Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het voorontwerp Nota Ruimte en reflecties PBL en CRa ruimtelijke voorstellen provincies (Kamerstuk 29435-267)
Nota Ruimte
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D33045, datum: 2024-09-13, bijgewerkt: 2024-09-16 15:20, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D33045).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z11060:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-04 09:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-09-12 14:00: Voorontwerp Nota Ruimte en reflecties PBL en CRa ruimtelijke voorstellen provincies (TK 29435-267) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
2024D33045 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de brief inzake Voorontwerp Nota Ruimte en reflecties PBL en CRa ruimtelijke voorstellen provincies (Kamerstuk 29 435, nr. 267).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Haas
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte en de bijbehorende reflecties. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat iIn het voorontwerp terecht wordt gesteld dat er ook op de langere termijn nieuwe grootschalige woningbouwlocaties nodig zijn en dat met het realiseren van grootschalige woningbouwlocaties forse aantallen woningen kunnen worden toegevoegd. Deze leden vinden het belangrijk dat er nieuwe woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Echter, een bestemmingsplan kan door bijvoorbeeld een milieuorganisatie tot aan de Raad van State worden aangevochten. Als het bestemmingsplan door kan gaan, kan vervolgens ook de bouwvergunningen worden aangevochten. Zij willen graag van de Minister weten waar zij eventuele mogelijkheden ziet om dergelijke procedures te versoberen en daarmee woningbouw te versnellen.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoe de Minister de noodzaak van buitenstedelijke ontwikkelingen in het vervolgtraject meer wil benadrukken. Wat deze leden betreft wordt er liever te veel dan te weinig gebouwd, en alhoewel we alle ruimtelijke aspecten met elkaar moeten afwegen, is het van groot belang dat we de woningnood effectief tegengaan. Dat vereist ook sterke prioritering op de bouw van nieuwe woningen. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat de bouw van nieuwe woningen een absolute prioriteit blijft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere interesse kennisgenomen van het Voorontwerp Nota Ruimte en de reflecties van het Planbureau voor Leefomgeving (PBL) en College voor Rijksadviseurs (CRa) met betrekking tot de ruimtelijke voorstellen van provincies. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de mate waarop er in het voorontwerp aandacht is voor de fysieke en natuurlijke grenzen van ons land. Er zijn harde ruimtelijke keuzes nodig om alle uitdagingen omtrent wonen, natuur, landbouw, energie, waterveiligheid en bedrijvigheid plaats te geven. Het mantra «alles kan altijd en overal» zal in de Nota Ruimte, die de nieuwe Nationale Omgevingsvisie zal worden, definitief verleden tijd zijn. De leden vragen zich daaromtrent af wat de Minister zelf verwacht van de status en het gewicht van de Nota Ruimte. Wat is het hoofddoel? Welke problemen moet de Nota Ruimte gaan oplossen? Wat wordt de juridische en politieke status van deze Nota? In hoeverre wordt de Nota dwingend ten opzichte van gemeenten of provincies die afwijkende ambities hebben? Hoe zit het met de juridische borging van de keuzes die gemaakt worden in de Nota Ruimte? Kunnen gemeenten die in een wateroverloopgebied willen bouwen straks teruggefloten worden door de Minister?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de ruimte in Nederland enorm schaars is. Deze leden zien dat prioritering en het stellen van grenzen van wat wel en niet kan een absolute randvoorwaarde is om de Nota Ruimte succesvol te maken. Een belangrijk voorbeeld van zo’n randvoorwaarde is het sturend maken van bodem en water. Bodem en water sturend maken is de afgelopen jaren geland in het vormgeven van de ruimtelijke ordening. Maar hoe wordt het sturend maken van bodem en water in de praktijk geborgd? Op welke manier gaat de Nota Ruimte daaraan bijdragen? Bij de verdeling van de schaarse ruimte is het cruciaal om duidelijke keuzes te maken. Dit gebeurt nog niet genoeg in de huidige arrangementen, stelt het PBL. Deze leden vragen zich af welke prioritering er door de Minister aangehouden gaat worden omtrent alle ruimtelijke uitdagingen. Is de Minister bereid om duidelijke keuzes te maken wanneer landbouw en wonen of bedrijvigheid en gezondheid conflicteren? Wat wordt het gehanteerde afwegingskader om binnen de natuurlijke grenzen al deze ruimtelijke claims te laten landen? Hoe kan er politiek gestuurd worden op dat afwegingskader? Welke instrumenten komen er om te kunnen meten in hoeverre de natuurlijke grenzen worden overschreden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het belangrijk dat de Nota Ruimte bijdraagt aan het optimaal benutten van de Nederlandse ruimte. Daarbij is het belangrijk dat arbitraire grenzen, zoals provinciegrenzen of die van gemeentelijke samenwerkingsverbanden, niet bepalend zijn, maar de mate waarin een locatie geschikt is voor een bepaalde ruimtelijke opgave. Deze leden zien dergelijke conflicten wel ontstaan. Een goed voorbeeld is Weert. Veel inwoners zijn gericht op Eindhoven voor werk en studie. De twee steden zijn per trein een kleine twintig minuten van elkaar gescheiden, maar omdat Weert in een andere provincie ligt valt het buiten het arrangement van de provincie Noord-Brabant (Weert zit qua woningbouw namelijk in het Limburgse arrangement «Limburg Centraal» waarbij zes steden met een intercitystation een programma voor wonen rondom het openbaar vervoer hebben gepresenteerd). Hoe wordt gewaarborgd dat de NOVEX, ruimtelijke arrangementen en andere relevante regionale indelingen goed op elkaar afgestemd worden? Hoe wordt er in het bijzonder aandacht besteed aan het optimaal benutten van de ruimte van gemeenten op dergelijke grensgebieden?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA maken zich zorgen over de razendsnelle groei van logistieke «dozen» in het landschap. Landbouwgrond is in rap tempo verdwenen ten behoeve van data- en distributiecentra. Er wordt in het voorontwerp dan ook terecht voorgesorteerd op het clusteren van logistieke bedrijvigheid zoals enkele provincies dat nu ook al doen. Hoeveel distributieclusters mogen er wat de Minister betreft komen? Hoeveel kostbare ruimte willen we nog opofferen voor logistiek en distributiehallen wetende dat er tot 2040 nog ruim dertien miljoen vierkante meter bij zou kunnen komen? Hoe wordt er omgegaan met provinciale en gemeentelijke besturen die, totdat de Nota Ruimte in werking treedt, dergelijke centra willen ontwikkelen op plekken die daar niet geschikt voor zijn?
