[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D35661, datum: 2024-09-27, bijgewerkt: 2024-11-26 10:30, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36613-XIII-3).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36613 XIII-3 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Miljoenennota).

Onderdeel van zaak 2024Z13739:

Onderdeel van zaak 2024Z14595:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 613 XIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 september 2024

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 september 2024 voorgelegd aan de Ministers van Economische Zaken en van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Bij brief van 27 september 2024 zijn ze door de Ministers van Economische Zaken en van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Economische Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

De griffier van de commissie,
Nava

Vragen en antwoorden

1

De Minister wil de «niet-financiële delen van het Deltaplan Valorisatie» omzetten in beleid. Om welke niet-financiële delen gaat het?

Antwoord

Nederland behoort tot de Europese top als het gaat om wetenschappelijke kennis, maar laat kennis liggen bij de benutting van die kennis (valorisatie). Dit kabinet wil valorisatie stimuleren om zo de impact van nieuwe kennis te vergroten.

Uit de niet-financiële aanbevelingen worden de volgende zaken in het bijzonder meegenomen:

• Ten eerste, het werken aan snellere IP-overdracht naar startups via onder andere standaard «deal terms» die de sector zelf opstelt.

• Ten tweede, een betere samenwerking in de hele valorisatieketen, waardoor de versnippering en overlap wordt geminimaliseerd en meer startups worden gescout. Deze worden beter begeleid door «founders» van buiten de kennisinstellingen, waardoor het makkelijker wordt om in te stappen in het management van een vroege fase-startup.

• Ten slotte, een sterke strategische en organisatorische inbedding van valorisatie bij kennisinstellingen als volwaardige derde kerntaak, onder andere via een portefeuillehouder valorisatie in de raad van toezicht (RvT).

Deze kabinetsperiode zal de Minister van EZ samen met de Minister van OCW in gesprek gaan met de (toegepaste)kennisinstellingen, Techleap, de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en andere relevante stakeholders om valorisatie te verbeteren.

2

In hoeverre kunnen de ontvangsten van de veiling van de frequenties van de 5G-veiling bijdragen aan de ontwikkeling van 6G-netwerken?

Antwoord

Voor de ontvangsten uit een veiling van frequenties geldt dat deze rechtstreeks terugvloeien naar de Nederlandse staatskas. Dat geldt ook voor de ontvangsten van de veiling van de 3,5 GHz-band (€ 174,4 mln) die voor de zomer van dit jaar plaatsvond. Dit neemt niet weg dat Nederland streeft naar verdere verbeteringen en innovaties, bijvoorbeeld voor 6G; het kabinet stelt zich hierin actief op. Zo investeert het kabinet via het Nationaal Groeifonds in de ontwikkeling van 6G in het project «6G Future Network Services». Daarnaast neemt Nederland actief deel aan verschillende internationale overleggen over spectrum-aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met 6G, bijvoorbeeld op Europees niveau en in Verenigde Naties (VN) verband.

3

Klopt het dat Invest-NL voorgaande jaren onderbestedingen had? Zo ja, wat waren de redenen hiervoor en welke garanties zijn er dat de extra toegekende middelen in rijksbegroting 2025 wel worden besteed?

Antwoord

In de vragenlijst wordt verwezen naar pagina 5 van de suppletoire begroting waar de mutatie voor het «Deep Tech Fund» staat. Het Deep Tech Fund is in 2022 opgericht en wordt beheerd door Invest-NL. Het Deep Tech Fund is een apart fonds beheert door Invest-NL.

Het is een «jong» fonds, namelijk gestart in 2022. In de loop van 2023 is het investeringsteam van het Deep Tech Fund verder uitgebouwd. Hoewel er veel vraag was vanuit de markt, zijn er door het opbouwen van het investeringsteam minder aanvragen behandeld. Vanaf 2024 is er versneld waardoor er in 2024 meer budget benodigd is dan initieel geraamd. Binnen de herijking van alle ramingen op het Toekomstfonds is er daarom € 20 mln vanuit de latere jaren naar 2024 gehaald waardoor Invest-NL in totaal € 70 mln tot beschikking heeft voor het Deep Tech Fund.

Over het algemeen geldt dat de daadwerkelijke kapitaalsopname van Invest-NL voor het Deep Tech Fund niet gelijk loopt met de gecommitteerde bedragen. Bij een transactie committeren investeerders zich namelijk voor een bepaald bedrag, dat dan niet altijd meteen wordt uitgekeerd. Tussen het moment van committeren en het werkelijk uitkeren van de bedragen kan maanden tot zelfs een jaar zitten. Invest-NL neemt alleen bedragen op uit het Deep Tech Fund zodra het overgaat tot daadwerkelijke uitkeringen aan bedrijven. Dit leidt tot een ogenschijnlijke onderuitputting, terwijl de bedragen wel zijn gealloceerd aan investeerders en juridisch verplicht aan Invest-NL. Het Deep Tech Fund is daarnaast een zogenaamd «multi-stage fonds». Dit betekent dat het Deep Tech Fund relatief vroeg instapt en meerdere rondes mee kan financieren. Een gevolg daarvan is dat het initiële commitment in alle gevallen wordt vervolgd door een tweede, en soms een derde commitment. Dat kan over een periode van meerdere jaren zijn, waarbij de latere rondes vaak grotere bedragen vragen, tot ruim € 30 mln. Het Deep Tech Fund houdt rekening met deze toekomstige vervolgrondes en zal naar verwachting binnen 2 tot 3 jaar uit-geïnvesteerd zijn.

4

Op welke manier profiteren publieke kennisinstellingen van de investeringen in InvestNL?

Antwoord

Invest-NL speelt een belangrijke rol in de keten van de valorisatie van kennis door bij te dragen aan het doorgroeien van kennis uit kennisinstellingen en daaruit voortvloeiende startups in de markt. Door investeringen van Invest-NL in dit soort bedrijven kunnen kennisinstellingen zelf middelen vrijhouden, welke kunnen worden ingezet voor nieuwe valorisatiekansen. Daarnaast dragen de investeringen van Invest-NL bij aan het bouwen van sterkere ecosystemen rondom kennisinstellingen. Dit komt doordat de bedrijven waar Invest-NL in investeert op hun beurt aanvullend kapitaal, talent en bedrijvigheid aantrekken. Hier kunnen de kennisinstellingen van profiteren in de vorm van R&D uitgaven, kennis spillovers en de creatie van nieuwe spin-offs.

5

Uit welk onderzoek baseert het CPB zich als het aangeeft dat internationaal onderzoek uitwijst dat investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie een positief effect hebben op de overheidsfinanciën op lange termijn?

Antwoord

Dit kan niet worden herleid tot een specifiek stuk of uitspraak van het CPB. Gelijk aan het antwoord op vraag 6 is het moeilijk om de effecten van investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie op overheidsuitgaven te modelleren en te kwantificeren, zeker op de lange termijn.

6

Waarom worden investeringen in innovatie, onderzoek en onderwijs nu niet meegenomen als investering maar als kostenpost in de macro-economische modellen van het CPB en het Ministerie van Financiën?

