Verslag van een schriftelijk overleg over Publicatie Onderzoeksraad voor Veiligheid 'Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden'(Kamerstuk 28089-300)
Gezondheid en milieu
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D32050, datum: 2024-09-09, bijgewerkt: 2024-09-11 10:35, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28089-320).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: G.B. Koerselman, adjunct-griffier
- Beslisnota bij Kamerbrief over Publicatie Onderzoeksraad voor Veiligheid 'Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden'(Kamerstuk 28089-300)
- Reactie aanbevelingen verbeteren gezondheid omwonenden
Onderdeel van kamerstukdossier 28089 -320 Gezondheid en milieu.
Onderdeel van zaak 2024Z13132:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-10 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-11 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-26 10:16: Tweeminutendebat Publicatie Onderzoeksraad voor Veiligheid "Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden" (28089-320) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2024-10-03 13:36: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 320 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 september 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 23 mei 2024 over Publicatie Onderzoeksraad voor Veiligheid «Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden» (Kamerstuk 28 089, nr. 300).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 juni 2024 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 9 september 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties reactie van de bewindspersoon
PVV-fractie
1.
De leden van de PVV-fractie willen weten welke bedrijven allemaal informatie moeten publiceren om te voldoen aan de aanbevelingen van de OvV en op welke manier deze inzichtelijk dienen te worden gemaakt.
De Actieagenda Industrie en Omwonenden beschrijft de aanpak die naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) is ingezet. De insteek van de actieagenda is generiek. Dat betekent dat de uitkomsten consequenties kunnen hebben voor meer bedrijven dan de drie die in het onderzoek aan de orde komen (Tata Steel, Chemours en Asfalt Productie Nijmegen). Tegelijkertijd kan op dit moment nog niet precies worden geduid wat het effect is op de lastendruk. De onderzoeken die in het kader van de actieagenda zullen worden opgesteld en de op basis daarvan te nemen besluiten zullen dit duidelijk maken.
2.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de provincie Noord-Holland een gezamenlijk gesprek over dilemma’s rondom maatschappelijk geaccepteerde gezondheids- en milieuschade noodzakelijk acht. Hoe wil de Minister hier invulling aan geven?
Dit gezamenlijke gesprek krijgt een plaats in het in de Actieagenda Industrie en Omwonenden aangekondigde platform Leefomgeving- en Industriedialoog. Specifiek voor de milieuproblematiek rond Tata Steel geldt dat het Ministerie van IenW nauw met het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, de provincie Noord-Holland en de IJmondgemeenten samenwerkt aan het verbeteren van de milieusituatie. Daarbij wordt ook van gedachten gewisseld over dit soort vragen.
3.
De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre het RIVM-kennisnetwerk en GGD’en toegankelijk zijn voor het bedrijfsleven of hoe het anders toegankelijker gemaakt zou kunnen worden.
Een goede samenwerking tussen bedrijven, overheid en kennisinstellingen is essentieel voor goed werkend beleid rondom industrie en gezondheid. Waar dit toegevoegde waarde heeft, is er zeker contact met bedrijven, voor zover dat mogelijk is binnen de onafhankelijke rol die RIVM en GGD’en hebben.
GGD’en werken in opdracht van overheden. Deze overheden bepalen of adviezen van de GGD gepubliceerd worden. Het is daardoor niet altijd zo dat kennis automatisch beschikbaar komt voor bedrijven. In het kader van de OvV-actieagenda en de Verkenning Versterking GGD wordt daarnaast meegenomen of een aanpassing van de publicatie van onderzoeken en informatie wenselijk en haalbaar is, o.a. door het opstellen van een brede kennisagenda.
4.
De leden van de PVV-fractie hebben een goede gezondheid voor iedereen hoog in het vaandel en vragen dan ook hoe de Minister kijkt naar het begrip «gezond genoeg». Deze leden zien dat er in het OvV-rapport wordt voldaan aan de gestelde eisen, maar vragen wanneer er sprake is van een acceptabel risiconiveau. Hoe wordt dit vastgesteld en door wie?
Het streven naar een gezonde leefomgeving roept de vraag op «wat is gezond genoeg?». Op verzoek van het Ministerie van IenW zal de Gezondheidsraad zich buigen over deze vraag en daarin zowel kijken naar objectieve maatstaven (maatschappelijke kosten en baten) als naar de perceptie en de aanvaardbaarheid van gezondheidsrisico’s onder inwoners. Het ministerie wil dit gebruiken om gezondheid een volwaardige plek te geven in beleid.
5.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is wat betreft de verschillende acties die zijn aangekondigd in de Actieagenda Industrie en Omwonenden.
De actieagenda bevat een groot aantal onderzoeken. Deze onderzoeken worden uitbesteed aan de markt en zijn recent gegund. Naar verwachting kan een groot deel van de onderzoeken eind dit jaar of begin volgend jaar worden afgerond. Voorafgaand aan het Commissiedebat Leefomgeving van 11 september zal er een brief aan de Kamer worden gezonden met een benadering van de tijdlijn voor deze onderzoeken, in lijn met de motie van het lid Grinwis.1 Voor actielijn 1 «een goede buur» is momenteel een verkenning bij het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving in gang gezet. Het streven is om te komen tot een Platform «Leefomgeving en Industrie Dialoog». De andere acties zitten momenteel in de onderzoeksfase. Begin 2025 zijn de eerste resultaten naar verwachting beschikbaar. De laatste resultaten worden eind 2025 verwacht. Deze zullen worden gedeeld met de Tweede Kamer.
6.
De leden van de PVV-fractie vragen in hoeverre het mogelijk afdwingbaar is dat Tata Steel zijn kennis over emissies transparant maakt, hetgeen gevraagd wordt in de aanbevelingen.
Grote industriële bedrijven, waaronder Tata Steel, hebben al een wettelijke plicht om het bevoegd gezag in het kader van de vergunningaanvraag te informeren. Het bedrijf moet de monitoringsgegevens regelmatig beschikbaar stellen aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt hierover voorschriften op in de vergunning en beoordeelt of het bedrijf hieraan voldoet. Verder moeten deze bedrijven jaarlijks verplicht rapporteren over hun emissies op grond van Europese regelgeving. Deze gegevens moeten worden aangeleverd bij emissieregistratie.nl en worden actief openbaar gemaakt op de site van het Europees Milieuagentschap. In het kader van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt onderzocht of het wenselijk is deze informatieverplichting verder te versterken, zodat het bevoegd gezag zijn rol op dit vlak beter kan uitvoeren.
7.
De leden van de PVV-fractie zien dat de provincie Noord-Holland heeft aangegeven tegen de grenzen van haar mogelijkheden aan te lopen en dat zij daarbij verwijst naar een aantal voorbeelden. Welke mogelijkheden heeft de Minister in huis om toch te voldoen aan de gestelde aanbevelingen?
De provincie Noord-Holland heeft de afgelopen jaren een groot aantal vergunningen van het bedrijf aangescherpt. Daarbij heeft zij aangegeven dat de mogelijkheden uit het huidige wettelijk kader vrijwel zijn opgebruikt. Zoals eerder vermeld aan de Kamer, wordt op dit moment door de provincie nog gewerkt aan het aanscherpen van vergunningen, zoals bij de Kooksfabriek 1.
Op korte termijn zullen twee nieuwe Europese richtlijnen in Nederlandse regelgeving worden geïmplementeerd, namelijk de richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Luchtkwaliteit. Daarnaast gaat Europa op termijn van start met het actualiseren van de BBT-conclusies voor IJzer en Staal. Naar verwachting biedt deze nieuwe regelgeving handvatten voor het bevoegd gezag om de vergunningen verder aan te scherpen.
