkomstenkader

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte over te nemen en hiermee BIR over te hevelen naar het inkomstenkader. De BIR uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Verkoop aandelen ABN AMRO

De Staat bouwt, via NL Financial Investments (NLFI), haar belang in ABN AMRO af. De verwachte ontvangsten nemen met 444 miljoen euro toe als gevolg van de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat en de inkoop van aandelen door ABN AMRO.

Plafondcorrectie renteontvangsten TenneT

Het rijk ontvangt een marktconforme rente over de verstrekte lening aan TenneT met additionele vergoedingen. De rentelasten op de staatschuld zijn door het Kabinet buiten het uitgavenkader geplaatst. Omdat de rentekosten van de lening van TenneT meelopen mee via de reguliere schuld, zijn de renteontvangsten op de lening van TenneT gecorrigeerd naar niet-plafondrelevante middelen.

Renteontvangsten lening TenneT

Het rijk ontvangt een marktconforme rente over de verstrekte lening aan TenneT met additionele vergoedingen. De rentekosten van de lening lopen mee via de reguliere schuld. Deze mutatie van renteontvangsten houdt verband met de uitbreiding van de lening aan TenneT.

Schaderestituties Exportkredietverzekeringen

Bijstelling van de schaderestituties van de exportkredietverzekeringen van circa 13 miljoen euro.

Overig niet-plafondrelevant

Aantal beperkte niet-plafondrelevante mutaties waaronder een bijstelling van de renteontvangsten voor de Greek Loan Facility (GLF).

Nationale Schuld

Stand Voorjaarsnota 44.917 32.365 48.066 50.051 50.623 45.022
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0
Technisch ‒ 7.876 ‒ 8.317 ‒ 9.923 ‒ 11.791 ‒ 13.011 ‒ 14.637
Rente buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 7.876 ‒ 8.317 ‒ 9.923 ‒ 11.791 ‒ 13.011 ‒ 14.637
Niet-plafondrelevant 12.632 9.233 6.152 12.937 14.010 19.427
Rente buiten het uitgavenkader plaatsen 7.876 8.317 9.923 11.791 13.011 14.637
Aflossing vaste schuld 4.836 ‒ 4.836 1 3.894
Rentelasten kasbeheer 365 566 335 251 183 178
Rente derivaten 60
Rente vaste schuld ‒ 213 315 804 1.029 995 897
Rente vlottende schuld ‒ 291 35 ‒ 74 ‒ 135 ‒ 179 ‒ 179
Stand Miljoenennota 49.673 33.282 44.295 51.197 51.622 49.812
Stand Voorjaarsnota 81.321 78.305 96.747 82.615 88.811 83.169
Technisch ‒ 149 ‒ 198 ‒ 245 ‒ 291 ‒ 336 ‒ 374
Rente buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 149 ‒ 198 ‒ 245 ‒ 291 ‒ 336 ‒ 374
Niet-plafondrelevant ‒ 7.335 6.201 13.281 874 ‒ 5.951 ‒ 2.479
Mutatie in rekening courant en deposito 1.289 45 ‒ 49 596 169 ‒ 720
Voortijdige beëindiging derivaten 214
Rente buiten het uitgavenkader plaatsen 149 198 245 291 336 374
Ontvangen aflossingen 41 28 28 24 12 4
Rentebaten kasbeheer 6 5 12 16 18 19
Mutatie vlottende schuld ‒ 9.034
Rente derivaten ‒ 54 ‒ 61 ‒ 56 ‒ 36 ‒ 25
Uitgifte vaste schuld 5.979 13.106 2 ‒ 6.450 ‒ 2.131
Overig niet-plafondrelevant 0
Stand Miljoenennota 73.837 84.308 109.782 83.197 82.524 80.316

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft een beperkte overboeking vanuit Financiën voor prijsbijstelling.

Technisch

Rente buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de rente-uitgaven en ontvangsten niet onder het uitgavenkader vallen. De rente-uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Niet-plafondrelevant

Rente buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de rente-uitgaven en ontvangsten niet onder het uitgavenkader vallen. De rente-uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Aflossing vaste schuld

De raming van de aflossing vaste schuld wijzigt in 2024 en 2026 als gevolg van een inkoop van schuld. De aflossing neemt in 2029 toe als gevolg van de uitgifte van leningen met een aflosdatum in dat betreffende jaar.

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer stijgt als gevolg van de hogere rentepercentages zoals geraamd door het Centraal Planbureau (CPB).

Rente derivaten

De rentelasten van de derivaten wijzigen als gevolg van gerealiseerde rentepercentages van derivaten.

Rente vaste schuld

Bij de uitgifte van nieuwe schuld worden de rentetarieven vastgelegd tegen het dan geldende rentetarief. Hierdoor vallen de verwachte rentelasten in 2024 lager uit dan eerder geraamd. In toekomstige jaren verwacht het Agentschap een toename van de rentelasten omdat het Rijk naar verwachting een hoger kastekort zal hebben. Ook speelt mee dat de rentetarieven, zoals door het CPB geraamd, zijn gestegen t.o.v. de Voorjaarsnota.

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld valt lager uit als gevolg van een lager kastekort waardoor de vlottende schuld afneemt. In 2025 is er wel sprake van een lichte stijging van de rentelasten als gevolg van hogere rentepercentages zoals geraamd door het CPB.

Ontvangsten

Technisch

Rente buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de rente-uitgaven en ontvangsten niet onder het uitgavenkader vallen. De rente-uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Niet-plafondrelevant

Mutatie in rekening courant en deposito

Uit een actualisatie van de raming van uitgaven en inkomsten van sociale fondsen blijkt dat deze fondsen in 2024 minder middelen storten in de schatkist. Het saldo van de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) neemt echter naar verwachting toe. Per saldo betekent dit dat de geraamde mutatie in het saldo op de rekeningen-courant en deposito’s in 2024 stijgt. Voor 2025 wordt verwacht dat het saldo van de sociale fondsen zal stijgen.

Voortijdige beëindiging derivaten

In 2024 zijn rentederivaten voortijdig beëindigd, hetgeen leidt tot eenmalige ontvangsten. Bij het voortijdig beëindigen van rentederivaten wordt de marktwaarde tussen beide partijen verrekend. De meerjarig geraamde renteontvangsten worden hierbij in een keer ontvangen.

Rente buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de rente-uitgaven en ontvangsten niet onder het uitgavenkader vallen. De rente-uitgaven en ontvangsten worden om die reden niet-plafondrelevant.

Ontvangen aflossingen

Op basis van de actuele inzichten wordt verwacht dat de aflossingen op de leningen, die door de agentschappen, RWT's en derden in het kader van schatkistbankieren zijn afgesloten, hoger uitvallen dan eerder geraamd.

Rentebaten kasbeheer

De raming van de rentebaten kasbeheer is hoger dan geraamd bij de Voorjaarsnota. Dit is vooral het gevolg van de hogere rentestanden in de raming van het CPB.

Mutatie vlottende schuld

De mutatie vlottende schuld is in 2024 lager dan eerder geraamd. Dit is het gevolg van een lagere financieringsbehoefte doordat de raming van het kastekort voor het lopende begrotingsjaar is afgenomen. Schommelingen in de financieringsbehoefte in een lopend begrotingsjaar worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt.

Rente derivaten

De rente op derivaten wijzigt als gevolg van de voortijdige beëindiging in 2024. De meerjarig geraamde renteontvangsten worden hierbij in een keer ontvangen.

Uitgifte vaste schuld

De raming van de uitgifte vaste schuld is in 2025 en 2026 hoger dan eerder geraamd als gevolg van het gewijzigde kassaldo. Vanaf 2028 zal naar verwachting minder schuld worden uitgegeven als gevolg van een lager kastekort.

Overig niet-plafondrelevant

Deze post bestaat uit diverse niet-plafondrelevante mutaties die onder de ondergrens vallen.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

Defensie

Stand Voorjaarsnota 22.431 22.367 24.560 21.185 21.420 20.543
Meevallers ‒ 18
Meevallers ‒ 18
Tegenvallers 12
Tegenvallers 12
Intensiveringen 221 435 583
Intensiveringen 221 435 583
Kasschuiven ‒ 75 17 40 18
Kasschuiven ‒ 75 17 40 18
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 24 ‒ 22 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 24 ‒ 22 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Plafondcorrecties 62 161 204 226 240 242
Overboekingen met andere begrotingsfondsen 15
Overige plafondcorrecties 48 161 204 226 240 242
Technisch ‒ 9.256 ‒ 10.798 ‒ 12.822 ‒ 11.157 ‒ 11.697 ‒ 10.374
Mutaties met Defensiematerieelbegrotingsfonds ‒ 27 ‒ 100 ‒ 200 ‒ 223 ‒ 237 ‒ 238
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 291 ‒ 519 ‒ 450 ‒ 263 ‒ 511 ‒ 80
Administratieve aanpassing boekingswijze begrotingsfondsen ‒ 8.938 ‒ 10.179 ‒ 12.172 ‒ 10.672 ‒ 10.949 ‒ 10.055
Niet-plafondrelevant 291 519 450 263 511 80
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 291 519 450 263 511 80
Stand Miljoenennota 13.424 12.244 12.391 10.737 10.949 11.092
Stand Voorjaarsnota 497 217 275 384 144 144
Tegenvallers ‒ 6
Tegenvallers ‒ 6
Kasschuiven ‒ 28 28
Kasschuiven ‒ 28 28
Stand Miljoenennota 463 245 275 384 144 144

Uitgaven

Meevallers

Binnen de Defensiebegroting komen verschillende kleine meevallers voor. Deze betreffen voornamelijk meevallers op het gebied van het personeelsbudget van het kerndepartement omdat hier niet alle vacatures gevuld konden worden.

Tegenvallers

Binnen de Defensiebegroting komen verschillende kleine tegenvallers voor. De grootste betreft een tegenvaller door hoger dan geraamde uitgaven aan veteranen door het Nederlands Veteraneninstituut.

Intensiveringen

Deze post betreft de overboeking van middelen uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA). Het gaat met name om middelen voor de verdere modernisering van de arbeidsvoorwaarden en middelen voor het versterken van de logistieke keten.

Kasschuiven

Door verhogingen in de AOW-leeftijd vanaf 2013 zijn de ontslagleeftijden voor militairen op basis van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM) aangepast. Doordat verhoging van de AOW-leeftijd in tranches plaatsvindt varieert het aantal militairen dat in enig jaar met leeftijdsontslag gaat relatief sterk. De kasschuif voorziet in het in het juiste ritme plaatsen van middelen om aan de financieringsbehoefte voor UGM-gerechtigde militairen te voorzien in enig jaar.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het saldo van diverse overboekingen van en naar de Defensiebegroting, waaronder een herschikking van 15 miljoen euro in 2024 en 2025 tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelfonds voor de stalling van F-16's in 2024 en 2025.

Plafondcorrecties

Overboekingen met andere begrotingsfondsen

Dit betreft een bijdrage uit het Mobiliteitsfonds van 4 miljoen euro voor het leggen van boeien door schepen van de Kustwacht en een bijdrage van 11 miljoen euro voor de beveiliging van windmolenparken op zee.

Overige plafondcorrecties

Deze post bestaat uit meerdere technische mutaties, met name diverse herschikkingen vanuit het Defensiematerieelbegrotingsfonds naar de reguliere begroting. Het betreft voornamelijk middelen die zijn bestemd voor het inhuren van personeel voor het onderhoud van het defensiematerieel.

Technisch

Mutaties met Defensiematerieelbegrotingsfonds

De onderliggende mutaties worden uitgesplitst en toegelicht in de verticale toelichting op de uitgavenzijde van het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenplafond plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant

Administratieve aanpassing boekingswijze begrotingsfondsen

Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het Defensiematerieelbegotingsfonds voortaan niet meer plaats via het voedingsartikel op de Defensiebegroting.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenplafond plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Ontvangsten

Tegenvallers

Deze tegenvaller komt doordat er minder ontvangsten voor geleverde brandstof zijn binnengekomen dan verwacht bij het Commando Materieel en IT. Oorzaak hiervan zijn schommelende brandstofprijzen en wisselkoersen.

Kasschuiven

De ontvangsten vanuit de European Peace Facility (EPF) worden naar verwachting later ontvangen. Deze ontvangsten zijn een gedeeltelijke vergoeding voor geleverde militaire steun aan Oekraïne.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Stand Voorjaarsnota 9.811 10.365 12.514 11.036 11.346 10.441
Intensiveringen 1.179 1.265 1.817
Intensiveringen 1.179 1.265 1.817
Kasschuiven ‒ 1.550 ‒ 500 686 687 676
Kasschuiven ‒ 1.550 ‒ 500 686 687 676
Overboekingen met andere begrotingen 19 61 4 3 3 3
Overboekingen met andere begrotingsfondsen 4 4 4 3 3 3
Overige overboekingen met andere begrotingen 15 57
Plafondcorrecties ‒ 46 ‒ 161 ‒ 204 ‒ 226 ‒ 240 ‒ 242
Overboekingen met andere begrotingen 1
Overige plafondcorrecties ‒ 48 ‒ 161 ‒ 204 ‒ 226 ‒ 240 ‒ 242
Desalderingen 10 10 9 11 13 13
Desalderingen 10 10 9 11 13 13
Technisch ‒ 252 ‒ 432 ‒ 440 ‒ 251 ‒ 511 ‒ 80
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 252 ‒ 432 ‒ 440 ‒ 251 ‒ 511 ‒ 80
Niet-plafondrelevant 252 432 440 251 511 80
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 252 432 440 251 511 80
Stand Miljoenennota 8.243 9.775 12.323 12.690 13.073 12.708
Stand Voorjaarsnota 9.812 10.365 12.514 11.036 11.346 10.441
Desalderingen ‒ 18 ‒ 90 ‒ 191 ‒ 212 ‒ 224 ‒ 226
Mutaties met Defensiebegroting ‒ 27 ‒ 100 ‒ 200 ‒ 223 ‒ 237 ‒ 238
Overige desalderingen 10 10 9 11 13 13
Technisch ‒ 9.190 ‒ 10.611 ‒ 12.610 ‒ 10.923 ‒ 11.460 ‒ 10.136
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 252 ‒ 432 ‒ 438 ‒ 251 ‒ 511 ‒ 80
Administratieve aanpassing boekingswijze begrotingsfondsen ‒ 8.938 ‒ 10.179 ‒ 12.172 ‒ 10.672 ‒ 10.949 ‒ 10.055
Niet-plafondrelevant 252 432 438 251 511 80
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 252 432 438 251 511 80
Stand Miljoenennota 856 97 151 153 172 160

Uitgaven

Intensiveringen

Deze post betreft de uitdeling van middelen uit het Hoofdlijnenakkoord. Hieronder vallen zaken zoals de middelen voor het tankbataljon en de extra F-35's.

Kasschuiven

Door de krapte op de arbeidsmarkt en de wereldwijde defensiemarkt staat het tempo van de investeringen in Defensie onder druk. Met deze kasschuif worden de middelen in een realistischer ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met andere begrotingsfondsen

Dit betreft een bijdrage van het Ministerie Infrastructuur en Waterstaat aan Defensie van 4 miljoen euro voor het monitoren van het verkeersbeeld op zee.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft een overboeking van 15 miljoen euro voor de stalling van F-16's voor Oekraïne en een bijdrage van 45 miljoen euro van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het verduurzamen van Defensievastgoed.

Plafondcorrecties

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft een bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat van 1 miljoen euro voor het kennisprogramma PFAS.

Overige plafondcorrecties

Deze post bestaat uit meerdere technische mutaties. Zo vindt een herfasering plaats tussen de voorbereidingsfase en de realisatiefase van de nieuwe luchtverdedigingscapaciteit. Daarnaast betreft dit vooral de uitdeling van middelen voor de verwachte hogere exploitatiekosten voor nieuwe systemen ten opzichte van de exploitatiekosten van de huidige systemen, zoals voor instandhouding en realisatie van materieel zoals de F-35 en MQ-9 Reaper.

Desalderingen

Nederland heeft deelgenomen aan het ontwikkelprogramma van de F-35. Wanneer een land dat niet heeft deelgenomen aan dit programma F-35’s aanschaft, ontvangt Nederland een deel van de opbrengsten.

Technisch

Oekraïnebudgetten buiten het uitgavenplafond plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenplafond vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Administratieve aanpassing boekingswijze begrotingsfondsen

Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het Defensiematerieelbegotingsfonds voortaan niet meer plaats via het voedingsartikel op de Defensiebegroting.

Niet-plafondrelevant

Oekraïnebudgetten buiten het uitgavenplafond plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenplafond vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Ontvangsten

Desalderingen

Mutaties met Defensiebegroting

De onderliggende mutaties worden uitgesplitst en toegelicht in de verticale toelichting op de uitgavenzijde van het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Overige Desalderingen

Nederland heeft meegedaan aan het ontwikkelprogramma van de F-35. Zodra een land dat niet heeft meegedaan aan het ontwikkelprogramma F-35’s koopt krijgt Nederland een deel van deze opbrengsten.

Technisch

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Infrastructuur en Waterstaat

Stand Voorjaarsnota 14.287 14.740 15.902 15.296 14.486 14.564
Intensiveringen 4 50 3 1 1 5
Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024 ‒ 2025 3 6
Prijsbijstelling vergroenen reisgedrag 0 0 1 1 1 1
NS tarieven 42
Overige intensiveringen 1 3 3 0 4
Ombuigingen ‒ 31 ‒ 186 ‒ 208 ‒ 219 ‒ 224
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 7 ‒ 29 ‒ 47 ‒ 66 ‒ 75
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 124 ‒ 124 ‒ 123 ‒ 123
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 5 ‒ 3 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed ‒ 19 ‒ 30 ‒ 32 ‒ 25 ‒ 21
Kasschuiven ‒ 195 32 ‒ 31 90 62 20
Kas- en Verplichtingenschuif NGF - onvoorw. deel Maritiem Masterplan ‒ 20 22 ‒ 1 ‒ 1 0 0
Kasschuif Subsidieregeling Private Laadinfrastructuur ‒ 41 ‒ 30 41 30
Kas- en Verplichtingenschuif Klimaatfonds - Waterstof Binnenvaart 18 19 19 ‒ 1 ‒ 18
Overige kasschuiven ‒ 133 22 ‒ 49 31 33 38
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 36 ‒ 156 ‒ 156 ‒ 130 ‒ 135 ‒ 143
Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024 ‒ 2025 10 13
Klimaatfonds waterstof binnenvaart 4 8 13 30 43
Motie Bikker ‒ 142 ‒ 142 ‒ 142 ‒ 142 ‒ 142
NGF project Maritiem Masterplan 32 39 28 11
Verduurzaming zeevaart 15 17 10
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 45 ‒ 31 ‒ 69 ‒ 57 ‒ 61 ‒ 55
Plafondcorrecties ‒ 9 20 392 756 748 732
Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024 ‒ 2025 4 6
Plafondcorrectie ‒ 1
Vrachtwagenheffing 379 756 749 735
Overige plafondcorrecties ‒ 12 14 12 1 ‒ 1 ‒ 3
Desalderingen 2
Desalderingen 2
Technisch 73 ‒ 545 ‒ 85 56 177 178
Mutaties met Mobiliteitsfonds 341 ‒ 183 173 416 489 355
Mutaties met Deltafonds 59 ‒ 25 67 62 63 154
Overig technisch ‒ 327 ‒ 337 ‒ 325 ‒ 421 ‒ 375 ‒ 331
Niet-plafondrelevant 1
Plafondcorrectie 1
Stand Miljoenennota 14.126 14.111 15.839 15.863 15.119 15.133
Stand Voorjaarsnota 78 41 41 30 29 28
Ombuigingen 0 0 0 0 0
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid 0 0 0 0 0
Desalderingen 2
Desalderingen 2
Technisch ‒ 2 0 0 0 0 0
Technisch ‒ 2 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 539 1.084 1.087 1.082
Vrachtwagenheffing 539 1.084 1.087 1.082
Stand Miljoenennota 78 41 580 1.115 1.116 1.110

Uitgaven

Intensiveringen

Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024 ‒ 2025

Om uitvoering te kunnen geven aan het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur is met een nota van wijziging op de Voorjaarsnota 2024 besloten om voor de jaren 2024 en 2025 financiële middelen beschikbaar te stellen ter verbetering van de gezamenlijke, publiek-private Situational Awareness (beeldopbouw) en Situational Understanding (duiding) op de Noordzee. Hiervoor is vanuit de Aanvullende Post incidenteel circa 9 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Prijsbijstelling vergroenen reisgedrag

De op de aanvullende post resterende prijsbijstelling voor de coalitieakkoord middelen uit Rutte IV worden overgeheveld naar de begroting van IenW.

NS tarieven

In 2023 heeft de Kamer met het amendement-Bikker (36410A, nr. 10) de tariefsverhoging van de NS tarieven over 2024 (8,7%) eenmalig afgewend. Om te voorkomen dat de tarieven in 2025, naast de reguliere prijsontwikkeling van 2025, alsnog stijgen met deze 8,7% extra, heeft het kabinet besloten de kosten voor 2025 evenredig over de reiziger, NS en IenW te verdelen. De middelen voor deze demping voor 2025 komen uit de generieke investeringsruimte op het Mobiliteitsfonds.

Overige intensiveringen

De overige intensiveringen bestaan uit de stikstofmiddelen opgevraagd vanuit de AP. Er wordt 3,8 miljoen euro opgevraagd in 2029 voor de uitvoeringkosten die de RVO maakt in het kader van de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Vrije afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Daarnaast zijn er WAU-middelen opgevraagd vanuit de AP voor het project kansverwachting extreem weer.

Ombuigingen

Er is een aantal ombuigingen die voortkomen uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA). De nummers voor de ombuigingen corresponderen met de budgettaire bijlage bij het HLA.

26. Terugdraaien groei aparaat Rijksoverheid

In het HLA is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Dit is een budgetaire taakstelling.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. De voornaamste korting zit op de Brede Doeluitkering.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat rijksbreed wordt bezuinigd op subsidies. Hier is gekeken naar welke subsidies de mogelijkheid bieden om de taakstelling in te passen.

Kasschuiven

Er worden diverse kasschuiven verwerkt op de begroting.

Kasschuif NGF - onvoorwaardelijk deel maritiem

Het betreft de kas en verplichtingenschuif naar aanleiding van de ontvangst van de NGF-middelen voor het onvoorwaardelijke deel van het NGF Maritiem Masterplan. Hiermee wordt het budget in het juiste ritme geplaatst conform planning van diverse opdrachten en subsidies.

Kasschuif subsidieregeling Private Laadinfrastructuur

De middelen voor de Subsidieregeling Private Laadinfrastructuur bij bedrijven (SPRILA) zijn afkomstig uit het Klimaatfonds. De laatste inschattingen van de uitputting en de gepubliceerde regeling leiden tot een schuif naar achter.

Kasschuif KF waterstof binnenvaart

Vanuit het Klimaatfonds wordt budget ontvangen voor waterstof binnenvaart ten behoeve van een subsidie regeling ter stimulering van emissieloos varen op waterstof in de binnenvaart. Omdat de middelen in het Klimaatfonds in een ander ritme stonden dan de geplande uitvoering wordt er een kasschuif doorgevoerd. Het kabinet heeft bij de voorjaarsbesluitvorming 2024 besloten alle brandstoffen die worden geleverd aan de binnenvaart onder het Europese emissiehandelssysteem ETS2 te brengen. Voor de binnenvaart heeft het kabinet voor de periode tot en met 2030 in totaal 240 miljoen euro beschikbaar gesteld onder het Klimaatfonds.

Overboekingen met andere begrotingen

Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024/2025

Om uitvoering te kunnen geven aan het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur is met een nota van wijziging op de Voorjaarsnota 2024 besloten om voor de jaren 2024 en 2025 financiële middelen beschikbaar te stellen ter verbetering van de gezamenlijke, publiek-private Situational Awareness (beeldopbouw) en Situational Understanding (duiding) op de Noordzee. Hiervoor is vanuit de Aanvullende Post incidenteel circa 9 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Klimaatfonds waterstof binnenvaart

In het Klimaatfonds waren middelen gereserveerd voor het verduurzamen van de binnenvaart door middel van subsidies voor het gebruik van waterstof als brandstof in de binnenvaart. Aan de overheveling van deze middelen zijn voorwaarden gesteld (opt in ETS2) waaraan nu voldaan is.

Motie Bikker

Dit betreft de overheveling van de motie Bikker middelen voor de provincies naar het Provinciefonds welke bedoeld zijn voor zowel het op peil te houden en verbeteren van het regionaal OV als om prijsstijgingen tegen te gaan.

NGF project Maritiem Masterplan

Dit betreft de overheveling van de NGF middelen voor het voorwaardelijke deel van het NGF project Maritiem Masterplan.

Verduurzaming zeevaart

Voor de verduurzaming van de zeevaart waren in het kader van de stikstofaanpak middelen gereserveerd. Deze middelen worden nu overgeheveld. De middelen worden gebruikt voor drie pilots: batterij-elektrisch varen havengebieden, waterstof bevoorradingsschepen, elektrificatie van havenmaterieel.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Hier valt onder andere onder de overboeking van IenW naar het provinciefonds van in totaal 141,8 miljoen euro per jaar ten behoeve van een uitkering voor extra middelen voor het op peil houden en verbeteren van het OV. Daarnaast gaat het om extra middelen voor het regionaal OV-deel ter voorkoming van tariefstijging. Ook betreft dit middelen vanuit het NGF ten behoeve van het maritiem masterplan.

Plafondcorrecties

Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024/2025

Deze overboeking hangt samen met het hierboven beschreven Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur. Hiervoor is ook vanuit het Mobiliteitsfonds circa 10 miljoen euro overgeboekt.

Vrachtwagenheffing

Dit is een nieuw artikel op de IenW begroting. Deze reeks betreft de uitgaven van de vrachtwagenheffing en bestaat uit de exploitatiekosten, de personeelskosten, netto-opbrengsten en invoeringskosten. De uitgaven aan de vrachtwagenheffing belasten het uitgavenkader, maar worden gedekt via de vrachtwagenheffing die valt onder het inkomstenkader.

Overige plafondcorrecties

Hieronder valt onder andere een overboeking van middelen van de begroting van EZK (klimaatfonds) naar de begroting van IenW in het kader van het programma nucleaire veiligheid. Het gaat hier om klimaatfondsmiddelen voor de periode 2024-2030. Tevens betreft dit een incidentele overboeking voor het bijsturingsplan walstroom zeevaart van de begroting van IenW naar het Mobiliteitsfonds.

Desalderingen

Er worden diverse kleine desalderingen doorgevoerd om de niet-belastingontvangsten aan te sluiten met de uitgaven.

Technisch

Mutaties met Mobiliteitsfonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Mobiliteitsfonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Mutaties met Deltafonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Deltafonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Deltafonds.

Overig technisch

Deze post bevat overige herschikkingen. Zoals afboekingen van het investeringsplafond naar plafond rijksbegroting.

Ontvangsten

Desalderingen

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de uitgaven aan te sluiten met de niet-belastingontvangsten.

Technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Mobiliteitsfonds

Stand Voorjaarsnota 9.839 9.612 10.461 10.189 9.829 10.347
Intensiveringen ‒ 1 0
Intensiveringen ‒ 1 0
Ombuigingen 0 ‒ 55 ‒ 32 ‒ 17 ‒ 20 ‒ 16
NS tarieven ‒ 42
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 19 ‒ 4 ‒ 7 ‒ 3
Overige ombuigingen 0
Kasschuiven 42 ‒ 35 ‒ 7
Kasschuif NS 42 ‒ 35 ‒ 7
Kasschuiven investeringsplafond ‒ 508 ‒ 98 93
Kasschuif Mobiliteitsfonds ‒ 508 ‒ 98 93
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 14 2 12 9 10 4
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 14 2 12 9 10 4
Plafondcorrecties 46 3 8 226 187 39
Correctie omvorming ProRail 40 20 20 20 40 40
Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024 ‒ 2025 ‒ 4 ‒ 6
Dekking vrachtwagenheffing 105 75
Overige plafondcorrecties 10 ‒ 11 ‒ 12 101 72 ‒ 1
Prijsbijstelling 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0
Desalderingen 322 332 317 309 293 312
Loon- en prijsbijstelling Mobiliteitsfonds 324 332 317 309 293 327
Overige desalderingen ‒ 2 ‒ 15
Technisch ‒ 1 0 0 ‒ 105 ‒ 75 0
Technisch ‒ 1 0 0 ‒ 105 ‒ 75 0
Stand Miljoenennota 10.190 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686
Stand Voorjaarsnota 9.839 9.612 10.461 10.189 9.829 10.347
Desalderingen 352 ‒ 183 173 521 564 340
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 341 ‒ 183 173 521 564 340
Overige desalderingen 11 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 ‒ 105 ‒ 75 0
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 0 0 0 ‒ 105 ‒ 75 0
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 10.190 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686

Uitgaven

Ombuigingen

NS tarieven

In 2023 heeft de Kamer met het amendement-Bikker (36410A, nr. 10) de tariefsverhoging van de NS tarieven over 2024 (8,7%) eenmalig afgewend. Om te voorkomen dat de tarieven in 2025, naast de reguliere prijsontwikkeling van 2025, alsnog stijgen met deze 8,7% extra, heeft het kabinet besloten de kosten voor 2025 evenredig over de reiziger, NS en IenW te verdelen. De middelen voor deze demping voor 2025 komen uit de generieke investeringsruimte op het Mobiliteitsfonds.

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het HLA is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Dit is een budgetaire taakstelling.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. Dit is de reeks van de 10 procent budgetkorting.

Kasschuiven

Kasschuif NS

In 2023 heeft de Kamer met het amendement-Bikker (36410A, nr. 10) de tariefsverhoging van de NS tarieven over 2024 (8,7%) eenmalig afgewend. Om te voorkomen dat de tarieven in 2025, naast de reguliere prijsontwikkeling van 2025, alsnog stijgen met deze 8,7% extra, heeft het kabinet besloten de kosten voor 2025 evenredig over de reiziger, NS en IenW te verdelen. De middelen voor deze demping voor 2025 komen uit de generieke investeringsruimte op het Mobiliteitsfonds, nadat deze middelen in het juiste ritme zijn gezet.  

Kasschuiven Investeringsplafond

Kasschuif Mobiliteitsfonds

In het kader van een realistisch begroting is gekozen voor het scenario van een overprogrammering van 22% in het jaar 2025. Op de totale programmering leidt dit tot een schuif van 508 miljoen euro in 2025 en 98 miljoen euro in het jaar 2026. De eenmalig hoge overprogrammering in 2025 is een pilot met het Ministerie van Financiën. Er is afgesproken dat IenW niet remt in productie en dat gedurende 2025 wordt gemonitord of de hogere overprogrammering effectief is om kasvertragingen op te vangen. Deze schuif wordt nu verwerkt op de modaliteiten waar relatief het meeste ruimte zit om de schuif mogelijk te maken. Dat is bij art 12 Wegen, art 13.03.04 en bij ERTMS (alleen 2025).

Overboekingen naar andere begrotingen

Hieronder valt voornamelijk het Maritiem Informatie Service Punt 2 (MIVSP-2), de diensten binnen het programma wind op zee. Hierbij gaat het om sensoren ten behoeve van het functioneren van het windpark en de ecologie (er komt meetapparatuur voor ecologische monitoring in windparken, zoals radars die vogels en vleermuizen detecteren). Van de totale bijdrage komt bijna 42 miljoen euro ten laste van IenW. Dit is een overboeking naar EZK.

Plafondcorrecties

Correctie omvorming ProRail

Dit betreft een correctie om de omvorming ProRail aan te laten sluiten bij de interne administratie van IenW.

Bijdrage Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur 2024/2025

Om uitvoering te kunnen geven aan het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur is met een nota van wijziging op de Voorjaarsnota 2024 besloten om voor de jaren 2024 en 2025 financiële middelen beschikbaar te stellen ter verbetering van de gezamenlijke, publiek-private Situational Awareness (beeldopbouw) en Situational Understanding (duiding) op de Noordzee. Op het Mobiliteitsfonds is cumulatief circa 10 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Dekking vrachtwagenheffing

In 2024 en 2025 wordt uitvoering gegeven aan het stimuleringspakket vrachtwagenheffing. Dit pakket bevat vijf subsidieregelingen om het vervoer van goederen te verduurzamen en te innoveren. Het stimuleringspakket wordt voorgefinancierd met de verwachte netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing.

Overige plafondcorrecties

Dit betreft voornamelijk overboekingen naar de begroting van Infrastructuur en Waterstaat ten behoeve van onder andere de uitvoeringskosten voor de uitvoering van het programma Schoon en Emissieloos Bouwen van circa 30 miljoen euro totaal. Ook valt de dekkingsopgave van het Mobiliteitsfonds hieronder met 280 miljoen euro totaal.

Desalderingen

Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2024 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat hier om circa 325 miljoen euro per jaar.

Loon- en prijsbijstelling Mobiliteitsfonds

Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de loon- en prijsbijstelling voor 2024 aan het Mobiliteitsfonds die op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld 315 miljoen euro.

Technisch

Dit betreft een bijstelling van de ramingen voor de dekkingsopgave op artikel 15 van de begroting van Infrastructuur en Waterstaat voor vrachtwagenheffing.

Ontvangsten

Desalderingen

Mutaties met infrastructuur en Waterstaat

Dit zijn veelal budgetten die verplaatst worden van het Mobiliteitsfonds naar de beleidsbegrotingen. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt voor verkeersbeleid op zee of voor het programma wind op zee van EZK.

Deltafonds

Stand Voorjaarsnota 1.582 1.741 2.059 2.041 1.782 1.575
Ombuigingen ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Kasschuiven investeringsplafond ‒ 88 ‒ 8 97
Kasschuif Deltafonds ‒ 88 ‒ 8 97
Plafondcorrecties 2 7 16 9 9 10
Plafondcorrecties 2 7 16 9 9 10
Desalderingen 63 65 69 62 63 58
Loon- en prijsbijstelling Deltafonds 56 59 63 56 56 51
Overige desalderingen 7 6 5 6 6 7
Technisch 1 0 0 0 0 0
Technisch 1 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 1.648 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736
Stand Voorjaarsnota 1.582 1.741 2.059 2.041 1.782 1.575
Desalderingen 65 ‒ 18 73 67 69 161
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 58 ‒ 25 67 62 63 154
Overige desalderingen 7 6 5 6 6 7
Technisch 1 0 0 0 0 0
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 1 0 0 0 0 0
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 1.648 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736

Uitgaven

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het HLA is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Dit is een budgetaire taakstelling.

Plafondcorrecties

Dit gaat om overboekingen van het investeringsplafond naar plafond Rijksbegroting voor de financiering van bijvoorbeeld het project wind op zee van EZK.

Desalderingen

Loon- en Prijsbijstelling Deltafonds

Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de loon- en prijsbijstelling voor 2024 aan het Deltafonds die op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 56 miljoen euro per jaar.

Ontvangsten

Plafondcorrecties

Dit gaat om overboekingen naar plafond Rijksbegroting voor de financiering van bijvoorbeeld het project wind op zee van EZK.

Desalderingen

Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de loon-en prijsbijstelling voor 2024 die op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 56 miljoen euro per jaar.

Economische Zaken en Klimaat en Groene Groei (inclusief Nationaal Groeifonds en Klimaatfonds)

Economische Zaken

Stand Voorjaarsnota 14.254 11.973 12.981 11.863 11.839 12.138
Meevallers ‒ 3
Meevallers ‒ 3
Tegenvallers ‒ 86 134 ‒ 23 2
Corona- en energiepakket ‒ 86 134 ‒ 23 2
Intensiveringen 33 203 104 3 3
Diverse overboekingen Aanvullende Post 33 3 4 3 3
67. Invest-NL 200 100
Ombuigingen ‒ 86 ‒ 1.241 ‒ 1.307 ‒ 1.418 ‒ 1.379
26. Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid ‒ 22 ‒ 42 ‒ 62 ‒ 79 ‒ 87
29. Overheveling specifieke uitkeringen naar Gemeente- en Provinciefon ‒ 82 ‒ 84 ‒ 89 ‒ 89
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3
39. Prijsrisicobuffer 10% subsidies duurzame energie (SDE) ‒ 1.000 ‒ 1.000 ‒ 1.000 ‒ 1.000
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed ‒ 37 ‒ 90 ‒ 133 ‒ 221 ‒ 174
69. Fonds Onderzoek Wetenschap ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
Kasschuiven ‒ 2.744 ‒ 721 706 744 550 348
Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) ‒ 190 ‒ 245 105 110 110
Herijking Toekomstfonds ‒ 373 17 31 74 53 161
Nationaal Groeifonds (NGF) ‒ 726 57 410 113 50 69
Kasschuiven waterstof en invulling HLA-ombuiging waterstof ‒ 810 ‒ 431 296 334 389 217
Overige kasschuiven ‒ 644 ‒ 119 ‒ 30 118 ‒ 52 ‒ 209
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 78 ‒ 64 ‒ 54 ‒ 29 ‒ 25 ‒ 16
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 78 ‒ 64 ‒ 54 ‒ 29 ‒ 25 ‒ 16
Technisch ‒ 37 ‒ 8.187 ‒ 9.542 ‒ 8.661 ‒ 8.551 ‒ 8.855
Onttrekking uit de SDE-reserve 113
Desalderingen 79 29 30 30 25 25
Herverkaveling naar KGG 0 ‒ 4.580 ‒ 5.512 ‒ 5.581 ‒ 5.636 ‒ 5.327
Mutaties met Nationaal Groeifonds 0 ‒ 339 ‒ 888 ‒ 1.319 ‒ 1.071 ‒ 2.401
Afboeken voedingsartikel Nationaal Groeifonds ‒ 209 ‒ 393 ‒ 734 ‒ 617 ‒ 913 ‒ 950
Herverkaveling naar BZK ‒ 3.043 ‒ 2.546 ‒ 1.249 ‒ 1.018 ‒ 217
Projecten Nationaal Groeifonds 118 88 55 47 4
Overig technisch ‒ 20 20 20 20 15 11
Niet-plafondrelevant 30 0
Niet-plafondrelevant 30 0
Stand Miljoenennota 11.370 3.252 2.933 2.616 2.397 2.237
Stand Voorjaarsnota 5.869 4.225 4.509 7.295 5.169 4.374
Meevallers 4 77 57
Corona- en energiepakket 4 77 57
Generaal dossier 480
Bijstelling Dividenduitkering EBN 400
Bijstelling Mijnbouwwet 80
Kasschuiven ‒ 25 ‒ 27 ‒ 52 ‒ 45 ‒ 39 187
Lening InvestNL 65 ‒ 5 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 16
Herijking Toekomstfonds ‒ 90 ‒ 22 ‒ 30 ‒ 23 ‒ 23 187
Technisch 192 ‒ 3.572 ‒ 4.166 ‒ 7.015 ‒ 4.889 ‒ 4.125
Onttrekking uit de SDE-reserve 113
Desalderingen 79 29 30 30 25 25
Herverkaveling naar BZK ‒ 1.709 ‒ 2.104 ‒ 1.848 ‒ 876 ‒ 752
Herverkaveling naar KGG ‒ 1.899 ‒ 2.114 ‒ 5.219 ‒ 4.053 ‒ 3.398
Verwerking kasschuif KGG-begroting 5 22 22 16
Niet-plafondrelevant 200 ‒ 204 143
Frequentieveiling ontvangsten 147
Ramingsbijstelling ETS 50
Corona overbruggingsregeling 2 ‒ 204 143
Stand Miljoenennota 6.720 497 491 235 241 437

Uitgaven

Meevallers

Meevallers

Het Norg-akkoord is een akkoord tussen de Staat en Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) waarbij de Staat een vergoeding betaalt voor de inzet van de gasberging in Norg. Hierdoor kon de gaswinning uit het Groningenveld eerder naar nul worden teruggebracht. Door een lagere gasprijsraming worden de uitgaven aan het Norg-akkoord naar beneden bijgesteld.

Tegenvallers

Corona- en energiepakket

Vorige kabinetten hebben besloten tot steunmaatregelen naar aanleiding van de coronapandemie en de hogere energieprijzen. Deze regelingen zijn inmiddels gesloten en leiden voornamelijk nog tot bijstellingen door afhandeling van beroep en bezwaar, terugontvangsten en bijbehorende uitvoeringskosten. Dit betreft onder andere de bijstelling van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en van het prijsplafond.

Intensiveringen

Diverse overboekingen Aanvullende Post

Er zijn middelen overgeheveld van de Aanvullende Post van het ministerie van Financiën naar de begroting van Economische Zaken. Hieronder vallen onder meer een overheveling voor Digitale Veiligheid en voor het woonbedrijf dat gericht is op het beheren van aangekochte woningen in het aardbevingsgebied (dit is later meegenomen in de overheveling van budgetten naar de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanwege de herverkaveling van Groningen).

67. Invest-NL

Invest-NL krijgt in totaal 900 miljoen euro tot en met 2029 aan additionele middelen waarmee haar slagkracht wordt vergroot. Dit is onderdeel van de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord. Hiervan wordt cumulatief 600 miljoen euro gebruikt voor versterking van het kernkapitaal via de begroting van het ministerie van Financien. Via de begroting van het ministerie van Economische Zaken wordt cumulatief 250 miljoen euro aangewend voor de uitbreiding van 'blended financiering' waarmee Invest-NL knelpunten in de bedrijfsfinanciering kan adresseren. Tevens wordt via de EZ-begroting cumulatief 50 miljoen euro toegevoegd in de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid (BEV) die onder beheer staat van Invest-NL. De BEV fungeert als laatste redmiddel waarmee een belang kan worden genomen in bedrijven wanneer voorziene investeringen van statelijke actoren onze nationale veiligheid bedreigen.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de ministeries. De taakstelling start in 2025 en loopt voor het voormalige ministerie van EZK op tot 91 miljoen euro in 2029. Een deel van de apparaatstaakstelling wordt ingevuld op basis van een efficiencykorting van 0,5% per jaar, oplopend tot 2,5% in 2029. Daarbij worden ook de uitvoeringsorganisaties van EZ en KGG meegenomen. In totaal wordt langs deze weg 24,6 miljoen euro bezuinigd op de bijdragen van EZ en KGG aan uitvoeringsorganisaties. Deze kortingen zijn verwerkt in de ontwerpbegrotingen van EZ- en KGG. Het resterende bedrag dat oploopt naar 66,3 miljoen euro in 2029, is in mindering gebracht op het centrale apparaatsartikel van EZ (artikel 40), in afwachting van een nadere verdeling van deze taakstelling over EZ en KGG.

29. Overheveling specifieke uitkeringen naar Gemeente- en Provinciefonds

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. De omvangrijkste specifieke uitkering betreft de uitvoeringskosten klimaat van medeoverheden. Hier wordt 80 miljoen euro in 2029 op bezuinigd.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld.

39. Prijsrisicobuffer 10% subsidies duurzame energie (SDE)

In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er jaarlijks vanaf 2026 1 miljard euro bezuinigd zal worden op de SDE-regelingen. Met deze mutatie wordt deze ombuiging ingevuld en verdeeld over de SDE, de SDE+ en de SDE++.

40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om Rijksbreed 1 miljard euro structureel te bezuinigen op subsidies. Het totaal van de taakstelling voor het voormalige EZK loopt op tot 174 miljoen euro in 2029, waarvan 45 miljoen euro voor EZ en 129 miljoen euro voor KGG. Dit betekent dat er op een groot aantal instrumenten (die niet volledig juridisch verplicht zijn) wordt bezuinigd. Bij Voorjaarsnota 2025 vindt mogelijk een heroverweging plaats van de invulling op basis van dan actuele inzichten en prioriteiten.

69. Fonds Onderzoek Wetenschap

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het Fonds Onderzoek en Wetenschap wordt verlaagd met 1,1 miljard euro. Het voormalige EZK heeft in 2022 middelen uit dit fonds gekregen voor (cofinanciering van) Europese Partnerschappen en de Faciliteiten Toegepast Onderzoek (FTO). De taakstelling wordt daarom naar rato verdeeld over EZ en OCW. Dit resulteert in een bezuiniging van 25,2 miljoen euro per jaar op de betreffende posten op de EZ-begroting. 

Kasschuiven

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)

De ISDE uitgaven en verplichtingen worden in een realistischer ritme geschoven, zodat over de tijd het budget beter aansluit bij de verwachte vraag naar de subsidie. Omdat de schuif in 2024 begint, is deze zichtbaar op de EZ-begroting (in 2024 is immers nog sprake van één begroting van EZK).

Herijking Toekomstfonds

Door eerdere vertragingen in de uitvoering van de instrumenten van het Toekomstfonds, stonden de kas-, verplichtingen- en ontvangstenramingen niet meer in een realistisch ritme. Met deze kasschuif wordt beter aangesloten bij de verwachte vraag naar leningen en bij de uitvoering daarvan.

Nationaal Groeifonds

Voor verschillende projecten van het Nationaal Groeifonds wordt het verwachte ritme van uitbetaling aangepast door wijzigingen in de planning. Voor de NGF-begroting betreft dit projecten met een voorwaardelijke toekenning of reservering. Voor de EZ-begroting gaat het om projecten met een definitieve toekenning, zoals de projecten Groenvermogen en Circulaire zonnepanelen.

Kasschuiven waterstof en invulling HLA-ombuiging waterstof

Er zijn diverse kasschuiven verwerkt op het budget voor klimaatbeleid m.b.t. waterstof. Per saldo wordt er budget geschoven naar latere jaren. Dit is op basis van de meest recente ramingen m.b.t. de uitbetalingen van reeds aangegane verplichtingen en op basis van de planning van toekomstige openstellingen. Daarnaast is de HLA-ombuiging waterstof en batterijen verder ingevuld en verwerkt op de begrotingen van Klimaat en Groene Groei, Infrastructuur en Waterstaat en het Klimaatfonds. De totale HLA-besparing is 1,2 miljard euro.

Overige kasschuiven

Hieronder vallen overige kasschuiven zoals op de Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI), Wind op Zee (WoZ) en de Warmtenetten investeringssubsidie (WIS).

Overboekingen met andere begrotingen

Deze post bestaat uit diverse overboekingen tussen de begroting van Economische Zaken en andere begrotingen. Dit gaat onder andere om een overboeking naar het BTW-compensatiefonds voor de Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE) en om een overboeking naar de begroting van Infrastructuur en Waterstaat voor de nationale agenda laadinfrastructuur.

Technisch

Onttrekking uit de SDE reserve

Ten behoeve van een tekort op de SDE-regelingen in 2024 heeft een onttrekking uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie plaatsgevonden. Op basis van een nieuwe raming van RVO zijn de definitieve correctiebedragen van 2023 lager uitgevallen, waardoor de verwachte kasuitgaven in 2024 hoger uitvallen.

Desalderingen

Dit is de som van diverse desalderingen (gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten). Een voorbeeld is een opwaartse bijstelling van ontvangsten van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) die worden toegevoegd aan de apparaatsuitgaven.

Herverkaveling naar KGG

Naar aanleiding van de oprichting van het nieuwe ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) worden de bijbehorende middelen vanaf 2025 naar deze begroting overgeheveld.

Mutaties met Nationaal Groeifonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Nationaal Groeifonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Nationaal Groeifonds. Het gebruik van dit zogeheten voedingsartikel wordt overigens afgeschaft (zie mutatie hieronder).

Afboeken voedingsartikel Nationaal Groeifonds

Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het Nationaal Groeifonds voortaan niet meer plaats via de EZK-begroting (het voedingsartikel), maar worden ze rechtstreeks verwerkt op de begroting van het Nationaal Groeifonds.

Herverkaveling naar BZK

De middelen voor de schade en versterkingsoperatie Groningen worden vanaf 2025 overgeheveld naar de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Projecten Nationaal Groeifonds

Hieronder vallen de overhevelingen vanuit het Nationaal Groeifonds naar de begroting van Economische Zaken. Verschillende projecten hebben een toekenning gekregen uit het Nationaal Groeifonds. De middelen die definitief zijn toegekend voor projecten, en worden uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken, worden overgeheveld naar die begroting. Dit betreft de projecten AiNed, Nationaal Onderwijslab en Quantum Delta.

Overig technisch

Op de begroting hebben technische mutaties plaatsgevonden. Dit betreft bijvoorbeeld budgetneutrale wijzigingen van de uitgavenplafonds op basis van de nieuwe begrotingsregels.

Niet-plafondrelevant

Niet-plafondrelevant

De budgetten voor de energiehulp Oekraïne vallen niet meer onder het reguliere uitgavenplafond, maar zijn niet-plafond relevant. 

Ontvangsten

Meevallers

Corona- en energiepakket

Vorige kabinetten hebben besloten tot steunmaatregelen naar aanleiding van de coronapandemie en de hogere energieprijzen. Deze regelingen zijn inmiddels gesloten en leiden voornamelijk nog tot bijstellingen door afhandeling van beroep en bezwaar, terugontvangsten en bijbehorende uitvoeringskosten. Dit betreft onder andere een bijstelling van terugontvangsten van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Generaal dossier

Bijstelling Dividenduitkering EBN

De dividenduitkering EBN (excl. Norg) wordt voor 2024 naar boven bijgesteld. Deze bijstelling is het effect van de verwachte winst van GasTerra, die voor 40% bij EBN landt.

Bijstelling Mijnbouwwet

De ontvangsten Mijnbouwwet in 2024 (excl. Norg) worden ook naar boven bijgesteld. De bijstelling is ook het effect van de verwachte winst van Gasterra die voor 60% bij NAM landt.

Kasschuiven

Lening InvestNL

In 2023 is via Invest-NL een lening verschaft aan SIF BV. Deze lening is eerder afgelost dan geraamd.

Herijking Toekomstfonds

Door eerdere vertragingen in de uitvoering van de instrumenten van het Toekomstfonds, stonden de kas-, verplichtingen- en ontvangstenramingen niet meer in een realistisch ritme. Met deze herijking wordt beter aangesloten bij de verwachte terugbetaling van leningen en bij de uitvoering daarvan.

Technisch

Onttrekking uit de SDE-reserve

Ten behoeve van een tekort op de SDE-regelingen in 2024 heeft een onttrekking uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie plaatsgevonden. Op basis van een nieuwe raming van RVO zijn de definitieve correctiebedragen van 2023 lager uitgevallen, waardoor de verwachte kasuitgaven in 2024 hoger uitvallen.

Desalderingen

Dit is de som van diverse desalderingen (gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten). Een voorbeeld is een opwaartse bijstelling van ontvangsten van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) die worden toegevoegd aan de apparaatsuitgaven.

Herverkaveling naar BZK

De middelen voor de schadeafhandeling en versterkingsoperatie Groningen worden vanaf 2025 overgeheveld naar de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Herverkaveling naar KGG

Naar aanleiding van de oprichting van het nieuwe ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) worden de bijbehorende middelen vanaf 2025 naar deze begroting overgeheveld.

Niet-plafondrelevant

Frequentieveiling ontvangsten

Dit betreft ontvangsten van de veiling van de Nederlandse 5G-netwerken (de 3,5 GHz-band).

Ramingsbijstelling ETS

De raming voor de ETS-ontvangsten (European Union Emissions Trading System) is geactualiseerd. De prijzen liggen hoger dan de raming bij Voorjaarsnota 2024. Elk jaar in juni wordt het aantal te veilen rechten vastgesteld. Door lage emissies in 2023 is het aantal te veilen rechten de komende jaren verlaagd. Per saldo levert dit over de meerjarenperiode hogere ontvangsten op. Deze raming is inclusief ETS2 en de opt-in sectoren, maar exclusief de glastuinbouw.

Corona overbruggingsregeling

Voor de Corona overbruggingsregeling (COL) zijn de bijdrage aan de Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM) en de ontvangsten van de leningen apart inzichtelijk gemaakt op de begroting van EZ. Hierdoor wordt inzichtelijk dat er tot 2026 ontvangsten op de COL worden verwacht. Er is sprake van een tegenvaller van 58 miljoen euro op de verwachte terugontvangsten verwerkt, ten gevolge van faillissementen van bedrijven die een COL ontvangen hadden.

Klimaat en Groene Groei

Stand Voorjaarsnota
Intensiveringen 37 25
Noodfondsbedrijven 25
Waterstofproject Hystock 37
Ombuigingen ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 4
26. Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 4
35. Verlaging Non-ODA middelen (HLA) 0 0 0 0 0
Kasschuiven ‒ 103 ‒ 46 ‒ 35 5 ‒ 1
Kasschuiven waterstof en invulling HLA-ombuiging waterstof ‒ 107 ‒ 61 ‒ 21 ‒ 3 ‒ 3
Overige kasschuiven 4 15 ‒ 14 8 2
Overboekingen met andere begrotingen 34 48 20 9 4
Klimaatfondsoverhevelingen 14 31 40 9 4
Nationaal Groeifonds 21 18 5
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 1 ‒ 25
Technisch 4.580 5.512 5.581 5.636 5.327
Herverkaveling naar KGG 4.580 5.512 5.581 5.636 5.327
Stand Miljoenennota 4.509 5.550 5.589 5.646 5.326
Stand Voorjaarsnota
Generaal dossier 558 166 184 90 105
Bijstelling dividend EBN 448 86 154 90 105
Bijstelling Mijnbouwwet 110 80 30
Technisch 1.893 2.092 5.197 4.037 3.382
Herverkaveling naar KGG 1.893 2.092 5.197 4.037 3.398
Overig technisch ‒ 16
Niet-plafondrelevant ‒ 33 161 739 774 400
Opbrengsten CO2-heffing 17 61 139 224
Ramingsbijstelling ETS ‒ 50 100 600 550 400
Stand Miljoenennota 2.418 2.419 6.120 4.901 3.887

Uitgaven

Intensiveringen

Noodfondsbedrijven

De middelen die bestemd waren voor het Noodfonds Bedrijven zijn toegevoegd aan de Klimaatfondsbegroting onder het perceel Verduurzaming Industrie ten behoeve van de Maatwerkafspraken. Dit is eerst overgeheveld van de Aanvullende Post naar de begroting van Klimaat en Groene Groeie en daarna overgeheveld naar het Klimaatfonds.

Waterstofproject Hystock

Dit is een overheveling voor het waterstofproject Hystock. Dit is voor financiële ondersteuning aan Gasunie om vier zoutcavernes te realiseren voor waterstofopslag. Zo wordt voldoende opslagcapaciteit voor waterstof gerealiseerd wat bijdraagt aan het behalen van de elektrolysedoelstelling van 4 GW.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de ministeries. De taakstelling start in 2025 en loopt voor het voormalige ministerie van EZK op tot 91 miljoen euro in 2029. Een deel van de apparaatstaakstelling wordt ingevuld op basis van een efficiencykorting van 0,5% per jaar, oplopend tot 2,5% in 2029. Daarbij worden ook de uitvoeringsorganisaties van EZ en KGG meegenomen. In totaal wordt langs deze weg 24,6 miljoen euro bezuinigd op de bijdragen van EZ en KGG aan uitvoeringsorganisaties. Deze kortingen zijn verwerkt in de ontwerpbegrotingen van EZ en KGG. Het resterende bedrag dat oploopt naar 66,3 miljoen euro in 2029, is in mindering gebracht op het centrale apparaatsartikel van EZ (artikel 40), in afwachting van een nadere verdeling van deze taakstelling over EZ en KGG.

35. Verlaging Non-ODA middelen (HLA)

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Dit betreft het aandeel op de KGG-begroting.

Kasschuiven

Kasschuiven waterstof en invulling HLA-ombuiging waterstof

Er zijn diverse kasschuiven verwerkt op het budget voor klimaatbeleid m.b.t. waterstof. Per saldo wordt er budget geschoven naar latere jaren. Dit is op basis van de meest recente ramingen m.b.t. de uitbetalingen van reeds aangegane verplichtingen en op basis van de planning van toekomstige openstellingen. Daarnaast is de HLA-ombuiging waterstof en batterijen verder ingevuld en verwerkt op de begrotingen van Klimaat en Groene Groei, Infrastructuur en Waterstaat en het Klimaatfonds. De totale HLA-besparing is 1,2 miljard euro.

Overige kasschuiven

Dit betreft een kasschuif voor geothermie om de kasbudgetten voor de subsidieregeling in het juiste ritme te hebben staan. Daarnaast worden er kenenergiemiddelen naar eerdere jaren geschoven voor de toename in fte’s voor het onderzoeken van twee extra kerncentrales.

Overboekingen met andere begrotingen

Klimaatfondsoverhevelingen

Er is besloten een tweetal extra overhevelingen uit het Klimaatfonds naar de begroting van Klimaat en Groene Groei te verwerken. Het gaat om extra middelen voor kernenergie zodat per 2025 kan worden gestart met de opgave uit het Hoofdlijnenakkoord. Daarnaast is tot en met 2029 84 miljoen euro overgeheveld voor een intensivering in de Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+).

Nationaal Groeifonds

Verschillende projecten hebben een toekenning gekregen uit het Nationaal Groeifonds. De middelen die definitief zijn toegekend voor het project, en worden uitgevoerd door het ministerie van Klimaat en Groene Groei, worden overgeheveld naar die begroting. Dit betreft het project Circulair Plastics.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Naar de IenW-begroting wordt 1 miljoen euro overgeheveld voor fte’s voor de uitvoering van de intensivering uit het Hoofdlijnenakkoord van 2 naar 4 kerncentrales. Vanaf de begroting van de Klimaat en Groene Groei begroting worden de middelen voor noodfonsbedrijven opgeboekt naar de Klimaatfondsbegroting.

Technisch

Herverkaveling naar KGG

Naar aanleiding van de oprichting van het nieuwe ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) worden de bijbehorende middelen vanaf 2025 van de begroting van Economische Zaken naar deze begroting overgeheveld.

Ontvangsten

Generaal dossier

Bijstelling Dividenduitkering EBN

De dividenduitkering EBN (excl. Norg) wordt voor 2024 naar boven bijgesteld. Deze bijstelling is het effect van de verwachte winst van GasTerra, die voor 40% bij EBN landt.

Bijstelling Mijnbouwwet

De ontvangsten Mijnbouwwet in 2024 (excl. Norg) worden ook naar boven bijgesteld. De bijstelling is ook het effect van de verwachte winst van Gasterra die voor 60% bij NAM landt.

Technisch

Herverkaveling naar KGG

Naar aanleiding van de oprichting van het nieuwe ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) worden de bijbehorende middelen vanaf 2025 van de begroting van Economische Zaken naar deze begroting overgeheveld.

Overig technisch

In 2023 is via Invest-NL een lening verschaft aan SIF BV. Deze lening is eerder afgelost dan geraamd. Het afgeloste bedrag is in 2024 binnengekomen op de EZ-begroting. Er worden geen terugontvangsten meer verwacht op de KGG-begroting. Daarom worden de ontvangsten in latere jaren naar beneden bijgesteld.

Niet-plafondrelevant

Opbrengsten CO2-heffing

In het coalitieakkoord van Rutte IV is afgesproken dat een eventuele opbrengst van de CO2-heffing via het Klimaatfonds ten goede komt aan verduurzaming van bedrijven. Omdat er tot nu toe geen opbrengst was verondersteld is dit niet eerder budgettair verwerkt. Er worden nu wel opbrengst uit de CO2-heffing verwacht. Deze (ex ante) verwachte opbrengst wordt eenmalig toegevoegd aan het Klimaatfonds. De uitgavenruimte in het Klimaatfonds wordt hierna niet aangepast naar aanleiding van de daadwerkelijk gerealiseerde opbrengst uit de CO2-heffing. Indien gedurende de kabinetsperiode een beleidsmatige wijziging van de CO2-heffing leidt tot een lastenrelevante derving of opbrengst, dan wordt de uitgavenreeks hierop aangepast.

Ramingsbijstelling ETS

De raming voor de ETS-ontvangsten (European Union Emissions Trading System) is geactualiseerd. De prijzen liggen hoger dan de raming bij Voorjaarsnota 2024. Elk jaar in juni wordt het aantal te veilen rechten vastgesteld. Door lage emissies in 2023 is het aantal te veilen rechten de komende jaren verlaagd. Per saldo levert dit over de meerjarenperiode hogere ontvangsten op. Deze raming is inclusief ETS2 en de opt-in sectoren, maar exclusief de glastuinbouw.

Nationaal Groeifonds

Stand Voorjaarsnota 508 807 1.323 1.922 1.984 3.301
Ombuigingen ‒ 130 ‒ 140 ‒ 710 ‒ 1.190 ‒ 970 ‒ 2.375
Middelen uit NGF voor Caribische delen van het Koninkrijk ‒ 130 40 20 10 10
68. Nationaal Groeifonds uitfaseren ‒ 180 ‒ 730 ‒ 1.200 ‒ 980 ‒ 2.375
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 179 ‒ 157 ‒ 108 ‒ 85 ‒ 15
AINED ‒ 13 ‒ 13 ‒ 2
Circulair Plastics ‒ 21 ‒ 18 ‒ 5
Maritiem Masterplan ‒ 32 ‒ 39 ‒ 28 ‒ 11
Middelen uit NGF voor Caribische delen van het Koninkrijk ‒ 40 ‒ 20 ‒ 10 ‒ 10
Nationaal Onderwijslab ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 2
Quantum Delta ‒ 102 ‒ 72 ‒ 50 ‒ 46 ‒ 2
Technisch ‒ 289 ‒ 94 278 ‒ 6 ‒ 15 39
Omboeken plafonds 0 0 0 0 0 0
Kasschuif Nationaal Groeifonds ‒ 289 ‒ 74 299 14 50
Desalderingen ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 15 ‒ 11
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 89 393 734 617 913 950
Stand Voorjaarsnota 508 807 1.323 1.922 1.984 3.301
Technisch ‒ 508 ‒ 807 ‒ 1.323 ‒ 1.922 ‒ 1.984 ‒ 3.301
Overboekingen met andere begrotingen 0 ‒ 139 ‒ 137 ‒ 98 ‒ 75 ‒ 15
Afboeken voedingsartikel ‒ 219 ‒ 393 ‒ 734 ‒ 617 ‒ 913 ‒ 950
Kasschuif Nationaal Groeifonds ‒ 289 ‒ 74 299 14 50
Desalderingen ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 15 ‒ 11
68. Nationaal Groeifonds uitfaseren ‒ 180 ‒ 730 ‒ 1.200 ‒ 980 ‒ 2.375
Stand Miljoenennota 0 0 0 0 0 0

Uitgaven

Ombuigingen

Middelen uit NGF voor Caribische delen van het Koninkrijk

Van de 130 miljoen euro voor ACS/BES wordt 50 miljoen euro afgeboekt. De overige middelen worden doorgeschoven naar latere jaren en overgeheveld naar de begroting van Koninkrijksrelaties (KR).