De woningnood en het uitbreiden en verbinden van natuurgebieden zijn voor de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie twee van de belangrijkste ruimtelijke uitdagingen die een plek moeten krijgen in de Nota Ruimte. Er zijn door het vorige kabinet al veel stappen gezet om plannen voor nieuwe woningen in Nederland te laten landen in verschillende woondeals en de NOVEX. Daarbij is het belangrijk dat er niet alleen afspraken worden gemaakt over aantallen, maar ook over concrete locaties. Deze leden vragen zich af hoe de afspraken uit de woondeals en de NOVEX precies in de Nota Ruimte worden vastgelegd. Het is een bekend fenomeen dat een mogelijke woonbestemming de waarde van grond vele malen kan doen toenemen. Als grond niet in publieke handen is, maakt dit maakt het lastig om de betaalbaarheidsdoelen uit de Wet versterking regie op de volkshuisvesting te halen. Hoe wordt er in de Nota Ruimte omgegaan met het effect van een mogelijke woonbestemming op de grondprijzen? Komen er naast afspraken en ambities ook instrumenten om dit probleem tegen te gaan, zoals het breder inzetten van het voorkeursrecht of gemeenten de mogelijkheid geven om gronden op te kopen tegen de gebruikswaarde? Komt er een uitwerking van het advies van het IBO-rapport «Op grond kun je bouwen» om harde afspraken over locaties op te nemen in de Nota Ruimte?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de extra woningen die nodig zijn om het woningtekort op te lossen voornamelijk binnenstedelijk gebouwd moeten worden, maar zien ook dat het onvermijdelijk is dat er op sommige plekken uitgebreid wordt. Deze leden vragen zich af waar deze nieuwe woningen gebouwd moeten worden. Welke ruimte wordt er opgeofferd voor het bouwen van genoeg woningen? Komt er een instrument om vrijkomende landbouwgrond zo doelmatig mogelijk in te zetten, ten bate van natuur, extensivering en woningbouw in plaats van verdere opschaling van de intensieve veehouderij of het bouwen van datacentra? Is er een mogelijkheid om in de Nota Ruimte voor verschillende gebieden bepaalde randvoorwaarden te stellen voor mogelijk grondgebruik?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het, samen met vele hoogleraren, de bouwsector, huurdersorganisaties en decentrale overheden, van groot belang dat er meer regie komt in het verdelen van de schaarse ruimte. Het voorontwerp is nog onduidelijk over de mate waarin die regie ook daadwerkelijk komt te liggen bij het Rijk, zoals ook het PBL en CRa aangeven. Het lijkt alsof het voorontwerp gehoor wil geven aan de roep om meer rijksregie, maar tegelijkertijd de invloed van decentrale overheden en private initiatiefnemers niet in wil perken. Deze leden denken dat dit moeilijk naast elkaar kan bestaan. Zij vragen zich af wie er nu de leiding krijgt in het ruimtelijk domein wanneer de Nota Ruimte vastgesteld wordt. Hoe verhoudt het bottom-up-principe uit de Omgevingswet zich tot de roep om meer top-down-beleid in de Nota Ruimte?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de wereld aan snelle veranderingen onderhevig is. Klimaatverandering, Europees beleid, oorlog en conjunctuur hebben invloed op de aard van de ruimtevraag. Het is dan ook belangrijk om de Nota tijdig bij te sturen, zodat er voortvarend kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen buiten onze macht. Er wordt in het voorontwerp aangegeven dat noodzakelijke aanpassingen jaarlijks gerapporteerd worden aan de Kamer. Echter, het is belangrijk dat de Nationale Omgevingsvisie in zijn geheel regelmatig wordt geactualiseerd. Hoe flexibel wordt de Nota Ruimte? Wat voor aanpassingen kunnen deze leden verstaan onder «noodzakelijk»? Komt er ook een mogelijkheid om jaarlijks aanpassingen te doen die wellicht niet direct noodzakelijk zijn maar wel nodig op de lange termijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in de periode dat het voorontwerp naar de Kamer is gestuurd en op het moment van deze inbreng op meerdere plekken in het land de discussie is opgelaaid over het toewijzen van grond voor Defensie. Dat gebeurt nog op basis van het huidige ruimtelijke beleid. Hoe worden de belangen van omwonenden bij dergelijke ingrijpende veranderingen meegenomen? Hoe verandert dat wanneer de Nota Ruimte in werking treedt? In welke mate wordt er wat betreft de huidige zoektocht naar grond voor Defensie gezocht naar het optimaal benutten van huidige infrastructuur en grondgebruik om onnodig nieuwe ruimteclaims te voorkomen, zoals dat ook uitgangspunt is van de Nota Ruimte?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren verder dat er in het voorontwerp wordt aangegeven dat provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies aangepast worden, zodat deze passen onder de Nationale Omgevingsvisie. Op welke manier wordt er gezorgd dat decentrale omgevingsvisies de Nationale Omgevingsvisie overeenkomen? In hoeverre verwacht de Minister dat dit nu al het geval is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte en de reflecties van het PBL en het CRa op de ruimtelijke voorstellen van provincies. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Wat betreft het voorontwerp Nota Ruimte merken de leden van de VVD-fractie in zijn algemeenheid op dat deze nog veel ruimte biedt voor verduidelijking en sturing. Er moet vooral heel erg veel gebeuren, maar concrete keuzes ontbreken.