Ook wordt er via de totstandkoming van maatwerkafspraken actief gewerkt aan het verbeteren van de situatie in de IJmond, door met Tata Steel afspraken te maken over het realiseren van een aantal bovenwettelijke milieumaatregelen. Deze moeten de gezondheidsrisco’s in de IJmond fors verminderen.
Daarnaast zijn er een aantal generieke verbetertrajecten. In de Actieagenda Industrie en Omwonenden, is onder de actielijn «minder hinder, schone lucht» een aantal acties aangekondigd dat kan leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare wetgeving. De OvV geeft zelf in haar reactie aan positief te zijn over deze initiatieven.
Ook vindt er op dit moment een onderzoek plaats, waarin de praktijk betrokken wordt, naar de juridische mogelijkheden om het huidige wettelijke kader te versterken. De huidige inzichten uit dit onderzoek treft u in een bijlage bij deze beantwoording.2
Tenslotte is in 2023 het overleg Beleid Uitvoering Milieu (BUM) gestart waar knelpunten in de uitvoering worden besproken. Deelnemers zijn directeuren van het Ministerie van IenW, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), Omgevingsdienst NL en een aantal omgevingsdiensten.
8.
De leden van de PVV-fractie constateren dat het rapport spreekt van een gezonde leefomgeving voor omwonenden en stelt dat de genoemde bedrijven voldoen aan de voorschriften, maar ondertussen is er onvoldoende inzicht in wat bedrijven daadwerkelijk uitstoten, terwijl er tegelijkertijd ook sprake dient te zijn van een goed economisch verdienmodel en tevens gestreefd dient te worden naar een duurzame en gezonde leefomgeving. Welke mogelijkheden ziet de Minister op basis van het Hoofdlijnenakkoord om hieraan tegemoet te komen?
De directe leefomgeving – een leefomgeving waarin we wonen, werken en recreëren – is voor mij een belangrijk thema. Onze leefomgeving moet schoon, veilig en gezond zijn. Daarom wordt in lijn met het hoofdlijnenakkoord gewerkt aan:
• Consistente en snelle implementatie van nieuwe Europese eisen. Daarbij wordt bekeken of met de implementatie administratieve lasten voor de samenleving en de uitvoering beperkt kunnen worden, bijv. bij nieuwe BBT-conclusies.3
• Vermindering van giftige stoffen in de leefomgeving: er wordt onderzoek gedaan naar stoffen en de impact daarvan op de gezondheid en er worden mogelijkheden voor lokale overheden ontwikkeld om hierbij adequaat en zelfstandig als democratisch gelegitimeerde overheidsorganen te functioneren.4
• Bedrijfsspecifieke emissiedoelen, die worden omgezet in beleid- en regelgeving waar dat nodig is. Dit kan ook bijdragen aan het verbeteren van de directe leefomgeving.5
• Aandacht voor de beschikbaarheid van schoon en gezond zoetwater bij de versterking van de leefomgeving.6
• Blijvende dialoog tussen omwonenden, bedrijven en overheden over problemen in de leefomgeving.7
• Maatwerkafspraken met de industrie worden voortgezet en krijgen meer vorm. Hierin worden ook afspraken gemaakt over het verbeteren van de directe leefomgeving, bijvoorbeeld rond Tata Steel.8
• Tot slot (zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 19 maart 20249) is gestart met de voorbereiding van een wetswijziging waarmee de stelselverantwoordelijkheid voor het VTH-stelsel van het Rijk concreet verder geïnstrumenteerd wordt. Er wordt daarbij ook bekeken of voldoende onafhankelijke gegevens beschikbaar zijn om toezicht te houden op de kwaliteit van de leefomgeving en welke verbetermogelijkheden er zijn in de systematiek.
9.
De leden van de PVV-fractie merken uit de verschillende reacties van de aangeschreven overheden op dat er niet uniform één lijn wordt getrokken met betrekking tot handhaving. Deze leden vragen of er sprake is van uniformiteit of dat er een verschil is in de methodiek van handhaving.
Provincies en gemeenten zijn bevoegd gezag voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) van milieutaken. De uitvoering van de milieutaken die vallen onder het basistakenpakket moeten door provincies en gemeenten op grond van de Omgevingswet verplicht worden belegd bij omgevingsdiensten. Voor de uitvoering van VTH van de milieutaken die onder het basistakenpakket vallen, moeten de provincies en gemeenten die deelnemen in een omgevingsdienst gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststellen.10 In 2022 is de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) vastgesteld als vervanging van de Landelijke Handhavingsstrategie. Het gebruik van de LHSO zorgt ervoor dat handhavende instanties de handhaving zo uniform mogelijk aanpakken.
10.
De leden van de PVV-fractie concluderen dat de Minister meer kennis wil uitwisselen tussen de bevoegde gezagen, maar vragen of dit een punt van zorg is in de Actieagenda.
Als stelselverantwoordelijke voor milieu vind ik het van belang dat voldoende kennis- en informatie-uitwisseling tussen bevoegde gezagen plaatsvindt. Uit het OvV-rapport, maar ook de eerdere onderzoeken van o.a. de heer Van Aartsen11, blijkt dat hier verbetering mogelijk is. Met de actielijn «Meten en Weten» worden daarom verschillende acties om de informatiepositie van het bevoegd gezag te sterken aangekondigd, inclusief het onderling uitwisselen van informatie. Daarnaast zijn de ontwikkeling van de informatievoorziening en het opzetten van een kennisinfrastructuur belangrijke trajecten in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP-VTH).
11.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de nieuwe Staatssecretaris invulling of gehoor gaat geven aan de gedane aanbevelingen en willen weten hoe de voortgang verloopt, met name op het gebied van kennisopbouw, kennisniveau en kennisverspreiding.
De acties onder de actielijn «Meten en Weten» in de actieagenda dragen het meeste bij aan deze onderwerpen. Momenteel bevinden deze zich in de onderzoeksfase. De eerste uitkomsten worden begin 2025 verwacht en zullen dan worden gedeeld met de Kamer.
12.
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van de aanbevelingen waarin gesteld wordt dat de gezondheid van omwonenden beschermd dient te worden en vragen of het intussen al duidelijk is of het juridisch mogelijk is om het beschermen van de gezondheid van omwonenden afdwingbaar te maken in de bestaande afgegeven vergunningen.
Het is van belang dat in vergunningen scherp en up-to-date zijn: handhaving is namelijk alleen mogelijk op het moment dat niet aan vergunningen wordt voldaan. Daarom is het van belang om ervoor te zorgen dat gezondheid voldoende meeweegt in de vergunningverlening. Dat is op dit moment nog niet altijd het geval en het kabinet wil dat verbeteren. De inzet is om daarbij maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Dit betekent het transparant meewegen van gezondheid in lokale, regionale en nationale besluitvorming waarbij gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden tot participatie van burgers. Ook wil het kabinet samen met gemeenten en bevoegde gezagen onderzoeken hoe dit in de praktijk het beste kan worden ingevuld en – als dat niet mogelijk blijkt – onderzoeken of het instrumentarium kan worden versterkt.
De voortgangsbrief OVV actieagenda Industrie en Omwonenden gaat hier verder op in.12 Daarin komt ook naar voren dat het kabinet reeds onderzoeken is gestart naar de juridische mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden te beschermen. Voor de volledigheid treft u de bijbehorende bijlage ook bij de beantwoording van deze Kamervragen aan.
