Reactie op de motie van de leden Mohandis en Palmen over onderzoeken hoe inkomensondersteunende regelingen van gemeenten ambtshalve verstrekt kunnen worden (Kamerstuk 34352-317)
Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Brief regering
Nummer: 2024D32924, datum: 2024-09-12, bijgewerkt: 2024-09-16 13:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34352-324).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderdeel van kamerstukdossier 34352 -324 Uitvoering en evaluatie Participatiewet.
Onderdeel van zaak 2024Z13506:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-26 09:45: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-17 14:00: Armoede- en schuldenbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-24 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 324 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2024
Op 4 juni 2024 heeft de Tweede Kamer een motie van de leden Mohandis (GroenLinks-PvdA) en Palmen (NSC) aangenomen. In deze motie1 wordt de regering verzocht te onderzoeken op welke wijze inkomensondersteunende regelingen van gemeenten, zoals een stadspas, ambtshalve verstrekt kunnen worden zonder het gevaar dat dit nadelige invloed heeft op de toekenning van toeslagen of andere inkomenscomponenten, en de Kamer hierover voor Prinsjesdag te informeren. Ook wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe gemeenten de mogelijkheid kunnen krijgen om inwoners die recht hebben op armoederegelingen in beeld te krijgen en actief te benaderen, door gegevensuitwisseling met de Belastingdienst en op grond van de Gemeentewet.
In onderstaande reactie op deze motie wordt – na een algemene inleiding – achtereenvolgens ingegaan op het verzoek 1) om te onderzoeken hoe gemeenten de mogelijkheid kunnen krijgen om inwoners in beeld te krijgen en actief te benaderen, 2) om te onderzoeken op welke wijze gemeentelijke minimaregelingen ambtshalve verstrekt kunnen worden en 3) om te onderzoeken of het ambtshalve verstrekken van gemeentelijke minimaregelingen nadelige invloed heeft op de toekenning van toeslagen of andere inkomenscomponenten.
Algemeen
Het kabinet wil dat de bestaanszekerheid van mensen wordt vergroot. Het is onwenselijk als inkomensondersteunende regelingen te ingewikkeld zijn of onbedoeld tegen elkaar inwerken. Voorkomen moet worden dat mensen geen gebruikmaken van inkomensondersteunende regelingen, terwijl ze daar wel recht op hebben. Mensen in kwetsbare omstandigheden vinden het systeem van inkomensondersteuning vaak moeilijk te doorgronden. Dit kabinet pakt daarom de meerjarige aanpak vereenvoudiging van wet- en regelgeving in de sociale zekerheid voortvarend op.2 Deze vereenvoudiging van regelingen moet de regelingen begrijpelijker, voorspelbaarder en toegankelijker maken. Daarbij wordt met een wetsvoorstel onder meer ingezet op proactieve dienstverlening.
Dit draagt tevens bij aan terugdringen van het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen en het tegengaan van armoede.
1) Inwoners in beeld krijgen en actief benaderen
Gemeenten hebben in de fase voorafgaande aan een aanvraag van een uitkering of voorziening geen duidelijke wettelijke grondslag om inwoners die niet bekend zijn bij de gemeente actief te benaderen. Om deze mensen in beeld te krijgen is het verwerken van persoonsgegevens nodig, waaronder financiële gegevens. Vanwege de inbreuk op het recht op de persoonlijke levenssfeer is daarvoor een wettelijke grondslag nodig. Een duidelijke wettelijke grondslag die proactieve dienstverlening mogelijk maakt, ontbreekt op dit moment.
Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW beoogt mogelijk te maken dat UWV, SVB en gemeenten proactieve dienstverlening kunnen inzetten. Dit betekent dat zij mogen onderzoeken wie mogelijk recht heeft op een uitkering of een andere voorziening gericht op inkomensondersteuning, maar daarvan geen gebruikmaakt. Zij mogen dan contact opnemen met deze mensen en hen ondersteunen als zij een aanvraag voor een uitkering of een voorziening willen doen. Voor deze bevoegdheid mogen deze zogeheten SUWI-partijen persoonsgegevens (verder) verwerken.
Het wetsvoorstel maakt het onder voorwaarden mogelijk om gegevens van elkaar en andere publieke partijen op te vragen om te onderzoeken waar iemand mogelijk recht op heeft. Andere instanties – bijvoorbeeld de Belastingdienst – kunnen fungeren als verstrekker van gegevens aan de SUWI-partijen voor de uitvoering van proactieve dienstverlening. De nadere uitwerking van dit wetsvoorstel is voorzien bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). Daarin worden de uitkeringen en voorzieningen aangewezen ten aanzien waarvan de SUWI-partijen proactieve dienstverlening kunnen toepassen. Daarbij wordt ook gespecificeerd welke vormen van proactieve dienstverlening toegepast kunnen worden, en onder welke voorwaarden. De SUWI-partijen en andere belanghebbenden worden voor hun inbreng en ideeën bij de nadere uitwerking in de lagere regelgeving betrokken. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel en de AMvB is 1 juli 2025. Deze datum is mede afhankelijk van de tijd die nodig is om de wijzigingen in de uitvoering te implementeren.