In de ogen van de leden van de VVD-fractie is het minder zinvol om beleidsmatige keuzes te maken wanneer er nog geen zicht is op hoe we dat beleid daadwerkelijk gaan uitvoeren. Onderschrijft de Minister deze mening? Deze leden hadden dan ook graag meer concreetheid gelezen in het voorontwerp met daarbij een antwoord op de uitvoeringsvraag. Het «advies De uitvoering aan zet» van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) stelt als haar hoofdaanbeveling dat de beleidsuitvoering radicaal geherwaardeerd dient te worden, waarbij uitvoering minstens even belangrijk wordt gemaakt als het beleid. Hoe neemt de Minister deze aanbeveling, die in de kabinetsreactie reeds omarmd is, mee in het proces richting de definitieve Nota Ruimte? Kan de Minister nader ingaan op haar plannen met betrekking tot het vormgeven van de uitvoering? Kan de Minister ook aangeven welke rollen daarbij zijn weggelegd voor de verschillende medeoverheden en andere partijen, zoals gemeenten, provincies, waterschappen, nutsbedrijven en marktpartijen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat medeoverheden naar het Rijk kijken om concrete keuzes te maken. Tegelijkertijd zullen veel van de keuzes en uitvoeringsvraagstukken worden gemaakt in de uitvoeringsagenda. Kan de Minister verduidelijken wanneer de uitvoeringsagenda gedeeld zal worden? Is de Minister bereid om deze gelijktijdig te publiceren met de ontwerpnota? Deze leden menen dat de ontwerpnota, de laatste stap richting de definitieve Nota Ruimte, beter kan worden besproken wanneer de uitvoeringsagenda ook op tafel ligt.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het PBL in haar reflectie aangeeft dat de beschikbaarheid van grond een voorwaarde is voor het bereiken van veel doelen uit de Nota Ruimte. Het oprichten van een organisatie voor het verwerven van grond zou volgens het PBL een prioriteit kunnen zijn. Hoe kijkt de Minister naar dit advies van het planbureau, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in tegenstelling tot de verwachting van ongeveer tien jaar geleden de bevolking behoorlijk is gegroeid, terwijl de Rijksoverheid daar niet in al haar beleid vanuit ging. Hierdoor ondervindt Nederland onder andere een groot probleem op het gebied van woningbouw. Op gemeentelijk niveau werd deze ontwikkeling al eerder gesignaleerd. Deelt de Minister de mening dat het contact met gemeenten cruciaal is als het gaat om te weten wat er nodig is op het gebied van ruimtelijke ordening? Hoe ziet de Minister de samenwerking tussen het Rijk en de gemeenten voor zich?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte van juni 2024. Deze leden waarderen het om in dit stadium betrokken te zijn bij het voorontwerp Nota Ruimte en hebben enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de NSC-fractie zijn verheugd te zien dat er in het voorontwerp van de Nota Ruimte ook aandacht is voor de Lelylijn en de Nedersaksenlijn. Deze leden wijzen erop dat in het hoofdlijnenakkoord gekozen is voor deze spoorlijnen en voor een investering in de bereikbaarheid van het noorden van Nederland. Zij verwachten dat dit in de verdere uitwerking van de Nota Ruimte terugkomt.
De leden van de NSC-fractie lezen in het voorontwerp Nota Ruimte dat er duidelijke ruimtelijke keuzes gemaakt moeten worden, zoals bescherming van hoogwaardige landbouwgrond. Kan de Minister aangeven wat zij schaart onder hoogwaardige landbouwgrond? En hoe zij «bescherming» daarvan voor zich ziet? Is zij hierover in overleg met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)? Ziet zij ook mogelijkheid de grond rondom kwetsbare natuurgebieden te beschermen?
De leden van de NSC-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat het Rijk de sturing oppakt wat betreft het maken van ruimtelijke keuzes. Kan de Minister, betreffende het aanwijzen van nieuwe grootschalige woningbouwlocaties op basis van een lange termijn-ontwikkelstrategie, aangeven wanneer zij inzichtelijk heeft welke locaties in aanmerking komen? Hoe worden de criteria voor deze keuzes bepaald? Wordt er voldoende rekening gehouden met aspecten zoals bereikbaarheid, leveren van zorg, infrastructuur en duurzaamheid bij toewijzen van grootschalige woningbouwlocaties? Hoe verhouden deze grootschalige woningbouwlocaties zich tot de NOVEX-gebieden? En wat is de relatie met het rapport «Elke regio telt!?»