Daarnaast start ik in samenwerking met het Ministerie van VWS een verkenning naar hoe de adviesrol van de GGD versterkt kan worden. Bovendien wordt in de actieagenda onderzocht of en hoe de expertise van de GGD beter benut kan worden om de communicatie met en het advies aan omwonenden over gezondheidsbescherming te verbeteren. Tenslotte wordt op verzoek van de Kamer onderzocht13 of een gezondheidseffectrapportage eenzelfde plek als een milieueffectrapportage kan krijgen in de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor industriële bedrijven.
GroenLinks-PvdA-fractie
13.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de OvV concludeert dat er veel stappen zijn genomen, maar dat nog niet alle mogelijkheden binnen het proces van vergunnen, toezicht en handhaven om de gezondheid van omwonenden als uitgangspunt te nemen benut zijn. Hoe gaat de Minister dit verbeteren?
Binnen het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel (IBP-VTH) zijn acties ingezet om het VTH-proces te verbeteren om een gezonde, schone en veilige leefomgeving te waarborgen. Op 30 september 2024 loopt het IBP-VTH af. In de afgelopen twee jaar heeft het IBP-VTH een sterk netwerk gebouwd, acties in gang gezet en veel producten opgeleverd ter versterking van het VTH-stelsel. Over de voortgang van de versterking van het VTH-stelsel is de Kamer periodiek geïnformeerd. Het laatst gebeurde dit bij Kamerbrief van 27 juni jl.14.
Hiernaast wordt in de Actieagenda Industrie en Omwonenden, onder de actielijn «meten en weten» een aantal acties aangekondigd die gaan over de kennisopbouw en het kennisniveau bij bevoegde gezagen en omgevingsdiensten. Ook wordt onder de actielijn «minder hinder, schone lucht» een aantal acties aangekondigd die zullen leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare wetgeving. De OvV geeft zelf in haar reactie aan positief te zijn over deze initiatieven in de actieagenda.
14.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de OvV concludeert dat aanbeveling 5 niet volledig is uitgevoerd. Zo schrijft de OvV dat de Staatssecretaris niet concreet is ingegaan op wat er nog meer kan worden gedaan om de capaciteit te vergroten ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van industriële bedrijven. Deze leden geven al lange tijd aan dat de capaciteit bij omgevingsdiensten vergroot dient te worden. Hoe kijkt de Minister naar deze conclusie? En hoe staat het met de uitvoering van de motie-Gabriëls c.s. (Kamerstuk 36 410 XII, nr. 39) om in aanloop naar de begroting van 2025 te bezien of structurele aanvullende bekostiging mogelijk is voor de versterking van de kwaliteit van de omgevingsdiensten?
De eigenaren en opdrachtgevers van omgevingsdiensten (provincies en gemeenten) zijn ervoor verantwoordelijk dat de omgevingsdienst voldoende is toegerust op de uitvoering van haar taken. Dit omvat mede het faciliteren van voldoende capaciteit voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De capaciteit is niet overal voldoende. Omgevingsdiensten hebben net als andere organisaties in Nederland te maken met een zeer krappe arbeidsmarkt. Het IBP-VTH lanceert dit jaar een naamsbekendheidscampagne die doorloopt tot in 2025 om het werk van omgevingsdiensten breed onder de aandacht te brengen.
In de Kamerbrief van 19 maart jl.15 is ingegaan op de opvolging van de motie Gabriëls.
15.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ten slotte hoe de nieuwe Staatssecretaris voornemens is om verder invulling te geven aan de aanbevelingen van de OvV. Hoe gaat de nieuwe Staatssecretaris de omgevingsdiensten versterken? En hoe wordt er verder omgegaan met de Actieagenda Industrie en Omwonenden? Worden de aangekondigde onderzoeken nu wel omgezet in concrete actie?
Er wordt opvolging gegeven aan de aanbevelingen door uitvoering van de actieagenda Industrie en Omwonenden. De acties hierin bevinden zich momenteel in de onderzoeksfase. Hiermee worden alle oplossingsrichtingen in kaart gebracht en de kosten en baten afgewogen. In de loop van 2025, als de eerste resultaten van deze onderzoeken beschikbaar zijn, zal hieraan nadere opvolging worden gegeven.
Binnen het IBP-VTH zijn zes robuustheidscriteria vastgesteld waaraan omgevingsdiensten moeten voldoen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincies als eigenaren en opdrachtgevers om voldoende te investeren in de omgevingsdiensten zodat zij op 1 april 2026 robuust zijn. In aanvulling daarop worden financiële middelen beschikbaar gesteld voor de omgevingsdiensten om hen te ondersteunen. Tenslotte wordt er een subsidie voorbereid aan Omgevingsdienst NL voor overkoepelende zaken die alle omgevingsdiensten betreffen, zoals kennisinfrastructuur.
VVD-fractie
16.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de OvV constateert dat op het gebied van potentieel zeer zorgwekkende stoffen de industrieën beperkt ingaan op het investeren in en het opzoeken en invullen van kennislacunes. Deze leden constateren dat juist veel kennis aanwezig is bij de bedrijven over de stoffen en eventuele risico’s van die stoffen. Deze leden vragen de Minister op welke wijze hij in gesprek gaat met de industrie om te bezien hoe samengewerkt wordt op het gebied van het delen van kennis en expertise. Hoe kan de Minister bevorderen dat deze kennis beter wordt gedeeld dan wel dat hier verder in wordt geïnvesteerd?
In het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt ingezet op het beter delen van kennis in de keten. Er wordt onder meer bekeken of beter gebruik kan worden gemaakt van veiligheidsinformatiebladen. Ook nu al kunnen bedrijven intussen via de website van het RIVM gerichte informatie krijgen over chemische stoffen en over de verplichtingen die er bestaan om informatie te verzamelen over stofeigenschappen en het gebruik daarvan.
Voor het beter gebruik maken van vermijdings- en reductieprogramma voor de emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen loopt er ook een project in het Impulsprogramma. In overleg met de industrie is afgesproken dat de daarvoor benodigde algemene informatie per branche voor een aantal branches wordt verzameld. Dit is een samenwerking met Omgevingsdienst Nederland. Over dit onderwerp en ook overigens over kennisdeling wordt regelmatig gesproken in het overleg met het bedrijfsleven in de chemische industrie genaamd de Klankbordgroep Stoffen REACH en ook in een specifiek overleg met enige deelnemers daaruit binnen het Impulsprogramma.
17.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de OvV aangeeft dat de Staatssecretaris in haar reactie op de aanbevelingen niet concreet ingaat op onder meer de uitvoerbaarheid van wetgeving. Deze leden hebben juist in het debat over het rapport «Industrie en omwonenden» vernomen dat er nog veel verbeteringen mogelijk zijn als het gaat om de uitvoerbaarheid en dus het beter gebruik van de huidige wet- en regelgeving. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden er zijn om, in samenwerking met de omgevingsdiensten, de uitvoerbaarheid van de wet- en regelgeving te verbeteren?
In de Actieagenda Industrie en Omwonenden, is onder de actielijn «minder hinder, schone lucht» een aantal acties aangekondigd dat kan leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare wetgeving. De OvV geeft zelf in haar reactie aan positief te zijn over deze initiatieven.
Daarnaast vindt er op dit moment een onderzoek plaats, waarin de praktijk betrokken wordt, naar de juridische mogelijkheden om het huidige wettelijke kader te versterken. De huidige inzichten uit dit onderzoek treft u in een bijlage bij deze beantwoording.16
In 2023 is het overleg Beleid Uitvoering Milieu (BUM) gestart waar knelpunten in de uitvoering worden besproken. Deelnemers zijn directeuren van het Ministerie van IenW, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), Omgevingsdienst NL en een aantal omgevingsdiensten.
