[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Maatoug en Grinwis over de uitvoeringsaspecten van het nieuwe kinderopvangstelsel

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2024D32060, datum: 2024-09-09, bijgewerkt: 2024-09-09 15:21, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-2479).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z12377:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2479

Vragen van de leden Maatoug (GroenLinks-PvdA) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoeringsaspecten van het nieuwe kinderopvangstelsel (ingezonden 14 augustus 2024).

Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 9 september 2024).

Vraag 1

Deelt u de opvatting van de Kamer dat er een inherent probleem zit in de vormgeving van de huidige kinderopvangtoeslag die tot terugvorderingen leidt waardoor mensen in de knel komen, dat het risico van grote terugvorderingen van kinderopvangtoeslag niet meer bij ouders moet komen te liggen en dat directe financiering wenselijk is?1

Antwoord 1

Ja. De huidige kinderopvangtoeslag kent fundamentele problemen. Ouders krijgen een zekere rekening van de kinderopvangorganisatie waar een onzekere toeslag tegenover staat. Alle risico’s en verantwoordelijkheden liggen bij de ouders die de toeslag aanvragen. Zij ontvangen grote bedragen op hun rekening. Daardoor lopen zij risico op (hoge) terugvorderingen. De kinderopvangtoeslagaffaire heeft duidelijk gemaakt wat de gevolgen voor ouders kunnen zijn. Het stelsel moet eenvoudiger worden en meer zekerheid voor ouders is nodig. Daarom is in het hoofdlijnenakkoord ook opgenomen dat de stelselherziening wordt doorgezet. De kinderopvangtoeslag wordt vervangen door een nieuw financieringsstelsel waarbij de vergoeding direct wordt overgemaakt naar kinderopvangorganisaties en waarbij de risico’s en verantwoordelijkheden tussen ouders, kinderopvangorganisaties en de overheid evenwichtig worden verdeeld.

Vraag 2 en 3

Wat zijn de deadlines om de uitvoerig van directe financiering van de kinderopvang per 1 januari 2027 te realiseren?

Op welke momenten moeten welke keuzes zijn gemaakt?

Antwoord 2 en 3

In het najaar ontvangt uw Kamer een hoofdlijnenbrief over de stelselherziening financieringsstelsel kinderopvang. Daarin gaat het kabinet in op het beoogde nieuwe stelsel, waaronder de verwachte effecten, aandachtspunten en de noodzakelijke stappen in de planning om het stelsel te realiseren. De hoofdlijnenbrief is de basis voor de wetgeving. Samen met de uitvoerder en naar aanleiding van het debat met uw Kamer moeten keuzes worden gemaakt die resulteren in een wetsvoorstel in 2025.

Vraag 4

Welke informatie heeft de uitvoering nodig om tijdig de systemen in te regelen?

Antwoord 4

De keuzes die gemaakt worden voor het wetsvoorstel zijn noodzakelijk voor de uitvoerder om de systemen in te regelen. Op basis van de wetgeving wordt de uitvoeringstoets gedaan. Het moet voor de uitvoerder bijvoorbeeld duidelijk zijn:

Wat de voorwaarden zijn voor vergoeding voor kinderopvang;

Hoe de taken, rollen en verantwoordelijkheden tussen uitvoerder, ouder(s) en kinderopvangorganisaties zijn verdeeld, waaronder het proces voor de aanvraag, toekenning en betaling;

Welke gegevens van ouder(s) en kinderopvangorganisaties noodzakelijk zijn om de vergoeding voor kinderopvang vast te kunnen stellen;

Hoe de gegevenslevering met de sector wordt vormgegeven.

Vraag 5

Kunt u deze vragen beantwoorden voor Prinsjesdag?

Antwoord 5

Hierbij ontvangt uw Kamer de antwoorden op de vragen voor Prinsjesdag.


  1. Motie Maatoug-Grinwis, Kamerstuk 31 322, nr. 526.↩︎