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Minister, ondanks de bodemdaling in bepaalde gebieden en de daarmee samenhangende funderingsproblematiek, de woningbouw structureel wil gaan verhogen. Kan de Minister aangeven of zij voldoende inzichtelijk heeft op welke locaties de bodemdalingsproblematiek speelt? En hoe de Minister rekening zal houden met niet alleen bodemdaling, maar ook met overstromingsgevaar bij nieuw te bestemmen gebieden?
De leden van de NSC-fractie constateren dat in het voorontwerp Nota Ruimte ook aandacht is voor de noodzaak militaire locaties en activiteiten uit te breiden. Kan de Minister reflecteren op de nationale ruimtelijke keuzes ten opzichte van de Europese en NAVO-verplichtingen? Kan de Minister tevens toelichten hoe zij aanstuurt op integraliteit en slim regionaal combineren ten aanzien van bijvoorbeeld het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD)?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het taalgebruik in het voorontwerp Nota Ruimte ontzettend beleidsmatig is. Deze leden zouden in de definitieve versie willen aansturen op hogere toegankelijkheid in woord én beeld. Deelt de Minister deze mening?
De leden van de NSC-fractie willen meer zicht op de status en voortgang van het proces. Kan de Minister tevens aangeven wat de beleidsmatige status van het voorontwerp is en wat de juridische status van de definitieve Nota Ruimte wordt? Kan de Minister verder aangeven hoe de inbreng van dit schriftelijk overleg wordt meegenomen in het vervolgproces?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp van de Nota Ruimte. Deze leden onderschrijven het belang van een nieuwe Nota Ruimte. Landbouw, wonen, de energietransitie, bedrijven en natuur leggen allemaal een claim op de weinige beschikbare ruimte in ons land. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat er in het voorontwerp Nota Ruimte een samenhangend (ruimtelijk) toekomstbeeld centraal staat. Het voorontwerp Nota Ruimte geeft een totaaloverzicht van sectorale problemen en vraagstukken en van nog te onderzoeken zaken. Deze leden willen benadrukken dat er keuzes gemaakt dienen te worden om deze sectorale problemen en vraagstukken op te lossen. Zij vragen zich af wanneer de Minister de voorkeuren van het huidige kabinet aan de Tweede Kamer gaat voorleggen.
De leden van de D66-fractie constateren dat er in het voorontwerp Nota Ruimte wordt ingezet op het versterken en verstedelijken van de regio’s in het noorden, oosten en zuiden. Hiervoor is een visie op de economisch ontwikkeling in deze regio’s in (inter)nationaal verband onmisbaar, zoals ook gesteld wordt in de Nota Ruimte. Ook in het hoofdlijnenakkoord wordt een visie op het ruimtegebruik belangrijk genoemd. Kan de Minister aangeven wanneer en hoe ze tot een dergelijke visie wil komen?
De leden van de D66-fractie merken op dat water en bodem een grote rol spelen in de Nota Ruimte. Dit is conform de beleidslijn van het vorige kabinet om water en bodem sturend te maken. Deze leden vragen zich af of dit kabinet deze lijn door gaat zetten, welke verbindingen er zijn met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), de Kaderrichtlijn Water (KRW) en hoe dat zijn beslag krijgt in de definitieve versie van de Nota.
Deze leden vragen zich daarnaast af of, en zo ja, waar de verwachte plannen van Deltacommissaris Co Verdaas met betrekking tot omgang met de zeespiegelstijging opgenomen zullen worden in de definitieve versie. Zij vragen zich daarnaast af wat het ruimtelijk betekent dat Nederland een zeespiegelstijging van vijf meter aankan.
De leden van de D66-fractie constateren dat in het voorontwerp Nota Ruimte reflecties van PBL en CRa zijn opgenomen over de beleidsdoelstellen voor landbouw en natuur. Volgens deze instituten zijn ingrijpende en ongekende maatregelen nodig voor een balans tussen generiek landbouwemissiebeleid en ruimtelijk gedifferentieerd beleid. Deze leden vragen zich af of de Minister deze opvatting van de Rijksadviseurs deelt.
De leden van de D66-fractie merken op dat in het voorontwerp Nota Ruimte wordt gesteld dat het een onomstreden doel voor de landbouw is om een goed functionerend productiesysteem in Nederland te behouden, dat bijdraagt aan de voedselzekerheid met betaalbare, gezonde producten. Deze leden vragen zich af hoeveel en welke ruimte er nodig is om voedselzekerheid voor eigen land te garanderen.
De leden van de D66-fractie zien dat in het voorontwerp Nota Ruimte staat dat de landbouw met 54% van het landoppervlak de grootste grondgebruiker is in Nederland. Om de natuur te herstellen zal de landbouw moeten extensiveren. Daarnaast vragen andere functies dan de landbouw ook extra ruimte, zoals woningbouw, energie, infrastructuur, defensie en circulariteit. De leden vragen zich af welke landbouwvormen – ook vanuit een bredere visie op de economische structuur in Nederland – zullen moeten verminderen en grond vrij moeten maken voor ander gebruik.
De leden van de D66-fractie signaleren dat in het voorontwerp Nota Ruimte wordt ingezet op het verweven van landbouw en natuur, bijvoorbeeld door meer ruimte te bieden aan agrarisch natuurbeheer en biologische landbouw. Kan de Minister aangeven wat zij vanuit een ruimtelijk perspectief gaat doen om deze transitie te bewerkstelligen? Deze leden vragen zich daarnaast af hoe de Minister de ruimtevraag tussen landbouw en natuur gaat afwegen, rekening houdend met de woningbouwambities van dit kabinet.
De leden van de D66-fractie merken op dat het NPLG genoemd wordt in het voorontwerp Nota Ruimte. Welke effecten verwacht de Minister dat het afschaffen van het NPLG heeft op de ruimte in Nederland? Hoe gaat de Minister dit meenemen?
De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom in het voorontwerp de beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving niet als prioriteit is aangemerkt? Deze leden merken op dat deze transitie ook zijn ruimtebeslag kent en vragen zich af waar dat in de Nota Ruimte terugkomt.
De leden van de D66-fractie zien dat er in het voorontwerp Nota Ruimte gesteld wordt dat op lange termijn de import van energie nodig zal blijven. Kan de Minister aangeven of dit alleen geldt voor de zware basisindustrie, of ook voor algeheel gebruik? Is er volgens de Minister voldoende ruimte in Nederland zodat ons systeem uiteindelijk grotendeels kan draaien op het gebruik van groene stroomopwekkers alleen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het PBL aangeeft dat voor de netwerken voor energie en (circulaire) economie een langetermijnvisie ontbreekt. Deelt de Minister deze opvatting en zo ja, wanneer en hoe wordt dan inhoud gegeven aan een langetermijnvisie?
De leden van de D66-fractie merken op dat op dit moment voorstellen nog sterk beredeneerd worden vanuit het faciliteren van het huidige economische systeem, met de bestaande sectoren, de huidige locaties van industrieclusters en de daarmee samenhangende infrastructuur. Deelt de Minister de opvatting van het CRa om investeringen die gedaan worden vanuit de publieke sector, ook zo veel mogelijk in het publieke domein te investeren, en niet meer te investeren in de bedrijven zelf, maar met name in de gebieden waar economische activiteiten plaatsvinden? Zo nee, welke ideeën heeft de Minister wat dit betreft?
De leden van de D66-fractie signaleren dat er in de Nota Ruimte nauwelijks wordt ingegaan op de woningbehoefte. Wel wordt een groei van achttien naar ruim twintig miljoen inwoners aangehouden. Er is sprake van toenemende vergrijzing en steeds meer een- en tweepersoonshuishoudens stellen andere eisen aan woningtypen en woonmilieus en zaken als betaalbaarheid. Deze leden merken op dat woningbehoefte ook gevolgen heeft voor de ruimte en de keuzes die hiermee samenhangen. Is de Minister van plan om dit alsnog in het voorontwerp mee te nemen?
De leden van de D66-fracties merken op dat eerder al zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden zijn aangewezen. Daarnaast worden in de Nota Ruimte aanvullend nieuwe grootschalige woningbouwlocaties voorgesteld in het noorden, oosten en zuiden van ons land, namelijk de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen), Twente, Limburg (rondom steden met intercitystations) en de Friese steden. Deze leden vragen zich af of dit aansluit bij de behoefte van Nederlanders. Zo nee, hoe wil de Minister hierop sturen?
De leden van de D66-fractie signaleren dat voor elke nieuw voorgestelde locatie een toets op de demografische en economische ontwikkelingen, bereikbaarheid, maatschappelijk draagvlak en investeringsbereidheid, waarmee duidelijk wordt voor wie deze nieuwe grootschalige woningbouwlocaties bedoeld zijn, ontbreekt. In het verlengde daarvan ontbreken ook voorstellen voor het type woningen in relatie tot de voorgestelde doelgroepen. Kan de Minister toelichten waarom deze belangrijke aspecten buiten beschouwing zijn gelaten?
De leden van de D66-fractie zien dat er in de Nota Ruimte weinig aandacht wordt besteed aan de G5-steden en de woningnood daar. Deze leden merken op dat naar verwachting hier de grootste groei plaats zal vinden. Zij vragen zich dan ook af waarom de G5-steden met de hoogste woningnood geen prominentere rol spelen in de Nota Ruimte.
De leden van de D66-fractie constateren dat de visie van Rijksbouwmeester Francesco Veenstra dat door vergrijzing verdichting noodzakelijk is om voorzieningen in stand te houden en wat dit betekent voor de verdichting van bestaande woongebieden en het bouwen in hogere dichtheden in nieuwbouwwijken, niet terugkomt in het voorontwerp Nota Ruimte. De leden vragen zich af waarom deze visie niet opgenomen is.
De leden van de D66-fractie valt het op dat er in de Nota Ruimte niets wordt gezegd over de ruimtevraag van recreatie. Deze leden vragen zich af waarom daarvoor is gekozen.
Zij vragen zich ook af of de Minister, rekening houdend met de demografische ontwikkelingen, een inschatting kan maken hoe de extra woningen verdeeld zullen worden over de in de Nota Ruimte genoemde locaties.
De leden van de D66-fractie merken op dat de bouw van nieuwe woningen, duurzame stroomopwekking en dergelijke een langdurig proces is. Hoe realistisch acht de Minister het dat de ambities uit de Nota Ruimte op die gebieden op tijd behaald zullen worden? Welke maatregelen neemt de Minister om kortere doorlooptijden voor ruimtelijke procedures te bewerkstelligen?
De leden van de D66-fractie zien dat Defensie veel ruimteclaims zal leggen in de nabije toekomst. Welke koppelkansen met andere ruimtevragers, zoals bijvoorbeeld energievoorzieningen, ziet de Minister om de ruimtedruk te verlichten?