18.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de OvV vindt dat er meer aandacht moet worden besteed aan bedrijven die niet vallen onder Europese wet- en regelgeving, zoals afvalcentrales. Hoe worden deze bedrijven op dit moment meegenomen in nationale wet- en regelgeving? Welke verschillen zijn er tussen de regels die gelden voor bedrijven die wel onder de Europese wet- en regelgeving vallen en de regels die gelden voor bedrijven die hier niet onder vallen? Waarom bestaan deze verschillen? Zou het logisch zijn om deze wet- en regelgeving gelijk te trekken?
Op Europees niveau zijn voor specifieke stoffen en type industriële installaties regels vastgesteld, bijvoorbeeld in de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) of in zogenaamde BREF-documenten (Best Beschikbare Technieken Referentiedocumenten). Lidstaten moeten deze regels overnemen in hun nationale regelgeving en toepassen op de relevante bedrijven. Voor bedrijven waarvoor geen Europese eisen gelden, zijn op nationaal niveau regels vastgelegd in wet- en regelgeving, waarvan een groot deel in de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In sommige gevallen gelden voor bedrijven zowel Europese als nationale regels, bijvoorbeeld omdat er verschillende activiteiten worden uitgevoerd waarvan sommigen Europees zijn genormeerd en andere niet. Verder geldt dat zowel op Europees als op nationaal niveau bij het vaststellen van wet- en regelgeving onder andere wordt gekeken naar technische en financiële haalbaarheid. Omdat die van activiteit tot activiteit verschillen, zijn er ook verschillen in de regelgeving. Europese wet- en regelgeving hebben in dit speelveld elk hun eigen karakter en vullen elkaar aan.
De OvV heeft in het rapport uitspraken gedaan over asfaltcentrales en niet over afvalcentrales. In dit antwoord wordt daarom ingegaan op asfaltcentrales. Hiervoor geldt specifiek het volgende.
Op enkele van de 26 asfaltcentrales in Nederland zijn bovengenoemde Europese eisen van toepassing17. Daarnaast gelden voor alle asfaltcentrales nationale regels, ongeacht of ze wel of niet onder de Europese eisen vallen. Een aantal van deze regels heeft directe werking. Dat wil zeggen dat de eisen uniform zijn en gelden voor alle asfaltcentrales. Daarnaast is er een aantal regels die door het bevoegd gezag in de vergunning moet worden vertaald. Het bevoegd gezag heeft daarbij een zekere afwegingsruimte.
19.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Staatssecretaris heeft aangegeven te bekijken hoe de «onderzoeksplicht» in vergunningen kan worden opgenomen. De OvV geeft aan dat onderzoeksverplichtingen al onderdeel zijn van de vergunning, maar dat dit nog niet het geval is voor onderzoek naar gezondheid van omwonenden. Hoe ziet de Minister de (juridische) uitwerking hiervan voor zich?
Zie het antwoord op vraag 12.
20.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de OvV aangeeft dat de gewenste kennissituatie zou moeten zijn dat er per gevaarlijke stof duidelijk wordt gemaakt wat globaal de bijdrage van ieder bedrijf is aan immissie. Wat zou dit vragen van bedrijven en bevoegd gezagen, bijvoorbeeld qua kosten en capaciteit? Hoeveel verbetering zou dit opleveren ten opzichte van de huidige situatie? Hoe kijkt de Minister naar deze aanbeveling?
Eerder is toegezegd ook te bezien welke rol een immissietoets kan spelen in het verbeteren van de kennissituatie van het bevoegd gezag.18 Deze vraag wordt meegenomen in het onderdeel meten en weten van de Actieagenda Industrie en Omwonenden.
D66-fractie
21.
De leden van de D66-fractie merken op dat uit de reactie van de OvV opnieuw blijkt dat hun aanbevelingen niet in zijn geheel zijn overgenomen. Deze leden willen dat de aanbevelingen in zijn geheel worden overgenomen en uitgevoerd. Alleen zo kan de overheid een begin maken aan het adequaat beschermen van de gezondheid van omwonenden van industrie.
Het vorige kabinet heeft aangegeven dat het OvV-rapport confronterende bevindingen bevat, die gaan over de gezondheid van burgers. Het zijn daarmee ook bevindingen die het kabinet zich als geheel aantrekt en uiterst serieus neemt. Dat geldt uiteraard ook voor het huidige kabinet. Het is om die reden dat het kabinet voortvarend met de drie aan haar gerichte aanbevelingen aan de slag is gegaan. Uit de OvV-publicatie19 over de opvolging van de aanbevelingen blijkt dat het kabinet op koers ligt. De resterende aandachtspunten van de OvV zal ik zoveel mogelijk meenemen in de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden.
22.
De leden van de D66-fractie merken op dat een aantal aanbevelingen de situatie rondom Tata Steel betrof, waar omwonenden worden geconfronteerd met illegale uitstoot van rauwe kooks. De OvV is kritisch over de manier waarop Tata Steel opvolging geeft aan aanbeveling 1. Hierover hebben deze leden nog een aantal vragen. Hoe beoordeelt de Minister in het algemeen de reactie van Tata Steel op het OvV-rapport Industrie en omwonenden? Welke actie heeft Tata Steel tot op heden genomen naar aanleiding van dit rapport? Hoe kijkt de Minister specifiek naar de opvolging van aanbeveling 1 door Tata Steel? Welke data en kennis heeft Tata Steel tot op heden beschikbaar gesteld op het gebied van emissies? Hoe gaat de Minister Tata Steel aanmoedigen of dwingen om alsnog invulling te geven aan de opvolging van deze aanbeveling? Hoe gaat de Minister er concreet voor zorgen dat Tata Steel kennis en (historische) emissies transparant beschikbaar stelt? Zijn er mogelijkheden om dit juridisch af te dwingen?
De OvV constateert dat Tata Steel de aanbevelingen uit haar rapport deels heeft opgevolgd. Op basis van het OvV-rapport en het in september 2023 verschenen RIVM-rapport over de bijdrage van Tata Steel aan de gezondheid van omwonenden20 heeft Tata Steel verder onderzoek gedaan naar manieren waarop zij haar impact op de leefomgeving, ook na uitvoering van de het Roadmap+ verbeterprogramma, verder kan verlagen.21 Over uitvoering van deze plannen wordt op dit moment onderhandeld met het bedrijf in het kader van een mogelijke maatwerkafspraak. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het realiseren van overkappingen, het beperken van piek- en tonaalgeluid en het zo snel mogelijk sluiten van de Kooks2-fabriek.
Tata Steel moet net zoals elk IPPC-bedrijf in Nederland verplicht jaarlijks opgave doen van haar emissies. De gegevens zijn opvraagbaar in de emissieregistratie, zoals ook in antwoord 6 is toegelicht. De Expertgroep Gezondheid IJmond heeft aangekondigd in het najaar een nieuw advies uit te brengen. Ik heb vernomen dat de Expertgroep overweegt om in dit advies onder andere in te gaan op het meten en monitoren van emissies en het transparant maken daarvan. Zodra het advies binnengekomen is, wordt de Kamer hierover geïnformeerd. Ten slotte wordt als onderdeel van de OvV-actieagenda onder de actielijn «meten en weten» bezien hoe het meten en monitoren van industriële emissies in het algemeen verder kan worden versterkt.
23.
De leden van de D66-fractie lezen verder dat Tata Steel ook niet volledig ingaat op de opvolging van aanbeveling nummer 4. Is de Minister bereid om Tata Steel alsnog te verzoeken concreet in te gaan op de manier waarop het communiceert over incidenten, zorgen en klachten? Hoe reflecteert de Minister op de reactie van de provincie Noord-Holland op aanbevelingen 3 en 4? Welke ruimte ziet hij voor de provincie om haar rol als bevoegd gezag sterker neer te zetten? Op welke manier gaat de Minister de provincie daar concreet in ondersteunen?
