Antwoord op vragen van het lid Pierik over organische stofrijke meststoffen binnen de fosfaatgebruiksnorm
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D32237, datum: 2024-09-09, bijgewerkt: 2024-09-10 11:26, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-2489).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van zaak 2024Z10461:
- Gericht aan: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: C.R. Pierik, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2489
Vragen van het lid Pierik (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over organische stofrijke meststoffen binnen de fosfaatgebruiksnorm (ingezonden 13 juni 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen 9 september 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2106.
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat in de wetgeving een differentiatie bestaat in de mate waarin bepaalde organische stofrijke meststoffen meetellen binnen de fosfaatgebruiksnorm?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat deze differentiatie alleen geldt voor strorijke mest van o.a. runderen, schapen, geiten, paarden en biologisch gehouden varkens, maar niet van niet-biologisch gehouden varkens op strooisel zoals bijv. Livarvarkens (3 sterren Beter Leven keurmerk), Zonvarkens (3 sterren Beter Leven keurmerk), Krullvarkens (1 ster Beter Leven keurmerk) en Zuiderzeevarkens?
Antwoord 2
Ook de strorijke vaste mest van niet-biologisch gehouden varkens is aangewezen, maar wel op de voorwaarde dat deze wordt toegepast op een biologisch bedrijf voor plantaardige productie. Op biologische bedrijven wordt immers in principe alleen dierlijke mest van biologische oorsprong gebruikt. Indien dit niet voldoet aan de nutritionele behoeften dan kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van niet-biologische mest. Abusievelijk is in de toelichting bij de regelgeving hieromtrent, een wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Stcrt. 2023, 5152), ten onrechte aangegeven dat het moet gaan om varkensmest van biologisch gehouden varkens. De artikelen in de regeling kloppen echter wel en zijn leidend. Ook op de RVO-website is aangegeven dat differentiatie in de fosfaatgebruiksnorm van strorijke vaste mest van niet-biologisch gehouden varkens op biologische bedrijven voor plantaardige productie is toegestaan.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom strorijke mest van niet-biologische gehouden varkens anders behandeld wordt dan strorijke mest van koeien, geiten, schapen en biologisch gehouden varkens?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat in het Besluit gebruik meststoffen een aparte definitie opgenomen is voor vaste mest en vaste strorijke mest?
Antwoord 4
Ja.
Beide begrippen waren gedefinieerd in het Besluit gebruik meststoffen (Bgm). Met de komst van de Omgevingswet is het Besluit gebruik meststoffen echter vervallen. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), een algemene maatregel van bestuur onder de Omgevingswet, is alleen het begrip «vaste mest» gedefinieerd in bijlage I. Omdat het begrip vaste strorijke mest niet veel voorkomt in het Bal is de begripsbepaling van vaste strorijke mest niet bij de overige definities in bijlage I opgenomen. In het Bal is in de bepalingen de beschrijving van vaste strorijke mest verwerkt: «vaste mest waarin zichtbaar een substantiële hoeveelheid stro aanwezig is». Deze beschrijving komt overeen met de wijze waarop vaste strorijke mest in het Bgm was gedefinieerd. Ook de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Urm) onder de Meststoffenwet kent een definitie van vaste mest, gelijkluidend aan die in het Bal, en bepalingen over «strorijke vaste mest», onder andere over strorijke vaste mest van varkens, zoals ook naar voren kwam in het antwoord op de tweede vraag.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat de verschillende definities van vaste mest en vaste strorijke mest in diverse wetteksten, toelichtingen en onderzoeksrapporten door elkaar gebruikt worden?
Antwoord 5
Zoals blijkt uit het antwoord bij vraag 4, worden deze definities in diverse wetteksten en toelichting niet door elkaar gebruikt. Ik ben niet op de hoogte van alle manieren waarop deze definities in onderzoeksrapporten worden gebruikt.
Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat het gebruik van verschillende definities van vaste mest en vaste strorijke mest kan leiden tot een verkeerde interpretatie van onderzoeksresultaten omdat het effectieve organische stofgehalte in strorijke vaste mest logischerwijs hoger is dan in vaste mest?
Antwoord 6
Het hanteren van verschillende definities kan er inderdaad toe leiden dat onderzoeken lastiger te vergelijken zijn. Daarom is het goed om in wetenschappelijk onderzoek ook de bedrijfs- en stalsystemen waaruit deze mestsoorten afkomstig zijn in acht te nemen en de juiste definitie te hanteren en dus de verschillen tussen vaste strorijke mest en andere vaste mest.
Vraag 7
Bent u bekend met het rapport van «Kengetallen HC en EOS van organische meststoffen en bodemverbeteraars»?1
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Bent u ervan op de hoogte dat in dit rapport wordt geconcludeerd dat er van een achttal dierlijke mestsoorten en composten actuele gegevens van de humificatie-coëfficiënt (HC) (en dus de effectieve organische stof (EOS)) beschikbaar zijn?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Bent u op de hoogte van het feit dat strorijke mest van niet-biologisch gehouden varkens is uitgesloten van de stimuleringsregeling organische stofrijke meststoffen?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat hierdoor het houden van niet-biologische varkens op stro juist wordt gedemotiveerd in plaats van gestimuleerd, omdat sprake is van een ongelijk speelveld bij de mestafzet?
Antwoord 10
Er is geen sprake van een ongelijk speelveld, zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 11
Bent u ervan op de hoogte dat het demotiveren van het gebruik van strohuisvesting bij varkens de omschakeling naar een meer dierwaardige varkenshouderij vertraagt?
Antwoord 11
Het gebruik van strohuisvesting wordt niet gedemotiveerd. Zie mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Bent u ervan op de hoogte dat, indien de actuele gegevens van de HC worden toegepast uit het rapport «Kengetallen HC en EOS van organische meststoffen en bodemverbeteraars», dat strorijke mest van varkens ruimschoots voldoet aan de criteria die het ministerie stelt aan organische stofrijke meststoffen zoals beschreven in de toelichting van de Ontwerpregeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2019, nr. WJZ/ 19085872, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Antwoord 12
Strorijke vaste mest van varkens komt in aanmerking voor de stimuleringsregeling organisch stofrijke meststoffen wanneer dit wordt gebruikt op een biologisch bedrijf voor plantaardige productie. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 3 juli 2024 in verband met het commissiedebat inzake het mestbeleid?
Antwoord 13
Helaas is de beantwoording voor het aangegeven tijdstip niet gelukt.
Hanegraaf, M., Nienhuis, C., Vervuurt, W., Selin Noren, I., van Geel, W., & de Haan, J., Wageningen University & Research (WUR), maart 2021, «Kengetallen HC en EOS van organische meststoffen en bodemverbeteraars: Verkenning van oude en nieuwe waarden met het oog op actualisatie», (https://research.wur.nl/en/publications/kengetallen-hc-en-eos-van-organische-meststoffen-en-bodemverbeter).↩︎