Voorstel van wet
Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de grondslagen voor gegevensverwerking te verstevigen en enkele andere wijzigingen (Verzamelwet gegevensverwerking VWS II.b)
Voorstel van wet
Nummer: 2024D35794, datum: 2024-09-30, bijgewerkt: 2024-11-12 15:01, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36621-2).
Onderdeel van kamerstukdossier 36621 -2 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de grondslagen voor gegevensverwerking te verstevigen en enkele andere wijzigingen (Verzamelwet gegevensverwerking VWS II.b).
Onderdeel van zaak 2024Z14643:
- Indiener: M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-10-01 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-09 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-11-06 14:00: Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de grondslagen voor gegevensverwerking te verstevigen en enkele andere wijzigingen (Verzamelwet gegevensverwerking VWS II.b) (TK 36621) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 621 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de grondslagen voor gegevensverwerking te verstevigen en enkele andere wijzigingen (Verzamelwet gegevensverwerking VWS II.b)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat dat het wenselijk is om grondslagen ten behoeve van gegevensverwerking op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op te nemen dan wel aan te scherpen; dat het wenselijk is om het dubbel opzetvereiste te schrappen uit een tweetal wetten; dat er een grondslag moet worden gecreëerd ten behoeve van gegevensverwerking bij medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden; voorts het inzagerecht technisch dient te worden aangepast en enkele andere wijzigingen door te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7.4.0 worden, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zesde en zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
4. Het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, is bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college mede te delen dat een indicatiebesluit is afgegeven waarin is vastgesteld dat een jeugdige is aangewezen op zorg op grond van de Wet langdurige zorg, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van artikel 2.3, eerste tot en met derde lid, 8.1.1, 8.1.3 of 8.1.4.
5. Een zorgkantoor als bedoeld in de Wet langdurige zorg is bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college kosteloos gegevens te verstrekken over de ingangsdatum en datum van beëindiging van de zorg van een verzekerde ingevolge die wet, die zorg als omschreven in die wet ontvangt of heeft ontvangen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor het voorkomen van dubbele verstrekkingen in de uitvoering van artikel 2.3, eerste tot en met derde lid, 8.1.1, 8.1.3 of 8.1.4.
B
Artikel 8.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien het college een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget met toepassing van het eerste lid, onderdeel a, heeft herzien dan wel ingetrokken, kan het college van de jeugdhulpaanbieder, de jeugdige, zijn ouders of de derde van wie de jeugdige of de ouder jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, ontvangt, geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget terug vorderen.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
ARTIKEL II
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.4.1, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 met toepassing van artikel 2.3.10, onderdeel a, heeft herzien dan wel ingetrokken, kan het college van de cliënt, van de aanbieder of van de derde van wie de cliënt de maatwerkvoorziening heeft betrokken waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.
B
In artikel 5.1.1, vijfde lid, onderdeel b, wordt «artikel 5.2.5, derde lid» vervangen door «artikel 5.2.5, derde of vierde lid» en wordt na «het CIZ» ingevoegd «of het zorgkantoor, bedoeld in de Wet langdurige zorg,».
C
Artikel 5.2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «2.3.10» vervangen door «of 2.3.10».
2. Na het derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Een zorgkantoor als bedoeld in de Wet langdurige zorg is bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college kosteloos gegevens te verstrekken over de leveringsvorm van de zorg, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de Wet langdurige zorg, alsmede de ingangsdatum en datum van beëindiging daarvan, van een verzekerde ingevolge die wet, die zorg als omschreven in die wet ontvangt of heeft ontvangen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor het voorkomen van dubbele verstrekkingen in de uitvoering van artikel 2.3.2, 2.3.3, 2.3.5, 2.3.6, 2.3.9 of 2.3.10.
D
Na artikel 5.2.5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.2.5b
1. Zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet die medisch noodzakelijke zorg hebben verleend aan een persoon die geen zorgverzekering heeft als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, en het CAK, zijn bevoegd de persoonsgegevens van deze persoon, waaronder gegevens over de gezondheid en het burgerservicenummer, aan het college te verstrekken voor zover deze verwerking noodzakelijk is om te beoordelen of het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg aangewezen is. De vorige zin geldt niet indien bij de zorgaanbieder bekend is dat de persoon, bedoeld in die zin, niet verzekeringsplichtig is als bedoeld in artikel 2 van de Zorgverzekeringswet.
2. Onder medisch noodzakelijke zorg wordt verstaan zorg of overige diensten als bedoeld in artikel 11 van de Zorgverzekeringswet met uitzondering van bij of krachtens die wet uitgesloten vormen van zorg of diensten, en slechts voor zover de zorgaanbieder verstrekking ervan, gezien de aard van de zorg, medisch noodzakelijk acht.