Ja, ik zal Tata Steel vragen om hier concreet op in te gaan. Wat betreft de provincie Noord-Holland verwijs ik naar de beantwoording van vraag 7.
24.
De leden van de D66-fractie lezen dat ook in het geval van Chemours niet alle aanbevelingen compleet zijn overgenomen. Dit met alle gevolgen van dien voor omwonenden en de PFAS-problematiek in Nederland. Hoe reflecteert de Minister in het algemeen op de opvolging die Chemours geeft aan de aanbevelingen van uit het OvV-rapport? Op welke manier gaat de Minister Chemours aansporen om met concrete acties te komen voor inzicht in de gezondheidsrisico’s van de uitgestoten stoffen of een verlaging van de bijdrage aan blootstelling? Heeft de Minister juridische mogelijkheden om dit af te dwingen?
De Staatssecretaris van IenW heeft begin dit jaar het RIVM opdracht gegeven voor het uitvoeren van een verkennend gezondheidsonderzoek voor de regio Chemours en de Westerschelde. Het RIVM kijkt voor de regio van Chemours wat de zorgen en behoeften van de omwonenden zijn naar aanleiding van de jarenlange PFAS uitstoot door het bedrijf. Daarin worden ook de (oud)werknemers meegenomen.
Op basis van de verkenning zal in het najaar van 2024 de Kamer worden geïnformeerd hoe de Ministeries IenW en VWS opvolging aan het onderzoek zullen geven. In dit proces zijn de lokale overheden en GGD’en nauw betrokken.
Voor wat betreft de verlaging van de bijdrage aan de blootstelling voert het RIVM momenteel een meerjarig landelijk onderzoek uit naar de verschillende blootstellingsroutes van PFAS, zoals voedsel en drinkwater. De resultaten van het brede onderzoeksprogramma moeten leiden tot handelingsperspectieven voor Nederlandse burgers hoe zij hun PFAS-blootstelling kunnen verminderen. De omgeving rondom Chemours wordt hier ook expliciet in meegenomen.
Daarnaast hebben de gemeenten Dordrecht, Molenlanden, Papendrecht en Sliedrecht samen met Chemours op 2 juli jl. een intentieverklaring ondertekend over de aanpak en herstel van de met PFAS verontreinigde moestuinen in de gemeenten. Het onderzoek naar de aanpak van de PFAS-verontreiniging van recreatieplas Merwelanden is daar ook onderdeel van. Dit is een belangrijke eerste stap om de blootstelling van de jarenlange emissies door Chemours voor de inwoners van het gebied te beperken.
Verder is door het RIVM op basis van een opdracht vanuit het Impulsprogramma Chemische Stoffen een rapport gemaakt met een uit het PFAS restrictietraject afgeleide onderbouwing van de schadelijkheid van PFAS emissies. Dit rapport kunnen bevoegde gezagen inzetten bij hun motivering van vergunningvoorschriften voor milieubelastende activiteiten waarbij sprake kan zijn van PFAS emissies. Voor zover er sprake is van PFAS die als Zeer Zorgwekkende Stoffen kunnen worden gekwalificeerd, zijn vergunningverplichtige bedrijven reeds verplicht het bevoegd gezag over de emissies te informeren en om vermijdings- en reductieprogramma’s voor deze emissies te maken.
Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag om te beoordelen of een emissie kan plaatsvinden en onder welke voorwaarden. Wat betreft Chemours is dat de omgevingsdienst DCMR die de beoordeling namens het bevoegd gezag, de Provincie Zuid-Holland, uitvoert. Indien een bedrijf niet voldoet aan de voorwaarden in de vergunning heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om bestuursrechtelijk op te treden met als doel de overtreding ongedaan te maken.
Naast het bestuursrechtelijke instrumentarium kan via het strafrecht worden opgetreden. Het Ministerie van IenW ondersteunt het bevoegd gezag hierbij binnen onze mogelijkheden, indien dat nodig mocht zijn. Het Ministerie van IenW houdt de ontwikkelingen in de praktijk en jurisprudentie goed in de gaten. Ook zal verder onderzoek plaatsvinden naar aanvullende maatregelen of eventuele aanpassingen van regelgeving.
25.
De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van de OvV dat ook de aanbevelingen aan de Staatssecretaris niet in zijn geheel zijn overgenomen. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen. Hoe reflecteert de Minister in het algemeen op de constatering van de OvV dat niet alle aanbevelingen in zijn geheel zijn overgenomen? Is de Minister bereid om alsnog opvolging te geven aan aanbeveling 5 door concreet in te gaan op kennisopbouw en het kennisniveau? Kan de Minister alsnog concreet ingaan op wat er nog meer gedaan kan of zal worden op het gebied van de genoemde capaciteit, en zeker ook uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving?
Ik vind het belangrijk om allereerst te vermelden dat de OvV in het rapport overwegend positief is over de opvolging van de aanbevelingen. In hun reactie heeft de OvV nog niet de volledige doorwerking van de Actieagenda Industrie en Omwonenden kunnen zien. Wel geeft de OvV aan hier enthousiast over te zijn, met name in relatie tot aanbeveling 5.
In de Actieagenda Industrie en Omwonenden, onder de actielijn «meten en weten» wordt een aantal acties aangekondigd die gaan over de kennisopbouw en het kennisniveau bij bevoegde gezagen. Hiernaast wordt onder de actielijn «minder hinder, schone lucht» een aantal acties aangekondigd die zullen leiden tot eenduidigere en beter uitvoerbare wetgeving. Wat betreft het verbeteren van de eenduidigheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving verwijs ik terug naar vraag 17.
Binnen het IBP-VTH wordt een landelijke kennisinfrastructuur voor alle partijen in het VTH-stelsel voorbereid. In het najaar wordt een besluit genomen voor de opbouw van deze kennisinfrastructuur. Verder is sinds kort de ODNL Academie ondergebracht bij Omgevingsdienst NL waarmee opleidingen voor vakspecialisten van alle omgevingsdiensten landelijk worden aangeboden. Deze academie speelt een belangrijke rol in de kennisopbouw en het verhogen van het kennisniveau binnen de omgevingsdiensten. De eigenaren en opdrachtgevers van de omgevingsdiensten (provincies en gemeenten) zijn ervoor verantwoordelijk dat de capaciteit bij omgevingsdiensten op orde is. Ik herken dat de huidige capaciteit van de omgevingsdiensten niet voldoende is. De krappe arbeidsmarkt is ook hier een aandachtspunt. Om deze uitdaging aan te pakken, lanceert het IBP-VTH dit jaar een naamsbekendheidscampagne die doorloopt tot in 2025. Deze campagne is bedoeld om het werk van omgevingsdiensten te promoten.
Partij voor de Dieren-fractie
26.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV concludeert dat nog niet alle mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden als uitgangspunt te nemen benut zijn. De Staatssecretaris geeft hierop aan dat nadere opvolging van de aanbevelingen wordt vormgegeven in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Maar deze Actieagenda bestaat voor het overgrote deel uit «onderzoeken, verkennen en voornemens» en niet uit concrete maatregelen. Kan de Minister hierop reflecteren en per aanbeveling aangeven hoe deze daadwerkelijk uitgevoerd en verder ingevuld zal worden en per wanneer?