Antwoord

Het is moeilijk om de economische effecten van investeringen in innovatie, onderzoek en onderwijs kwantitatief te modelleren in de modellen van het CPB. Zo heeft het CPB in het rapport «Kwantificeren economische baten van R&D-beleid» geconcludeerd dat de wetenschappelijke inzichten nog onvoldoende zijn om R&D-beleid op een betrouwbare manier in een macro-economisch model door te rekenen en te kwantificeren.

7

Klopt het dat als publieke investeringen in R&D dalen, de private investeringen in R&D, door vertrek Nederlandse private R&D en minder aantrekkelijke voor buitenlandse private investeringen, ook dalen?

Antwoord

In algemene zin geldt dat publieke investeringen in R&D van belang zijn voor de aantrekkelijkheid van Nederland als locatie voor het uitvoeren van R&D door bedrijven. Echter, er kan niet rechtstreeks worden gesteld dat een daling van publieke investeringen leidt tot minder private R&D in Nederland. Er zijn diverse factoren van invloed op de private R&D-uitgaven in Nederland, waaronder het R&D-vestigingsklimaat.

8

Wat is het effect van de bezuinigingen op innovatie, onderwijs en wetenschap voor het vestigingsklimaat in Nederland? Heeft de Minister signalen gekregen dat bedrijven overwegen te vertrekken uit Nederland?

Antwoord

Het precieze effect van de bezuinigingen op innovatie, onderwijs en wetenschap voor het vestigingsklimaat in Nederland is moeilijk te duiden. Het is belangrijk om in acht te nemen dat het vestigingsklimaat van veel meer factoren afhangt dan alleen van de financiële middelen voor innovatie, onderwijs en wetenschap. Het regeerprogramma voorziet in een totaalpakket aan beleidsinitiatieven dat het vestigings- en ondernemingsklimaat beoogt te versterken.

Uit de meest recente Monitor Ondernemingsklimaat 2023, uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek en Amsterdam Centre for Business Innovation (die dateert van voor het verschijnen van het Hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet), blijkt dat één op zes bedrijven (exclusief zzp’ers) ten minste regelmatig verplaatsing overweegt van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland. Omgekeerd geldt voor ongeveer 13% van de bedrijven dat het (terug)halen van activiteiten naar Nederland een optie is die minimaal regelmatig wordt overwogen.

9

Hoeveel bedrijven in Nederland functioneren via een coöperatief model?

Antwoord

In september 2024 zijn er 8.945 actieve inschrijvingen van coöperaties in Nederland. Daarnaast zijn er 180 actieve onderlinge waarborgmaatschappijen (bron: KVK).

10

Welk percentage van bedrijven in Nederland functioneren via een coöperatief model?

Antwoord

Zie ook het antwoord op vraag 9. Op een totaal van ruim 3,6 miljoen entiteiten is dit een verwaarloosbaar percentage. Overigens is het zo dat coöperaties en waarborgmaatschappijen bestaan uit miljoenen lidmaatschappen en dat veel Nederlanders via dergelijke lidmaatschappen verbonden zijn aan een coöperatief model (bron: KVK).

11

Kunt u een overzicht geven per inkomenspercentiel hoeveel aandelen deze inkomensgroepen bezitten?

Antwoord

Het CBS houdt per kwintiel van de inkomensdistributie bij hoeveel aandelen de huishoudens bezitten, zie StatLine - Vermogensverdeling van huishoudens; nationale rekeningen (cbs.nl).

12

Hoeveel bedrijven in Nederland kennen een vorm van winstdeling voor hun medewerkers?

Antwoord

Er worden verschillende vormen van winstdeling binnen het bedrijfsleven ingezet. De overheid houdt niet bij hoeveel bedrijven één van de vormen van winstdeling toepassen. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht op basis van een survey blijkt dat 17% van de bedrijven een participatieregeling aanbieden, waarbij werknemers mede-eigenaar worden en 32% van de bedrijven een vorm van winstdeling kennen. 7% van de bedrijven kent beide vormen.

13

Welk percentage van bedrijven in Nederland kennen een vorm van winstdeling voor hun medewerkers?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 12.

14

Wat is de reden van de mutatie van 7 miljoen euro bij de subsidie van Qredits duurzaamheid?

Antwoord

Qredits zal de komende jaren bij het verstrekken van duurzaamheidsleningen gebruik maken van subsidie, om daarmee een lagere rente te kunnen aanbieden. De middelen worden over de periode 2024, 2025, 2026 ingezet om mkb ondernemers van goedkopere financiering, gericht op verduurzaming, te voorzien. Vanuit het Klimaatfonds is hiervoor € 10 mln beschikbaar gesteld, daarvan is nu € 7 mln geschoven naar 2025 en 2026. De reden is dat Qredits een deel van de middelen in latere jaren nodig heeft.

15

Hoeveel ondernemers hebben gebruik gemaakt van de subsidie Qredits duurzaamheid tot nu toe?

Antwoord

Qredits zal in oktober 2024 starten met het verstrekken van duurzaamheidsleningen in combinatie met de rentekorting die mogelijk wordt gemaakt door de EZ subsidie. Op dit moment staat de regeling nog niet open.

16

Wat is de reden van de mutatie bij regeldruk?

Antwoord

In 2024 is er minder budget nodig geweest voor aanvullende onderzoeken omtrent regeldruk. Daarvan is € 1 mln naar het instrument bevorderen ondernemerschap gegaan ten behoeve van de Actieagenda MKB dienstverlening 2024–2026 in 2024. De acties in 2025 en 2026 worden gefinancierd uit de beschikbare middelen voor Werken aan Uitvoering (WaU). Verder is er € 173k naar het personeelsbudget overgeheveld voor externe inhuur bij het Adviescollege Toetsing Regeldruk.

17

Waar is het overige budget van regeldruk voor gebruikt?

Antwoord

De overige uitgaven zijn voor o.a. onderzoek in de life-event aanpak, Aviozz en de regeldrukmonitor gebruikt. Er worden dit jaar ook nog uitgaven gedaan voor het MKB-indicatorbedrijvenonderzoek.

18

Naar welke financieringssystematieken voor de KvK is er gekeken?

Antwoord

De huidige financiering van het handelsregister is opgebouwd uit de inschrijfvergoeding, de vergoedingen door private partijen voor handelsregisterinformatie, de vergoedingen door bestuursorganen voor handelsregisterinformatie en de rijksbijdrage voor de registratietaak.

De financiering van het handelsregister op basis van krachtens de wet vastgestelde vergoedingen voor informatieproducten heeft beleidsmatig onwenselijke gedragseffecten en ook financiële kwetsbaarheden. Als financieringsbron staan deze vergoedingen onder druk door toenemende Europese verplichtingen om data gratis te verstrekken. Daarnaast bieden afnemers van HR-data kopieën daarvan te koop aan, onder het wettelijk voor KVK vastgestelde tarief. Daardoor ontstaat vraaguitval en derving bij de KVK.

Daarom heeft in de periode 2022–2023 vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een verkenning plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor een andere financiering van het handelsregister. Bij de verkenning zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

• handelsregisterinformatie wordt kosteloos ingezien en verstrekt;

• er is sprake van een dekkende financiering zonder verhoging van de rijksbijdrage;

• eventuele gedragsprikkels die uitgaan van de andere financieringsstructuur zijn verenigbaar met de doelen van het handelsregister en bieden een adequate bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de in het handelsregister geregistreerde personen;

• er is sprake van een robuust systeem waarbij de beoogde bijdragen en vergoedingen ter dekking van de kosten niet eenvoudig kunnen worden ontweken en houdbaar zijn in het licht van voorzienbaar toekomstig Europees beleid en regelgeving; en

• de uitvoeringskosten staan in een redelijke verhouding tot de te genereren opbrengsten.

Rekening houdend met bovenstaande uitgangspunten, is een voorstel (zie ook het antwoord op vraag 19 en 20) geformuleerd om het handelsregister voortaan te financieren middels vier inkomstenbronnen, te weten de op dit moment reeds bestaande inschrijfvergoeding en de rijksbijdrage, aangevuld met een jaarbijdrage door ingeschreven ondernemingen en rechtspersonen en een abonnement met periodieke toegangsbijdragen verschuldigd door private partijen (nieuw) en publieke partijen (reeds bestaand, maar met een voorgestelde verhoging) (Kamerbrief TK, 32 761-298, Voortgang Datavisie Handelsregister).

19

Naar welke financieringssystematiek voor de KvK wordt er voorgesorteerd?

Antwoord

In lijn met de hiervoor geschetste financieringssystematiek is afgelopen voorjaar een wetsvoorstel geconsulteerd waarin wordt voorgesteld de kosteloze dataverstrekking door te voeren en om dat op te vangen in de Handelsregisterwet 2007 een grondslag op te nemen voor de jaarbijdrage en de toegangsbijdrage. Uit de consultatiereacties op het wetsvoorstel blijkt veel bijval voor het verbeteren van de privacy bij het handelsregister. Ook zijn er voornamelijk positieve geluiden over de voorgenomen kosteloze inzagen en verstrekkingen van handelsregisterinformatie. Niet iedereen is daarentegen ook voor het invoeren van een verplichte jaarbijdrage. Er zijn verschillen van inzicht of financiering uit de markt zou moeten komen, en zo ja hoe dan, of via een verhoging van de rijksbijdrage. De besluitvorming hieromtrent moet nog plaatsvinden.

20

Wat heeft de doorslag gegeven voor deze financieringssystematiek voor de KvK?

Antwoord

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel dat door mijn voorganger in consultatie is gebracht, is gezocht naar een alternatieve solide financiële basis voor het handelsregister wanneer wordt overgegaan tot kosteloze data verstrekking. Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten (zie het antwoord op vraag 18) is daarbij uitgekomen op de jaarbijdrage en de toegangsbijdrage. Het verminderen van de overlast van «direct marketing» door het verminderen van prikkels voor datahandel is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

21

Welke kansrijke alternatieve financieringssystematieken zijn er te bedenken waarbij de prijs voor mkb’ers niet omhoog gaat?

Antwoord

Een mogelijkheid is om de volledige kosteloze dataverstrekking nu niet door te voeren. Door het wegvallen van deze opbrengsten zal er een flink tekort ontstaan in de financiering van het handelsregister (circa € 50–60 mln). Het nu niet doorvoeren van de herziene financieringssystematiek maakt dat voor dit grote bedrag geen alternatieve dekking hoeft te worden gevonden. Belangrijk nadeel daarbij is dat steeds meer data vanwege Europese regelgeving toch op termijn kosteloos verstrekt moet gaan worden, zodat de inkomsten uit informatieproducten geleidelijk afnemen, waarvoor een financiële oplossing moet komen. Daarnaast zal daardoor een belangrijke beleidsdoelstelling, het tegengaan van «direct marketing», worden bemoeilijkt, omdat doorverkoop van data een aantrekkelijk verdienmodel blijft.

Het selectief ontzien van het mkb bij de jaarbijdrage in het kader van een nieuw financieringsmodel is geen begaanbare weg. Om een juridisch houdbaar onderscheid te maken en bijvoorbeeld specifiek het micro- en kleinbedrijf te ontzien, zou de KVK zeer veel informatie moeten uitvragen en verwerken over de bedrijfsomvang van de ondernemingen. De uitvoering daarvan zou met prohibitief hoge kosten en administratieve lasten gepaard gaan.

Als de nieuwe financiering, naast het financieel ontzien van ondernemers, eveneens moet voldoen aan de beleidswens om geen gedragsprikkels te bevatten die in strijd zijn met de wettelijke doelen van het handelsregister en de bescherming van de privacy van daarin geregistreerde personen, zijn de mogelijkheden beperkt. Het beprijzen van data valt daarmee als mogelijkheid uit, ongeacht of dit rechtstreeks gebeurt via tarieven op data of via de keuze voor een hogere toegangsbijdrage. Dit leidt namelijk onherroepelijk tot een verdienmodel waarbij onder die vastgestelde prijs data voor wederverkoop worden aangeboden omdat daarnaar vraag ontstaat.

Dan resteert nog de mogelijkheid van het verhogen van de rijksbijdrage. Dit staat echter op gespannen voet met het eerder geformuleerde uitgangspunt om dit niet te doen en hier is geen financiële dekking voor.

22

Welke percentage van het Nederlandse elektriciteitsgebruik kwam van duurzame energiebronnen in 2024?

Antwoord

Voor 2024 is dit percentage nog niet bekend. Volgens het CBS was dit percentage in 2023 46%, conform de RED-definitie. Met de te verschijnen Monitor Energiesysteem wordt de Kamer hierover in oktober nader geïnformeerd.

23

Hoeveel zou het kosten om in ieder buurt van Nederland een buurtbatterij te installeren?

Antwoord

Om deze vraag te beantwoorden moeten er aannames worden gemaakt over de grootte van de buurtbatterij. Daarnaast kan niet in iedere buurt van Nederland een batterij worden geïnstalleerd in verband met de lokale energievoorziening. De investeringskosten van een gemiddelde buurtbatterij (0,3 – 3 MW vermogen en 0,3 – 12 MWh capaciteit) op basis van openbare gegevens van Enexis zijn circa 700 €/KWh. Dit vertaalt zich naar investeringskosten van € 210.000 – € 8.400.000 voor één buurtbatterij. Daarnaast zijn er in Nederland ongeveer 12.800 buurten. Als we aannemen dat een gemiddelde buurtbatterij in het midden van de capaciteitsrange valt met een capaciteit van 6 MWh, vertaalt dit zich naar een totale kostenpost van circa € 53,8 mld om in elke buurt van Nederland een buurtbatterij te installeren. De kanttekening is dat het niet realistisch is om in elke buurt van Nederland een batterij te plaatsen.

24

Op wat voor wijze zouden buurtbatterijen kunnen bijdragen aan het verlichten van netcongestieproblematiek?