De leden van de D66-fractie signaleren dat het voorontwerp Nota Ruimte wel rept over verschillende vormen van sturing (naast wettelijk instrumentarium ook het «slim inzetten van investeringen, kennis, ontwerp, toezicht, en handhaving ») maar dat deze inzet vooral uitgaat van de Rijksoverheid. Deze leden vragen zich af wat het Rijk en medeoverheden nodig hebben van anderen in de samenleving en hoe daarop zal worden gestuurd? Hoe beziet de Minister de rol van publiek-private samenwerking om doelen te realiseren?
De leden van de D66-fractie merken op dat in het voorontwerp Nota Ruimte verschillende keren het belang van ruimtelijke kwaliteit wordt genoemd. Zo wordt er gesproken over gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Het woord «kwaliteit» valt regelmatig, maar dat zegt nog niet op welke wijze kwaliteit wordt afgewogen tegen andere aspecten. Deze leden vragen zich daarom af of concreet geformuleerd kan worden hoe genoemde waarden worden meegenomen in de besluitvorming, aangezien de verwijzing over de kwaliteitsaanpak dit weinig inzichtelijk maakt.
De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister kan toelichten of en zo ja, hoe er rekening is gehouden met de VINEX-nota uit 1991 die uitgangspunten formuleerde voor nieuwe woningbouwlocaties tussen 1995 en2005. Deze ervaringen kunnen relevant zijn bij het formuleren van nieuw beleid. De leden verwijzen daarbij naar de uitkomsten uit de nota «Evaluatie Verstedelijking VINEX 1995 tot 2005» en vragen zich af welke lessen de Minister uit deze evaluatie heeft meegenomen voor het nu voorliggende voorontwerp. Deze leden zijn hierbij vooral nieuwsgierig naar de volgende punten:
o Het aanwijzen van rode contouren en grondspeculatie;
o Private winsten en publieke tekorten in gebiedsontwikkelingen;
o Actief grondbeleid;
o De eenzijdige programmering van VINEX;
o Het gebrek aan integrale financiering;
o Monitoring en bestuurlijke terugkoppeling;
o Helder kaderen van verantwoordelijkheden van diverse overheden;
o Kennis en capaciteit bij lokale overheden.
De leden van de D66-fractie constateren dat het voorontwerp Nota Ruimte met diverse stakeholders en overige belangstellenden besproken gaat worden. Deze leden vragen zich af wat stakeholders en belangstellenden mogen en kunnen verwachten van de beschreven participatie. In hoeverre, waarover en met welke impact mogen zij participeren? Dit om teleurstellingen te voorkomen. Deze leden merken op dat, zolang er nog heel weinig ruimtelijke keuzes zijn gemaakt, de verwachtingen van de participanten zeer breed uit elkaar kunnen liggen. Zij vragen zich af hoe de Minister dit gaat ondervangen. Zij zijn er daarnaast van overtuigd dat participatie wel noodzakelijk is om tot een maatschappelijk breed gedragen Nota Ruimte te komen.
De leden van de D66-fractie merken op dat besluiten op het ene sectorale gebied grote impact hebben op andere gebieden. Deze leden vragen zich af of er daarom integrale scenario’s gemaakt zullen worden die deze besluiten en de ruimtelijke impact inzichtelijk maken. Zij merken op dat het anders voor alle betrokkenen onduidelijk zal blijven waar bepaalde ruimtelijke keuzes toe zullen leiden. Deelt de Minister dit inzicht?
Het valt de leden van de D66-fractie op dat zicht op de benodigde publieke, private en maatschappelijke investeringen, en wat er van rijkswege nodig is deze in het land te bewerkstelligen, net zoals een algemeen financieel kader, ontbreekt in het voorontwerp Nota Ruimte. Deze leden vragen zich af waarom hiervoor is gekozen en of de Minister dit overzicht alsnog zal toevoegen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de stukken tot zich genomen en hebben over de voorontwerp Nota Ruimte de volgende vragen.
Algemeen
De leden van de BBB-fratie vragen of de Minister van plan is, zoals de vorige Minister beoogde, om de ontwerpnota en de ruimtelijke arrangementen en de uitvoeringsagenda’s voor de NOVEX-gebieden gelijktijdig te publiceren.
De leden van de BBB-fractie vragen hoe de Minister de constatering van het PBL beorrdeelt dat het aantal afsprakenkaders (met bijbehorende bestuurlijke overleggen en gebiedsindelingen) erg groot is en dat dit zorgt voor onduidelijkheid? Ziet de Minister mogelijkheden om hier iets aan te doen, bijvoorbeeld door programma’s samen te voegen?
De leden van de BBB-fractie vragen hoe de strategische regionale investeringsagenda’s die in het hoofdlijnenakkoord zijn aangekondigd zich verhouden tot de ruimtelijke arrangementen en de daarbij horende uitvoeringsagenda’s.
