Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
Nummer: 2024D33447, datum: 2024-09-17, bijgewerkt: 2024-10-02 16:02, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-III-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
- Mede ondertekenaar: E. Heinen, minister van Financiën (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 III-3 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025.
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 600 III Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025
Nr. 3 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 9 september 2024 en het nader rapport d.d. 16 september 2024, aangeboden aan de Koning door de Minister van Financiën, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 2 september 2024, no. 2024001741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2025, met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Blijkens de mededelingen van de Directeur van Uw Kabinet machtigde Uwe Majesteit de afdeling Advisering van de Raad van State haar adviezen inzake de voorstellen van Wet tot vaststelling van de begrotingsstaten 2025 rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Het betreft de mededelingen van 2 september 2024.
Blijkens de adviezen van 9 september 2024, nummers:
No. W01.24.00193/I | de Koning (I) |
No. W04.24.00194/I | Staten Generaal (IIA) |
No. W04.24.00195/I | Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) |
No. W01.24.00196/I | Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB); de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) |
No. W04.24.00197/I | Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) |
No. W02.24.00198/II | Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) |
No. W16.24.00220/II | Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) |
No. W04.24.00219/I | Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) |
No. W05.24.00228/I | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) |
No. W06.24.00199/III | Ministerie van Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) |
No. W07.24.00200/II | Ministerie van Defensie (X) |
No. W17.24.00201/IV | Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) |
No. W18.24.00202/IV | Ministerie van Economische Zaken (XIII) |
No. W11.24.00203/IV | Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) |
No. W12.24.00218/III | Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) |
No. W13.24.00224/III | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) |
No. W02.24.00204/II | Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) |
No. W03.24.00221/II | Ministerie van Asiel en Migratie (XX) |
No. W04.24.00205/I | Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) |
No. W19.24.00206/IV | Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII) |
No. W17.24.00207/IV | Mobiliteitsfonds (A) |
No. W04.24.00226/I | Gemeentefonds (B) |
No. W04.24.00223/I | Provinciefonds (C) |
No. W17.24.00208/IV | Deltafonds (J) |
No. W07.24.00209/II | Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) |
No. W18.24.00210/IV | Nationaal Groeifonds (L) |
No. W19.24.00211/IV | Klimaatfonds (M) |
kan de Afdeling zich verenigen met de daarin voorgedragen voorstellen van Wet inzake de vaststelling van de begrotingsstaten 2025 (zgn. blanco adviezen).
Inmiddels is het noodzakelijk gebleken in een aantal begrotingen een wijziging aan te brengen. Ik verwijs Uwe Majesteit daarvoor naar de bijlagen bij dit Nader Rapport.
Ten behoeve van de afdeling Advisering van de Raad van State doe ik Uwe Majesteit een afschrift toekomen van dit Nader Rapport en van de daarbij behorende bijlagen.
Overeenkomstig de door U verleende machtiging van 6 maart 1992, nr. 92.002038, zal de ondergetekende de begrotingsstukken voor het jaar 2025 op de derde dinsdag van september bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal indienen.
In afwijking van het vierde lid: worden in geval van voorstellen van algemene begrotingswetten en de stukken betreffende de verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk als bedoeld in artikel 105, eerste, tweede en derde lid, van de Grondwet, de daarbij behorende toelichtende stukken, alsmede in geval van een op het in artikel 65 van de Grondwet bedoelde tijdstip ingediende voorstel van wet voor zover dat voorstel betrekking heeft op het heffen van belasting, de versies waarover een adviesaanvraag wordt gedaan, de op die versies betrekking hebbende adviezen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, en de op die versies betrekking hebbende onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, openbaar gemaakt gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet of de stukken bij de Staten-Generaal.
De Minister van Financiën,
E. Heinen