Antwoord

De huidige marktprikkels voor het gebruik van buurtbatterijen kunnen netcongestie juist verergeren. Zoals CE Delft en Witteveen & Bos concluderen, verhogen buurtbatterijen de piekbelasting op het elektriciteitsnet, wat netcongestie kan verergeren. Zie ook de Kamerbrief over studie CE Delft en Witteveen & Bos naar de rol van thuis- en buurtbatterijen (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2024/06/06/studie-ce-delft-en-witteveen-bos-naar-de-rol-van-thuis-en-buurtbatterijen).

In de basis kunnen buurtbatterijen bijdragen aan het verlichten van netcongestieproblematiek door overschotten van zon op dak op te slaan voor later gebruik. Daarnaast kunnen buurtbatterijen worden ingezet om de piekvraag van elektriciteit op te vangen. Hierbij is de voorwaarde wel dat netcongestie-neutrale inpassing is geborgd.

Aanvullend zijn in de studie van CE Delft en Witteveen & Bos de belangrijkste knelpunten en kansen voor buurtbatterijen in kaart gebracht. Hier komt naar voren dat buurtbatterijen naar verwachting slechts op kleine schaal worden ontwikkeld. Er is geen businesscase voor buurtbatterijen, ook niet bij de afbouw van de salderingsregeling. Buurtbatterijen dienen gefaciliteerd te worden als ze een oplossing bieden voor netcongestie (als oplossing achter-de-meter voor gebiedsontwikkeling). Er wordt geadviseerd om buurtbatterijen niet actief te stimuleren, maar wel om te faciliteren op randvoorwaarden als ruimtelijke inpassing en brandveiligheid. De enorme kostenpost (zie ook het antwoord op vraag 23) die is benodigd om deze buurtbatterijen in buurten te installeren, laat ook zien dat de businesscase voor buurtbatterijen niet goed rond te krijgen is. Tot slot wordt op dit moment een opdracht uitgezet dat de verdienmodellen, marktomvang en systeembaten voor thuis- en buurtbatterijen verder zal onderzoeken en actualiseren.

25

Hoeveel huishoudens zouden verduurzaamd kunnen worden met het geld dat nu gereserveerd is voor kernenergie?

Antwoord

Wanneer er «sec» wordt gekeken naar de kosten voor de verduurzaming van een woning (naar volledig aardgasvrij) zouden er in theorie, zonder rekening te houden met uitvoerbaarheid en uitgaande van gemiddeld € 20.000 tot € 50.000 voor de verduurzaming van een huis, met de gereserveerde € 14 mld circa 280.000 – 700.000 huizen volledig verduurzaamd kunnen worden. De kosten per woning verschillen sterk, afhankelijk van de gekozen warmtetechniek en isolatiegraad.

Het eventueel inzetten van gereserveerde middelen voor kernenergie voor de verduurzaming van huishoudens gaat ten koste van de doelstellingen van het kabinet op het gebied van kernenergie en het beschikbare aanbod van hernieuwbare energie. Alle gereserveerde middelen zijn vooralsnog benodigd voor het behalen van deze ambitieuze doelstellingen.

26

Hoeveel zou het kosten om alle huishoudens van Nederland te verduurzamen tot minimaal energielabel C?

Antwoord

Er zijn in Nederland nog circa 2,3 miljoen woningen met een energielabel lager dan C (29% van8.045.600 woningen). In de doorrekening van de Nationale Prestatieafspraken van ABF Research (2023) is berekend dat het verbeteren van een E, F of G woning naar energielabel C/D gemiddeld € 10.520 kost, inclusief bijkomende kosten. Deze labelstappen kunnen zowel door isolatiemaatregelen als door betere installaties worden gehaald, inclusief het toepassen van zonnepanelen.

Op basis van deze cijfers is de inschatting dat het verbeteren van alle woningen in Nederland met een energielabel D, E, F en G naar energielabel C circa € 24 mld kost.

Voor zowel eigenaar-bewoners, VvE’s en particuliere verhuurders zijn er subsidies om tegemoet te komen in deze kosten. Voor corporatiewoningen is er financiële ruimte voor verduurzaming via de afschaffing van de verhuurderheffing.

Voor woningeigenaren is er tot 30% subsidie vanuit de ISDE-regeling en daarnaast is er voor de woningeigenaren die dat het hardste nodig hebben via de lokale aanpak tot circa € 2.000 extra beschikbaar voor advies, begeleiding of extra financiële steun.

Wil men verduurzamen maar zijn de eigen middelen ontoereikend of wil men deze niet aanwenden, dan kunnen de investeringen via het Warmtefonds, het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (Svn), een hypotheek of consumptief krediet worden gefinancierd. Is het verzamelinkomen onder de € 60.000 dan is geen rente verschuldigd over een lening via het Warmtefonds. Ook kent het Warmtefonds mogelijkheden voor mensen zonder leenruimte. VvE’s kunnen via het Warmtefonds en SVn lenen.

Tegenover de investeringskosten staat een lagere energierekening. Milieu Centraal heeft berekend dat van geen naar goede isolatie zo'n € 1.900 per jaar kan schelen aan energiekosten bij een gasprijs van € 1,45 (https://www.milieucentraal.nl/energie-besparen/isoleren-en-besparen/alles-over-isoleren/#inleiding). Daarnaast neemt de waarde van een woning toe naarmate deze meer verduurzaamd is.

27

Welke stappen zouden genomen moeten worden om binnen 5 jaar het land volledig en collectief van het gas af te halen?

Antwoord

Door de grote en wijdvertakte rol die aardgas nu heeft binnen het energiesysteem is het niet mogelijk om binnen 5 jaar volledig en collectief van het gebruik van aardgas af te stappen in Nederland. In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) heeft het kabinet geschetst hoe de opbouw van duurzame energie en inzet op energiebesparing de uitfasering van fossiele brandstoffen mogelijk maakt in de transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem. De fundamentele aanpassingen die hiervoor nodig zijn in zowel de gebruikssectoren – zoals voor de verwarming van huizen en de aanpassing van productieprocessen in de industrie – als de aanbodkant van energie – zoals de opschaling van elektriciteit, waterstof en duurzame koolstoffen – vragen een grote gezamenlijke inzet. Het kabinet werkt hieraan met vele betrokken partijen; in de aankomende Energienota gaat het kabinet nader in op de verantwoorde afbouw van fossiele brandstoffen en de noodzakelijke vervolgstappen hiervoor.

28

Wat was het gasgebruik voor huishoudens in 2024?

Antwoord

Deze gegevens zijn nog niet bekend. Wel bieden de voorlopige cijfers van het CBS over het aardgasverbruik per maand uitgesplitst per sector enige indicatie1. Op basis van deze cijfers blijkt dat woningen in de gebouwde omgeving in de eerste zeven maanden van 2024 in totaal zo’n 38 TWh aan aardgas hebben verbruikt. In totaal is in Nederland in diezelfde periode 172 TWh verbruikt.

Recent heeft het CBS voorlopige cijfers2 gepubliceerd over de energieleveringen aan particuliere huishoudens in 2023. Het gemiddelde gasverbruik van een gasgestookte woning (=90% van de woningvoorraad) is 1.020 m3 op jaarbasis (temperatuur gecorrigeerd). Na afloop van dit kalenderjaar en het ontsluiten van alle data, zullen de voorlopige cijfers over 2024 worden gepubliceerd. Dit zal omstreeks augustus 2025 zijn.

29

Wat is het verwachte gasgebruik voor huishoudens in de komende jaren?

Antwoord

Dit blijft moeilijk te voorspellen, aangezien het afhankelijk is van vele factoren, zoals bijvoorbeeld de prijsontwikkeling. Door het blijven inzetten op onder meer elektrificatie en isolatie is de verwachting dat het gasverbruik gestaag blijft dalen. In de KEV 20233 wordt een daling van 5% in 2030 (met een bandbreedte van 0 tot 10% verwacht.

30

Wat was het gasgebruik voor bedrijven in 2024?

Antwoord

Deze gegevens zijn nog niet bekend. De voorlopige cijfers van het CBS4 over het aardgasverbruik per maand uitgesplitst per sector geven enige indicatie – al is de groep «bedrijven» niet een aparte categorie in deze cijfers. Deze voorlopige cijfers laten het volgende verbruik zien in de eerste zeven maanden van 2024:

Elektriciteit 35,4 TWh
Industrie 64,2 TWh
Diensten in de gebouwde omgeving 15,8 TWh
Landbouw 20 TWh

In totaal is volgens deze cijfers in deze periode in Nederland 172 TWh verbruikt.

31

Wat is het verwachte gasgebruik voor bedrijven in de komende jaren?

Antwoord

In de KEV 20225 staat de verwachting dat het verbruik van de industrie in 2030 tussen de 389 en de 417 TWh fluctueert, al wordt in deze cijfers nog beperkt rekening gehouden met het effect van de gascrisis van 2022. Deze cijfers worden geactualiseerd in de KEV 2024.

32

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de verplichting voor groot gebruikers om van het gas af te stappen?

Antwoord

Er is geen verplichting voor grootverbruikers om van het gas af te stappen. Mogelijk doelt de vraag op het verbod, dat sinds 2022 geldt, voor de grootste negen afnemers van laagcalorisch gas om dat type gas aan het gastransportnet te onttrekken. Deze afnemers zijn en worden door Gasunie Transport Services (GTS) omgeschakeld naar hoogcalorisch gas als tussenstap voordat zij uiteindelijk verduurzamen. Dit is een van de maatregelen die sinds 2019 in gang zijn gezet om de vraag naar laagcalorisch gas over de hele linie af te bouwen, in Nederland en in de buurlanden. Inmiddels zijn zeven van de negen grootverbruikers omgeschakeld naar hoogcalorisch gas en de laatste twee volgen.

Verder geldt voor deze en overige grootverbruikers dat het kabinet inzet op energiebesparing en verduurzaming. Eén van de maatregelen die daarvoor wordt ingezet is de energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen. Zo worden gebouwen en processen zo efficiënt mogelijk ingericht en vergroot Nederland zijn energieonafhankelijkheid. Daarnaast is er het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en zijn er verschillende verduurzamingsregelingen die het gasverbruik helpen verminderen. Bijvoorbeeld de SDE++ en VEKI-regeling voor elektrificatie, zoals warmtepompen en boilers, en duurdere energiebesparingsmaatregelen. In het Nationaal Plan Energiesysteem is beschreven hoe het kabinet wil toewerken naar een duurzaam energiesysteem in de toekomst.

33

Wat zijn de meest recente schattingen voor de kosten en duur van de bouw van een kerncentrale?

Antwoord

De BCG-planningsanalyse en Witteveen & Bos scenario studie uit 2022 (allebei gedeeld met de Kamer) bieden indicaties voor de duur en kosten van de bouw van een kerncentrale op basis van andere projecten (€ 5,6 mld voor een centrale van 1.600 MW (exclusief financieringslasten) en 7 jaar bouwtijd). Sindsdien zijn er voor alle infrastructurele projecten grote stijgingen in bouwkosten geweest door de hoge inflatie.

Als onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies is aan de technologieleveranciers gevraagd om een kostenindicatie en een gedetailleerde planning op te leveren vanaf de haalbaarheidsstudies tot aan het moment van exploitatie. Hierbij zullen ze onder meer ingaan op onderlinge afhankelijkheden in processen, beschikbaarheid en levertijd van materiaal, site-voorbereiding en het optimale tijdbestek tussen de bouw van meerdere centrales.

In het eerste kwartaal van 2025 voorziet de Minister van Klimaat en Groene Groei een nieuwe update over de stand van zaken en planning van het nieuwbouwtraject. Daarbij worden onder andere de resultaten van de «third-party review» en een opzet voor de aanbesteding gedeeld. Later volgend jaar verwacht de Minister van Klimaat en Groene Groei een voorstel voor de rol van de Nederlandse overheid in de financieringsstructuur aan de Kamer voor te leggen.

34

Kunt u een overzicht geven van netcongestie problematiek in 2024?

Antwoord

De Minister van Klimaat en Groene Groei rapporteert twee keer per jaar aan de Kamer over de stand van zaken van netcongestie en de voortgang van de aanpak daarvan. De Minister voor Klimaat en Energie heeft de eerste editie van deze rapportage op 11 juni 2024 aangeboden (Kamerstuk 29 023, nr. 515). Hieruit komt onder meer naar voren dat op 1 juni het totaal aantal transportverzoeken grootverbruik in een wachtrij voor afname 9.396 bedraagt en voor invoeding 7.539. Op de online netcapaciteitskaart van Netbeheer Nederland (https://capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/) is de actuele situatie per voedingsgebied te raadplegen.

35

Hoeveel huurders hebben zonnepanelen op hun woningen?

Antwoord

De markt voor huurwoningen bestaat uit corporatiewoningen en private huurwoningen. Op 19,9% van de corporatiewoningen lagen eind 2023 zonnepanelen (bron: Aedes datacentrum). Voor private huurwoningen was dit 15% (bron: Klimaat­verandering en energietransitie: Opvattingen en gedrag van Nederlanders in 2023, CBS). Hiermee komt het aantal huurwoningen met zonnepanelen uit op circa 635.000, waarvan 460.000 corporatiewoningen en 175.000 private huurwoningen.

36

Kunt u een overzicht geven van de percentages en aantallen per energielabel voor koopwoningen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 37.

37

Kunt u een overzicht geven van de percentages en aantallen per energielabel voor huurwoningen?

Antwoord

Per 1 juli 2024 zijn zo’n 5 miljoen woningen voorzien van een geldig energielabel. In onderstaande tabellen zijn de aantallen en de percentages te zien van de verdeling tussen koopwoningen en huurwoningen per labelklasse.