Keuzes over de ontwikkeling van mobiliteitssysteem
De leden van de BBB-fractie merken op dat in het voorontwerp het volgende staat: «Te maken keuze Toekomstige keuzes ten aanzien van bereikbaarheid, waaronder investeringsbeslissingen, maken we op basis van bereikbaarheidsdoelen. Deze keuzes gaan over een afgestemde ontwikkeling van verstedelijking en mobiliteit (nabijheid), locatiebeleid van voorzieningen en investeringen in infrastructuur. Deze bereikbaarheidsdoelen worden in samenwerking met de regio’s geformuleerd en passen bij de ontwikkelstrategie per regio en bij de bestaande en gewenste ruimtelijke opbouw van een regio.» Deze leden vragen in hoeverre infrastructuurprojecten (projecten op het spoor) rendabeler (en dus beter bereikbaar) zouden worden wanneer deze gecombineerd worden met woningbouwprojecten in de buurt van de gebieden waarin dergelijke infrastructuurprojecten aangelegd zouden kunnen worden.
Nieuwe richtingen voor verstedelijking en regionale ontwikkeling
De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe er naast grootschalige NOVEX-gebieden meer woningen gecreëerd kunnen worden. Is er wet- en regelgeving die aangepast zou kunnen worden om het eenvoudiger te maken om gebouwen een herbestemming te geven? In hoeverre is het mogelijk dat de Minister de bevoegdheid heeft om wanneer er lokaal te weinig woningen gebouwd worden te komen met instrumenten waardoor de bouw van woningen wel mogelijk wordt?
De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan nagaan of er bij de NOVEX-gebieden een juiste balans is tussen verschillende stakeholders en actoren, of agrariërs in alle NOVEX-gebieden actief meegenomen worden, en of de feedback van lokale agrariërs en agrarische belangenorganisaties voldoende verwerkt worden in de uiteindelijke ruimtelijke plannen. Zou de Minister ook de Minister van LVVN kunnen betrekken bij deze plannen, zodat er een realistisch toekomstperspectief ontstaat voor lokale agrariërs?
Ruimtelijke spreiding van toegevoegde waarde per vierkante kilometer in 2022
De leden van de BBB-fractie merken op dat in het rapport «Elke regio telt» wordt beschreven dat bepaalde delen van Nederland een lage brede welvaart kennen, en in de bij het rapport gevoegde kaart is te zien dat een groot deel van de investeringen gaat naar de Randstad. Kan de Minister aangeven hoe de achtergestelde regio’s juist in de Nota Ruimte een mogelijke oplossing zijn voor het huidige woningtekort, en hoe er vorm gegeven kan worden aan een plan waarbij juist deze regio’s geholpen worden met woningbouwprojecten en bijpassende infrastructuurprojecten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorontwerp Nota Ruimte en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie benadrukken het grote belang van visie en regie op de ruimtelijke ordening. Deze leden zien graag een spoedige totstandkoming van de definitieve Nota Ruimte. Zij vragen dan ook naar het tijdpad richting de totstandkoming de definitieve Nota Ruimte. Ook vernemen zij graag hoe zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte zich verhouden tot de Wet versterking regie volkshuisvesting en de ambities tot het hernemen van de van de regie op de volkshuisvesting.
De leden van de CDA-fractie zijn zeer overtuigd van het grote belang van goede en betaalbare volkshuisvesting. Deze leden hechten eraan te benadrukken dat het de hoogste tijd is voor versterking van de regie op de volkshuisvesting. Zij wijzen op het in de Grondwet opgenomen recht om ergens thuis te zijn. Er staat in artikel 22 dat de «bevordering van voldoende woongelegenheid» een «voorwerp van zorg der overheid» is. De opgave om te zorgen voor voldoende woningen, in welke vorm dan ook, is dus een zaak van algemeen belang. Deze leden benadrukken dat de versterking van de regie op de volkshuisvesting alles te maken heeft met ruimtelijke ordening en er dus geen sprake van kan zijn om in de ruimtelijke ordening alles af te laten hangen van de markt. Zij horen graag hoe de Minister dit gaat voorkomen en hoe de belangen van huurders en het algemeen belang meegenomen zal worden.
De leden van de CDA-fractie vragen ook om een reflectie op de uitvoering van de Wet betaalbare huur en de samenhang met zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte. Deze leden zien graag een beperking van verdozing in Nederland en horen graag een reflectie van de Minister op hoe de verschillende aangenomen moties over dit onderwerp ingrijpen op zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte.
De leden van de CDA-fractie horen graag hoe de Minister aankijkt tegen not in my backyard (NIMBY)-gedrag en het indienen van bezwaren en/of het (dreigen met) procederen door omwonenden. Deze leden horen graag meer over hoe zich dit verhoudt tot zowel dit voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte. De grote hoeveelheid procedures is misschien wel het belangrijkste obstakel bij de aanpak van de woningnood. Daarom vragen zij ook naar een reflectie van de Minister op de samenhang van zowel het voorontwerp als de definitieve Nota Ruimte met de in het hoofdlijnenakkoord opgenomen ambities om het aantal procedures in te perken, deze procedures in te korten en het aantal beroepsmogelijkheden te beperken. Deze leden vragen de Minister ook om een vergelijking te maken van dit voorontwerp Nota Ruimte en de discussie over woningbouw en NIMBY-gedrag in het Verenigd Koninkrijk. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er en welke conclusies trekt de Minister daaruit?
