[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid 6 september 2024

Milieuraad

Brief regering

Nummer: 2024D36163, datum: 2024-10-01, bijgewerkt: 2024-10-15 17:09, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-962).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-962 Milieuraad.

Onderdeel van zaak 2024Z14789:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

21 501-08 Milieuraad

Nr. 962 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2024

Hierbij ontvangt u het verslag van de informele Raad Algemene Zaken («RAZ») – Cohesie 6 september jl. te Boedapest. Tijdens deze Raad heb ik me ambtelijk laten vervangen.

Verslag informele Raad Algemene Zaken (RAZ) – Cohesie – 6 september Boedapest

Tijdens deze informele Raad Algemene Zaken (RAZ) – Cohesie in Boedapest is van gedachten gewisseld over de rol van cohesiebeleid in demografische uitdagingen. Ik heb uw Kamer hier eerder over geïnformeerd via de Geannoteerde Agenda1. Tijdens een informele Raad vindt er geen besluitvorming plaats.

Het Hongaarse voorzitterschap van de Raad van de EU had een discussiestuk opgesteld waarin de vraag werd gesteld op welke manier het cohesiebeleid in de toekomst in zou kunnen spelen op demografische uitdagingen waar de Europese Unie voor staat; o.a. migratie, vergrijzing en bevolkingskrimp. In het discussiestuk werd verkend of een nieuwe beleidsprioriteit in het toekomstig Cohesiebeleid noodzakelijk zou zijn. Deze nieuwe prioriteit zou een brede benadering omvatten van sociale, economische en ontwikkelingsstrategieën, met acties gericht op een vergrijzende bevolking, het tegengaan van jeugdwerkloosheid, verbeteren van onderwijs en het promoten van vrijheid om je te verplaatsen, maar ook de vrijheid om juist te blijven.

Alle lidstaten vonden het positief dat Europees werd gesproken over de gevolgen van demografische ontwikkelingen, omdat dit de leefbaarheid in sommige gebieden negatief kan beïnvloeden en kan leiden tot tekorten op de arbeidsmarkt.

Een aantal lidstaten was van mening dat ook cohesiebeleid daar in de toekomst een grotere rol in moet spelen. Zij benadrukten dat er Europees beleid moet komen wat ervoor zorgt dat oorspronkelijke inwoners in hun gebieden willen blijven wonen en werken: het recht om te blijven. Hiervoor zijn betaalbare huizen nodig, toegang tot publieke voorzieningen (ziekenhuizen, scholen) en goede fysieke infrastructuur. Sommige lidstaten gaven aan dat zij zien dat hoogopgeleiden plattelandsgebieden of zelfs hun land verlaten («braindrain»). Er werd in dit kader opgeroepen tot een meer regiospecifieke benadering.

Andere lidstaten waren kritisch over het inzetten van cohesiebeleid op dit thema. Zij stelden de subsidiariteit van zulke maatregelen ter discussie. Er werd op gewezen dat veel zaken die in het discussiestuk van het voorzitterschap genoemd werden, zoals sociaal beleid, onderwijs, gezondheidszorg en de huizenmarkt, nationale aangelegenheden zijn.

Daarnaast wezen lidstaten aan de grens van onze Unie op een mogelijke rol van toekomstig cohesiebeleid in het adresseren van de gevolgen van de Russische agressie in Oekraïne. Ook gaf een aantal lidstaten aan dat er in het toekomstig cohesiebeleid een sterkere link moet komen tussen de fondsen onder cohesiebeleid en hervormingen, dat er meer gebruik moet worden gemaakt van prestatiegericht declareren en dat het respect voor de rechtsstaat essentieel is voor het ontvangen van middelen uit deze fondsen.

Cohesiebeleid zou wat Nederland betreft ondersteunend kunnen zijn bij het behalen van hoge werkgelegenheidsniveaus, het aanpakken van arbeidsmarkttekorten, een rechtvaardige sociale bescherming en de ontwikkeling van een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking. Daarbij moet dan vooral gekeken worden waar de kracht van een regio ligt. Regio’s moeten meer uitgedaagd worden hun productiviteit te vergroten en hun sociale problemen op te lossen. Economische ontwikkeling moet gestimuleerd worden zodat regio’s de grote transities kunnen maken, bijvoorbeeld door regionale transitieplannen op te stellen, te innoveren, slim te specialiseren en samen te werken met andere regio’s. Op die manier kan het economisch potentieel van regio’s worden versterkt, is de kans groter dat er weer talent wordt aangetrokken en dat de oorspronkelijke inwoners in die gebieden een reden hebben daar te blijven wonen en werken.

De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts


  1. Kamerstuk 21 501-08, nr. 957, vergaderjaar 2023–2024↩︎