A of beter 698 988 128 1.814
B 340 439 41 820
C 555 607 62 1.224
D 238 232 31 501
E 157 122 21 300
F 116 61 13 190
G 111 59 17 187
Totaal 2.215 2.508 313 5.036
Bron: RVO/Kadaster.
A of beter 14% 20% 3% 36%
B 7% 9% 1% 16%
C 11% 12% 1% 24%
D 5% 5% 1% 10%
E 3% 2% 0% 6%
F 2% 1% 0% 4%
G 2% 1% 0% 4%
Totaal 44% 50% 6% 100%
Bron: RVO/Kadaster.

38

Hoeveel verdiende huishoudens aan terugleverkosten in 2024?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 39.

39

Wat waren de kosten geweest voor huishoudens indien er geen terugleververgoeding was via de salderingsregeling in 2024?

Antwoord

Een huishouden met zonnepanelen profiteert op drie manieren van zonnepanelen: via het directe eigen verbruik in huis van de zelf opgewekte elektriciteit, via het belastingvoordeel op de teruggeleverde elektriciteit door de salderingsregeling (omdat er geen btw of Energiebelasting betaald wordt) en tot slot via de opbrengsten van de netto teruggeleverde elektriciteit via de zogeheten redelijke vergoeding.

Door zelfopgewekte zonnestroom zelf te verbruiken, bespaart het huishouden per kWh elektriciteit die gebruikt wordt, het volledige variabele leveringstarief, inclusief energiebelasting en btw. Deze elektriciteit hoeft immers niet van het systeem afgenomen te worden. Dit geldt gemiddeld voor circa 30% van het verbruik van een gemiddeld huishouden. Daarnaast mag een huishouden met zonnepanelen tot 2027 salderen tot maximaal de hoeveelheid elektriciteit die gedurende het jaar van het systeem is afgenomen. Ook hierover bespaart de zonnepaneelbezitter door de salderingsregeling in 2024 het volledige leveringstarief inclusief de belastingen. Tot slot geldt dat als de zonnepaneelbezitter meer elektriciteit heeft teruggeleverd dan dat gesaldeerd mag worden, diegene voor deze hoeveelheid een redelijke vergoeding ontvangt. De hoogte van deze vergoeding kan net als andere contractvoorwaarden onderling verschillen tussen leveranciers.

Het gemiddelde variabele leveringstarief voor elektriciteit bedroeg in 2024 tot nu toe circa € 0,31/kWh en de redelijke vergoeding € 0,05/kWh. Een ruwe inschatting is daarom dat voor een huishouden met een gemiddeld elektriciteitsverbruik van 3.150 kWh en een opwek door zonnepanelen van 3.300 kWh, de opbrengsten van zonnepanelen in 2024 circa € 984 bedragen6.

Energieleveranciers brengen sinds dit jaar echter ook terugleverkosten in rekening bij zonnepaneelbezitters. Dit omdat klanten met zonnepanelen voor extra kosten zorgen vergeleken met klanten zonder zonnepanelen7. Bij terugleverkosten van € 0,115/kWh dient het huishouden in dit voorbeeld nog € 253 te betalen aan de leverancier. Een huishouden zonder zonnepanelen met hetzelfde verbruik betaalt in 2024 € 976,50 aan variabele leveringskosten. De totale besparing op de energierekening komt dan uit op € 731 per jaar.

40

Wat betekent het eventueel afschaffen van de salderingsregeling voor het tempo van de energietransitie?

Antwoord

De salderingsregeling is een zeer succesvolle regeling geweest voor het stimuleren van de aanschaf van zonnepanelen door kleinverbruikers. Nederland is hierdoor een koploper geworden in de hoeveelheid zonnepanelen per inwoner, zelfs in vergelijking met landen met meer zonuren. Nu er op bijna 3 miljoen woningen zonnepanelen liggen, betekent dat echter dat er een steeds groter beroep wordt gedaan op de Rijksbegroting. Immers: over de opgewekte elektriciteit betalen kleinverbruikers geen energiebelasting en btw. De derving loopt daardoor op en zou toenemen tot structureel € 665 mln per jaar vanaf 2032 als de regeling niet beëindigd zou worden. Mede daarom heeft het kabinet besloten de salderingsregeling te beëindigen per 2027. De indicatieve richtwaardes van de doorgroei voor zon-PV in verhouding tot andere energiedragers tot 2050, zoals opgenomen in het Nationaal Plan Energiesysteem, blijven staan.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) stelt dat het areaal zon-pv in zijn totaliteit 23 GW in 2023 betreft en dat het maximale scenario in 2050 173 GW is. Tegelijkertijd plaatst het PBL kanttekeningen, namelijk dat er op momenten met weinig vraag en veel aanbod van elektriciteit een fors overaanbod kan zijn en uitbreiding van het elektriciteitsnet een randvoorwaarde is voor het stimuleren van extra zonnepanelen om netcongestie te voorkomen. Het directe verbruik van opgewekte elektriciteit ziet het PBL als een raadzame stap om meer hernieuwbaar opgewekte elektriciteit te verbruiken8.

Voor kleinverbruikers geldt dat de beëindiging van de salderingsregeling een prikkel geeft om meer in te zetten op dit directe eigen verbruik van opgewekte elektriciteit, omdat je opgewekte elektriciteit in de zomer niet meer kunt salderen met verbruik in de winter. Je kunt eigen verbruik verhogen door bijvoorbeeld je wasmachine of vaatwasser aan te zetten op het moment dat de zon schijnt. Daarmee wordt efficiënter omgegaan met hernieuwbare elektriciteit, verlaag je je energierekening én wordt het elektriciteitsnet minder belast.

41

Welke percentage van het Nederlandse energiegebruik kwam van duurzame energiebronnen in 2024?

Antwoord

Voor 2024 is dit percentage nog niet bekend. Volgens het CBS was dit percentage in 2023 17%, conform de RED-definitie. Met de te verschijnen Monitor Energiesysteem wordt de Kamer hierover in oktober nader geïnformeerd.

42

Hoeveel bedrijven die zich bezig houden met de installatie van zonnepanelen zijn failliet gegaan in 2024?

Antwoord

Het aantal bedrijven dat zich (onder andere) bezighoudt met de installatie van zonnepanelen is de afgelopen jaren flink gestegen. Het aantal inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel is van 4.757 in 2022 gestegen naar 8.705 in 20239. Van deze bedrijven zijn er zo'n 70 failliet gegaan in 202410.

43

Wat voor effect verwacht u op bedrijven die zich bezig houden met de installatie van zonnepanelen als gevolg van het eventueel afschaffen van de salderingsregeling?

Antwoord

Door de forse overstimulering van de investering van zonnepanelen door huishoudens is de afgelopen jaren het aantal installateurs navenant gegroeid. Het afgelopen jaar vlakte de groei van het aantal investeringen in zonnepanelen door huishoudens af11 en dat vindt zijn weerslag in het aantal installateurs dat actief is op de markt en de prijs. Het aantal installateurs daalt ten gevolge van ingezakte vraag.