De leden van de CDA-fractie horen graag welke concrete betekenis het schrappen van het NPLG heeft voor de Nota Ruimte. Deze leden vragen naar de reflectie van de Minister op welke effecten dit heeft op de woningbouw en de aanpak van de woningnood. Zij horen graag of de Minister inschat dat de mogelijkheden om meer te gaan bouwen worden vergroot of verkleind met het schrappen van dit programma. Deze leden horen ook graag meer over de relatie op dit gebied met provincies en gemeenten. Zij zijn benieuwd of het schrappen van dit programma iets betekent voor hoe deze overheden aankijken tegen en willen meewerken aan de Nota Ruimte en of dit iets betekent voor het langetermijnperspectief en de uitvoering.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving als prioriteit wordt aangemerkt in het voorontwerp Nota Ruimte. Richting 2030 en 2050 zal duurzame opwek van energie steeds meer ruimte vergen, meer dan in een fossiel systeem. In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een verdubbeling van de opwek van wind op land in 2050 ten opzichte van 2030 en een verdrievoudiging van zonne-energie. Het is dan ook belangrijk om al in een vroeg stadium rekening te houden met het ruimtebeslag wat daarmee gepaard gaat. Deze leden vragen de Minister duidelijk te maken op welke wijze de, ook door deze regering in het hoofdlijnenakkoord bevestigde, klimaatdoelen voor zowel 2030 als voor 2050 en de voor de opwek van duurzame energie benodigde ruimte mee worden genomen in de definitieve Nota Ruimte. Met welke ambities voor de opschaling van duurzame energie opwek zal in de Nota Ruimte rekening mee worden gehouden en wat betekent dit voor het ruimtebeslag in 2050?
De leden van de CDA-fractie roepen de Minister in herinnering dat er in het hoofdlijnenakkoord voor is gekozen om windmolens zoveel mogelijk op zee, in plaats van op land, te realiseren waarbij er eerst gekeken moet worden naar ruimte voor de visserij. Deze leden vragen de Minister om inzichtelijk te maken op welke wijze het «eerst kijken naar ruimte voor de visserij» uitgewerkt zal worden. Wat betekent dit voor de balans tussen het ruimtelijke beslag van wind op zee en de ruimte die wordt gereserveerd voor visserij? Hoe verwacht de Minister meer rekening te kunnen houden met ruimte voor visserij en tegelijkertijd de ambities op het gebied van wind op zee waar te kunnen maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Deze leden hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat «bestaande wet- en regelgeving het kader vormen» voor de Nota Ruimte. In hoeverre verwacht de Minister een vermindering van het aantal regels dan wel een vermeerdering van het aantal wetten en regels? En is verminderen van het aantal regels een doel voor deze Minister?
De leden van de SGP-fractie wijzen op het grote belang van voldoende aandacht voor de uitvoering van de Nota Ruimte. Hoe wordt daar nu al rekening mee houden? Welke voorbereidingen worden daarvoor concreet getroffen? Daarnaast constateren deze leden dat er ook een uitvoeringsagenda opgesteld wordt. Welke positie krijgt deze agenda binnen de Nota Ruimte? En komt deze uitvoeringsagenda gelijktijdig met de Nota Ruimte of volgt deze later in de tijd?
Tevens vragen de leden van de SGP-fractie hoe de samenwerking tussen decentrale overheden en andere uitvoeringsorganisaties concreet vormgegeven zal worden. Daarbij wijzen deze leden ook op het feit dat er veel op regionaal niveau geregeld dan wel vastgesteld zal worden. Welke positie en invloed hebben lokale democratieën daarin?
De leden van de SGP-fractie wijzen op het (toenemende) risico van bodemdaling. Dit heeft bijvoorbeeld ook grote gevolgen voor de volkshuisvesting, aangezien het funderingsschade kan veroorzaken. De leden van deze fractie vragen of de Minister meer inzicht kan geven in hoe dit thema voldoende aandacht krijgt binnen de Nota. En hoe is de verdeling van verantwoordelijkheden bij dit thema geregeld? Kan de Minister daarbij ook specifiek ingaan op het aspect van funderingsproblematiek?
De leden van de SGP-fractie lezen met instemming op diverse plaatsen in het voorontwerp dat er meer ingezet wordt op hergebruik en recycling van materialen en grondstoffen. Dit is een thema dat diverse beleidsterreinen maar ook diverse ministeries overstijgt. Het raakt bijvoorbeeld ook de fiscaliteit, als het gaat om het btw-heffing op hergebruikte materialen. Deze leden vragen hoe dit integraal opgepakt wordt en hoe verkokering van dit specifieke thema voorkomen wordt?
De leden van de SGP-fractie wijzen op de (politieke) discussies rond de toekomst van de economie en dat daar wellicht scherpe keuzes gemaakt moeten worden, zoals ook aangekaart in het rapport van de Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050. Hoe wordt dat meegenomen in de Nota Ruimte? Deelt de Minister de mening dat dergelijke discussies grote impact hebben op de Nota?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering heeft nagedacht over mogelijke verplaatsing van start- en landingsbanen van Schiphol naar zee. Dan is er meer ruimte voor woningbouw in de Randstad en wordt de huidige geluidsoverlast serieus aangepakt. Tegelijkertijd zijn er op zee mogelijkheden voor combinaties met duurzame energieproductie.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de gevolgen van het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma voor de Nota Ruimte. Wat betekent het beleid van de nieuwe regering bijvoorbeeld voor de indicatieve areaalopgave in het NPLG voor nieuwe natuur, extra bosaanplant en groen-blauwe dooradering?
De leden van de SGP-fractie merken op dat enerzijds wordt aangegeven dat behoud van landbouwgronden voor de voedselproductie belangrijk is, anderzijds dat de zoetwatervoorziening niet overal op orde gehouden zal worden. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Wat is bijvoorbeeld het perspectief voor zoetwatervoorziening in de zuidwestelijke delta?