2) Ambtshalve verstrekken van gemeentelijke minimaregelingen
Gemeenten hebben beleidsvrijheid voor wat betreft het ambtshalve toekennen van bepaalde (aanvullende) inkomensondersteunende regelingen, waaronder gemeentelijke minimaregelingen. Het gaat om situaties waarin de gemeente al beschikt over gegevens die nodig zijn om een besluit te kunnen nemen tot ambtshalve toekenning, omdat er al een financiële relatie is tussen de rechthebbende en de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld als iemand al gebruikmaakt van een gemeentelijke minimaregeling of een bijstandsuitkering ontvangt.
Verdere verwerking van gegevens die gemeenten al in hun administratie hebben voor ambtshalve toekennen van een gemeentelijke minimaregeling is mogelijk, als de ambtshalve toekenning wordt beoordeeld als een doel dat met de oorspronkelijke verwerking verenigbaar is. De gemeente beoordeelt zelf (op basis van artikel 6, vierde lid, van de AVG) of verdere verwerking gerechtvaardigd is.
In situaties dat een gemeente niet beschikt over gegevens van een mogelijke rechthebbende (als er geen financiële relatie bestaat) is er nog geen expliciete grondslag om gegevens op te vragen. Zoals hierboven onder punt 1 beschreven, krijgen gemeenten met het wetsvoorstel proactieve dienstverlening de bevoegdheid om proactieve dienstverlening in te zetten.
Het wetsvoorstel zorgt er niet voor dat regelingen waarvoor een aanvraag een wettelijk vereiste is, zoals een bijstandsuitkering, automatisch ambtshalve toegekend worden door gemeenten. Voor minimaregelingen die gemeenten zelf vormgeven, kunnen gemeenten zelf onderzoeken of ambtshalve toekennen haalbaar is. Proactieve dienstverlening kan in een dergelijk geval bijdragen aan ambtshalve toekenning.
3) Mogelijke negatieve invloed gemeentelijke minimaregelingen op toeslagen of andere inkomenscomponenten
Gemeentelijke minimaregelingen zoals bedoeld in deze motie zijn de minimaregelingen die gebaseerd zijn op artikel 108 van de Gemeentewet.
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het maken van hun minimabeleid. Hoewel het beleid en de uitvoering tussen gemeenten verschillen, komt de intentie van de gemeentelijke minimaregelingen veelal overeen. Zo hebben veel gemeenten minimaregelingen voor de ondersteuning ten aanzien van voedsel en kleding, de kosten van schoolspullen voor kinderen en regelingen om mee te kunnen doen aan activiteiten als sport en cultuur. Het doel van dit soort gemeentelijke regelingen is om mensen die moeten rondkomen van een minimum inkomen te ondersteunen in noodzakelijke voorzieningen, te bevorderen dat zij kunnen participeren in het sociale leven en dat zij kunnen deelnemen aan sport en cultuur. Dergelijke minimaregelingen hebben niet tot doel om het generieke inkomen te vergroten. Het maken van het generieke inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk.
Of gemeentelijke minimaregelingen als hier bedoeld invloed hebben op toeslagen of andere inkomenscomponenten, is afhankelijk van de vraag of de uitkeringen uit deze regelingen belaste periodieke uitkeringen zijn voor de inkomstenbelasting. Periodieke uitkeringen zijn in beginsel belast. Een periodieke uitkering uit een gemeentelijke minimaregeling kan echter vrijgesteld zijn van belastingheffing indien deze strekt ter bestrijding van bepaalde noodzakelijke kosten. Onbelaste uitkeringen hebben geen invloed op toeslagen. De wijze waarop de uitkering van een gemeentelijke minimaregeling is vormgegeven, is bepalend voor de vraag of deze belast is. Gemeenten zijn daar zelf verantwoordelijk voor.
Zij hebben de ruimte om een gemeentelijke minimaregeling zo vorm te geven dat de uitkeringen daaruit niet worden aangemerkt als belaste (periodieke) uitkeringen. Gelet op het doel van deze regelingen, acht ik dit ook wenselijk.
Met bovenstaande toelichting op de verschillende verzoeken, voorzie ik in de reactie op de ingediende motie.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel