[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2024D32690, datum: 2024-09-11, bijgewerkt: 2024-10-15 11:32, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36578-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36578 -5 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel.

Onderdeel van zaak 2024Z11012:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 11 september 2024

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I. Algemeen 1
1. Aanleiding en doelen 2
2. Gevolgen voor burgers, bedrijven en overheid 4
3. Consultatie en toetsen 5
II. Overig 6

I. Algemeen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het wetsvoorstel met interesse gelezen. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover enkele vragen.

1. Aanleiding en doelen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om toe te lichten in welke gevallen de transitieperiode nogmaals verlengd zou moeten worden. Kan de regering hier voorbeelden van geven? Hoe waarschijnlijk acht de regering deze voorbeelden? Hoe groot acht de regering de kans dat de transitieperiode nogmaals verlengd moet worden?

Daarnaast vragen deze leden naar de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij een dergelijke beslissing. Is de regering van plan een algemene maatregel van bestuur met betrekking tot dit onderwerp altijd aan het parlement voor te leggen, of alleen als leden van de Kamers daar om vragen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd naar het belang van spreiding van werkzaamheden voor de uitvoerende organisaties. Kan de regering aangeven voor welke uitvoerende organisaties er knelpunten ontstaan en welke knelpunten dat zijn? Zijn er specifieke pensioenfondsen die gevraagd kunnen worden om de transitie uit te stellen om deze knelpunten weg te nemen, en zo ja, welke fondsen zijn dat? Is de regering bereid om zo nodig met deze fondsen in overleg te treden over de planning met betrekking tot hun transitie?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering voorts in welke situaties ook de compensatieperiode verlengd zou moeten worden. In hoeverre acht de regering deze situaties waarschijnlijk?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij een langere compensatieperiode arbeidsmarkteffecten en budgettaire effecten zijn. Op welke gegevens is deze uitspraak gebaseerd? Op welke manier wegen deze effecten op tegen het wel of niet aanhouden van een ruimere compensatieperiode?

De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting hoeveel pensioenfondsen begin 2024 voornemens waren om in te varen in 2025, 2026, 2027 en 2028. Hieruit blijkt onder meer dat 14 fondsen voornemens waren om in te varen in 2025, 74 fondsen in 2026, 44 in 2027 en 5 fondsen op 1 januari 2028. Kan de regering een update geven van de voornemens om in te varen op de verschillende data? Kan de regering voor de pensioenfondsen die inmiddels hun voornemen van begin 2024 toch niet lijken te halen, schetsen wat de belangrijkste oorzaken van het uitstel van invaren zijn geweest? Hoeveel fondsen zijn er volgens de meest recente cijfers nog voornemens om in 2026 in te varen? Kan de regering aangeven hoeveel fondsen dit per pensioenuitvoeringsorganisatie betreft? Vindt de regering het realistisch dat er zoveel pensioenfondsen tegelijk overstappen op een nieuwe premieregeling voor nieuwe pensioenopbouw en invaren? Kan de regering bij verschillende pensioenfondsen en/of uitvoeringsorganisaties die afgelopen jaren ervaringen hebben opgedaan met een wisseling van administratiesysteem nagaan hoelang een omzetting van één pensioenfonds van het ene administratiesysteem naar een ander administratiesysteem totdat alles volledig correct is geïmplementeerd gemiddeld duurt en waar die pensioenfondsen tegenaan liepen? In hoeverre verwachten de pensioenfondsen en/of uitvoeringsorganisaties dat deze transitie naar een nieuwe premieregeling inclusief invaren anders en vlotter verloopt dan de overgangen in voorgaande jaren?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Raad van State in haar advies aangeeft dat de uiterste transitiedatum beter in de wetgeving kan worden aangepast in plaats van via een algemene maatregel van bestuur. Waarom heeft de regering deze aanbeveling niet overgenomen? Deze leden zien niet in waarom er geen tijd is om het verlengen van de transitieperiode via een normaal wetgevingsproces te doen. Kan de regering hierop reflecteren?