68. Nationaal Groeifonds uitfaseren

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om het Nationaal Groeifonds uit te faseren. De onverdeelde middelen die waren bestemd voor de nog open te stellen ronde 4 en 5 (6,8 miljard euro) worden afgeroomd. De afspraken met betrekking op de projecten uit de rondes 1 t/m 3 worden nagekomen.

Overboekingen met andere begrotingen

AiNed

Dit project uit de eerste ronde had een voorwaardelijke toekenning van 44 miljoen euro. Deze wordt gedeeltelijk omgezet in een toekenning van 29 miljoen euro. Dit project wordt uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken. De overige middelen vloeien terug naar de onverdeelde middelen van het Nationaal Groeifonds. In totaal is nu 189 miljoen euro toegekend aan dit project.

Circulair Plastics

Dit project uit de tweede ronde had een voorwaardelijke toekenning van 96 miljoen euro. Hiervan wordt 43 miljoen euro omgezet in een toekenning en overgeheveld naar de begroting van Klimaat en Groene Groei. Het restant blijft voorwaardelijk toegekend. In totaal is nu 167 miljoen euro toegekend aan dit project. De voorwaardelijk toegekende middelen bedragen nu 53 miljoen euro

Maritiem Masterplan

Dit project uit de derde ronde had een voorwaardelijke toekenning van 110 miljoen euro. Deze wordt geheel omgezet in een toekenning. Alle middelen zijn nu toegekend. Dit bedraagt 210 miljoen euro. De middelen worden overgeheveld naar de begroting van Infrastructuur en Waterstaat.

Middelen uit NGF voor Caribische delen van het Koninkrijk

Vanuit het Nationaal Groeifonds is er 80 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van Koninkrijksrelaties ten behoeve van drie projecten in de Caribische delen van het Koninkrijk. De projecten zijn de verplaatsing van de haven van Saba, het verbeteren van het wegennetwerk van Bonaire, en het vergroten van de voedselzekerheid op Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Nationaal Onderwijslab

Voor dit project uit de eerste ronde was 63 miljoen euro gereserveerd. Deze reservering is omgezet in een toekenning van 12 miljoen euro en een voorwaardelijke toekenning van 51 miljoen euro. In totaal is nu 92 miljoen euro aan dit project toegekend. Dit project wordt uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken. De voorwaardelijk toegekende middelen bedragen nu 51 miljoen euro.

Quantum Delta

Voor dit project uit de eerste ronde was 273 miljoen euro gereserveerd. Deze reservering is geheel omgezet in een toekenning. Alle middelen zijn nu toegekend. Dit bedraagt 615 miljoen euro. Dit project wordt uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken.

Technisch

Kasschuif Nationaal Groeifonds

De middelen voor voorwaardelijke toekenningen die in 2024 niet zijn omgezet in een toekenning worden doorgeschoven naar 2025 en/of verder.

Desalderingen

De projecten met een toekenning uit de subisdieroute worden overgeheveld naar de EZ-begroting en vanuit daar verder uitgefinancierd.

Ontvangsten

Technisch

Overboekingen met andere begrotingen

Verschillende projecten hebben een toekenning gekregen uit het Nationaal Groeifonds. De middelen die definitief zijn toegekend worden overgeheveld naar de betreffende begroting. Dit betreft de projecten AiNed, Circulair Plastics, Maritiem Masterplan, Nationaal Onderwijslab en Quantum Delta.

Afboeken voedingsartikel

Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het Nationaal Groeifonds voortaan niet meer plaats via de EZK-begroting (het voedingsartikel), maar worden ze rechtstreeks verwerkt op de begroting van het Nationaal Groeifonds.

Kasschuif Nationaal Groeifonds

De middelen voor voorwaardelijke toekenningen die in 2024 niet zijn omgezet in een toekenning worden doorgeschoven naar 2025 en/of verder.

Desalderingen

De projecten met een toekenning uit de subisdieroute worden overgeheveld naar de EZ-begroting en vanuit daar verder uitgefinancierd.

68. Nationaal Groeifonds uitfaseren

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om het Nationaal Groeifonds uit te faseren. De onverdeelde middelen die waren bestemd voor de nog open te stellen ronde 4 en 5 (6,8 miljard euro) worden afgeroomd. De afspraken met betrekking op de projecten uit de rondes 1 t/m 3 worden nagekomen.

Klimaatfonds

Stand Voorjaarsnota
Intensiveringen 523 3.688 2.915 2.756 3.017
Overboeking Aanvullende Post naar Klimaatfondsbegroting 523 3.688 2.665 2.406 2.517
69. Kerncentrales 250 350 500
Kasschuiven 256 ‒ 929 ‒ 581 ‒ 6 ‒ 481
Kasschuif perceel kernenergie ‒ 767 ‒ 767 ‒ 390 ‒ 393
Kasschuiven waterstof en invulling HLA-ombuiging waterstof 256 ‒ 162 186 384 ‒ 88
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 38 ‒ 38 ‒ 33 ‒ 38 ‒ 48
Terugboeking uitvoeringskosten emmisielabels 1 1 1 1
Toevoeging middelen Noodfonds 25
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 39 ‒ 39 ‒ 59 ‒ 39 ‒ 48
Niet-plafondrelevant 17 61 139 224
Uitgavenreeks CO2-heffing 17 61 139 224
Stand Miljoenennota 758 2.783 2.440 2.936 2.488

Uitgaven

Intensiveringen

Overboeking Aanvullende Post naar Klimaatfondsbegroting

De middelen van het Klimaatfonds stonden op de Aanvullende Post in afwachting van parlementaire goedkeuring van de instellingswet van het Klimaatfonds. De instellingswet is aangenomen door de Eerste Kamer in april 2024. Daarom worden de middelen nu overgeheveld naar de Klimaatfondsbegroting.

69. Kerncentrales

Dit betreft de intensivering uit het Hoofdlijnenakkoord voor de bouw van 2 naar 4 kerncentrales. Dit is toegevoegd aan het perceel kernenergie bij het Klimaatfonds.

Kasschuiven

Kasschuif perceel kernenergie

Op het perceel kernenergie is een kasschuif verwerkt om de beschikbare middelen meer in lijn te brengen met de verwachte uitgaven voor de bouw van de eerste twee extra kerncentrales in Nederland. Hierdoor vindt een grote schuif naar achteren plaats. De middelen worden grotendeels in een gelijkmatig ritme gezet tussen 2028 en 2035.

Kasschuiven waterstof en invulling HLA-ombuiging waterstof

Er zijn diverse kasschuiven verwerkt op het budget voor klimaatbeleid m.b.t. waterstof. Per saldo wordt er budget geschoven naar latere jaren. Dit is op basis van de meest recente ramingen m.b.t. de uitbetalingen van reeds aangegane verplichtingen en op basis van de planning van toekomstige openstellingen. Daarnaast is de HLA-ombuiging waterstof en batterijen verder ingevuld en verwerkt op de begrotingen van Klimaat en Groene Groei, Infrastructuur en Waterstaat en het Klimaatfonds. De totale HLA-besparing is 1,2 miljard euro.

Overboekingen met andere begrotingen

Terugboeking uitvoeringskosten emmisielabels

Uit het Klimaatfonds zijn met het Meerjarenprogramma (MJP) 2024 middelen naar de begroting van IenW overgeheveld voor de handhavings- en uitvoeringskosten van emissielabels. IenW gaat dit project niet meer uitvoeren. Daarom worden de middelen teruggeboekt naar het Klimaatfonds.

Toevoeging middelen Noodfonds

De middelen die bestemd waren voor het Noodfonds Bedrijven zijn toegevoegd aan de Klimaatfondsbegroting ten behoeve van de Maatwerkafspraken onder het perceel Verduurzaming Industrie. Dit is eerst overgeheveld naar de begroting van Klimaat en Groene Groei en daarna overgeheveld naar het Klimaatfonds.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er is besloten een aantal extra overhevelingen uit het Klimaatfonds naar de begrotingen van KGG en IenW te verwerken. Het gaat om extra middelen voor kernenergie, zodat per 2025 kan worden gestart met de opgave uit het Hoofdlijnenakkoord, middelen voor een intensivering in de Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), en middelen voor de verduurzaming van de binnenvaart.  

Niet-plafondrelevant

Uitgavenreeks CO2-heffing

In het coalitieakkoord van Rutte IV is afgesproken dat een eventuele opbrengst van de CO2-heffing via het Klimaatfonds ten goede komt aan verduurzaming van bedrijven. Omdat er tot nu toe geen opbrengst was verondersteld is dit niet eerder budgettair verwerkt. Er worden nu wel opbrengst uit de CO2-heffing verwacht. Deze (ex ante) verwachte opbrengst wordt eenmalig toegevoegd aan het Klimaatfonds. De uitgavenruimte in het Klimaatfonds wordt hierna niet aangepast naar aanleiding van de daadwerkelijk gerealiseerde opbrengst uit de CO2-heffing. Indien gedurende de kabinetsperiode een beleidsmatige wijziging van de CO2-heffing leidt tot een lastenrelevante derving of opbrengst, dan wordt de uitgavenreeks hierop aangepast.

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (inclusief Diergezondheidsfonds)

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Stand Voorjaarsnota 4.458 4.955 3.195 2.200 1.941 1.754
Meevallers ‒ 78 ‒ 60 ‒ 36
Terugboeking onderuitputting koploperprojecten ‒ 78 ‒ 60 ‒ 36
Intensiveringen 87 138 69 2 11
Gebiedsgerichte maatregelen voor provincies 45
Natuurherstelverordening 29 2 11
Graslandsubsidie mestpakket 9 0 69
Nationale Grondbank 72
Startpakket Regeerprogramma 40
Overige intensiveringen 3 26
Ombuigingen 0 ‒ 62 ‒ 131 ‒ 119 ‒ 127 ‒ 146
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 11 ‒ 19 ‒ 27 ‒ 36 ‒ 40
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 57 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 3 ‒ 4 ‒ 6 ‒ 9 ‒ 9
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed ‒ 48 ‒ 51 ‒ 63 ‒ 59 ‒ 74
Overige ombuigingen 0 0 0
Kasschuiven ‒ 39 ‒ 234 ‒ 69 279 49 14
WEcR 1 en 2 231 ‒ 231
SPUK Programma Natuur 170 ‒ 160 ‒ 110 100
Graslandsubsidie mestpakket 26 43 ‒ 69
Natuurherstelverordening ‒ 30 18 19 6 ‒ 2 ‒ 11
Subsidiemodules Brongerichte verduurzaming en managementafspraken ‒ 32 16 16
Gebiedsgerichte maatregelen voor provincies ‒ 45 45
PAS-melders ‒ 50 50
Nationale Grondbank ‒ 100 ‒ 7 87 20
Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging ‒ 110 110
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties ‒ 50 ‒ 50 100
Overige kasschuiven ‒ 98 ‒ 53 54 36 35 25
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 55 ‒ 6 ‒ 33 ‒ 36 ‒ 37 ‒ 26
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 55 ‒ 6 ‒ 33 ‒ 36 ‒ 37 ‒ 26
Plafondcorrecties 0 0 0 0 0
Plafondcorrecties 0 0 0 0 0
Technisch 12 1 0 0 0 0
Technisch 12 1 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 4.385 4.731 2.995 2.324 1.828 1.607
Stand Voorjaarsnota 146 74 92 98 112 65
Ombuigingen 0 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid 0 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Plafondcorrecties 0 37 35
Plafondcorrecties 0 37 35
Technisch 12 1 0
Technisch 12 1 0
Stand Miljoenennota 158 74 92 134 146 64

Uitgaven

Meevallers

Terugboeking onderuitputting koploperprojecten

Er is door het vorige kabinet 1,714 miljard euro gereserveerd op de LVVN-begroting, vooruitlopend op het toetsingsproces, voor het financieren van maatregelen die door provincies genomen kunnen worden in de periode 2024-2026 uit hun Provinciale Programma’s Landelijk Gebied, de zogenaamde koploperprojecten. 173 miljoen euro aan maatregelen is niet door de toetsing gekomen. Deze worden teruggeboekt naar de Aanvullende Post.

Intensiveringen

Gebiedsgerichte maatregelen voor provincies

Met deze mutatie wordt 45 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LVVN begroting voor extra gebiedsgerichte maatregelen voor provincies, in aanvulling op de eerdere toedeling van Transitiefondsmiddelen. De middelen worden pas beschikt nadat een toetsproces is doorlopen en er besluitvorming heeft plaatsgevonden over de concrete maatregelen in de onderraden en MR.

Natuurherstelverordening

Met deze mutatie wordt 42 miljoen euro overgeheveld vanaf de Aanvullende Post om een nationaal Natuurherstelplan op te stellen. In totaal is er 43,8 miljoen euro beschikbaar, het verschil is afkomstig van artikel 51 op de LVVN begroting. Dit is een Europese verplichting voortvloeiend uit de recent aangenomen Natuurherstelverordening.

Graslandsubsidie mestpakket

Doordat de derogatie voor het uitrijden van mest voor Nederland wordt afgeschaft, nemen de kosten voor het afvoeren van mest toe. Om landbouwondernemers tegemoet te komen voor deze kosten, is in het kader van het Plan van Aanpak mestmarkt de subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie verhoogd. Hiervoor is 78 miljoen euro aan de LVVN-begroting toegevoegd. Deze overboeking is reeds verwerkt via Nota van Wijziging op de eerste suppletoire begroting.

Nationale Grondbank

Dit betreft een overheverling van 72 miljoen euro van de Aanvullende Post naar de begroting van LVVN voor het aankopen van grond door de Nationale Grondbank (NGB). De aankopen door de NGB starten in 2025 en worden afgerond in 2026 en 2027.

Startpakket Regeerprogramma

In totaal wordt 40 miljoen van de in totaal beschikbaar gestelde 5,04 miljard voor de agrarische sector overgeheveld naar de begroting van LVVN. Hiermee wordt een start gemaakt met het invulling geven aan de ambities uit het Hoofdlijnenakkoord. Met deze middelen worden onder andere maatregelen genomen voor de verlichting van de mestmarkt (15 miljoen euro), waaronder het stimuleren van mestverwerking en export. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld voor natuurmonitoring (8 miljoen euro), het opstarten van ontwikkeling en uitrol doelsturing (8 miljoen euro), het stimuleren van innovatie in de visserijsector (4,5 miljoen euro), het starten van een investeringsprogramma robots naar de boerenpraktijk en een nationaal programma experimenteerlocaties voor innovatie (3,5 miljoen euro.) en het uitvoeren van pilots naar een dierwaardige veehouderij (1 miljoen euro).

Overige Intensiveringen

De overige intensiveringen betreffen het opvangen van de SPUK-taakstelling, die onder «ombuigingen» verder wordt toegelicht.

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Voor LVVN betekent dit dat er in 2025 11 miljoen euro wordt omgebogen op het apparaatsbudget, oplopend tot 40 miljoen euro in 2029.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat vanaf 2026 de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. Voor LVVN betekent dit dat in 2026 57 miljoen euro wordt omgebogen op de specifieke uitkeringen, en vanaf 2027 structureel 22 miljoen euro.

35. Verlaging non-ODA middelen

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het budget voor non-ODA wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Voor LVVN betekent dit in 2025 een ombuiging van 3 miljoen euro, oplopend tot 9 miljoen euro in 2029.

40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat rijksbreed wordt bezuinigd op subsidies. Voor LVVN betekent dit dat in 2025 48 miljoen euro wordt omgebogen op het subsidiebudget, oplopend tot 74 miljoen euro in 2029.

Kasschuiven

WEcR 1 en 2

Specifieke uitkeringen voor de goedgekeurde provinciale maatregelenpakketen uit WEcR 1 en WEcR 2 worden voor een deel al in 2024 beschikt in plaats van in 2025. Het benodigde budget wordt daarom naar 2024 geschoven.

SPUK Programma Natuur

De Regeling SPUK Programma Natuur is in juni 2024 gepubliceerd. Er worden meer middelen in 2024 en 2027 aan de provincies beschikt, wat ten koste gaat van de betalingen in 2025 en 2026.

Graslandsubsidie mestpakket

Om het budget voor de verhoging van de subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie in het juiste kasritme te zetten is 69 miljoen euro uit 2026 naar 2024 (26 miljoen euro) en 2025 (43 miljoen euro) geschoven. Deze kasschuif is reeds verwerkt via Nota van Wijziging op de eerste suppletoire begroting.

Natuurherstelverordening

Met deze kasschuif worden de middelen voor het opstellen van het Natuurherstelplan in het verwachte kasritme gezet.

Subsidiemodules Brongerichte verduurzaming en managementafspraken

Er wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een openstelling van de Subsidiemodules Brongerichte verduurzaming en managementafspraken (Sbv) investeringsmodule binnen de aanpak piekbelasting. Bij openstelling in het najaar van 2024, vindt beschikking en bevoorschotting na 31 december 2024 plaats. De middelen voor 2024 worden daarom doorgeschoven naar latere jaren voor een volgende openstelling.

Gebiedsgerichte maatregelen voor provincies

De middelen die worden gereserveerd voor gebiedsgerichte maatregelen voor provincies worden, nadat het toetsproces is doorlopen en besluitvorming in de RFL en MR heeft plaatsgevonden, in 2025 uitgekeerd. Met deze kasschuif worden de middelen in het juiste kasritme gezet.

PAS-melders

Voor de SPUK PAS-Melders ligt er een opgave in zowel 2024 als 2025. In 2025 zal de vrijstelling van handhaving gaan vervallen en zullen de meeste PAS-melders een oplossing moeten hebben. Aangezien de verwachting is dat de provincies in 2024 niet voor 150 miljoen euro aan legalisatieplannen kunnen aanleveren, wordt met deze kasschuif 50 miljoen naar 2025 geschoven.

Nationale Grondbank

Door vertragingen in de uitvoering worden aankopen van de Nationale Grondbank die geraamd waren in 2024 pas in 2025 en 2026 afgerond. Bijbehorend aankoopbudget wordt herverdeeld op basis van deze nieuwe raming.

Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging

De kasschuif ziet toe op de gebiedsgerichte opkoop van veehouderijen door provincies, als onderdeel van de Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging (MGB). Het notificatietraject in Brussel levert veel vertraging op waardoor de middelen niet meer in 2024 tot besteding kunnen komen.

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties

Er wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een openstelling van de Subsidiemodules Brongerichte verduurzaming en managementafspraken (Sbv) investeringsmodule binnen de aanpak piekbelasting. Deze middelen zullen echter niet in 2024 tot besteding komen en worden daarom geschoven.

Overige kasschuiven

Dit betreft een verzamelmutatie van enkele kasschuiven. Met deze schuiven wordt het kasritme aangepast voor onder andere middelenvoor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, ammoniakemissie en landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting. Ook vinden er kasschuiven plaats voor de warmtenetten glastuinbouw, SPUK visgemeenschappen en biologische landbouw.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere departementen, waarvan een overboeking van 142 miljoen euro naar het Provinciefonds voor het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) de grootste is.

Technisch

Dit betreft een groot aantal herschikkingen van budget binnen de LVVN-begroting. Daarnaast wordt 12 miljoen euro gedesaldeerd en ingezet voor het oplossen van kleine problematiek binnen de LVVN-begroting.

Ontvangsten

Door de bezuiniging op het ambtenarenapparaat zal LVVN minder medewerkers detacheren. Dat heeft als gevolg dat de ontvangsten van andere organisaties voor detacheringen ook zullen afnemen met duizend euro per jaar, vanaf 2027.

Plafondcorrecties

De gronden die door de NGB worden verworven in 2026 en 2027 (ter waarde van 72 miljoen euro) worden verkocht in 2027 en 2028. De verkoopopbrengsten worden hiermee aan de aankoopwaarde gelijkgezet.

Technisch

Dit betreft een aantal ontvangsten, waarvan een ontvangst van 10 miljoen euro uit de provincie Limburg de grootste is. Dit budget komt terug omdat Limburg achteraf niet bleek te voldoen aan de vereisten van de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders, waardoor zij het voorschot dat zij ontvangen hadden terug moesten betalen. Dit budget wordt gedesaldeerd voor het oplossen kleine problematiek binnen de LVVN-begroting.

Diergezondheidsfonds

Stand Voorjaarsnota 41 31 31 31 31 31
Niet-plafondrelevant 5 6 6 7 7
Niet-plafondrelevant 5 6 6 7 7
Stand Miljoenennota 41 36 37 37 38 38
Stand Voorjaarsnota 59 31 31 31 31 31
Niet-plafondrelevant 23 5 6 7 7
Niet-plafondrelevant 23 5 6 7 7
Stand Miljoenennota 59 54 36 37 38 38

Uitgaven

Niet-plafondrelevant

Deze post is een verzamelpost van reallocaties binnen het Diergezondheidsfonds. Het gaat hier voornamelijk om mutaties die samenhangen met het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2025-2029 dat begin 2024 is afgesloten en een toename van de uitgaven van de Koninklijke Gezondsheidsdienst Dieren die vanuit het fonds worden betaald.

Ontvangsten

Het gaat hier voornamelijk om mutaties die samenhangen met het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2025-2029 dat begin 2024 is afgesloten. De ontvangsten zijn in 2025 hoger doordat de crisisreserve wordt aangevuld via een hogere bijdrage van de sectoren aan het Fonds.

Sociale Zekerheid

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Stand Voorjaarsnota 61.978 59.100 62.404 64.581 65.986 68.216
Meevallers ‒ 141 ‒ 57 ‒ 54 ‒ 69 ‒ 58 ‒ 62
Wet kindgebonden budget ‒ 142 ‒ 56 ‒ 55 ‒ 70 ‒ 54 ‒ 54
Overige meevallers 1 ‒ 1 1 1 ‒ 4 ‒ 7
Tegenvallers 73 54 87 117 122 125
Kinderopvangtoeslag 27 32 51 76 78 79
Uitvoeringskosten UWV 21 0 0 1 1 0
Toeslagenwet 19 16 16 17 20 24
Wajong 1 5 19 23 24 22
Overige tegenvallers 5 0 0 0 0 0
Intensiveringen 24 399 448 491 513 504
4. Terugdringen armoede: hoger kindgebonden budget 24 283 287 294 304 292
Aanpakken bruto-netto problematiek 1 31 31 31 31
Maatregelen basispakket IBO-schulden 24 56 73 100 100
Reservering energiefonds 60 0
2. Bevriezen afbouw dubbele heffingskorting in de bijstand 20 43 64 52 56
Overige intensiveringen 0 12 31 30 27 25
Ombuigingen ‒ 59 ‒ 120 ‒ 193 ‒ 316 ‒ 329 ‒ 343
WML-compensatie sociale werkvoorziening ‒ 4 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 6
Inzet SLIM-middelen ‒ 25
Tegemoetkoming energiekosten studenten ‒ 29
Implementie nieuwe kinderopvangstelsel ‒ 25
Participatiewet in balans ‒ 25
Vrijval loonkostenvoordeel vereenvoudiging banenafspraak ‒ 122
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 23 ‒ 45 ‒ 68 ‒ 90 ‒ 99
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 43 ‒ 33 ‒ 28 ‒ 26
33. Niet indexeren kinderopvangtoeslag ‒ 10 114 48 26 25
40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed ‒ 20 ‒ 60 ‒ 57 ‒ 35 ‒ 38
51. Afschaffen tegemoetkoming arbeidsongeschikten ‒ 81 ‒ 81 ‒ 81
52. Budgetverlaging bijstand in relatie tot beperken asielinstroom ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100
Overige ombuigingen ‒ 1 ‒ 9 ‒ 29 ‒ 19 ‒ 14 ‒ 17
Kasschuiven ‒ 18 5 1 6 ‒ 2 8
Kasschuiven ‒ 18 5 1 6 ‒ 2 8
Overboekingen Aanvullende Post 25 8 10
Implementatiekosten nieuw kinderopvangstelsel 25
Uitvoeringskosten voor de wetsvoorstellen flex en VBAR. 8 10
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 38 ‒ 44 ‒ 30 ‒ 29 ‒ 28 ‒ 32
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 38 ‒ 44 ‒ 30 ‒ 29 ‒ 28 ‒ 32
Desalderingen 13 13 13 13 13 13
Desalderingen 13 13 13 13 13 13
Technisch 1.800 1.322 1.456 1.708 1.785 1.844
Toevoeging nominale ontwikkeling 1.802 1.887 2.000 2.080 2.137 2.184
Macrobudget Participatiewet 3 ‒ 23 ‒ 64 ‒ 66 ‒ 60 ‒ 55
28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon ‒ 5 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 23
Herverkaveling inburgering ‒ 483 ‒ 480 ‒ 344 ‒ 297 ‒ 281
Overig technisch 0 ‒ 37 23 61 27 19
Niet-plafondrelevant 3 ‒ 700 283 772 1.318 1.463
Rijksbijdragen 3 ‒ 700 283 772 1.318 1.463
Stand Miljoenennota 63.634 59.997 64.414 67.273 69.328 71.745
Stand Voorjaarsnota 2.350 2.330 2.315 2.295 2.206 2.138
Meevallers 63 8 13 14 10 6
Uitvoeringskosten UWV crisisdienstverlening 54
Overige meevallers 8 8 13 14 10 6
Tegenvallers ‒ 37 11 6 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Wet kindgebonden budget ‒ 37 11 6 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Desalderingen 13 13 13 13 13 13
Desalderingen 13 13 13 13 13 13
Technisch 3 19 25 30 34 36
Toevoeging nominale ontwikkeling 0 22 28 33 37 39
Herverkaveling inburgering ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Overig technisch 2
Niet-plafondrelevant 110 121 127 123 120 120
Werkgeversbijdrage kinderopvang 110 121 127 123 120 120
Stand Miljoenennota 2.501 2.502 2.498 2.466 2.374 2.304

Uitgaven

Meevallers

Wet kindgebonden budget

De uitgaven aan de WKB nemen meerjarig af door hogere gemiddelde huishoudinkomens dan eerder geraamd, op basis van de laatste CPB-raming. Dit leidt tot een meevaller van cumulatief 377 miljoen euro.

Overige meevallers

Deze post betreft enkele meevallers van beperkte budgettaire omvang, zoals de meevaller van circa 7 miljoen euro in 2029 op de Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW). De uitgaven op deze regeling zijn neerwaarts bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie en de laatste raming van het CPB.

Tegenvallers

Kinderopvangtoeslag

De uitgaven aan de Kinderopvangtoeslag (KOT) zijn meerjarig naar boven bijgesteld als gevolg van lagere werkloosheid op basis van de laatste CPB-raming. Dit leidt tot meer gebruik van kinderopvang en hogere uitgaven. Er is sprake van een oplopende opwaartse bijstelling, van 27 miljoen euro in 2024 tot 79 miljoen euro in 2029.

Uitvoeringskosten UWV

De afrekening van de uitvoeringskosten van de coronaregeling Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) (1-4) over 2023 komt 21 miljoen euro hoger uit dan eerder geraamd.

Toeslagenwet

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en de recente economische raming van het CPB is de raming van de Toeslagenwet naar benedenbenedenboven bijgesteld. Per saldo resulteert dit in een opwaartse bijstelling van de TW-uitgaven ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024 van 19 miljoen euro in 2024, oplopend tot 24 miljoen euro in 2029.

Wajong

De per saldo tegenvaller op de uitkeringslasten Wajong komt onder andere door de instroom van de groep Tijdelijke Registratie Afgewezen Wajongers in de Wajong2015 als gevolg van de 10-jaarregel. De regel bepaalt dat bij een jonggehandicapte die tijdelijk arbeidsongeschikt is bevonden en na tien jaar nog steeds geen reële arbeidsmogelijkheden heeft, wordt aangenomen dat er sprake is van duurzaam geen arbeidsvermogen. De Tijdelijke Registratie Afgewezen Wajongers is een groep die in de overgangsperiode naar het nieuwe Wajong stelsel is afgewezen. Dit zorgt vanaf 2025 voor een toename in de Wajong-instroom. Daarnaast stijgt de gemiddelde jaaruitkering omdat deze groep een uitkering ontvangt gebaseerd op het WML, en dit is ook gestegen. Tot slot nemen de uitkeringslasten van de oude Wajong-regelingen in latere jaren af als gevolg van een lagere instroom en hogere uitstroom. 

Overige tegenvallers

Deze post bestaat uit een tegenvaller van circa 3 miljoen euro voor een nabetaling voor de uitvoeringskosten van het UWV en uit een nabetaling van circa 2 miljoen euro op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) als gevolg van een nabetaling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan enkele gemeenten.

Intensiveringen

Aanpakken bruto-netto problematiek

Uitkeringsgerechtigden krijgen hun uitkering netto op hun rekening maar moeten momenteel een eventuele terugvordering bruto terugbetalen indien de terugvordering de jaargrens passeert. Dit kan leiden tot liquiditeitsproblemen. Daarom is er een bedrag gereserveerd oplopend van 1 miljoen euro in 2025 tot 31 miljoen euro in 2029 om terugvorderingen netto te maken.

Maatregelen basispakket IBO-schulden

Deze post betreft een pakket aan maatregelen om problematische schulden fundamenteel aan te pakken. Deze maatregelen worden komende tijd nog uitgewerkt, hiervoor is een bedrag gereserveerd van circa 24 miljoen euro in 2025, oplopend tot 100 miljoen euro in 2029.

Reservering energiefonds

Voor 2025 en 2026 wordt 60 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Daarbij is bereidheid van private partijen om aan dit fonds bij te dragen nodig. Voor 2025 worden de middelen toegevoegd aan de begroting van SZW. Voor 2026 worden de middelen gereserveerd op de Aanvullende Post.

2. Bevriezen afbouw dubbele heffingskorting in de bijstand

Met deze maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de berekening van het netto- referentieminimumloon van de bijstand in de jaren 2025 tot en met 2027 bevroren. Hierdoor is de dubbele AHK in deze berekening drie jaar later (in 2039) volledig afgebouwd tot één en treden er tot die tijd meerkosten op. Deze maatregel zorgt tijdelijk voor een verhoging van de bijstand en andere gerelateerde uitkeringen ten opzichte van het basispad.

4. Terugdringen armoede: hoger kindgebonden budget

In het Hoofdlijnenakkoord is 300 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van het terugdringen van kinderarmoede. De WKB wordt verhoogd via de kindbedragen met circa 184 euro in 2025, oplopend tot circa 412 euro in 2028. Dit gebeurt in combinatie met het steiler afbouwen van 6,75%, oplopend tot 8,5% in 2028. Verder wordt 6 miljoen euro van de middelen aangewend voor het oplossen van de problematiek rondom de elders verblijvende partners.

Overige intensiveringen

Deze post betreft verschillende kleinere intensiveringen die hoofdzakelijk uit de envelop groepen in de knel komen. Zo worden er middelen vrijgemaakt voor een verruiming van de handhavingsbevoegdheden en een bredere herijkering van het handhavingsinstrumentarium (cumulatief circa 67 miljoen euro), het verruimen van het toeslagpartnerbegrip om knelpunten in regelinggeving op te lossen (cumulatief circa 62 miljoen euro) en voor het verlengen van de tijdelijke IPS-regeling met één jaar om mensen in de Participatiewet te helpen bij het verkrijgen en behouden van betaald werk (cumulatief circa 9 miljoen euro).

Ombuigingen

WML-compensatie sociale werkvoorziening

Eerder waren middelen gereserveerd om gemeenten te compenseren voor de beoogde beleidsmatige verhoging van het wettelijke minimumloon met 1,2% per 1 juli 2024 voor medewerkers in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Deze verhoging is niet doorgegaan, waardoor de middelen vrijvallen.

Inzet SLIM-middelen

De ruimte ter hoogte van 25 miljoen euro in 2024 op de individuele scholingsregeling SLIM wordt ingezet ter dekking van de voorschotssystematiek in de Wet kindgebonden budget (WKB) in hetzelfde jaar.

Tegemoetkoming energiekosten studenten

Studenten krijgen eenmalig een bedrag van 400 euro uitgekeerd als tegemoetkoming in de energiekosten. Omdat er tot nu toe minder tegemoetkomingen zijn uitgekeerd dan verwacht zijn de uitgaven naar beneden bijgesteld.

Implementie nieuwe kinderopvangstelsel

Er zijn uitvoeringskosten gereserveerd voor de stelselherziening van de kinderopvang in 2027. Een deel van de middelen in 2025 is niet nodig.

Participatiewet in balans

De invoering van het wetsvoorstel Participatiewet in balans was gepland op 1 januari 2025. Deze datum is echter niet meer haalbaar. Invoering van de wetswijziging wordt nu per 1 juli 2025 verwacht. Dit uitstel zorgt voor lagere uitgaven in 2025.

Vrijval loonkostenvoordeel vereenvoudiging banenafspraak

Het wetsvoorstel Vereenvoudiging Banenafspraak, waarin onder andere de loonkostenvoordelen worden verruimd, zal ingaan per 1 januari 2026 in plaats van 1 januari 2025. Er valt ruim 120 miljoen euro vrij op het loonkostenvoordeel in 2026 omdat uitbetaling van het LKV telkens in het daaropvolgende jaar plaatsvindt.

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt bezuinigd op het apparaat van de Rijksoverheid. Hiermee wordt per saldo (uitgaven plus ontvangsten) een ombuiging voorzien. Deze bedraagt circa 23 miljoen euro in 2025 en loopt op tot 99 miljoen euro in 2029. Dit betreft een ombuiging van 28 miljoen euro in 2025, oplopend tot 118 miljoen euro in 2029.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10%.

33. Niet indexeren kinderopvangtoeslag

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag in 2026 voor één jaar niet worden geïndexeerd.

40. Generieke taakstelling subsidies rijksbreed

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat rijksbreed wordt bezuinigd op subsidies. Hiermee worden in de periode van 2025 tot en met 2029 de subsidies naar beneden bijgesteld voor cumulatief 210 miljoen euro. Deze taakstelling wordt intertemporeel ingevuld, waarbij SZW in 2025 voor circa 62 miljoen euro inlevert ten opzichte van de originele taakstelling in 2025 voor 20 miljoen euro. In andere jaren levert SZW minder, cumulatief wordt de subsidietaakstelling geheel ingevuld.

51. Afschaffen tegemoetkoming arbeidsongeschikten

Arbeidsongeschikten ontvangen jaarlijks een tegemoetkoming (217 euro netto in 2024) voor extra kosten als gevolg van hun ziekte of handicap. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat deze tegemoetkoming per 2027 wordt afgeschaft. De maatregel geldt voor zowel huidige ontvangers als nieuwe aanvragers. Deze tegemoetkoming wordt afgeschaft omdat het eigen risico voor zorgkosten uit het basispakket wordt verlaagd.

52. Budgetverlaging bijstand in relatie tot beperken asielinstroom

Statushouders hebben toegang tot een bijstandsuitkering. Dit kabinet neemt maatregelen om de asielinstroom te beperken. In het Hoofdlijnenak­koord is als gevolg van deze maatregelen een besparing op de bijstand van 100 miljoen euro opgenomen.

Overige ombuigingen

Deze post betreft verschillende kleinere ombuigingen, waaronder het uitstellen van het wetsvoorstel verbreding banenafspraak (cumulatief circa 20 miljoen euro), vrijval op het handshavingsinstrumentarium (10 miljoen euro in 2025) en het inzetten van middelen voor de uitvoeringskosten voor wetsvoorstellen flex en VBAR uit de envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden op de Aanvullende Post (cumulatief circa 18 miljoen euro). Deze middelen worden nu ingezet ter dekking van het uitvoeringsbeeld.

Kasschuiven

Kasschuiven loonloze tijdvakken

De herstelactie door het UWV naar aanleiding van de maatregel ‘loonloze tijdvakken’ kan niet in 2024 uitgevoerd worden vanwege prioritering bij het UWV. Omdat het een herstelactie betreft zullen de uitgaven wel moeten plaatsvinden, maar pas in 2025. De herstelactie betreft het aanpassen van de WIA-daglonen voor mensen met een loonloos tijdvak vanwege een WW-uitkering in de WIA-referteperiode. De totale som aan kasschuiven betreft een besparing op de Toeslagenwet en uitgaven aan de IVA, WGA, en uitvoeringskosten.

Overige kasschuiven

Deze post betreft enkele kasschuiven van beperkte budgettaire omvang, waaronder een kasschuif waarmee er circa 3 miljoen euro van 2024 naar 2025 wordt geschoven voor het wetsvoorstel Vereenvoudiging Banenafspraak. De beoogde invoeringsdatum is namelijk verlaat doordat het wetsvoorstel nog niet in de Kamer is behandeld.

Overboekingen met andere begrotingen

Onder deze post vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingshoofdstukken, zoals een overboeking van jaarlijks circa 20 miljoen euro naar het Gemeentefonds om gemeenten vanaf 2025 te compenseren voor de afschaffing van het lage-inkomensvoordeel (LIV) bij sociaal ontwikkelbedrijven. Ook wordt er een overboeking gedaan naar het Gemeentefonds van jaarlijks circa 9 miljoen euro om de aanvulling op de jongerennorm voortaan uit de algemene bijstand uit te keren, in plaats van bijzondere bijstand.

Overboekingen met de Aanvullende Post

Implementatiekosten nieuw kinderopvangstelsel

Er zijn uitvoeringskosten gereserveerd voor de stelselherziening van de kinderopvang in 2027. Een deel van de middelen in 2025 is niet nodig, deze middelen worden op de SZW-begroting ingezet ter dekking van het uitvoeringsbeeld.

Uitvoeringskosten voor de wetsvoorstellen flex en VBAR

Er worden middelen overgeheveld ten behoeve van de uitvoeringskosten van het wetsvoorstel VBAR en het opheffen van het handhavingsmoratorium uit de envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden. Deze middelen worden op de SZW-begroting ingezet ter dekking van het uitvoeringsbeeld.

Desalderingen

Deze post betreft een gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten bij het budget voor de Rijksschoonmaakorganisatie.

Technisch

Toevoeging nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2024.

Participatiewet

Op basis van uitvoeringsinformatie van gemeenten en de recente economische raming van het CPB is het macrobudget bijgesteld. Op basis van de uitvoeringsinformatie wordt het macrobudget opwaarts bijgesteld met 10 miljoen euro in 2025, dit loopt op tot 21 miljoen euro in 2029. De lagere geraamde werkloze beroepsbevolking zorgt in 2025 voor een neerwaartse bijstelling van 34 miljoen euro, in 2027 loopt de neerwaartse bijstelling op tot 81 miljoen euro en in 2029 gaat het om een neerwaartse bijstelling van 76 miljoen euro. Per saldo leiden deze effecten tot lagere uitgaven vanaf 2025. Voor deze mutatie wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd.

28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon

Op 16 april heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de minimum­ loonsverhoging van 1,2% per 1 juli 2024 conform amendement Van der Lee (36410-XV-7) verworpen. Hiermee blijft een voorziene stijging van de uitgaven aan regelingen die gekoppeld zijn aan het Wml uit. Dit zorgt voor een neerwaartse bijstelling van de uitgaven van de uitkeringsregelingen op de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met in totaal 745 miljoen euro in 2029, waarvan 23 miljoen euro in 2029 op de SZW- begroting.

Herverkaveling inburgering

Deze post betreft een reeks boekingen voor het overhevelen van inburgering naar Justitie en Veiligheid.

Overig technisch

Deze post betreft enkele correctieboekingen om tot het juiste bedrag aan eerder toegekende nominale ontwikkeling te komen. Eerder was te veel of te weinig nominale ontwikkeling overgeboekt, dit is met de betreffende correctieboekingen terecht gezet. Ook zijn in deze post de boekingen opgenomen voor de doorverdeling van de subsidietaakstelling, die intertemporeel wordt ingevuld.

Niet-plafondrelevant

Rijksbijdragen

Deze post bestaat uit verschillende mutaties van rijksbijdragen aan sociale fondsen. Meerjarig vallen de verwachte Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) AOW en de verwachte bijdrage aan het Ouderdomsfonds hoger uit.

Ontvangsten

Meevallers

Uitvoeringskosten UWV

De terugontvangsten over 2023 vanuit het UWV komen 54 miljoen euro hoger uit dan eerder geraamd, dit komt door terugontvangsten op de crisisdienstverlening zoals de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) 5-6 met 25 miljoen euro. Daarnaast komen de terugontvangsten op de re-integratie Wajong 18 miljoen euro hoger uit dan eerder geraamd.

Overige meevallers

Deze post betreft enkele meevallers van beperkte budgettaire omvang, waaronder enkele terugontvangsten. Ook zijn de uitgaven voor de kinderopvangtoeslag (KOT) naar boven bijgesteld. Als gevolg daarvan zijn er vanaf 2025, met vertraging, iets meer terugvorderingen en daardoor ook hogere ontvangsten.

Tegenvallers

Wet kindgebonden budget

De ontvangsten nemen meerjarig enigszins af als gevolg van lagere WKB uitgaven. Alleen in de periode 2025 t/m 2027 nemen de ontvangsten toe i.v.m. de neerwaartse bijstelling van de beschikkingen voor de toeslagjaren 2024 en 2025.

Desalderingen

Deze post betreft een gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten bij het budget voor de Rijksschoonmaakorganisatie.

Technisch

Toevoeging nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2024.

Herverkaveling inburgering

Deze post betreft een reeks boekingen voor het overhevelen van inburgering naar Justitie en Veiligheid.

Overig technisch

Deze post betreft terugontvangsten van circa 2 miljoen euro in 2024 op de uitvoeringskosten van het UWV voor het programma Skills.

Niet-plafondrelevant

Werkgeversbijdrage kinderopvang

De raming van de ontvangsten Werkgeversbijdrage kinderopvang is bijgesteld op basis van de meest recente CPB-prognose (MEV 2025). De hogere ontvangsten worden grotendeels verklaard doordat de raming is geactualiseerd naar prijspeil 2024.

Sociale Verzekeringen

Stand Voorjaarsnota 77.737 82.286 87.272 92.307 96.748 101.834
Meevallers ‒ 2 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 3
Meevallers ‒ 2 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 3
Tegenvallers 419 311 288 273 359 460
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen 186 75 72 94 161 252
Ziektewet 110 112 101 103 110 114
Compensatie transitievergoeding langdurige arbeidsongeschiktheid 85 83 74 25 25 25
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 38 17 17 17 18 24
Uitvoeringskosten UWV 24 25 34 45 46
Intensiveringen 2 5 8 8 8
2. Bevriezen afbouw dubbele heffingskorting in de bijstand 2 5 8 8 8
Ombuigingen ‒ 2 ‒ 5 ‒ 53 ‒ 760 ‒ 766 ‒ 788
49. WW-maatregel (Poortwachter/Duurverkorting naar 18 maanden) ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200
50. Compensatie transitievergoeding beperken tot kleine werkgevers ‒ 58 ‒ 353 ‒ 355 ‒ 360
51. Afschaffen tegemoetkoming arbeidsongeschikten ‒ 207 ‒ 211 ‒ 213
Overige ombuigingen ‒ 2 ‒ 5 5 ‒ 15
Kasschuiven ‒ 50 50
Kasschuiven loonloze tijdvakken ‒ 46 46
Overige kasschuiven ‒ 4 4
Overboekingen met andere begrotingen 1 8 8 8 11 11
Overboekingen met andere begrotingen 1 8 8 8 11 11
Technisch ‒ 254 458 587 731 991 1.250
Werkloosheidswet 126 128 76 34 32 37
28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon (nominaal effect) ‒ 25 ‒ 67 ‒ 91 ‒ 116 ‒ 138 ‒ 163
Plafondcorrectie Ziektewet ‒ 26 ‒ 36 ‒ 33 ‒ 28 ‒ 25 ‒ 23
28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon ‒ 330 ‒ 577 ‒ 576 ‒ 581 ‒ 579 ‒ 585
Nominale ontwikkeling 1.010 1.211 1.422 1.701 1.983
Overig technisch 1 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 77.849 83.108 88.106 92.565 97.348 102.772
Stand Voorjaarsnota 200 243 279 303 334 346
Technisch 5 2 3 3 3 3
Nominale ontwikkeling 2 3 3 3 3
Overig technisch 5
Stand Miljoenennota 205 245 282 306 337 349

Uitgaven

Meevallers

Overige meevallers

Deze post betreft een meevaller van circa 3 miljoen euro in 2029 op de uitgaven aan de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).

Tegenvallers

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

De doorstroom van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WGA (gedeeltelijk arbeidsongeschikt) naar de IVA (volledig arbeidsongeschikt) is lager dan verwacht. Dit leidt tot minder uitkeringsjaren in de IVA. De gemiddelde jaaruitkering in zowel de WGA als de IVA is hoger dan verwacht. Per saldo leidt dit tot hogere WIA-uitgaven.

Ziektewet

Op basis van de juninota van UWV en de cMEV-raming van het CPB zijn de uitgaven aan de Ziektewet (ZW) opwaarts bijgesteld voor 2024 tot en met 2029. De voornaamste oorzaak is een forse toename in de instroom van het aantal eindedienstverbanders en personen met een no-riskpolis in de Ziektewet. Dit zorgt voor een toename in de uitgaven aan de Ziektewet oplopend tot 114 miljoen euro in 2029.

Compensatie transitievergoeding langdurige arbeidsongeschiktheid

Op basis van de Juninota van het UWV wordt de raming naar boven bijgesteld (aflopend van een bijstelling van 85 miljoen euro in 2024 tot 25 miljoen euro in 2029). Het aantal werknemers dat twee jaar ziek is valt namelijk hoger uit dan eerder geraamd. De maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA) om de CRTV-LAO beperken tot kleine werkgevers (tot 25 werknemers) zorgt er verder voor dat de regeling een stuk kleiner wordt, hierdoor neemt de ramingsbijstelling ook af tot de HLA-maatregel volledig is ingegroeid.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De WAO-uitgaven worden op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV opwaarts bijgesteld. De gemiddelde uitkeringshoogte is hoger dan verwacht.

Uitvoeringskosten UWV

De uitvoeringkosten van het UWV komen hoger uit dan eerder geraamd (oplopend 46 miljoen euro in 2029). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de raming van het aantal WIA-aanvragen opwaarts is bijgesteld. Dit zorgt voor hogere uitvoeringskosten bij het UWV.

Intensiveringen

2. Bevriezen afbouw dubbele heffingskorting in de bijstand

Met deze maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de berekening van het netto- referentieminimumloon van de bijstand in de jaren 2025 tot en met 2027 bevroren. Hierdoor is de dubbele AHK in deze berekening drie jaar later (in 2039) volledig afgebouwd tot één en treden er tot die tijd meerkosten op. Deze maatregel zorgt tijdelijk voor een verhoging van de bijstand en andere gerelateerde uitkeringen ten opzichte van het basispad.

Ombuigingen

49. WW-maatregel (Poortwachter/Duurverkorting naar 18 maanden)

Het Hoofdlijnenakkoord bevat het voornemen de werkloosheidswet (WW) te hervormen. De hervorming kan bestaan uit het verlengen van de opzegtermijn arbeidscontracten in combinatie met een poortwachterstoets WW bij het UWV en/of een verkorting van de WW-duur tot 18 maanden. De precieze uitwerking van deze maatregel is onderdeel van de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord.

50. Compensatie transitievergoeding beperken tot kleine werkgevers

Het Rijk compenseert alle werkgevers die een transitievergoeding betalen aan werknemers als een werknemer twee jaar loondoorbetaling bij ziekte heeft ontvangen. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de compensatie voor werkgevers met deze maatregel wordt beperkt tot alleen kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers). Werkgevers met 25 of meer werknemers worden niet meer gecompenseerd. Deze maatregel gaat in per 2027.

51. Afschaffen tegemoetkoming arbeidsongeschikten

Arbeidsongeschikten ontvangen jaarlijks een tegemoetkoming (217 euro netto in 2024) voor extra kosten als gevolg van hun ziekte of handicap. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat deze tegemoetkoming per 2027 wordt afgeschaft. De maatregel geldt voor zowel huidige ontvangers als nieuwe aanvragers. Deze tegemoetkoming wordt afgeschaft omdat het eigen risico voor zorgkosten uit het basispakket wordt verlaagd.

Kasschuiven

Kasschuiven loonloze tijdvakken

De herstelactie door het UWV naar aanleiding van de maatregel ‘loonloze tijdvakken’ kan niet in 2024 uitgevoerd worden vanwege prioritering bij het UWV. Omdat het een herstelactie betreft zullen de uitgaven wel moeten plaatsvinden, maar pas in 2025. De herstelactie betreft het aanpassen van de WIA-daglonen voor mensen met een loonloos tijdvak vanwege een WW-uitkering in de WIA-referteperiode. De totale som aan kasschuiven betreft een boeking op de Toeslagenwet en boekingen aan de IVA, WGA, en uitvoeringskosten.

Overige kasschuiven

Deze post betreft een kasschuif van 4 miljoen euro in 2024 naar 2025 om het kasritme op artikel 11 Uitvoeringskosten te corrigeren na veranderingen in uitvoeringstoetsen.

Overboekingen met andere begrotingen

Onder deze post vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingshoofdstukken, waaronder een overboeking van hoofdstuk 15 naar hoofdstuk 40 voor structureel 8 miljoen euro aan middelen voor de Sociale Verzekeringsbank.

Technisch

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling, oftewel de verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen door loon- en prijsbijstelling, is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024.

28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon (nominaal effect)

Op 16 april heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de minimum­ loonsverhoging van 1,2% per 1 juli 2024 conform amendement Van der Lee (36410-XV-7) verworpen. Hiermee blijft een voorziene stijging van de uitgaven aan regelingen die gekoppeld zijn aan het Wml uit. Door de neerwaartse bijstelling van de uitgaven van de uitkeringsregelingen wordt ook de nominale ontwikkeling neerwaarts bijgesteld. Deze mutaties vinden plaats op de nominaalartikelen van de uitkeringsregelingen gekoppeld aan het Wml, waarvan 163 miljoen euro in 2029 op begrotingshoofdstuk Sociale Verzekeringen.

28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon

Op 16 april heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de minimum­ loonsverhoging van 1,2% per 1 juli 2024 conform amendement Van der Lee (36410-XV-7) verworpen. Hiermee blijft een voorziene stijging van de uitgaven aan regelingen die gekoppeld zijn aan het Wml uit. Dit zorgt voor een neerwaartse bijstelling van de uitgaven van de uitkeringsregelingen op de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met in totaal 745 miljoen euro in 2029, waarvan 585 miljoen euro in 2029 op begrotings­ hoofdstuk Sociale Verzekeringen.

Plafondcorrectie Ziektewet

Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV zijn de uitgaven aan de Ziektewet eigenrisicodragers naar beneden bijgesteld. Per saldo nemen de uitgaven af omdat het aantal zieke uitzendkrachten afneemt. Het uitgavenplafond wordt hiervoor naar beneden bijgesteld.

Werkloosheidswet

Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV en de recente economische raming van het CPB zijn de uitgaven aan de Werkloosheidswet (WW) opwaarts bijgesteld. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV zijn de WW-uitgaven in 2024 en toekomstige jaren naar boven bijgesteld vanwege een hoger dan verwachte instroom in de WW in 2024. De WW-uitgaven voor de komende jaren zijn daarentegen neerwaarts bijgesteld op basis van de recente economische raming van het CPB. Deze twee effecten samen leiden tot per saldo hogere uitgaven. Voor uitgaven aan de WW wordt het uitgavenplafond aangepast.

Overig technisch

Deze post betreft enkele boekingen om het bedrag op het nominale prijsartikel te corrigeren.

Ontvangsten

Technisch

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling, oftewel de verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen door loon- en prijsbijstelling, is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024.

Overig technisch

Deze post betreft een neerwaartse bijstelling van circa 5 miljoen euro van de ontvangsten van de WW op basis van de uitvoeringsinformatie. Voor ontvangsten van de WW wordt het uitgavenplafond aangepast.

Koppeling Uitkeringen

Stand Voorjaarsnota 1.837 2.954 4.144 5.284 6.386 7.529
Intensiveringen 50 119 191 191 213
2. Bevriezen afbouw dubbele heffingskorting in de bijstand 50 119 191 191 213
Ombuigingen ‒ 239 ‒ 262 ‒ 271 ‒ 279
33. Niet indexeren kinderopvangtoeslag ‒ 239 ‒ 262 ‒ 271 ‒ 279
Technisch ‒ 1.837 ‒ 1.693 ‒ 1.739 ‒ 1.776 ‒ 1.767 ‒ 1.805
Toevoeging nominale ontwikkeling 22 335 410 463 540 558
28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon (nominaal effect) ‒ 4 ‒ 18 ‒ 24 ‒ 30 ‒ 36 ‒ 43
28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon ‒ 53 ‒ 122 ‒ 126 ‒ 130 ‒ 134 ‒ 137
Verdelen nominale ontwikkeling ‒ 1.802 ‒ 1.887 ‒ 2.000 ‒ 2.080 ‒ 2.137 ‒ 2.184
Stand Miljoenennota 0 1.311 2.286 3.437 4.539 5.658
Stand Voorjaarsnota
Technisch 0 4 18 29 38 47
Technische aanpassing ramingsmethodiek Wet kindgebonden budget 0 27 42 58 71 82
Toevoeging nominale ontwikkeling 0 3 3 4 4
Verdelen nominale ontwikkeling 0 ‒ 22 ‒ 28 ‒ 33 ‒ 37 ‒ 39
Stand Miljoenennota 0 4 18 29 38 47

Uitgaven

Intensiveringen

2. Bevriezen afbouw dubbele heffingskorting in de bijstand

Met deze maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de berekening van het netto- referentieminimumloon van de bijstand in de jaren 2025 tot en met 2027 bevroren. Hierdoor is de dubbele AHK in deze berekening drie jaar later (in 2039) volledig afgebouwd tot één en treden er tot die tijd meerkosten op. Deze maatregel zorgt tijdelijk voor een verhoging van de bijstand en andere gerelateerde uitkeringen ten opzichte van het basispad.

Ombuigingen

33. Niet indexeren kinderopvangtoeslag

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de maximum uurprijzen van de kinderopvangtoeslag in 2026 voor één jaar niet worden geïndexeerd.

Technisch

Toevoeging nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling, oftewel de verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen door loon- en prijsbijstelling, is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024.

Verdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Dit betreft een overboeking van begrotingshoofdstuk Koppeling Uitkeringen naar de SZW-begroting. Via deze mutaties worden de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting overgezet naar prijspeil 2024.

Technische aanpassing ramingsmethodiek Wet kindgebonden budget

Deze mutaties betreffen een technische wijziging van de nominaalra­ mingsmethodiek van de Wet kindgebonden budget (WKB). Het uitgavenplafond wordt eenmalig aangepast aan de nieuwe systematiek, waardoor jaarlijkse correcties niet meer nodig zijn.

28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon (nominaal effect)

Op 16 april heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de minimum­ loonsverhoging van 1,2% per 1 juli 2024 conform amendement Van der Lee (36410-XV-7) verworpen. Hiermee blijft een voorziene stijging van de uitgaven aan regelingen die gekoppeld zijn aan het Wml uit. Door de neerwaartse bijstelling van de uitgaven van de uitkeringsregelingen wordt ook de nominale ontwikkeling neerwaarts bijgesteld. Deze mutaties vinden plaats op de nominaalartikelen van de uitkeringsregelingen gekoppeld aan het Wml, waarvan 43 miljoen euro in 2029 op begrotingshoofdstuk Koppeling Uitkeringen.

28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon

Op 16 april heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de minimum­ loonsverhoging van 1,2% per 1 juli 2024 conform amendement Van der Lee (36410-XV-7) verworpen. Hiermee blijft een voorziene stijging van de uitgaven aan regelingen die gekoppeld zijn aan het Wml uit. Dit zorgt voor een neerwaartse bijstelling van de uitgaven van de uitkeringsregelingen op de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met in totaal 745 miljoen euro in 2029, waarvan 137 miljoen euro in 2029 op begrotings­ hoofdstuk Koppeling Uitkeringen.

Ontvangsten

Technisch

Toevoeging nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling, oftewel de verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen door loon- en prijsbijstelling, is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024.

Verdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Dit betreft een overboeking van begrotingshoofdstuk Koppeling Uitkeringen naar de SZW-begroting. Via deze mutaties worden de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting overgezet naar prijspeil 2024.

Technische aanpassing ramingsmethodiek Wet kindgebonden budget

Deze mutaties betreffen een technische wijziging van de nominaalramings­ methodiek van de Wet kindgebonden budget (WKB). Met de overgang naar de nieuwe indexatiesystematiek wordt er ook nominaal geboekt over de ontvangsten.

Zorg

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Stand Voorjaarsnota 37.278 36.519 37.982 39.393 41.654 42.659
Meevallers ‒ 150 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 4 ‒ 6 ‒ 6
Wisselkoerseffect Caribisch NL ‒ 4 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 6 ‒ 6
Onderuitputting SPUK GGDen ‒ 22
Incidentele meevaller IOW ‒ 38
Overige meevallers ‒ 86 ‒ 2 ‒ 3 0 0 0
Tegenvallers 5 3 2 2 1 1
Afwikkeling LCH 3 2 1 0
Overige tegenvallers 2
Hoger belvolume 113 1 1 1 1 1
Intensiveringen 16 204 225 63 35 26
Voorraad kritieke geneesmiddelen 9 8
Gezondheidszorg BES-eilanden 1 8 7 5 5 5
Initiatiefwet Suïcidepreventie 5 16 16 16 16
Standaardisatie gegevensuitwisseling 162 196 37 9 0
Overige intensiveringen 6 20 6 6 5 5
Ombuigingen ‒ 9 ‒ 145 ‒ 427 ‒ 621 ‒ 731 ‒ 838
25. Terugdraaien intensivering zorgarbeidsmarktbeleid ‒ 130 ‒ 130 ‒ 130 ‒ 130
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid ‒ 19 ‒ 33 ‒ 48 ‒ 63 ‒ 70
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 75 ‒ 70 ‒ 66 ‒ 63
31. Verlagen intensivering publieke gezondheid ‒ 50 ‒ 50 ‒ 150 ‒ 200 ‒ 300
40. Generieke taakstelling subsidies Rijksbreed ‒ 53 ‒ 124 ‒ 176 ‒ 251 ‒ 252
Overige ombuigingen ‒ 9 ‒ 23 ‒ 15 ‒ 47 ‒ 22 ‒ 24
Kasschuiven ‒ 183 64 47 41 24 8
Zorgbonus ‒ 11 11
Amendement post-covid-poliklinieken ‒ 12 ‒ 3 15
Vertraging juridische processen Covid ‒ 33 33
Standaardisatie gegevensuitwisseling ‒ 41 6 3 31 1
Groninger Zorgakkoord ‒ 47 29 18
Overige kasschuiven ‒ 38 ‒ 12 10 10 23 8
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 ‒ 40 ‒ 70 92 100 119
Amendement post-covid-poliklinieken ‒ 12 ‒ 15
Domeinoverstijgend samenwerken 27
Opleiden in de wijkverpleging 60 60 60 60 60
Overheveling KIPZ naar Overig curatieve zorg ‒ 119 ‒ 119
31. Verlagen intensivering publieke gezondheid 0 9 27 38 57
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 3 ‒ 5 4 3 1
Plafondcorrecties ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
28. Terugdraaien verhoging wettelijk minimumloon ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Overige plafondcorrecties 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0
Eindejaarsmarge 0
Eindejaarsmarge 0
Technisch ‒ 43 0 ‒ 11 0 0 0
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen ‒ 43 ‒ 43 ‒ 11 0 0 0
Invulling subsidietaakstelling 43 0 0 0 0
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 1.027 ‒ 94 761 1.261 1.559 2.833
Verwerking MLT 2025-2028 986 ‒ 138 718 944 1.294 2.572
Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen 43 43 11 0 0 0
Envelop groepen in de knel 1 6 6 6 6
45 t/m 47. Doorwerking maatregelen Zvw op zorgtoeslag ‒ 67 ‒ 137 ‒ 160
6a. Doorwerking verlagen eigen risico op zorgtoeslag 379 397 416
6b. Doorwerking bevriezen eigen risico op zorgtoeslag 27
Overig niet-plafondrelevant ‒ 2
Stand Miljoenennota 37.927 36.502 38.502 40.224 42.636 44.801
Stand Voorjaarsnota 263 242 205 184 188 188
Meevallers 20
Meevallers 20
Ombuigingen 0 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 5
26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2
29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Technisch 0 43 0 0 0 0
Invulling subsidietaakstelling 43
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 283 285 201 180 183 183

Uitgaven

Meevallers

Wisselkoerseffect Caribisch NL

Door een gunstige ontwikkeling van de wisselkoers treedt een meevaller op bij de zorgkosten van Caribisch Nederland.