Techniek Nederland, brancheorganisatie van installateurs, verwacht dat terugloop in interesse in de zonnepanelensector tijdelijk is en wijst ook op het vergroten van het aandeel eigen verbruik door bezitters van zonnepanelen, waarmee investeren in zonnepanelen interessant blijft. Dat kan niet alleen door apparaten aan te zetten op het moment dat de zon schijnt, maar bijvoorbeeld ook door zonnepanelen in een oost-west-opstelling te leggen, zodat je tijdens piekmomenten (ochtend en einde middag) efficiënt omgaat met opgewekte elektriciteit.

De uitrol van zonnepanelen zal naar verwachting niet stilvallen: niet alleen blijft investeren in zonnepanelen voor huishoudens interessant voor een lagere energierekening12 of vanuit duurzaamheidsoverwegingen, maar ook omdat er relevante ontwikkelingen zijn ten aanzien van nieuwe EU-regelgeving voor zonne-energie en nieuwe gebouwen. Zo werkt de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) daartoe een nieuwe standaard uit mede ter voorbereiding van de implementatie van de herziene richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (EPBD). De richtwaarden in het Nationaal Plan Energiesysteem verwachten dan ook een verdere doorgroei in het totaal opgesteld vermogen zon-PV naar 172 GW (ten opzichte van de huidige 23,9 GW).

44

Hoeveel woningen in Nederland hebben geen zonnepanelen?

Antwoord

Op dit moment liggen er op bijna 3 miljoen woningen zonnepanelen13. Dat betekent dat circa 5 miljoen woningen14 geen zonnepanelen hebben. Niet elk van deze woningen is echter geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen. Zo betreft een aanzienlijk deel van deze woningen een meergezinswoning en is niet elk dak zomaar technisch geschikt15 voor de installatie van zonnepanelen. Het daadwerkelijke potentieel van woningen waar nog zonnepanelen op geïnstalleerd kunnen worden ligt dus naar verwachting aanzienlijk lager dan het eerdergenoemde aantal van 5 miljoen.

45

Wat zou het kosten om zonnepanelen te installeren op alle woningen die nog geen zonnepanelen hebben?

Antwoord

Volgens Milieu Centraal kost een gemiddelde installatie circa € 5.000. Hiermee zou het € 25 mld kosten om alle woningen zonder zonnepanelen nog te voorzien van zonnepanelen. Zoals genoemd in het antwoord op vraag 44 is het echter niet realistisch dat al deze woningen van zonnepanelen kunnen worden voorzien.

46

Hoeveel gas is gewonnen uit kleine velden in 2024?

Antwoord

Het is nog niet bekend hoeveel gas er uit de kleine velden is gewonnen in het jaar 2024. Dat zal medio 2025 bekend zijn. Wel zijn de gegevens over 2023 bekend. In het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte 2023, op 9 september jl. aan de Tweede Kamer toegestuurd, staat het volgende aangegeven over de productie.

In 2023 bedroeg de aardgasproductie uit de Nederlandse gasvelden 10,2 miljard Nm3. De gasvelden op land produceerden 4,3 miljard Nm3. Van deze productie kwam 2,9 miljard Nm3 uit kleine velden en 1,5 miljard Nm3 uit het Groningen gasveld. De gasvelden op zee produceerden 5,9 miljard Nm3.

47

Hoeveel geld is er verdiend voor de overheid door gaswinning uit kleine velden in 2024?

Antwoord

De inkomsten voor de staatskas uit de gaswinning (ook wel gasbaten) bestaan naast de winstuitkeringen via de staatsdeelneming EBN uit a) de afdracht van belastingen en b) aanvullende mijnbouwheffingen van de andere deelnemende partijen. Tezamen komt dat neer op zo’n 70% van de totale inkomsten. De andere 30% is voor de operator (uitvoerder van de gaswinning).

In de suppletoire begroting september 2024 is opgenomen dat de Nederlandse staat € 280 mln aan ontvangsten Mijnbouwwet en € 1.567 mln aan dividend van EBN verwacht in 2024. Sinds de sluiting van Groningerveld bestaat dit volledig uit gaswinning door kleine velden. Dit is gebaseerd op een gemiddelde gasprijs van 31,3 ct/m3.

48

Kunt u een overzicht geven van de gaswinningsstatus van alle kleine velden?

Antwoord

De status van de gaswinning in Nederland wordt uitvoerig beschreven in het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte. Deze is op 9 september jl. aan de Tweede Kamer gestuurd. Dit jaarverslag geeft aan wat de totale productie was van aardgas in 2023, welke vergunningen er momenteel zijn, welke vergunningen er in 2023 zijn aangevraagd en afgegeven of aangepast. Ook geeft het jaarverslag een prognose van de verwachtte aardgasproductie en hoe deze zich verhoudt tot de verwachte aardgasvraag.

49

Kunt u een overzicht geven van de vergunningsduur van gaswinning uit alle kleine velden?

Antwoord

In het in het antwoord op vraag 48 aangegeven jaarverslag staat per vergunning ook vermeld wat de einddatum is van de betreffende vergunning. Deze varieert per vergunning en is onder meer afhankelijk van wanneer de vergunning is afgegeven en wat de productieprognose is van het voorkomen. De productieprognose is een inschatting van de hoeveelheid gas dat uit een voorkomen geproduceerd kan worden en verleend is. Tijdens de winning kan blijken dat productie tegenvalt of juist meevalt en naar boven bijgesteld kan worden. Daarom gaat het om prognoses.

50

Hoeveel gas uit kleine velden wordt verkocht aan het buitenland?

Antwoord

Welk deel van het gas uit de kleine velden in Nederland wordt gebruikt en welk deel wordt geëxporteerd naar het buitenland, is niet bekend. Belangrijk is om te vermelden dat al het gas dat Nederland bereikt via de LNG-importterminals, via de verbindingen met buurlanden (VK, België en Duitsland) en het gas dat in Nederland gewonnen wordt, nodig is om te voorzien in de gasvraag in Nederland en buurlanden.

In 2023 bedroeg de totale gasproductie in Nederland 10,2 miljard m3. Hiervan was 2,9 miljard m3 afkomstig uit kleine velden op land (~28%), 5,9 miljard m3 uit kleine velden op zee (~58%) en 1,5 miljard m3 uit het Groningenveld (~15%). De omvang van deze productie is lager dan de omvang van het gas dat in Nederland verbruikt wordt: Nederland is sinds 2018 netto-importeur van gas.

Het gas dat door producenten van kleine velden op de markt wordt gebracht wordt voor een zeer groot deel verkocht op de Nederlandse gashandelsplaats, de Title Transfer Facility (TTF). Daar zijn zowel Nederlandse als buitenlandse partijen actief. En omdat een groot deel van de handel via de beurs gaat waar verkopers en kopers niet direct met elkaar in contact staan, is het niet bekend door wie het kleine velden gas wordt gekocht. Bovendien maakt de handelsplaats het mogelijk om gekocht gas weer door te verkopen waardoor de bestemming ook nog kan wijzigen. Vanwege de spelregels die gelden voor de Europese interne gasmarkt is het ook niet mogelijk om gas te bestemmen voor Nederlands gebruik. Door de wijze waarop de gasinfrastructuur is vormgegeven, komt het gas dat in Nederland wordt geproduceerd fysiek met name terecht op het noordwestelijk deel van de Europese interne gasmarkt. In het plaatje hieronder is in TWh weergegeven hoeveel gas er in Nederland wordt verbruikt en hoeveel gas er in Nederland wordt geproduceerd, geïmporteerd en geëxporteerd16.