De leden van de NSC-fractie lezen dat er als alternatief is aangegeven de totale transitietermijn op voorhand met bijvoorbeeld twee jaar te verlengen, maar dat er op dit moment nog geen aanleiding is om dit besluit te nemen en het nog te vroeg is om verdergaande stappen te zetten. Waarom is het dan nu al nodig om de verlenging van transitieperiode naar een algemene maatregel van bestuur te verplaatsen, terwijl er blijkbaar nog tijd is?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de andere alternatieve maatregel om geen eindtijd te koppelen aan de transitieperiode en het huidige pensioenstelsel overeind te houden, volgens de toelichting zou betekenen dat er twee pensioenstelsels naast elkaar blijven bestaan wat volgens de regering het pensioenstelsel complexer zou maken voor de burger, minder efficiënt in de uitvoering en complexer voor toezichthoudende instanties. Realiseert de regering zich dat het huidige pensioenstelsel, het financieel toetsingskader (ftk), sowieso overeind zal blijven voor pensioenfondsen die niet kunnen of willen invaren en voor de vaste uitkeringsfase in een flexibele premieregeling bij pensioenfondsen? Realiseert de regering dat het nu veelal bij pensioenfondsen ook al het geval is dat zij een uitkeringsregeling onder het ftk en bijvoorbeeld een excedent- of nettoregeling in de vorm van een premieregeling voeren, ofwel dat pensioenfondsen nu ook al veelal twee regelingen met heel verschillende wetgeving naast elkaar voeren?

De leden van de NSC-fractie vragen of als alternatief ook is overwogen om de einddatum 1 januari 2028 wel gewoon in de wetgeving te zetten zoals de Raad van State adviseert. Waarom is hier niet voor gekozen?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering aangeeft dat een logische consequentie van het verlengen van de transitietermijn voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen is om ook de deadlines om het transitieplan en het implementatieplan definitief in te dienen uit te stellen. Waarom gaat die logica volgens de regering ook niet op voor pensioenfondsen? Kan de regering dit verschil uitleggen aan werkgevers die ofwel bij een pensioenfonds zitten ofwel bij een verzekeraar?

Is de regering er ook van op de hoogte dat er pensioenfondsen zijn die onder tijdsdruk komen te staan, omdat de sociale partners niet tijdig hun besluit nemen over het transitieplan, zo vragen de leden van de NSC-fractie. Is de regering er ook van op de hoogte dat dit er in de praktijk toe leidt dat het hoorrecht niet in voldoende mate kan worden uitgevoerd omdat er teveel tijdsdruk is? Gezien de huidige deadline (1 januari 2025) voor het transitieplan al zeer snel is, is de regering van mening dat de deadline voor het transitieplan ook niet uitgesteld zal moeten worden?

De leden van de NSC-fractie vragen of de regering ervan op de hoogte is dat er geen sanctie staat op het te laat afronden van een transitieplan. Is de regering van plan om alsnog een sanctie te verbinden aan het niet binnen de mijlpalen opleveren van het transitieplan om de hieruit mogelijk volgende problemen te voorkomen?

De leden van de NSC-fractie constateren dat de tijd tussen implementatieplan en werkelijke overgang bij pensioenfondsen bij de huidige wettelijke deadlines erg groot kan worden en omstandigheden kunnen op het moment van werkelijke overgang heel anders zijn, waardoor plannen achterhaald kunnen zijn. Hoe kijkt de regering tegen dit probleem aan?

De leden van de NSC-fractie lezen dat bij schokken als gevolg van aanpassingen in de scenarioset van De Nederlandsche Bank (DNB), waardoor de premiegrens meer dan 5%-punt zou stijgen of dalen, er tussentijds aanpassing zal plaatsvinden aan de fiscaal maximale premiegrens. DNB kan technische aanpassingen doen aan de scenarioset, zoals zij nu bijvoorbeeld onderzoek doet naar mogelijke aanpassingen aan de scenarioset in het kader van de «rentedip». Daarbij constateren deze leden dat DNB ook in eerdere jaren technische aanpassingen deed aan de scenariosets, waardoor de uitkomsten berekend op basis van de scenariosets flink konden wijzigen. In hoeverre kunnen dit soort technische aanpassingen vanuit DNB invloed hebben op de fiscaal maximale premiegrens? Behoort een aanpassing van de rente ook tot een aanpassing van de scenarioset waardoor de premiegrens kan stijgen of dalen? Hoe zou de berekening van de fiscaal maximale premie uitkomen als die nu gemaakt zou worden? Hoe vaak wordt de doorrekening gemaakt om te controleren of de premiegrens niet meer dan 5%-punt afwijkt en wie maakt die berekening?

De leden van de SGP-fractie wijzen op het risico dat niet de formele wetgever de snelheid van de transitie bepaald, maar de uitvoerende organisaties. Nu de transitieperiode vrij eenvoudig aangepast kan worden, is er een risico dat de wetgever de snelheid van de uitvoering moet volgen. Wat is de reactie van de regering daarop?

Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie hoe wordt bepaald of de transitieperiode in de toekomst al dan niet verlengd moet worden. Welke voorwaarden zijn daarvoor noodzakelijk? Zijn daar objectieve gronden voor opgesteld?

Welke gevolgen heeft het niet verlengen van de compensatieperiode voor de deelnemers, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Hoe groot acht de regering het risico dat compensatie buiten de pensioensfeer aantrekkelijker wordt?

De Raad van State wijst op de evenwichtigheid in het transitie-ftk als gevolg van het wetsvoorstel, zo constateren de leden van de SGP-fractie. Deze leden willen deze opmerking van de Raad van State onderschrijven. Door een lagere transitieperiode mag er langer gerekend worden met meer soepele regels, volgend uit het transitie-ftk. Erkent de regering dat dit ook (financiële) gevolgen zal hebben voor diverse groepen deelnemers? Kan de regering hier meer op ingaan, en deze (financiële) gevolgen beter duiden?

2. Gevolgen voor burgers, bedrijven en overheid

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat pensioenfondsen, deelnemers in pensioenfondsen en werkgevers zekerheid hebben over hun pensioen en de transitie naar het nieuwe stelsel, aangezien met dit wetsvoorstel de transitietermijn relatief eenvoudig aangepast kan worden.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering ook om de gevolgen voor deelnemers in kaart te brengen als een pensioenfonds langer over de transitie doet en er daardoor een kortere compensatieperiode overblijft. Wat merken deelnemers van deze kortere compensatieperiode? Wat vindt de regering van deze gevolgen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd of de verlenging van de transitieperiode gevolgen heeft voor de middelen uit het Herstel- en Veerkrachtplan. Zo ja, wat zijn deze gevolgen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het verlengen van de transitietermijn met een jaar gevolgen kan hebben voor de afspraken die gemaakt zijn in het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan. Deze leden zouden graag een toelichting ontvangen waarin de omvang wat betreft financiële middelen binnen de Herstel- en Veerkrachtfaciliteitmiddelen uiteen wordt gezet.

De leden van de NSC-fractie vragen of de regering het risico ziet dat bij het verder wijzigen van tijdlijnen per algemene maatregel van bestuur de mijlpalen uit het Herstel- en Veerkrachtplan in gevaar komen. Kan de regering toezeggen dat de aan Nederland toegezegde gelden niet in gevaar komen, ook als op enig moment besloten wordt de transitie nog verder uit te stellen per algemene maatregel van bestuur? De Afdeling advisering van de Raad van State heeft aangegeven dat het tijdpad voor de transitie niet zonder intensief overleg met de Europese Commissie kan worden aangepast, wat het belang onderstreept dat ook de medewetgever betrokken is bij besluiten tot verlenging van de transitieperiode. Kan de regering hierop reflecteren? Realiseert de regering dat – zeker gezien de link met de mijlpalen in het Herstel- en Veerkrachtplan – door voor een algemene maatregel van bestuur te kiezen de Tweede Kamer een belangrijk deel van haar mandaat weggeeft? Op grond waarvan vindt de regering dat een goed idee?

3. Consultatie en toetsen

De leden van de VVD-fractie lezen dat met de Belastingdienst is besproken dat toetsing van het wetsvoorstel plaatsvindt bij het besluit. Wat zijn de voor- en nadelen van beide opties en op basis waarvan is tot dit besluit gekomen?

De leden van de NSC-fractie lezen dat dit wetsvoorstel als doel heeft om voor alle uitvoerende partijen een zorgvuldige, beheerste transitie beter mogelijk te maken. Geldt dit ook voor de (actuarieel, juridische en communicatie) adviseurs? WTW heeft gedurende de internetconsultatie gevraagd om meer tijd voor de tussenliggende mijlpalen. Het Koninklijk Actuarieel Genootschap heeft in januari 2024 in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat er meer tijd nodig is voor de transitie- implementatie- en communicatieplannen om een zorgvuldige transitie mogelijk te maken. Ook in het rondetafelgesprek over pensioenen van 20 juni 2024 in de Tweede Kamer is dit aangegeven door meerdere adviseurs (Koninklijk Actuarieel Genootschap/WTW/Ortec). Kan de regering aangeven waarom er tot nu toe niets met deze signalen is gedaan? Vindt de regering het niet ook belangrijk dat het opstellen van de plannen zorgvuldig en beheerst gebeurt? Is de regering nog steeds de mening toegedaan dat het niet wenselijk is om de mijlpalen van het transitieplan (1-1-2025) en van het implementatieplan (1-7-2025) aan te passen in het belang van de voortgang van de transitie? Zo nee, waarom is de regering van mening veranderd en welke aanpassingen heeft de regering in gedachten?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Raad van State terecht aangeeft dat het transitie-ftk ook langer doorloopt en dat dit volgens de Wet toekomst pensioenen gevolgen heeft voor de evenwichtigheid. Hoe reflecteert de regering daarop?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Pensioenfederatie aangeeft graag in gesprek te blijven met de Minister over de uiterste datum voor indiening van het implementatieplan, gezien de voorgenomen verlenging van de transitieperiode tot 1 januari 2028. Er staat dat bij de weegmomenten ook gesproken zal worden met verschillende pensioenfondsen en de Pensioenfederatie. Is de regering bereid om ook te spreken met het Koninklijk Actuarieel Genootschap, adviesbureaus zoals bijvoorbeeld WTW, Ortec en Sprenkels?