Onderuitputting SPUK GGDen

Voor de uitvoering van de najaarscampagne Covid-19 is er in 2024 minder budget nodig dan eerder voorzien. Hierdoor valt 22 miljoen euro vrij.

Incidentele meevaller IOW

Het opzetten van de vernieuwde opleidingsstructuren in het kader van het Investeringsakkoord Opleiden Wijkverpleging (IOW) heeft vertraging opgelopen, waardoor 37,5 miljoen euro vrijvalt.

Overige meevallers

Er valt in 2024 aanvullend nog 86 miljoen euro vrij. Er heeft in 2024 10,3 miljoen euro onderuitputting plaatsgevonden op de SPUK voor domeinoverstijgend samenwerken. De onderbesteding is voornamelijk ontstaan door beperkte capaciteit bij gemeenten en lokale partners voor de organisatie van domeinoverstijgende samenwerking. De in 2024 beschikbare middelen voor het stimuleren van het beschikbaar houden van logistiek voor het opschalen IC-capaciteit vallen vrij door vertraging in de uitwerking van beleidsplannen (9 miljoen euro). Verder betreft dit onder andere vrijval van 6,9 miljoen euro aan niet bestede middelen voor passende zorg, vrijval van 5,6 miljoen euro voor uitkomstgerichte zorg, een meevaller van 5,3 miljoen euro bij de vaststelling van de bijdrage in 2023 aan het Centrum Indicatiestelling Zorg, vrijval van 5 miljoen euro bij de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (STOZ) en een vrijval van 5 miljoen euro voor gegevensuitwisseling.

Tegenvallers

Afwikkeling LCH

De afwikkeling van de organisatie van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) leidt tot transitiekosten (6 miljoen euro in de meerjarenperiode).

Hoger belvolume 113

Een hoger verwacht belvolume naar het nummer 113 leidt tot structureel 1,4 miljoen euro aan hogere uitgaven in verband met meer benodigde capaciteit bij stichting 113.

Overige tegenvallers

Er treden nog twee tegenvallers op in 2024, namelijk hogere kosten door de opgetreden vertraging bij de transitie naar het subsidieplatform van DUS-i (0,9 miljoen euro) en de lagere inkomsten van de Landelijke Commissie Sociale Hygiëne (LCSH) door tegenvallende aantallen registraties (0,8 miljoen euro).

Intensiveringen

Voorraad kritieke geneesmiddelen

Het kabinet ziet af van deelname aan een tweede IPCEI gericht op de zorg en zet de gereserveerde middelen in voor het aanleggen van een voorraad van enkele kritieke geneesmiddelen.

Gezondheidszorg BES-eilanden

Er worden middelen vrijgemaakt voor het wegwerken van wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg (0,3 miljoen euro) en het wegwerken van wachtlijsten en achterstanden in de ouderenzorg (4,8 miljoen euro).

Initiatiefwet Suïcidepreventie

Er wordt structureel 16 miljoen euro vrij gemaakt voor hogere kosten die gepaard met de invoering van de initiatiefwet integrale suïcidepreventie per 1 juli 2025.

Standaardisatie gegevensuitwisseling

De gereserveerde middelen voor het bevorderen van gegevensuitwisseling in de zorg worden deels overgeheveld naar de VWS-begroting. Het gaat om middelen voor de uitvoering van uitgewerkte beleidsvoornemens voor de basisinfrastructuur voor gegevensuitwisseling, waaronder het landelijk dekkend netwerk en generieke functies voor gegevensuitwisseling (238 miljoen euro), het persoonlijk gezondheidsoverzicht (105 miljoen euro), het voldoen aan de eisen van de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens (38 miljoen euro), gegevensuitwisseling in Caribisch Nederland (11 miljoen euro) en gegevensbeveiliging (12 miljoen euro).

Overige intensiveringen

Er vinden diverse overige intensiveringen plaats op de VWS-begroting. Voor het RIVM vaccinatieprogramma wordt 10 miljoen euro overgeheveld van de aanvullende post naar de VWS-begroting. Daarnaast wordt 2 miljoen euro voor Zorgevaluatie en Gepast Gebruik (ZE&GG) structureel toegevoegd aan het budget voor ZonMw. De subsidie aan Bijwerkingencentrum Lareb voor Moeders van Morgen (MvM) en Lareb Intensieve monitoring (LIM) wordt structureel opgehoogd na een succesvolle pilot (333 duizend euro). Daarnaast worden er middelen vrijgemaakt voor het opzetten van een tijdelijke integriteitscommissie (1,4 miljoen euro) en voor hogere bouwkosten in 2024 van het project Pallas (4,7 miljoen euro). Daarnaast worden er ten behoeve van een online platform mentale gezondheid voor jongvolwassenen extra middelen beschikbaar gesteld voor een periode van 3 jaar vanaf 2025. De intensivering bedraagt 1 miljoen euro per jaar.

Ombuigingen

25. Terugdraaien intensivering zorgarbeidsmarktbeleid

In het hoofdlijnakkoord is de intensivering van het zorgarbeidsmarktbeleid teruggedraaid.

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt omgebogen op het apparaat van de Rijksoverheid.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. De 10 procent budgetkorting is reeds ingeboekt op de departementale begroting.

31. Verlagen intensivering publieke gezondheid

In het hoofdlijnenakkoord is de intensivering in publieke gezondheid structureel verlaagd met 300 miljoen euro.

40. Generieke taakstelling subsidies Rijksbreed

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat Rijksbreed wordt omgebogen op subsidies.

Overige ombuigingen

Er wordt op meerdere manieren budget vrijgemaakt voor de gedane intensiveringen. Hierbij gaat het onder andere om het doorvoeren van een budgetkorting op diverse artikelen (-10 miljoen euro structureel), het gedeeltelijk inhouden van de loon- en prijsbijstelling op artikel 1 (-8,5 miljoen euro structureel) en het inzetten van resterende LPO-middelen op artikel 11 (-42 miljoen euro).

Kasschuiven

Zorgbonus

Er heeft vertraging plaatsgevonden in het besluit en uitvoering van de zorgbonus PGB. Dit is mede ontstaan vanwege juridische afwegingen over de privacy. De zorgbonus zal in 2025 tot besteding komen, waarvoor een kasschuif benodigd is van 11,4 miljoen euro.

Amendement post-covid-poliklinieken

De middelen op grond van het aangenomen amendement Bushoff c.s. betreffende post-COVID-klinieken worden in afwachting van de uitwerking overgeheveld naar de premiegefinancierde zorguitgaven en doorgeschoven naar 2026 (15 miljoen euro).

Vertraging juridische processen Covid

Uit de covid tijd resteren nog een aantal juridische processen. Door vertraging van juridische processen komen deze middelen niet tot besteding in 2024. Hierdoor valt 33 miljoen euro generaal vrij. Deze middelen worden in 2025 opnieuw generaal beschikbaar gesteld.

Standaardisatie gegevensuitwisseling

De beschikbare middelen voor het stimuleren van gegevensuitwisseling in de zorg worden verplaatst om aan te sluiten bij de actuele voorgenomen invulling van de beleidsvoornemens.

Groninger Zorgakkoord

Het Groninger Zorgakkoord is een convenant tussen verschillende partijen die de toekomst van de zorg in het aardbevingsgebied willen verbeteren. Een afspraak uit dit convenant is dat ca. 20 zorggebouwen niet aardbevingsbestendig zijn en herbouwd moeten worden naar ca. 9 aardbevings- én toekomstbestendige zorglocaties. De planning van dit traject is nog in ontwikkeling. Naar verwachting zal een groot deel van de herbouwing in toekomstige jaren gerealiseerd moeten, waardoor de gereserveerde middelen worden geschoven naar latere jaren.

Overige kasschuiven

Voor het aanleggen van de voorraad kritieke geneesmiddelen wordt twee miljoen euro van 2025 naar 2024 gehaald. Daarnaast wordt er voor diverse posten middelen naar latere jaren geschoven. De toegekende middelen uit het Nationaal Groeifonds voor het project Dutch worden vooruitlopend op de subsidietoekenning in lijn gebracht met het verwachte uitgavenritme (24 miljoen euro naar latere jaren). Daarnaast gaat het onder andere om een kasschuif voor de stimuleringsregeling zorggeschikte woningen (14,8 miljoen euro naar 2028), voor Passende Zorg (7,4 miljoen euro naar 2025), voor de organisatiegraad farmaceutische zorg (2 miljoen euro uit 2024 naar 2025 en 2026), voor de stimuleringsregeling Wonen en Zorg (7,3 miljoen euro verdeeld over latere jaren) en voor het amendement Drost (4,4 miljoen euro van 2024 naar 2025).

Overboekingen met andere begrotingen

Amendement post-covid-poliklinieken

De middelen op grond van het aangenomen amendement Bushoff c.s. betreffende post-COVID-klinieken worden in afwachting van de uitwerking overgeheveld naar de premiegefinancierde zorguitgaven en doorgeschoven naar 2025 en 2026 (12 en 15 miljoen euro).

Domeinoverstijgend samenwerken

De wettelijke basis voor het uitkeren van de middelen voor domeinoverstijgend samenwerken (DOS) via het Wlz-kader is nog niet gereed. De middelen voor DOS zullen daarom in 2025 wederom via een SPUK worden uitgegeven. Hiervoor vindt een overheveling plaats van het Wlz-kader naar de begroting van VWS.

Opleiden in de wijkverpleging

Er wordt met ingang van 2025 structureel 60 miljoen euro overgeheveld naar de VWS-begroting ten behoeve van een nieuwe subsidieregeling gericht op de werkgeverskosten opleiden in de wijkverpleging. Daarmee wordt beoogd om de vernieuwde opleidingsstructuur in de wijkverpleging – die een impuls krijgt via de incidentele IOW-middelen 2023-2026 - structureel te bestendigen.

Overheveling KIPZ naar Overig curatieve zorg

De huidige subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuizen wordt om rechtmatigheidsredenen niet voortgezet. De middelen blijven beschikbaar voor opleiden in de medisch specialistische zorg. Er is nu een besluit om de middelen tijdelijk deels beschikbaar te stellen via een nog te publiceren subsidieregeling strategisch opleiden medisch specialistische zorg. Om verder uitvoering te geven aan de IZA afspraak om de middelen beschikbaar te houden voor de MSZ-sector, is afgesproken om het resterende deel van de middelen (119,5 miljoen) voor 2025 en 2026 over te hevelen naar de premiegefinacierde zorguitgaven. Zorgverzekeraars hebben afgesproken om deze middelen in een fonds voor opleidingen in de MSZ te plaatsen.

31. Verlagen intensivering publieke gezondheid

Met de HLA maatregel «Verlagen intensivering Publieke Gezondheid» worden de middelen voor Pandemische Paraatheid afgeboekt. Een deel van deze middelen waren overgeheveld naar de premiegefinancierde zorguitgaven en worden met deze overboeking teruggeboekt naar de VWS-begroting om daar afgeboekt te worden.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn meerdere overboekingen uitgevoerd met andere begrotingen, waaronder de overboeking van middelen voor de subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA) (10 miljoen euro in 2024), de verhoging van het uitvoeringsbudget Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) met structureel 1,4 miljoen euro en de afdracht aan het BTW compensatie fonds voor de brede specifieke uitkering Gezond en Actief Leven Akkoord (7 miljoen euro in 2024 t/m 2026).

Plafondcorrecties

Er zijn diverse plafondcorrecties uitgevoerd om het deelplafond zorg af te schaffen.

Prijsbijstelling

Dit betreft een technische correctie.

Eindejaarsmarge

Dit betreft een technische correctie.

Technisch

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant geboekt.

Invulling subsidietaakstelling

De subsidietaakstelling is voor 2025 ingevuld met een taakstellende onderuitputting van 10 miljoen euro en een ophoging van de ontvangstenraming met 43,3 miljoen euro. De subsidietaakstelling vanaf 2026 is voorlopig verwerkt op de subsidiebudgetten op de VWS-begroting. De concrete invulling van de subsidietaakstelling vanaf 2026 wordt middels een Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting 2025 voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van VWS voorgelegd.

Overig technisch

Er zijn technische mutaties doorgevoerd waaronder het herschikken van de budgetten als gevolg van het inboeken van de structurele onderuitputting in het voorjaar en de doorverdeling van de loon-en prijsbijstelling.

Niet-plafondrelevant

Verwerking MLT 2025-2028

De Rijksbijdrage 18-, de Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK), de Bijdrage Wlz en de Zorgtoeslag worden bijgesteld op basis van de meest recente Middellangetermijnraming 2025-2028 van het CPB.

Oekraïne budgetten buiten het uitgavenkader plaatsen

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet onder het uitgavenkader vallen. De uitgaven aan deze onderwerpen worden om die reden niet-plafondrelevant.

Envelop groepen in de knel

Vanuit de envelop groepen in de knel worden drie maatregelen genomen die effect hebben op de zorgtoeslag. Het gaat hierbij om «aanpassen toeslagpartnerbegrip: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner», «Niet meer met terugwerkende kracht vaststellen van grondslagen toeslagen op basis van verblijfstitel en recht kinderbijslag» en «Verlengen aanvraagtermijn toeslagen». De drie maatregelen zorgen voor een stijging van de zorgtoeslag uitgaven.

45 t/m 47. Doorwerking maatregelen Zvw op zorgtoeslag

De maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord die effect hebben op de Zvw (voortbouwen hoofdlijnenakkoord curatieve zorg, onafhankelijke indicatiestelling ongecontracteerde wijkverpleging, versnellen opschalen digitale zorg wijkverpleging) werken door op de hoogte van de Zorgtoeslag.

6a. Doorwerking verlagen eigen risico op zorgtoeslag

De maatregel uit het hoofdlijnenakkoord om het eigen risico te verlagen per 2027 werkt door op de hoogte van de Zorgtoeslag.

6b. Doorwerking bevriezen eigen risico op zorgtoeslag

De maatregel uit het hoofdlijnenakkoord om het eigen risico te bevriezen in 2026 werkt door op de hoogte van de Zorgtoeslag.

Overig niet-plafondrelevant

Dit betreft een vrijval van middelen bedoeld voor Oekraïense medische evacuees van 2,1 miljoen euro.

Ontvangsten

Meevallers

De VIPP Regeling Inzicht was een subsidieregeling (2019-2023) en had als doel om veilige en eenduidige elektronische gegevensuitwisseling te versnellen, zodat verpleegkundigen de verpleegkundige overdracht gestandaardiseerd en elektronisch plaats kunnen laten vinden. De vaststellingen van de individuele subsidies zijn lager uitgevallen dan de verleende subsidies. Dit leidt tot een ontvangstenmeevaller van 9,3 miljoen euro. Daarnaast zijn er diverse ontvangsten als gevolg van afgeronde covid dossiers (5,4 miljoen euro) en ontvangsten na vaststelling van de bijdrage aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) (5,3 miljoen euro).

Ombuigingen

26. Terugdraaien groei apparaat Rijksoverheid

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat wordt omgebogen op het apparaat van de Rijksoverheid. De ontvangsten worden daardoor ook omlaag bijgesteld.

29. SPUK naar GF en PF met 10% budgetkorting

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. De 10 procent budgetkorting is al ingeboekt op de departementale begroting. De ontvangsten worden daardoor ook omlaag bijgesteld.

Technisch

Invulling subsidietaakstelling

De subsidietaakstelling is voor 2025 ingevuld met een taakstellende onderuitputting van 10 miljoen euro en een ophoging van de ontvangstenraming met 43,3 miljoen euro.

Overig technisch

Twee ontvangstbudgetten zijn administratief samengevoegd.

Zorg

Stand Voorjaarsnota 100.405 105.126 111.146 117.076 123.327 129.732
Meevallers ‒ 1.333 ‒ 988 ‒ 703 ‒ 478 ‒ 481 ‒ 481
Actualisatie Medisch-specialistische zorg (IZA) ‒ 294
Actualisatie Wijkverpleging (IZA) ‒ 1.031 ‒ 971 ‒ 703 ‒ 478 ‒ 481 ‒ 462
Overige meevallers ‒ 7 ‒ 17 ‒ 20
Tegenvallers 550 605 605 396 396 396
Actualisatie GGZ en Multidisciplinaire zorg (IZA) 209 209 209
Actualisatie huisartsenzorg (IZA) 169
Actualisatie Wlz (binnen contracteerruimte) 84 333 333 333 333 333
Actualisatie niet-IZA sectoren 72 49 49 49 49 49
Actualisatie Wlz (buiten contracteerruimte) 17 14 14 14 14 14
Spraakcomputers Wlz 1 1 1 1 1
Intensiveringen 15 1.026 245 2.163 2.263 2.363
Besparingsverlies aanpassing Wet Geneesmiddelenprijzen 15 58 58 58 58 58
Besparingsverlies Behandeling Wlz 170
Besparingsverlies Doorontwikkeling kwaliteitskader Wlz 200
Besparingsverlies Meerjarig contracteren Wlz 245
Besparingsverlies Trancheren eigen risico 318
Overheveling groeiruimte Wmo 5 5 5 5 5
Verminderen wachtlijsten GGZ 30 30
6a. Verlaging eigen riscio van 385 euro naar meer dan halveren 2.100 2.200 2.300
6b. Huidig eigen risico van 385 euro bevriezen in 2025 en 2026 152
Ombuigingen ‒ 3 ‒ 3 ‒ 416 ‒ 871 ‒ 1.000
Dekking derving eigen risico GGZ ‒ 3 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
45. Voortbouwen hoofdlijnenakkoord curatieve zorg ‒ 250 ‒ 590 ‒ 590
46. Onafhankelijke indicatiestelling ongecontracteerde wijkverpleging ‒ 85 ‒ 85 ‒ 85
47. Versnellen opschalen digitale zorg in de wijkverpleging ‒ 35 ‒ 85 ‒ 142
48. Versnelling opschaling digitale zorg in de Wet langdurige zorg ‒ 45 ‒ 110 ‒ 183
Kasschuiven ‒ 400 ‒ 400 ‒ 100 300 600
Transformatiemiddelen IZA ‒ 400 ‒ 400 ‒ 100 300 600
Overboekingen Aanvullende Post ‒ 300 ‒ 600
Transformatiemiddelen IZA ‒ 300 ‒ 600
Overboekingen met andere begrotingen 6 30 51 ‒ 102 ‒ 112 ‒ 131
Bekostiging post-covid 12 15
Opleiden in de wijkverpleging ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60
Overheveling KIPZ naar Overig curatieve zorg 119 119
Overige overboekingen met andere begrotingen 6 ‒ 41 ‒ 23 ‒ 42 ‒ 52 ‒ 71
Plafondcorrecties 1.216 1.342 1.176 1.462 2.529
Loon- en prijsbijstelling ‒ 6 ‒ 18 61 61 702
Verwerking MLT 2025-2028 1.222 1.360 1.116 1.401 1.828
Technisch 0 0 0 0 0 0
Actualisatie (binnen contracteerruitme) ‒ 12 ‒ 12 ‒ 12 ‒ 12 ‒ 12
Overig technisch 0 12 12 12 12 12
Stand Miljoenennota 99.244 106.611 112.582 119.816 125.985 133.408
Stand Voorjaarsnota 5.727 5.797 6.172 6.427 6.705 6.983
Meevallers 8 17 14 16 16 16
Actualisatie Eigen bijdrage Wlz 8 8 8 8 8 8
Doorwerking besluitvorming op eigen risico 9 6 8 8 8
Tegenvallers ‒ 17 ‒ 34 ‒ 36 ‒ 37
Tegenvaller eigen bijdrage CVO/EVV ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Terugdraaien verhoging wettelijk minimum loon ‒ 15 ‒ 32 ‒ 33 ‒ 34
Intensiveringen 115 ‒ 113 ‒ 2.007 ‒ 2.146 ‒ 2.288
Besparingsverlies Trancheren eigen risico 118
Derving eigen risico GGZ ‒ 3 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
6a. Verlaging eigen riscio van 385 euro naar meer dan halveren ‒ 2.006 ‒ 2.145 ‒ 2.287
6b. Huidig eigen risico van 385 euro bevriezen in 2025 en 2026 ‒ 110
Plafondcorrecties 0 2 35 37 39
Verwerking MLT 2025-2028 0 2 35 37 39
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 5.735 5.930 6.058 4.437 4.575 4.712

Uitgaven

Meevallers

Actualisatie Medisch-specialistische zorg (IZA)

De uitgavenraming voor de medisch-specialistische zorg wordt incidenteel geactualiseerd in 2024 op basis van de tweede kwartaalrapportage 2024 van het Zorginstituut (294 miljoen euro).

Actualisatie wijkverpleging (IZA)

De uitgavenraming in de wijkverpleging wordt geactualiseerd op basis van de tweede kwartaalrapportage 2024 van het Zorginstituut. De onderschrijding wordt in 2024 volledig verwerkt (1 miljard euro). In latere jaren vindt een gedeeltelijke bijstelling plaats.

Overige meevallers

Voor de mogelijke vergoeding van paramedische herstelzorg bij post-COVID was in 2025 10 miljoen euro gereserveerd. Omdat het Zorginstituut geadviseerd heeft om herstelzorg niet op te nemen in het basispakket, vallen de gereserveerde middelen vrij. Verder is er door een fout in de extrapolatie van de begrotingsstanden van 2028 naar 2029 een teveel aan middelen voor pandemische paraatheid in de Wlz beschikbaar gekomen (20 miljoen euro), welke vrijvallen. Daarnaast is de wettelijke basis om domein-overstijgende samenwerking te faciliteren binnen het Wlz-kader nog niet gereed. Hierdoor valt een deel van de middelen voor het wetsvoorstel domein-overstijgende samenwerking (DOS) vrij in 2025 (7 miljoen euro).

Tegenvallers

Actualisatie GGZ en MDZ (IZA)

Op basis van de tweede kwartaalrapportage van het Zorginstituut is besloten om de uitgavenramingen voor de kaders GGZ (202 miljoen euro) en Multidisciplinaire zorgverlening (7 miljoen euro) voor de resterende IZA periode te actualiseren voor de jaren 2024 tot en met 2026.

Actualisatie huisartsenzorg (IZA)

De uitgavenraming voor de huisartsenzorg wordt incidenteel geactualiseerd in 2024 op basis van de tweede kwartaalrapportage 2024 van het Zorginstituut (169 miljoen euro).

Actualisatie Wlz (binnen contracteerruimte)

Op basis van de julibrief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader wordt de uitgavenraming bijgesteld. Daarnaast heeft de NZa in de afgelopen periode binnen de Wlz een kostprijsonderzoek uitgevoerd in de gehandicaptenzorg. Dit beide heeft geresulteerd in een opwaartse bijstelling van structureel 333 miljoen euro.

Actualisatie niet-IZA sectoren

De uitgavenraming voor de verschillende zorgsectoren buiten het IZA wordt verwerkt op basis van de tweede kwartaalrapportage 2024 van het Zorginstituut. Dit leidt per saldo tot een bijstelling van 72,6 miljoen euro in 2024 en 48,8 miljoen euro structureel.

Spraakcomputers Wlz

Dit betreft een tegenvaller vanwege de toename van de kosten van spraakcomputers. Conform NZa-advies over de bekostiging van spraakcomputers worden deze boven budgettair vergoed vanaf 2025.

Intensiveringen

Besparingsverlies aanpassing Wet Geneesmiddelenprijzen

Bij Voorjaarsnota 2024 is een besparing van 165,5 miljoen euro verwerkt voor een aanpassing van de tijdelijke beleidsregel van de Wet Geneesmiddelenprijzen. Deze besparing wordt bijgesteld met 58,4 miljoen euro op basis van nadere inzichten over het effect voor de medisch-specialistische zorg.

Besparingsverlies behandeling Wlz

In het coalitieakkoord Rutte IV is besloten om behandeling en geneesmiddelen uit de Wet langdurige zorg (Wlz) over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Een overheveling is echter op korte termijn niet haalbaar gebleken. De Kamer heeft de maatregel in het voorjaar 2024 controversieel verklaard. Het is in 2025 niet meer mogelijk om de besparing te realiseren. Dit leidt tot een besparingsverlies van 170 miljoen euro in 2025.

Besparingsverlies Doorontwikkeling kwaliteitskader Wlz

Onder de regie van het Zorginstituut vindt de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg plaats. Het beleidskompas staat sinds 1 juli 2024 ingeschreven. De Kamer heeft de corresponderende maatregel in het voorjaar 2024 controversieel verklaard. Het is in 2025 niet meer mogelijk om de besparing te realiseren. Dit leidt tot een besparingsverlies van 200 miljoen euro in 2025.

Besparingsverlies Meerjarig contracteren Wlz

Meerjarige financiering biedt zorgaanbieders meer financiële zekerheid, waardoor ze gemakkelijker investeringen of innovaties door kunnen voeren. Het wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking regelt de wettelijke basis voor meerjarig contracteren. Dit wetsvoorstel is momenteel in behandeling bij de Tweede Kamer. De Kamer heeft de maatregel in het voorjaar controversieel verklaard. Het is in 2025 niet meer mogelijk om de besparing te realiseren. Dit leidt tot een besparingsverlies van 245 miljoen euro in 2025.

Besparingsverlies Trancheren eigen risico

In het coalitieakkoord Rutte IV is besloten om per 2025 het eigen risico in de medisch-specialistische zorg te trancheren op maximaal 150 euro per behandeling. De Kamer heeft de maatregel in het voorjaar 2024 controversieel verklaard. Hierdoor is invoering per 2025 niet mogelijk, waardoor er per saldo een besparingsverlies ontstaat van 200 miljoen euro. De ontvangsten stijgen met 118 miljoen euro, maar door het lagere remgeldeffect stijgen de zorguitgaven met 318 miljoen euro.  

Overheveling groeiruimte Wmo

Op basis van de beschikbare uitvoeringsinformatie wordt de groeiruimte voor de Wmo Beschermd Wonen met structureel 5 miljoen euro opwaarts bijgesteld

Verminderen wachtlijsten GGZ

De IZA-afspraken met betrekking tot het verminderen van de wachtlijsten GGZ worden in 2025 en 2026 gecontinueerd. Het GGZ-kader wordt hiervoor in deze jaren met 30 miljoen euro opgehoogd.

6a. Verlaging eigen risco van 385 euro naar meer dan halveren

In het hoofdlijnenakkoord is besloten het verplicht eigen risico in de Zvw per 1 januari 2027 te verlagen naar 165 euro en het eigen risico te trancheren op 50 euro voor de medisch-specialistische zorg. Deze maatregelen leiden per saldo ertoe dat de zorgvraag stijgt ten opzichte van de eerdere situatie. Hierdoor stijgen de zorguitgaven met 2,1 miljard euro in 2027 tot 2,3 miljard euro in 2029.

6b. Huidig eigen risico van 385 euro bevriezen in 2025 en 2026

In het hoofdlijnenakkoord is besloten de hoogte van het verplicht eigen risico in de Zvw ook in 2026 te bevriezen op 385 euro. Deze bevriezing leidt ten opzichte van de eerdere situatie van indexering tot een grotere vraag naar zorg. Hierdoor stijgen de zorguitgaven in 2026 met 152 miljoen euro.

Ombuigingen

Dekking derving eigen risico GGZ

Vanuit beschikbare middelen voor beleid rondom verwarde personen wordt de derving van de opbrengst van het eigen risico als gevolg van de bekostiging van het verkennend gesprek in de GGZ gedekt.

45. Voortbouwen hoofdlijnenakkoord curatieve zorg

Op dit moment is reeds een zorgakkoord tot en met 2026 afgesloten. Er wordt ingezet op het voortzetten van dit akkoord voor de jaren tot en met 2028. Daarbij volgt, conform het hoofdlijnenakkoord, een structurele besparing van 590 miljoen euro, waarbij de volumegroei gelijk is aan het laatste jaar van het huidige IZA.

46. Onafhankelijke indicatiestelling ongecontracteerde wijkverpleging

Dit betreft de maatregel uit het hoofdlijnenakkoord om per 2027 onafhankelijke indicatiestelling te introduceren in de ongecontracteerde wijkverpleging. Deze maatregel moet vanaf 2027 structureel 85 miljoen euro opleveren.

47. Versnellen opschalen digitale zorg in de wijkverpleging

Deze maatregel uit het hoofdlijnenakkoord richt zich op de implementatie en opschaling van bestaande digitale zorgtoepassingen in de wijkverpleging. Dit moet in 2027 een netto besparing opleveren van 35 miljoen euro, oplopend tot 142 miljoen euro in 2029. De structurele besparing bedraagt 210 miljoen euro. In 2027 t/m 2030 wordt ten behoeve van deze maatregel jaarlijks 17,7 miljoen euro aan transitiemiddelen beschikbaar gesteld.

48. Versnelling opschaling digitale zorg in de Wet langdurige zorg

Deze maatregel uit het hoofdlijnenakkoord richt zich op de implementatie en opschaling van bestaande digitale zorgtoepassingen in de verpleegzorg en de gehandicaptenzorg in de Wlz. Dit moet in 2027 een netto besparing opleveren van 45 miljoen euro, oplopend tot 142 miljoen euro in 2029. De structurele besparing bedraagt 270 miljoen euro. In 2027 t/m 2030 wordt ten behoeve van deze maatregel jaarlijks 22,8 miljoen euro aan transitiemiddelen beschikbaar gesteld.

Kasschuiven

Transformatiemiddelen IZA

Op basis van een actuele raming wordt het kasritme van de IZA-transformatiemiddelen aangepast. In afwachting van het verlengen van het IZA worden de transformatiemiddelen voor 2027 en 2028 op de Aanvullende Post geplaatst.

Overboekingen Aanvullende Post

Transformatiemiddelen IZA

De naar 2027 en 2028 geschoven transformatiemiddelen worden in afwachting van het verlengen van het IZA op de Aanvullende Post geplaatst.

Overboekingen met andere begrotingen

Bekostiging post-covid

De middelen op grond van het aangenomen amendement Bushoff c.s. betreffende post-COVID-klinieken worden in afwachting van de uitwerking overgeheveld naar de premiegefinancierde zorguitgaven en doorgeschoven naar 2025 en 2026 (12 en 15 miljoen euro).

Opleiden in de wijkverpleging

Er wordt met ingang van 2025 structureel 60 miljoen euro overgeheveld naar de VWS-begroting ten behoeve van een nieuwe subsidieregeling gericht op de werkgeverskosten opleiden in de wijkverpleging. Daarmee wordt beoogd om de vernieuwde opleidingsstructuur in de wijkverpleging – die een impuls krijgt via de incidentele IOW-middelen 2023-2026 - structureel te bestendigen.

Overheveling KIPZ naar Overig curatieve zorg

De huidige subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuizen wordt om rechtmatigheidsredenen niet voortgezet. De middelen blijven beschikbaar voor opleiden in de medisch specialistische zorg. Er is nu een besluit om de middelen tijdelijk deels beschikbaar te stellen via een nog te publiceren subsidieregeling strategisch opleiden medisch specialistische zorg. Om verder uitvoering te geven aan de IZA afspraak om de middelen beschikbaar te houden voor de MSZ-sector, is afgesproken om het resterende deel van de middelen (119,5 miljoen) voor 2025 en 2026 over te hevelen naar de premiegefinancierde zorguitgaven. Zorgverzekeraars hebben afgesproken om deze middelen in een fonds voor opleidingen in de MSZ te plaatsen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft de overheveling van de groeiruimte Wmo naar het Gemeentefonds (14 miljoen euro structureel). Daarnaast vinden er diverse overhevelingen plaats tussen de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Dit betreft onder meer een overheveling naar de VWS-begroting om in 2025 de uitgaven voor het wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking (DOS) via een SPUK te laten plaatsvinden.

Plafondcorrecties

Loon- en prijsbijstelling

Voor de Zvw, Wlz en de Wmo is de nog onverdeelde loon- en prijsbijstelling gereserveerd op nominaal en onverdeeld geactualiseerd. Deze actualisatie vindt plaats op basis van de nieuwe grondslagen die volgen na de budgettaire verwerking van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord.

Verwerking MLT 2025-2028

De loon- en prijsontwikkeling en de volumegroei in de Zvw, Wlz en de Wmo worden bijgesteld op basis van de meest recente Middellangetermijnraming 2025-2028 van het CPB.

Technisch

Technisch

Er zijn enkele budget neutrale schuiven verwerkt, waaronder de uitdeling van de groeiruimte tranche 2025 en de overzetting van de premiegefinancierde uitgaven van het oorspronkelijke deelkader Zorg naar het uitgavenkader Rijksbegroting.   

Ontvangsten

Meevallers

Actualisatie Eigen bijdrage Wlz

Dit betreft een actualisatie van de eigen bijdragen in de Wlz. Het betreft een reguliere bijstelling op basis van de tweede kwartaalrapportage 2024 van het Zorginstituut.

Doorwerking besluitvorming op eigen risico

De raming van de ontvangsten aan eigen risico is geactualiseerd na afloop van de besluitvorming over de uitgaven in de Zvw.

Tegenvallers

Tegenvaller eigen bijdrage CVO/EVV

In de voorjaarsnota 2024 is besloten om de compensatie vervallen ouderentoeslag (CVO) af te schaffen. De opbrengsten hiervan waren geraamd o.b.v. data uit 2019. Het CAK heeft opnieuw berekend wat de effecten van de afschaffing op de eigen bijdrage Wlz zal zijn. Dit leidt tot een tegenvaller.

Terugdraaien verhoging wettelijk minimum loon

De doorwerking van de voorgenomen verhoging van het Wettelijk Minimum Loon (WML) op de eigen bijdrage in de Wlz is in de eerste suppletoire begroting verwerkt. Sindsdien heeft de Eerste Kamer besloten om niet in te stemmen met de 1,2%-verhoging van het WML. Hierdoor ontstaat een tegenvaller op de eigen bijdrage Wlz.

Besparingsverlies trancheren eigen risico

In het coalitieakkoord Rutte IV is besloten om per 2025 het eigen risico in de medisch-specialistische zorg te trancheren op maximaal 150 euro per behandeling. De Kamer heeft de maatregel in het voorjaar controversieel verklaard. Hierdoor is invoering per 2025 niet mogelijk, waardoor er per saldo een besparingsverlies ontstaat van 200 miljoen euro. De ontvangsten stijgen met 118 miljoen euro, maar door het lagere remgeldeffect stijgen de zorguitgaven met 318 miljoen euro.

Derving eigen risico GGZ

In lijn met de afspraken uit het IZA geldt geen eigen risico voor de inzet van een ggz-professional in het verkennend gesprek. Dit leidt tot een derving van de opbrengst van het eigen risico van structureel 1,3 miljoen euro.

Intensiveringen

6a. Verlaging eigen riscio van 385 euro naar meer dan halveren

In het hoofdlijnenakkoord is besloten het verplicht eigen risico in de Zvw per 1 januari 2027 te verlagen naar 165 euro en het eigen risico te trancheren op  50 euro voor de medisch-specialistische zorg. Dit leidt tot lagere ontvangsten aan eigen risico. De ontvangsten dalen in 2027 met 2 miljard euro tot 2,3 miljard euro structureel in 2029.

6b. Huidig eigen risico van 385 euro bevriezen in 2025 en 2026

In het Hoofdlijnenakkoord is besloten de hoogte van het verplicht eigen risico in de Zvw ook in 2026 te bevriezen op 385 euro. Als gevolg van deze bevriezing dalen de ontvangsten aan eigen risico in 2026 met 110 miljoen euro.

Plafondcorrecties

Verwerking MLT 2025-2028

De ontwikkeling van het eigen risico in de Zvw en de eigen betalingen in de Wlz worden bijgesteld op basis van de meest recente Middellangetermijnraming 2025-2028 van het CPB.

Technisch

Met de afschaffing van de deelkaders zijn alle premiegefinancierde uitgaven overgeboekt van het oorspronkelijke deelkader Zorg naar het uitgavenkader Rijksbegroting. Dit is budget neutraal.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

Gemeentefonds

Stand Voorjaarsnota 43.339 42.904 39.886 39.717 39.515 39.434
Intensiveringen 500 511 511 511
62. Vervallen besparing jeugdzorg 500 511 511 511
Kasschuiven ‒ 4 4
Kasschuiven ‒ 4 4
Overboekingen met andere begrotingen 493 1.982 1.859 1.783 1.771 1.771
Ruimte onder plafond BCF 447
Alleenverdieners 23
Accres tranche 2025 1.884 1.765 1.758 1.751 1.751
Overige overboekingen met andere begrotingen 24 99 94 25 20 21
Plafondcorrecties 10 10 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Plafondcorrecties 10 10 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 43.837 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707

Uitgaven

Intensiveringen

62. Vervallen besparing jeugdzorg

In het hoofdlijnenakkoord is de besparing van structureel 511 miljoen euro op jeugdzorg teruggedraaid. De 511 miljoen euro is structureel vanaf 2026 aan de begroting van het gemeentefonds toegevoegd. Deze taakstelling was in mindering gebracht op de aanvullende middelen van de hervormingsagenda jeugdzorg. De resterende middelen van de Hervormingsagenda jeugd staan vanaf 2026 nog op de Aanvullende Post bij het ministerie van Financiën.

Kasschuiven

Dit betreft een kasschuif om de loon- en prijsbijstelling van Omgevingswet in te zetten voor verdere implementatieondersteuning Omgevingswet.

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) over 2024. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en het BCF.

Alleenverdieners

Betreft een overboeking vanuit het ministerie van SZW voor de financiële ondersteuning die gemeenten bieden aan huishoudens die als gevolg van de alleenverdienersproblematiek in 2023 onder het bestaansminimum uitkwamen.

Accres tranche 2025

Op basis van de geactualiseerde bbp-cijfers wordt de accrestranche 2025 overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betreft het volumedeel en het prijsdeel.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Gemeentefonds. Hiervan is de grootste overboeking 12,1 miljoen euro vanuit het ministerie van JenV voor het Faciliteitenbesluit opvangcentra.

Plafondcorrecties

Betreft het totaal van diverse plafondcorrecties. Hiervan is de grootste een overboeking van 10 miljoen euro vanuit het ministerie van EZK voor het toekomstbestendig maken van energiebeleid.

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Provinciefonds

Stand Voorjaarsnota 3.611 3.224 3.017 2.978 2.976 2.975
Overboekingen met andere begrotingen 240 328 320 319 319 318
Ruimte onder plafond BCF 195
SNL-vergoeding 20 22 25 25 25 25
Accres tranche 2025 163 153 151 151 151
Regionaal OV 142 142 142 142 142
Overige overboekingen met andere begrotingen 25 2 1 1 1 1
Plafondcorrecties 19
Plafondcorrecties 19
Stand Miljoenennota 3.870 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) over 2024. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en het BCF

SNL-vergoeding

Betreft een structurele overboeking vanuit het ministerie van LVVN met betrekking tot de vergoeding voor het subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).

Accres tranche 2025

Op basis van de geactualiseerde bbp-cijfers wordt de accrestranche 2025 overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betreft het volumedeel en het prijsdeel.

Regionaal OV

Betreft een tweetal overboekingen vanuit het ministerie van IenW in 2025 en 2026 middels een decentralisatie-uitkering voor het regionale OV en daarna via de algemene uitkering. Deze middelen worden verstrekt ter uitvoering van de motie Bikker c.s. en het kabinetsbesluit van 17 november 2023 over het aanbod en de betaalbaarheid van het OV.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Gemeentefonds. Hiervan is de grootste overboeking 20,3 miljoen euro vanuit het ministerie van LVVN voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb).

Plafondcorrecties

Voor het verbeteren van de toegankelijkheid in het openbaar vervoer is er in totaal 30 miljoen euro beschikbaar gesteld na een amendement van de leden Van der Graaf en Van Ginneken (Kamerstukken II 2023/24, 36200 A, nr. 50). Van de beschikbare middelen wordt in totaal 18,8 miljoen euro volgens een objectieve verdeelsleutel uitgekeerd aan alle 12 provincies. Dit betreft een eenmalige uitkering die provincies kunnen aanwenden om het OV nog toegankelijker te maken.

Accres Gemeentefonds

Stand Voorjaarsnota 627 2.518 4.352 6.298 8.215 10.170
Overboekingen Aanvullende Post 75 150 225 300
Indexatie WMO 75 150 225 300
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 447 ‒ 1.884 ‒ 1.765 ‒ 1.758 ‒ 1.751 ‒ 1.751
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 447 ‒ 1.884 ‒ 1.765 ‒ 1.758 ‒ 1.751 ‒ 1.751
Plafondcorrecties 179 164 137 56 ‒ 17
Plafondcorrecties 179 164 137 56 ‒ 17
Technisch ‒ 180 ‒ 206 ‒ 206 ‒ 214 ‒ 214 ‒ 214
Technisch ‒ 180 ‒ 206 ‒ 206 ‒ 214 ‒ 214 ‒ 214
Stand Miljoenennota 0 608 2.620 4.614 6.531 8.489

Indexatie Wmo

Met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is afgesproken dat in de toekomst (een nader te bepalen deel) van de Wmo niet langer via de algemene uitkering van het Gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Afhankelijk van de gekozen bekostigingsvorm wordt een passende geobjectiveerde indexering onderzocht die ook rekening houdt met de kostenontwikkeling en demografie/vergrijzing. Vooruitlopend op de uitwerking is een jaarlijkse tranche van 75 miljoen euro vanaf 2026 oplopend tot 300 miljoen euro in 2029 gereserveerd voor een aanvullende indexering voor demografie. Het kabinet hevelt deze middelen bij deze Miljoenennota 2025 over naar het accres zodat gemeenten hier rekening mee kunnen houden in hun (meerjaren) begroting

Overboeking tranche 2025

De accrestranche 2025 is overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Plafondcorrecties

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de MEV-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds. Zie bijlage 12: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling

Technisch

De reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds is gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Het accres Gemeentefonds heeft geen ontvangsten.

Accres Provinciefonds

Stand Voorjaarsnota 111 277 460 627 797 969
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 195 ‒ 163 ‒ 153 ‒ 151 ‒ 151 ‒ 151
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 195 ‒ 163 ‒ 153 ‒ 151 ‒ 151 ‒ 151
Plafondcorrecties 21 25 28 26 24
Plafondcorrecties 21 25 28 26 24
Technisch 84 ‒ 19 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20
Technisch 84 ‒ 19 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20
Stand Miljoenennota 0 116 312 484 652 823

Overboeking tranche 2025

De accrestranche 2025 is overgeboekt naar het Provinciefonds.

Plafondcorrecties

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de MEV-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds. Zie bijlage 12: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling

Technisch

De reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds is gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Het accres Provinciefonds heeft geen ontvangsten.

Prijsbijstelling

Stand Voorjaarsnota 0 1.504 3.024 4.375 5.782 7.353
Ombuigingen ‒ 250 ‒ 400 ‒ 250
Ombuigingen ‒ 250 ‒ 400 ‒ 250
Plafondcorrecties 249 288 312 312 314
Plafondcorrecties 249 288 312 312 314
Technisch 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 0 1.502 2.912 4.436 6.094 7.667

Uitgaven

Ombuigingen
Het voorgaande kabinet heeft 2,3 miljard euro aanvullend beschikbaar gesteld voor verbetering van de aanvullende schaderoutes van toeslagenouders. Dit kabinet dekt deze aanvullende kosten voor schaderoutes en reserveert 0,9 miljard euro van deze dekking nu uit de prijsbijstelling tranche 2025. Bij voorjaarsnota 2025 wordt bezien hoe de uitvoering van aanvullende schaderoutes verloopt en daarmee ook hoeveel van de prijsbijstelling daadwerkelijk nodig is.

Plafondcorrecties

De prijsontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de macro-economische prijsontwikkelingen uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau.

Technisch
In de begrotingsregels is afgesproken dat de uitgavenplafonds komen te vervallen. Met deze mutaties worden de uitgaven en ontvangsten overgeboekt naar plafond Rijksbegroting. 

Arbeidsvoorwaarden

Stand Voorjaarsnota 0 3.497 7.114 10.638 14.168 17.744
Ombuigingen ‒ 600 ‒ 600 ‒ 600 ‒ 600
38. Nullijn rijksambtenaren voor 1 jaar incl. ambtsdragers ‒ 600 ‒ 600 ‒ 600 ‒ 600
Plafondcorrecties 521 483 481 607 660
Loonontwikkeling MEV 521 483 481 607 660
Technisch 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 0 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804

Uitgaven

Ombuigingen

38. Nullijn rijksambtenaren voor 1 jaar incl. ambtsdragers

In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken om voor 2026 een nullijn te hanteren voor rijksambtenaren. Omdat de cao Rijk doorwerkt op de lonen van politieke ambtsdragers, geldt de nullijn ook voor hen.

Plafondcorrecties

Loonontwikkeling MEV

De loonontwikkeling is bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024. Deze bijstelling volgt uit de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Technisch

In de begrotingsregels is afgesproken dat de uitgavenplafonds komen te vervallen. Met deze mutaties worden de uitgaven en ontvangsten overgeboekt naar plafond Rijksbegroting. 

Aanvullende Post

Stand Voorjaarsnota ‒ 7.274 97 17.066 9.854 9.225 8.971
Intensiveringen 25 1.097 3.515 3.913 3.568 3.584
Stelpost uitwerking asielmaatregelen HLA 25 50 50 50 50 50
Extra middelen aanvullende schade Toeslagen Herstel 250 400 250
Defensie aanvulling 2% 761 674 534 565
Enveloppe groepen in de knel 193 164 149 136 110
Grensbewaking KMar 45 56 82 139 151
Koopkracht Caribisch Nederland 9 9 9 9 9
Politie 50 75 100 100 100
10. Agrarisch natuurbeheer door boeren 500 500 500 500
64. Infra woningbouw 500 500 500 500 500
65. Agrarische sector 0 1.000 1.000 1.000 1.000
7. Investeren in betere ouderenzorg (Wlz) 600 600 600
Ombuigingen 0 ‒ 306 ‒ 1.656 ‒ 3.566 ‒ 3.707 ‒ 3.855
27. Terugdraaien bonus voor gemeenten in Spreidingswet ‒ 190 ‒ 190
30. Vrijval reservering amendement Omtzigt studielening ‒ 3 ‒ 41 ‒ 93 ‒ 157 ‒ 183
35. Verlaging non-ODA-middelen ‒ 3 ‒ 7
70. Reservering Transitiefonds Aanvullende Post ‒ 1.308 ‒ 2.983 ‒ 3.250 ‒ 3.482
71. Klimaatfonds ‒ 300 ‒ 300 ‒ 300 ‒ 300
Kasschuiven ‒ 754 ‒ 84 123 549 238 84
Kasschuif Gegevensuitwisseling ‒ 15 ‒ 9 24
Kasschuif Groningen ‒ 46 1 17 19 3 7
Kasschuif Toeslagen Herstel ‒ 62 ‒ 194 47 210
Kasschuif Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch ‒ 71 9 34 25 2 2
Kasschuif Digitale Veiligheid ‒ 78 78
Kasschuif Klimaatfonds ‒ 97 25 43 135 79 ‒ 31
Kasschuif uitvoeringskosten Box 3 ‒ 138 36 32 55 15 0
Kasschuif PEGA ‒ 231 1 ‒ 52 42 132 108
Kasschuif Passende Zorg ‒ 32 17 10 5
Overige kasschuiven ‒ 17 ‒ 29 34 22 ‒ 2 ‒ 8
Kasschuiven investeringsfondsen 0 ‒ 500 ‒ 350 0 0 0
Kasschuif Infra Woningbouw ‒ 500 ‒ 350
Overboekingen Aanvullende Post ‒ 243 ‒ 674 ‒ 823 ‒ 139 332 ‒ 344
Terugboeking onderuitputting koploperprojecten 78 60 36
Graslandsubsidie ‒ 9 ‒ 69
Digitale Veiligheid ‒ 28
Natuurherstelverordening ‒ 29 ‒ 2 ‒ 11
Traditioneel Eigen Middelen (TEM) ‒ 41
Gebiedsgerichte maatregelen voor provincies ‒ 45
Overboeking middelen aanvullende schade Toeslagen Herstel ‒ 150 ‒ 400 ‒ 450 ‒ 200
Indexering WMO 0 0 ‒ 75 ‒ 150 ‒ 225 ‒ 300
Klimaatmiddelen ‒ 37 ‒ 25
Nationale grondbank ‒ 72
Reservering IZA transformatiemiddelen 300 600 0
Standaardisatie gegevensuitwisseling ‒ 162 ‒ 196 ‒ 37 ‒ 9 0
Overig overboekingen Aanvullende Post ‒ 18 ‒ 99 ‒ 31 ‒ 27 ‒ 33 ‒ 33
In=uittaakstelling 86 ‒ 1.400 ‒ 2.300 0 0 0
Invulling in=uittaakstelling 86
Aanvullende onderuitputting ‒ 2.300
Taakstelling dekking Toeslagen Herstel ‒ 1.400
Technisch 0 ‒ 513 ‒ 3.678 ‒ 2.646 ‒ 2.377 ‒ 2.488
Herverkavelen Klimaatfonds naar begroting ‒ 523 ‒ 3.688 ‒ 2.665 ‒ 2.406 ‒ 2.517
Overig technisch 10 10 19 29 29
Stand Miljoenennota ‒ 8.160 ‒ 2.283 11.896 7.966 7.280 5.952

Uitgaven

Intensiveringen

Stelpost uitwerking asielmaatregelen HLA

Momenteel wordt wetgeving uitgewerkt om de asielmaatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord te implementeren. Er wordt een stelpost op de Aanvullende Post geplaatst om spoedig door te kunnen met de indiening van de wetsvoorstellen. De stelpost bedraagt 25 miljoen euro in 2024 en 50 miljoen euro structureel vanaf 2025. In de komende periode worden verschillende uitvoeringstoetsen gedaan om de financiële (en uitvoerings) consequenties van de verschillende maatregelen in kaart te brengen voor de uitvoering in de keten.

Extra middelen aanvullende schade Toeslagen Herstel

Het voorgaande kabinet heeft in samenspraak met de Tweede Kamer voorstellen gedaan voor verbetering van de aanvullende schaderoutes van toeslagenouders. Hiervan is 0,9 miljard euro aanvullend gereserveerd op de Aanvullende Post.

Defensie aanvulling 2%

De aanvulling van de defensie-uitgaven tot de 2% NAVO-doelstelling worden gereserveerd op de Aanvullende Post.

Enveloppe groepen in de knel

Vanuit de enveloppe groepen in de knel zijn middelen op de Aanvullende Post gereserveerd voor nog nader uit te werken beleidsopties bij onderwerpen zoals OCTAS, Participatiewet, Toeslagenwet, Caribisch Nederland en werkende armen kinderopvang. Deze middelen worden betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming 2025 en gereserveerd op de Aanvullende Post. Ook de aanvullende 100 miljoen euro die als onderdeel van de augustusbesluitvorming is aan de reservering toegevoegd.

Grensbewaking (KMar)

Voor het intensiveren van de grensbewaking door de KMar wordt extra geld beschikbaar gesteld. Deze uitgaven aan de KMar tellen mee voor de 2% NAVO-doelstelling.

Koopkracht Caribisch Nederland

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is vanaf 2025 9 miljoen euro gereserveerd ter verbetering van de koopkracht voor Caribisch Nederland. Deze middelen zijn gereserveerd op de Aanvullende Post in afwachting van nadere uitwerking van maatregelen.

Politie

Voor de Politie wordt 50 miljoen euro in 2025 en 100 miljoen euro structureel vanaf 2026 beschikbaar gesteld. Deze middelen worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de Aanvullende Post.

10. Agrarisch natuurbeheer door boeren

Voor agrarisch natuurbeheer door boeren wordt vanaf 2026 structureel 500 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn in afwachting van nadere uitwerking van beleidsvoorstellen gereserveerd op de Aanvullende Post.

64. Infra woningbouw

Dit betreft een meerjarige investering van 2,5 miljard euro voor het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties en het aanleggen van infrastructuur voor mobiliteit. Deze middelen worden na uitwerking van de beleidsplannen toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds.

65. Agrarische sector

Dit betreft een meerjarige investering van 5 miljard euro in de agrarische sector zoals innovatie, een opkoopregeling en de aanpak van de mestmarkt. Dit bedrag komt boven op de structurele investering voor agrarisch natuurbeheer door boeren. Deze middelen zijn in afwachting van nadere uitwerking van beleidsvoorstellen gereserveerd op de Aanvullende Post.

7. Investeren in betere ouderenzorg (Wlz)

Voor betere ouderenzorg is een structurele envelop beschikbaar van 600 miljoen euro per 2027. Deze middelen zijn in afwachting van nadere uitwerking van beleidsvoorstellen gereserveerd op de Aanvullende Post.

Ombuigingen

27. Terugdraaien bonus voor gemeenten in Spreidingswet

Met het intrekken van de Spreidingswet vervalt de financiële bonus voor gemeenten. De middelen die hierdoor vrijvallen worden ingezet als dekking voor de voorstellen uit het hoofdlijnenakkoord.

30. Vrijval reservering amendement Omtzigt studielening

Op de Aanvullende Post is een reservering opgenomen voor een tegemoetkoming aan studenten. Deze reservering wordt met dit hoofdlijnenakkoord ingezet voor een eenmalige tegemoetkoming in afbouw van schulden voor studenten van de pechgeneratie.

35. Verlaging non-ODA-middelen

In het kader van de verlaging van de non-ODA middelen wordt de reservering voor het Vredespaleis verlaagd.

70. Reservering Transitiefonds Aanvullende Post

De reservering voor het Transitiefonds van 20,5 miljard euro op de Aanvullende Post bij Financiën vervalt.

71. Klimaatfonds

Het budget voor het Klimaatfonds wordt verlaagd met 1,2 miljard euro. De middelen voor de ontwikkeling van batterijen en groene waterstof worden (naar rato van het huidige budget) verlaagd.

Kasschuiven

Kasschuif Gegevensuitwisseling

In totaal wordt 24 miljoen euro van de gereserveerde middelen voor gegevensuitwisseling verplaatst van 2024 en 2025 naar 2027 op basis van een actuele verwachting van het kasritme van de uitgaven.

Kasschuif Groningen

46 miljoen euro van de reservering Groningen wordt naar latere jaren geschoven op basis van een actuele verwachting van het kasritme van de uitgaven.

Kasschuif Toeslagen Herstel

Ruim 250 miljoen euro van de gereserveerde middelen voor Herstel Toeslagen wordt doorgeschoven van de jaren 2024 en 2025 naar 2026 en 2027 op basis van een actuele verwachting van het kasritme van de uitgaven.

Kasschuif Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

71 miljoen euro van de reservering Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch wordt naar latere jaren geschoven op basis van een actuele verwachting van het kasritme van de uitgaven.

Kasschuif Digitale Veiligheid

76 miljoen euro van de reservering voor Digitale Veiligheid komt naar verwachting niet meer tot besteding in 2024. Omdat de middelen wel behouden dienen te blijven, worden deze doorgeschoven naar 2025.

Kasschuif Klimaatfonds

Op de Aanvullende Post is een kasschuif verwerkt op de de reservering voor het Klimaatfonds voordat de middelen zijn overgeheveld naar de Klimaatfondsbegroting. De reden voor de kasschuif is het actualiseren van de reeksen zodat deze aansluiten bij de reserveringen waartoe eerder is besloten en het plaatsen van de middelen in een realistisch uitgavenritme.

Kasschuif uitvoeringskosten Box 3

Voor de uitvoeringskosten Box 3 wordt additioneel 138 miljoen euro gereserveerd. Dekking is gevonden in de resterende middelen voor domeinoverstijgende risico's in 2024. Om de middelen in het kasritme van de verwachte uitgaven te plaatsen, wordt een kasschuif verwerkt vanuit 2024 naar latere jaren.

Kasschuif PEGA

Ten tijde van de raming van de PEGA-middelen (Voorjaarsnota 2023) was er nog geen raming van het kasritme per maatregel beschikbaar. Daarom is de reservering toen gelijk verdeeld over de jaren. Met deze kasschuif worden de PEGA-middelen in een meerrealistisch ritme geplaatst. Onderdeel hiervan zijn de middelen voor Duurzaam Herstel, wat zich nog in de pilotfase bevindt. Daarnaast zijn middelen vanuit 2024 naar achteren geschoven, omdat deze niet in 2024 benodigd zijn voor onder andere de maatregel verduurzaming en het opstarten van de sociale en economische agenda.

Kasschuif Passende Zorg

In totaal wordt 32 miljoen euro van de gereserveerde middelen voor passende zorg verplaatst van 2025 naar latere jaren op basis van een actuele verwachting van het kasritme van de uitgaven.

Overige kasschuiven

Diverse kleinere kasschuiven zijn op de Aanvullende Post verwerkt om de reserveringen in een meer realistisch ritme te zetten. Bijvoorbeeld op de reservering voor Werk aan Uitvoering en de resterende stikstofmiddelen.

Kasschuiven investeringsfondsen

Kasschuif Infra Woningbouw

Van de reservering voor infra woningbouw wordt in 2025 en 2026 totaal 850 miljoenen euro naar latere jaren geschoven. De HLA-middelen aan het begin van de nieuwe kabinetsperiode die bij de Ontwerpbegroting 2025 nog geen concrete bestemming hebben worden doorgeschoven naar latere jaren. Indien in het voorjaar blijkt dat er realistische plannen zijn kan een evt. overheveling naar eerdere jaren worden betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming.

Overboekingen Aanvullende Post

Terugboeking onderuitputting koploperprojecten

Door het vorige kabinet is 1,714 miljard euro gereserveerd op de LVVN-begroting, vooruitlopend op het toetsingsproces, voor het financieren van maatregelen die door provincies genomen kunnen worden in de periode 2024-2026 uit hun Provinciale Programma’s Landelijk Gebied, de zogenaamde koploperprojecten. 173 miljoen euro aan maatregelen is niet door de toetsing gekomen. Deze zijn teruggeboekt naar de Aanvullende Post en vervolgens alternatief ingezet voor diverse beleidsdoelen binnen LVVN-domein.

Graslandsubsidie

Doordat de derogatie voor het uitrijden van mest voor Nederland wordt afgeschaft, nemen de kosten voor het afvoeren van mest toe. Om landbouwondernemers tegemoet te komen voor deze kosten, is in het kader van het Plan van Aanpak mestmarkt de subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie verhoogd. Hiervoor is 78 miljoen euro aan de LVVN-begroting toegevoegd. Deze overboeking is verwerkt via Nota van Wijziging op de eerste suppletoire begroting.

Digitale Veiligheid

Een deel van de middelen voor digitale veiligheid (28 miljoen euro in 2024) wordt overgeheveld naar de begroting van Economische Zaken.

Natuurherstelverordening

In totaal wordt 42 miljoen euro overgeheveld vanaf de Aanvullende Post om een nationaal Natuurherstelplan op te stellen. Dit is een Europese verplichting voortvloeiend uit de recent aangenomen Natuurherstelverordening.

Traditioneel Eigen Middelen (TEM)

Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM). De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd. Dit heeft geleid tot circa 20,5 miljoen euro aan TEM nabetalingen via de begroting van Buitenlandse Zaken. De corresponderende vertragingsrente op de nabetalingen bedraagt circa 20 miljoen euro en wordt door Douane verantwoord op Artikel 9 van de begroting Financiën.

Gebiedsgerichte maatregelen voor provincies

In 2024 wordt 45 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de LVVN begroting voor extra gebiedsgerichte maatregelen voor provincies, in aanvulling op de eerdere toedeling van Transitiefondsmiddelen. De middelen worden pas beschikt nadat een toetsingsproces is doorlopen en besluitvorming binnen het kabinet heeft plaatsgevonden over de concrete maatregelen.

Overboeking middelen aanvullende schade Toeslagen Herstel

Bij Voorjaarsnota 2024 is tot en met 2027 in totaal 1,2 miljard euro gereserveerd voor de compensatie van aanvullende schade (SGH-route). Deze middelen zijn per Nota van Wijziging op de eerste suppletoire begroting overgeheveld naar de begroting van Financiën.

Indexering WMO

Bij Voorjaarsnota 2024 is voor demografische ontwikkeling alvast een bedrag van jaarlijks 75 mln. (in tranches) vanaf 2026 op de Aanvullende Post gereserveerd. Dit in afwachting van een houdbaarheidsonderzoek om de ontwikkelingen van de vraag naar WMO in beeld te brengen. Deze middelen worden nu toegevoegd aan het accres van het Gemeentefonds.

Klimaatmiddelen

De middelen voor waterstofproject Hystock (37 miljoen euro in 2026) en het noodfonds bedrijven (25 miljoen euro in 2027) worden overgeheveld naar de begroting van Klimaat en Groene Groei.

Nationale Grondbank

In 2025 wordt 72 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de begroting van LVVN voor het aankopen van grond door de Nationale Grondbank (NGB). De aankopen door de NGB starten in 2025 en worden afgerond in 2026 en 2027.

Reservering IZA transformatiemiddelen

Op basis van een actuele raming wordt het kasritme van de IZA-transformatiemiddelen aangepast. In afwachting van het verlengen van het IZA worden de transformatiemiddelen voor 2027 en 2028 op de Aanvullende Post geplaatst.