De actieagenda Industrie en Omwonenden is een van de belangrijke elementen waarmee invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen van de OvV. De acties hieruit betreffen inderdaad een groot aantal onderzoeken. Dit is belangrijk omdat bij het maken van nieuw beleid en wetgeving alle relevante facetten moeten worden meegenomen. Zo moeten mogelijke oplossingsrichtingen in kaart worden gebracht, gesprekken met belanghebbenden worden gevoerd en de kosten en baten van verschillende opties inzichtelijk worden gemaakt. De eerste onderzoeksuitkomsten zijn begin 2025 beschikbaar, en de laatste uitkomsten eind 2025. Op basis daarvan zullen vervolgstappen worden bepaald.
27.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de OvV aangeeft dat aanbeveling 522 uit het rapport «Industrie en Omwonenden» slechts gedeeltelijk is opgevolgd. De Staatssecretaris gaat in haar reactie op de aanbeveling in mindere mate in op kennisopbouw en kennisniveau. Daarnaast is niet concreet ingegaan in op wat er nog meer gedaan kan of zal worden op het gebied van de capaciteit, en zeker ook uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving. Kan de Minister hier alsnog op ingaan?
Zie het antwoord op vraag 25.
28.
De Staatssecretaris heeft in haar reactie (Kamerstuk 28 089, nr. 267) op het rapport «Industrie en Omwonenden» aangegeven te willen dat er vaker gebruik gemaakt gaat worden van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Echter, in de Actieagenda is niets terug te vinden over tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Deze leden vragen waarom dit hier niet in is opgenomen. De OvV geeft aan dat tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen nuttig kunnen zijn bij vergunning van emissies van potentieel zeer zorgwekkende stoffen (pZZS) en andere stoffen waarvan nog niet bekend is of deze schadelijk zijn voor de gezondheid van omwonenden. Ook is de OvV benieuwd naar de juridische uitwerking en uiteindelijke toepassing van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Kan de Minister hierop reageren? Hoe wordt het voornemen om te gaan werken met tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen uitgewerkt? Per wanneer zullen tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht?
Als onderdeel van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt ook gekeken naar het meewegen van gezondheid in vergunningverlening. De Omgevingswet lijkt hiervoor kansen te bieden. De inzet is om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Dit betekent het meewegen van gezondheid in lokale, regionale en nationale besluitvorming waarbij gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden tot participatie van burgers en het bieden van transparantie. Daarom zal samen met gemeenten en provincies worden onderzocht hoe dit in de praktijk het beste kan worden ingevuld. Indien dat niet mogelijk blijkt zal worden bezien of het instrumentarium kan worden aangepast. Het invoeren van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen is daarbij een van de opties.
29.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen met betrekking tot aanbeveling 723 hoe het inmiddels staat met de onderzoeken die de Staatssecretaris had uitgezet of een wetswijziging nodig is om het voorzorgbeginsel beter in wet- en regelgeving te verankeren. Zullen deze onderzoeken nog steeds uiterlijk eind 2024 naar de Kamer worden gestuurd? Zo nee, waarom niet? En kan de Minister ondertussen alvast voorbereidend werk doen, zodat wanneer blijkt dat een wetswijziging nodig is, hier voortvarend mee aan de slag kan worden gegaan?
Het juridisch onderzoek naar het voorzorgbeginsel loopt. Dit betreft ook de opties die er zijn gekomen met de Omgevingswet. Of er nog extra of gewijzigde regelgeving nodig kan zijn, wordt meegenomen in dit onderzoek. Voor het einde van 2024 zal de Tweede Kamer over de uitkomsten worden geïnformeerd.
30.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV concludeert dat de aanbevelingen door Tata Steel niet geheel zijn opgevolgd. Volgens de OvV komt Tata Steel niet met concrete acties voor verbeteringen op leefniveau. Ook inzicht in blootstelling door historische emissies ontbreekt. Volgens de OvV beschouwt Tata Steel immissie als direct en evenredig gekoppeld aan de emissie, terwijl blootstelling, meer nog dan emissie, bepalend is voor de gezondheidsrisico’s. Op kennislacunes ten aanzien van de effecten van de uitgestoten stoffen gaat Tata Steel volgens de OvV niet in. Ook is Tata Steel niet transparant in het beschikbaar stellen van zijn kennis over (historische) emissies, ten behoeve van het toetsen van de grenswaarden, aldus de OvV. Kan de Minister ervoor zorgen dat op zeer korte termijn deze inzichten wel worden geboden, onafhankelijk worden onderzocht en dat Tata Steel alle aanbevelingen van de OvV per direct volledig opvolgt?
Zie het antwoord op vraag 22.
31.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat Tata Steel in zijn reactie aangeeft dat het voldoet aan wettelijke normen. Tegelijkertijd kan het niet voldoen aan de regels over rauwe kooks en krijgt het daarvoor al jaren dwangsommen opgelegd. Wanneer komt er een definitief einde aan deze voor het milieu en de gezondheid schadelijke overtredingen? Is de Minister het ermee eens dat, aangezien Tata Steel zelf aangeeft dat het niet mogelijk is om het ontstaan van rauwe of ongare kooks te voorkomen, de enige manier om de gezondheid van omwonenden echt te beschermen is door de vergunning van in ieder geval de kooksfabriek 2 per direct in te trekken? Zo nee, waarom niet? Hoe staat het met het onderzoek van de provincie Noord-Holland naar het intrekken van de vergunning voor de kooks- en gasfabrieken van Tata Steel?
De provincie Noord-Holland is het bevoegd gezag voor de vergunning-, toezicht- en handhavingstaken bij Tata Steel. Deze taken worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Op dit moment vinden verdiepende controles plaats rond de onderwerpen inspectie en onderhoud, meldingen milieu en maatregelen rond het voorkomen van ongare kooks.24
Het onderzoek naar mogelijke intrekking van de vergunning voor de kooks- en gasfabriek 2 loopt nog en wordt eind dit jaar verwacht. De Omgevingsdienst heeft Tata Steel daarnaast vorige zomer onder verscherpt toezicht gesteld.
32.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV concludeert dat ook de provincie Noord-Holland de aanbevelingen (onder aanbeveling 3) niet heeft opgevolgd. De provincie neemt volgens de OvV te weinig eigen verantwoordelijkheid en te weinig concrete stappen om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen voor omwonenden te verminderen. Kan de Minister ervoor zorgen dat de provincie ingaat op de reactie van de OvV en alle aanbevelingen wel opvolgt? De provincie heeft eerder jarenlang verzaakt om de beste beschikbare technieken (BBT) tijdig te implementeren. Inmiddels is er een inhaalslag gemaakt. Worden de BBT-conclusies inmiddels overal in het land tijdig geïmplementeerd? Zo nee, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat alle BBT-conclusies zo snel mogelijk wel overal tijdig worden geïmplementeerd?
De provincie Noord-Holland heeft een eigen bevoegdheid. Ik kan niet sturen op de manier waarop de provincie invulling geeft aan deze aanbevelingen van de OvV. De democratische controle daarop ligt bij de provinciale staten.
Daar bovenop gaat ILT via het zogenoemde «Interbestuurlijk Toezicht» na of de provincies en gemeenten voldoende rekening houden met door het Rijk vastgestelde wet- en regelgeving en beleid, onder andere op het vlak van milieu. ILT heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat provincie haar taken op dit vlak niet naar behoren invult. Er is dus geen grond om te interveniëren.
In de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt onderzoek aangekondigd naar het direct implementeren van Best Beschikbare Techniek (BBT) in algemene regels. Het proces rondom dit onderzoek is inmiddels gestart. Naar verwachting kan de afweging of dit onderzoek tot wijzigingen in regelgeving zal leiden medio 2025 gemaakt worden.
