Antwoord op vragen van het lid De Hoop over de Kamerbrief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D35015, datum: 2024-09-25, bijgewerkt: 2024-09-27 14:13, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-66).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.W.M. Schoof, minister-president
- Mede namens: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z14259:
- Gericht aan: H.W.M. Schoof, minister-president
- Gericht aan: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Indiener: H.E. de Hoop, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
66
Vragen van het lid De Hoop (GroenLinks-PvdA) aan de Minister-President en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de Kamerbrief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ingezonden 25 september 2024).
Antwoord van Minister-President Schoof (Algemene Zaken), mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 25 september 2024).
Vraag 1
Klopt het dat de brief van 24 september 2024 over het tv-optreden van de Staatssecretaris in afstemming is geschreven met de Minister-President?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat er staatsrechtelijk geen onderscheid is tussen de functie van Staatssecretaris en privépersoon?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Waarom heeft u als Minister-President ingestemd met het feit dat de Staatssecretaris in zijn brief van 24 september 2024 aangeeft dat hij als Staatssecretaris afstand neemt van de «minder, minder»-uitspraak, maar dat hij als privépersoon nog steeds achter deze uitspraak staat?
Antwoord 3
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft gisteren per brief afstand gedaan van zijn uitspraken tijdens het mediaoptreden van maandagochtend jongstleden en zal deze dan ook niet meer herhalen. Persoonlijke opvattingen zijn bij de uitoefening van het ambt van bewindspersoon niet van toepassing.
Vraag 4 en 5
Deelt u als Minister-President de opvatting dat de eenheid van kabinetsbeleid betekent dat bewindspersonen geen standpunten hebben die zich niet verenigen met het kabinetsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u als Minister-President deze eenheid vanaf nu waarborgen?
Vindt u het acceptabel dat een lid van uw kabinet achter een uitspraak staat waarvan tot in hoogste gerechtelijke instantie beoordeeld is dat deze uitspraak strafbaar is?
Antwoord 4 en 5
Ik heb met instemming kennisgenomen van het antwoord van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat waarin hij afstand neemt van gedane uitspraken.
Terecht wordt in de brief gesteld dat deze opvattingen op geen enkele manier het kabinetsbeleid reflecteren. Ik hecht eraan te benadrukken dat persoonlijke opvattingen bij de uitoefening van het ambt van bewindspersoon niet van toepassing zijn.
Voorkomen moet worden dat het uitspreken van persoonlijke opvattingen leidt tot verwarring over het kabinetsbeleid. Leidend voor mij is hierom dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat afstand heeft genomen van deze uitspraken en heeft laten weten deze niet meer te herhalen.
Vraag 6
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar vóór woensdagavond 25 september om 19.00 uur beantwoorden?
Antwoord 6
Gezien de samenhang in de vraagstelling heb ik ervoor gekozen de vragen 4 en 5 in gezamenlijkheid te beantwoorden.
Kamerstuk 2024D34897.↩︎