Standaardisatie gegevensuitwisseling

De middelen voor standaardisatie gegevensuitwisseling worden overgeheveld naar de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Overig overboekingen Aanvullende Post

Diverse kleinere overhevelingen van de Aanvullende Post naar diverse departementale begrotingen zijn verwerkt, bijvoorbeeld middelen voor implementatie kinderopvangtoeslag (25 miljoen euro in 2025) en covid-vaccinaties (10 miljoen euro).

In=uittaakstelling

Invulling in=uittaakstelling

De in=uittaakstelling is de tegenhanger van de eindejaarsmarge om te voorkomen dat het uitgavenplafond wordt overschreden als gevolg van de eindejaarsmarge. De in=uit taakstelling kent geen concrete invulling, maar wordt gaandeweg ingevuld. De invulling kan bestaan uit onderuitputting of andere meevallers. Op diverse departementale begrotingen zijn kleinere meevallers geboekt. In totaal gaat dit om 86 miljoen euro. Hiermee is de in=uittaakstelling voor 2024 ingevuld.

Aanvullende onderuitputting

De reguliere in=uittaakstelling is in 2026 met 2,3 miljard euro verhoogd. Deze onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling. De in=uittaakstelling wordt gaandeweg het lopende jaar gevuld vanuit de onderuitputting en meevallers op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenplafond overschreden en verslechtert het EMU-saldo.

Taakstelling dekking Toeslagen Herstel

Het voorgaande kabinet heeft in samenspraak met de Tweede Kamer in totaal 2,3 miljard euro gereserveerd voor de verbetering van de aanvullende schaderoutes van toeslagenouders. De dekking bestaat voor 1,4 miljard euro uit het inhouden van de uit te keren eindejaarsmarge in 2025. Deze dekkingsopgave wordt nu als taakstelling in 2025 op de Aanvullende Post geboekt. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2025 (het moment waarop de eindejaarsmarge wordt vastgesteld en uitgekeerd) wordt de definitieve hoogte van eindejaarsmarge bepaald. Op basis daarvan wordt de naar rato verdeling over de departementen (inclusief fondsen) bepaald.

Technisch

Herverkaveling Klimaatfonds naar begroting

De middelen van het Klimaatfonds stonden op de Aanvullende Post gereserveerd in afwachting van parlementaire goedkeuring van de instellingswet van het Klimaatfonds. Dit instellingswet is aangenomen door de Eerste Kamer in april 2024. Daarom worden de middelen nu herverkaveld naar de Klimaatfondsbegroting.

Overig technisch

Op de Aanvullende Post zijn diverse kleinere technische bijstellingen verwerkt.

17 Horizontale toelichting

De horizontale toelichting geeft voor elk begrotingshoofdstuk een toelichting op het verloop van de uitgaven en de ontvangsten over de meerjarenperiode (2024-2029). Deze toelichting is op totaalniveau en per artikel. Voor de begrotingsfondsen wordt ook het verloop van de uitgaven en ontvangsten na 2029 toegelicht.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. Dit overzicht sluit aan op de artikelstanden zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen.

Algemene Zaken en De Koning

De Koning

Totaal uitgaven 58 59 59 59 59 59
Totaal ontvangsten 2 0 0 0 0 0
1 Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
Uitgaven 12 12 12 12 12 12
Ontvangsten 2 0 0 0 0 0
2 Functionele uitgaven van de Koning
Uitgaven 38 38 38 38 38 38
3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
Uitgaven 8 8 8 8 8 8

Algemeen

De uitgaven op de begroting van De Koning blijven redelijk stabiel tussen 2024 en 2029. De ontvangsten nemen vanaf 2025 met 1,5 miljoen euro af vanwege het besluit van de Prinses van Oranje om vanaf dat moment de b-component van de grondwettelijke uitkering niet meer terug te storten.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Op dit artikel staan de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis.

Er zijn ontvangsten geraamd omdat de Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component (inkomensdeel) terugstort. Tot en met 2024 stort zij ook de b-component (personele en materiele uitgaven) terug van 1,5 miljoen euro. Vanaf 2025 zullen de ontvangsten van de b-component wegvallen. De terugstorting van de a-component ter hoogte van 345 duizend euro blijft begroot en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

Artikel 2. Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven, zoals de inzet van luchtvaartuigen. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Artikel 3. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen.

Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven voor voorlichting, het Militaire Huis en het Kabinet van de Koning. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Algemene Zaken

Totaal uitgaven 116 101 101 99 96 95
Totaal ontvangsten 9 9 9 9 9 9
1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid
Uitgaven 108 94 93 92 89 88
Ontvangsten 5 5 5 5 5 5
2 Kabinet van de Koning
Uitgaven 3 3 3 3 3 3
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
3 Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
Uitgaven 5 4 4 4 4 4

Algemeen

De begroting van Algemene Zaken is in eerdere jaren hoger vanwege het verwerken van de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord en aflopende uitgaven met betrekking tot de tijdelijke huisvesting van het ministerie en ICT-projecten.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Op dit artikel staan onder andere bijdragen voor de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De begrotingsstand is hoger in eerdere jaren. Dit komt enerzijds door de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord van circa 2 miljoen euro in 2025 oplopend naar circa 11 miljoen euro in 2029. Anderzijds komt de daling door extra uitgaven voor tijdelijke huisvesting van het Ministerie van 9 miljoen euro in 2024 en de extra uitgaven voor ICT-projecten van circa 6 miljoen euro in 2024 die afloopt naar 4 miljoen in latere jaren. De ontvangsten zijn stabiel.

Artikel 2. Kabinet van de Koning

Op dit artikel staan uitgaven voor het Kabinet van de Koning. Zij zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Artikel 3. Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Op dit artikel staan uitgaven voor de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling. De CTIVD toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders voor deze diensten. De afdeling klachtenbehandeling onderzoekt en behandelt klachten en meldingen over het vermoeden van een misstand. De begrotingsstanden zijn hoger in eerdere jaren vanwege de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord van circa 200 duizend euro in 2025 oplopend naar circa 900 duizend euro in 2029.

Buitenlandse Zaken (inclusief Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp)

Buitenlandse Zaken

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 11.793 12.262 15.676 15.198 16.463 16.944
Totaal ontvangsten 3.749 3.654 2.822 1.233 1.266 1.303
1 Versterkte internationale rechtsorde
Uitgaven 147 122 121 115 109 112
Ontvangsten
2 Veiligheid en stabiliteit
Uitgaven 295 345 311 271 267 273
Ontvangsten 1 1 1 1 1 1
3 Effectieve Europese samenwerking
Uitgaven 10.079 10.722 14.202 13.784 15.055 15.500
Ontvangsten 3.640 3.387 2.705 1.117 1.153 1.191
4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden
Uitgaven 72 57 57 49 45 46
Ontvangsten 79 88 87 87 83 82
6 Nog onverdeeld
Uitgaven 17 26 20 45 81 118
Ontvangsten
7 Apparaat
Uitgaven 1.182 990 964 934 906 894
Ontvangsten 30 177 29 29 29 29

Algemeen

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) bestaat uit HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) uitgaven en ontvangsten en uit afdrachten aan de Europese Unie. De HGIS-uitgaven bestaan uit Official Development Assistance (ODA) uitgaven en non-ODA-uitgaven en staan verspreid over meerdere begrotingen, voornamelijk op die van BZ en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO).

In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat zowel het ODA als het non-ODA-budget wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Dit leidt tot ombuigingen op de BZ-begroting. Voor 2025 en 2026 zijn er binnen de bestaande structuur van de begroting al beleidsspecifiekekeuzes op hoofdlijnen gemaakt voor de non-ODA bezuiniging. Voor de jaren 2027 en verder is de non-ODA taakstelling naar rato verdeeld en wordt op een later moment inhoudelijk ingevuld. De ODA-taakstelling op de BZ-begroting is volledig (2025 t/m 2029) naar rato verdeeld.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterkte internationale rechtsorde

Dit artikel ziet toe op het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde. De omvang van de uitgaven van dit artikel neemt af door de verwerking van de ombuigingen uit het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 2. Veiligheid en stabiliteit

Op dit artikel worden de uitgaven die bijdragen aan vrede, veiligheid en stabiliteit verantwoord. Ook staan op dit artikel de budgetten voor steun aan Oekraïne voor accountability en gastlandschap, niet-militaire veiligheidssteun, wederopbouw en humanitaire hulp. De daling van het budget is het gevolg van de verwerking van de ombuigingen uit het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 3. Effectieve Europese samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU. De EU-afdrachten zijn geactualiseerd op basis van de jaarlijkse technische aanpassing van de Europese Commissie. De verwachte onderuitputting op de EU-begroting leidt tot een lagere afdrachtenraming in 2024 en 2025 en een evenredig hogere afdrachtenraming in 2026 en 2027. De raming van de afdrachten na het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK; 2021-2027) is gebaseerd op de verwachte economische ontwikkeling en een inschatting van de omvang van het MFK na 2027. Hierin zijn onder andere vanaf 2028 de terug- en rentebetalingen voor het coronaherstelfonds Next Generation EU (NGEU) in de raming van de Nederlandse EU-afdrachten opgenomen. In deze raming is rekening gehouden met de in het hoofdlijnenakkoord voorgenomen besparing van 1,6 miljard euro. Als laatste maakt Nederland in 2024 tot en met 2026 aanspraak op 5,4 miljard euro uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Dit zorgt voor een verlaging van de netto-uitgaven op de BZ-begroting in deze jaren

Artikel 4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

Op dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten ten aanzien van de verlening van consulaire diensten aan Nederlanders, evenals het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders verantwoord. De geleidelijke afname van de uitgaven komt door de verwerking van de ombuigingen uit het Hoofdlijnenakkoord. De ontvangsten lopen geleidelijk op doordat het aantal reisdocumentaanvragen naar verwachting zal stijgen. Dit komt door de toename van reisbewegingen en de gestegen vraag naar vernieuwing van verlopen paspoorten.

Artikel 6. Nog onverdeeld

De budgettaire ruimte op dit artikel betreft een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor overige onvoorziene uitgaven. De HGIS non-ODA uitgaven volgen de geraamde prijsontwikkeling van het bruto binnenlands product (BBP) en daarom neemt het budget op dit onderdeel toe.

Artikel 7. Apparaat

De uitgaven op dit artikel zijn in 2024 incidenteel hoger vanwege enkele grote investeringen in het postennet. De ontvangsten op dit artikel zijn incidenteel hoger in 2025 door de verwachte verkoop van vastgoed in het buitenland in dat jaar. Deze middelen worden ingezet om het postennet te moderniseren en verduurzamen.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 3.928 3.598 3.120 3.124 3.611 3.923
Totaal ontvangsten 70 53 48 45 43 42
1 Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen
Uitgaven 650 537 539 544 596 638
Ontvangsten 14 14 14 14 14 14
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
Uitgaven 935 909 852 827 927 1.001
Ontvangsten
3 Sociale vooruitgang
Uitgaven 825 693 642 651 729 789
Ontvangsten
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
Uitgaven 1.086 951 842 804 901 975
Ontvangsten
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet
Uitgaven 433 508 245 296 458 519
Ontvangsten 56 39 34 31 29 28

Algemeen

De begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) bestaat uit ODA-uitgaven en non-ODA-uitgaven. In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat zowel het ODA als het non-ODA-budget wordt aangepast op de schuivende verhoudingen in de wereld. Dit leidt tot ombuigingen op de BHO-begroting. Met name de ODA-ombuiging leidt tot een dalend budget in 2026 en 2027. Vanwege de koppeling aan de economische ontwikkeling in het basispad van het HLA is het budget in 2028 en 2029 hoger. Deze tabel wordt getoond in lopende prijzen (in tegenstelling tot de meeste begrotingen, die in constante prijzen getoond worden).

In het HLA bezuinigt het kabinet op de ODA-middelen in de jaren 2025 en daarna. In 2025 heeft BHO ervoor gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting. Ook de jaren 2026 en verder zijn voor nu pro rata verdeeld. Het nieuwe BHO-beleid wordt nog nader uitgewerkt. Op basis hiervan worden de bezuinigingen voor 2026 en verder opnieuw verdeeld.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De uitgaven van artikel 1 zijn gericht op het versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland, het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid en het bevorderen van toekomstbestendige groei wereldwijd.

Artikel 2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Op dit artikel staan de uitgaven aan voedselzekerheid, water en klimaat.

Artikel 3. Sociale vooruitgang

Dit artikel ziet toe op uitgaven die bijdragen aan het bevorderen van gelijkheid en inclusieve ontwikkeling van mensen in ontwikkelingslanden.

Artikel 4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

De uitgaven van dit artikel hebben betrekking op het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van vreedzame en rechtvaardige samenlevingen. Daarnaast is het budget bestemd voor migratiesamenwerking en opvang in de regio en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

Artikel 5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord die betrekking hebben op multilaterale samenwerking, armoedebeleid en de steun aan Oekraïne. Ook zijn schommelingen in de ODA-budgetten als gevolg van de ontwikkeling van het BNI tot en met de Voorjaarsnota op dit begrotingsartikel verwerkt. Dit budget wordt ook ingezet om aanpassingen als gevolg van de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang te verwerken.

Justitie en Veiligheid

Justitie en Veiligheid

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 27.120 18.325 18.353 18.329 18.248 18.251
Totaal ontvangsten 1.584 1.650 1.751 1.781 1.806 1.837
31 Politie
Uitgaven 8.367 8.209 8.231 8.227 8.197 8.197
Ontvangsten 61 7 7 7 1 1
32 Rechtspleging en rechtsbijstand
Uitgaven 2.357 2.318 2.291 2.259 2.248 2.234
Ontvangsten 200 170 173 175 177 178
33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding
Uitgaven 1.512 1.561 1.548 1.552 1.546 1.568
Ontvangsten 952 1.324 1.416 1.444 1.472 1.501
34 Straffen en beschermen
Uitgaven 4.226 4.264 4.333 4.410 4.458 4.478
Ontvangsten 233 140 146 147 148 149
36 Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid
Uitgaven 483 610 552 556 559 560
Ontvangsten 25 2 2 2 2 2
37 Migratie
Uitgaven 9.428 0 0 0 0 0
Ontvangsten 107 0 0 0 0 0
38 Inburgering
Uitgaven 483 480 341 293 278
Ontvangsten 3 3 3 3 3
91 Apparaat kerndepartement
Uitgaven 705 611 578 542 505 491
Ontvangsten 4 4 4 4 4 3
92 Nog onverdeeld
Uitgaven 39 267 337 437 438 442
Ontvangsten
93 Geheim
Uitgaven 4 4 4 4 4 4
Ontvangsten

Algemeen

Het verschil in het budget tussen 2024 en 2025 op de begroting van Justitie en Veiligheid (JenV) komt grotendeels door de herverkaveling van het budget voor migratie naar de begroting van Asiel en Migratie. De hoogte van het verschil wordt gedempt door de toevoeging van programmabudget voor Inburgering vanaf de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de begroting van JenV. Tussen 2025 en 2029 blijft de begroting redelijk stabiel.

Toelichting per artikel

Artikel 31. Politie

De begrotingsstand voor politie kent een redelijk stabiel verloop. De fluctuaties bij de uitgaven worden veroorzaakt door personeel en het programma Nieuwe Missie Kritische Communicatiesystemen.

De ontvangsten zijn in 2024 voornamelijk hoger door een desaldering voor de niet bestede bijzondere bijdrage met betrekking tot ondermijning. Daarnaast wordt de fluctuatie in later jaren veroorzaakt door een bijstelling van de raming voor de te ontvangen vergoedingen medegebruik opstelpunten.

Artikel 32. Rechtspleging en rechtsbijstand

De begrotingsstand voor rechtspleging en rechtsbijstand is in eerdere jaren hoger vanwege een daling in de hoeveelheid verwachte toevoegingen rechtsbijstand. Dit is deels vanwege de door het kabinet voorziene beperking van de asielinstroom.

Artikel 33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

De begrotingsstand voor veiligheid en criminaliteitsbestijding kent een stabiel verloop. De oploop van 2024 naar 2025 wordt veroorzaakt doordat vanaf 2025 structurele versterkingsmiddelen beschikbaar zijn voor de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC). Het wordt daarnaast veroorzaakt door een kasschuif met betrekking tot het Beslag Informatie Systeem (BIS) bij het Openbaar Ministerie.

De ontvangsten op het Boete en Transactie-dossier lopen gedurende de meerjarenperiode op. Dit komt vooral door de verhoging van de (gemiddelde) boeteprijs zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2023.

Artikel 34. Straffen en beschermen 

De oploop in de begrotingsstand voor straffen en beschermen wordt vooral veroorzaakt doordat het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ), dat de capaciteitsbehoefte voor onder andere Dienst Justitele Inrichtingen (DJI) raamt, een stijging laat zien.

De ontvangsten zijn in 2024 hoger door de afrekening met DJI over 2023. Hierbij is 69 miljoen euro teruggestort naar de JenV-begroting.

Artikel 36 Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

De oploop van 2024 naar 2025 wordt veroorzaakt door de oplopende reeks voor Bewaken en Beveiligen in de Voorjaarsnota 2022 en 2023. In totaal is hiervoor 212 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld. De afloop van 2025 naar 2026 wordt veroorzaakt door de incidentele kosten voor de NAVO-top in 2025 en de taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord op de SPUK Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) vanaf 2026 van ciraca 28 miljoen euro.

De ontvangstenreeks laat een daling zien van 2024 naar 2025, voornamelijk vanwege een eenmalige terugstorting van COVID middelen vanuit veiligheidsregio's.

Artikel 37. Migratie

De middelen voor migratie zijn vanaf 2025 overgeheveld naar de begroting van Asiel en Migratie.

Artikel 38. Inburgering

Vanaf 2025 is het budget voor inburgering overgeheveld vanaf de begroting van Sociale Zaken en Werkgelenheid naar JenV. Het budget voor inburgering is in de jaren tot en met 2026 incidenteel hoger dan in andere jaren. Dit komt door de verhoogde asielinstroom. Deze asielinstroom werkt door naar latere jaren vanwege de meerjarige kosten van inburgeraars. De uitgaven op dit beleidsartikel nemen daarna af vanwege de verwachte afnemende asielinstroom. Dat is van invloed op de uitgaven voor voorinburgering, het leenstelsel en inburgeringsvoorzieningen bij gemeenten, net als op kleinere posten zoals uitvoeringskosten Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Artikel 91. Apparaatsuitgaven kerndepartement

De afloop van dit artikel wordt veroorzaakt door de taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord op apparaat van de Rijksoverheid. Voor JenV gaat dit om een bedrag dat oploopt naar 110 miljoen euro in 2029 en verder. Op dit artikel staan ook de apparaatsuitgaven voor Asiel en Migratie. De apparaatsuitgaven voor Inburgering staan bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op een later moment worden de gevolgen van de herkaveling voor apparaat verwerkt.

Artikel 92. Nog onverdeeld

Artikel 92 is een doorverdeelartikel. De oploop van het budget op dit artikel wordt veroorzaakt door de oplopende reeks uit het hoofdlijnenakkoord voor investeringen in nationale veiligheid van 300 miljoen euro structureel in 2027 en JenV-deel voor goed bestuur in de rechtstaat van 50 miljoen euro structureel in 2027.

Artikel 93. Geheim

De uitgaven op artikel 93 zijn tussen 2024 en 2029 stabiel.

Asiel en Migratie

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 9.481 9.769 2.854 1.219 1.219
Totaal ontvangsten 13 14 14 14 14
37 Asiel en Migratie
Uitgaven 9.481 9.769 2.854 1.219 1.219
Ontvangsten 13 14 14 14 14

Artikel 37. Migratie

De budgetten voor asiel en migratie zijn overgeheveld vanaf de begroting van Justitie en Veiligheid vanaf 2025. De hogere budgetten in eerdere jaren wordt deels veroorzaakt door de incidentele verwerking van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) bij Voorjaarsnota 2023 en 2024, vanwege de onzekerheid in de asielraming naarmate verder in de toekomst wordt gekeken. Verder gaat het kabinet er vanuit dat minder middelen benodigd zijn voor 2027 en later vanwege instroombeperkende maatregelen. Daarnaast is de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) verlengd tot 5 maart 2026 en is de Tijdelijke Wet opvang ontheemden Oekraïne aangenomen waardoor gemeenten tot een jaar na afloop van de RTB belast zijn met de opvang van Oekraïense ontheemden. Het kabinet stelt daarom middelen beschikbaar tot 5 maart 2027, waardoor het budget in latere jaren afneemt.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief BES-fonds, Staten-Generaal en Hoge Colleges van Staat

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 11.543 5.084 4.545 3.294 3.052 2.174
Totaal ontvangsten 1.034 1.772 2.176 1.919 946 822
1 Openbaar bestuur en democratie
Uitgaven 549 164 179 213 158 160
Ontvangsten 15 15 25 25 25 25
2 Nationale veiligheid
Uitgaven 496 488 484 505 494 494
Ontvangsten 17 17 17 17 17 17
3 Woningmarkt
Uitgaven 7.068 0 0 0 0 0
Ontvangsten 621 0 0 0 0 0
4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Uitgaven 1.475 0 0 0 0 0
Ontvangsten 3 0 0 0 0 0
5 Ruimtelijke ordening en Omgevingswet
Uitgaven 153 0 0 0 0 0
Ontvangsten 11 0 0 0 0 0
6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving
Uitgaven 524 537 531 524 621 618
Ontvangsten 11 11 11 11 11 11
7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
Uitgaven 80 90 93 101 96 95
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid
Uitgaven 185 0 0 0 0 0
Ontvangsten 129 0 0 0 0 0
11 Centraal apparaat
Uitgaven 909 851 765 663 588 506
Ontvangsten 195 196 188 146 101 74
12 Algemeen
Uitgaven 96 58 43 52 43 3
Ontvangsten 32
13 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 15 20 23 74 72
Ontvangsten
14 Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité
Uitgaven 8 26 26 58 25 8
Ontvangsten
15 Een veilig Groningen met perspectief
Uitgaven 2.854 2.403 1.155 954 218
Ontvangsten 1.532 1.935 1.720 792 694

Algemeen

Met de afsplitsing van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties fors gekrompen. Dit wordt voor een deel gecompenseerd door het overkomen van het beleidsartikel herstel Groningen vanuit EZK. De uitgaven aan dit artikel zijn in 2025 goed voor meer dan de helft van de uitgaven van de BZK-begroting, De uitgaven aan Groningen op de begroting van BZK kennen een scherpe daling gedurende de meerjarenperiode. Ook de uitgaven aan het centrale apparaat, het op één na grootste artikel, lopen gedurende de meerjarige periode af. In totaal dalen de uitgaven op de BZK begroting in 2029 met meer dan de helft ten opzichte van 2025.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

De middelen voor Regiodeals en het Nationale Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) zijn overgegaan naar VRO, waardoor de uitgaven aan het artikel lager ten opzichte van 2024. Structureel zijn de uitgaven toegenomen door de doorverdeling van de envelop Goed Bestuur en Versterking Rechtsstaat uit het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 2. Nationale veiligheid

De uitgaven aan de AIVD blijven over de meerjarenperiode ongeveer gelijk. De verwachting is dat de uitgaven op dit artikel weer gaan stijgen als de middelen uit de envelop veiligheid uit het Hoofdlijnenakkoord, die nog op het artikel onverdeeld op de JenV-begroting staan, worden doorverdeeld.

Artikel 3. Woningmarkt

Dit artikel is herverkaveld naar VRO.

Artikel 4. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Dit artikel is herverkaveld naar VRO.

Artikel 5. Ruimtelijke ordening en omgevingswet

Dit artikel is herverkaveld naar VRO.

Artikel 6. Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

DIt betreffen uitgaven op digitaal terrein. De uitgaven op dit artikel kennen een oploop in 2028 doordat de middelen voor de hoogwaardige dienstverlening één overheid (ruim 100 miljoen euro), vanaf dat jaar nog op de BZK begroting staan. Een groot deel van het budget in eerdere jaren is overgeboekt naar het gemeentefonds. BZK werkt samen met gemeenten toe naar een nieuwe governance structuur met als doel om als overheid een integrale en geïntegreerde dienstverlening aan te kunnen bieden. Ook zou het de dienstverlening begrijpelijker en hoogwaardiger moeten maken. Verder kent het artikel voornamelijk een stuctureel en gelijkblijvend budget.

Artikel 7. Werkgevers-en bedrijfsvoeringsbeleid

Artikel 7 kent voornamelijk (structurele) opdrachtenbudgetten die als doel hebben de bedrijfsvoering, informatiehuishouding en het werkgeverschap van het Rijk te verbeteren. BZK heeft op deze onderwerpen een coördinerende en/of regisserende rol. De uitgaven op artikel 7 blijven nagenoeg gelijk over de meerjarenperiode.

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Dit artikel is herverkaveld naar VRO.

Artikel 11. Centraal Apparaat

De uitgaven op het apparaatsartikel op de BZK-begroting financieren het personeel, materieel en externe inhuur van de ministeries van BZK en VRO. Dit artikel kent voor een groot deel incidenteel budget. Wegens de oplopende apparaatstaakstelling hebben de apparaatsuitgaven een fors steiler afbouwpad dan normaal.

Artikel 12. Algemeen

De incidentele uitgaven op dit artikel zijn voor een groot deel toe te schrijven aan de kwijtschelding van publieke schulden. Daar is nog circa 200 miljoen euro voor gereserveerd.

Artikel 13. Nog onverdeeld

Dit betreft een gedeelte van de middelen uit de envelop goed bestuur en sterke rechtsstaat van het Hoofdlijnenakkoord, die om uiteenlopende redenen nog niet zijn doorverdeeld naar beleidsartikelen. De middelen op het artikel onverdeeld stijgen vanaf 2028 onder andere doordat vanaf dat moment middelen voor het constitutioneel hof (en de Kiesraad) zijn vrijgemaakt. Het oprichten van een constitutioneel hof vereist een grondwetswijziging en (verdere) uitwerking moet nog plaatsvinden.

Artikel 14. Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité

In 2023 is het begrotingsartikel 14 voor het slavernijverleden in het leven geroepen. Dit betreft de bijdragen van diverse departementen ter financiering van een pakket maatregelen in het kader van het slavernijverleden. In de begeleidende kabinetsreactie op het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden heeft het kabinet incidenteel 200 miljoen euro beschikbaar gemaakt, die ten goede komt aan verschillende maatregelen en maatschappelijke initiatieven. De middelen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk (66 miljoen euro) zijn overgeboekt naar Koninksrijksrelaties. Daarnaast zijn ook een groot deel van de middelen van de beleidsinitiatieven in Europees Nederland overgeboekt naar andere begrotingen. De middelen die zijn bestemd voor Suriname (66 miljoen euro) staan nog wel op de BZK-begroting. Voor het jaarlijks herdenken maakt het kabinet 8 miljoen euro structureel vrij.

Artikel 15. Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op artikel 15 bestaan uit de betalingen van schadevergoedingen en de versterkingsoperatie voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning, subsidies voor de verduurzamingsopgave en de bijdragen aan RVO en het IMG voor de uitvoering van de schadeafhandeling. De schadevergoedingen en daarbij behorende uitvoeringskosten worden betaald door BZK en daarna verhaald op de NAM. Deze posten zijn daarom ook aan de ontvangstenkant van de BZK-begroting opgenomen. Daarnaast bestonden de ontvangsten uit de gasbaten. Met het dichtdraaien van de gaskraan vallen deze ontvangsten weg. In de komende jaren worden naar aanleiding van de kabinetsreactie op de parlementaire enquête middelen toegevoegd aan de BZK-begroting. Op dit moment staan deze middelen nog op de Aanvullende Post van Financiën in afwachting van verdere uitwerking. Dit verklaart de aflopende reeks grotendeels.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 9.387 9.275 9.490 9.294 9.384
Totaal ontvangsten 484 479 467 468 464
1 Woningmarkt
Uitgaven 7.234 7.981 8.272 8.263 8.406
Ontvangsten 372 377 367 368 364
2 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Uitgaven 1.487 845 877 681 583
Ontvangsten 0 0 0 0 0
3 Ruimtelijke ordening en Omgevingswet
Uitgaven 474 239 129 129 123
Ontvangsten 4 4 4 4 4
4 Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf
Uitgaven 182 200 202 212 263
Ontvangsten 108 98 96 96 96
12 Algemeen
Uitgaven 10 10 10 10 10
Ontvangsten

Algemeen

De begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is vanaf 2025 ontstaan door de herverkaveling vanuit Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties. De uitgaven op de begroting blijven vrijwel gelijk gedurende de meerjarenperiode. De uitgaven op het artikel woningmarkt stijgen, maar de uitgaven aan de energietransitie en ruimtelijke ordening dalen juist.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Woningmarkt

De uitgaven op het artikel woningmarkt lopen sterk op. Dit heeft twee oorzaken: de incidentele woningbouwenvelop en (voornamelijk) de structurele oploop van de huurtoeslag. Het nieuwe kabinet heeft in totaal 5 miljard incidenteel beschikbaar gesteld voor het bevorderen van de woningbouw. De besteding van deze middelen vindt plaats in 2025 tot en met 2032, met een piek in 2027. Daarnaast nemen de uitgaven aan de huurtoeslag zeer sterk toe. In 2024 bedragen de uitgaven aan de huurtoeslag 5,7 miljard euro. Voor 2029 is 7,5 miljard euro begroot. Deze stijging zit voor een groot deel in de verwachte huur- en volumeontwikkeling, die (in tegenstelling tot andere budgetten) al in de begroting is verwerkt. Daarnaast is de stijging ten opzichte van 2024 toe te schrijven aan (koopkracht)maatregelen van het kabinet. Zo is in het regeerakkoord afgesproken om 500 miljoen euro structureel toe te voegen aan de huurtoeslag om armoede tegen te gaan.

Artikel 2. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

De uitgaven op dit artikel zien een piek in 2025 en een afname in de latere jaren, mede vanwege incidentele overboekingen vanaf de Aanvullende Post (verduurzaming Groningen) en het Klimaatfonds. Een groot deel van de budgetten op dit artikel zijn afkomstig van het Klimaatfonds, waardoor de uitgaven op dit artikel voornamelijk incidenteel zijn.

Artikel 3. Ruimtelijke ordening en omgevingswet

De uitgaven op artikel 5 lopen na 2025 af. Dit komt onder andere door het deels tijdelijke karakter van de uitgaven aan de invoering van de omgevingswet. Als tactisch beheerder voor de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) maakt het kadaster in 2025 nog hogere kosten aan beheer. De omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden.

Artikel 4. Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf

Vanaf 2029 nemen de uitgaven op dit artikel sterk toe wegens de renovatie van het Binnenhof. Vanaf dat jaar staat er een fors verhoogde verbruikersvergoeding voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat op de begroting van VRO. Om de contracten af te kunnen sluiten is bij de afgelopen voorjaarsnota in 2028 circa 5 miljoen en vanaf 2029 structureel 63 miljoen euro aan de begroting toegevoegd. Deze middelen zijn toegevoegd voor zover deze daadwerkelijk tot de voorjaarsbesluitvorming 2025 nodig zijn om verplichtingen aan te kunnen gaan. Daarnaast staan nog middelen voor dit doel gereserveerd op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.

Artikel 12. Algemeen

Dit betreffen geraamde uitgaven aan vennootschapsbelasting, die samenhangen met artikel 4.

Staten-Generaal

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 283 267 261 254 266 250
Totaal ontvangsten 4 4 4 4 4 4
1 Wetgeving en controle Eerste Kamer
Uitgaven 28 26 26 26 25 24
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
2 Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer
Uitgaven 47 43 41 41 47 42
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
3 Wetgeving en controle Tweede Kamer
Uitgaven 207 196 192 186 193 183
Ontvangsten 4 4 4 4 4 4
4 Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer
Uitgaven 2 2 2 2 2 2
Ontvangsten
10 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De uitgaven op de begroting van de Staten-Generaal lopen iets af omdat beide Kamers additionele uitgaven doen aan het eigen apparaat. Dit betreffen naast structurele uitgaven, ook incidentele uitgaven aan onder meer ICT en veiligheid, zoals vervangingsinvesteringen. Dit verklaart de aflopende reeks grotendeels. De uitgaven van de Tweede Kamer lopen in 2028 op wegens de geplande terugverhuizing naar het Binnenhof.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 195 192 180 187 179 176
Totaal ontvangsten 6 6 6 6 6 6
1 Raad van State
Uitgaven 91 90 84 83 83 83
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
2 Algemene Rekenkamer
Uitgaven 47 49 46 56 46 45
Ontvangsten 1 1 1 1 1 1
3 De Nationale ombudsman
Uitgaven 30 29 28 29 29 29
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
4 Kanselarij der Nederlandse Orden
Uitgaven 7 6 6 6 6 6
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
6 Kabinet van de Gouverneur van Aruba
Uitgaven 3 2 2 2 2 2
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
7 Kabinet van de Gouverneur van Curaçao
Uitgaven 4 3 3 3 3 3
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
8 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten
Uitgaven 3 3 3 3 3 3
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
9 Kiesraad
Uitgaven 10 10 7 5 6 5
Ontvangsten
10 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De begroting van de Hoge Colleges van Staat blijft over de jaren vrij stabiel. In 2024 en 2025 heeft de Kiesraad extra middelen voor de transitie van de Kiesraad naar verkiezingsautoriteit, voor de ondersteuning van de verkiezingssoftware en voor de (her)aanbesteding van het digitaal hulpmiddel verkiezingen. Tot en met 2025 heeft de Raad van State circa 5 miljoen euro aan additionele middelen ter beschikking voor de bestuursrechtspraak. In 2027 heeft de Algemene Rekenkamer extra middelen beschikbaar voor de tijdelijke huisvesting en geplande terugverhuizing.

Koninkrijksrelaties

Totaal uitgaven 205 263 214 206 178 149
Totaal ontvangsten 149 205 224 148 239 303
1 Versterken rechtsstaat
Uitgaven 38 70 69 68 91 91
Ontvangsten
2 Slavernijverleden
Uitgaven 1 28 11 11 10 9
Ontvangsten
4 Bevorderen sociaaleconomische structuur
Uitgaven 33 101 71 63 24 14
Ontvangsten 1
5 Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen
Uitgaven 95 29 29 29 29 11
Ontvangsten 145 205 224 148 239 303
6 Apparaat
Uitgaven 35 35 33 32 23 23
Ontvangsten 3
7 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 1 2 3 2 2
Ontvangsten
8 Wederopbouw Bovenwindse Eilanden
Uitgaven 3 1 1
Ontvangsten

Algemeen

De begroting van Koninkrijksrelaties neemt structureel af wat betreft de uitgaven, maar kent een incidentele verhoging in 2025. Door de toevoeging van artikel 2, slavernijverleden, en het ritme van artikel 4, bevorderen sociaal economische structuur, is in 2025 een piek vanwege hieronder toegelichte redenen. Deze nemen na 2025 weer af. Wat betreft de ontvangsten heeft de begrotingjuist een toename in latere jaren, vanwege de aflossings- en rentereeksen van leningen die op artikel 5 verantwoord worden.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterken rechtsstaat

De uitgaven in 2024 liggen lager dan latere jaren, aangezien een groot deel van dit artikel weliswaar verantwoord wordt op de begroting van Koninkrijksrelaties, maar overgeboekt wordt naar de begrotingen van Justitie en Veiligheid (Recherche en rechterlijke macht), Defensie (Grensbewaking) en Financiën (Douane). De budgetten voor 2025 en verder moeten grotendeels nog worden overgeboekt, met uitzondering van het Recherchesamenwerkingsteam (RST), waar het budget tot en met 2027 is overgeheveld. Dit verklaart ook mede de hogere uitgaven in 2028 en 2029.

Artikel 2. Slavernijverleden

Er is in 2024 een nieuw artikel toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties om de uitgaven te verantwoorden van het herdenken van het slavernijverleden in het Caribische deel van het Koninkrijk. Deze middelen kennen een piek in 2025. Mogelijkerwijs wordt het kasritme van deze middelen nog aangepast zodra plannen zijn uitgewerkt; uiterlijk 1 juli 2025 moet er namelijk een voorstel liggen voor de besteding van deze middelen.

Artikel 4. Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2023 zijn de Landspakketten zoals eind 2020 met de Curaçao, Aruba en Sint Maarten overeengekomen, bekrachtigd met de Onderlinge Regeling. Ter ondersteuning van de Landspakketten heeft de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) middelen beschikbaar in een kasritme van ca. 35 miljoen euro per jaar tot en met 2027. Dit verklaart de afname in 2028 en 2029. Door een aantal kasschuiven is echter het beschikbare budget per jaar niet gelijk, vandaar dat het budget tot 2027 varieert. 2025 kent een piek vanwege de toevoeging van 40 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds in dat jaar. In 2026, 2027 en 2028 is er respectievelijk 20 en tweemaal 10 miljoen euro toegevoegd. Verder wordt de piek verklaard door een schuif van 7,6 miljoen euro naar 2025 van de ter beschikking gestelde middelen voor noodmaatregelen voor de klif op Sint Eustatius, vanwege vertraging bij de herstelwerkzaamheden.

Artikel 5. Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

De uitgaven zijn in 2024 hoger, omdat er in 2024 ruimte in de begroting wordt gereserveerd om een lopende inschrijving van 66 miljoen euro te verstrekken aan Sint Maarten, onder voorbehoud van positief advies van het College financieel toezicht en instemming van de Ministerraad. Van 2025-2028 zijn de uitgaven jaarlijks gelijk; er zijn voor die jaren geen nieuwe leningen aan de landen voorzien. 2029 kent wel een afname; de Nederlandse bijdrage in de schuldsanering van de voormalige Nederlandse Antillen en Curaçao, wat als uitgave verantwoord wordt, neemt namelijk volgens het in 2011 afgesproken schema af in 2029 en 2030. Na 2030 is de schuldsanering voltooid. Ook worden de meerjarige aflossings- en rente ontvangsten van de schuldsandering van de voormalige Nederlandse Antillen verantwoord op de begroting van Koninkrijksrelaties, naast aflossingen en rente betalingen van andere uitstaande leningen aan de landen.

Artikel 6. Apparaat

Voor de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) zijn tot en met 2027 middelen beschikbaar gesteld. Door het aflopen van TWO worden vanaf 2028 lagere apparaatsuitgaven geraamd.

Artikel 7. Nog onverdeeld

Artikel 7 kent een licht schommelende ontwikkeling. Op het artikel wordt de eindejaarsmarge en de LPO middelen ontvangen en verder doorverdeeld over Koninkrijksrelaties. Dit resulteert in verschillende standen per jaar.

Artikel 8. Wederopbouw Bovenwindse eilanden

Bij Tweede Suppletoire begroting 2017 is naar aanleiding van de orkanen Irma en Maria artikel 8 aangemaakt voor Noodhulp en Wederopbouw Bovenwindse Eilanden. In 2024, 2025 en 2027 staan hier nog de resterende middelen van op de begroting.

BES-fonds

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 94 89 89 90 91 93
Totaal ontvangsten
1 BES-fonds
Uitgaven 94 89 89 90 91 93
Ontvangsten

Algemeen

Het BES-fonds bestaat uit de vrije uitkering en bijstellingen op basis van prijsontwikkelingen en wisselkoers-schommelingen. Ook worden er door departementen incidentele middelen overgeheveld naar het BES-fonds.

Toelichting per artikel

Artikel 1. BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) met de vrije uitkering middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. Deze middelen worden uitgekeerd in Amerikaanse Dollar. Sinds 2024 geldt voor het BES-fonds een nieuw indexatie-systematiek op basis van BBP-cijfers, i.p.v. loon- en prijsontwikkeling, hierdoor schommelt de begroting per jaar in omvang. Het budget is in 2024 hoger door enkeljarige toevoegingen van departementen aan de Vrije Uitkering, zoals o.a. middelen voor armoedebestrijding en eilandelijke achterstanden.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Totaal uitgaven 58.061 57.597 56.094 56.963 54.936 54.606
Totaal ontvangsten 2.156 2.274 2.354 2.451 2.552 2.647
1 Primair onderwijs
Uitgaven 16.347 16.289 15.983 16.249 16.167 16.114
Ontvangsten 9 9 9 9 9 9
3 Voortgezet onderwijs
Uitgaven 11.923 11.822 11.504 11.525 11.280 11.184
Ontvangsten 14 7 7 7 7 7
4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Uitgaven 5.877 5.956 5.912 5.863 5.760 5.724
Ontvangsten 5 5 5 5 5 5
6 + 7 Hoger onderwijs
Uitgaven 12.247 11.565 11.267 10.754 10.560 10.487
Ontvangsten 1 0 0 0 0 0
9 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid
Uitgaven 262 411 402 409 407 405
Ontvangsten 7 7 7 7 7 7
11+12+13 Studiefinanciering
Uitgaven 6.389 6.692 6.214 7.439 6.118 6.054
Ontvangsten 1.894 2.072 2.160 2.256 2.357 2.452
14 Cultuur
Uitgaven 1.407 1.407 1.391 1.437 1.385 1.374
Ontvangsten 41
15 Media
Uitgaven 1.293 1.272 1.270 1.174 1.179 1.195
Ontvangsten 181 172 166 166 166 166
16 Onderzoek en wetenschapsbeleid
Uitgaven 1.818 1.715 1.708 1.700 1.686 1.684
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
95 Apparaatskosten
Uitgaven 449 420 396 366 337 329
Ontvangsten 3 1 1 0 0 0
8+25+91 Overige artikelen
Uitgaven 51 49 48 48 57 57
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0

Algemeen

De begroting van OCW daalt tussen 2024 en 2029 met 4 miljard. Deze daling wordt ongeveer voor de helft veroorzaakt door de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord (2 miljard euro). Daarnaast dalen de leerlingen- en studentenaantallen, wat ook leidt tot een daling van de uitgaven aan het onderwijs. De incidentele stijging in 2027 ontstaat onder andere door de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe besloten is in het Hooflijnenakkoord.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Primair onderwijs

Via het Hoofdlijnenakkoord wordt omgebogen in het primair onderwijs (po) op verschillende subsidieregelingen (276 miljoen euro). Daarnaast verwacht Hhet CBS verwacht een lichte toename in het aantal geboortes. De instroom van leerlingen zal daardoor vanaf 2026 naar verwachting toenemen en dit leidt vanaf 2028 per saldo tot een toename van het aantal leerlingen. Tegelijkertijd wordt via het Hoofdlijnenakkoord omgebogen in het primair onderwijs (po) op verschillende subsidieregelingen. Per saldo leidt dit tot ongeveer constante uitgaven aan het primair onderwijs in de periode 2024-2028 van ruim 16 miljard euro.

Artikel 3. Voortgezet onderwijs

Ook in het vo wordt middels het Hoofdlijnenakkoord op verschillende subsidieregelingen omgebogen (476 miljoen euro). Daarnaast volgt het leerlingenaantal in het voortgezet onderwijs (vo) het primair onderwijs. De krimpende jonge bevolking van de afgelopen jaren resulteert in een lagere uitstroom van het po naar het vo, waardoor het leerlingenaantal in het vo de komende jaren zal dalen. Per saldo dalen de uitgaven aan het vo van bijna 12 in 2024 naar ruim 11 miljard euro in 2029.

Artikel 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Sinds enkele jaren daalt het aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Verwacht wordt dat het studentenaantal de komende jaren redelijk stabiel blijft waarna er wederom daling wordt verwacht na 2027. Tevens wordt  een verschuiving verwacht naar de bol (beroepsopleidende leerweg) vanuit de bbl (beroepsbegeleidende leerweg) door de verwachte toename van de werkloosheid. Doordat instellingen meer middelen ontvangen voor bol- dan voor bbl-studenten, blijft de horizontale ontwikkeling op artikel 4 stabiel.

Artikel 6+7. Hoger onderwijs

Het aantal hoger onderwijs-studenten daalt naar verwachting de komende jaren per saldo: in het wetenschappelijk onderwijs (wo) stijgt het studentenaantal de komende jaren licht, maar in het hoger beroepsonderwijs (hbo) daalt het aantal studenten. Samen met de ombuigingen uit het Hoofdlijnenakkoord (898 miljoen euro) leidt dit per saldo tot dalende uitgaven in het hoger onderwijs van ruim 12 miljard euro in 2024 tot ruim 10 miljard euro in 2029.

Artikel 9. Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

De oploop in middelen voor de aanpak van het lerarentekort leiden tot oplopende uitgaven van circa 405 miljoen euro in 2029.

Artikel 11+12+13. Studiefinanciering

Meerjarig volgen de uitgaven aan studiefinanciering de studentenraming welke naar verwachting de komende jaren dalen. De incidenteel hogere uitgaven in 2027 zijn onder andere het gevolg van de middelen voor de incidentiele tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe is besloten in het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 14. Cultuur

De uitgaven aan cultuur blijven over de jaren heen vrij constant. In de laatste jaren nemen de uitgaven iets af vanwege verlaging van de non-ODA middelen, waartoe besloten is in het Hoofdlijnenakkoord. De uitgaven zijn jaarlijks rond de 1,4 miljard euro.

Artikel 15. Media

De uitgaven aan media blijven rond de 1miljard euro. Er is een kleine daling, hoofdzakelijk door de ombuiging van 100 miljoen euro vanaf 2027 op de landelijke publieke omroep, waartoe is besloten in het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

Vanaf 2025 dalen de uitgaven aan onderzoek en wetenschapsbeleid met 50 miljoen euro vanwege de ombuigingen op het Fonds Onderzoek en Wetenschap. De uitgaven blijven vanaf 2026 ongeveer constant op bijna 2 miljard euro.

Artikel 95. Apparaat

De apparaatsuitgaven dalen over de jaren heen van 448 miljoen euro naar 329 miljoen euro. Dit is hoofdzakelijk vanwege de rijksbrede taakstelling op apparaat, waartoe is besloten in het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel Overig (8, 25, 91)

De post overig is een optelling van artikel 8 ‘Internationaal beleid’, 25 ‘Emancipatie’ en 91 ‘Onverdeeld’.

Financiën (inclusief Nationale Schuld)

Financiën

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 26.252 27.662 28.809 11.046 10.026 10.073
Totaal ontvangsten 4.618 3.658 4.426 4.665 4.582 4.561
1 Belastingen
Uitgaven 4.054 3.682 3.563 3.520 3.491 3.488
Ontvangsten 1.611 1.568 1.523 1.477 1.353 1.350
2 Financiële markten
Uitgaven 35 28 31 27 27 27
Ontvangsten 12 10 8 8 8 8
3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Uitgaven 13.760 14.784 17.640 387 310 310
Ontvangsten 2.653 1.813 2.483 2.737 2.782 2.787
4 Internationale financiële betrekkingen
Uitgaven 521 629 383 482 208 276
Ontvangsten 121 68 222 257 258 252
5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
Uitgaven 167 148 148 149 149 149
Ontvangsten 148 131 124 123 120 106
6 BTW-Compensatiefonds
Uitgaven 4.249 4.249 4.249 4.249 4.249 4.249
Ontvangsten
8 Apparaat
Uitgaven 450 431 391 366 347 339
Ontvangsten 62 58 54 51 50 47
9 Douane
Uitgaven 1.063 837 832 810 803 803
Ontvangsten 11 11 11 11 11 11
10 Nog onverdeeld
Uitgaven 54 52 70 78 83 73
Ontvangsten
13 Toeslagen
Uitgaven 1.898 2.822 1.501 977 361 361
Ontvangsten

Algemeen

De uitgaven van Financiën bestaan voornamelijk uit de apparaatskosten voor de Belastingdienst, Toeslagen en de Douane, de hersteloperatie Toeslagen, de uitgaven vanuit het Btw-compensatiefonds en de lening aan TenneT (2024 tot en met 2026). De ontvangsten komen op verschillende artikelen binnen. Dit betreft rente en boetes van belastingen, dividenden van staatsdeelnemingen en aflossingen van internationale leningen. De begroting van Financiën kent een dalend verloop. Dit komt met name door de lening aan TenneT en doordat de hersteloperatie Toeslagen een tijdelijk karakter heeft.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Belastingen

Deze post ziet op de uitvoeringskosten en de niet-belastingontvangsten van de Belastingdienst. Er zit een lichte daling in deze post. De uitgaven zijn de eerste jaren hoger in verband met de werkzaamheden die onderdelen van de Belastingdienst voor Toeslagen Herstel uitvoeren. In 2024 zijn de uitgaven ook hoger vanwege de herstelprojecten invorderingsrente en Box 3 en vanwege de kosten in verband met de nieuwe cao.

Artikel 2. Financiële Markten

In 2024 en 2026 zijn de uitgaven beperkt hoger door de schadeloosstelling SNS REAAL Holding (SRH). Daarna keert de begroting van het artikel terug naar de gebruikelijke omvang.

Artikel 3. Financieringsactiviteit Publiek-private sector

Vanaf 2024 tot en met 2026 zijn er incidenteel hogere uitgaven door de lening aan TenneT. Vanaf 2027 is er een dalende trend in de uitgaven zichtbaar doordat de lening aan TenneT eindigt. Voor 2027 tot en met 2029 is er een constante trend door de verwerking van een jaarlijkse kapitaalinjectie aan Invest-NL vanuit de intensivering uit het hooflijnenakkoord voor Invest-NL. De kapitaalinjectie loopt in 2029 af. In 2024 zijn de ontvangsten incidenteel hoger door verkoop aandelen ABN AMRO en door hogere dividenden.

Artikel 4. Internationale Financiële Betrekkingen

De fluctuaties bij de uitgaven ontstaan door een reservering voor een bijdrage aan de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) in 2024, de kapitaalinleg European Stability Mechanism (ESM) in 2025 en fluctuerende bijdrages aan de Wereldbank. In 2024 en 2025 zijn er lagere ontvangsten doordat in 2023 een vervroegde aflossing is gedaan op de lening aan Griekenland. In de ontvangsten zit een stijgend verloop doordat Oekraïne vanaf 2027 start met het aflossen van de lening.

Artikel 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Fluctuaties komen voort uit schade-uitkeringen en schaderestituties en is staand beleid.

Artikel 6. Btw-compensatiefonds

De uitgaven aan het Btw-compensatiefonds (BCF) zijn stabiel begroot. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 8. Apparaat

Dit betreft de ontwikkeling van de apparaatskosten van het departement. De afname wordt verklaard door de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord.

Artikel 9. Douane

In 2024 zijn er incidenteel hogere uitgaven door bijdragen vertragingsrente EU. Vanaf 2025 is er een dalende trend in de posten voor personeel.

Artikel 10. Nog onverdeeld

Op dit artikel staan onder andere middelen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving door Belastingdienst, Toeslagen en Douane en onvoorziene tegenvallers.

Artikel 13. Toeslagen

Deze post ziet op het aandeel van het ministerie van Financiën in de programmamiddelen voor Toeslagen Herstel en de uitvoeringskosten van Toeslagen. Vanaf 2025 is een dalende trend waar te nemen in de jaarlijks begrote kosten. Dit komt doordat Toeslagen Herstel een tijdelijke karakter heeft waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Een deel van de gereserveerde middelen staat nog niet op de departementale begrotingen maar op de Aanvullende Post. Bijlage 22.1 geeft een overzicht van alle budgetten voor Toeslagen Herstel inclusief de Aanvullende Post.

Nationale Schuld

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 49.673 33.282 44.295 51.197 51.622 49.812
Totaal ontvangsten 73.837 84.308 109.782 83.197 82.524 80.316
11 Financiering staatsschuld
Uitgaven 43.627 27.683 38.720 45.243 45.221 43.073
Ontvangsten 55.343 69.114 94.427 66.179 66.029 64.407
12 Kasbeheer
Uitgaven 6.046 5.598 5.575 5.954 6.401 6.739
Ontvangsten 18.495 15.194 15.355 17.018 16.495 15.909

Algemeen

De uitgaven en ontvangsten van de Nationale Schuld hebben betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld en het schatkistbankieren van de deelnemende instellingen. De uitgaven bestaan uit de rentelasten en aflossingen van vaste en vlottende schuld. De hoogte van de aflossingen van de bestaande schuld ligt vast als gevolg van eerder gemaakte keuzes ten aanzien van de schuldfinanciering. De schommelingen in de ontvangsten zijn vooral het gevolg van schommelingen in de financieringsbehoefte van het Rijk en mutaties in rekeningen-courant van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De financieringsbehoefte bepaalt de uitgifte van vaste en vlottende schuld.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Financiering staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. In 2025 zijn de uitgaven lager, omdat er één langlopende lening afgelost moet worden (0,25% DSL 2015 per 15 juli 2025). In 2024 en vanaf 2026 moeten jaarlijks twee langlopende leningen worden afgelost. De ontwikkeling van de ontvangsten wordt vooral veroorzaakt doordat de financieringsbehoefte schommelt, waardoor per jaar meer of minder uitgifte van vaste schuld plaatsvindt.

Artikel 12. Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkistbankieren van de deelnemende instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT’s), decentrale overheden en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De ontvangsten bestaan uit rentebaten, aflossingen op leningen en, in sommige jaren, uit een toename van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden met name veroorzaakt door mutaties in de rekening-courant van de sociale fondsen.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

Defensie

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 13.424 12.244 12.391 10.737 10.949 11.092
Totaal ontvangsten 463 245 275 384 144 144
1 Inzet
Uitgaven 3.476 2.043 2.220 223 220 220
Ontvangsten 328 104 134 243 2 2
2 Koninklijke Marine
Uitgaven 1.177 1.180 1.184 1.194 1.203 1.213
Ontvangsten 12 12 12 12 12 12
3 Koninklijke Landmacht
Uitgaven 1.968 2.018 2.013 2.040 2.059 2.089
Ontvangsten 8 8 8 8 8 8
4 Koninklijke Luchtmacht
Uitgaven 966 1.022 1.049 1.055 1.057 1.037
Ontvangsten 12 12 12 12 12 12
5 Koninklijke Marechaussee
Uitgaven 738 748 761 769 788 802
Ontvangsten 4 4 4 4 4 4
7 Commando Materieel en IT
Uitgaven 856 864 836 850 856 854
Ontvangsten 20 26 26 26 26 26
8 Defensie Ondersteuningscommando
Uitgaven 1.727 1.728 1.708 1.701 1.678 1.699
Ontvangsten 69 69 69 69 69 69
9 Algemeen
Uitgaven 274 259 261 272 262 275
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
10 Apparaat kerndepartement
Uitgaven 1.927 1.897 1.953 1.951 1.940 1.904
Ontvangsten 8 8 8 8 8 8
11 Geheim
Uitgaven 19 19 19 21 21 21
Ontvangsten
12 Nog onverdeeld
Uitgaven 297 466 387 662 863 979
Ontvangsten
13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

Met de extra middelen uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA) worden de uitgaven aan Defensie in lijn gebracht met de NAVO-doelstelling van ten minste 2% bbp. Het totale Defensiebudget stijgt daarmee.

Tegelijkertijd leidt de toegenomen geopolitieke onrust tot spanning in de mondiale defensiemarkt. Dit, in combinatie met krapte op de arbeidsmarkt, zorgt ervoor dat het tempo van de geplande investeringen van Defensie onder druk staat. De defensie-investeringen worden in een ritme geplaatst dat beter aansluit bij het moment waarop Defensie deze middelen verwacht uit te geven.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Inzet

Een groot deel van de uitgaven in 2024, 2025 en 2026 betreft militaire steun aan Oekraïne. In 2024 is 3,5 miljard aan steun voorzien, in 2025 2,3 miljard en in 2026 2,4 miljard. Nederland ondersteunt sinds het uitbreken van de oorlog Oekraïne met circa 10 miljard euro. De niet-Oekraïne uitgaven, waaronder middelen voor crisisoperaties zoals de inzet van de marine in de Rode Zee, blijven binnen Artikel 1 in de jaren 2024-2029 op een constant niveau.

Artikel 2. Koninklijke Marine

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marine verantwoord, met als meest omvangrijke uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Marine stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand. De overige uitgaven op dit artikel betreffen middelen voor gereedstelling en materiële exploitatie.

Artikel 3. Koninklijke Landmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Landmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Landmacht stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand. De overige uitgaven op dit artikel betreffen middelen voor gereedstelling en materiële exploitatie.

Artikel 4. Koninklijke Luchtmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Luchtmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Luchtmacht stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand. De overige uitgaven op dit artikel betreffen middelen voor gereedstelling en materiële exploitatie.  Deze uitgaven voor materiële exploitatie stijgen van 50 miljoen in 2024 naar 102 miljoen in 2026 omdat hier middelen voor instandhouding van de MQ-9 Reapers zijn toegevoegd.

Artikel 5. Koninklijke Marechaussee

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marechaussee verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Marechaussee stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand. De overige uitgaven op dit artikel betreffen middelen voor gereedstelling en materiële exploitatie.

Artikel 7. Commando Materieel en IT

Het Commando Materieel en IT (COMMIT) zorgt voor de verwerving van materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie, kleding en uitrusting aan de Defensieonderdelen. De hogere inhuurbehoefte binnen het IT-domein, onder andere als gevolg van vertragingen bij IT-programma’s, is aan de voorkant gefinancierd tot en met 2025. Vanaf 2026 daalt het budget voor externe inhuur en ligt het weer op het normale structurele niveau. Tegelijkertijd groeit de organisatie, waardoor in latere jaren de uitgaven voor eigen personeel oplopen.

Artikel 8. Defensie Ondersteuningscommando

Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) ondersteunt de krijgsmacht door te zorgen voor personele diensten, zoals werving en opleidingen, maar ook huisvesting, vastgoed, catering, beveiliging, bewaking, facilitaire zaken, gezondheidszorg, logistiek en transport. Om de groeiende Defensieorganisatie goed te ondersteunen, is ook het personeelsbestand van DOSCO toegenomen. Het budget voor schadevergoedingen is in de eerste jaren wat hoger, omdat er nog achterastanden uit het verleden moeten worden ingelopen.

Artikel 9. Algemeen

Op dit artikel wordt de begroting van algemene Defensietaken verantwoord, zoals subsidies, schadevergoedingen en kennisopbouw. De schadevergoeding voor Srebrenica loopt naar verwachting volgend jaar af. Voor de regeling Chroom-6 worden vooralsnog na 2024 geen uitgaven meer geraamd. In de komende jaren loopt de contributie aan de NAVO licht op. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 10. Apparaat kerndepartement

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven van het kerndepartement verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De verwachte uitgaven aan (pensioen)uitkeringen fluctueren jaarlijks, waardoor de uitgaven op dit artikel in 2025 en 2029 een lichte afname laten zien.

Artikel 11. Geheim

De inhoud van dit artikel is geheim.

Artikel 12. Nog onverdeeld

Op dit artikel staat onder andere het restsaldo van de nog niet uitgekeerde middelen van de meerjarige loon- en prijsbijstellingen. Daarnaast voegt het kabinet in het HLA structureel 2,4 miljard toe aan de Defensiebegrotingen. Gezien dit met name wordt besteed aan materieel, worden deze middelen grotendeels toegevoegd aan het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Een deel van de middelen die op een later moment worden ingevuld, is verwerkt op dit artikel in afwachting van nadere uitwerking. Deze middelen worden op een later moment verdeeld naar de beleidsartikelen.

Artikel 13. Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het defensiematerieelbegrotingsfonds voortaan niet meer plaats via het voedingsartikel op de defensiebegroting.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 8.243 9.775 12.323 12.690 13.073 12.708
Totaal ontvangsten 856 97 151 153 172 160
1 Defensiebreed Materieel
Uitgaven 1.728 1.942 2.222 1.678 1.612 1.741
Ontvangsten 81 27 84 84 102 90
2 Maritiem Materieel
Uitgaven 1.155 1.262 2.100 1.892 2.241 2.300
Ontvangsten 19 10 10 10 10 10
3 Land Materieel
Uitgaven 1.536 2.361 2.380 2.687 2.712 2.689
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
4 Lucht Materieel
Uitgaven 1.747 2.155 2.342 2.989 2.605 2.261
Ontvangsten 13 12 10 11 13 13
5 Infrastructuur en Vastgoed
Uitgaven 966 827 1.616 1.389 1.380 1.599
Ontvangsten 28 28 28 28 28 28
6 IT
Uitgaven 1.112 1.228 1.663 1.717 1.663 1.806
Ontvangsten 17 17 17 17 17 17
7 Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk
Uitgaven
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
8 Overige Uitgaven en Ontvangsten
Uitgaven 0 0 0 337 862 312
Ontvangsten 696
In miljoenen euro 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039
Totaal uitgaven 11.795 11.792 11.737 11.769 11.331 11.380 11.405 11.379 11.276 11.262
Totaal ontvangsten 157 151 151 144 144 144 144 144 144 144
1 Defensiebreed Materieel
Uitgaven 1.562 1.482 1.472 1.583 1.824 2.119 2.444 2.735 2.110 2.200
Ontvangsten 86 86 86 86 86 86 86 86 86 86
2 Maritiem Materieel
Uitgaven 2.694 3.444 3.480 3.442 2.823 2.437 1.269 1.122 1.641 1.573
Ontvangsten 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10
3 Land Materieel
Uitgaven 2.140 1.613 1.500 1.199 1.513 1.895 2.139 2.233 1.833 1.778
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
4 Lucht Materieel
Uitgaven 1.547 1.504 1.624 1.520 1.434 1.625 2.396 2.140 2.549 2.622
Ontvangsten 14 8 8 1 1 1 1 1 1 1
5 Infrastructuur en Vastgoed
Uitgaven 1.480 1.514 1.531 1.508 1.136 1.154 1.104 1.121 1.112 1.113
Ontvangsten 28 28 28 28 28 28 28 28 28 28
6 IT
Uitgaven 1.598 1.461 1.557 1.894 1.875 1.416 1.367 1.374 1.378 1.309
Ontvangsten 17 17 17 17 17 17 17 17 17 17
7 Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk
Uitgaven
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
8 Overige Uitgaven en Ontvangsten
Uitgaven 774 774 574 623 726 734 687 654 654 667
Ontvangsten 696

Algemeen

et de extra middelen uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA) worden de uitgaven aan Defensie in lijn gebracht met de NAVO-doelstelling van ten minste 2% bbp. Het totale Defensiebudget stijgt daarmee.