51

Kunt u delen wat de status is van het sluiten van Groningse gasputten?

Antwoord

– Het ontmantelen van de productielocaties kent vier fases:

○ Fase 1: Drukvrij maken en veiligstellen van de installaties en loskoppelen van het transportsysteem

○ Fase 2: Schoonmaken en ontmantelen bovengrondse installatie

○ Fase 3: Definitief sluiten en verwijderen van de putten

○ Fase 4: Saneren, cultuurtechnisch herstel en oplevering aan de grondeigenaar

– Het opruimen van de productielocaties zal nog jaren duren, omdat de ruim 250 putten individueel verwijderd moeten worden en dit veilig en zorgvuldig moet gebeuren. In onderstaande tabel is weergegeven in welke fase de resterende productielocaties op het Groningenveld zich bevinden:

Zuiderpolder, Scheemderzwaag, De Eeker, Spitsbergen, Slochteren, Froombosch, Zuiderveen, Oudeweg, Amsweer, Schaapbulten, Kooipolder, Tusschenklappen en Sappemeer Bierum, Tjuchem, Leermens, ’t Zandt, Overschild, De Paauwen, Eemskanaal, Siddeburen Nieuw Scheemda, Midwolda, Noordbroek, Ten Post Uiterburen

52

Hoeveel olie is gewonnen onder Rotterdam-Zuid in 2024?

Antwoord

Tot op heden is er in 2024 circa 90.000 m3 olie gewonnen uit het olieveld Rotterdam.

53

Wat zijn de gevolgen van oliewinning onder Rotterdam-Zuid op bodemdaling?

Antwoord

De te verwachte bodemdaling als gevolg van de oliewinning Rotterdam en de omliggende gasvelden is, tussen 2020 en 2050, minder dan 2 cm in het midden van de zogeheten bodemdalingskom. Een bodemdalingskom treedt zeer langzaam op en vindt geleidelijk plaats over een groot gebied. Een dergelijke bodemdaling leidt lokaal niet tot gevolgen.

54

Welke effecten heeft het gebruik van hydraulische stimulatie in oliewinning onder Rotterdam-Zuid op drinkwaterkwaliteit?

Antwoord

Op dit moment maakt NAM geen gebruik van hydraulische stimulatie voor het olieveld Rotterdam. Daarnaast bevinden zich geen waterwingebieden of grondwaterbeschermingsgebieden in de omgeving van het olieveld.

55

Kunt u het advies van SodM op gebruik van hydraulische stimulatie voor de oliewinning onder Rotterdam-Zuid toelichten?

Antwoord

De aanvraag voor actualisatie van het winningsplan voor de oliewinning onder Rotterdam-Zuid bevatte de toepassing van hydraulische stimulatie. In 2016 heeft SodM hydraulische stimulatie onderzocht en geconcludeerd dat deze techniek veilig uitgevoerd kan worden als aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan, zoals opgenomen in de Mijnbouwregeling. SodM heeft geadviseerd om niet in te stemmen met de hydraulische stimulatie in het olieveld Rotterdam, omdat niet aan alle randvoorwaarden werd voldaan. Mijn voorganger heeft dan ook in het besluit op het winningsplan voorgeschreven dat NAM enkel hydraulische stimulatie mag toepassen indien NAM met een werkprogramma aantoont aan de randvoorwaarden te voldoen. SodM beoordeelt dit werkprogramma. Vooralsnog heeft NAM geen werkprogramma ingediend.

56

Wat is de status van de uitvoering van de maatregelen uit Nij Begun?

Antwoord

Het kabinet heeft recent een update gestuurd naar de Kamer over de stand van zaken rondom de uitvoering van Nij Begun. Dit is opgenomen in de brief Staat van Groningen 2024 d.d. 26-06-2024 met kenmerk 33 529-1241. Voor de verdere inzet van de Staatssecretaris Herstel Groningen wordt de Kamer verwezen naar de Hoofdlijnenbrief Herstel van Groningen d.d. 09-09-2024 met kenmerk 33 529-1245.


  1. Aardgas verbruik per maand naar sector | CBS↩︎

  2. Energielevering particuliere woningen naar woningkenmerken, 2019-2023 | CBS↩︎

  3. Klimaat- en Energieverkenning 2023 (pbl.nl)↩︎

  4. Aardgas verbruik per maand naar sector | CBS↩︎

  5. Klimaat- en energieverkenning 2022 | Planbureau voor de Leefomgeving (pbl.nl)↩︎

  6. Eigen verbruik: 1.100 kWh x € 0,31 = € 341. Salderen: 2.050 kWh x € 0,31 = € 635,50. Terugleververgoeding: 150 kWh x € 0,05 = € 7,50.↩︎

  7. Vervolgonderzoek: Energietarieven in transitie, ACM, mei 2024.↩︎

  8. Reflectie op voorstellen voor de inzet van middelen uit het Klimaatfonds in het MJP 2025, Planbureau voor de Leefomgeving, 2023.↩︎

  9. Aantal faillissementen in zonnepanelen­branche loopt op na inklappen markt, Financieel Dagblad, 27 november 2023.↩︎

  10. Golf aan faillissementen door ingestorte vraag naar zonnepanelen, Financieel Dagblad, 15 september 2024.↩︎

  11. KEV 2023 p.58: «Omdat het aantal huishoudens met zonnepanelen al hoog is, wordt verwacht dat het groeitempo zal afnemen. In de dienstensector wordt de toename beperkt door netcongestie».↩︎

  12. De investering in zonnepanelen is laag en blijft naar verwachting dalen. Zie Feitenbasis salderingsregeling zonne-energie, CE Delft & TNO, 2024.↩︎

  13. CBS Statline tabel 85005: Zonnestroom; vermogen en vermogensklasse, bedrijven en woningen, regio. Eind 2023 lagen er op 2,6 miljoen woningen zonnepanelen. Uit data van energieleveren.nl blijkt dat hier sindsdien minimaal 200.000 installaties bij zijn gekomen.↩︎

  14. CBS Statline tabel 82900: Voorraad woningen; eigendom, type verhuurder, bewoning, regio. Eind 2023 bedroeg de totale woningvoorraad circa 8 miljoen woningen. Ruim 5 miljoen hiervan zijn eengezinswoningen.↩︎

  15. https://www.rvo.nl/onderwerpen/zonne-energie/geschikte-daken: 48% van het potentiële dakoppervlak kent 1 belemmering voor het installeren van zonnepanelen. 44% kent 2 of meer belemmeringen. 8% van het potentieel is direct geschikt voor zonnepanelen.↩︎

  16. Advies over de leveringszekerheid van aardgas na sluiting van het Groningenveld › Gasunie Transport Services↩︎