33.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV aangeeft dat Chemours geen concrete acties geeft voor inzicht in de gezondheidsrisico’s van de uitgestoten stoffen of een verlaging van de bijdrage in de blootstelling. Kan de Minister ervoor zorgen dat Chemours dit alsnog doet?
Zoals aangegeven bij vraag 24 loopt er een aantal trajecten die inzicht geven in de gezondheidseffecten van PFAS voor de regio rondom Chemours.
Zo voert het RIVM in opdracht van het Ministerie van IenW, VWS en LVVN een meerjarig onderzoeksprogramma met als hoofddoel om de Nederlandse inwoners minder bloot te stellen aan PFAS. De regio rondom Chemours wordt daar expliciet in meegenomen.
Daarnaast voert het RIVM ook een aparte verkenning uit voor de regio om te zien of en op wat voor manier gezondheidsonderzoek nodig is. De werknemers van Chemours worden daar ook in meegenomen.
Tenslotte heeft het bedrijf samen met de gemeenten Dordrecht, Molenlanden, Papendrecht en Sliedrecht een verklaring ondertekend over de aanpak van moestuinen en sanering van de recreatieplas Merwelanden. Dit draagt bij aan het verlagen van de blootstelling aan de omwonenden.
34.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat provincie Zuid-Holland volgens de OvV niet ingaat op het aanscherpen van de vergunning, zodra de gezondheidsrisico’s van omwonenden daarom vragen. De OvV zou graag concrete acties willen zien op het gebied van inzicht in emissie en immissies, zeker als het gaat om nieuwe stoffen. Het is nog niet duidelijk of alle emissies en risico’s in beeld zijn. Kan de Minister ervoor zorgen dat de provincie dit alsnog doet en de provincie, indien nodig, helpen bij de uitvoering?
In de actieagenda wordt onderzoek aangekondigd naar het in kaart brengen van mogelijke verbeteringen in het meten en controleren van schadelijke emissies bij bedrijven die de gezondheid van omwonenden nadelig kunnen beïnvloeden en wat hiervan de voor- en nadelen zijn. Dit betreft zowel metingen bij de bedrijven zelf als specifieke metingen in de omgeving van bedrijven. Ook wordt gevraagd te onderzoeken welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van de transparantie van de meetdata. Ook is het proces gestart van een onderzoek naar de motie Koekkoek25 om via de actieagenda inzicht te geven in cumulatieve gezondheidseffecten en deze te meten. Hetzelfde geldt voor de toezegging aan lid Van Dijk (NSC) over de uitbreiding van de immissietoets.26
35.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de reactie van APN op de aanbevelingen volgens de OvV geen aanwijzing bevat dat de voormalige eigenaar, Dura Vermeer, de aanbevelingen overneemt voor de andere asfaltbedrijven die vallen onder het bedrijf. Kan de Minister bij Dura Vermeer navragen of het bedrijf de aanbeveling van de OvV oppakt voor de andere asfaltbedrijven? En kan hij, indien zij dit niet doen, ervoor zorgen dat zij hier alsnog werk van gaan maken?
Ja, daar ben ik toe bereid.
36.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OvV tevens aangeeft dat gemeente Nijmegen de aanbevelingen deels heeft opgevolgd. De gemeente geeft niet aan hoe zij onzekerheden over gezondheidsrisico’s door blootstelling meeweegt. Daarbij lijkt de gemeente een reactieve houding aan te nemen ten aan zien van scherper vergunnen, aldus de OvV. Dit is kwalijk, gezien de OvV in het rapport «Industrie en Omwonenden» juist concludeerde dat het de reactieve houding van de overheid is die ervoor zorgt dat schadelijk uitstoot lang kan voortduren. Het zou volgens de OvV passen als de gemeente zich zou inzetten voor de uitbreiding van stoffen voor de immissietoets. Ook ontbreekt volgens de OvV concrete actie voor het implementeren van BBT. Kan de Minister over deze punten in gesprek gaan met de gemeente en de gemeente helpen om alsnog volledig opvolging te geven aan alle aanbevelingen van de OvV?
De gemeente Nijmegen wordt betrokken bij de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Hier staan ook acties in rondom het implementeren van BBT. Algemene verbetering van het VTH-stelsel wordt opgepakt in het IBP-VTH. Voor de goede orde merk ik op dat de gemeente Nijmegen het bedrijf APN heeft uitgekocht.
37.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris eerder een toezegging heeft gedaan om voor de zomer alle juridische mogelijkheden die door experts zijn benoemd tijdens de technische briefing «Juridische mogelijkheden bescherming gezondheid omwonenden Tata Steel» (14 maart 2024)27 serieus te overwegen en op elke genoemde mogelijkheid te reageren en aan te geven in hoeverre deze zal worden overgenomen of verder verkend.28 De suggesties die tijdens de technische briefing door juristen zijn gedaan zijn namelijk relevant voor alle omwonenden van industrieën en helpen om de oproep van de OvV om gezondheid beter te beschermen nader in te vullen. Gaat de Minister de reactie op de juridische mogelijkheden, genoemd in de technische briefing, inderdaad nog voor de zomer naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet en wanneer kunnen we deze reactie dan tegemoetzien?
Aan de Kamer is op 5 september 2024 de voortgangsbrief actieagenda industrie en omwonenden gestuurd. Bij die brief is ook een reactie gestuurd op de aanbevelingen van de experts. Voor de volledigheid is dit ook een bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen.29
38.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben ook nog een aantal vragen over het Plan van Aanpak Tata Steel uit 2021 (Kamerstuk 28 089, nr. 210). Het ministerie zou het RIVM in kaart laten brengen in hoeverre bestaande beoordeling en regulering van stoffen al ruimte biedt voor het, uit voorzorg, meewegen van de effecten van cumulatie van stoffen. Daarbij werd aangegeven dat onder andere de sommatiebepaling (het optellen van gelijktijdig optredende emissies van verschillende stoffen binnen een klasse of een stofcategorie), het bepalen van MTR-waarden (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor stoffen in de leefomgeving (waaronder complexe mengsels) en het meenemen van andere risicofactoren bij het afleiden van zo’n MTR-waarde zouden worden verkend. Daarnaast zou Nederland in de Europese Unie (EU) een zogenaamde Mixture Assessment Factor verkennen. Kan de Minister een uitgebreide update geven hoe het hiermee staat?
De Kamer wordt hier in het najaar over geïnformeerd naar aanleiding van een binnenkort op te leveren rapportage van het RIVM over de cumulatie van metalen.
39.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat in dit plan van aanpak de in de IJmond opgedane lessen zouden worden ingepast in het beleidskader voor het meewegen van gezondheidseffecten in de leefomgeving. Onderzocht zou worden hoe inzichten en ontwikkeling rond ultrafijnstof, geluid en «piekbelasting» een plek kunnen krijgen. Wat is de stand van zaken van zo’n beleidskader?
Het is inderdaad de bedoeling dat de opgedane lessen worden ingepast in de beleidskaders. Op korte termijn wordt dit meegenomen in verschillende acties onder de actieagenda Industrie en Omwonenden. Hierbij worden ook eerder voorgestelde beleidskaders, zoals die van de Gezondheidsraad, meegenomen30. Voor de lange termijn is het voornemen een Nationaal MilieuProgramma (NMP) uit te brengen. In de brief van 24 mei 2024 over het NMP is de laatste stand van zaken weergegeven31. Bij de in de IJmond opgedane lessen zullen de diverse recente adviezen van kennisinstellingen en adviesraden worden betrokken.