Tegelijkertijd leidt de toegenomen geopolitieke onrust tot spanning in de mondiale defensiemarkt. Dit, in combinatie met krapte op de arbeidsmarkt, zorgt ervoor dat het tempo van de geplande investeringen van Defensie onder druk staat. De defensie-investeringen worden in een ritme geplaatst dat beter aansluit bij het moment waarop Defensie deze middelen verwacht uit te geven. 

Toelichting per artikel

Artikel 1. Defensiebreed Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het Defensiebreed materieel verantwoord. Materieel dat door alle operationele commando's wordt ingezet en niet specifiek gericht is op maritiem, land- of luchtoptreden, wordt begroot binnen het artikel Defensiebreed Materieel. Hieronder vallen bijvoorbeeld kleding en de aanschaf van generieke munitiesoorten. Daarnaast vallen de uitgaven aan kennis, innovatie en duurzaamheid onder dit artikel. Met name de uitgaven voor verwerving op dit artikel stijgen vanaf 2024 vanwege de extra toebedeelde middelen uit het HLA. Deze extra middelen worden besteed aan onder andere het versterken van de geneeskundige keten, drones en extra munitie.

Daarnaast is de meerjarige ontwikkeling vanaf 2024 verder beïnvloed doordat 2,05 miljard euro van 2024 en 2025 naar 2027-2029 wordt geschoven op het investeringsbudget. Door onder andere krapte op de arbeidsmarkt en spanning in de mondiale defensiemarkt, staat het tempo van de geplande investeringen van Defensie onder druk. De defensie-investeringen zijn in een ritme geplaatst dat beter aansluit bij het moment waarop Defensie deze middelen verwacht uit te geven.

Artikel 2. Maritiem Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het maritieme materieel verantwoord, zoals fregatten en onderzeeboten. De meest significante toevoeging is de aanschaf van twee extra Anti-Submarine Warfare fregatten (ASWF) om de operationele beschikbaarheid te verbeteren.

Artikel 3. Land Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het landmaterieel verantwoord, zoals Patriot-lanceersystemen en pantservoertuigen. De uitgaven lopen op vanwege de toevoeging van HLA-middelen. De meest significante toevoeging vanuit de HLA-middelen is het versterken van de Heavy Infantry Brigade met een tankbataljon.

Artikel 4. Lucht Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het luchtmaterieel verantwoord, zoals helikopters en vliegtuigen. De uitgaven lopen op vanwege de toevoeging van HLA-middelen. Met de HLA-middelen worden op dit artikel met name extra F-35-toestellen aangeschaft om de operationele beschikbaarheid te verbeteren.

Artikel 5. Infrastructuur en Vastgoed

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het Defensievastgoed verantwoord. Er worden middelen uit 2024 en 2025 naar 2026-2029 geschoven op dit artikel, onder andere om beter aan te sluiten op het ritme waarop Defensie deze middelen verwacht uit te geven. Dat zorgt ervoor dat de uitgaven in 2024 en 2025 lager zijn dan de uitgaven in latere jaren. Daarnaast lopen de uitgaven op dit artikel in de komende jaren op in het kader van de groeiende Defensieorganisatie.

Artikel 6. IT

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het IT-domein verantwoord, zoals bijvoorbeeld Grensverleggende IT (GrIT) en Foxtrot de komende jaren. Er worden op dit artikel vanuit 2024 middelen naar 2027 en 2028 geschoven, om beter aan te sluiten op het ritme waarin Defensie verwacht deze middelen uit te geven. Daarnaast lopen de uitgaven op dit artikel in de komende jaren op in het kader van de groeiende Defensieorganisatie.

Artikel 7. Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het defensiematerieelbegrotingsfonds voortaan niet meer plaats via het voedingsartikel op de Defensiebegroting.

Artikel 8. Overige Uitgaven en Ontvangsten

De uitgaven op dit artikel betreffen nog niet uitgedeelde prijsbijstellingen over 2024. Daarnaast voegt het kabinet in het HLA structureel 2,4 miljard toe aan de Defensiebegrotingen. Gezien dit met name wordt besteed aan materieel, worden deze middelen grotendeels toegevoegd aan het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Een deel van de middelen die op een later moment worden ingevuld, zijn verwerkt op dit artikel. Deze middelen worden op een later moment verdeeld naar de beleidsartikelen, in afwachting van nadere uitwerking.

De ontvangsten in 2024 betreffen de toevoeging van de eindejaarsmarge over 2023.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Infrastructuur en Waterstaat

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 14.126 14.111 15.839 15.863 15.119 15.133
Totaal ontvangsten 78 41 580 1.115 1.116 1.110
11 Integraal waterbeleid
Uitgaven 83 86 82 74 57 51
Ontvangsten 0
13 Bodem en Ondergrond
Uitgaven 141 135 120 119 119 114
Ontvangsten 2
14 Wegen en verkeersveiligheid
Uitgaven 475 573 427 416 344 221
Ontvangsten 6 6 6 6 6 6
15 Vrachtwagenheffing
Uitgaven 379 651 674 735
Ontvangsten 539 1.084 1.087 1.082
16 Openbaar vervoer en spoor
Uitgaven 448 81 20 20 19 18
Ontvangsten 45
17 Luchtvaart
Uitgaven 78 119 125 28 44 61
Ontvangsten 2 13 13 3 1 1
18 Scheepvaart en havens
Uitgaven 113 253 183 186 147 119
Ontvangsten 1
19 Internationaal Beleid
Uitgaven 11 10 11 10 9 10
Ontvangsten
20 Lucht en geluid
Uitgaven 66 72 60 57 57 57
Ontvangsten 1 1 1 1 1 1
21 Circulaire Economie
Uitgaven 70 121 116 108 76 66
Ontvangsten
22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's
Uitgaven 73 98 106 100 99 98
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Uitgaven 74 66 74 68 66 63
Ontvangsten
24 Handhaving en toezicht
Uitgaven 223 221 217 214 214 215
Ontvangsten 15 15 15 15 15 15
25 Brede doeluitkering
Uitgaven 1.113 1.258 1.148 1.148 1.148 1.148
Ontvangsten
26 Bijdrage investeringsfondsen
Uitgaven 10.574 10.473 12.264 12.214 11.630 11.752
Ontvangsten
97 Algemeen departement
Uitgaven 65 55 50 49 47 47
Ontvangsten 2 1 1 1 1 1
98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Uitgaven 518 489 457 400 368 357
Ontvangsten 5 5 5 5 4 4
99 Nog Onverdeeld
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De begroting van IenW (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds) stijgt van circa 14,1 miljard euro in 2024 naar 15,8 miljard euro in 2026 en 2027. De begroting daalt daarna weer naar circa 15,1 miljard euro in 2029. Deze beweging wordt grotendeels veroorzaakt door de verandering in artikel 26 (bijdrage investeringsfondsen) en wordt uitgebreider beschreven in de horizontale toelichting van het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. De beleidsbegroting daalt van circa 3,5 miljard euro in 2024 naar circa 3,3 miljard euro in 2029. Dit zijn de totale uitgaven zonder artikel 26. Deze daling is bijna volledig te verklaren door het aflopen van subsidies en vergoedingen. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Integraal waterbeleid

De budgetten voor integraal waterbeleid stijgen onder andere tussen 2024 en 2025 door een nieuwe subsidieverlening vanuit het NGF waarmee het Groeiprogramma Water Technologie wordt ondersteund. Hierna lopen de budgetten af vanwege onder andere het aflopen van de subsidie voor ruimtelijke adaptatie en verschillende NGF-middelen voor bijvoorbeeld het project NL2120  en het groeiplan Watertechnologie.

Artikel 13. Bodem en ondergrond

Vanaf 2024 tot 2029 lopen de bedragen beperkt af vanwege onder meer een aflopende subsidieregeling voor Caribisch Nederland en aflopende subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen voor bedrijven.

Artikel 14. Wegen en verkeersveiligheid

Er zijn een aantal redenen waarom dit budget over verloop van tijd terugloopt. De budgetten voor slimme en duurzame mobiliteit liggen in 2024 en 2025 hoger door met name de reservering Klimaatakkoord en het stimuleringspakket vrachtwagenheffing 2024-2025. De budgetten lopen daarna weer af of houden op. Ook de bijdragen voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) lopen over de tijd af. Verder wordt in 2024 en 2025 de schaderegeling Stint uitgevoerd.

Artikel 15. Vrachtwagenheffing

Dit artikel is nieuw op de begroting van IenW. Deze reeks betreft de uitgaven van de vrachtwagenheffing en bestaat uit de exploitatiekosten, de personeelskosten, netto-opbrengsten en invoeringskosten. De uitgaven aan de vrachtwagenheffing belasten het uitgavenkader, maar worden gedekt via de vrachtwagenheffing die valt onder het inkomstenkader.

Artikel 16. Openbaar vervoer en spoor

De uitgaven op dit artikel lopen na 2025 terug doordat het maatregelenpakket OVS afloopt. Naast dit pakket zijn in 2024 middelen van de begroting van OCW toegevoegd aan de begroting van IenW (circa 207 miljoen euro). Dit komt doordat er middelen vrijvielen na de herijking van het gebruik van de OV-Studentenkaart. Verder staat er op dit artikel 13 miljoen euro per jaar gereserveerd tot 2029 voor de subsidiebeschikking NS.

Artikel 17. Luchtvaart

De neerwaartse trend in de budgetten vanaf 2027 op dit artikel hangt samen met het aflopen van subsidies. In 2024-2026 worden uitgaven gedaan voor het project Geluidsisolatie Schiphol fase 4 (GIS-4) om geluidshinder voor omwonenden van Schiphol te verminderen. De ontvangsten in 2025 en 2026 betreffen met name de desaldering van de GIS-4 heffing (€ 11,0 miljoen). Deze heffing loopt via de ontvangsten.

Artikel 18. Scheepvaart en havens

Het budget loopt in 2025 op, aangezien meer subsidies zijn bestemd voor verduurzaming van de binnenvaart en de uitrol van walstroom voor zeevaart. Vanwege afbouw van subsidies in latere jaren nemen de uitgaven op dit artikel geleidelijk af.

Artikel 19. Internationaal Beleid

Vanuit dit artikel worden uitgaven aan internationale coördinatie en samenwerking gedaan. De uitgaven blijven stabiel.

Artikel 20. Lucht en geluid

In 2025 neemt het budget op dit artikel toe tot 72 miljoen euro. Dit betreft voornamelijk hogere bijdragen aan medeoverheden via de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai voor uitvoering van saneringsmaatregelen door provincies en gemeenten (ruim 30 miljoen euro). Deze bijdragen nemen af en daarna blijven de middelen stabiel.

Artikel 21. Circulaire economie

De uitgaven voor circulaire economie nemen in 2025 toe. Dit komt voornamelijk door opdrachten en subsidies voor duurzame productie-ketens. Daarnaast zijn er met name in 2024 en 2025 middelen vanuit het Klimaatfonds beschikbaar voor het bevorderen van circulair doen en gedrag, ondersteuning van onder andere ketenvorming en recyclingtechnieken circulaire plastics en de continuering van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) en Circulaire Economie. Dit zijn voornamelijk tijdelijke regelingen waardoor de middelen op dit artikel over de tijd ook weer afnemen.

Artikel 22. Omgevingsveiligheid en milieurisico's

De uitgaven op dit artikel nemen toe tot 106 miljoen euro in 2026, om vanaf 2027 weer licht te dalen en te stabiliseren rond de 100 miljoen euro. Er zijn hogere uitgaven door wettelijke taken aan het programma Omgevingsveiligheid. Daarnaast zijn er diverse opdrachten die nu op artikel 22 verantwoord worden en voorheen door de ANVS aan RIVM in opdracht werd gegeven. Dit zijn opdrachten op Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), de communicatiecampagne asbest en de toegenomen uitvoeringskosten van het RIVM omtrent het radionuclidenlab.

Artikel 23. Meteorologie, seismologie en aardobservatie

De uitgaven aan de agentschapsbijdragen aan het KNMI voor meteorologie, seismologie en aardobservatie zijn redelijk stabiel.

Artikel 24. Handhaving en toezicht

De personele uitgaven van de Inspectie Leefomgeving en Toezicht nemen licht toe, terwijl de materiële uitgaven beperkt dalen. Per saldo nemen de uitgaven aan handhaving en toezicht hiermee licht af vanaf 2024. De ontvangsten betreffen met name inkomsten uit vergunningverlening en de bijdrage van de Autoriteit Wonen voor overheadkosten en zijn nagenoeg constant.

Artikel 25. Brede doeluitkering

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering (BDU) aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. De bijdrage aan de samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag is min of meer constant op circa 1,1 miljard euro. In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken dat de specifieke uitkeringen, waaronder de BDU, vanaf 2026 worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent. Deze budgetkorting is ook verwerkt in de reeks.

Artikel 26. Bijdrage investeringsfondsen

Dit is het artikel op de begroting van IenW van waaruit het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds worden gevoed. Voor de details van de omvorming van ProRail (naar een ZBO) en meer informatie over de verschuivingen op de fondsen wordt verwezen naar de begrotingen en horizontale toelichtingen van het Mobiliteitsfonds en Deltafonds.

Artikel 97. Algemeen departement

De departementsuitgaven zijn in 2024 hoger door de extra exploitatiekosten voor het regeringsvliegtuig. Tussen 2024 en 2028 dalen de uitgaven, waarna het constant blijft op 47 miljoen euro.

Artikel 98. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Het apparaatsbudget daalt de komende jaren van 518 miljoen euro naar 357 miljoen euro. Dit komt met name door lagere uitgaven aan externe inhuur, maar ook aan eigen personeel. Daarnaast heeft dit te maken met de taakstelling op apparaatsuitgaven. Deze taakstelling wordt met een infaseerpad van 5% budgetkorting per jaar in 2025 t/m 2028 en 2% in 2029 naar een totaal van 22% procent gebracht.

Artikel 99. Nog onverdeeld

Dit betreft een administratief artikel, wat betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan.

Mobiliteitsfonds

Totaal uitgaven 10.190 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686
Totaal ontvangsten 10.190 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686
11 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte
Uitgaven 63 235 458 822 988 1.541
Ontvangsten 0 0 48
12 Hoofdwegennet
Uitgaven 3.898 3.941 4.476 4.199 4.276 3.946
Ontvangsten 105 124 119 122 112 207
13 Spoorwegen
Uitgaven 3.287 2.732 3.109 3.122 2.544 2.865
Ontvangsten 238 303 148 150 153 155
14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's
Uitgaven 993 598 252 123 174 201
Ontvangsten 0
15 Hoofdvaarwegennet
Uitgaven 1.397 1.406 1.609 1.564 1.525 1.454
Ontvangsten 40 13 3 1 8 0
17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer
Uitgaven 548 517 730 776 811 679
Ontvangsten 61 71 82 67 87 67
18 Overige uitgaven en ontvangsten
Uitgaven 3 0 0 0 0
Ontvangsten 427
19 Ontvangsten
Uitgaven
Ontvangsten 9.319 8.918 10.282 10.264 9.958 10.208
Totaal uitgaven 10.595 9.080 9.015 8.929 8.780 8.810 8.756 8.690 8.647
Totaal ontvangsten 10.595 9.080 9.015 8.929 8.780 8.810 8.756 8.690 8.647
11 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte
Uitgaven 1.416 993 748 1.774 2.153 1.836 1.845 1.853 2.829
Ontvangsten
12 Hoofdwegennet
Uitgaven 3.806 3.571 3.520 3.011 2.539 3.102 2.881 2.958 2.373
Ontvangsten 163 161 172 72 50 50 10 83 83
13 Spoorwegen
Uitgaven 3.077 2.539 2.523 2.433 2.514 2.253 2.346 2.493 2.185
Ontvangsten 163 166 168 170 166 184 167 167 167
14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's
Uitgaven 299 303 321 102 72 52 77
Ontvangsten
15 Hoofdvaarwegennet
Uitgaven 1.261 1.319 1.527 1.163 1.112 1.151 1.192 1.141 922
Ontvangsten 1 0 0 0 0 0 0 0 0
17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer
Uitgaven 735 355 375 447 390 416 415 244 338
Ontvangsten 73 81 38 56
18 Overige uitgaven en ontvangsten
Uitgaven
Ontvangsten
19 Ontvangsten
Uitgaven
Ontvangsten 10.195 8.673 8.636 8.630 8.563 8.576 8.578 8.439 8.397

Algemeen

De begroting van het Mobiliteitsfonds groeit van circa 10,2 miljard euro in 2024 naar circa 10,7 miljard euro in 2029. Deze stijging is onder andere te verklaren door investeringen van 7,5 miljard euro (cumulatief) voor ontsluiting woningbouw en 1,5 miljard euro (structureel) voor instandhouding. Vanaf 2031 daalt de begroting van circa 9,1 miljard euro naar circa 8,6 miljard euro in 2038. Dit komt onder andere vanwege het aflopen van budgetten voor de ontsluiting van woningbouw. Daarnaast staan de middelen voor de ontsluiting woningbouwlocaties uit het hoofdlijnenakkoord (cumulatief circa 2,5 miljard euro) en voor de Lelylijn (circa 3,4 miljard euro cumulatief) op de Aanvullende Post.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Dit artikel bevat alle (plan)flexibele budgetten die zijn gereserveerd voor het verbeteren van bereikbaarheid en risico's bij lopende projecten. Specifiek gaat het om budgetten voor verkenningen en reserveringen. Het budget stijgt van circa 63 miljoen euro in 2024 naar ruim 1,5 miljard euro in 2029. De oplopende lijn is te verklaren door het feit dat toekomstige budgetten bedoeld zijn voor nog te plannen projecten. Zodra projecten concreet zijn gepland, wordt het budget overgeheveld naar artikel 12 van het Mobiliteitsfonds. Verschillende nieuwe projecten zoals de A50 Bankhoef Paalgraven, A15 Papendrecht - Gorinchem en OV Verbinding NoordZuidlijn zijn niet concreet gepland. Het beschikbare budget in de investeringsruimte is volledig voor risicoreserveringen en tegenvallers gereserveerd.

Artikel 12. Hoofdwegennet

De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De reeks loopt vanaf 2029 af omdat een deel van de beschikbare middelen voor het Hoofdwegennet zich in de verkenningsfase bevinden en daarom op artikel 11 staan. Daarnaast staat een deel van de middelen voor de instandhouding van het hoofdwegennet nog op artikel 11. De piek in 2026 komt vanwege de verwachte uitgaven aan de ViA15.

Artikel 13. Spoorwegen

Bij deze begroting zijn de resterende middelen op de Aanvullende Post voor de instandhouding van het spoornetwerk voor de periode 2031 ‒ 2035 overgeboekt naar de begroting (artikel 13) van IenW. De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerking). De reeks loopt vanaf 2031 onder andere af omdat een deel van de beschikbare middelen voor nieuwe aanleg zich in de verkenningsfase bevinden en daarom op artikel 11 staan zoals het project de Oude Lijn (circa 1,2 miljard euro). Daarnaast staat op de Aanvullende Post circa 3,4 miljard euro bestemd voor de Lelylijn.

Artikel 14. Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

De uitgaven op dit artikel hangen samen met projecten die regionale overheden aanleggen. Na 2024 daalt het budget om vanaf 2028 weer te stijgen. De daling vanaf 2024 hangt samen met de aflopende incidentele budgetten voor woningbouw op korte termijn voor bovenplanse infrastructuur. De incidentele middelen voor de mobiliteitspakketten kennen een langere looptijd en zorgen voor meer uitgaven vanaf 2028 en een piek in de periode 2030 ‒ 2032. Na 2032 loopt ook dit budget af. Beide budgetten hebben tot doel nieuwe woningbouwlocaties te ontsluiten en bereikbaar te maken.

Artikel 15. Hoofdvaarwegennet

De uitgaven stijgen tussen 2024 en 2026 om vervolgens vanaf 2027 licht af te nemen, in 2032 te pieken en vanaf 2033 af te nemen. Er is een piek in 2026 en 2032 vanwege de reservering voor de maatregelen scheepvaartveiligheid als gevolg van Wind op Zee. De afname van middelen vanaf 2033 wordt verklaard omdat de middelen voor de instandhouding van het vaarwegennet gereserveerd staan op artikel 11 van de begroting van het Mobiliteitsfonds.

Artikel 17. Megaprojecten verkeer en vervoer

Onder dit artikel vallen de projecten Project Mainportontwikkeling Rotterdam, European Rail Traffic Management System (ERTMS), Zuidasdok en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De hogere uitgaven van 730 miljoen euro in 2026, 776 miljoen euro in 2027 en 811 miljoen euro in 2028 hangen voornamelijk samen met de aanleg van ERTMS. Daarnaast stijgen op dit artikel de uitgaven jaarlijks aan het project Zuidasdok en aan de planning, studies, en aanleg van het programma Hoogfrequent Spoor (PHS).

Artikel 18. Overige uitgaven en ontvangsten

De incidentele uitgaven in 2025 hangen samen met de afroming van het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat.

Artikel 19. Ontvangsten

Dit artikel bestaat uit de voeding van het Mobiliteitsfonds vanuit de begroting van IenW (hoofdstuk XII).

Deltafonds

Totaal uitgaven 1.648 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736
Totaal ontvangsten 1.648 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736
1 Investeren in waterveiligheid
Uitgaven 553 560 805 734 705 566
Ontvangsten 186 168 151 158 178 193
2 Investeren in zoetwatervoorziening
Uitgaven 78 59 49 68 43 12
Ontvangsten 0
3 Beheer, Onderhoud en vernieuwing
Uitgaven 331 397 351 333 398 447
Ontvangsten
4 Experimenteren cf. art. III Deltawet
Uitgaven 141 97 92 63 63 63
Ontvangsten
5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven
Uitgaven 379 450 564 606 580 599
Ontvangsten 208
6 Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII
Uitgaven
Ontvangsten 1.254 1.555 1.982 1.950 1.673 1.544
7 Investeren in Waterkwaliteit
Uitgaven 166 160 271 304 62 50
Ontvangsten 0 0 0
Totaal uitgaven 1.829 1.827 1.843 1.868 1.870 1.934 1.988 1.976 1.967
Totaal ontvangsten 1.829 1.827 1.843 1.868 1.870 1.934 1.988 1.976 1.967
1 Investeren in waterveiligheid
Uitgaven 534 425 549 630 537 570 550 500 416
Ontvangsten 188 209 211 194 221 192 197 190 190
2 Investeren in zoetwatervoorziening
Uitgaven 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
3 Beheer, Onderhoud en vernieuwing
Uitgaven 440 436 432 273 305 305 322 322 259
Ontvangsten
4 Experimenteren cf. art. III Deltawet
Uitgaven 62 59 59 62 62 59 58 55 59
Ontvangsten
5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven
Uitgaven 735 813 687 813 948 999 1.057 1.097 1.232
Ontvangsten
6 Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII
Uitgaven
Ontvangsten 1.641 1.618 1.632 1.674 1.649 1.742 1.791 1.786 1.777
7 Investeren in Waterkwaliteit
Uitgaven 57 93 116 89 17 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De begroting van het Deltafonds fluctueert door de jaren tussen de circa 1,6 miljard euro (2024), circa 2,1 miljard euro (2026 en 2027) en circa 1,8 miljard euro in de jaren daarna. De fluctuatie wordt onder andere verklaard door de planning van diverse aanlegprojecten, een piek in kosten voor beheer en onderhoud in bijvoorbeeld 2025 en 2028 en de tweede en derde tranche aan maatregelen met betrekking tot de Kaderrichtlijn Water in 2026 en 2027. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Investeren in waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verken­ ningen en planuitwerkingen). De daling in 2029 wordt onder andere veroorzaakt door een lagere programmering van het hoogwaterbescher­ mingsprogramma.

Artikel 2. Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de uitgaven op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De hogere uitgaven in 2024 hangen samen met de aanleg van zoetwatervoorziening, namelijk Deltaplan Zoetwater fase 2 en de impuls ruimtelijke adaptatie.

Artikel 3. Beheer, onderhoud en vernieuwing

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging van waterveiligheid zijn redelijk constant. Vanaf 2032 is er sprake van lagere bedragen. De reden hiervoor is dat middelen voor instandhouding vanaf 2032 nog gereserveerd staan op artikel 5.

Artikel 4. Experimenteren cf. art. III Deltawet

Op dit artikel worden de uitgaven voortvloeiend uit het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk verantwoord. De hoogte van de uitgaven fluctueert afhankelijk van mijlpaalbetalingen in de betreffende jaren.

Artikel 5. Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Het beschikbare bedrag stijgt van 379 miljoen euro in 2024 naar circa 1,2 miljard euro 2038. Deze stijging komt met name door reserveringen voor onder andere het Programmatische Aanpak Grote Wateren en de investeringsruimte die in latere jaren staat.

Artikel 6. Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van IenW (hoofdstuk XII).

Artikel 7. Investeren in waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De fluctuatie in de budgetten hangt samen met de uitgaven voor de tweede en derde tranche van de KRW.

Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds)

Economische Zaken

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 11.370 3.252 2.933 2.616 2.397 2.237
Totaal ontvangsten 6.720 497 491 235 241 437
1 Goed functionerende economie en markten
Uitgaven 400 466 423 425 391 342
Ontvangsten 222 44 45 46 47 48
2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei
Uitgaven 2.740 1.976 1.663 1.386 1.317 1.163
Ontvangsten 310 390 244 129 134 117
3 Toekomstfonds
Uitgaven 369 293 372 350 266 319
Ontvangsten 79 41 179 37 37 248
4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Uitgaven 4.202 0 0 0 0 0
Ontvangsten 2.586 0 0 0 0 0
5 Een veilig Groningen met perspectief
Uitgaven 2.897 0 0 0 0 0
Ontvangsten 3.381 0 0 0 0 0
6 Bijdrage Nationaal Groeifonds
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
40 Apparaat
Uitgaven 762 517 475 455 423 413
Ontvangsten 141 23 23 23 23 23
41 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De uitgaven op de begroting van het ministerie van Economische Zaken laten van 2024 naar 2025 een relatief grote daling zien, vanwege de overheveling van middelen naar de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (grofweg begrotingsartikel 4) en de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (grofweg begrotingsartikel 5). Vanaf 2025 kent de begroting een daling van 3,3 miljard euro in 2025 tot 2,2 miljard euro in 2029. Dit is onder andere het gevolg van het aflopen van incidentele subsidies uit het Nationaal Groeifonds (NGF).

Artikel 1. Goed functionerende economie en markten

De uitgaven op dit artikel hebben met name betrekking op de bijdragen aan agentschappen (Agentschap RDI en RVO) en bijdragen aan ZBO’s/RWT’s (Metrologie en CBS). Daarnaast staan er op dit artikel ook middelen voor verschillende projecten uit het NGF. De uitgaven op dit artikel laten een daling zien vanaf 2024. Dit is vooral het gevolg van de incidentele uitgaven aan EZ-projecten van het NGF in 2024-2029. De ontvangsten hebben onder meer betrekking op boetes die worden opgelegd door bijvoorbeeld de ACM en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden.

Artikel 2. Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor onder andere bijdragen aan (inter-)nationale organisaties en subsidies ter stimulering van innovatie en ondernemen (waaronder verschillende projecten uit het Nationaal Groeifonds (NGF)). De uitgaven op dit artikel laten een relatief grote daling zien tussen 2024 en 2025. Dat wordt veroorzaakt door het aflopen van de subsidie voor verschillende NGF-projecten en incidentele coronamaatregelen, zoals de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Ook de middelen voor de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS) zijn incidenteel in 2024. Daarnaast zijn de uitgaven voor verduurzaming industrie vanaf 2025 overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei. De ontvangsten zijn grotendeels afkomstig uit terugontvangsten van coronaregelingen, de Borgstelling MKB-kredieten en Garantie Ondernemingsfinanciering, de Rijksoctrooiwet en de luchtvaartkredietregeling.

Artikel 3.Toekomstfonds

De uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit leningen (en terugontvangsten) die gericht zijn op financiering voor bedrijven en onderzoek. De uitgaven laten een relatief stabiele ontwikkeling zien, in tegenstelling tot eerdere jaren. De uitgaven zijn in een realistisch kasritme gezet dat aansluit bij de verwachte vraag naar leningen en bij de uitvoering daarvan. Op de ontvangsten is een verhoging te zien in 2026 en 2029. Dat komt doordat de corona-overbruggingsleningen, die door de ROM’s worden beheerd, deels in tranches en deels in het laatste jaar van de looptijd (2026) worden afgelost. Ook worden de verwachte ontvangsten van verschillende leningen in het laatste jaar verwacht van de looptijd van deze leningen (2029).

Artikel 4. Een doelmatige en duurzame energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

De uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit subsidies (waaronder Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) en verschillende Klimaatfondssubsidies) en bijdragen aan medeoverheden (uitvoeringskosten voor klimaatbeleid). Vanaf 2025 zijn alle middelen van dit artikel overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG). De horizontale toelichting van de KGG-begroting geeft inzicht in ontwikkeling van de uitgaven vanaf 2025.

Artikel 5. Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op dit artikel bestaan vooral uit betalingen van schadevergoedingen en de versterkingsoperatie voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning. Vanaf 2025 zijn de middelen van dit artikel overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Binnenlandse zaken of de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei. De horizontale toelichting van de BZK-begroting en de KGG-begroting geeft inzicht in ontwikkeling van de uitgaven vanaf 2025.

Artikel 6. Bijdrage Nationaal Groeifonds

Dit artikel was voorheen het voedingsartikel voor het Nationaal Groeifonds. Omwille van administratieve eenvoud en transparantie vinden mutaties op het Nationaal Groeifonds voortaan niet meer plaats via de EZK-begroting (het voedingsartikel), maar worden ze rechtstreeks verwerkt op de begroting van het Nationaal Groeifonds.

Artikel 40. Apparaat

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. Deze uitgaven kennen een dalend verloop vanwege onder andere de taakstelling op het Rijksapparaat uit het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 41. Nog onverdeeld

Op het onverdeeld artikel staan momenteel geen reserveringen. Hierop wordt bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota de loon- en prijsbijstelling geboekt om daarna door te verdelen.

Klimaat en Groene Groei

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 4.509 5.550 5.589 5.646 5.326
Totaal ontvangsten 2.418 2.419 6.120 4.901 3.887
31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Uitgaven 4.509 5.550 5.589 5.646 5.326
Ontvangsten 2.418 2.419 6.120 4.901 3.887
70 Apparaat
Uitgaven 0 0 0 0 0
Ontvangsten
71 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De ontwikkeling van de uitgaven op dit artikel wordt vooral verklaard door grotere instrumenten als de SDE(++)-regelingen en investeringen in waterstof. Beide zorgen voor een groot deel van de stijging in uitgaven tussen 2025 en 2026. De geraamde uitgaven aan de SDE+ en SDE++ stijgen in de jaren naar 2029. Dit komt onder andere door de invloed van de energieprijzen en het ritme waarin eerder aangegane verplichtingen worden uitbetaald. De waterstof-gerelateerde uitgaven (o.a. opschalingsinstrument, IPCEI, waterstofbackbone) dalen richting 2029. Ook de verwachte uitgaven aan de ISDE (Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing) laten tussen 2026 en 2027 een daling zien. De middelen voor waterstof en de ISDE zijn gedeeltelijk gefinancierd uit Klimaatfondsmiddelen; dat deel is daarmee incidenteel. De uitgaven voor 2024 staan nog op de lopende begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

Toelichting per artikel

Artikel 31. Een doelmatige energievoorziening en beperking van klimaatverandering

De ontvangsten op dit artikel bestaan onder andere uit ETS-ontvangsten en dividenduitkering van Energie Beheer Nederland (EBN). Er wordt een sterke stijging vanaf 2027 geraamd in de ETS-ontvangsten, de oorzaak hiervan is invoering van het ETS-2 systeem per 2027. Hierdoor worden nieuwe sectoren onder de ETS-systematiek gebracht waardoor de inkomsten toenemen.

Artikel 70. Apparaat

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. Deze uitgaven staan nu nog volledig op de EZ-begroting. Het deel dat bij het ministerie van KGG behoort, wordt op een later moment overgeheveld naar de KGG-begroting.

Artikel 71. Onverdeeld

Op het onverdeeld artikel staan momenteel geen reserveringen. Hierop wordt bij de Voorjaarsnota bijvoorbeeld de loon- en prijsbijstelling geboekt om daarna door te verdelen.

Nationaal Groeifonds

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 89 393 734 617 913 950
Totaal ontvangsten 0 0 0 0 0 0
1 Kennisontwikkeling
Uitgaven 0 160 207 208 494 556
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
2 Onderzoek, ontwikkeling en innovatie
Uitgaven 89 233 527 409 420 393
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
3 Infrastructuur
Uitgaven 0
Ontvangsten 0

Algemeen

Bij de uitgaven van het Nationaal Groeifonds (NGF) is een stijging zichtbaar tussen 2024 en 2029. De middelen op het NGF zijn met name bestemd voor de uitvoering van projecten die in de eerste t/m derde ronde een voorwaardelijke toekenning of reservering hebben gekregen en in latere jaren mogelijk een definitieve toekenning ontvangen. Dit zijn langlopende projecten waar het zwaartepunt van de verwachte uitgaven in latere jaren ligt.

Artikel 1. Kennisontwikkeling

Voor dit artikel worden geen uitgaven meer verwacht in 2024 en daarom zijn de middelen hiervoor geschoven naar latere jaren. In 2024 tot en met 2029 is een stijging te zien per jaar. Hierbij is rekening gehouden met de nog toe te kennen bedragen voor omzettingen naar een definitieve toekenning van projecten met een voorwaardelijke toekenning of reservering.

Artikel 2. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Voor dit artikel is in de jaren tot en met 2026 een stijging zichtbaar. In de jaren daarna is een geleidelijke daling zichtbaar. Hierbij is rekening gehouden met het verwachte ritme van uitbetaling van middelen voor omzettingen naar een definitieve toekenning van projecten met een voorwaardelijke toekenning of reservering.

Artikel 3. Infrastructuur

Voor het artikel Infrastructuur zijn geen middelen meer opgenomen op de NGF-begroting.

Klimaatfonds

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 758 2.783 2.440 2.936 2.488
Totaal ontvangsten
1 Kernenergie
Uitgaven 150 386 892 1.042
Ontvangsten
2 CO2-neutrale gascentrales
Uitgaven
Ontvangsten
3 Energie-infrastructuur
Uitgaven 40 189 121 128 63
Ontvangsten
4 Vroege fase opschaling
Uitgaven 362 1.420 749 827 620
Ontvangsten
5 Verduurzaming industrie
Uitgaven 331 860 654 596 438
Ontvangsten
6 Verduurzaming gebouwde omgeving
Uitgaven 25 165 480 394 326
Ontvangsten
7 Onverdeeld
Uitgaven 51 99
Ontvangsten

Algemeen

De Klimaatfondsbegroting toont de hoeveelheid middelen die nog resteren in het Klimaatfonds en dus nog niet zijn overgeheveld naar departementale begrotingen. De begroting is ingedeeld conform de zogenaamde percelen van het Klimaatfonds. Op de begroting staan middelen die gereserveerd zijn voor beoogde maatregelen, middelen die reeds voorwaardelijk zijn toegekend (maar waar nog niet aan de voorwaarden is voldaan), en voor een deel overige, nog niet gereserveerde/vrije middelen. Deze middelen staan op de Klimaatfondsbegroting in het verwachte ritme van de beoogde maatregelen, op basis van de huidige inschattingen. Deze maatregelen moeten nog verder worden uitgewerkt.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Kernenergie

Op het artikel Kernenergie staan de middelen voor de bouw van de eerste twee nieuwe kerncentrales, alsmede de intensivering van 9,5 miljard euro uit het Hoofdlijnenakkoord voor twee extra kerncentrales.

Artikel 2. CO2-neutrale gascentrales

Op het artikel CO2-neutrale gascentrales staan in het jaar 2030 de middelen van 997 miljoen euro voor CO2-neutrale gascentrales. Dit is wat er in totaal nog resteert voor dit perceel. Voor de jaren 2024 tot en met 2029 staan er geen middelen.

Artikel 3. Energie-infrastructuur

Op het artikel Energie-infrastructuur staan onder andere voorwaardelijke toekenningen en reserveringen voor bijvoorbeeld het waarborgfonds warmtenetten en waterstofopslag.

Artikel 4. Vroege fase opschaling

Op het artikel Vroege fase opschaling staan onder andere voorwaardelijke toekenningen en reserveringen voor bijvoorbeeld elektrolyse, duurzame luchtvaartbrandstoffen en biobased bouwen.

Artikel 5. Verduurzaming industrie

Op het artikel Verduurzaming industrie staan onder andere voorwaardelijke toekenningen en reserveringen voor de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) en de Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), ondersteuning van het mkb bij de aanscherping van de energiebesparingsplicht, en maatwerkafspraken (ook met afvalverbrandingsinstallaties, AVI’s).

Artikel 6. Verduurzaming gebouwde omgeving

Op het artikel Gebouwde omgeving staan onder andere reserveringen voor aanvullingen van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE), het Nationaal Isolatie Programma (NIP) en de stimulering van warmtepompen.

Artikel 7. Onverdeeld

Op het artikel Onverdeeld staan de middelen die worden opgehaald met de CO2-heffing op de AVI’s. Deze worden via het Klimaatfonds ingezet voor de verduurzaming van de AVI’s.

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (inclusief Diergezondheidsfonds)

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 4.385 4.731 2.995 2.324 1.828 1.607
Totaal ontvangsten 158 74 92 134 146 64
21 Land- en tuinbouw
Uitgaven 1.122 2.342 908 589 269 204
Ontvangsten 98 31 29 29 29 29
22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
Uitgaven 1.948 1.110 939 640 495 437
Ontvangsten 45 31 51 93 106 24
23 Kennis en innovatie
Uitgaven 347 407 340 304 326 230
Ontvangsten 9 7 7 7 7 7
24 Uitvoering en toezicht
Uitgaven 679 614 565 572 541 534
Ontvangsten
50 Apparaat
Uitgaven 262 245 232 186 178 178
Ontvangsten 4 4 4 4 3 3
51 Nog onverdeeld
Uitgaven 27 12 10 33 19 24
Ontvangsten

Algemeen

In 2024 is de omvang van de totale uitgaven circa 4,4 miljard euro, in 2029 1,6 miljard euro. Deze daling van circa 2,8 miljard euro komt voornamelijk doordat er in eerdere jaren meer middelen uit de voormalige Transitiefondmiddelen op de begroting staan. Het gaat hierbij om de uitkoopregelingen Lbv en Lbv-plus en de budgetten voor de koploperprojecten. De ontvangsten zijn in 2024 hoger dan in de jaren erna. Dit komt voornamelijk door een desaldering van 63 miljoen euro uit de Borgstellingsregeling Vermogensversterkend Krediet, die wordt ingezet voor de subsidie voor vestigingssteun voor jonge landbouwers. Ook in 2027 en 2028 zijn de ontvangsten hoger, dit komt door de verkoop van gronden door de Nationale Grondbank in die jaren.

Het kabinet heeft aanvullende middelen vrijgemaakt voor LVVN: 1 miljard euro per jaar van 2025 tot en met 2029, en 500 miljoen euro per jaar structureel vanaf 2026. Deze middelen staan op dit moment nog op de Aanvullende Post. Als deze middelen overgeheveld worden naar de LVVN begroting dan loopt de begroting nog steeds af, maar minder scherp.

Toelichting per artikel

Artikel 21. Land- en tuinbouw

Voor land- en tuinbouw is het budget in 2024 tot en met 2026 incidenteel hoger vanwege de uitkoopregelingen Lbv-plus (cumulatief 1,8 miljard euro, waarvan 1 miljard euro in 2025) en Lbv (1,1 miljard euro, waarvan 600 miljoen euro in 2025). De ontvangsten zijn in 2024 hoger dan in de jaren erna. Dit komt voornamelijk door een desaldering van 63 miljoen euro uit de Borgstellingsregeling Vermogensversterkend Krediet, dat wordt ingezet voor de subsidie voor vestigingssteun voor jonge landbouwers.

Artikel 22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Het budget voor natuur, visserij en gebiedsgericht werken is in 2024 tot en met 2026 incidenteel hoger dan daarna. Dit wordt grotendeels verklaard door de koploperprojecten (cumulatief 1,5 miljard euro in 2024 tot en met 2026), en budget om de problematiek bij PAS-melders op te lossen (250 miljoen euro in 2024 tot en met 2026). De ontvangsten blijven in de periode 2024 ‒ 2029 grotendeels gelijk.

Artikel 23. Kennis en innovatie

Het budget voor kennis en innovatie blijft grotendeels stabiel van 2024 tot en met 2028. In 2029 volgt een dip van 93 miljoen euro ten opzichte van 2028. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het aflopen van de budgetten uit het Nationaal Groeifonds voor onder andere de omschakeling naar regeneratieve landbouw (57 miljoen euro) en het aflopen van budget voor Kennis en Innovatie uit de voormalige Transitiefondsmiddelen (18 miljoen euro). De ontvangsten blijven in de periode 2025 t/m 2029 gelijk.

Artikel 24. Uitvoering en toezicht

Het budget voor uitvoering en toezicht loopt geleidelijk af van 679 miljoen euro in 2024 naar 534 miljoen euro in 2029. Dit wordt verklaard door aflopend budget voor RVO, tariefdemping op de NVWA (8 miljoen euro in de periode 2024 tot en met 2029), incidentele hoge kosten die voortkomen uit een negatieve CBb-uitspraak voor de NVWA in 2024 (17 miljoen euro) en een begrote structurele besparing op het RVO-budget van 26 miljoen euro. Er vinden geen ontvangsten plaats op artikel 24.

Artikel 50. Apparaat

De apparaatsbudgetten lopen met 84 miljoen euro af in de periode 2024 tot en met 2029, van 262 miljoen euro naar 178 miljoen euro. Dit wordt verklaard door het aflopen van budget uit de voormalige Transitiefondsmiddelen (58 miljoen euro) en het terugdraaien van de groei van het apparaat van de Rijksoverheid (42 miljoen euro). De ontvangsten blijven in de periode 2024 t/m 2029 gelijk.

Artikel 51. Nog onverdeeld

Het budget op artikel 51 daalt van 27 miljoen in 2024 naar 24 miljoen in 2029. In 2025, 2026 en 2028 is het budget lager wat voornamelijk te maken heeft met overhevelingen naar IenW en EZ.

Diergezondheidsfonds

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 41 36 37 37 38 38
Totaal ontvangsten 59 54 36 37 38 38
1 Bewaking en bestrijding van dierziekten
Uitgaven 41 36 37 37 38 38
Ontvangsten 59 54 36 37 38 38

Algemeen

Het Diergezondheidsfonds heeft één artikel. Op het Diergezondheidsfonds vinden de mutaties plaats voor de bewaking en bestrijding van dierziekten. In 2024 is het budget incidenteel hoger door de uitbraak van vogelgriep. Het budget van het Fonds loopt langzaam op in de jaren 2026-2029 door de toenemende kosten aan de High Containment Unit (HCU), een faciliteit waar onderzoek naar besmettelijke dierziekten plaatsvindt.

Sociale Zekerheid

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Totaal uitgaven 63.634 59.997 64.414 67.273 69.328 71.745
Totaal ontvangsten 2.501 2.502 2.498 2.466 2.374 2.304
1 Arbeidsmarkt
Uitgaven 2.130 819 624 540 324 321
Ontvangsten 20 19 19 19 19 19
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Uitgaven 8.530 8.692 8.847 9.008 9.207 9.392
Ontvangsten 82 57 56 42 14 9
3 Arbeidsongeschiktheid
Uitgaven 9 11 6 3 1 1
Ontvangsten
4 Jonggehandicapten
Uitgaven 4.487 4.561 4.602 4.559 4.602 4.636
Ontvangsten
5 Werkloosheid
Uitgaven 181 178 140 146 164 126
Ontvangsten 1
6 Ziekte en verlofregelingen
Uitgaven 28 35 48 60 62 62
Ontvangsten 27
7 Kinderopvang
Uitgaven 5.046 5.562 6.829 7.421 7.639 7.850
Ontvangsten 1.919 1.959 1.971 1.952 1.885 1.823
8 Oudedagsvoorziening
Uitgaven 178 63 64 67 71 75
Ontvangsten 0
9 Nabestaanden
Uitgaven 3 3 4 4 4 4
Ontvangsten
10 Tegemoetkoming ouders
Uitgaven 9.813 10.077 9.913 9.738 9.600 9.473
Ontvangsten 254 362 348 349 354 352
11 Uitvoering
Uitgaven 754 682 680 670 671 672
Ontvangsten 89
12 Rijksbijdragen
Uitgaven 31.186 28.509 31.776 34.185 36.140 38.274
Ontvangsten
13 Integratie en maatschappelijke samenhang
Uitgaven 656 52 54 43 39 37
Ontvangsten 3 0 0 0 0 0
96 Apparaat Kerndepartement
Uitgaven 627 600 556 529 498 486
Ontvangsten 104 105 104 104 102 102
99 Nog onverdeeld
Uitgaven 6 154 270 299 308 338
Ontvangsten

Algemeen

De stijging van de uitgaven op begrotingshoofdstuk 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt voornamelijk verklaard door de toenemende uitgaven aan de kinderopvangtoeslag, de bijstand en de rijksbijdragen. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag nemen tussen 2024 en 2029 toe met circa 2,7 miljard euro. Dit kom onder andere door de voorgenomen invoering van het nieuwe financieringsstelsel. Deze gaat in 2027 in, maar in 2025 en 2026 worden er al hogere uitgaven voorzien vanwege een ingroeipad. De uitgaven voor de bijstand nemen tussen 2024 en 2029 ook toe, dit komt onder andere door een verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. Ten slotte nemen de rijksbijdragen tussen 2024 en 2029 toe met circa 5,6 miljard euro. Dit komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds; deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De voornaamste uitgaven op het begrotingsartikel zijn de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), waar budget voor beschikbaar is tot 2028, en de loonkostenvoordelen, waarvoor structureel budget beschikbaar is. In 2024 is er nog budget voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging werkgelegenheid (NOW), waardoor de totale uitgaven na 2024 dalen. De ontvangsten vanaf 2024 bestaan voornamelijk uit de geschatte boeteontvangsten van de NLA.                        

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Het grootste gedeelte van dit begrotingsartikel bestaat uit het macrobudget Participatiewetuitkeringen, zijnde de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandig ondernemers (Bbz-levensonderhoud). Over de periode 2024 t/m 2029 stijgt het macrobudget met ca. 0,8 miljard euro. Dit is met name het gevolg van de verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking, zoals geraamd door het CPB. Daarnaast is er door de invoering van de Participatiewet nog een beleidsmatige oploop van de uitgaven die vallen onder dit artikel, vanwege instroom die nog wordt verwacht. Er is nog altijd sprake van een ingroei van de doelgroep van de Participatiewet. De uitgaven aan de AIO (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen) nemen in deze periode toe met ca. 111 miljoen euro, de voornaamste verklaring hiervoor is het toenemende volume. Deze toename in AIO-gerechtigde huishoudens van jaar op jaar is vooral te verklaren doordat de instroom groter is dan de uitstroom. De instroomtrend in de AIO gaat grotendeels gelijk op met instroomtrend van de AOW. Door de vergrijzing zullen er tot en met 2040 jaarlijks meer mensen de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Hierdoor zullen er ook meer mensen aanspraak maken op de AIO.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid                                

De begrotingsgefinancierde middelen op dit artikel bestaan uit de ongevallenverzekering Caribisch Nederland en uit de regeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS) waarmee mensen met een psychische aandoening worden ondersteund bij re-integratie naar de arbeidsmarkt. De daling die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van de afloop van de IPS-regeling in 2027.

Artikel 4. Jonggehandicapten

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de afname van het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen, omdat de Wajong2015 enkel toegankelijk is voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 5. Werkloosheid                                                        

De grootste begrotingsgefinancierde uitgavenpost onder dit artikel is de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW). De IOW uitgaven volgen met vertraging het verwachte aantal WW-uitkeringen voor 60+ers. Daarmee nemen de komende jaren de uitgaven IOW eerst af, waarna deze in 2028 en 2029 weer zullen stijgen.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen                                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten voor de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). De uitgaven van artikel 6 stijgen vanaf 2024 voornamelijk vanwege een ingroei van de TSB.

Artikel 7. Kinderopvang         

De geraamde uitgaven aan kinderopvang nemen vanaf 2026 fors toe. In de jaren 2025 en 2026 zijn er middelen gereserveerd voor een ingroeipad naar het nieuwe stelsel. In 2027 is het kabinet voornemens het nieuwe financieringsstelsel in te voeren met een inkomensonafhankelijke vergoeding. Na volledige ingroei betreft het een intensivering van structureel circa 2,7 miljard euro per jaar. Doordat er vanaf 2027 sprake is van een inkomensonafhankelijke vergoeding in combinatie met directe financiering, zal het aantal terugvorderingen afnemen. Dit verklaart voor een groot deel de geleidelijke afname van de ontvangsten.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten aan de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland (AOV) en de overbruggingsregeling AOW (OBR). De incidentele hogere uitgaven in 2024 zijnzijn te verklaren door het eenmalig bedrag als gebaar van erkenning naar ouderen van Surinaamse herkomst.

Artikel 9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan uit uitkerings­ lasten aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) op Caribisch Nederland. Deze uitgaven laten een beperkte oploop zien als gevolg van een toename van het aantal uitkeringsgerechtigden.     

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders                          

De tegemoetkoming ouders bevat zowel de uitgaven aan de kinderbijslag als aan het kindgebonden budget. De geraamde uitgaven nemen in de periode 2025-2029 af. Deze afname wordt met name veroorzaakt doordat de intensivering van het kindgebonden budget in 2023 van 732 miljoen euro in de jaren daarna stap voor stap wordt afgebouwd naar 100 miljoen euro structureel in 2028. De ontvangsten voor het kindgebonden budget volgen met vertraging het patroon van de uitgaven.

Artikel 11. Uitvoeringskosten                                    

De uitvoeringskosten van de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan op twee verschillende begrotingshoofdstukken, hoofdstuk 15 en hoofdstuk 40. De uitvoeringskosten op hoofdstuk 15 blijven tussen 2024 en 2029 grotendeels stabiel.

Artikel 12. Rijksbijdragen                                          

De uitgaven op het artikel Rijksbijdragen laten een toename zien. Dat komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan, omdat de AOW- premies alleen niet voldoende zijn om de AOW-uitkeringen te betalen. Aangezien de AOW-uitgaven als gevolg van vergrijzing de komende jaren toenemen, stijgen ook deze rijksbijdragen.                                                                          

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang                      

Het budget voor inburgering is na herverkaveling overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid. Het betreft zowel de uitgaven als ontvangsten. Tot slot dalen de uitgaven de komende jaren als gevolg een dalend bestand remigratievoorziening. Vanaf 1 januari 2025 vervalt de mogelijkheid om hier een beroep op te doen.

Artikel 96. Apparaat Kerndepartement                       

Tussen 2024 en 2029 nemen de uitgaven aan apparaat bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af met 143 miljoen euro. Dit is met name te verklaren door de apparaatstaakstelling die in het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken. Deze taakstelling bedraagt in 2029 namelijk circa 99 miljoen euro. De ontvangsten op apparaat ontstaan door de doorberekening van de kosten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) aan de verschillende aangesloten departementen.       

Artikel 99. Nog onverdeeld    

Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog verdeeld moeten worden wanneer de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor armoede en schulden, beschut werk, banenafspraak en re-integratie. Daarnaast staat er een reservering voor de opvolging aan de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten en voor de herijking van het handhavingsinstrumentarium. De nog onverdeelde middelen zijn in 2029 hoger dan in 2024 doordat de meeste gereserveerde middelen in het lopende jaar al zijn overgeboekt naar het beleidsartikel. De precieze invulling van plannen in de jaren erna moet nog vorm krijgen. Daarom staan deze middelen nog gereserveerd op artikel 99.

Sociale Verzekeringen

Totaal uitgaven 77.849 83.108 88.106 92.565 97.348 102.772
Totaal ontvangsten 205 245 282 306 337 349
1 Arbeidsmarkt
Uitgaven 580 609 562 197 205 215
Ontvangsten
3 Arbeidsongeschiktheid
Uitgaven 14.194 15.065 15.701 16.213 17.182 18.057
Ontvangsten
5 Werkloosheid
Uitgaven 3.588 4.189 4.790 5.130 5.698 6.106
Ontvangsten 205 245 282 306 337 349
6 Ziekte en verlofregelingen
Uitgaven 4.925 5.204 5.462 5.726 6.029 6.367
Ontvangsten
8 Oudedagsvoorziening
Uitgaven 51.920 55.219 58.660 62.231 64.985 68.627
Ontvangsten
9 Nabestaanden
Uitgaven 347 355 357 361 373 376
Ontvangsten
11 Uitvoeringskosten
Uitgaven 2.295 2.467 2.573 2.708 2.877 3.025
Ontvangsten

Algemeen

De weergegeven uitgavenontwikkeling is in tegenstelling tot de meeste andere begrotingen inclusief loon- en prijsontwikkeling. Dit verklaart een groot deel van de stijging. Bij een schoning voor loon- en prijsontwikkeling laten vooral de uitgaven aan de Algemene Ouderdomswet (AOW) en aan de Werkloosheidswet (WW) een stijging zien. De AOW-uitgaven stijgen in de periode 2024 ‒ 2029 met circa 16 miljard euro als gevolg van een toename van het aantal personen die een AOW-uitkering genieten. Daarnaast stijgen de uitkeringslasten aan de WW. Dit is het gevolg door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven op artikel 1 arbeidsmarkt komen voort uit de compensatieregeling transitievergoeding. De uitgaven in de periode 2024 ‒ 2029 nemen af met circa 305 miljoen euro, ondanks een stijging van uitgaven van circa 39 miljoen euro vanwege indexatie van de arbeidsmarktregelingen. De afnemende uitgaven vanaf 2026 komen door de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord om alleen nog kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers) te compenseren. Grote werkgevers (meer dan 25 werkgevers) worden dan niet meer gecompenseerd.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid        

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsverzekeringen WIA, WAO en WAZ stijgen in de periode 2024-2029 naar verwachting met ruim 4 miljard euro, waarvan circa 3,5 miljard euro aan indexatie. Deze stijging komt voornamelijk door een stijging van het aantal uitkeringsjaren in de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WGA (gedeeltelijk arbeidsongeschikten) en IVA (volledig arbeidsongeschikten). Dit zijn ingroeiende regelingen die hun structurele niveau nog niet hebben bereikt. Daarnaast leidt een hogere AOW-leeftijd en een toenemend aandeel ouderen en vrouwen (met hoger AO-risico) in de beroepsbevolking tot een stijging van de uitkeringsjaren.

Artikel 5. Werkloosheid                                                                     

De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachte volumeontwikkeling van de werkloosheid van het CPB. De komende jaren wordt een stapsgewijze groei richting evenwichtswerkloosheid verwacht. Daarnaast stijgen de WW-uitgaven voor circa 1,1 miljard euro door indexatie van de hoogte van de uitkering. Hierdoor komen de WW-uitkeringslasten in totaal in 2029 zo’n 2,5 miljard euro hoger uit dan in 2024.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen

In de periode 2024 ‒ 2029 nemen de premiegefinancierde uitgaven aan de verlofregelingen naar verwachting toe met circa 209 miljoen euro. De stijging hangt samen met een verwachte toename van het aantal geboorten, zoals door het CBS geprognosticeerd. Daarnaast stijgen de uitgaven ook met circa 631 miljoen euro vanwege indexatie van de verlofregelingen. De uitgaven voor de Ziektewet in de periode 2024 ‒ 2029 stijgen met circa 69 miljoen euro met als voornaamste reden een forse toename in het aantal eindedienstverbanders en het aantal zieke personen met een no-riskpolis. Daarnaast stijgen de uitgaven van de Ziektewet in diezelfde periode met circa 530 miljoen euro voor indexatie van de regeling.                      

Artikel 8. Oudedagsvoorziening         

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Ouder­ domswet (AOW) en de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). De uitgaven aan de AOW stijgen in de periode 2024-2029 met 16 miljard euro. De voornaamste verklaring is de toename van het aantal personen met een AOW-uitkering. Het resterende deel van de stijging is het gevolg van indexatie van de uitkeringen, de kosten hiervan voor de periode 2024-2029 bedragen circa 11,3 miljard euro.  

Artikel 9. Nabestaanden

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Nabestaandewet (Anw). Tussen 2024 en 2029 stijgen de uitgaven hieraan met 22 miljoen euro. Deze stijging is voornamelijk het gevolg de toename van nominale ontwikkeling, deze bedraagt circa 58 miljoen euro in 2029. Ook neemt de instroom in de Anw regeling af, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen leidt tot minder afhankelijkheid van inkomensondersteuning na het overlijden van de partner. Dit zorgt voor lagere uitgaven, tot bijna ‒ 38 miljoen in 2029. Per saldo zorgt de lagere instroom in de Anw gezamenlijk met de indexatie van de Anw voor een relatief beperkte groei van de uitgaven op artikel 9 nabestaanden.

Artikel 11. Uitvoeringskosten 

Op dit artikel staan de uitvoeringskosten voor UWV en SVB aan premiege­ financierde regelingen. De uitvoeringskosten nemen tussen 2024 en 2029 toe met bijna 700 miljoen euro. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de nominale ontwikkeling toeneemt, de kosten hiervan bedragen circa 506 miljoen euro. Ook nemen de uitvoeringskosten bij UWV en SVB toe met circa 172 miljoen euro als gevolg van de stijgende uitgaven aan de door UWV en SVB uitgevoerde regelingen.

Koppeling Uitkeringen

Totaal uitgaven 0 1.311 2.286 3.437 4.539 5.658
Totaal ontvangsten 0 4 18 29 38 47
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Uitgaven 0 565 938 1.322 1.684 2.030
Ontvangsten
3 Arbeidsongeschiktheid
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
4 Jonggehandicapten
Uitgaven 0 241 427 610 803 1.003
Ontvangsten
5 Werkloosheid
Uitgaven 0 5 7 10 15 21
Ontvangsten
6 Ziekte en verlofregelingen
Uitgaven 0 2 5 9 12 15
Ontvangsten
7 Kinderopvang
Uitgaven 0 265 327 646 955 1.290
Ontvangsten
8 Oudedagsvoorziening
Uitgaven 0 1 2 4 5 7
Ontvangsten
9 Nabestaanden
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
10 Tegemoetkoming ouders
Uitgaven 0 230 575 832 1.058 1.286
Ontvangsten 0 4 18 29 38 47
13 Integratie en Maatschappelijke Samenhang
Uitgaven 0 2 3 5 6 7
Ontvangsten

Algemeen

Op hoofdstuk 83 staat alleen de nominale ontwikkeling bestemd voor hoofdstuk 15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De geraamde indexatie van deze regelingen loopt voor alle artikelen op omdat er in de toekomst meer middelen nodig zijn om de uitkeringen te indexeren naar de dan geldende prijspeilen.

Zorg

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Totaal uitgaven 37.927 36.502 38.502 40.224 42.636 44.801
Totaal ontvangsten 283 285 201 180 183 183
1 Volksgezondheid
Uitgaven 2.407 2.269 1.831 1.474 1.382 1.279
Ontvangsten 65 102 45 42 40 41
2 Curatieve zorg
Uitgaven 4.117 4.269 4.511 4.655 4.618 4.650
Ontvangsten 80 79 98 81 87 87
3 Langdurige zorg en ondersteuning
Uitgaven 21.694 19.864 21.988 23.394 25.729 27.630
Ontvangsten 23 8 8 8 8 8
4 Zorgbreed beleid
Uitgaven 1.472 1.553 1.368 1.254 1.168 1.163
Ontvangsten 33 33 12 12 12 12
5 Jeugd
Uitgaven 263 204 149 152 117 92
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
6 Sport en bewegen
Uitgaven 480 429 381 457 459 459
Ontvangsten 56 48 24 23 23 23
7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog
Uitgaven 218 198 181 165 152 141
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
8 Tegemoetkoming specifieke kosten
Uitgaven 6.570 7.057 7.553 8.164 8.540 8.933
Ontvangsten
9 Algemeen
Uitgaven 47 61 43 35 35 35
Ontvangsten 8
10 Apparaatsuitgaven
Uitgaven 660 598 498 468 434 418
Ontvangsten 12 9 8 8 7 7
11 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 0 0 5 0 0
Ontvangsten

Algemeen

De begrotingsgefinancierde uitgaven aan de zorg laten een gestage groei zien. De stijging van de uitgaven komt voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdragen op artikel 3 die te maken hebben met de Wet langdurige zorg (Wlz). De Rijksbijdrage Wlz stijgt van 2024 naar 2029 met 4,2 miljard euro omdat de Wlz-premie beleidsmatig is bevroren op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. De Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK), waarmee het Fonds Langdurige Zorg wordt gecompenseerd voor lagere premieopbrengsten vanwege heffingskortingen, stijgt met 1,8 miljard euro. Daarnaast lopen de uitgaven van de zorgtoeslag op artikel 8 op met additioneel 0,4 miljard euro door het verlagen van het eigen risico per 2027. Daarentegen laat een deel van de beleidsbudgetten op de VWS-begroting een dalende trend zien van 2024 t/m 2029.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Volksgezondheid

De uitgaven op artikel 1 lopen over de begrotingsperiode af vanwege aflopende budgetten, waaronder middelen voor gezondheidsbeleid (-490 miljoen euro) en ziektepreventie (-581 miljoen euro). Dit komt onder andere door de teruggedraaide intensivering op publieke gezondheid en aflopende incidentele middelen voor preventie. De uitgaven over de gehele begrotingsperiode lopen ook af vanwege dalende uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van het zelfstandig bestuursorgaan ZonMw (ZorgOnderzoek Nederland/Medische Wetenschappen)(-262,2 miljoen euro in 2029 ten opzichte van 2024).