3. Zorgaanbieders zijn bevoegd de gegevens, bedoeld in het eerste lid, te verstrekken aan gemeentelijke gezondheidsdiensten, bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid, die de gegevens vervolgens verstrekken aan het college.
4. De gemeentelijke gezondheidsdienst en het college zijn bevoegd de ontvangen gegevens te verwerken, voor zover deze verwerking noodzakelijk is om te beoordelen of het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg aangewezen is.
5. Voor het verstrekken van de gegevens doorbreken zorgaanbieders hun geheimhoudingsplicht, bedoeld in de artikelen 457, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de te verstrekken gegevens en de wijze van verstrekking.
ARTIKEL III
De Wet op het RIVM wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «preventieprogramma’s» ingevoegd «of andere programma’s».
2. In het derde lid wordt «de in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde taak» vervangen door «een in het eerste lid bedoelde taak» en vervalt de zinsnede «en is het RIVM verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
B
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3A. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 7a
1. Dit artikel is van toepassing op een krachtens artikel 3, eerste lid, onderdeel c, bij besluit van Onze Minister vastgesteld programma, voor zover dat in dat besluit is bepaald.
2. Indien een zorgverlener als bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, zorg verleent aan een persoon naar aanleiding van een doorverwijzing na deelname aan een programma als bedoeld in het eerste lid of aan een persoon die na deelname aan een dergelijk programma een negatieve uitslag heeft ontvangen en bij wie nadien een aandoening is geconstateerd waarop de screening van het betreffende programma is gericht, verstrekt de zorgverlener persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming, van die persoon aan de uitvoerder van het betreffende programma, voor zover die gegevens voor het RIVM noodzakelijk zijn voor de monitoring en evaluatie van dat programma.
3. Bij de verstrekking gebruikt de zorgverlener het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, van de betreffende persoon.
4. De uitvoerder is bevoegd tot verwerking van de gegevens en het burgerservicenummer. De uitvoerder verstrekt aan het RIVM de gegevens die voor de monitoring en evaluatie van het betreffende programma noodzakelijk zijn in zodanige vorm dat de gegevens niet direct tot de persoon herleidbaar zijn.
5. De in dit artikel bedoelde gegevens worden alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht.
6. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld over het eerste en derde lid, waaronder in ieder geval regels over de door de zorgverlener aan de uitvoerder te verstrekken gegevens.
ARTIKEL IV
De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 6b worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. De organisatie die krachtens het derde lid voor de gemeente dan wel op basis van een overeenkomst met het RIVM of het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, uitvoering geeft aan het vaccinatieprogramma, verstrekt aan het RIVM de persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming en het burgerservicenummer, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het tweede lid vermelde taken. Het RIVM verstrekt voormelde persoonsgegevens aan vorenbedoelde organisatie voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het vaccinatieprogramma. De in dit lid bedoelde gegevens worden zo nodig verstrekt met doorbreking van de uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift geldende plicht tot geheimhouding en worden alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht.
9. Het achtste lid is niet van toepassing, indien door een betrokkene bezwaar is gemaakt tegen de gegevensverstrekking. Artikel 465 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is in dit verband van overeenkomstige toepassing.
B
In artikel 68b wordt na «6a» ingevoegd «6b, achtste lid,».
ARTIKEL V
Aan artikel 28a van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. De officier van justitie, de Wlz-uitvoerder, de zorgaanbieder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de cliënt ingezetene is, de zorgverzekeraar, het CIZ, de zorgaanbieder, bedoeld in de Wet forensische zorg, en Onze Minister van Justitie en Veiligheid verstrekken elkaar persoonsgegevens over een cliënt, waaronder gegevens over gezondheid en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, alsmede het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, voor zover dat noodzakelijk is voor de voorbereiding of tenuitvoerlegging van een rechterlijke machtiging met toepassing van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet forensische zorg.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de verstrekking van de persoonsgegevens, bedoeld in het zesde lid, waarbij in ieder geval wordt bepaald welke persoonsgegevens worden verstrekt.
ARTIKEL VI
Ten aanzien van een bezwaar of beroep dat is gericht tegen herziening of intrekking van een beslissing van het college als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 met toepassing van artikel 2.3.10, onderdeel a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, in de zin van artikel 2.4.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, blijft de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gelden zoals deze luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van deze wet.
ARTIKEL VII
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL VIII
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet gegevensverwerking VWS II.b.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,