40.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in het plan van aanpak ook werd aangegeven dat de mogelijkheid om aanvullende of aangescherpte omgevingswaarden voor de immissie of depositie van bepaalde stoffen vast te stellen, is onderzocht, maar dat voordat hiervan sprake kan zijn eerst noodzakelijk is in beeld te hebben voor welke stoffen en onder welke voorwaarden dergelijke omgevingswaarden aanvullende
bescherming zouden kunnen bieden. Kan de Minister een update geven van deze verkenning, wat er vervolgens in praktijk mee is gedaan om de gezondheid en het milieu te beschermen?
In het plan van aanpak is aangegeven dat op dat moment nog uit te voeren monitoringsonderzoek mogelijk relevante informatie kon bieden voor het vaststellen van aangescherpte omgevingswaarden. Het betreffende stofdepositieonderzoek is afgerond32. Ook het RIVM-onderzoek van september 202333 is in dit kader relevant.
De provincie Noord-Holland is op dit moment bezig het beleid voor een gezonde leefomgeving uit te werken. Dit heeft onder andere geresulteerd in de Startnotitie Gezonde Leefomgeving34. Als vervolgstap wordt een breed pallet van beleidsinstrumentarium verkend, waaronder het instrument van omgevingswaarden. De genoemde onderzoeken kunnen hier dus behulpzaam bij zijn.
41.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat eveneens het zo laag mogelijk vergunnen in lokaal beleid zou worden verankerd en dat er een analyse zou komen of de nationale wetgeving verder moet worden aangescherpt. Op welke manier zijn deze voornemens uitgevoerd? Ook vraagt de provincie Noord-Holland in de reactie op de OvV aan het Rijk om een landelijke norm voor het vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte van de BBT. Wat is de reactie van de Minister op deze oproep van de provincie Noord-Holland? Gaat hij hier gehoor aan geven? Zo nee, waarom niet?
In vraag 7 worden er meerdere manieren waarop het Rijk en de provincie Noord-Holland samenwerken uiteengezet. In relatie tot het vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte is opnieuw de Richtlijn Industriële Emissies belangrijk. Deze Europese wetgeving zal op korte termijn in Nederlandse regelgeving worden geïmplementeerd, waarbij vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte verplicht wordt.
Ook in de Actieagenda kondig ik verschillende acties aan die hierbij gaan helpen. Dit betreft onder andere het onderzoeken of BBT geïmplementeerd kan worden in algemene regels, het onderzoeken hoe gezondheid meegewogen kan worden in vergunningverlening in het kader van de Omgevingswet en onderzoek naar piekbelastingen en gezondheid bij vergunningverlening.
42.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de wet het bevoegd gezag de mogelijkheid biedt om strengere emissiegrenswaarden te stellen dan de emissiegrenswaarden die volgen uit de toepassing van BBT. Kan de Minister aangeven in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van deze optie door bevoegde gezagen? Als hier weinig gebruik van wordt gemaakt, waaraan ligt dit dan volgens de Minister? Welke mogelijkheden ziet de Minister om bevoegde gezagen te stimuleren en te ondersteunen om gebruik te maken van deze optie?
Het klopt dat het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft om strengere emissiegrenswaarden te stellen dan de emissiegrenswaarden die volgen uit de toepassing van BBT. Om echter goed uit te leggen waarom op één locatie strenger wordt vergund dan een gelijksoortige installatie op een andere locatie moet er een heel zware onderbouwing zijn. Daarom zetten de bevoegde gezagen die aangesloten zijn bij het Schone Lucht Akkoord in op zo streng mogelijk vergunnen binnen de BBT-bandbreedte. Daarmee loopt Nederland in Europa voorop.
Met de herziening van de Richtlijn industriële emissies wordt het bevoegd gezag verplicht de emissiegrenswaarden op het strengst haalbare niveau voor de specifieke installatie vast te stellen, rekening houdend met de volledige bandbreedte van de best beschikbare technieken (BBT) en eventuele effecten op andere milieucompartimenten. De vast te stellen emissiegrenswaarden worden gebaseerd op een beoordeling door de exploitant waarbij wordt nagegaan of het haalbaar is aan de strengste grenswaarde van de BBT-bandbreedte te voldoen en die gericht is op de best mogelijke milieuprestaties voor de specifieke installaties. Uitzonderingen zijn mogelijk, maar de bewijslast ligt bij het bedrijf om aan te tonen dat er gegronde redenen zijn om niet te voldoen aan onderkant van de BBT.
Bij het voldoen aan deze verplichting moet rekening worden gehouden met de in de Richtlijn gestelde overgangstermijn.
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 285.↩︎
Zie ook Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 319.↩︎
Zie ook pagina 18 van het hoofdlijnenakkoord.↩︎
Zie ook pagina 19 van het hoofdlijnenakkoord.↩︎
Zie pagina 12 van het hoofdlijnenakkoord.↩︎
Zie pagina 14 van het hoofdlijnenakkoord.↩︎
Zie pagina 18 van het hoofdlijnenakkoord.↩︎
Zie pagina 13 van het hoofdlijnenakkoord.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 22 343, nr. 394.↩︎
Artikel 13.5, tweede lid Omgevingsbesluit.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/03/04/rapport-om-de-leefomgeving-omgevingsdiensten-als-gangmaker-voor-het-bestuur#:~:text=Om%20de%20leefomgeving%20Omgevingsdiensten%20als%20gangmaker%20voor%20het%20bestuur,-Rapport%20%7C%2004%2D03&text=De%20adviescommissie%20Vergunningverlening%2C%20Toezicht%20en,effectiever%20en%20slagvaardiger%20te%20maken.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 319.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 287.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 22 343, nr. 397.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 22 343, nr. 394.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 319.↩︎
Dit geldt voor de bedrijven die zich juridisch gezien classificeren als IPPC-installatie. Een IPPC-installatie omvat 1 of meer activiteiten uit bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies. Daarbij moet de activiteit boven de drempelwaarde van de IPPC-categorie uitkomen.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, TZ202403-078.↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 300↩︎
Zie RIVM, 2023: https://www.rivm.nl/publicaties/bijdrage-van-tata-steel-nederland-aan-gezondheidsrisicos-van-omwonenden-en-kwaliteit↩︎
Zie bijlage van Kamerstuk II, 28 089, nr. 271.↩︎
Bewerkstellig, in samenspraak met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat bevoegd gezag en omgevingsdiensten hun verantwoordelijkheid ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van industriële bedrijven ten volle kunnen waarmaken, zodat de gezondheid van omwonenden beter wordt beschermd.
Denk daarbij onder andere aan het kennisniveau, de capaciteit, en de uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving.↩︎
Borg dat het voorzorgsprincipe zwaarder gewogen wordt in het systeem van vergunnen van persistente stoffen.↩︎
Brief provinciale staten van Noord-Holland van 19 juni 2024, Document NoordHolland - Brief aan PS over informatievoorziening uitvoering en handhaving provinciale bedrijven - iBabs Publieksportaal (bestuurlijkeinformatie.nl).↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 292.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, TZ202403-078.↩︎
https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2024A01873↩︎
https://openbare-tzr.tweedekamer.nl/toezegging/b4f4a4df-fb24-4706-b8f6-c10b6355b4d1↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 319.↩︎
https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2016/07/20/meewegen-van-gezondheid-in-omgevingsbeleid↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 28 089, nr. 301.↩︎
Zie: https://www.rivm.nl/publicaties/depositie-onderzoek-ijmond-voorjaar-2022↩︎
Zie: https://www.rivm.nl/publicaties/bijdrage-van-tata-steel-nederland-aan-gezondheidsrisicos-van-omwonenden-en-kwaliteit↩︎
Zie: https://www.noord-holland.nl/Onderwerpen/Gezonde_leefomgeving_Milieu/Documenten/Startnotitie_Gezonde_Leefomgeving.pdf↩︎