Artikel 2. Curatieve zorg

De uitgaven op artikel 2 lopen vanaf 2024 tot en met 2029 op, met name als gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar van 870 miljoen euro.

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteuning

De uitgaven op artikel 3 lopen op vanaf 2025 tot en met 2029, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (4,2 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK, 1,9 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. Het verschil tussen de premie-opbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. De invoering van de Wet inkomstenbelasting in 2001 betekende lagere premieopbrengsten voor het Fonds Langdurige Zorg. De BIKK wordt sindsdien door de overheid betaald als tegemoetkoming in de kosten.

Artikel 4. Zorgbreed beleid

De uitgaven op artikel 4 nemen af vanaf 2024. Dit heeft te maken met de subsidiebudgetten voor opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt die aflopen tussen 2024 en 2029 (-176 miljoen euro). Dit komt onder andere door de teruggedraaide intensivering van het zorgarbeidsmarktbeleid.

Artikel 5. Jeugd

De uitgaven op artikel 5 zijn in 2024 en 2025 aanzienlijk hoger dan in 2026 tot en met 2028. Dit heeft te maken met de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd (91 miljoen euro in 2024 en 95 miljoen euro in 2025).

Artikel 6. Sport en bewegen

De uitgaven in 2024 zijn hoger dan in latere jaren, onder andere door aflopende subsidiebudgetten (-55 miljoen euro van 2024 naar 2029). Daarnaast zijn de uitgaven op artikel 6 in 2027 t/m 2029 hoger dan de jaren ervoor. Dit komt doordat de middelen voor het onderdeel Buurtsportcoaches van de Brede SPUK (87,7 miljoen euro in 2024 en 2025 en 84,6 miljoen euro in 2026) zijn overgeheveld naar artikel 1.

Artikel 7. Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

Door afname van het aantal nog levende verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel (-72,8 miljoen euro).

Artikel 8 . Tegemoetkoming specifieke kosten

De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De totale stijging van uitgaven aan de zorgtoeslag bedraagt 2,2 miljard euro van 2024 tot 2029. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling. In 2027 nemen de uitgaven aan de zorgtoeslag toe met additioneel 312 miljoen euro aflopend tot 256 miljoen euro in 2029 door de maatregelen uit het HLA. Daarnaast groeit het aantal mensen dat zorgtoeslag ontvangt.

Artikel 9. Algemeen

De uitgaven op dit artikel nemen licht af vanwege incidentele middelen voor het AMR Multi Donor Trust Fonds (1,5 miljoen euro in 2024 en 2025) en de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) (3 miljoen euro tot en met 2026).

Artikel 10. Apparaatsuitgaven

De uitgaven op artikel 10 zijn in 2024 hoger dan in de latere jaren. Dit heeft onder meer te maken met de (tijdelijke) inzet van programmadirecties, activiteiten volgend uit het coalitieakkoord Rutte IV en bijdragen aan uitvoeringsorganisaties die nog in latere jaren in de apparaatsuitgaven moeten worden verwerkt. Vanaf 2025 worden de apparaatsuitgaven omgebogen met 19 miljoen euro oplopend tot 70 miljoen euro in 2029 vanwege de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord om de groei van het Rijksoverheidsapparaat terug te draaien.

Artikel 11. Nog onverdeeld

Op artikel 11 staat in 2027 nog een deel resterende LPO middelen van 4,8 miljoen euro.

Zorg

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 99.244 106.611 112.582 119.816 125.985 133.408
Totaal ontvangsten 5.735 5.930 6.058 4.437 4.575 4.712
11 Zorgverzekeringswet
Uitgaven 62.561 66.762 70.504 75.152 78.274 82.468
Ontvangsten 3.418 3.395 3.323 1.585 1.602 1.619
12 Wet langdurige zorg
Uitgaven 36.683 39.850 42.078 44.664 47.711 50.940
Ontvangsten 2.317 2.535 2.735 2.852 2.973 3.093

Algemeen

De zorguitgaven groeien jaar-op-jaar door de verwachte loon- en prijsontwikkelingen en volumefactoren. In 2024 bedragen de zorguitgaven ca. 10% van het BBP. Uit een recente raming van het CPB20 komt de verwachting dat de zorguitgaven verder zullen stijgen naar ongeveer 18% van het BBP in 2060. De grootste drijfveren achter de stijgende uitgaven zijn de toenemende vergrijzing, de toenemende ontwikkeling van technologieën, hoger zorggebruik door hogere inkomens en stijgende lonen als gevolg van de krappe arbeidsmarkt en de achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg. In Nederland is het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk vastgelegd in regelgeving. Nieuwe behandelmethodes worden daarom meestal relatief snel toegepast in de praktijk. Hiervoor is meestal geen afzonderlijk politiek besluit meer nodig. Het positieve gevolg hiervan is dat we steeds meer ziektes kunnen behandelen. Het zorgt er echter ook voor dat de zorguitgaven meegroeien met de toenemende behandelmogelijkheden. Dit leidt op de lange termijn tot een significant hogere groei van de zorguitgaven dan van andere collectieve uitgaven. Nederland besteedt hierdoor een steeds groter deel van het inkomen aan zorg, waardoor een kleiner deel resteert voor andere private en collectieve uitgaven.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetspreriode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2025-2028 van het CPB. Deze wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2029 betreft een technische extrapolatie op de raming van het CPB. Tot en met 2026 is de groei beperkt doordat VWS het Integraal Zorgakkoord heeft afgesloten met verschillende Zvw-sectoren.

Artikel 12. Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2025-2028 van het CPB. Deze wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei en technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2029 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

Gemeentefonds

Totaal uitgaven 43.837 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707
Totaal ontvangsten
1 Gemeentefonds
Uitgaven 43.837 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707

Algemeen

Bij Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd ingevoerd per 2024. Dit heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. De gekozen vorm van indexatie levert door de vormgeving op twee componenten de gewenste stabiliteit op. Uitgangspunt is dat het Gemeentefonds meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volgt. De indexatie is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen is gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt (volumedeel). De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven (prijsdeel).

Provinciefonds

Totaal uitgaven 3.870 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294
Totaal ontvangsten
1 Provinciefonds
Uitgaven 3.870 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294

Algemeen

Bij Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd ingevoerd per 2024. Dit heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. De gekozen vorm van indexatie levert door de vormgeving op twee componenten de gewenste stabiliteit op. Uitgangspunt is dat het Gemeentefonds meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volgt. De indexatie is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen is gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt (volumedeel). De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven (prijsdeel).

Accres Gemeentefonds

Totaal uitgaven 0 608 2.620 4.614 6.531 8.489
Totaal ontvangsten
1 Accres gemeentefonds
Uitgaven 0 0 1.743 3.476 5.127 6.824
2 Reservering BCF
Uitgaven 0 608 801 988 1.179 1.365
3 Indexatie WMO
Uitgaven 75 150 225 300

Algemeen

Bij Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd ingevoerd per 2024. De gekozen vorm van indexatie levert door de vormgeving op twee componenten de gewenste stabiliteit op. Uitgangspunt is dat het gemeentefonds meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volt. De indexatie is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt (volumedeel). De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven (prijsdeel).

Met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is afgesproken dat in de toekomst (een nader te bepalen deel) van de Wmo niet langer via de algemene uitkering van het Gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Afhankelijk van de gekozen bekostigingsvorm wordt een passende geobjectiveerde indexering onderzocht die ook rekening houdt met de kostenontwikkeling en demografie/vergrijzing. Vooruitlopend op de uitwerking is een jaarlijks tranche van 75 miljoen euro vanaf 2026 oplopend tot 300 miljoen euro in 2029 gereserveerd voor een aanvullende indexering voor demografie. Het kabinet hevelt deze middelen bij deze Miljoenennota 2025 over naar het accres zodat gemeenten hier rekening mee kunnen houden in hun (meerjaren) begroting.

Accres Provinciefonds

Totaal uitgaven 0 116 312 484 652 823
Totaal ontvangsten
1 Accres provinciefonds
Uitgaven 0 0 150 298 441 587
2 Reservering BCF
Uitgaven 0 116 161 186 211 236

Algemeen

Bij Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd ingevoerd per 2024. De gekozen vorm van indexatie levert door de vormgeving op twee componenten de gewenste stabiliteit op. Uitgangspunt is dat het provinciefonds meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volgt. De indexatie is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt (volumedeel). De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven (prijsdeel).

Prijsbijstelling

Totaal uitgaven 0 1.502 2.912 4.436 6.094 7.667
1 Rijksbegroting in enge zin
Uitgaven 0 1.313 2.555 3.905 5.417 6.809
2 SZA
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
3 Zorg
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
4 Niet-plafondrelevant
Uitgaven 0 189 357 531 677 857
5 Investeringen
Uitgaven 0 0 0 0 0 0

Algemeen

Op begrotingshoofdstuk Prijsbijstelling worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de prijsgevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1), Sociale Zekerheid (artikel 2), Zorg (artikel 3), Niet-plafondrelevant (artikel 4) en Investeringsplafond (artikel 5) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Vanaf Miljoenennota 2025 vervallen de deelplafond Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen en valt de volledige reservering van de prijsbijstelling onder het totale uitgavenkader Rijksbegroting.

Arbeidsvoorwaarden

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven 0 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804
Totaal ontvangsten
1 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng
Uitgaven 0 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804
Ontvangsten
2 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
3 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
4 indexering rijksbijdragen
Uitgaven 0 0 0 0 0
Ontvangsten
5 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn I
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten

Algemeen

Op hoofdstuk 81 Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1), Sociale Zekerheid (artikel 2), Zorg (artikel 3) en Investeringsplafond (artikel 5) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Vanaf Miljoenennota 2025 vervallen de deelplafonds Sociale Zakerheid, Zorg en Investeringen en valt de volledige reservering van de loonbijstelling onder het totale uitgavenkader Rijksbegroting.

Aanvullende Post

In miljoenen euro 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven ‒ 8.160 ‒ 2.283 11.896 7.966 7.280 5.952
Totaal ontvangsten
3 Koninkrijksrelaties
Uitgaven 0 1 9 1 1 1
Ontvangsten
4 Eindejaarsmarge
Uitgaven ‒ 8.433 ‒ 3.715 ‒ 2.300
Ontvangsten
5 Buitenlandse Zaken / Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Uitgaven 0 12 31 0 0
Ontvangsten
6 Justitie en Veiligheid
Uitgaven 0 50 75 100 100 100
Ontvangsten
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Uitgaven 8 290 817 1.413 1.081 422
Ontvangsten
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Uitgaven 0 117 116 128 154 173
Ontvangsten
9 Financiën
Uitgaven 23 227 751 770 98 65
Ontvangsten
10 Defensie
Uitgaven 45 9.317 756 673 716
Ontvangsten
12 Infrastructuur en Waterstaat
Uitgaven 0 10 261 636 700 905
Ontvangsten
13 Economische Zaken en Klimaat
Uitgaven 94 86 34 25 2 2
Ontvangsten
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Uitgaven 0 0 1.500 1.500 1.500 1.522
Ontvangsten
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Uitgaven 0 243 262 246 202 146
Ontvangsten
16 Volksgezondheid Welzijn en Sport
Uitgaven 7 26 50 245 281 5
Ontvangsten
20 Asiel en Migratie
Uitgaven 25 50 50 50 50 50
Ontvangsten
22 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Uitgaven 0 0 0 0 0
Ontvangsten
23 Klimaat en Groene Groei
Uitgaven 0 40 121 342 344 235
Ontvangsten
41 Zorg (premiegefinancierd)
Uitgaven 0 24 923 1.216 605
Ontvangsten
50 Gemeentefonds / Provinciefonds
Uitgaven 13 90 341 263 300 328
Ontvangsten
55 Diversen
Uitgaven 99 144 202 328 327 418
Ontvangsten
56 Loon- en prijs ontwikkeling
Uitgaven 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
81 RA Openbaar bestuur
Uitgaven 225 225 225 225
Ontvangsten
99 Meerdere departementen
Uitgaven 2 3 11 17 27 35
Ontvangsten

Algemeen

De Aanvullende Post is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling verantwoord. De aanvullende post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Toelichting per artikel

Departementale artikelen

Op de departementale artikelen staan middelen gereserveerd. Dit zijn middelen uit het Hoofdlijnenakkoord, maar ook resterende reserveringen uit het coalitieakkoord Rutte IV. Voor een aantal reserveringen geldt dat uiteindelijke besteding op verschillende begrotingen wordt gerealiseerd. In dat geval is de reservering onder het coördinerend departement opgenomen. Bijvoorbeeld reserveringen voor klimaat onder het ministerie van Klimaat en Groene Groei.

Artikel 4. Eindejaarsmarge

Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling ingeboekt. Dit onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag aan onderuitputting doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge.

Artikel 55. Diversen

Op dit artikel staan middelen gereserveerd voor de Traditioneel Eigen Middelen (TEM) en domeinoverstijgende risico's.

Artikel 56. Loon- en prijsontwikkeling

Jaarlijks worden de reserveringen op de Aanvullende Post conform de reguliere systematiek geïndexeerd. Op dit artikel staat de loon- en prijsbijstelling die nog niet is doorverdeeld naar specifieke reserveringen. Momenteel is alles doorverdeeld.

Artikel 81. RA Openbaar Bestuur

Dit betreft een reservering voor de pensioentransitie werkgevers voor de categorie zorg en overheid.

Artikel 99. Meerdere departementen

Op dit artikel staan de middelen voor het programma Werk aan Uitvoering.

18 Taakopdrachten IBO's

Bijlage taakopdrachten Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s) 2024-2025

Interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) zijn ambtelijke, onafhankelijke onderzoeken die beleidsopties ontwikkelen op uiteenlopende beleidsterreinen. IBO’s vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. De IBO-rapporten en kabinetsreacties zijn te vinden op evaluaties.rijksfinancien.nl.

Deze bijlage bevat de IBO-spelregels en de taakopdrachten van de nieuwe ronde IBO's. Daarnaast wordt in deze bijlage ingegaan op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de afgelopen IBO-rondes.

In de ronde 2024-2025 vinden IBO’s plaats naar:

  1. Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur (gestart mei 2024)
  2. Mentale gezondheid en ggz
  3. Arbeidsmigratie
  4. Huursector

IBO-spelregels

Bij de uitvoering van IBO’s gelden de volgende spelregels:

  1. Het ministerie van Financiën coördineert het IBO-proces en publiceert de taakopdrachten die in de Ministerraad zijn vastgesteld als bijlage bij de Miljoenennota.
  2. IBO’s worden uitgevoerd door een interdepartementale werkgroep, eventueel aangevuld met onafhankelijke experts, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.
  3. De voorzitter wordt ondersteund door een onafhankelijk secretariaat, bestaande uit secretarissen van het ministerie van Financiën en de meest betrokken vakdepartementen.
  4. De werkgroepleden nemen deel zonder last- of ruggespraak.
  5. Er geldt een non-vetoprincipe voor de beleidsopties die worden aangedragen in de werkgroep. Werkgroepleden mogen beleidsopties inbrengen en andere leden mogen deze beleidsopties dus niet blokkeren.
  6. De beleidsopties zijn in de regel budgetneutraal en er wordt tenminste één besparingsvariant van ‒ 10 tot ‒ 20 procent uitgewerkt, waarbij het principe van ‘comply or explain’ geldt. De besparingsvariant dwingt de werkgroep om met creatieve oplossingen te komen die niet per se passen binnen de gebaande paden en/of uitsluitend een efficiencytaakstelling betreffen. Indien relevant en gewenst, kan er in de taakopdracht ook afgesproken worden om een intensiveringsvariant op te nemen.
  7. IBO’s worden na afronding zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 14 dagen door het meest betrokken departement naar de Tweede Kamer gestuurd, gevolgd door een kabinetsreactie. De maximale termijn hiervoor bedraagt 8 weken na afronding.

Taakopdracht IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur

Inleiding

De ombouw van het energiesysteem is een enorme uitdaging waar een langjarige en planmatige aanpak nodig is. Zonder duidelijke richting en sturing op hoe de ontwikkeling van het energiesysteem er uit gaat zien, kunnen netbeheerders, bedrijven en consumenten niet op tijd investeren om de ombouw daadwerkelijk te realiseren. Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) geeft richting voor de ontwikkeling naar een volledig duurzaam en strategisch autonoom energiesysteem en beschrijft deze ontwikkeling via vier ketens (namelijk elektriciteit, waterstof, warmte en koolstof) en systeemintegratie (het slim inzetten van het systeem om maatschappelijke kosten te verlagen).

Elektriciteit vormt de basis van het nieuwe energiesysteem en om het systeem goed te laten functioneren is een forse uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur cruciaal. Het huidige elektriciteitsnet heeft onvoldoende capaciteit, er zijn omvangrijke investeringen nodig zowel voor het hoogspanningsnet als op het midden- en laagspanningsnet bij regionale beheerders. Het kabinet wil voldoende zekerheid geven aan gebruikers om verder stappen te kunnen zetten in de transitie, om te zorgen dat concurrentiepositie (gelijk speelveld energie intensieve industrie) en betaalbaarheid gewaarborgd blijven en om te zorgen dat de overheids- en maatschappelijke uitgaven beheersbaar blijven. Deze netverzwaring gaat echter niet over een nacht ijs. De totale kosten hiervan zijn hoog, en dat roept vragen op over de betaalbaarheid voor eindgebruikers en de gevolgen voor de overheidsfinanciën. Tegelijkertijd zijn er zowel nationaal als in Europees verband keuzes te maken over bekostiging en financiering, die de totale energiekosten en de verdeling ervan voor eindgebruikers en rijksbegroting kunnen beïnvloeden.

Benodigde investeringen in andere energie-infrastructuur dan elektriciteit (b.v. warmtenetten, waterstof) zijn niet de focus van dit IBO, maar worden wel meegenomen in het kader van interactie-effecten en het overzicht van de omvang van investeringen. Daarnaast zal bij aanbevelingen aandacht worden besteed aan de toepasbaarheid van de aanbevelingen op andere onderdelen van het energiesysteem.

Doel van het IBO

Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht in en grip te krijgen op de omvang van de investeringen in de elektriciteitsinfrastructuur tussen nu en 2040, en de bekostiging en financiering ervan, zowel vanuit nationaal als Europees perspectief. Dit IBO moet leiden tot concrete beleidsopties, die bijdragen aan onze concurrentiepositie en de betaalbaarheid. De werkgroep wordt gevraagd de volgende vragen te adresseren:

Onderzoeksvragen

Omvang kosten

  1. Wat is de omvang van de investeringen die nodig zijn voor de transitie tot 2040?
  2. Welke scenario’s zijn er voor de omvang en de daaraan verbonden investeringskosten richting 2040?

    Doelmatigheid
  3. Welke mogelijkheden zijn er om de doelmatigheid van de investeringen door netbeheerders in Nederland en internationale onderdelen te vergroten c.q. de maatschappelijke kosten te verlagen? 
  4. Hoe worden haalbaarheid, kosten en financierbaarheid van netwerkkosten (incl. net op zee) bij besluitvorming (zowel aanbod- als vraagstimulering) meegenomen in de integrale besluitvorming?

    Verdelingseffecten bij huidige structuur
  5. Welke andere kosten worden doorberekend in de nettarieven naast de investeringskosten (bijv. kosten voor netbalancering)? En kunnen deze kosten worden beïnvloed?
  6. Op basis van welke uitgangspunten is de huidige verdeling tot stand gekomen (bijv. kostenreflectiviteitsprincipe)?
  7. Waar slaan de kosten van de uitbreiding en verzwaring van de netten volgens de huidige systematiek neer?

    1. Welk effect hebben deze investeringen op de nettarieven van burgers? (Wat zijn verschillende archetype gebruikers en wat is per archetype de impact?)
    2. Welk effect hebben deze investeringen op de nettarieven van bedrijven? (Wat zijn verschillende archetype gebruikers en wat is per archetype de impact, onder andere op de concurrentieverhoudingen?)
    3. Welk effect hebben deze investeringen op de overheidsfinanciën (saldo en schuld) op korte en lange termijn?
  8. Welke (gewenste en ongewenste) effecten en risico’s zitten er aan de huidige verdelingssystematiek?

    Interventies
  9. Welke opties zijn er om de ordening bij elektriciteitsinfrastructuur anders in te richten om, met inachtneming van publieke belangen verbonden aan energie-infra zoals leveringszekerheid en duurzaamheid, de kosten voor de maatschappij en begroting aan elektriciteitsinfrastructuur te beperken:

    1. Aanbod en vraag. Welke gerichte maatregelen kunnen aan de aanbod- en vraagkant van elektriciteit worden getroffen om maatschappelijk baten van investeringen te vergroten en investeringskosten te beperken?
    2. Bekostiging. Welke beleidsopties zijn er om de investeringskosten en andere kosten van netbeheerders (elektriciteit) anders te verdelen? (breed verkennen, van begroting tot aanpassing afschrijvingstermijnen, tariefdifferentiatie etc.). 
    3. Regulering. Is het wettelijke (Europees en Nederlands) kader en de bijbehorende bevoegdheid van de ACM nog toereikend in deze fase van de energietransitie?
    4. Financiering. Welke opties zijn er om financieringsstructuur van de netbeheerders anders in te richten, om zo de kosten voor de maatschappij en begroting aan elektriciteitsinfrastructuur te beperken? Hierbij worden eventuele gevolgen voor de governance en de toepassing van het deelnemingenbeleid in de voor- en nadelen van de opties geschetst.
    5. Randvoorwaarden. Welke interventies gericht op randvoorwaarden (bijv. capaciteit bij de netbeheerders, ruimtelijke ordening/energieplanologie, rol van decentrale overheden) zijn kansrijk om maatschappelijke kosten te beperken?

Grondslag

Het in kaart brengen van alle benodigde investeringen in het elektriciteitsnet is onderdeel van het IBO. Het IBO zal niet ingaan op de (on)wenselijkheid van de klimaatdoelstellingen of adviseren over de wenselijkheid van specifieke energiebronnen (wind op zee, kerncentrales). De keuzes en ontwikkelingen zoals geschetst in het NPE zijn uitgangspunt. Daarbij kijkt het IBO naar eerste orde verdelingseffecten voor diverse groepen eindgebruikers (huishoudens en verschillende typen bedrijven) en de overheid.

De IBO-spelregels schrijven voor dat tenminste één besparingsvariant van ‒ 10 tot ‒ 20% wordt uitgewerkt. Dit IBO is daar een uitzondering op, omdat reeds is besloten tot grote investeringen in het elektriciteitsnet en het kabinet deze ook nodig acht om de klimaattransitie het hoofd te bieden. Uiteraard dienen de financiële gevolgen van de verschillende beleidsopties wel in beeld worden gebracht. Herverdeling speelt daarnaast een grote rol in dit IBO, omdat de investeringen niet alleen van de overheid komen, maar ook van private investeerders, bedrijven en burgers.

Organisatie

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van FIN, EZK, BZK en SZW. Ook worden experts van CPB en PBL verzocht om deel te nemen aan de werkgroep. ACM, TenneT en (regionale) netbeheerders worden zo direct mogelijk betrokken om hun technische en financiële kennis in te brengen. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en EZK. Het onderzoek start in mei 2024. De werkgroep rond haar eindrapport uiterlijk februari 2025 af. In dit IBO zullen ook externe onderzoeken naar dit thema worden meegenomen. De omvang van het rapport is niet groter dan dertig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Mentale gezondheid en ggz

Aanleiding

Steeds meer mensen hebben mentale klachten en/of psychische aandoeningen.21,22,23 Mentale klachten en psychische aandoeningen hebben invloed op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Zo kunnen mensen met deze klachten problemen ondervinden met de lichamelijke gezondheid, wonen, werk en persoonlijke relaties. De toename in mentale klachten leidt, samen met andere ontwikkelingen zoals aanbodgeïnduceerde vraag, tot een toenemend beroep op professionele ondersteuning en zorg. De domeinen en sectoren die ondersteuning of zorg leveren aan mensen met mentale klachten staan in toenemende mate voor grote uitdagingen; zoals grote instroom en het stokken van de door- en uitstroom. Het blijkt voor zorgaanbieders aantrekkelijk te zijn om patiënten met een (relatief) lichte zorgvraag eerder te helpen dan patiënten met een zwaardere zorgvraag.24 Vooral mensen met complexe problematiek komen daardoor vaak op lange wachtlijsten terecht of krijgen geen ondersteuning. Andere uitdagingen zijn het personeelstekort en noodzakelijke domeinoverstijgende samenwerking die vaak stroef verloopt. Door deze uitdagingen kan niet iedereen die dat nodig heeft gebruik maken van passende ondersteuning en zorg op het juiste moment.

Onder meer door de toegenomen instroom zijn de uitgaven aan zorg en ondersteuning voor mensen met mentale klachten en psychische aandoeningen de afgelopen jaren toegenomen. Deze uitgaven zullen naar verwachting verder groeien.25 De personele, financiële en maatschappelijke houdbaarheid van de ondersteuning en zorg staat hierdoor onder druk. Tegelijkertijd heeft een slechte mentale gezondheid effect op andere delen van de maatschappij; zo kan het bijvoorbeeld zorgen voor verminderde arbeidsproductiviteit of onderwijsdeelname/prestaties, (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, verhoogde criminaliteit en extra druk op de politie.26 Investeringen in mentale gezondheid kunnen daardoor voor positieve maatschappelijke opbrengsten zorgen. Andersom kunnen ontwikkelingen in de maatschappij zorgen voor een verslechterde mentale gezondheid.

Bovenstaande vraagt om een IBO over mentale gezondheid en ggz. Mentale gezondheid is de manier waarop iemand zich verhoudt tot zichzelf en tot anderen en hoe iemand omgaat met de uitdagingen in het dagelijks leven. Tegelijkertijd gaat het ook over hoe deze persoon en anderen in de samenleving dit ervaren.27 Met de ggz wordt in dit IBO alle ondersteuning en zorg rondom mentale klachten en psychische aandoeningen vanuit de Zvw, Wlz, Wmo, Jeugdwet en Wpg bedoeld. Met het IBO wordt mede invulling gegeven aan de motie Raemakers die vraagt om een goed integraal beeld van de structurele problemen in de ggz.28 Bij de analyse van de structurele problemen worden ook aanpalende beleidsterreinen betrokken voor zover die bijdragen aan de gesignaleerde problemen.

Doelen van het IBO

Het IBO heeft als doel te komen tot:

  1. een brede probleemanalyse;
  2. een overzicht van het handelingsperspectief van de overheid ter voorkoming en beperking van mentale klachten en psychische problemen en voor het oplossen van de structurele problemen in de toegang en inrichting van de ondersteuning en zorg;
  3. uitwerking van concrete beleidsvarianten op basis van het handelingsperspectief.

Aanpak en opdracht aan de werkgroep

1. Brede probleemanalyse:

De brede probleemanalyse gebeurt o.a. aan de hand van de volgende aandachtspunten:

  1. Mentale gezondheid: Welke (beleids)ontwikkelingen en trends zijn er de afgelopen jaren geweest als het gaat om (verslechtering van) mentale gezondheid, zijn er verschillen in doelgroepen (o.a. sekse, leeftijd, culturele achtergrond) en hoe verhoudt het beeld in Nederland zich tot andere landen? Wat zijn de verklaringen voor de toename van mentale klachten? Welke (maatschappelijke) factoren zijn van invloed op mentale gezondheid? Wat is bekend over de gevolgen van mentale klachten en aandoeningen voor het individu en op de samenleving (zoals sociale zekerheid, het onderwijs, veiligheid en de arbeidsmarkt)? Hoe is de ontwikkeling bij ongewijzigd beleid? Maak bij bovenstaande indien nodig onderscheid tussen jongeren, jongvolwassenen en volwassenen.
  2. Toegang tot ondersteuning en zorg: Het gaat hier om alles rondom de toegang tot en met de verwijzing naar formele zorg en plaatsing op de wachtlijst (dus voordat iemand een diagnose heeft). Welke factoren beïnvloeden de vraag naar ondersteuning en zorg? Welke mogelijkheden zijn er vanuit de informele zorg qua ondersteuning? Komt de cliënt op de juiste plek binnen en is er sprake van passende zorg? Hoe verloopt de toegang in de verschillende domeinen? Worden mensen tijdig geholpen?
  3. Inrichting van ondersteuning en zorg: Wat is de ontwikkeling van de wachtlijsten in de Wmo, Wlz, Jeugdwet en Zvw? Vindt er selectie op basis van zorgzwaarte plaats (zijn er exclusiecriteria)? Hoe is de ondersteuning en zorg rondom mentale klachten en psychische aandoeningen georganiseerd incl. prikkels, juridische-, financierings- en bekostigingsstructuren en hoe heeft zich dit ontwikkeld? In hoeverre sluit het ondersteunings- en zorgaanbod nu aan op de vraag? Hoe werkt de door- en uitstroom van cliënten (incl. vervolg- en nazorg, terugval)? Hoe effectief, doelmatig en integraal is de ondersteuning en zorg? Hoe wordt samenwerking binnen en tussen de stelsels vormgegeven, hoe wordt deze wel of niet bevorderd en wat betekent dit voor (de kwaliteit van) het ondersteunings- en zorgaanbod?

Betrek in de analyse in ieder geval de beleidslijnen uit bestaande programma’s en recent gesloten akkoorden waar mentale gezondheid in voorkomt; IZA, GALA en het Nationaal Preventieakkoord, de Hervormingsagenda Jeugd, het WOZO, ‘Mentale gezondheid: van ons allemaal’, en ‘Eén tegen eenzaamheid’. Betrek tevens de resultaten van het midterm review IZA.

2. Overzicht van handelingsperspectief van de overheid ter voorkoming en beperking van mentale klachten en psychische problemen en voor het oplossen van de structurele problemen in de toegang en inrichting van de ondersteuning en zorg:

Het gaat hier om de mogelijkheden voor de overheid om de mentale gezondheid te verbeteren waardoor het beroep op ondersteuning en zorg bij mentale en psychische problemen kan verminderen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het RIVM onderzoek29 naar de belangrijkste factoren die van invloed zijn op mentale gezondheid en welk handelingsperspectief de overheid hierbij heeft. Tevens gaat het om de mogelijkheden van de overheid om structurele problemen in de toegang en inrichting van de ondersteuning en zorg op te lossen.

3. Uitwerking van concrete beleidsvarianten op basis van het handelingsperspectief:

Het gaat hier om beleidsopties die een significante impact hebben op de personele, financiële en maatschappelijke houdbaarheid30 van de ondersteuning en zorg rondom mentale klachten en psychische aandoeningen door;

  1. het voorkomen van mentale klachten en het verbeteren van de mentale gezondheid, hier wordt breder gekeken dan het VWS-domein. Er zijn vele factoren die van invloed zijn op de mentale gezondheid, die ook overlappen en interactie hebben met elkaar (zie RIVM onderzoek31). Daarom is op basis van het RIVM rapport de praktische keuze gemaakt om de beleidsopties buiten het VWS-domein te richten op maximaal vier indicatoren waaronder bestaanszekerheid (armoede, schulden en wonen), werk/arbeidsparticipatie en belasting door school of studie. Deze opties kunnen op korte en lange termijn toezien.
  2. het verbeteren van passende toegang tot de ondersteuning en zorg en
  3. de inrichting van zorg en ondersteuning, waaronder de samenwerking binnen en tussen de stelsels.

Het is uitdrukkelijk de bedoeling om de driedeling zoals hierboven opgesomd gelijkwaardig te behandelen in het IBO. Beschrijf in de aangedragen beleidsopties in ieder geval de effecten op de mentale gezondheid, de uitvoerbaarheid (o.a. samenwerking binnen en tussen stelsels en domeinen), de randvoorwaarden die nodig zijn, de brede financiële gevolgen van de beleidsvarianten, het maatschappelijk draagvlak en of dit bevordert dat de cliënt de juiste ondersteuning of zorg op de juiste tijd en plek ontvangt. Conform de IBO-spelregels wordt tenminste één besparingsoptie uitgewerkt. Voor beleidsopties die reeds zijn/worden uitgewerkt in andere onderzoeken zoals de Commissie Sociaal Minimum, het IBO Problematische Schulden, Toekomst Toeslagen, kan worden verwezen naar deze rapporten, in plaats van deze opties (opnieuw) uit te werken in dit IBO.

Scope en grondslag

Tabel 18.1 bevat de grondslag van dit IBO. In de grondslag zijn de structurele kosten opgenomen die voor de ondersteuning en zorg in de Zvw, Wlz en Beschermd Wonen (Wmo) worden gemaakt. De incidentele middelen in deze domeinen zijn niet meegenomen in de tabel. In dit IBO gaat het ook over het bredere sociaal domein, Wmo, Wpg, Jeugdwet, bestaanszekerheid (armoede, schulden en wonen), werk/arbeidsparticipatie en belasting door school of studie. De kosten in deze domeinen zijn niet meegenomen in de grondslag, omdat deze niet te herleiden zijn of niet uit te drukken in termen van ondersteunings- en zorgkosten. Op deze beleidsterreinen worden uitdrukkelijk ook beleidsopties ontwikkeld.

POH-GGZ2 205 217 235
Curatieve ggz (Zvw)3 4.336 2.957 4.601 5.036 5.505 5.558 5.553
Langdurige ggz (Wlz)4 622 1.603 2.070 2.421 2.677 2.773 2.735
Beschermd Wonen (Wmo)5 1.938 1.489 1.498 1.641 1.731 1.746 1.747
Begrotingsgefinancierde uitgaven curatieve ggz (Art. 2) 24 26 28 12 15 17 25
  1. POH-GGZ: https://www.nza.nl/zorgsectoren/huisartsenzorg/kerncijfers-huisartsenzorg
    Curatieve ggz en langdurige ggz:
    ‒ 2020: Jaarverslag VWS 2023
    ‒ 2021 t/m 2023: Verdiepingsbijlage Zvw en Wlz OW 2025
    ‒ 2024 t/m 2026: Ontwerpbegroting VWS 2025
    Beschermd wonen:
    ‒ 2020 t/m 2023: Jaarverslag VWS 2023
    ‒ 2024 t/m 2026: Ontwerpbegroting VWS 2025
    Begrotingsgefinancierde uitgaven curatieve zorg:
    ‒ 2020 t/m 2023: Jaarverslag VWS 2023
    ‒ 2024 t/m 2026: Ontwerpbegroting VWS 2025
  2. Hier zijn NZa cijfers gebruikt, die maar tot 2022 lopen.
  3. 2021: Eenmalige schadelastdip door invoering van het Zorgprestatiemodel.
  4. 2021: Openstelling Wlz voor Zvw en Wmo cliënten.
  5. Dit zijn de middelen die vanaf de begroting worden overgeheveld naar het Gemeentefonds, middels een integratie Uitkering. Aangezien deze middelen niet geoormerkt zijn, kan het zijn dat er in de praktijk minder of meer budget naar Beschermd Wonen gaat.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van VWS, FIN, OCW, SZW en JenV. BZK neemt deel als agendalid. Relevante experts, ervaringsdeskundigen en organisaties worden op een passende manier betrokken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door een secretariaat bestaande uit medewerkers van VWS en FIN. Het IBO start in november 2024 en het rapport wordt uiterlijk eind juni 2025 opgeleverd. De omvang van het rapport is niet groter dan vijftig pagina’s plus een samenvatting van maximaal vijf pagina’s.

Taakopdracht IBO Arbeidsmigratie

Inleiding

Grip op migratie is een thema dat hoog op de maatschappelijke agenda staat. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 adviseert een gematigde bevolkingsgroei (bevolking van 19-20 miljoen in 2050) om brede welvaart op peil te houden en onderstreept de noodzaak van bijpassend migratiebeleid.

Dit IBO gaat specifiek in op arbeidsmigratie. Arbeidsmigratie in Nederland bestaat uit relatief veel laagbetaalde EU-arbeidsmigratie en een kleiner aandeel hoogbetaalde (kennis)migratie van buiten de EU. Verschillende rapporten32 beschrijven hoe economische beleidskeuzes via de vraag naar arbeid in belangrijke mate het aantal en type arbeidsmigranten in Nederland bepalen. Ook in het HLA vormt arbeidsmigratie een belangrijk beleidsthema. Hierin zijn maatregelen afgesproken om arbeidsmigratie tegen lage lonen en onder slechte arbeidsomstandigheden te beperken.

Doel van het IBO en opdracht aan de werkgroep

Verschillende rapporten gaan reeds in op de cijfermatige basis rond (arbeids)migratie33 en de relatie tussen economisch beleid, brede welvaart en migratie.34 De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 adviseert dat er keuzes gemaakt moeten worden om te komen tot een kwalitatief hoogwaardige economie. De hoofdvraag van dit IBO luidt: hoe kan Nederland de grip op de omvang, samenstelling en omstandigheden van arbeidsmigratie vergroten, en wat zijn hiervan de economische en maatschappelijke gevolgen? Hierin worden expliciet de maatschappelijke kosten en baten van arbeidsmigratie meegenomen en wordt de impact op sectoren die veel gebruik maken van arbeidsmigranten meegenomen door te kijken naar de sectorele kenmerken. De werkgroep verkent hiertoe het huidige en benodigde instrumentarium en gaat in op de budgettaire, economische en brede maatschappelijke impact hiervan. Daarbij worden concrete beleidsopties die raken aan de hoeveelheid, samenstelling en omstandigheden van arbeidsmigratie in Nederland in kaart gebracht. Het IBO richt zich met name op beleid met een impact op de vraag naar arbeidsmigratie, zoals economisch beleid dat de structuur van de economie beïnvloedt en arbeidsmarktbeleid.

Er zijn recent al veel rapporten over migratie verschenen. Voor een belangrijk deel van de feitenbasis zal het IBO vooral bestaande informatie op een inzichtelijke wijze presenteren, aangevuld met gerichte onderzoeksvragen voor wat nog niet bekend is. Waar nodig worden data experts ingeschakeld voor het opstellen van de cijfermatige feitenbasis. De focus van het IBO ligt op het beleidsgerichte deel van het onderzoek.

Feitenbasis (gericht op wat we nog niet weten)

  1. Wat zijn de verwachtingen voor de ontwikkeling van arbeidsmigratie (inclusief de daaruit volgende gezinsmigratie) in de toekomst?

    1. Welke onzekerheden spelen er rond toekomstige instroom en verblijfsduur? Welke scenario’s vallen op basis van die onzekerheden te onderscheiden?
    1. Wat is de impact van vergrijzing en economische ontwikkeling binnen huidige herkomstlanden op arbeidsmigratie naar Nederland? Is een verplaatsing van arbeidsaanbod vanuit binnen de EU naar derde landen te verwachten?
  2. Hoe vertaalt het advies van gematigde groei van de Staatscommissie Demografie zich naar de afzonderlijke migratiemotieven?

    1. Wat is het baseline scenario voor arbeidsmigratie bij ongewijzigd beleid de komende jaren (Staatscommissie en CPB geven enkel scenario’s voor totale migratiesaldo)?
    1. Hoeveel ruimte is er tot 2050 voor arbeidsmigratie, indien de wens is om de totale bevolking gematigd te laten groeien en bij diverse scenario’s van instroom en verblijf van asielmigranten?
  3. Wat zijn momenteel arbeidsmigratie-intensieve sectoren en hoe heeft de arbeidsmigratie intensiteit van sectoren zich in het verleden ontwikkeld? Wat zijn de verwachtingen over de ontwikkelingen hiervan in de toekomst? Welke scenario’s zijn te onderscheiden?

Kosten en baten van arbeidsmigratie

  1. Wat zijn de brede maatschappelijke effecten en gevolgen voor de overheidsfinanciën en economie van arbeidsmigratie? Wat is de netto druk op voorzieningen van arbeidsmigranten, uitgediept naar kenmerken van de migrant (verblijfsduur, opleidings-/productiviteitsniveau, cohort en werksector)?35
  2. In hoeverre verlicht of versterkt arbeidsmigratie sectorale tekorten op de arbeidsmarkt en wat is de (empirische) wisselwerking met andere aanpassingsmechanismen in de economie en op de arbeidsmarkt?

    1. In sectoren met een krappe arbeidsmarkt concurreert arbeidsmigratie met andere aanpassingsmechanismen waarlangs de markt een nieuw evenwicht kan bereiken: arbeidsmigratie vergroot immers het arbeidsaanbod in die sector/voor dat beroep, maar verkleint tegelijkertijd de prikkel om te innoveren of arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Er is dus een wisselwerking tussen dit aanpassingsmechanisme en andere (binnenlandse) aanpassingsmechanismen.

Doorwerking huidige economische beleidskeuzes (industrie- en arbeidsmarktbeleid) op arbeidsmigratie in Nederland

Economisch beleid met invloed op de economische structuur:

  1. Hoe werkt (generiek en sectoraal) beleid op andere domeinen door op de economische sectorstructuur, in het bijzonder op migratie-intensieve sectoren?

    1. De werkgroep richt zich hiervoor op een selectie van bestaand industrie- en vestigingsbeleid (zoals fiscale regelingen en subsidies) met een effect op arbeidsmigratie-intensieve bedrijvigheid.36 Het IBO gaat daarbij ook in op de mate van beprijzing van externe effecten die van dit beleid uitgaat (milieu, natuurbehoud, stikstof, schoon water, etc.). Er wordt hier ook gekeken naar de bredere (maatschappelijke) kosten en baten van dergelijke maatregelen/regulingen en de (economische) activiteit die zij beogen te stimuleren.

Beleid gericht op regulering van de arbeidsmarkt:

2. Wat is de impact van voorgenomen beleidswijzigingen in het arbeidsmarktbeleid en de verbetering van arbeidsomstandigheden (en handhaving),37 zoals de Wtta en het arbeidsmarktpakket, op arbeidsmigratie intensieve bedrijvigheid?

Regelgeving rond (toelating van) arbeidsmigratie:

3. Hoe werkt het huidige juridische kader rond arbeidsmigratie door op de mix van migranten in Nederland?

Beleidsopties (met als doel om de omvang, samenstelling en omstandigheden van arbeidsmigratie te beïnvloeden en hiermee de toegevoegde waarde van arbeidsmigratie te vergroten):

  1. Welke additionele – generieke en/of sectorale – maatregelen zijn mogelijk binnen het economisch beleid, arbeidsmarktbeleid en socialezekerheidsbeleid om de omvang en samenstelling van arbeidsmigratie te beïnvloeden? Wat zijn daarvan de maatschappelijke en economische effecten?

    1. Het IBO werkt verschillende beleidsknoppen uit, voortbordurend op de analyse, en brengt de effectiviteit en consequenties (uitruilen met o.a. oorspronkelijk beoogde effecten) van deze knoppen in kaart.
  2. Welke mogelijkheden zijn er om de inzet van arbeidsmigranten in specifieke sectoren te reduceren of te bevorderen? Welke rol kan arbeidsbesparende en productiviteitsverhogende technologie spelen? Is hier beleidsinzet op nodig, en zo ja welke?
  3. Hoe kan sturing op arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden arbeidsmigratie beïnvloeden?38
  4. Welke concrete beleidsopties zijn er om de toegevoegde waarde van arbeidsmigratie aan de brede maatschappelijke welvaart te verhogen? Hierbij gaat het IBO ook in op de participatie van meegekomen gezinsmigranten en retentie van studiemigranten voor hoogproductieve beroepen. 
  5. Welk effect hebben de geschetste beleidsopties op de overheidsfinanciën en welke beleids-, intensiverings- en besparingsopties zijn daarin mogelijk?
  6. Welke mogelijkheden zijn er om via het toelatingsbeleid de instroom van arbeidsmigranten in Nederland te beïnvloeden (zowel in omvang als samenstelling van de instroom)?

    1. Hiervoor kan de werkgroep leunen op conclusies uit bestaande onderzoeken, zoals het aankomende rapport van de Adviesraad Migratie.

Grondslag

Bij de uitwerking van (beleidsopties voor) het IBO zal in elk geval gekeken worden naar fiscale regelingen en middelen op de begrotingen waarvan het doel direct verbonden is met (arbeids)migratie. Dit gaat in elk geval om de ETK/30%-regeling en de Roemer middelen (55 miljoen euro struc verdeeld artikel 1 artikel 99).

Omdat de beleidsopties voor dit IBO zullen volgen uit de inhoudelijke analyse wordt de reikwijdte van de grondslag niet op voorhand vastgelegd. Zoals hierboven beschreven zullen de gevolgen voor de overheidsfinanciën van de te schetsen beleidsopties in kaart worden gebracht. Ook zal daarbij worden gekeken welke besparingsvarianten daarin mogelijk zijn.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van FIN, SZW, EZ, JenV, BZK, LVVN, AZ en OCW. Ook wordt een vertegenwoordiger van het CPB en wordt een vertegenwoordiger van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) verzocht om deel te nemen in de werkgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van FIN, SZW en EZ. Het onderzoek start in september 2024. De werkgroep rond haar eindrapport uiterlijk juni 2025 af. De omvang van het rapport is niet groter dan vijftig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Huursector

Aanleiding

De afgelopen jaren is er veel (politieke) aandacht voor het huurbeleid en het functioneren van de huurmarkt in Nederland. Het aanbod van huurwoningen blijft achter bij de vraag. Dit resulteert in lange wachtlijsten voor sociale huur en stijgende huurprijzen en excessen in de vrije huursector. Door het tekort aan woningen is het verschil op de woningmarkt tussen mensen die een (koop)woning hebben (insiders) en mensen die een woning zoeken (outsiders) groot. Mensen die zich vanwege hun inkomen en/of behoeften geen koopwoning kunnen veroorloven, zijn hierdoor aangewezen op de huursector. Daarbij geldt bovendien dat middeninkomens zijn aangewezen op het beperkte middensegment en vrije segment, omdat de sociale huursector enkel beschikbaar is voor mensen met een laag inkomen. Hoewel Nederland internationaal gezien een grote sociale huursector heeft, zijn er in verschillende regio’s aanzienlijke wachtlijsten voor sociale huur. De bevolkingssamenstelling in de sociale huursector is de afgelopen jaren in toenemende mate gaan bestaan uit huishoudens met de laagste inkomens, en de instroom bevordert dit ook. Groepen die om wat voor reden dan ook niet terecht kunnen in de sociale huur zijn aangewezen op de vrije sector. Ook is de doorstroming in de sociale huursector relatief beperkt en blijven mensen regelmatig wonen in een woning die eigenlijk niet meer past bij hun gezinssamenstelling. Dit betekent dat de bestaande voorraad dus ook niet optimaal benut wordt.

De Nederlandse huurmarkt is het afgelopen decennium onderworpen aan verschillende beleidstheorieën ten aanzien van het gewenste huurbeleid. In 2023 heeft SEO begrotingsartikel 3 Woningmarkt geëvalueerd over de periode 2015-2021. SEO concludeert dat het woningmarktbeleid, zo ook voor de huurmarkt, in deze periode is bewogen van vraaggerichtheid met een grotere rol voor marktwerking naar betaalbaarheid en toegankelijkheid met een grotere rol voor overheidsingrijpen.39

Er worden veel verschillende doelstellingen beoogd met het huurbeleid en dit maakt de dynamiek op de woningmarkt complex. Met de recent in werking getreden Wet betaalbare huur kan de huurmarkt worden opgedeeld in drie segmenten: gereguleerde (sociale) huur, gereguleerde middenhuur en vrije sector (of geliberaliseerde) huur. Huurregulering is gericht op het waarborgen van de betaalbaarheid, vraaggerichtheid en toegankelijkheid van woningen, maar gaat ook over de rechtsbescherming van huurders en verhuurders, het waarborgen van huurwoningen van voldoende kwaliteit, de zorg voor evenwichtige woonruimteverdeling en -toewijzing, en leefbaarheid.40 Deze doelen kunnen elkaar echter ook bijten. Zo leidt in het geval van woningcorporaties beleid gericht op betaalbaarheid (bijvoorbeeld passend toewijzen) tot minder investeringscapaciteit voor nieuwbouw of verduurzaming, met risico’s voor de toegankelijkheid en leefbaarheid.41 Ook bij institutionele en particuliere beleggers kan de prijsregulering ervoor zorgen dat er minder wordt aangeboden of gebouwd, maar leidt het loslaten daarvan tot excessen in huurprijzen en kwaliteit en weinig aandacht voor de leefbaarheid en de juiste woonruimteverdeling. Er zijn weinig prikkels maar ook weinig mogelijkheden om binnen de huursector door te stromen, terwijl de stap naar de koopmarkt voor veel huurders te groot is.

Gezien deze complexiteit is het de vraag of het gekozen beleid altijd het meest passend is voor het doel wat wordt beoogd en wat het effect is op andere doelstellingen. Incidentele en structurele maatregelen om huurprijzen te drukken, zoals huurbevriezing of verhoging van de huurtoeslag zijn gericht op het versterken van de betaalbaarheid voor huurders, maar zijn de facto ook een vorm van inkomensondersteuning, die ook anders georganiseerd zou kunnen worden. Passend toewijzen is een manier om te waarborgen dat lage inkomens betaalbaar wonen en de huurtoeslag beheersbaar blijft, maar hierdoor is er beperkt ruimte om factoren als kwaliteit en locatie mee te wegen. Daarnaast worden op dit moment wachtlijsten per regio (of per corporatie) gehanteerd voor sociale huurwoningen en bepalen gemeenten (gedeeltelijk) zelf welke aandachtsgroepen voorrang krijgen en op basis van welke criteria een woning wordt toebedeeld. Mogelijk beperkt dit de doorstroming op de woningmarkt tussen regio’s. Tegelijkertijd kunnen veel mensen door een gebrek aan wachttijd en geen indicatie voor voorrang niet terecht in een sociale huurwoning waar ze qua inkomen wel zouden passen. Zij moeten levenskeuzes hierdoor noodgedwongen uitstellen, of belanden in de vrije sector met gevolgen voor de betaalbaarheid, kwaliteit en leefbaarheid.

Doel van het IBO en opdracht aan de werkgroep

Bovenstaande uitdagingen op de huurmarkt vergen een overkoepelende analyse van het huurdomein. Dit IBO heeft als doel het beleid met invloed op de verschillende huursegmenten in samenhang (en in relatie tot de koopsector) te analyseren en concrete beleidsopties uit te werken.

Hoofdvraag: Hoe kan het beleid dat invloed heeft op de huursector beter faciliteren dat mensen betaalbaar en passend bij hun situatie en levensfase kunnen wonen en doorstromen (aanpassend aan hun situatie en levensfase) én de leefbaarheid van wijken wordt versterkt?

Deelvraag I (feitenbasis): Hoe heeft de rol van corporaties en private verhuurders zich de afgelopen jaren ontwikkeld en wat is de rol nu ten opzichte van het huisvesten van verschillende (inkomens)groepen, doorstroming en leefbaarheid?42

  1. Hoe komt het dat de sociale huursector in vergelijking met andere landen relatief groot is? Welke voor- of nadelen zijn hieraan verbonden?
  2. In welke mate stromen mensen door, zowel van sociale huur naar middenhuur en koop als van middenhuur en dure huur naar koop?

Deelvraag II (feitenbasis): Welk beleid met welke doelen is er gevoerd en welke invloed heeft dat (gehad) op hoe verschillende inkomensgroepen wonen?

  1. Welk beleid heeft effect gehad op doorstroming (positief en negatief)?
  2. Welk beleid heeft effect gehad op betaalbaarheid (ook vergeleken met de koopsector) (positief en negatief)?
  3. Welk beleid heeft effect gehad op de leefbaarheid (positief en negatief)?
  4. Welk beleid heeft effect gehad op vraaggerichtheid43 (positief en negatief)?
  5. Welk beleid heeft effect gehad op de investeringen in woningkwaliteit (positief en negatief)?
  6. Welk beleid heeft effect gehad op de verdeling van het woningaanbod tussen de verschillende segmenten?

Deelvraag III: Hoe kunnen de rollen van de woningcorporaties en de private sector worden vormgegeven om passend wonen, doorstroom en leefbaarheid te bevorderen?

  1. In hoeverre moet huurbeleid landelijk versus lokaal worden vormgegeven?
  2. Behalve voor het vergroten voor het aanbod, is er een andere reden waarom corporaties een rol moeten hebben in de huisvesting van middeninkomens? Kan dat ook elders worden belegd?
  3. Hoe gaan we om met behoefte aan tijdelijke en/acute woonruimte versus en de impact daarvan op de structurele vraag?

    1. Wat kan realistisch gezien van corporaties worden verwacht t.a.v. urgenten en kwetsbaren en welke rol hebben private verhuurders? Wat is daar beleidsmatig voor nodig?
  4. Wat is een rol voor private verhuurders in de huisvesting van lage inkomens?
  5. Hoe sturen we beter op leefbaarheid van wijken en wat kunnen private verhuurders daar in betekenen?

    1. Is daar verschil in tussen grotere institutionele beleggers en kleinere particuliere verhuurders?
  6. In hoeverre is de complexiteit van huurbeleid toegenomen (voor (ver)huurders en uitvoeringsorganisaties) en hoe beïnvloedt dit de doeltreffendheid en doelmatigheid van huurbeleid? Waar is versimpeling van beleid mogelijk?

Deelvraag IV: Hoe kunnen huurwoningen het beste benut worden, door welke (inkomens)groepen en wat is daarvan het effect op aanbod van huurwoningen?

  1. Wat zijn de effecten van schaarste op het huurbeleid en hoe gaan we daar mee om?
  2. Hoe kan de bestaande sociale huurvoorraad optimaal worden benut?
  3. Hoe kan de doorstroom worden bevorderd tussen sociale huur en andere sectoren (inclusief koop)?
  4. Waar zitten de belemmeringen bij doorstroming van middenhuur en dure huur naar koop en hoe kan dat worden bevorderd?
  5. Wat zijn de gevolgen van passend toewijzen, prijsregulering en inkomensondersteuning via de huurtoeslag voor het aanbod en de verdeling van sociale huurwoningen?44
  6. Zijn de inkomensgrenzen die worden gehanteerd voor de verschillende inkomensgroepen doelmatig?

Grondslag

Binnen de huursector is budgettair gezien de huurtoeslag (5,6 mld45) de verreweg grootste post. Daarnaast staan er middelen voor de wet betaalbare huur, de huurcommissie en de wet vereenvoudiging huurtoeslag op de begroting. Ook zijn er verschillende belastingen en fiscale regelingen die de huurmarkt beïnvloeden. Een besparingsvariant van 20 procent focust zich vanwege de budgettaire omvang op de huurtoeslag. Voor een besparingsvariant kan worden geput uit eerdere onderzoeken.46 De vereenvoudiging van de huurtoeslag is echter niet de focus van dit IBO,47 wel is aandacht voor de woningmarkteffecten ervan.

Organisatie

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van AZ, FIN, BZK, EZ en SZW. Ook worden DNB, CPB en SCP verzocht deel te nemen in de werkgroep. Stakeholders en externe experts worden op een passende manier betrokken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van FIN en BZK. De werkgroep start in september 2024 en rondt haar eindrapport uiterlijk in mei 2025 af. Het eindrapport is maximaal vijftig pagina’s lang en bevat een samenvatting van maximaal vijf pagina’s.

Politieke besluitvorming

Hieronder wordt ingegaan op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van ronde 2020-2021 tot en met ronde 2023-2024.

Ronde 2023-2024

IBO Breder instrumentarium woningbouw en grond

Op 24 juni 2024 is het IBO-rapport «Op grond kun je bouwen» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.48

IBO Pensioenopbouw

Op 27 juni 2024 is het IBO-rapport «Pensioenopbouw in balans» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.49

IBO Problematische schulden

Op 27 juni 2024 is het IBO-rapport «Naar een beter werkende schuldenketen» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.50

IBO Bedrijfsfinanciering

Op 28 juni 2024 is het IBO-rapport «Kies voor baten» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.51

IBO Doelmatig hoger onderwijs

Op 17 juli 2024 is het IBO-rapport «Talent op de juiste plek» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.52

Ronde 2022-2023

IBO Klimaat

Op 13 maart 2023 is het IBO-rapport «Scherpe doelen, scherpe keuzes» direct na afronding aan de Tweede Kamer aangeboden.53 In het voorjaar van 2023 heeft het kabinet een besluit genomen over een integraal pakket aanvullende klimaatmaatregelen, waarbij zowel is gekeken naar normering, beprijzing als subsidiëring (via het Klimaatfonds). Daarin zijn de resultaten van dit IBO meegenomen.54 Om het doelbereik voor emissiereductie te waarborgen zal voor volgende besluitvormingsrondes om additionele normering- en beprijzingsmaatregelen te implementeren ook worden geput uit het IBO voor beleidsopties.

IBO Biodiversiteit

Op 5 september 2023 is het IBO-rapport «Snel aan de slag!» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.55

IBO Toekomstbestendigheid van het mbo

Op 13 november 2023 is het IBO-rapport «Samen gericht opleiden voor wendbare vakmensen» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.56

Ronde 2021-2022

IBO Vermogensverdeling

Op 8 juli 2022 is het IBO-rapport «Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling» aan de Tweede Kamer aangeboden.57 De kabinetsreactie volgde op Prinsjesdag 2022.58 In de Voorjaarsnota 2022 is aangekondigd te onderzoeken hoe de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kan worden gebracht.59 Met het pakket aan maatregelen in het Belastingplan 2023 is een belangrijke stap gezet in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen en in het herstel van het globale evenwicht in de belasting van verschillende werkenden.60

Daarnaast is bij de Miljoenennota 2023 een taakopdracht geïntroduceerd om met de aanpak van belastingconstructies en negatief geëvalueerde fiscale regelingen structureel 550 miljoen euro extra belastingontvangsten te realiseren. In het Belastingplan 2023 is een eerste concrete stap gezet in het aanpakken van belastingconstructies door voor periodieke giften een plafond in te voeren van 250 duizend euro.61 Bij het Belastingplan 2024 is deze taakstelling grotendeels op structurele basis ingevuld. In de brief «Aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen» die op 19 september 2023 aan de Tweede Kamer is gestuurd is uitgebreid ingegaan op zowel de invulling van de taakopdracht als de uitkomsten van de inventarisatie naar belastingconstructies. Daarnaast is een lijst van belastingconstructies als bijlage bij de Voorjaarsnota 2023 gevoegd en wordt er gewerkt aan continue verbetering van benodigde data voor monitoring en evaluaties. In het Hoofdlijnenakkoord is opnieuw een stelpost opgenomen (ter waarde van (250 miljoen euro) om fiscale regelingen en constructies verder af te bouwen.

Begin 2024 heeft een interdepartementale werkgroep onder leiding van een onafhankelijke voorzitter het rapport «Belastingen in maatschappelijk perspectief - Bouwstenen voor een beter belastingstelsel» opgeleverd.62 Het rapport gaat onder andere in op de mogelijkheden om inkomen uit werk en inkomen uit verschillende vermogensvormen neutraler te behandelen. Tot slot is in het najaar van 2023 een wetsvoorstel in consultatie gebracht voor een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement.63 Op basis van deze consultatie is het wetsvoorstel op een aantal punten aangepast.64 Het belasten van het werkelijk rendement op vermogen in box 3 past volgens het IBO bij een evenwichtiger belastingstelsel.

IBO Publieke investeringen

Op 18 juli 2022 is het IBO-rapport «Waar voor ons geld» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.65 Hierin kondigde de toenmalige minister van Financiën aan dat de werkwijze en de instrumenten overprogrammering en het investeringsplafond worden geëvalueerd om te borgen dat het doel van het beleid centraal staat. Daarnaast meldde het kabinet voornemens te zijn in de departementale begrotingen, jaarverslagen, de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk te rapporteren over investeringen uit het Coalitieakkoord die onder het investeringsplafond vallen. In de Miljoenennota 2023 is dit voornemen tot uitvoering gebracht in Bijlage 1. Tot slot zei het kabinet toe bij de wetvoorstellen en de bijbehorende memorie van toelichting voor het Klimaatfonds en het Transitiefonds heldere keuzes maken over de vormgeving van de fondsen. In antwoord op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer is nog verder ingegaan op de aanbevelingen van het IBO en de toezeggingen in de kabinetsreactie.66

IBO Jeugdcriminaliteit

Op 24 februari 2023 is het IBO-rapport «Werken aan effectievere detentie van jeugdigen» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.67 In de kabinetsreactie wordt door de toenmalige minister voor Rechtsbescherming onder andere aangekondigd dat wordt ingezet op het naar binnen halen van zorgpartners die voorafgaand aan de vrijheidsbeneming betrokken zijn. In 2023 is hier invulling aan gegeven doordat DJI een beleidskader heeft opgesteld voor de zogeheten basisafdeling in Justitiële jeugdinrichtingen (JJI) waarbij de focus ligt op het mogelijk maken van passende zorg en begeleiding bij uitstroom. Daarnaast zijn er verschillende aanvullende verkenningen uitgevoerd. Dit heeft onder andere geleid tot de handreiking «Zo krijg je samen zicht op jongeren» van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), welke gericht is op vroegsignalering van jongeren die dreigen af te glijden naar het criminele milieu. Ook wordt samengewerkt met OCW, bijvoorbeeld voor het aanstellen van een tijdelijke landelijke coördinator die de samenwerking tussen JJI’s en mbo-instellingen faciliteert. Op 7 juli 2023 is de kamerbrief brede preventieaanpak jeugdcriminaliteit verstuurd.68 Hierin wordt o.a. extra geïntensiveerd in de domeinoverstijgende en gebiedsgerichte preventieve aanpak jeugdcriminaliteit. Dit sluit ook aan bij de aanbevelingen uit het IBO om de inzet van preventie te stroomlijnen en vroegsignalering te verbeteren.

