Verslag van een schriftelijk overleg over de Ontwerpregeling houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg en het Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg met betrekking tot de uitvoering van artikel 2.1 van de wet en artikel 2.3 van het Besluit (Uitvoeringsregeling Waarschuwingsregister zorgfraude) (Kamerstuk 28828-138)
Fraudebestrijding in de zorg
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D33199, datum: 2024-09-16, bijgewerkt: 2024-09-17 17:04, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28828-139).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.J. Eerdmans, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (JA21)
- Mede ondertekenaar: M. Heller, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 28828 -139 Fraudebestrijding in de zorg.
Onderdeel van zaak 2024Z13605:
- Indiener: M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-25 10:30: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-09-26 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
28 828 Fraudebestrijding in de zorg
Nr. 139 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 september 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
over de brief van 19 augustus 2024 over de Ontwerpregeling houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg en het Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg met betrekking tot de uitvoering van artikel 2.1 van de wet en artikel 2.3 van het Besluit (Uitvoeringsregeling Waarschuwingsregister zorgfraude) (Kamerstuk 28 828, nr. 138).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 september 2024 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 16 september 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Eerdmans
Adjunct-griffier van de commissie,
Heller
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Ontwerpregeling houdende nadere regels ter uitvoering van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg en het Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg met betrekking tot de uitvoering van artikel 2.1 van de wet en artikel 2.3 van het Besluit.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er een uitgebreide en zorgvuldige wetsbehandeling in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden. In diverse termijnen zijn alle aspecten van werking, risico’s en privacy nadrukkelijk besproken en zo nodig geamendeerd.
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de uitgebreide toelichting bij deze nadere regels en hebben geen aanvullende vragen of opmerkingen hierover.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de ontwerpregeling gelezen en hebben de Minister hierover bevraagd tijdens het plenaire debat over de Verzamelwet gegevensverwerking VWS. Hiermee hebben zij voldoende informatie verkregen en geen aanvullende vragen meer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerpregeling. Zij hebben de volgende vragen aan de Minister.
Genoemde leden lezen bij internetconsultatie en uitvoeringstoetsen dat er in algemene zin zorgen zijn geuit over de uitvoerbaarheid en de administratieve lasten van deze regeling. Zo geeft de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) aan dat het nog niet volledig in te schatten is welke tijdsinvestering benodigd gaat zijn voor de toezichthouder en of de huidige personele capaciteit voldoende is en geeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in de uitvoeringstoets aan risico's met betrekking tot de uitvoerbaarheid te zien. Is de Minister het met deze leden eens dat de taken van instanties behapbaar en uitvoerbaar moeten zijn? En zo ja, kan zij dan ingaan op de zorgen van deze instanties en welke handvaten zij wil bieden aan deze instanties om het behapbaar en uitvoerbaar te houden?
II. Reactie van de Minister
De leden van de VVD en de NSC bedank ik voor hun reactie op de ontwerpregeling. De vraag van de leden van de BBB gaat over de uitvoerbaarheid en de administratieve lasten van de regeling. Ik ben met deze leden eens dat de regeling zo uitvoerbaar mogelijk moet zijn. Daarom is bij de totstandkoming van de regeling ook herhaaldelijk contact geweest met VNG en ZN en is ook met de Nza overlegd. Mijn plan is ook om de komende periode met alle betrokken partijen in gesprek te blijven om te bespreken hoe Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg en alle bijbehorende regelgeving zo goed mogelijk geïmplementeerd en uitgevoerd kan worden. Ik zal de implementatie en uitvoering ook blijven monitoren, onder andere door middel van de invoeringstoets, die een jaar na inwerkingtreding gehouden wordt. De fraudebestrijding in de zorg heeft immers grote prioriteit. Met het oog op de praktijk heb ik daarnaast een uitgebreide toelichting bij de regeling gegeven, waarin belangrijke elementen van de regeling worden uitgelegd en geduid.
Tegelijkertijd vloeit uit de wet ook voort dat aan het bestaan van een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg eisen worden gesteld, die erop zien dat het onderzoek naar fraude in de zorg zeer zorgvuldig moet verlopen, met respect voor de privacy van betrokkenen. Een registratie in het Waarschuwingsregister kan immers grote gevolgen hebben voor een betrokkene. Uw Kamer heeft daar bij de wetsbehandeling ook op aangedrongen. Dat brengt onvermijdelijk administratieve lasten voor uitvoerders van de regeling met zich mee. Uitvoerders uitten hun zorgen eerder bij de wetsbehandeling. Ik ben echter van mening dat deze uitvoeringslasten niet ondoenlijk zijn en bovendien evenredig zijn aan het belang van waarborgen voor betrokkenen.