II. Overig

De leden van de NSC-fractie constateren dat op de website werkenaanonspensioen.nl al maandenlang staat dat de uiterste transitiedatum 1 januari 2028 is. Hoe kan het dat werkenaanonspensioen.nl, mede opgezet en onderhouden vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, al zonder voorbehoud praat over 2028 als einddatum voor de pensioentransitie, terwijl die wetgeving nog niet naar de Tweede Kamer gebracht was en daar nog niet behandeld is? Welke andere informatie vooruitlopend op nieuwe aanpassingen in de pensioenwetgeving toont werkenaanonspensioen.nl nu al als waarheid? Wie houdt hier controle op? Wanneer mag werkenaanonspensioen.nl op wetgeving vooruitlopen, zonder dit overigens expliciet te melden aan de bezoekers van die website, volgens de regering?

De leden van de NSC-fractie constateren dat de regeringscommissaris in de brief van 4 september 2024 adviseert om de uiterste indieningsdatum van het implementatieplan en communicatieplan afhankelijk te maken van de verwachte transitiedatum, door een dynamische indieningsdatum (T-x maanden) te hanteren.1 Kan de regering reflecteren op dit voorstel? Deelt de regering de zorg dat een dynamische indieningsdatum kan leiden tot uitstel van de verwachte transitiedatum, simpelweg omdat dan meer tijd beschikbaar is voor het implementatieplan? In hoeverre is de regering van plan om de tussenliggende mijlpalen naar aanleiding van dit advies aan te passen, wanneer wil de regering dit doen en op welke manier (bijvoorbeeld vaste data, de voorgestelde T-x methode of andere alternatieven)?

De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van de regering van 10 september 2024 over uitstel inwerkingtredingsdatum bedrag ineens dat (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders hebben aangegeven na instemming van beide Kamers ten minste zes tot negen maanden nodig te hebben om deelnemers goed te kunnen informeren.2 Een bedrag ineens is slechts een relatief kleine keuzemogelijkheid, waar invaren de totale (en mogelijk al lopende) pensioenuitkeringen flink kunnen wijzigen (zowel qua hoogte, uitkeringenpatroon als risico). Is de regering van mening dat om deelnemers goed te kunnen informeren over het invaren ook ten minste zes tot negen maanden nodig zullen zijn? In hoeverre zijn de deelnemers van de pensioenfondsen die per 1 januari 2025 willen invaren al geïnformeerd? Kan de regering die informatie die fondsen al gedeeld hebben ook delen met de Kamer, eventueel voor enkele geanonimiseerde voorbeelddeelnemers? Indien de deelnemers van de koploperfondsen nog niet uitgebreid geïnformeerd zijn, wanneer kunnen zij die informatie verwachten en vindt de regering dit niet erg laat gezien iemands pensioenuitkering mogelijk op 1 januari 2025 al wijzigt? Kan de regering nagaan bij de pensioenfondsen die van plan zijn op 1 januari 2025 in te varen wanneer deelnemers volgens de planning van die pensioenfondsen inzicht krijgen in de exacte uitkering die zij ontvangen voor en na het invaren? Wat vindt de regering van deze termijn? Hebben bijvoorbeeld gepensioneerde deelnemers hiermee volgens de regering voldoende tijd en handelingsperspectief?

De fungerend voorzitter van de commissie,
L. de Jong

De adjunct-griffer van de commissie,
Meester-Schaap


  1. Kamerstuk 32 043, nr. 657, bijlage «Tussentijds advies regeringscommissaris transitie pensioenen».↩︎

  2. Kamerstuk 36 154, nr. 10.↩︎