IBO Sturing op kwaliteit van onderwijs

Op 18 april 2022 is het IBO-rapport «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In de kabinetsreactie geeft de toenmalige minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zijn visie op de sturing op onderwijskwaliteit en kansengelijkheid in het funderend onderwijs. Daarbij kijkt hij ook naar de grote samenhangende sturingsvraagstukken op het gebied van bekostiging, zeggenschap en arbeidsvoorwaardenvorming.69

In april 2024 kwam de minister met een brief met de uitwerking van deze punten.70 In de brief worden mogelijke opties geschetst voor de inrichting van het stelsel op het gebied van bekostiging, de zeggenschapsstructuur (wie gaat waarover) en de arbeidsvoorwaardenvorming.

In deze brief worden vijf denkrichtingen genoemd die – ongeacht de precieze keuze voor een sturingswijze – sowieso wenselijk lijken voor de komende jaren. Daarna worden op hoofdlijnen drie scenario’s voor een sturingswijze geschetst.

IBO Ouderenzorg

Op 3 juli 2022 is het IBO-rapport «Niets doen is geen optie» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit IBO is een aantal keuzes in beeld gebracht om de beheersbaarheid van de ouderenzorg te vergroten, zowel op financieel, personeel als maatschappelijk vlak. Het rapport brengt bestaande inzichten in kaart en vult deze aan met analyses, beleidsopties en aanbevelingen. In de kabinetsreactie wordt het advies om nader onderzoek te doen ter harte genomen.71 Zo is in het rapport van de Technische Werkgroep Macrobeheersing Zorguitgaven een aanzet gegeven voor varianten waarin de ouderenzorg wordt ondergebracht in een ander domein.72 Ook loopt een traject naar welke interventies in de langdurige zorg effectief zijn.

IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid

Op 9 juni 2023 is het IBO-rapport «Moeilijk makkelijker maken» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In de kabinetsreactie wordt de noodzaak om het sociaal vangnet eenvoudiger te maken onderschreven. In deze reactie wordt een nieuw interdepartementaal programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen (VIM) aangekondigd, dat inmiddels van start is gegaan. Dit programma heeft als doel om, samen met uitvoerders en gemeenten, tot scenario’s te komen voor een eenvoudigere inkomensondersteuning op de lange termijn. Ook pakt het programma knelpunten op die ontstaan als mensen te maken hebben met een samenloop van regelingen. Daarnaast werkte het kabinet aan de renovatie van bestaande regelingen en de dienstverlening. Verkend wordt hoe het arbeidsongeschiktheidsstelsel, de kindregelingen, de Participatiewet en de Werkloosheidswet in de toekomst vereenvoudigd kunnen worden. Ook wordt de handhaving herijkt.73

Ronde 2020-2021

IBO Financiering energietransitie

Op 28 april 2021 is het IBO-rapport «Beleidsmatige keuzes in kosten, prikkels en verdeling» aan de Tweede Kamer aangeboden.74 In het IBO werd onder andere aanbevolen om versterking van de kapitaalbasis van de regionale netwerkbedrijven door de Staat uit te werken. De Staat heeft inmiddels een afsprakenkader kapitaalbehoefte regionale netwerkbedrijven vastgesteld dat vastlegt hoe de staat om zal gaan met een verzoek tot kapitaalstorting door de netwerkbedrijven.75 Daarnaast geldt dat inmiddels het Nationaal Plan Energiesysteem en de keuzewijzer Klimaat en Energie gepubliceerd zijn, dit zijn actuele rapporten die vanaf nu mede basis zijn van de beleidsvorming.

IBO Vastgoed Defensie

Op 16 april 2021 is het IBO-rapport «Toekomstvast – goedbeheerd, naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie» aan de Tweede Kamer aangeboden.76 Het IBO beveelt aan om de basis op orde te brengen door de informatievoorziening en governance te versterken, de vastgoedportefeuille met 35-40 procent te reduceren en het Defensievastgoed onder te brengen bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Met het Coalitieakkoord Rutte IV heeft het kabinet geld vrijgemaakt om de achterstanden in het vastgoed weg te werken. De kabinetsreactie is opgenomen in het Strategisch Vastgoedplan 2022 dat op 2 december 2022 aan de Tweede Kamer is aangeboden.77 Defensie is gestart met het (half)jaarlijks rapporteren over de voortgang van het verbeteren van het vastgoedbeheer. Daarnaast heeft Defensie het principebesluit genomen om over te gaan op een nog nieuw te ontwikkelen stelsel bij het RVB. Het nieuwe stelstel zal in de komende periode door Defensie en het RVB worden uitgewerkt. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn het behoud van zeggenschap over beschikbaarheid en gebruik en een budget-neutrale en gefaseerde overgang.

IBO Onderwijshuisvesting

Op 9 april 2021 is het IBO-rapport «Een vak apart. Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingstelsel» aan de Tweede Kamer aangeboden.78 Op 21 december 2021 reageerde de toenmalige minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op het IBO.79 Er blijkt sprake te zijn van een aanzienlijk aantal verouderde schoolgebouwen. Er komt een plan om die gebouwen aan te pakken. Er is onder andere een wetsvoorstel onderwijshuisvesting in de maak. Deze wet werkt voorstellen voor het aanpassen van de governance-relatie voor onderwijshuisvesting verder uit. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in de tweede helft van 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden. Naast deze wet wordt gewerkt aan de verbetering van informatievoorziening en is er gestart met een programmatische aanpak, die zich onder andere richt op het verkrijgen en standaardiseren van sturingsdata op gebouw-, portefeuille-, lokaal en landelijk niveau. Ten slotte zijn er middelen beschikbaar gekomen via het Nationaal Groeifondsprogramma «Innovatieprogramma onderwijshuisvesting.» Dit innovatieprogramma moet leiden tot kwalitatief betere onderwijshuisvesting en efficiëntere bouwprocessen met een kortere doorlooptijd. Door een gecoördineerd programma worden partijen bijeengebracht, wordt de benodigde schaalvergroting om te komen tot leereffecten gerealiseerd en worden risicokosten afgedekt.

IBO Ruimtelijke ordening

Op 12 mei 2021 is het IBO-rapport «Van woorden naar daden, over de governance van de ruimtelijke ordening» vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.80 Op 12 november 2021 reageerde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het IBO. In navolging van de aanbeveling om bindende prestatieafspraken van Rijk en regio op te stellen worden er definitieve verstedelijkingsstrategieën opgesteld.81

IBO Agentschappen

Op 19 mei 2021 is het IBO-rapport «Samen werken aan publieke waarde» aan de Tweede Kamer aangeboden.82 Het onderwerp van dit IBO heeft grote samenhang met de het onderzoek «Brede evaluatie van organisatiekaders op afstand» dat 9 december 2021 aan het Parlement is verzonden.83 Derhalve is de inhoudelijke reactie op het IBO Agentschappen samen met de kabinetsreactie op de Brede evaluatie van organisatiekaders aangeboden op 9 september 2022. Conform de aanbevelingen van het IBO Agentschappen is gekozen om een regeling op hoofdlijnen te maken waarbij ruimte is voor maatwerk.

19 Monitor investeringsfondsen

Monitor investeringsfondsen

Scope aanpassing
Het nieuwe kabinet heeft in lijn met het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte de deelplafondsystematiek, waaronder het investeringenplafond, afgeschaft. Daarnaast zijn de verdeelfondsen afgeschaald of worden niet (langer) ten uitvoering gebracht. Hiermee verschuift de focus van deze monitor terug naar enkel de traditionele begrotingsfondsen: het Mobiliteitsfonds en Deltafonds onder beheer van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Defensiematerieelbegrotingsfonds onder beheer van het ministerie van Defensie.

Algemeen
Figuur 19.1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de Miljoenennota (MJN) 2025. De lichtblauwe staven geven de realisaties weer in 2022 en 2023. De donkerblauwe staven tonen de begroting bij MJN 2025. De cijfers zijn allemaal in prijspeil 2022 om het verloop van de investeringsuitgaven te tonen zonder prijseffecten.

Figuur 19.1 Horizontale ontwikkeling investeringsfondsen (prijzen 2022)

Het kabinet Schoof bouwt voort op investeringen van vorige kabinetten. In de grafiek is de verwachting te zien dat de uitgaven een significante groei doormaken richting 2026 en zich vervolgens rond dat niveau stabiliseren (2023: 15,7 miljard euro, 2026: 25,5 miljard euro). Dit is onder meer het resultaat van toevoegingen uit het hoofdlijnenakkoord (HLA). De groei in gerealiseerde uitgaven, geschoond van prijsontwikkelingen, van 2022 naar 2023 kwam neer op 1,6 miljard euro. Het totaal aan uitgaven in 2023 kwam daarmee op 15,7 miljard euro. Na verwerking van het HLA en de kasschuiven uit Voorjaarsnota 2024 en Miljoennota 2025, is in 2024 het streven om 4,4 miljard euro meer uit te geven dan in 2023. Het totaal aan uitgaven komt in 2024 daarmee op 20,1 miljard euro (+28% t.o.v. 2023). In 2025 stijgen de uitgaven opnieuw, naar 20,9 miljard euro.

Het kabinet heeft besloten om middelen uit 2024 en 2025 naar latere jaren te schuiven. Het kabinet doet dit om de middelen in een realistischer ritme te plaatsen en om onderuitputting te voorkomen. Het ritme sluit zo beter aan bij de mogelijkheden om deze middelen uit te kunnen geven, gezien de krappe arbeidsmarkt en beschikbare fysieke, milieu- en juridische ruimte. In 2024 is totaal 1,55 miljard euro geschoven naar latere jaren. Dit is ook te zien in figuur 2. Ondanks deze kasschuiven blijven de middelen in een ambitieus ritme staan en moet worden bezien of volledige uitputting wordt gerealiseerd. Bij Najaarsnota 2024 is het volgende moment om te bezien of de huidige uitgavenraming voor 2024 aanpassing behoeft. Een nieuwe meerjarige raming volgt bij de Voorjaarsnota 2025.

Figuur 19.2 toont de toevoegingen van het HLA en de kasschuiven die in 2024 zijn verwerkt. De oranje blokjes geven de kasschuiven weer. In 2024 en 2025 zijn deze negatief. De verwachting is dat middelen niet worden besteed. Daarom worden de middelen naar latere jaren geschoven, waaronder naar de jaren 2027 t/m 2029. De grijze blokjes geven de toevoegingen van het HLA weer. Dit is inclusief de HLA-middelen die op de Aanvullende Post staan. Met name vanaf 2027 worden veel middelen toegevoegd aan de investeringsfondsen. De belangrijkste oorzaken voor de ontwikkelingen per investeringsfonds worden hieronder toegelicht.

Figuur 19.2 Kasschuiven en toevoegingen hoofdlijnenakkoord (HLA)

Mobiliteitsfonds
Om de middelen op het Mobiliteitsfonds in een realistischer ritme te plaatsen is bij de Voorjaarsnota 2024 819 miljoen euro uit 2024 en 769 miljoen euro uit 2025 weggeschoven naar latere jaren. De grootste verschuivingen naar achteren vinden plaats op de programmering van de ViA15 en op de middelen voor de ontsluiting van woningbouwprojecten. Verder worden enkele reserveringen naar latere jaren geschoven. Bij Miljoenennota 2025 wordt 508 miljoen geschoven naar latere jaren. Een deel van de HLA-middelen staat nog op de Aanvullende Post. Zo is 2,5 miljard euro toegevoegd voor de regionale aanpak infrastructuur voor woningbouw. De middelen zijn bedoeld voor het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties en het aanleggen van infrastructuur voor mobiliteit. Om de middelen in een realistisch en uitvoerbaar ritme te zetten zijn bij Miljoenennota 2025 de middelen voor 2025 volledig (500 miljoen euro) en een deel van de middelen van 2026 (350 miljoen euro) verschoven naar latere jaren op de Aanvullende Post.

Deltafonds
Bij Voorjaarsnota 2024 is circa 660 miljoen euro uit 2024 en circa 277 miljoen euro uit 2025 weggeschoven. De tweede tranche van de coalitieakkoordmiddelen Beekdalen zijn in een realistisch uitgavenpatroon gezet. Ook het budget van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt verschoven naar latere jaren in verband met uitdagingen in de uitvoering. Bij Miljoenennota 2025 wordt 88 miljoen geschoven naar latere jaren.

Defensiematerieelbegrotingsfonds
De Defensie-uitgaven op het DMF nemen de komende jaren met 1,18 miljard euro toe in 2027, 1,26 miljard in 2028 en hierna structureel vanaf 2029 met 1,82 miljard. Dit komt onder andere door de toegevoegde middelen uit het Hoofdlijnenakkoord waarmee de uitgaven van defensie in lijn zijn gebracht met de NAVO-doelstelling van 2% bbp. Daarnaast wordt het verloop beïnvloed door een additionele kasschuif van 2024 en 2025 naar 2027-2029 van 2,05 miljard. In de Voorjaarsnota 2024 is reeds 3 miljard euro verschoven uit 2024 en 2025 naar latere jaren. De veiligheidssituatie blijft echter tot spanning leiden in de mondiale defensiemarkt. Dit, in combinatie met krapte op de arbeidsmarkt, zorgt dat het tempo van de geplande investeringen van Defensie onder druk blijft staan. Op basis van recente ramingen heeft dit kabinet besloten om de defensie-investeringen in een ritme te plaatsen dat beter aansluit bij het moment waarop Defensie deze middelen verwacht uit te kunnen geven. De geplande investeringsmiddelen blijven beschikbaar voor Defensie en kunnen op een zo ambitieus mogelijk tempo worden voortgezet.

20 Integraal overzicht klimaat

In deze bijlage wordt een overzicht geboden van de gevolgen van het klimaatbeleid voor de Rijksfinanciën. In tabel 20.1 staan alle uitgaven van het Rijk ten behoeve van het klimaatbeleid en de verduurzaming van de energievoorziening. Deze tabel is overgenomen uit de begroting van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en bevat alle voorgenomen uitgaven op departementale begrotingen die onder de gestelde definitie van klimaatuitgaven vallen. De definitie, zoals expliciet gedefinieerd in de kabinetsreactie op het rapport ‘Inzicht in uitgaven klimaatbeleid’ van de Algemene Rekenkamer84, luidt:

«Kimaatuitgaven zijn alle uitgaven die als hoofddoel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening. Hierbij kan het gaan om uitgaven gericht op de productie en het gebruik van broeikasgasneutrale energie, op energiebesparing, op directe beperking van uitstoot van broeikasgassen of om vastlegging van broeikasgassen.»

De klimaatuitgaven worden op dezelfde manier gepresenteerd als in de budgettaire tabel van de begroting van het departement dat de beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid draagt. De uitgaven zijn gegroepeerd op basis van de sectorindeling van het Klimaatplan waaraan de uitgaven het meest direct bijdragen. Sommige uitgaven dragen echter ook bij aan de verduurzaming van andere sectoren. Het overzicht geeft weer in welke departementale begroting en welk beleidsartikel de uitgaven feitelijk staan. Hier is ook de toelichting van de uitgaven te vinden. In tabel 20.2 worden de relevante fiscale voordelen vermeld die onder bovenstaande definitie vallen, hoewel dit feitelijk gezien geen uitgaven zijn maar gederfde inkomsten.

In tabel 20.3 zijn de inkomsten uit klimaatgerelateerde belastingen en lasten opgenomen die onder de gestelde definitie vallen. De definitie, zoals toegelicht in de kabinetsreactie op het advies van de Raad van State bij de Miljoennota 2024 met betrekking tot klimaatinclusief begroten85, luidt:

«Klimaatgerelateerde belastingen zijn belastingen die, naast het zorgen van inkomsten voor de schatkist, als hoofddoel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening. Hierbij kan het gaan om belastingmaatregelen die ook zijn gericht op de productie en het gebruik van broeikasgasneutrale energie, op energiebesparing, op directe beperking van uitstoot van broeikasgassen of om vastlegging van broeikasgassen.»

Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het advies van de RvS zal hier vanaf volgend jaar ook een overzicht van alle uitgaven voor het klimaatadaptatiebeleid worden opgenomen. Het voornemen is om het parlement in de aankomende Klimaatnota te informeren over de definitie voor dit uitgavenoverzicht.

Toelichting belangrijkste mutaties n.a.v. augustusbesluitvorming

In het voorjaar is via het ontwerp Meerjarenprogramma (MJP) 2025 voorgesteld € 9,8 mld. uit het Klimaatfonds toe te kennen. Hiervan is in het voorjaar € 4,4 mld. direct overgeheveld, omdat deze middelen reeds voldeden aan de voorwaarden. Na beoordeling en politieke besluitvorming is het voorstel om aanvullend € 295,7 mln. over te hevelen. Dit betreft o.a. middelen voor kernenergie, verduurzaming binnenvaart n.a.v. de opt-in ETS2 en middelen voor demonstratie energie-innovatie via de DEI+. Het restant wordt onderdeel van de toekenningen onder voorwaarden en reserveringen voor MJP 2026. Daarnaast is in de Klimaatfondsbegroting n.a.v. het Hoofdlijnenakkoord de bezuiniging van € 1,2 mld. op waterstof en batterijen verwerkt en is het perceel kernenergie met € 9,5 mld. verhoogd. Verder is besloten dat de verwachte opbrengsten van de CO2-heffing (€ 441 mln, waarvan € 150 mln van AVI’s en € 291 mln van overige industrie) worden toegevoegd aan het Klimaatfonds. Alle Klimaatfondsmutaties worden toegelicht in het definitieve Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025 en de Klimaatfondsbegroting. Bij 1e ISB 2024 op de begroting van Financiën is een leningsfaciliteit van in totaal 25 miljard euro opengesteld voor TenneT voor 2024 en 2025. Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland heeft TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. De leningsfaciliteit is opgehoogd met € 2,3 miljard euro voor 2025 en uitgebreid met € 17,1 miljard euro voor 2026.

Netbeheerders

Voor het integrale overzicht zijn naast de directe uitgaven en inkomsten van het Rijk ook de uitgaven van de netbeheerders van belang. Leningen en kapitaalstortingen zien op de financiering van deze uitgaven en de bedragen van financiering en uitgaven kennen dus een bepaalde mate van overlap. Het gaat om de uitgaven van de landelijke netwerkbedrijven TenneT en Gasunie en van de drie grootste regionale netwerkbedrijven Alliander, Enexis en Stedin. Het volledige overzicht van deze uitgaven is te vinden in de financiële rapportages van deze organisaties zelf. Deze uitgaven lopen namelijk niet via de Rijksbegroting maar worden primair gefinancierd door tarieven in rekening te brengen bij de afnemers. Om de elektriciteitsvraag van de energietransitie te kunnen faciliteren, bedragen de cumulatieve investeringen van TenneT en de drie grote regionale netbeheerders op basis van voorlopige cijfers € 7 miljard euro in 2024, € 8 miljard euro in 2025, € 9 miljard euro in 2026 en € 10 miljard euro in 2027. Deze investeringen bestaan voor een deel ook uit vervangingsinvesteringen. Gasunie verwacht daarnaast als ontwikkelaar en toekomstig beheerder van het landelijke waterstofnetwerk tot 2035 ca. € 7-8 miljard euro in het waterstofnetwerk te investeren. Hieronder vallen infrastructuur voor land en op zee, uitbreidingen en waterstofopslag. 

Tabel 20.4 geeft een overzicht van de bijdragen van het Rijk aan de netbeheerders. Deze bijdragen staan op de Rijksbegroting en vallen onder de definitie van klimaatuitgaven, maar zijn van een andere aard dan de rest van de uitgaven in het overzicht klimaatuitgaven. Voor 2024 en verder gaat het om een overbruggingslening aan TenneT. Leningen worden op termijn terugbetaald en het Rijk ontvangt een marktconforme rente en vergoeding, hierdoor is de lening aan TenneT gekwalificeerd als een financiële transactie door het CBS en daarmee niet EMU-saldorelevant maar wel relevant voor de EMU-schuld. Daarnaast is de kapitaalstorting van 500 miljoen euro oor regionale netwerkbeheerder Stedin in 2023 opgenomen in de tabel. Deze kapitaalstorting is ook gekwalificeerd als een financiële transactie en daarmee niet relevant voor het EMU-saldo maar wel EMU-schuldrelevant.

TOTALE UITGAVEN IN HET KADER VAN KLIMAATBELEID 4.589.496 5.618.299 6.104.660 6.202.646 6.165.608 6.318.379 5.864.931
ELEKTRICITEIT 2.408.396 2.276.421 1.792.125 2.206.726 2.218.669 2.604.216 3.080.048
[KGG, art 31, subsidie] SDE 701 269.500 46.773 340.000 366.000 373.000 384.000
[KGG, art 31, subsidie] SDE+ (incl. flankerend beleid en Net op Zee) 397.600 666.946 593.573 644.325 749.642 931.175 1.309.806
[KGG, art 31, subsidie] SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht) 102.375 532.965 89.576 207.974 462.592 720.512 859.512
[KGG, art 31, subsidie] Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) 0 302 2.330 7.111 11.828 20.372 15.665
[KGG, art.31 ,storting] Storting in begrotingsreserve duurzame energie 1.198.024 0 0 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] ISDE-regeling 510.696 500.357 578.275 534.106 180.346 166.110 173.514
[KGG, art 31, subsidie] Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) 66.176 59.414 73.408 61.193 56.898 38.392 38.158
[KGG, art 31, subsidie] Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) 49.777 64.486 190.703 238.710 238.565 227.846 209.111
[KGG, art 31, subsidie] Hernieuwbare Energietransitie (HER+) 31.114 25.419 23.795 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] NGF-project Circulaire zonnepanelen 0 21.768 21.891 21.429 18.413 15.171 9.000
[KGG, art 31, subsidie] Batterijverplichting voor zonneparken 0 0 0 17.000 17.000 17.000 17.000
[KGG, art 31, subsidie] Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten 0 21.880 27.112 24.462 24.462 24.462 22.493
[KGG, art 31, subsidie] Realisatie Zon op Zee 0 0 6.540 10.906 10.906 10.906 6.540
[KGG, art 31, subsidie] Ondersteuning energiehubs 0 0 22.483 18.436 4.047 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Kwaliteitsbudget energieprojecten 0 14.700 10.300 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie (SE) 0 0 4.840 5.155 4.778 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Correctieregeling duurzame warmte 28.870 31.130 0 0 0 0 0
[KGG, art 31, opdracht] Projecten Kernenergie 0 41.720 60.721 42.625 47.148 33.703 27.617
[KGG, art 31, opdracht] Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER) 7 8.896 24.261 18.261 17.261 17.261 0
[KGG, art 31, opdracht] Onderzoek en opdrachten 23.056 16.938 15.544 15.033 8.783 8.306 7.632
INDUSTRIE 294.660 520.740 909.013 1.372.441 1.306.832 1.351.929 631.367
[KGG, art 31, subsidie] Verduurzaming industrie 57.217 82.338 112.208 157.001 84.939 136.390 86.750
[KGG, art 31, subsidie] Urgendamaatregelen Industrie 3.792 11.940 0 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Infrastructuur duurzame industrie (PIDI) 1.192 100 5.148 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie 30.607 142.937 123.917 103.703 80.000 35.000 10.000
[KGG, art 31, subsidie] NGF - project Circulaire Plastics 7.279 92.207 41.910 17.685 4.575 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Subsidieondersteuning verduurzaming MKB 655 0 0 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Energie-efficiency 2.435 984 2.206 1.938 1.768 1.341 1.606
[KGG, art 31, subsidie] Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds 3.947 51.010 221.915 179.491 140.530 107.150 73.715
[KGG, art 31, subsidie] Subsidie project Djewels 0 26.000 26.000 17.000 5.000 6.000 0
[KGG, art 31, subsidie] Opslag waterstof 0 0 0 37.000 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Carbon Capture Storage CCS 2.786 4.510 3.369 4.109 4.228 4.228 4.228
[KGG, art 31, subsidie] MIEK 5.821 5.284 5.325 818 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Subsideregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) 2.939 2.672 1.696 1.696 1.266 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Opschalingsinstrument waterstof 2.150 52.400 166.471 476.686 468.823 316.302 273.463
[KGG, art 31, subsidie] Investeringen waterstofbackbone 36.700 33.751 52.461 117.461 154.961 276.361 70.000
[KGG, art 31, subsidie] IPCEI Waterstof 124.282 177 134.759 245.558 344.003 452.418 96.564
[KGG, art 31, opdracht] Verduurzaming industrie 0 820 1.330 1.330 1.321 1.321 1.623
[KGG, art 31, garantie] Garantie CCS/Porthos 0 0 0 0 0 0 0
[KGG, art 31, bijdrage mede-overheden] Regeling toezicht energiebesparingsplicht 12.858 13.610 10.298 10.965 15.418 15.418 13.418
GEBOUWDE OMGEVING 1.099.585 1.519.016 1.536.859 1.010.438 999.783 822.528 722.724
[VRO, art 2, subsidie] Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen 10.716 7.670 17.203 20.521 45.396 41.091 17.761
[VRO, art 2, subsidie] Nationaal isolatie Programma 0 227 26.227 980 980 980 980
[VRO, art 2, subsidie] Energiebeparing Koopsector 15.618 22.050 22.100 20.000 38.300 35.000 40.000
[VRO, art 2, subsidie] Energiebesparing Huursector 369 0 0 0 0 0 0
[VRO, art 2, subsidie] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 126.830 310.636 374.274 375.813 418.405 316.631 288.155
[VRO, art 2, subsidie] Energietransitie en duurzaamheid 29.227 26.077 21.189 10.788 12.057 8.576 8.630
[VRO, art 2, subsidie] Renovatieversneller 7.739 24.198 33.290 26.073 11.250 9.000 0
[VRO, art 2, subsidie] SAH 11.700 12.800 30.000 22.000 39.500 29.500 5.000
[VRO, art 2, subsidie] Warmtefonds 155.390 93.000 112.300 112.300 138.300 112.300 112.300
[VRO, art 2, subsidie] Nationaal Groeifonds 11.925 27.646 26.977 11.879 6.442 0 0
[VRO, art 2, subsidie] Biobased Bouwen 2.000 8.958 13.212 10.738 1.101 0 0
[VRO, art 2, subsidie] Ontzorgen Vereiniging van Eigenaren 0 1.373 6.258 7.259 5.730 5.303 3.072
[VRO, art 2, subsidie] Maatschappelijk Vastgoed Fonds 0 0 49.910 0 0 0 0
[VRO, art 2, opdracht] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie 1.500 3.118 1.468 0 0 0 0
[VRO, art 2, opdracht] Energietransitie en duurzaamheid 3.250 4.499 2.600 1.400 0 3.200 3.200
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Lokale aanpak woningisolatie) 376.579 722.922 472.733 0 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Ondersteuning aanpak energiearmoede 186.173 0 0 0 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 0 60.062 1.015 500 14.011 9.849 515
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie 16.500 11.800 9.000 0 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Soortenmanagement) 44.000 58.000 9.434 281 186 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe 0 4.500 131.154 12.027 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Groeifonds 0 975 0 0 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVO (Uitvoering Energieakkoord) 1.789 2.084 9.341 12.555 10.059 10.471 9.942
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Dienst Publiek en Communicatie 113 2.100 1.803 1.760 1.760 1.760 1.760
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVO (Energiestransitie en Duurzaamheid) 24.478 28.529 13.815 10.732 6.841 6.823 6.823
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Nationaal Groeifonds 1.775 1 0 0 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Verduurzaming Maatschppelijk Vastgoed 0 2.952 13.800 0 0 0 0
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVB (circulaire rijksinkopen) 0 0 2.418 2.316 2.303 2.303 2.303
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 0 0 25.339 129.073 73.690 42.880 45.608
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] EGO (innovatie) 4.287 1.595 5.519 20.614 25.059 17.644 19.294
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Handhaving Energielabel C 425 0 0 1.600 1.600 1.600 1.600
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Uitfaseren slechte labels 0 1.000 1.000 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Warmtenetten investeringssubsidie (WIS) 78 6.100 26.041 58.144 89.231 117.915 153.812
[KGG, art 31, subsidie] Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten 26.971 0 0 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] NGF-project NieuweWarmteNu! 10.153 35.551 54.652 46.078 28.518 24.412 0
[KGG, art 31, subsidie] Aardwarmte 30.000 38.593 12.828 12.828 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Geothermie (Klimaatfonds) 0 0 9.959 82.179 29.064 25.290 1.969
MOBILITEIT 188.898 326.448 522.735 387.504 412.985 370.582 296.827
[IenW, art 14, opdracht] KF: Laadinfra wegvervoer 0 666 807 1.484 8.309 6.409 8.967
[IenW, art 14, opdracht] KF: Laadinfra bouw 0 0 66.483 82.845 88.045 71.985 10.362
[IenW, art 14, opdracht] Reservering Klimaatakkoord 0 0 5.720 10.819 26.612 32.198 30.281
[IenW, art 14, opdracht] Programma Vergroening Reisgedrag 1.187 6.701 9.334 6.111 17.304 35.787 45.870
[IenW, art 14, opdracht] Verduurzaming logistiek 11.346 7.646 9.019 0 0 0 0
[IenW, art 14, opdracht] KF: Zero-emissie zones 0 0 0 1.332 1.332 2.664 1.332
[IenW, art 14, subsidie] Elektrisch vervoer 138.396 142.659 74.444 40.335 23.228 4.622 0
[IenW, art 14, subsidie] Duurzame mobiliteit 12.146 18.699 35.641 18.660 250 250 0
[IenW, art 14, subsidie] KF: Laadinfra wegvervoer 0 11.805 23.355 70.060 92.537 75.987 40.120
[IenW, art 14, subsidie] KF: Laadinfra bouw 0 1.600 11.330 0 0 0 0
[IenW, art 14, subsidie] KF: SWIM 0 0 28.000 47.000 43.000 37.000 24.000
[IenW, art 14, subsidie] Laad en AanZET 0 66.750 90.967 0 0 0 0
[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] Duurzame mobiliteit 8.440 21.450 35.500 15.940 4.320 720 0
[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] KF: Laadinfra 4.608 14.016 10.000 9.000 5.800 0 0
[IenW, art 17, opdracht] KF: Luchtvaartverkeer energie 0 125 165 0 0 0 0
[IenW, art 17, opdracht] KF: Alcohol-to-jet 0 0 100 100 100 100 100
[IenW, art 17, subsidie] Klimaatbeleid 2.875 25 0 0 0 0 0
[IenW, art 17, subsidie] KF: Alcohol-to-jet 0 0 0 1.000 5.000 11.500 18.591
[IenW, art 17, subsidie] KF: Duurzame luchtvaartbrandstoffen 0 0 0 1.000 4.500 8.500 11.975
[IenW, art 18, opdracht] KF: Verduurzaming Zeevaart 0 0 300 300 300 300 700
[IenW, art 18, opdracht] KF: Waterstof Binnenvaart 0 0 800 800 800 800 800
[IenW, art 18, opdracht] NGF: Maritiem Masterplan 0 87 1.406 2.180 7.180 6.210 4.370
[IenW, art 18, subsidie] NGF: Maritiem Masterplan 0 3.216 67.664 33.660 23.700 16.200 36.725
[IenW, art 18, subsidie] NGF: Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch 9.900 30.800 0 0 0 0 0
[IenW, art 18, subsidie] KF: Walstroom 0 0 10.500 10.250 10.000 8.250 2.396
[IenW, art 18, subsidie] KF: Verduurzaming Zeevaartschepen 0 0 0 8.800 15.040 23.440 35.796
[IenW, art 18, subsidie] KF: Waterstof Binnenvaart 0 0 41.000 25.128 35.128 27.160 23.832
[IenW, art 18, bijdrage aan agentschappen] NGF-project Maritiem Masterplan RVO 0 203 200 700 500 500 610
LANDBOUW EN LANDGEBRUIK 54.395 139.201 185.126 197.393 190.437 151.175 128.164
[LVVN, art 22, opdracht] Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit 5.182 4.911 3.506 3.706 3.306 3.306 3.306
[LVVN, art 22, subsidie] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren 3.900 3.900 2.100 0 0 0 0
[LVVN, art 22, opdracht] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren 240 5.503 25.479 28.937 23.981 24.040 20.040
[LVVN, art 22, opdracht] Duurzame visserij 2.261 43.922 24.820 25.225 25.040 26.959 23.928
[LVVN, art 22, subsidie] Noordzeeakkoord (RVO) 0 80 1.996 0 0 0 0
[LVVN, art 21, subsidie] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 42.812 80.885 127.225 139.525 138.110 96.870 80.890
SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN 543.562 836.473 1.158.802 1.028.144 1.036.902 1.017.949 1.005.801
[IenW, art 21, opdracht] KF: Circulair doen en gedrag 0 1.101 1.883 2.506 2.506 2.742 2.792
[IenW, art 21, opdracht] KF: Plastics norm 0 347 12.694 21.485 20.243 8.778 5.778
[IenW, art 21, opdracht] KF: Biobased bouwen 0 164 4.064 3.593 0 0 0
[IenW, art 21, opdracht] Uitvoering duurzame productieketens 7.923 10.142 12.484 6.460 8.454 7.571 7.550
[IenW, art 21, subsidie] Subsidies duurzame productketens 15.564 13.680 20.849 14.086 17.430 9.891 5.908
[IenW, art 21, subsidie] KF: DEI+CE 0 240 7.033 13.738 14.768 9.825 3.025
[IenW, art 21, subsidie] KF: Circulair doen en gedrag 0 900 1.380 2.610 2.610 3.300 3.250
[IenW, art 21, subsidie] KF: Plastics norm 0 6.307 23.020 16.035 6.654 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Projecten Klimaat en Energieakkoord 706 2.740 13.042 2.825 3.552 2.799 3.266
[KGG, art 31, subsidie] Green Deals 2.284 56 444 0 0 0 0
[KGG, art 31, subsidie] Overige subsidies1 20.264 32.639 18.501 40.993 47.911 19.842 17.842
[KGG, art 31, lening] Lening EBN 19.000 24.000 17.000 0 0 0 0
[KGG, art 31, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage RVO 113.398 146.180 109.191 106.278 104.729 104.070 103.616
[KGG, art 31, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage Nea 12.843 16.104 21.211 21.122 20.049 13.238 13.173
[KGG, art 31, bijdrage aan mede-overheden] Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden 351.580 581.873 896.006 776.413 787.996 835.893 839.601
  1. Hieronder vallen de subsidies voor WarmtelinQ, Randvoorwaarden technische arbeidsmarkt.
TOTALE FISCALE GROENE SUBSIDIES 1.708.093 1.827.199 1.777.902 1.514.010 845.724 834.450 864.910
Energie-investeringsaftrek (EIA) 249.000 259.000 431.000 460.000 454.000 443.000 464.000
BPM vrijstelling nulemissievoertuigen 56.000 76.000 0 0 0 0 0
IB/LB korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 352.000 263.000 229.000 207.000 161.000 98.000 32.000
MRB halftarief plug-in hybride auto's (3/4-tarief in 2025) 56.000 64.000 34.000 0 0 0 0
MRB Vrijstelling (t/m 2024) & Tariefkorting (2025) nulemissievoertuigen 278.000 415.000 395.000 0 0 0 0
MRB Tariefkorting emissievrije personenauto's vanaf 2026 0 0 0 174.000 227.000 290.000 366.000
EB-salderingsregeling 672.536 687.935 684.136 668.919 0 0 0
EB-verlaagd tarief laadpalen EV 37.586 56.797 0 0 0 0 0
EB-verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie 6.970 5.467 4.766 4.091 3.724 3.450 2.910
  1. Deze tabel is gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren omdat het criterium is toegepast dat alleen regelingen worden opgenomen die als doel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening.
TOTAAL OPBRENGSTEN 20.184.112 21.389.628 21.452.221 24.555.491 29.714.796 28.918.179 28.356.595
BELASTINGMAATREGELEN
CO2-heffing industrie 0 0 17.000 63.298 126.371 181.843 196.607
CO2-heffing glastuinbouw 0 0 52.134 60.969 67.373 72.388 73.310
Energiebelasting aardgas 4.514.091 5.946.000 5.815.000 5.758.000 5.678.000 5.591.000 5.553.000
Energiebelasting elektriciteit (inclueif belastingvermindering) 196.002 ‒ 660.000 ‒ 882.000 ‒ 951.000 ‒ 529.000 ‒ 432.000 ‒ 314.000
Opslag duurzame energie en klimaattransitie (ODE) 0
Kolenbelasting 0 0 0 0 93.225 83.758 76.993
Motorrijtuigenbelasting 4.566.000 4.983.000 5.049.000 5.569.000 5.711.000 5.792.000 5.900.000
Brandstofaccijnzen 7.359.307 7.899.486 7.753.074 9.427.465 9.449.213 9.495.096 9.535.496
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) 1.425.160 1.384.785 1.805.742 2.092.077 2.055.305 1.914.346 1.756.247
Belasting op zware motorrijtuigen (bzm) 203.528 206.632 208.406
Vrachtwagenheffing 539.000 1.084.000 1.087.000 1.082.000
Vliegbelasting 638.671 729.725 783.866 846.684 1.079.309 1.182.749 1.196.942
OVERIGE LASTEN
Europees emissiehandelssysteem (ETS1) 1.281.353 900.000 850.000 1.150.000 1.300.000 1.300.000 1.100.000
Europees emissiehandelssysteem (ETS2) 0 0 0 0 3.600.000 2.650.000 2.200.000
  1. Vrachtwagenheffing: de korting voor elektrische vrachtwagen is hierin niet meegenomen.
TOTALE BIJDRAGES NETBEHEERDERS 500.000 13.100.000 14.200.000 17.100.000 0 0 0
[FIN, art 3, lening] Lening TenneT 0 13.100.000 14.200.000 17.100.000 0 0 0
[FIN, art 3, vermogensverschaffing ] Kapitaalinjectie regionale netbeheerders 500.000 0 0 0 0 0 0

21 Update inzake Toeslagen Herstel en Groningen: schade en versterken

In deze bijlage wordt een update van de twee hersteltrajecten uitgelicht: Toeslagen Herstel en Groningen schade en versterken.

21.1 Bijlage Toeslagen Herstel

Het kabinet zet zich in voor mensen die gedupeerd zijn door de problemen met toeslagen. Om gedupeerden door de problemen met toeslagen recht te doen is compensatie en emotioneel herstel van belang. In onderstaande Tabel 21.1 is een uitsplitsing opgenomen van de beschikbare middelen per regeling van de hersteloperatie en het totaal. Ten opzichte van de Voorjaarsnota is er middels nota van wijziging 2,3 miljard euro voor de aanvullende schaderoutes toegevoegd aan het totaalbudget voor de hersteloperatie. Van deze 2,3 miljard euro wordt 900 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post. De extra middelen zijn met name bedoeld om de grofmazige route via de Stichting Gelijkwaardig Herstel op te schalen. Daarnaast heeft middels de nota van wijziging ook een technische mutatie plaatsgevonden waarbij circa 8 miljoen euro aan apparaatsmiddelen worden verschoven naar programmamiddelen ten behoeve van het schikkingsvoorstel bezwaren. In de 18e Voortgangsrapportage wordt uitgebreider ingegaan op de hierboven beschreven ontwikkelingen.

Stand na ontwerpbegroting 2025 93 1.271 1.025 1.519 2.015 2.546 1.146 625 0 10.240
Programma 47 1.136 780 1.182 1.478 1.973 882 544 0 8.022
w.v. 30k, IB, aanvullende compensatie (incl. uitvoering VSO-route) en overig 36 713 303 275 603 1.444 730 524 4.626
w.v. Kindregeling 74 494 118 118 54 857
w.v. Kwijtschelden publieke schulden (incl. uitvoering; rijksbreed) 369 162 224 388 77 21 16 0 1.257
w.v. Kwijtschelden private schulden (incl. uitvoering) 41 173 104 108 137 27 590
w.v. Andere toeslagen 29 29
w.v. Ex-partners (10k) 2 31 42 16 91
w.v. Ondersteuning door gemeenten 11 14 34 47 125 25 6 261
w.v. Reservering ondersteuning rechtsbijstand 1 3 10 36 23 72
w.v. Dwangsommen 19 23 65 50 157
w.v. Ouders in het buitenland (incl. uitvoering) 5 11 15 9 39
w.v. Uithuisplaatsingen kinderen (incl. uitvoering; JenV) 10 1 12 4 26
w.v. Schade-expert pool 4 3 5 4 16
Apparaat Financiën 46 135 245 337 538 574 263 81 2.218
Reservering op aanvullende post 100 627 659 28 1.414
Totaal 93 1.271 1.025 1.519 2.015 2.646 1.773 1.283 28 11.654

21.2 Bijlage Groningen Schade en Versterken

Deze bijlage geeft een overzicht van de budgettaire ontwikkelingen op het Groningendossier voor schade en versterken en de maatregelen uit de kabinetsreactie ‘Nij Begun’. De budgetten van Groningen stonden geraamd op de begroting van EZK. Als gevolg van de oprichting van het nieuwe ministerie van KGG en het besluit de hersteloperatie Groningen onder te brengen bij BZK, worden de budgetten verplaatst. In de bijlage van de ontwerpbegrotingen van deze ministeries is een transponeringstabel opgenomen waarin staat welke budgetten van en naar welke begrotingen zijn overgeheveld.

Ramingen voor schade en versterken
Jaarlijks worden bij Voorjaarsnota de ramingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie op basis van de meest actuele uitvoeringsinformatie herijkt. Zie Tabel 21.2 voor de meest recente ramingen uit het afgelopen voorjaar. Een overzicht van de totale kosten tot nu toe voor schade en versterken, vindt u in de ontwerpbegroting 2025 van BZK.

1 Totale raming schade 832 994 1.042 381 230 198 3.677
2 Waarvan excl. btw 818 978 1.028 376 226 195 3.622
3 Waarvan btw 14 16 13 4 4 3 55
4 Totale raming versterking 979 1.259 907 539 599 4.283
5 Waarvan excl. btw 852 1.094 788 469 520 3.722
6 Waarvan btw 127 166 119 70 79 561
7 Totale raming (1+4) 1.811 2.253 1.949 919 829 198 7.959
8 Totale raming excl. btw (2+5) 1.670 2.072 1.816 845 746 195 7.344
9 Totale btw (3+6) 141 181 132 74 83 3 616

De raming voor de schadeafhandeling is gebaseerd op informatie van de uitvoerder het Instituut Mijnbouw Groningen (IMG). De schadeafhandeling zal ook na 2029 nog doorlopen, daarom zal bij de volgende herijking in het voorjaar van 2025 het uitvoeringsjaar 2030 worden toegevoegd.

De raming voor de versterkingsoperatie is opgesteld op basis van het ramingsmodel van de uitvoerder de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), te weten het Meerjarenversterkingsplan (MJVP). In deze raming wordt uitgegaan van afronding van de versterkingsoperatie in 2028. Bij de uitvoering van de versterkingsoperatie staan veiligheid, de veiligheidsbeleving en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop.

Bij de uitvoering van de versterkingsoperatie staan veiligheid, de veiligheidsbeleving en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop. De voortvarende uitvoering van de versterking houdt prioriteit. Er is door NCG een analyse gemaakt waaruit blijkt dat het merendeel van de versterkingsopgave voor eind 2028 is afgerond, maar dit geldt niet voor alle gebouwen. Komende tijd zal ik nader uitzoeken wat hier de financiële gevolgen van zijn. Dit zal budgettair verwerkt worden in de Voorjaarsnota 2025.

Bijstellingen sinds Miljoenennota 2024
Sinds de Miljoenennota 2024 zijn de geraamde uitgaven voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave cumulatief t/m 2029 gestegen met circa 2 miljard euro, zie Tabel 21.3. Hiervan betreft circa 1,4 miljard euro een bijstelling middels een nota van wijziging eind 2023. Dit was naar aanleiding van de nieuwe wijze van schadeafhandeling (waar de 60K-maatregel onder valt) die op 6 oktober 2023 is aangekondigd (Kamerstukken II, 2023-2024, 35561, nr. C). Daarnaast is bij de Voorjaarsnota 2024 de raming voor de kosten voor de schadeafhandeling en versterkingsoperatie bijgesteld met circa 650 miljoen euro. De ophoging van de schaderaming is grotendeels het gevolg van de uitwerking van de nieuwe wijze van schadeafhandeling. De bijstelling voor de versterkingsoperatie is het gevolg van vertraging in voorgaande jaren en van hogere bouwkosten.

1 Actualisatie raming schade VJN 2024 ‒ 109 24 284 ‒ 155 2 102 148
2 Waarvan excl. btw ‒ 107 24 281 ‒ 152 4 103 154
3 Waarvan btw ‒ 2 ‒ 1 3 ‒ 3 ‒ 2 ‒ 1 ‒ 6
4 Actualisatie raming versterking VJN 2024 91 430 188 ‒ 64 ‒ 144 501
5 Waarvan excl. btw 80 372 162 ‒ 57 ‒ 126 431
6 Waarvan btw 11 58 26 ‒ 8 ‒ 18 70
7 Totale mutatie bij VJN 2024 (1+4) ‒ 17 454 472 ‒ 219 ‒ 142 102 649
8 Totale actualisatie excl. btw (2+5) ‒ 27 397 443 ‒ 209 ‒ 122 103 585
9 Totale btw (3+6) 9 57 29 ‒ 11 ‒ 20 ‒ 1 64
10 Tussentijdse bijstelling NvW (60k-regeling) 362 392 316 200 98 0 1.368
11 Totale actualisatie tov MN 2025 (7+10) 345 846 788 ‒ 19 ‒ 44 102 2.018

Ontvangsten NAM en bijdrage aan EBN
De hoogte van de ontvangstenraming is gelijk aan de uitgavenraming, verminderd met de btw-uitgaven die niet bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in rekening worden gebracht. De ontvangstenraming is bij Voorjaarsnota 2024 naar boven bijgesteld, zoals te zien is in Tabel 21.4. Dit komt o.a. doordat ontvangsten uit 2023 pas in 2024 binnenkomen. Daarnaast zijn bij de NvW op de ontwerpbegroting EZK 2024 alleen de uitgaven opgehoogd. Over de ontvangsten is destijds besloten deze pas bij te stellen bij de reguliere ontvangstenbijstelling afgelopen voorjaar. Een overzicht van de doorbelaste en ontvangen bedragen van de NAM vindt u in de ontwerpbegroting 2025 van BZK.

1 Actualisatie ontvangsten schade ‒ 413 ‒ 255 ‒ 416 ‒ 597 ‒ 48 ‒ 102 ‒ 1.832
2 Actualisatie ontvangsten versterking ‒ 48 ‒ 79 ‒ 377 ‒ 141 78 149 ‒ 418
3 Totale mutatie TOV MN 2025 ‒ 461 ‒ 334 ‒ 794 ‒ 738 30 47 ‒ 2.250

Tabel 21.5 toont de dekking van de ramingsbijstelling. De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de NAM, die namens de Maatschap Groningen (NAM en beleidsdeelneming EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. Tot en met eind 2022 bedraagt de hoogte van de onvolledig betaalde facturen van de NAM ca. 400 miljoen euro. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten voor rekening van EBN. De bij EBN aanwezige voorziening is niet toereikend om het EBN-deel van de geraamde uitgaven voor schade en versterken te voldoen. Om die reden wordt vanaf 2026 in de Rijksbegroting een bijdrage aan EBN opgenomen voor de kosten van schade en versterken Groningen. Bij MN 2024 betrof de cumulatieve bijdrage nog circa 0,5 miljard euro. Bij Voorjaarsnota 2024 is dit opgelopen tot 1,6 miljard euro en leidt daarmee tot een tegenvaller van 1,1 miljard euro cumulatief. De omvang van deze bijdrage wordt verklaard doordat de NAM uitgaat van lagere kosten voor schade en versterken dan de Staat en omdat de voorziening bij EBN op de inschatting van de NAM is gebaseerd.

1a Ontvangstenraming schade excl. btw 1.070 818 978 1.028 376 226 4.497
1b Ontvangstenraming versterken excl. btw 506 852 1.094 788 469 520 4.228
1c Ontvangstenraming overige posten excl. btw 17 15 7 8 8 8 62
2 40% van 1a t/m 1c is aandeel EBN 637 674 832 730 341 301 3.515
3 EBN-deel uit resultaat lopend jaar (niet over voorziening lopend) 16 16 17 17 19 20 105
4a Stand voorziening 31/12 t-1 1.800 1.179 521 0 0 0 3.499
4b Aanspreken voorziening 621 658 521 0 0 0 1.800
5 Huidige stand voor bijdrage aan EBN 0 0 294 713 322 281 1.610
6 Stand bijdrage EBN (MN 2024) 0 0 0 3 170 317 490
7 Mutatie tov MN2024 (5-6) 0 0 294 710 152 ‒ 36 1.120

Overige middelen Groningendossier     
Naast de bestaande middelen voor schade en versterken, is in april 2023 de kabinetsreactie ‘Nij Begun’ verstuurd op het eindrapport van de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Hierin staan maatregelen om de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker te maken [Kamerstukken II, 2022-2023, 35561 nr. 17]. Bij de Voorjaarsnota 2023 is hiervoor een reeks op de AP gereserveerd die in totaal optelt tot 11,5 miljard euro. Deze reeks bestaat voor 3 miljard euro uit middelen die verband houden met schadeherstel en de versterkingsoperatie, 500 miljoen euro voor sociaal pespectief en 500 miljoen euro voor economisch perspectief. Daarnaast is er gedurende 30 jaar 250 miljoen euro gereserveerd voor de generatielange betrokkenheid, wat is bestemd voor sociaal- en economisch perspectief en voor verduurzaming, opgeteld tot 7,5 miljard euro. Bij de Voorjaarsnota 2024 is cumulatief 910 miljoen euro overgeheveld van de AP naar de begroting van EZK. Een uitgebreider overzicht van de PEGA-middelen die tot dusver naar de departementale begrotingen zijn overgeboekt vindt u in de ontwerpbegroting 2025 van BZK.

Tot slot zijn er ook middelen die aan de regio ten goede gekomen vanuit de Bestuurlijke afspraken uit 2020 (1,5 miljard euro) en het Nationaal Programma Groningen (1,1 miljard euro). Deze zijn respectievelijk bij Voorjaarsnota 2021 en 2018 aan de begroting toegevoegd. Onderdeel van deze bestuurlijke afspraken zijn de maatwerkoplossingen in de versterkingsoperaties voor o.a. Batch 1588 en in de gemeenten Appingedam en Delfzijl. Deze vallen buiten de reguliere versterkingsoperatie. Voor deze projecten is bij Voorjaarsnota 2024 222 miljoen euro extra beschikbaar gesteld om onder andere de gestegen bouwkosten te financieren.

22 Uitgavenoverzicht Oekraïne

Buitenlandse Zaken (incl. ontwikkelingshulp) 668 810 548 287 28 28
Accountability 12 45 61 28 28 28
Tweede steunpakket BZ/BHO 2023 2
Derde steunpakket BZ/BHO 2023 2
Eerste steunpakket BZ/BHO 2024 90
Steunpakket Oekraïne Voorjaarsnota 2024 148 247
Europese Vredesfaciliteit 117 225 194 142
Oekraïne-faciliteit EU 294 294 293 117
Specifieke steun BZ/BHO 3
Justitie en Veiligheid 3.666 28 20 13 13 13
Accountability 13 13 13 13 13 13
Basisregistratie Personen (BRP)
Directoraat Generaal Oekraïne en Nationale Opvangorganisatie (NOO) 30 14 6
Gemeentelijke en particuliere opvang 3.385
Ontvangsten AMIF ‒ 58
Pilot duurzame opvang 25
Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO) 174
Subsidies NGO's 29
Uitvoeringskosten IND 9
Uitvoeringskosten NIDOS 5
Veiligheidsregio's en GGD'en 52
Financiën 134 42 42 5 ‒ 39 ‒ 37
Begrotingssteun via EU 34 41 41 41
EBRD Crisis Response Special Fund 75
EBRD Kapitaalverhoging 25
Lening aan Oekraïne via IMF ‒ 37 ‒ 39 ‒ 38
LNG invoercapaciteit in de Eemshaven 4 4 4 4
Premieontvangsten garantie Gasunie ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Steunpakket Oekraïne Voorjaarsnota 2024 1 1 1 1 1
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 99 10
Eerste steunpakket BZ/BHO 2023 1
Nieuwkomersonderwijs 97
Skills Alliance
Taalonderwijs 10
Defensie 3.194 2.256 2.321 22 511 80
Militaire goederen 3.194 2.256 2.321 22 511 80
Infrastructuur en Waterstaat 1
Tweede steunpakket BZ/BHO 2023 1
Economische Zaken en Klimaat 134
Eerste steunpakket BZ/ BHO 2024 2
Energiehulp (vanuit steunpakketten BZ/BHO) 28
Gasopslag Bergermeer 105
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 41 43 11
Meerkostenregeling gemeentelijke zorg 25 28 7
Zorg aan onverzekerden (SOV) 15 15 4
Asiel en Migratie 3.846 3.840 1.168
Directoraat Generaal Oekraïne en Nationale Opvangorganisatie (NOO) 8 16 12
Gemeentelijke en particuliere opvang 3.547 3.576 1.056
Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO) 204 204 85
Subsidies NGO's 31 31 15
Veiligheidsregio's en GGD'en 55 14
Klimaat en Groene Groei 257 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88
Gasopslag Bergermeer 257 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88
Totaal 7.936 7.292 6.693 1.407 425 ‒ 4

23 Fossiele regelingen

Overzicht fossiele regelingen

In deze bijlage wordt, conform toezegging in de Miljoenennota 2024, een geactualiseerd overzicht gegeven met betrekking tot fossiele regelingen in Nederland. Dit zijn regelingen die leiden tot een direct of indirect financieel voordeel voor fossiel verbruik aan de lastenkant (bijvoorbeeld belastingvrijstellingen) en uitgavenkant. Het overzicht bouwt voort op het overzicht dat vorig jaar in bijlage 26 van de Miljoenennota 2024 voor het eerst is opgenomen. De samenstelling is gebaseerd op een ambtelijke analyse, input van stakeholders en doorrekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het is een dynamisch overzicht, waarbij in latere jaren op basis van nieuwe inzichten regelingen aan het overzicht kunnen worden toegevoegd of juist kunnen worden verwijderd.

Box 23.1 ‘Fossiele regelingen’ of ‘fossiele voordelen’ in plaats van ‘fossiele subsidies’

Binnen deze bijlage wordt bewust gekozen voor de term «fossiele regelingen» of «fossiele voordelen» in plaats van 'fossiele subsidies'. De term subsidies suggereert ten onrechte dat er altijd ook daadwerkelijk financiële middelen worden verstrekt. Het suggereert tevens dat het mogelijk zou zijn het budgettaire belang dat genoemd wordt (grotendeels) te innen, door het ‘intrekken van de subsidie’. Dit is echter vaak niet het geval vanwege gedragseffecten. Bij sommige fiscale regelingen zou afschaffing zelfs leiden tot vrijwel geen belastinginkomsten. Het gebruik van de termen «fossiele regelingen» of «fossiele voordelen» reflecteert deze kanttekeningen nauwkeuriger.

Twee benaderingen om omvang fossiele regelingen inzichtelijk te maken

Om een zo volledig mogelijk overzicht te bieden, presenteert deze bijlage twee verschillende niet optelbare benaderingen voor de fossiele regelingen: de externe kostenbenadering en de inventarisatiebenadering. Dit is in navolging van de studie van PBL en CPB naar fossiele regelingen, die in oktober 2023 is gepubliceerd. De voornaamste reden om ook de externe kostenbenadering te presenteren is omdat er op deze manier rekenschap gegeven wordt aan andere maatregelen naast de vorig jaar geïnventariseerde fossiele regelingen die ook leiden tot beprijzing. Tegenover het lagere accijnstarief voor diesel staat bijvoorbeeld voor personenauto’s een dieseltoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb). Daarnaast geldt voor de energiebelasting dat, hoewel er sprake is van een degressieve tariefstructuur, veel grootverbruikers onderhevig zijn aan ETS- en CO2-heffingen. Uiteindelijk hebben beide benaderingen voor- en nadelen, deze worden hieronder nader toegelicht.

Beschrijving en voor- en nadelen inventarisatiebenadering

Het overzicht van fossiele regelingen in de vorige Miljoenennota is samen­gesteld op basis van de inventarisatiebenadering. De inventarisatiebenadering geeft een lijst van regelingen – waaronder belastingvoordelen - en een kwantificering van het voordeel dat begunstigden hebben per afzonderlijke regeling. Het betreft hier voordelen bij de productie of consumptie van fossiele energie.

Voor de regelingen aan de lastenkant bestaat het fossiele voordeel uit het verschil tussen het reguliere belastingtarief of het hoogste belastingtarief dat door een gebruikersgroep wordt betaald en het verlaagde tarief of de belastingvrijstelling. In het overzicht is ervoor gekozen de omvang van het fossiele voordeel af te meten aan het reguliere belastingtarief, tenzij anders aangegeven. Bij een vrijstelling in de energiebelasting wordt bijvoorbeeld gekeken tegen welk belastingtarief aardgasverbruik zou worden belast zonder die vrijstelling. 

De inventarisatiebenadering heeft als kenmerk dat het een uitgebreid en expliciet overzicht biedt welke (fiscale) regelingen een direct of indirect voordeel geven voor het gebruik van fossiele brand- en grondstoffen. Het biedt hiermee een nuttig inzicht in de vrijstellingen, verlaagde tarieven, milieuheffingen en subsidieregelingen die het beprijzingsniveau verminderen en hoe de lasten tussen huishoudens en bedrijven zijn verdeeld. Deze benadering wordt tevens gehanteerd door de OESO.

De inventarisatie van afzonderlijke regelingen geeft geen beeld van hoe de externe effecten van het gebruik van fossiele energiedragers beprijsd worden door het samenspel van instrumenten. Een dergelijke integrale blik is in de afgelopen paar jaar steeds belangrijker geworden. Er is namelijk veel nieuw beprijzend beleid bijgekomen. Voor industriële verbruikers was er tot een paar jaar geleden een laag beprijzingsniveau door bijvoorbeeld verlaagde tarieven en vrijstellingen in de energiebelasting. Inmiddels is het Europese emissiehandelssysteem (ETS) aangescherpt en een nationale CO2- heffing industrie geïntroduceerd, waardoor het totale opgetelde beprijzingsniveau hoger is geworden.

Bovendien geldt als nadeel dat wanneer iets niet wordt belast, omdat het buiten de scope van het beprijzingsinstrumentarium valt, hier geen aandacht naar uitgaat vanuit de inventarisatiemethode. Een voorbeeld zijn de broeikasgasemissies in de landbouwsector of het non-energetisch verbruik van minerale oliën in de industrie, waar geen fossiele regelingen in de inventarisatiebenadering zich op toespitsen. Hierdoor kan het onterechte beeld ontstaan dat er weinig (fossiele) voordelen voor deze uitstoters gelden.

Beschrijving en voor- en nadelen externe kostenbenadering

De externe kostenbenadering biedt een overzicht van alle opgetelde impliciete en expliciete CO2-beprijzing in Nederland en zet dit af tegen de gekwantificeerde externe kosten van de klimaatschade die broeikasgas­ emissies met zich brengen. In lijn met PBL is in dit overzicht uitgegaan van de referentieprijs, zoals berekend door CE Delft in het Handboek Milieuprijzen (2023). De referentieprijs is berekend op basis van een IPCC-berekening die het dichtst aansluit bij de huidige mondiale doelstelling (opwarming beperken tot 1,5 graad met beperkte «overshooting») en de gemiddelde preventiekosten van het klimaatbeleid. De referentieprijs neemt ieder jaar toe. Externe kosten niet-zijnde broeikasgasuitstoot worden in deze bijlage niet meegenomen. Uit dit overzicht zijn beprijzingstekorten te herleiden waar fossiele emissies onvolledig beprijsd worden en waar dus impliciet een fossiel voordeel wordt geboden.

Anders dan bij de inventarisatiebenadering, wordt hierbij het samenspel van al het beprijzend beleid – waaronder bijvoorbeeld het ETS, de nationale CO2-heffing industrie en de nationale vliegbelasting – in ogenschouw genomen. Op deze manier is niet alleen zichtbaar welke regelingen het beprijzingsniveau verminderen, maar ook in hoeverre er bij de overlap van regelingen voor verschillende eindgebruikers sprake is van een beprijzingstekort (een fossiel voordeel). Voor het klimaat­beleid is immers vooral relevant wat de totale beprijzing is. Maar ook de externe kostenbenadering geeft geen volledig beeld, en kent kanttekeningen:

  1. Fossiele voordelen die niet direct een prijs zetten op het gebruik van fossiele brandstoffen kunnen ook niet eenvoudig in een beprijzingsgevolg worden omgerekend en meegenomen worden. Dergelijke regelingen zijn daarom buiten de scope gehouden. Bijvoorbeeld de bpm-vrijstellingen die de aankoop van fossiele voertuigen relatief goedkoper maken.
  2. Beprijzing is slechts één van de instrumenten om klimaatdoelen te behalen. Normering kan leiden tot dezelfde CO2-reductie zonder dat sprake is van een expliciete CO2-prijs op de betreffende emissies. Normering zonder een marktprijs is moeilijk in een prijs uit te drukken.
  3. De beprijzingsniveaus worden volledig toegeschreven aan het beprijzen van de broeikasgasemissies en vergeleken met een referentieprijs voor de externe kosten van klimaat. Dit is een versimpeling van de analyse, want in werkelijkheid worden met het huidige beprijzingsinstrumentarium ook andere externe kosten beprijsd, zoals luchtvervuiling, congestie en verkeersveiligheid. Met andere woorden: het beprijzingstekort wordt hierdoor onderschat.
  4. De omvang van het budgettair belang is – net als bij de inventarisatiemethode - sterk afhankelijk van de gebruikte referentieprijs voor externe kosten. Deze referentieprijs bevat echter een aanzienlijke bandbreedte, en is afhankelijk van methodologische keuzes. Vanwege de beperkte data is in dit overzicht uitgegaan van een gemiddelde referentieprijs berekend in het Handboek Milieuprijzen. Bezien zal worden of de berekening van de referentieprijs volgend jaar verder verfijnd kan worden, conform aanbeveling van het “Bouwstenenrapport voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel”.

Box 23.2 Optelling van fossiele voordelen inventarisatie- en externe kostenbenadering

In dit overzicht wordt bij de inventarisatiebenadering per regeling een budgettair belang genoemd. Dit geeft weer hoeveel uitgaven of gederfde inkomsten gepaard gaan met de respectievelijke regelingen. Het budgettair belang voor alle opgetelde fossiele regelingen in de inventarisatiebenadering in 2024 bedraagt 28,5 miljard euro. Dit bedrag ligt lager dan de inventarisatie van vorig jaar. Dit komt met name doordat een scherper onderscheid is gemaakt tussen de inventarisatiebenadering en de externe kostenbenadering. Hierdoor valt het niet heffen van accijns over nafta en aardgascondensaat in stoomkrakers (budgettair belang: 14 miljard euro) niet meer onder de inventari­satiebenadering, maar onder de externe kostenbenadering. Daarnaast zijn er diverse wijzigingen geweest in de fossiele regelingen zijn afgeschaft (zie tekstbox 23.3)

Het genoemde budgettair belang is een brutobedrag, waarin gedragseffecten niet zijn meegenomen. Bij afschaffing van alle fossiele regelingen wordt dit bedrag dus niet daadwerkelijk opgehaald. Om tot het nettobedrag te komen, moeten de gedragseffecten nog worden afgetrokken van dit bedrag. Een andere belangrijke kanttekening is dat in deze optelsom geen rekenschap is gegeven van interactie met ander beprijzend beleid. Zo compenseren de nationale CO2-heffing voor de industrie en het Europese emissie­ handelssysteem voor de voordelen die gepaard gaan met het degressieve energiebelastingstelsel waarin een lager marginaal belastingtarief wordt betaalt door grootgebruikers. Ook hangt een vrijstelling op het gebruik van aardgas voor elektriciteitsproductie samen met het feit dat er in dezelfde keten een heffing geldt op het gebruik van elektriciteit. Dit soort interacties die per saldo de voordelen verlagen komen niet tot uitdrukking in de inventarisatiebenadering. Er kan dus niet per definitie worden geconcludeerd dat afschaffing van geïnventariseerde voordelen vanwege het klimaatbeleid nodig is, want dat is niet het geval als er voldoende alternatief beprijzend en normerend beleid geldt in de ketens van winning tot en met het gebruik van de fossiele energiedragers. Dit is voor beprijzing in kaart gebracht met de externe kostenbenadering.

Het totale bedrag aan beprijzingsgaten en daarmee de fossiele voordelen volgens de externe kostenbenadering komt op basis van de emissies en beprijzing in 2023 uit op 16,7 miljard euro voor emissies die gepaard gaan met het gebruik van fossiele energiedragers (inclusief uitgestelde emissies die worden toegerekend aan niet-energetisch gebruik van fossiele energiedragers) en 21,3 miljard euro voor alle broeikasgasemissies (inclusief emissies die niet gerelateerd zijn aan het gebruik van fossiele energiedragers). Belangrijke kantte­kening is dat de hoogte van het totaalbedrag conform de externe kostenmethode sterk afhankelijk is van de gekozen referentieprijs. Daarnaast geldt net als bij de inventarisatiebenadering dat het hier gaat om het budgettair belang, dus exclusief gedragseffect. Het bedrag van de externe kostenbenadering mag niet worden opgeteld bij de inventarisatiebenadering. Het kan er ook niet goed mee worden vergeleken, omdat beide benaderingen verschillende aspecten meten.

1. Externe kostenbenadering

Onderstaande figuur visualiseert de externe kostenbenadering in de verschillende sectoren voor alle broeikasgasemissies. Vanwege de beschikbaarheid van data is de externe kostenbenadering gemaakt voor het zichtjaar 2023. De inventarisatiebenadering kijkt naar het jaar 2024. Gezien de focus op fossiele energie is in deze bijlage het totaalbedrag aan fossiele voordelen voor (energetisch en non-energetisch) gebruik van fossiele energie opgenomen in tekstbox 23.2. In de figuur is ervoor gekozen alle broeikasgasemissies weer te geven aangezien overige (uitgestelde) emissies tevens schadelijk voor het klimaat zijn, en het is voor het voeren van effectief klimaatbeleid belangrijk om te weten in hoeverre de beprijzingsniveau’s alle externe effecten rondom klimaat voldoende beprijzen.

De figuur is opgesteld door PBL. De horizontale as toont de totale emissies van broeikasgassen, die de relevante basis zijn voor de beprijzing, gebaseerd op de emissies als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen en andere emissies die niet gerelateerd zijn aan energie. Op de verticale as wordt de hoogte weergegeven van zowel de expliciete als impliciete prijzen per ton CO2. Elk vak in de figuur komt overeen met een bepaald deel van de emissies waarvoor dezelfde CO2-prijs geldt. De breedte van de vakken geeft aan welk deel van de emissies onderhevig is aan deze CO2-prijs. De kleuren geven aan welke beleidsinstrumenten bijdragen aan welk gedeelte van de totale effectieve CO2-prijs. De paarse stippellijn geeft de gebruikte hoogte van de referentieprijs aan (162 euro/ton CO2 in 2023). Het beprijzingstekort of fossiele voordeel wordt berekend door het verschil tussen de referentieprijs van de externe kosten en de CO2-prijs te berekenen voor alle broeikasgasemissies in een sector. Hierbij wordt niet gesaldeerd voor eventuele overschotten in beprijzing.

Figuur 23.1 Externe kostenmethode voor alle broeikasgasemissies (emissies en beprijzing in 2023)

In elke sector ligt het totale beprijzingsniveau lager dan de gehanteerde referentieprijs voor het beprijzen van externe effecten van 162 euro/ton CO2. De industrie heeft een beprijzingstekort van 3,9 miljard euro voor alle broeikasgasemissies. Voor de elektriciteitssector is er een beprijzingstekort van 1,3 miljard euro. Andere sectoren hebben ook een beprijzingstekort: 0,3 miljard euro voor broeikasgasemissies gerelateerd aan het brandstoffenverbruik in het binnenlandse verkeer, 6,5 miljard euro voor het gebruik van bunkerbrand­stoffen door de internationale lucht- en scheepvaart, 0,2 miljard euro voor de broeikasgasemissies in de gebouwde omgeving en 3,8 miljard euro voor de broeikasgasemissies in de landbouw. Tot slot is er een beprijzingstekort voor de niet-energetische inzet van fossiele brand- en grondstoffen van 5,3 miljard euro. Het beprijzingstekort in de sector mobiliteit wordt met name gedreven door de bunkerbrandstoffen voor de lucht- en zeevaart. In de gebouwde omgeving is er een relatief klein beprijzingstekort dankzij de relatief hoge energiebelasting op aardgas. Het beprijzingstekort in de landbouw wordt vooral verzoorzaakt door methaan- en lachgasemissies, die het grootste deel van de onbeprijsde emissies vormen binnen deze sector. In dit overzicht is geen rekening gehouden met het prijsplafond energietarieven kleinverbruikers dat in 2023 gold, omdat de doorwerking hiervan te complex is om in de figuur te verwerken. Tot slot is het beprijzingstekort van bio-energie niet berekend in verband met het klimaatneutrale karakter. In het PBL-rapport ‘Klimaatverandering in de prijzen?86 wordt een nadere toelichting op het integrale overzicht gegeven en wordt tevens in de actualisatie uit 2024 een doorkijk gegeven naar de beprijzing in 2030.

Richting 2030 neemt de beprijzing van broeikasgasemissies in de elektriciteitssector, industrie, transport en de gebouwde omgeving toe. De belangrijkste bijdrage hieraan is het Europese Fit-For-55-pakket. De prijs van het emissiehandelssysteem (ETS1) wordt naar verwachting hoger richting 2030. Per januari 2024 is ETS 1 uitgebreid naar de zeevaart. Daarnaast is een meerjarig pad vastgelegd voor afbouw van gratis rechten. Dit pad loopt lineair naar nul gratis rechten in 2040 voor sectoren die niet onder CBAM vallen en nul gratis rechten in 2034. Er komt een tweede emissiehandelssysteem (ETS2) voor het overige gebruik van fossiele energie in de gebouwde omgeving, wegtransport en de niet-ETS- industrie. Nederland heeft aangegeven gebruik te zullen maken van een deel van deze opt-in, waardoor ook o.a. de binnenvaart, het spoor, recreatie­vaart en het brandstofgebruik van deelsectoren in de landbouw onder ETS2 zal komen te vallen. De besluitvorming over de opt-in van ETS2 voor de glastuinbouw is doorgeschoven naar het voorjaar van 2025. Daarnaast bieden Europese CO2-emissienormen directe impliciete beprijzing van voertuigen (verordening CO2-normen auto’s), zeevaartbrandstoffen (verordening Fuel EU Maritime) en luchtvaartbrand­ stoffen (verordening ReFuel Aviation). In het Belastingplan 2023 is tevens een meerjarig oplopend pad voor de energiebelastingtarieven op aardgas vastgelegd richting 2030. Tot slot zal richting 2030 de beprijzing door de CO2-heffing voor de industrie zichtbaar zijn, omdat het tarief – conform het meerjarig vastgelegde tariefpad –dan naar verwachting boven de ETS1-prijs ligt en de hoeveelheid dispensatierechten lager zal zijn dan de totale emissies die onder de heffing vallen. Tegenover de toename van beprijzing, staat dat ook de referentieprijs zal stijgen.

2. Inventarisatiebenadering

Het kabinet heeft op eenzelfde wijze als in de vorige Miljoenennota een brede inventarisatie uitgevoerd naar regelingen die mogelijk zijn te kwalificeren als fossiele regelingen. Het overzicht van fossiele regelingen is gesplitst in drie tabellen:

  1. Tabel 1: fiscale fossiele brandstof regelingen (lastenkant).
  2. Tabel 2: overige fiscale regelingen m.b.t. non-energetisch en indirect (lastenkant).
  3. Tabel 3: niet-fiscale regelingen met een directe relatie tot fossiel energiegebruik (uitgavenkant).

In de tabellen is per regeling een korte toelichting opgenomen met 1) een korte beschrijving van de maatregel, 2) eventuele juridische aandachtspunten en 3) ander relevant beprijzend beleid. In tekstvak 23.3 is een overzicht opgenomen van de beleidswijzigingen ten opzichte van het overzicht in de Miljoenennota 2024 (2023) en toekomstige beleidswijzigingen ten opzichte van onderstaand overzicht.

Toelichting methodiek inventarisatiemethode

Voor de inventarisatiebenadering zijn op basis van de definitie van ‘subsidie’ van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verschillende fossiele regelingen geïnventariseerd. De WTO heeft een algemene definitie van subsidies ontwikkeld die zich niet specifiek op energie richt maar breed toepasbaar is. De WTO spreekt van subsidie als:

  1. er sprake is van een financiële tegemoetkoming door de Rijksoverheid of een ander overheidslichaam, die leidt tot een directe stroom van fondsen (leningen, overheidsgaranties, giften) vanuit overheden naar private partijen (dit zijn de prijssubsidies, die het Internationaal Energieagentschap (IEA) regelmatig onderzoekt),
  2. er gemiste overheidsinkomsten zijn (bijvoorbeeld belastingteruggaven en – vrijstellingen),
  3. overheden goederen en diensten leveren of specifieke goederen inkopen, of
  4. overheden bijdragen aan specifieke fondsen geven.

In Nederland is er alleen sprake van gemiste overheidsinkomsten (optie 2) voortkomend uit verschillen in beprijzing. Nederland kent momenteel geen structurele directe prijssubsidies op brandstoffen, wel kon het prijsplafond als een directe prijssubsidie op gas en daarmee als fossiele regeling worden aangemerkt. Deze regeling was echter tijdelijk en dus niet structureel van aard en is per 1 januari 2024 afgeschaft. De varianten (3) en (4) komen in Nederland niet voor.

Naast de vraag welke regelingen wel of niet kunnen worden gekwalificeerd als fossiel, speelt bij fiscale regelingen ook de vraag welke maatstaf moet worden gebruikt om de budgettaire omvang van de fossiele regeling vast te stellen. Voor fiscale vrijstellingen of verlaagde tarieven kan ten eerste het reguliere nationale belastingtarief als benchmark worden gekozen. In de vrijstelling van de kolenbelasting voor duaal verbruik wordt bijvoorbeeld gekeken welke hoeveelheid kolen nu onder de vrijstelling valt en welk regulier belastingtarief in de kolenbelasting geldt. Naast het reguliere belastingtarief kan ten tweede worden gekeken naar het hoogste tarief dat voor een gebruikersgroep geldt als benchmark. In de energiebelasting wordt de omvang van een vrijstelling dan afgezet tegen het hoogste tarief van de eerste schijf. Ten derde kan worden gekeken naar de referentieprijs van de externe kosten. De budgettaire omvang is in dit overzicht voor het jaar 2024 berekend, waarbij als referentie het reguliere belastingtarief is gekomen (tenzij anders aangegeven). Voor het opstellen van de budgettaire ramingen is dezelfde methode als vorig jaar gebruikt, tenzij anders toegelicht. Een uitgebreide toelichting op de ramingen is vorig jaar gepubliceerd87.

Box 23.3 Beleidswijzigingen fossiele regelingen

In onderstaande tabel is ten eerste weergegeven welke beleidsmatige wijzigingen er in 2024 hebben plaatsgevonden ten opzichte van het overzicht in de MJN2024. Deze wijzigingen zijn reeds verwerkt in de geactualiseerde overzichten (Overzicht I, II en III). Wijzigingen die hierin hebben plaatsgevonden zijn onder andere de verhoging van de belastingvermindering en de wijzigingen met betrekking tot de degressiviteit van de energiebelasting. Daarnaast is het prijsplafond energie per 1 januari 2024 vervallen (budgettair belang circa 3,8 miljard euro).

In onderstaande tabel is ten tweede weergegeven welke beleidsmatige wijzigingen in de toekomst zullen plaatsvinden ten opzichte van het overzicht in de Miljoenennota 2024. Om een goede vergelijking te kunnen maken met het overzicht van 2024, wordt in de berekening de grondslag (zoals energieverbruik) gelijk gehouden aan het niveau van 2024. De belangrijkste wijzigingen die leiden tot een vermindering van fossiele regelingen zijn: het gefaseerd afschaffen van het verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw, het beperken van de inputvrijstelling in de energiebelasting voor gebruik aardgas bij elektriciteitsproductie, het versoberen van de bijzondere regelingen in de autobelastingen en het afbouwen van de degressiviteit in de energiebelasting. Tegenover deze wijzigingen staat een nieuwe fossiele regeling per 2027, wanneer het kabinet voornemens is om de brandstofkosten voor landbouwvoertuigen te verlagen («rode diesel»). Tot slot is in de VJN2024 besloten tot een nieuwe subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC). Dit leidt voor 2024 tot een nieuwe fossiele regeling met een budgettair belang van 186 mln.

Energiebelasting
Verlaagd EB tarief glastuinbouw* 144 Ja CO2-heffing glastuinbouw( per 2025) en mogelijk ETS2 vanaf 2027.
Vrijstellingen EB voor metallurgische en mineralogische procedés 184 Ja ETS1, CO2-heffing industrie en CO2-minimumprijs
Vrijstelling voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés 8 Ja ETS1 en CO2-minimumprijs
Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking* 778 Ja. De inputvrijstelling is vastgelegd in de ETD, maar kan Nederland - mits uit milieubeleidsoverwegingen – zelf op nationaal niveau aanpassen. Verschilt per belastingplichtig: deels ETS1 en deels (vanaf 2027) ETS2
Belastingvermindering energiebelasting (vast bedrag per elektriciteitsaansluiting) 4.677, geen afslag voor hernieuwbare energie De belasting-vermindering is niet gekoppeld aan het verbruik waardoor het aandeel hernieuwbaar niet door te rekenen is. Ja ETS1 en CO2-minimumprijs (voor elektriciteitsproducenten)
Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas 1.976 Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD ETS2 (vanaf 2027)
Degressieve tariefstructuur energiebelasting elektriciteit 2.167, met afslag voor aandeel hernieuwbare energie van 54% (percentage is extrapolatie van CBS-data). Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD ETS1, CO2-minimumprijs (voor elektriciteitsproducenten) en ETS2 vanaf 2027
Teruggaveregeling energiebelasting voor instellingen 33 Ja ETS2 vanaf 2027
Raffinaderijvrijstelling – energiebelasting 80 Nee, restgassen zijn verplicht vrijgesteld onder de ETD (zie ook hieronder). Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing
Vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet (artikel 59) 135, m.b.t. restgassen die ontstaan in stoomkrakers (omdat de regeling voor non energetisch minerale oliën geen onderdeel meer is van de inventarisatie-benadering). De energie-inhoud van de restgassen die ontstaan in raffinaderijen en bij gebruik van kolen in de staalproductie zijn in de andere posten in dit overzicht reeds meegenomen.

Nee, art. 21, lid 3 ETD:

Het verbruik van energieproducten binnen een bedrijf dat energieproducten produceert, wordt niet beschouwd als een belastbaar feit waardoor belasting verschuldigd wordt, indien dat verbruik bestaat uit binnen het bedrijf geproduceerde energieproducten.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing
Teruggaafregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen) 0 Nee, in overeenstemming met artikel 14, lid 1 c van Richtlijn 2003/96/EG ('Energy Taxation Directive', 'ETD'), komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen. Geen ander relevant beprijzend beleid.
Kolenbelasting
Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch verbruik* 77 Ja Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing
Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking 44 Ja, interfereert wel met de lopende rechtszaken over het wettelijk verbod op gebruik van kolen bij elektriciteitsproductie per 2030. ETS1 en de CO2-minimumprijs
Accijns
Raffinaderijvrijstelling – accijns 279 Deels: de vrijstelling voor minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet, kan op nationaal niveau worden afgeschaft. De vrijstelling voor minerale oliën die in de raffinaderij zelf worden geproduceerd en energetisch worden ingezet, is verplicht volgens de ETD. Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing.
Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine 1.734 Ja

Dieseltoeslagen bpm/mrb

ETS2 (per 2027)

Lager accijnstarief voor LPG dan voor benzine 279 Ja ETS2 (per 2027)
Vrijstelling gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer 2.556 Nee, verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de kerosine voor vluchten buiten de EU evengoed niet belast kan worden.

ETS 1: Binnenlandse en internationale vluchten tussen Europese luchthavens

CORSIA: internationale luchtvaart

Vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart) 5.709 Nee, verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de stookolie voor scheepvaart naar buiten de EU evengoed niet belast kan worden.
ETS1
Vrijstelling gebruik van diesel, internationale marine (met name binnenvaart en werktuigen op schepen/pontons) 1.113 Ja, het heffingsverbod accijns op gasolie voor de binnenvaart staat in het gasolieprotocol. Nederland zou dat gasolieprotocol eenzijdig kunnen opzeggen. Mogelijk ETS2 vanaf 2027
Btw*
Btw-vrijstelling kerosine 10 Nee, er geldt een verplicht btw-nultarief in de Europese btw-richtlijn. Vliegbelasting
* In deze tabel is alleen het budgettair belang per afzonderlijke regeling weergegeven. De doorwerking van de btw over de andere belastinggrondslagen is een tweede orde gedragseffect en wordt hier niet meegenomen. Een lagere btw-opbrengst over energie door de degressieve tariefstructuur van de energiebelasting is daarom bijvoorbeeld buiten beschouwing gelaten in het overzicht.
  1. Zie ook de Kamerbrief uit 2020: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-8b0cd449-d691-47f6-9600-a60e70f16b22/pdf

Toelichting regelingen overzichtstabel 1

Verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt onder voorwaarden een verlaagd tarief in de eerste, tweede en derde belastingschijf. Deze verlaagde tarieven zijn geïntroduceerd om de belastingdruk op energie in de glastuinbouw gelijk te houden met de belastingdruk op energie in de energie-intensieve industrie. De glastuinbouw kent namelijk veel kleine energie-intensieve bedrijven, waardoor er door het degressieve stelsel een relatief hoog tarief voor energiebelasting wordt betaald. Als tegenprestatie bestaat tot 2025 een privaat CO2-kostenvereveningssysteem. Bij overschrijding van het CO2-plafond betalen de bedrijven voor de overschrijding. De Europese Commissie heeft de verlaagde tarieven voor de glastuinbouw als geoorloofde staatssteun beoordeeld. De Europese Commissie heeft een goedkeurende beschikking van staatssteun verleend tot en met 2024. In de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw in het Belastingplan 2024 is vastgelegd dat het verlaagd tarief tussen 2025 en 2035 stapsgewijs geheel wordt afgebouwd.

Vrijstellingen energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés

Voor aardgas voor mineralogische en metallurgische processen en elektriciteit voor metallurgische procedés gelden vrijstellingen van de energiebelasting. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verwarmen van ovens voor keramische processen of het smelten van staal. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de EU-Richtlijn energiebelastingen, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen ervoor om dit verbruik vrij te stellen.

Vrijstelling energiebelasting voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés

Voor elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés geldt een vrijstelling van de energiebelasting. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de EU-Richtlijn energiebelastingen, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen ervoor om dit verbruik vrij te stellen.

Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking

Het aardgasverbruik dat wordt ingezet in een installatie waarmee elektriciteit wordt opgewekt is vrijgesteld van energiebelasting, mits de omzettingsefficiëntie naar elektriciteit van deze installatie meer dan 30% is. De gedachte achter deze vrijstelling is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op aardgas als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net, dus dat er twee maal in de keten wordt belast. Het aardgasverbruik dat wordt omgezet in warmte output wordt daardoor ook niet belast, terwijl dit niet later in de keten wordt belast. In de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw is in het Belastingplan 2024 vastgelegd dat de inputvrijstelling tussen 2025 ‒ 2030 stapsgewijs wordt ingeperkt. Vanaf 2030 zullen alleen installaties met een rendement hoger dan 60% volledig vrijgesteld blijven.

Belastingvermindering energiebelasting

De energiebelasting kent een belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting op een WOZ-object met een verblijfsfunctie. Alle huishoudens en het overgrote deel van alle bedrijven met een elektriciteitsaansluiting ontvangen deze belastingvermindering. Momenteel is de energiemix in Nederland voor aardgas en elektriciteit nog overwegend van fossiele oorsprong. Naarmate de energiemix duurzamer wordt, neemt de omvang van het fossiele voordeel binnen de belastingvermindering af. In 2024 bedraagt de belastingvermindering € 521,81 exclusief btw.

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas en elektriciteit

In de energiebelasting wordt een degressieve tariefstructuur gehanteerd. De degressieve structuur wordt gehanteerd met het oog het gelijke speelveld van grotere afnemers van gas en elektriciteit ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Door de relatief hoge energiebelastingtarieven gaat een energiebesparingsprikkel uit van de energiebelasting. De belastingvermindering drukt tegelijkertijd het bedrag van de totale energie­ belasting op de energierekening. In de meeste EU-lidstaten liggen de energiebelastingtarieven lager dan in Nederland.

Teruggaveregeling energiebelasting voor religieuze en non-profiti nstellingen

De teruggaveregeling van energiebelasting over het aardgas- en elektriciteitsverbruik van religieuze en non-profit instellingen geldt voor het verbruik in een onroerende zaak die is bestemd voor een openbare eredienst of het houden van een bezinningsbijeenkomst van levensbeschouwelijke aard of die in gebruik is door een algemeen nut beogende instelling. Uitgezonderd zijn instellingen die hoofdzakelijk werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. Het gaat dus met name hoofdzakelijk om kerkgebouwen en non-profit instellingen. Deze hebben recht op teruggave van de helft van de door hen betaalde energiebelasting.

Raffinaderijvrijstelling in de energiebelasting

Met de raffinaderijvrijstelling worden twee aparte regelingen in de energiebelasting en accijns (zie ook hieronder) bedoeld. Voor raffinaderijen geldt een uitzondering voor de restgassen die ontstaan op de productielocatie zelf (artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag). Naast deze specifieke vrijstelling geldt in algemene zin (dus niet alleen voor raffinaderijen) een nihiltarief voor restgassen die ontstaan en worden ingezet op de eigen locatie (zie ook hieronder). Indien dus alleen artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag zou worden afgeschaft, dan wordt vanwege het nihiltarief (dat volgt uit de EU-Richtlijn energiebelastingen) alsnog geen belasting betaald over de restgassen.

Vrijstelling in de energiebelasting voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet

In de energiebelasting is een nihiltarief opgenomen voor restgassen de zijn ontstaan op de inrichting waar ze worden verbruikt. Het gaat dan bijvoorbeeld om restgassen uit een productieproces die voor ondervuring worden gebruikt. De facto is dit verbruik daarmee van heffing vrijgesteld. Deze verplichte vrijstelling valt onder de EU-Richtlijn energiebelastingen en Nederland kan deze daarom niet zelfstandig afschaffen.

Teruggaveregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

In overeenstemming met de EU-Richtlijn energiebelastingen komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief die van de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal gebruik en non-energetisch gebruik van kolen

Duaal en non-energetisch gebruik van kolen zijn vrijgesteld in de kolen­ belasting. De EU-Richtlijn energiebelastingen voorziet in de mogelijkheid daartoe. Het overgrote deel van het vrijgestelde kolengebruik valt onder de cokes-, ijzer- en staalindustrie. Voor buitenlandse concurrenten gelden ook vrijstellingen. Emissies van deze sectoren worden op Europees niveau beprijsd onder het EU ETS. In het Belastingplan 2025 is voorgesteld om de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch gebruik per 1 januari 2027 af te schaffen.

Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

Gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking is vrijgesteld in de kolenbelasting. De gedachte achter deze vrijstellingen is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op de kolen als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net. Het voorkomen van dubbele belasting volgt uit de EU-Richtlijn energiebelastingen, maar de vrijstelling is niet in de richtlijn verplicht. Uitfasering van kolengebruik voor elektriciteitsopwekking per 2030 wordt geborgd door de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie.

Raffinaderijvrijstelling in de accijns

De accijns moet worden betaald wanneer het accijnsgoed wordt uitgeslagen tot verbruik. Dat is in principe het geval als de goederen de accijnsgoederenplaats verlaten. In een accijnsgoederenplaats kunnen onder schorsing van accijns accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt. Als voorbeeld is bij de levering van benzine aan het benzinestation sprake van uitslag tot verbruik en dient de leverancier accijns te betalen. Accijns is alleen verschuldigd bij minerale oliën die worden gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof (energetische verbruik van accijnsgoederen, bijvoorbeeld de inzet van benzine in auto’s). Niet-energetisch gebruik van minerale oliën, bijvoorbeeld gebruik als grondstof, valt niet onder de accijns. Ruwe olie wordt niet gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof, maar wordt eerst verwerkt in een raffinaderij tot bruikbare producten. Ruwe olie valt daarmee niet onder de reikwijdte van accijns.

Wanneer minerale oliën als brandstof worden gebruikt voor het produceren/verwerken van minerale oliën, dan geldt er in de Wet op de accijns een vrijstelling (artikel 2, lid 9). In dit kader kan worden gedacht aan minerale oliën die in raffinaderijen worden gebruikt voor de verhitting van benodigde installaties.

De vrijstelling onder artikel 2, lid 9 kan worden gesplitst in twee delen:

  1. Minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch worden ingezet in het raffinaderijproces, bijvoorbeeld ter ondervuring. Dit deel van de vrijstelling is optioneel onder de ETD en kan Nederland dus zelfstandig afschaffen. Naar verwachting zal de budgettaire opbrengst nihil zijn, omdat raffinaderijen vrijwel geen minerale oliën extern inkopen en direct energetisch inzetten.
  2. De minerale oliën die binnen de raffinaderij worden geproduceerd en in plaats van levering aan een externe partij zelf energetisch worden ingezet in de raffinaderij. Dit deel is verplicht vrijgesteld onder de Europese Richtlijn energiebelastingen (ETD) en Nederland kan dit dus niet zelfstandig afschaffen.

Overigens wordt opgemerkt dat het bedrag van deze fossiele regeling is verhoogd ten opzichte van de inventarisatie van de fossiele regelingen bij de Miljoenennota 2024. Reden daarvoor is dat het accijnstarief voor zware stookolie per 1 januari 2024 is verhoogd van € 41,31 per 1.000 kg naar € 654,53 per 1.000 kg.

Accijns – Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor diesel een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine. De lagere brandstofaccijns voor diesel vindt zijn oorsprong in het internationale karakter van het zakelijke (vracht) verkeer, dat voornamelijk op diesel rijdt. Met de brandstoftoeslagen in de autobelastingen (in de bpm en mrb) is vervolgens beoogd het verschil in fiscale druk op het autorijden ingeval van personenauto’s en motorrijwielen bij gebruik van diesel enerzijds en benzine anderzijds te verminderen.

Accijns – Lager accijnstarief voor LPG, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor LPG een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine.88 Ten opzichte van diesel is er bij LPG een voordeel wat betreft de uitstoot van NOX. Vergeleken met benzine heeft LPG een CO2-voordeel.

Vrijstelling van het commercieel gebruik van brandstoffen in het internationale luchtverkeer

Kerosine die wordt geleverd voor gebruik als brandstof in de commerciële luchtvaart is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Plezierluchtvaart is uitgezonderd en niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Lidstaten zijn vrij om kerosine gebruikt voor binnenlandse commerciële vluchten te belasten. Een accijns op vliegtuigbrandstoffen voor vluchten tussen lidstaten binnen de EU is op grond van de ETD evenwel mogelijk als de EU-lidstaten onderling bilaterale overeenkomsten sluiten. Bij de introductie van de vliegbelasting is aangegeven dat het kabinet destijds geen voorstander was van een lappendeken aan bilaterale regelingen binnen de EU. Dit doet namelijk afbreuk aan het concept van één interne markt, creëert onduidelijkheid over de tussen lidstaten geldende regels en kan het gelijke speelveld voor luchtvaartmaatschappijen verstoren. Daarom is het kabinet er destijds toe overgegaan een vliegbelasting in te voeren.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan sorteert dit geen effect omdat voor het gebruik van kerosine voor vluchten naar buiten de EU op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de kerosine evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van kerosine buiten de EU. Dit geldt ook voor de plezierluchtvaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vluchten die de EU verlaten.

Naast de ETD zijn er luchtvaartverdragen die bijvoorbeeld het belasten van kerosine beletten. Zo bepaalt het Verdrag van Chicago voor de internationale burgerluchtvaart dat onder andere kerosine, welke zich aan boord van een luchtvaartuig van een Verdragsluitende Staat bevindt bij aankomst op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat en welke zich nog aan boord bevindt bij het vertrek van het grondgebied van die Staat wordt vrijgesteld van douanerechten, inspectie-kosten of soortgelijke nationale of plaatselijke rechten en kosten (zoals een accijns).

Ook in luchtvervoersovereenkomsten, waarin landingsrechten met derde landen zijn afgesproken, wordt over het algemeen de vrijstelling vastgelegd. Dit geldt bijvoorbeeld ook op grond van de Luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en haar lidstaten en de VS (het EU-VS Open Skies luchtvaartakkoord), voor zowel extra-EU als intra-EU vluchten. Wel wordt in bilaterale- en EU-luchtvaartverdragen vastgelegd dat een accijnsheffing op vluchten binnen het Europees grondgebied in de toekomst mogelijk moet zijn.

Accijnsvrijstelling van het commercieel gebruik van brandstoffen in de zeevaart

Brandstof die wordt geleverd voor gebruik in de commerciële vaart op communautaire wateren is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Dit geldt niet voor de pleziervaart, het verbruik van brandstof is niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan laat het voor het gebruik van brandstof voor vaarten naar buiten de EU waarbij je naar open zee vertrekt onverlet dat op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de brandstof evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van brandstof buiten de EU. Dit geldt ook voor de pleziervaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vaarten die de EU verlaten. Overigens wordt opgemerkt dat het bedrag van deze fossiele regeling substantieel is verhoogd ten opzichte van de inventarisatie van de fossiele regelingen bij de Miljoenennota 2024. Reden daarvoor is dat het accijnstarief voor zware stookolie per 1 januari 2024 is verhoogd van € 41,31 per 1.000 kg naar € 654,53 per 1.000 kg.

Accijnsvrijstelling van het commercieel gebruik van gasolie (diesel) in de binnenvaart

Brandstof gebruikt voor de commerciële vaart op binnenwateren is op grond van de Wet op de accijns vrijgesteld van accijns. Op basis van de ETD is dit een keuze die lidstaten mogen maken. De pleziervaart moet op basis van deze richtlijn evengoed belast blijven. De vrijgestelde brandstof is gekleurd en wordt ook wel rode diesel genoemd. In de Akte van Mannheim uit 1868 is een verbod vastgelegd op het heffen van rechten die uitsluitend op het beoefenen van de scheepvaart zijn gegrond. In het Gasolieprotocol 1952 is een specifieke regeling voor de douane- en belastingvrijstelling voor gasolie die als boordvoorraad wordt verbruikt vastgelegd, ter overbrugging van de meningsverschillen over het regime dat volgt uit de Akte zelf. Het Gasolieprotocol 1952 bevat een opzegbepaling, wat betekent dat Nederland zelf kan besluiten om dit deel op te zeggen en accijns te heffen over de brandstof voor de binnenvaart. Indien hiervoor gekozen wordt zou dit echter voor zowel fossiele als hernieuwbare brandstoffen gelden.

Nederland zou hiermee de eerste lidstaat van de Akte van Mannheim zijn die voor de binnenvaart accijns heft op de brandstof. Nederland heeft in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) reeds voorgesteld om samen toe te werken naar het gezamenlijk opheffen van het heffingsverbod richting 2030. Hierbij is door de leden een politiek-bestuurlijke afspraak gemaakt dat, als hier naartoe wordt gewerkt, alle deelnemers unaniem moeten instemmen bij een eventuele opzegging van het Gasolieprotocol.

Btw-vrijstelling kerosine

De levering van kerosine voor luchtvaartuigen die hoofdzakelijk worden ingezet voor internationaal personenvervoer is belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post a-3, onderdeel e bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit nultarief is verplicht op grond van de btw-richtlijn (artikel 148, onderdeel e, btw-richtlijn). Het is dus niet mogelijk om btw te heffen op de levering van kerosine voor deze luchtvaartuigen. Ook al zou heffing van btw op kerosine mogelijk zijn dan leidt dit niet tot duurdere vliegtickets. Luchtvaartmaatschappijen hebben net als iedere andere ondernemer recht op aftrek van de in rekening gebrachte btw. De btw die in rekening zou kunnen worden gebracht bij de aankoop van kerosine zou dus ook in aftrek kunnen worden gebracht. Dit geldt niet voor vrijgestelde sectoren zoals de publieke sector. Btw op kerosine die gebruikt wordt door bijvoorbeeld defensie, de politie of gezondheidszorg kan door deze partijen niet worden afgetrokken omdat zij geen btw belaste prestaties leveren. De btw zou dan bij deze vrijgestelde sectoren blijven drukken. Bij de vorige Miljoenennota is er bij de raming geen rekening gehouden met het recht op aftrek, daarom valt de raming van dit jaar (veel) lager uit.

Maatregel Budgettaire omvang per jaar (2024) in mln. euro Benchmark: reguliere tarief (tenzij anders aangegeven) Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen? Ander relevant beprijzend beleid voor regeling
Vrijstelling voor non energetisch verbruik van aardgas 105 Ja Scope 1 emissies en een deel van de scope 3 emissies vallen onder ETS1 en CO2- heffing industrie. Overig aardgasverbruik wordt niet beprijsd.
Vrijstelling voor non-energetisch verbruik LPG in stoomkrakers (onderdeel algemene vrijstelling onder artikel 65 van de Wet op accijns) 529 Nee, het gaat om een verplichte vrijstelling o.g.v. artikel 2 lid 4 onder b Richtlijn 2003/96/EG. Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing industrie.
Btw-vrijstelling internationaal personenvervoer (schepen en luchtvaartuigen)  105 Deels: Het vervoer van personen is volgens de Europese btw-richtlijn dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt. De vrijstelling voor het deel dat zich op Nederlands grondgebied kan daarom worden afgeschaft, maar niet voor de rest van de reis.

Luchtvaart: nationale vliegbelasting en ETS1

Scheepvaart: ETS1 (vanaf 2024)

Vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers* 1.185 Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)
Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers 1.196 Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)
Overige regelingen voor verschillende doelgroepen in de mrb: 568 Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Gewichtscorrectie rolstoelinstallatie

Brandstoftoeslag nihil of verlaagd voor LNG, CNG en LPG G3

Kwarttarief kampeerauto

Halftarief kampeerauto (bedrijfsmatige verhuur)

Gematigd tarief rijdende winkel

Nihiltarief OV-autobussen op LPG of aardgas

Kwarttarief kermis- en circusvoertuigen

Kwarttarief werktuig of werkplaats

Kwarttarief paardenvervoer

Teruggaaf bedrijfsvoertuigenpark vrachtauto’s

Vrijstelling ambulance

Vrijstelling lijkwagens

Vrijstelling dierenambulances

Vrijstelling voor defensie- en politiemotorrijtuigen

Vrijstelling brandweer

Vrijstelling reinigingsdiensten

Vrijstelling wegenbouw

Vrijstelling gebruik openbare weg over geringe afstand

Vrijstelling taxi’s of openbaar vervoer

Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Overgangsregeling voertuigen vanaf bouwjaar 1988

Overige regelingen in de bpm: 15 Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Teruggaaf politievoertuigen

Teruggaaf brandweer

Teruggaaf invalide-voertuigen

Teruggaaf ambulances

Teruggaaf lijkwagens

Teruggaaf gevangenenvervoer

Teruggaaf groep rolstoelveroer

Teruggaaf dierenambulances

Teruggaaf geldtransport

Teruggaaf bestelauto gehandicapten

Toelichting regelingen overzichtstabel 2

Vrijstelling energiebelasting non-energetisch verbruik aardgas

In de energiebelasting geldt een vrijstelling voor het non-energetische verbruik van aardgas. Het gaat hierbij onder andere om de productie van (grijze) waterstof uit aardgas. De waterstof wordt vervolgens hoofdzakelijk ingezet ten behoeve van industriële processen zoals de productie van kunstmest. Deze vrijstelling is onder de EU-Richtlijn energiebelastingen niet verplicht, dus kan Nederland zelf op nationaal niveau afschaffen.

Vrijstelling voor non-energetisch verbruik LPG in stoomkrakers (onderdeel algemene vrijstelling onder artikel 65 van de Wet op accijns)

In de wet op accijns wordt onder artikel 65 het verbruik vrijgesteld van accijnsgoederen die als grondstof worden ingezet voor het produceren van niet-accijnsgoederen. Voor een deel gaat het hierbij om het non-energetisch verbruik van LPG in stoomkrakers (vorig jaar onderdeel van de bredere vrijstelling met budgettair belang van 14 miljard, zie ook tekstbox 23.4). Het budgettair belang hiervan is gekwantificeerd in bovenstaande tabel.

Btw-vrijstelling internationaal personenvervoer (schepen en luchtvaartuigen)

Het vervoer van personen is dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt (artikel 6c, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 48, btw-richtlijn). Voor het vervoer van personen per vliegtuig en per zeeschip moet voor het btw-tarief onderscheid worden gemaakt tussen binnenlandse- en buitenlandse vluchten/bootreizen. Binnenlandse vluchten/bootreizen zijn belast tegen het algemene btw-tarief. Vluchten/bootreizen naar of vanuit het buitenland zijn belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post b-3 behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit btw-nultarief houdt in dat ondernemers geen btw in rekening hoeven te brengen over hun diensten, maar wel recht hebben op aftrek van voorbelasting. Vanwege uitvoeringsproblematiek maken lidstaten gebruik van het btw-nultarief voor vluchten naar of vanuit het buitenland. De toepassing van het btw-nultarief is echter niet verplicht op grond van de btw-richtlijn. In theorie is het dus denkbaar dat Nederland afziet van het toepassen van dit btw-nultarief. Dit zou echter betekenen dat voor alle vluchten vanuit en naar Nederland moet worden vastgesteld welk gedeelte boven Nederlands grondgebied is gevlogen, want alleen dat gedeelte is belastbaar met Nederlandse btw. Dit is echter vrijwel niet uitvoerbaar. Bovendien is het gedeelte van een internationale reis dat plaatsvindt op of boven Nederlands grondgebied veelal beperkt, wat gevolgen heeft voor de afweging van heffing versus uitvoering. De discussie over btw op luchtvaart wordt in Europees verband al tientallen jaren gevoerd, tot op heden echter zonder dat dit heeft geleid tot een andere werkwijze. Het budgettaire belang in de vorige miljoenennota omvat de volledige vlucht en niet alleen het gedeelte in Nederland. Bij deze raming is daar wel rekening mee gehouden, waardoor de raming van dit jaar (veel) lager uitvalt.

Vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers

De bpm kent een vrijstelling voor nieuwe bestelauto’s die door ondernemers worden aangeschaft. Per 1 januari 2025 vervalt deze vrijstelling en wordt de grondslag van de bpm voor bestelauto’s omgevormd van catalogusprijs naar CO2-uitstoot.

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

In de mrb geldt een verlaagd tarief voor bestelauto’s van ondernemers. Dit verlaagd tarief geldt ongeacht de aandrijflijn, gezien alleen het voertuiggewicht de grondslag is. Wel zorgt deze regeling ervoor dat ook voor fossiele voertuigen een lagere mrb hoeft te worden betaald. Hierdoor wordt indirect het gebruik van fossiele brandstof lager belast. Tot en met 2024 geldt een vrijstelling voor alle emissievrije bestelauto’s (en in 2025 geldt een kwarttarief).

Overige bijzondere regelingen bpm/mrb

Er gelden een aantal bijzondere regelingen (teruggaveregelingen, kwarttarieven, etc.) in de mrb en bpm voor specifieke voertuigen. Deze regelingen zijn niet specifiek voor fossiele brandstof voertuigen. Wel zorgen deze regelingen ervoor dat voor die voertuigen geen of een lagere autobelasting hoeft te worden betaald, waardoor indirect het gebruik van fossiele brandstof lager wordt belast. Met het Belastingplan 2024 is wettelijk vastgelegd dat een aantal bijzondere regelingen zullen worden versoberd:

  1. Het kwartarief voor kampeerauto in de MRB wordt versoberd naar een halftarief vanaf 2026.
  2. Het kwartarief in de mrb voor paardenvervoer komt te vervallen vanaf 2026,
  3. De mrb vrijstelling voor oldtimers wordt vanaf 2028 versoberd naar een vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988.
  4. De teruggave voor geldtransport in de bpm wordt per 2026 afgeschaft.
  5. Het nihiltarief in de mrb voor OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas wordt per 2030 afgeschaft.
  6. De verlaagde brandstoftoeslag in de mrb voor personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG vervalt per 2026.

Box 23.4 Niet opnemen non-energetisch verbruik minerale olïen (waaronder nafta) in Tabel 23.3

In de Miljoenennota 2024 is het niet heffen van accijns over het non-energetisch verbruik van nafta als fossiele regeling aangemerkt. In het geactualiseerde overzicht (zie tabel 23.3) is deze fossiele regeling niet meer opgenomen, omdat het onderscheid tussen de inventarisatiebenadering en de externe kosten benadering in het geactualiseerde overzicht scherper is aangebracht. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

Het budgettair belang van de regeling (14 miljard euro) is vorig jaar berekend op basis van het volume grondstoffen dat in stoomkrakers wordt ingezet. Verreweg het grootste deel van input aan oliepro­ ducten in de stoomkraker bestaat uit nafta en aardgasconcentraat. Daarnaast wordt in hetzelfde productieproces ook LPG non-energetisch ingezet. Nafta en aardgascondensaat worden echter niet gebruikt als motorbrandstof of verwar­mingsbrandstof en vallen daarmee niet onder de reikwijdte van accijns. De Wet op de accijns en de richtlijn Energiebelasting hebben namelijk betrekking op minerale oliën die worden gebruikt als verwarmings- of motorbrandstof. In dit geval gaat het dus niet om een specifieke fiscale vrijstelling (waar in de inventarisatiebenadering naar wordt gekeken). Het niet belasten van nafta en aardgascondensaat hoort daarom beter thuis in de externe kostenbenadering (non-energetische inzet van fossiele energie), dan in de inventarisatiebena­dering.

Het budgettair belang van de totale non-energetische inzet van fossiele energie ligt in de externe kostenbenadering lager dan vorig jaar berekend in de inventarisatiebenadering, door het verschil in de gebruikte referentieprijs. Vorig jaar is voor nafta gerekend met het accijnstarief voor lichte olie en dat tarief ligt hoger dan de referen­ tieprijs voor externe kosten waar in de externe kostenbenadering dit jaar mee is gerekend.

Zoals vorig jaar benoemd in de Miljoenennota 2024, bevat de wet op de accijns wel een expliciete vrijstelling voor het verbruik van accijnsgoederen die als grondstof worden ingezet voor het produceren van niet accijnsgoederen. Deze regeling is in het geactua­liseerde overzicht van de inventarisatiebenadering wél opgenomen als fossiele regeling voor het deel dat gaat over het hierboven beschreven non-energetisch verbruik van LPG in stoomkrakers.

Maatregel Budgettaire omvang per jaar (2024) Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?
Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)* 2.706 Nee
Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC)* 186 Ja
Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing) Niet bekend Ja

Toelichting regelingen overzichtstabel 3

Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)

Binnen het ETS dienen bedrijven die rechtstreeks CO2 uitstoten te beschikken over emissierechten. Indien meer emissierechten nodig zijn dan het bedrijf beschikbaar heeft, dient een bedrijf deze certificaten te kopen of CO2-reducerende maatregelen te treffen. Om te voorkomen dat bedrijven die op de wereldmarkt concurreren hun productie naar buiten Europa verplaatsen (waardoor koolstoflekkage kan optreden), krijgen bepaalde industriële sectoren gratis emissierechten toegedeeld, o.b.v. de uitstoot van de 10% bedrijven met de laagste CO2-emissie per product. Er zijn drie categorieën sectoren die gratis rechten ontvangen. Voor sectoren waar geen significant risico op koolstoflekkage is vastgesteld, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2030. Voor sectoren waar wel een significant risico op koolstoflekkage is vastgesteld, maar de recent ingestelde Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) alternatieve bescherming biedt tegen koolstoflekkage, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2034. Voor de overige sectoren (significant risico op koolstoflekkage, geen bescherming via CBAM) wordt een dalende hoeveelheid gratis emissierechten verstrekt tot en met 2040. Na 2040 is het ETS plafond nihil en worden er dus geen nieuwe ETS rechten meer verleend (gratis noch geveild).

Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC)

Het Europese systeem van emissiehandel verplicht Europese elektriciteitsproducenten om emissierechten aan te kopen voor hun CO2-uitstoot. De kosten hiervan berekenen deze producenten door in de groothandelsprijzen voor elektriciteit. Dit verhoogt de elektriciteitskosten voor onder meer bedrijven binnen de EU. Zij ervaren daarom mogelijk een concurrentienadeel ten opzichte van ondernemingen uit landen buiten de EU. Dit veroorzaakt een risico op verplaatsing van productie van elektriciteits-intensieve bedrijven van binnen de EU naar buiten de EU, en daarmee gepaard gaande koolstoflekkage. De regeling Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC-ETS) verlaagt dit risico door de indirecte ETS-kosten die bedrijven maken bij hun productie te compenseren. De regeling is beschikbaar voor bedrijven uit specifieke bedrijfssectoren die zijn vastgesteld door de EC en is in Nederland in 2024 weer eenjarig opengesteld waarbij het compensatie uitkeert voor de indirecte kosten gemaakt in 2023. Het genoemde budget betreft een prognose op basis van productiecijfers in voorgaande jaren en de EU-ETS prijs van 2023.

Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing)

De (niet-fiscale) investeringsaftrek voor investeringen in het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee kan alleen worden toegepast bij de berekening van de specifieke afdracht van het winstaandeel, wat een extra heffing voor mijnbouwbedrijven is krachtens de Mijnbouwwet naast de vennootschapsbelasting. Dit leidt voor mijnbouwondernemingen tot een hoge(re) effectieve belastingdruk dan voor andere ondernemingen die alleen vennootschapsbelasting afdragen. Met de investeringsaftrek wordt beoogd het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee te stimuleren. De verwachting is dat aardgas de komende decennia nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens in Nederland. Gaswinning uit kleine velden op de Noordzee maakt Nederland minder afhankelijk van gaswinning uit het buitenland en draagt daarmee bij aan energieleveringszekerheid. Daarnaast is de CO2-voetafdruk van geïmporteerd gas door de lange transportafstanden aanzienlijk groter dan die van in Nederland gewonnen gas. Uit de analyse van CE-Delft (november 2022) blijkt dat gaswinning op de Noordzee per saldo een positief effect heeft op de uitstoot van emissies vergeleken met de situatie waarin gas uit Rusland of de Verenigde Staten wordt geïmporteerd.


  1. __Met de term ‘ondoelmatige keuzes of onbedoelde uitkomsten’ wordt bedoeld dat de inconsistentie in de regels dusdanig groot is, dat een ineffectieve beleidsoptie toch beter scoort dan een effectieve optie. Hierbij is in ieder geval sprake, maar niet uitsluitend, wanneer de kosten/baten van het kruiseffect van de beleidsoptie de directe kosten/baten geheel domineren. In de praktijk betekent dit dat indien er sprake is van niet­fiscaal beleid dat een direct effect heeft op de grondslag van een heffing dan wel via een inhoudelijke relatie die grondslag beïnvloedt, er ruimte is om te bezien of 1) dit voldoende budgettair significant is om mee te wegen in de kosten van de maatregel en 2) noodzakelijk is om een eerlijke afweging tussen verschillende instrumenten mogelijk te maken. Een besluit hierover wordt gemaakt door de minister van Financiën.↩︎

  2. __Subsidie-elementen in opbrengsten uit staatsvermogen (rente, dividend, delfstofbaten en veilingopbrengsten) die mogelijk gederfde opbrengsten impliceren, dienen vooraf inzichtelijk te zijn gemaakt met het oog op de integrale afweging tijdens het hoofdbesluitvormingsmoment.↩︎

  3. __Conform de defintie in European Standard of Accountants 2010. Pagina 44 ESA 2010↩︎

  4. __Toetsingskader Risicoregelingen Rijksoverheid↩︎

  5. __Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2025 zijn de kasontvangsten van februari 2025 tot en met januari 2026 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting en de erf- en schenkbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.↩︎

  6. __De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.↩︎

  7. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 35 300 nr. 2↩︎

  8. __Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen wordt zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.↩︎

  9. __Dit komt doordat het budgettaire belang van meerdere regelingen dus de situatie met en zonder die meerdere regelingen zou zijn. Als de belastingsoort progressief (degressief) is dan zal in de situatie zonder de meerdere regelingen een groter deel in hogere schijven valt ten opzichte van de situatie waar we per regeling de situatie met en zonder vergelijken (in dat geval valt de budgettaire derving in lagere schijven). Het optellen van bijvoorbeeld het budgettaire belang van alle regelingen in de inkomstenbelasting zoals gedaan wordt in tabel 10.3.1 geeft daarom een ondergrens van het budgettaire belang van deze regelingen.↩︎

  10. __Stability and Growth Pact - European Commission (europa.eu)↩︎

  11. __Kamerstuk 21501-07, nr. 2004↩︎

  12. __Kamerstuk 21501-07, nr. 2009↩︎

  13. __In de berekening van het uitgavenpad wordt rekening gehouden met bepaalde ex-ante waarborgen voor aanpassing van het saldo en/of de schuld – afhankelijk van de uitgangspositie van het saldo en de schuld. Deze waarborgen dienen als ondergrens in de begrotingsopgave en zorgen voor opbouwen van voldoende begrotingsbuffers om economische schokken op te vangen.   ↩︎

  14. __Afwijkingen van het uitgavenpad worden bijgehouden in een controlerekening. Afwijkingen zijn toegestaan tot de volgende drempelwaarden: maximaal 0,3% bbp jaarlijks en 0,6% bbp cumulatief.↩︎

  15. __Stability and growth pact: Council launches excessive deficit procedures against seven member states - Consilium (europa.eu)↩︎

  16. __Brief aan Eerste of Tweede Kamer - Planning budgettair-structureel plan voor de middellange termijn (overheid.nl)↩︎

  17. __Geannoteerde agenda Ecofinraad↩︎

  18. __Kamerbrief (20 juni 2024). Volledige verkoop TenneT Duitsland niet geslaagd II, 2023-2024, 28 165 nr. 426.↩︎

  19. __Kamerbrief (20 juni 2024). Volledige verkoop TenneT Duitsland niet geslaagd II, 2023-2024, 28 165 nr. 426.↩︎

  20. __Zorguitgaven, ons een zorg? (cpb.nl)↩︎

  21. __VZinfo. Mentale Gezondheid | Mentale problemen. Mentale gezondheid | Mentale problemen | Volksgezondheid en Zorg (vzinfo.nl)↩︎

  22. __Centaal Bureau voor de Statistiek. Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken. StatLine - Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken (cbs.nl)↩︎

  23. __Mogelijke verklaringen voor deze toename worden in het IBO onderzocht.↩︎

  24. __Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2021). Kiezen voor houdbare zorg. Mensen, middelen en maatschappelijk draagvlak.↩︎

  25. __Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2021). Kiezen voor houdbare zorg. Mensen, middelen en maatschappelijk draagvlak.↩︎

  26. __Trimbos Instituut. Arbeid en mentale gezondheid. Arbeid en mentale gezondheid - Trimbos-instituut↩︎

  27. __Trimbos Instituut. Wat is mentale gezondheid? Wat is mentale gezondheid? - Trimbos-instituut↩︎

  28. __Kamerstukken II, 2022-23, 25 424, nr. 632.↩︎

  29. __Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2024). Mentale gezondheid. Factoren die van invloed zijn, met handelingsperspectief voor de overheid.↩︎

  30. __Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2021), Kiezen voor houdbare zorg. Mensen, middelen en maatschappelijk draagvlak.↩︎

  31. __Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2024). Mentale gezondheid. Beïnvloedende factoren met handelingsperspectief voor de overheid.↩︎

  32. __Adviesraad Migratie. (2023). Verkenning: Arbeidsmigratie: Oplossing voor economie en demografie?'; CPB. (2024). Economische dynamiek en Migratie.; Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. (2024). Gematigde groei.↩︎

  33. __Bijv.: Staat van Migratie (2024); Jaarrapportage Arbeidsmigranten (2023); Onderzoeksagenda CPB↩︎

  34. __Momenteel onderzoekt de Adviesraad Migratie hoe een brede welvaartsbenadering voor arbeidsmigratie kan worden geconcretiseerd.↩︎

  35. __Hierbij dient de lifecycle approach gehanteerd te worden en moet rekening worden gehouden met verblijfsduur en impact van conjunctuur.↩︎

  36. __De werkgroep inventariseert een longlist van relevant beleid, zoals het topsectorenbeleid en het degressieve tarief van de energiebelasting, en werkt hiervan een selectie verder uit. Om hierbij focus te behouden worden enkele meest relevante beleidsknoppen nader uitgewerkt.↩︎

  37. __De aanbevelingen van het rapport van de commissie-Roemer, die momenteel in uitvoering zijn, vallen niet binnen de centrale focus van dit IBO. Wel kan worden onderzocht welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn om (indirect) via arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden te sturen op arbeidsmigratie.↩︎

  38. __Idem vorige voetnoot: de focus ligt hier niet op de aanbevelingen van de commissie-Roemer, maar op maatregelen die in aanvulling daarop kunnen bijdragen aan indirecte sturing op arbeidsmigratie.↩︎

  39. __SEO beveelt onder andere aan om het woningwaarderingsstelsel (WWS) en de huurtoeslag te hervormen, de sturing op het woningaanbod van corporaties te vergroten, en daarbij te zorgen voor voldoende middelen. Ook constateert SEO een gebrek aan samenhang van het (huur)beleid gericht op middeninkomens.↩︎

  40. __Dit zijn de drie deeldoelstellingen van het woningmarktbeleid zoals benoemd onder begrotingsartikel 3 Woningmarkt.↩︎

  41. __In het IBO woningbouw en Grond zijn fiches over de investeringscapaciteit uitgewerkt. Hier kan uit worden geput in dit IBO.↩︎

  42. __De Beleidsdoorlichting van artikel 3 van BZK bevat hiervoor al veel waardevolle informatie. In het voorjaar van 2025 worden tevens de resultaten van CBS WoON2024 verwacht met veel inzichten ten aanzien van de samenstelling van huishoudens, de huisvestingssituatie, de woonwensen, de woonlasten en het verhuisgedrag.↩︎

  43. __Een van de aanbevelingen uit de Beleidsdoorlichting van artikel 3 was tevens om te bezien of een meer concrete doelstelling aan vraaggerichtheid kon worden gegeven.↩︎

  44. __Hierbij is de herijking van de NPA in de tweede helft 2024 een belangrijke bron.↩︎

  45. __Begroting 2025.↩︎

  46. __De beleidsdoorlichting van SEO van artikel 3 (2021) en het IBO Sociale huur (2016) bevatten meerdere hervormingen van de huurtoeslag.↩︎

  47. __In verband met het werk dat al is verricht op de toekomst van het toeslagenstelsel.↩︎

  48. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 847, nr. 1198.↩︎

  49. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 655.↩︎

  50. __Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 766.↩︎

  51. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 637, nr. 646.↩︎

  52. __Kamerstukken II, 2023-2024, 31 288, nr. 1149.↩︎

  53. __Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1177.↩︎

  54. __Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1230.↩︎

  55. __Kamerstukken II, 2022-2023, 26 407, nr. 149.↩︎

  56. __Kamerstukken II, 2023-2024, 31 524, nr. 590.↩︎

  57. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 IX, nr. 38.↩︎

  58. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 4.↩︎

  59. __Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1.↩︎

  60. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 6 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 4.↩︎

  61. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 15 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 47.↩︎

  62. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 140, nr. 180.↩︎

  63. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 140, nr. 170.↩︎

  64. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 140, nr. 179.↩︎

  65. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 173.↩︎

  66. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 410, nr. 85.↩︎

  67. __Kamerstukken II, 2022-2023, 28 741, nr. 92.↩︎

  68. __Kamerstukken II, 2022-2023, 28 741, nr. 106.↩︎

  69. __Kamerstukken II, 2022-2023, 31 293, nr. 669.↩︎

  70. __Kamerstukken II, 2023-2024, 31 293, nr. 727.↩︎

  71. __Kamerstukken II, 2022-2023, 29 389, nr. 118.↩︎

  72. __Kamerstukken II, 2023-2024, 32 620, nr. 289.↩︎

  73. __Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362, nr. 328.↩︎

  74. __Kamerstukken II, 2020-2021, 32 813, nr. 689.↩︎

  75. __Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1147.↩︎

  76. __Kamerstukken II, 2020-2021, 34 919, nr. 77.↩︎

  77. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 124, nr. 12.↩︎

  78. __Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570-VIII, nr. 213.↩︎

  79. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925-VIII, nr. 144.↩︎

  80. __Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682-VIII, nr. 82.↩︎

  81. __Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682, nr. 88.↩︎

  82. __Kamerstukken II, 2020-2021, 25 268, nr. 199.↩︎

  83. __Kamerstukken II, 2020-2021, 34 430, nr. AC.↩︎

  84. __Kamerstuk 32813-1235↩︎

  85. __Kamerstuk 32813-1401↩︎

  86. __Klimaatverandering in de prijzen? – PBL (2021)↩︎

  87. __https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2023/10/20/ramingstoelichtingen-fossiele-subsidies↩︎

  88. __In de Wet op de accijns is voor LPG een accijnstarief opgenomen per 1.000 kg. In de praktijk wordt vloeibaar gemaakt petroleumgas veelal verhandeld in liters. De soortelijke massa voor LPG is op basis van de beleidsregels accijns 0,54. Het tarief per 1.000 liter LPG is daarom: € 344,74 * 0,54 = € 186,16 in 2023.↩︎