Verslag
Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2024D36662, datum: 2024-10-03, bijgewerkt: 2024-10-21 08:37, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36609-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (PVV)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36609 -5 Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) .
Onderdeel van zaak 2024Z13720:
- Indiener: F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-23 14:00: Pakket Belastingplan 2025 (Technische briefing), vaste commissie voor Financiën
- 2024-09-26 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-03 14:00: Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-10 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-21 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-24 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-04 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-08 09:15: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-12 17:00: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-14 10:15: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-14 18:30: STEMMINGEN over het Pakket Belastingplan 2025 en de wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag (36 311)) en eventueel over moties ingediend bij de onder voorbehoud geagendeerde tweeminutendebatten inzake de Raad Buitenlandse Zaken en de Landbouw- en Visserijraad (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 609 Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 3 oktober 2024
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I. ALGEMEEN
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen.
1. Inleiding
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn in algemene zin groot voorstander van de aanpak van internationale belastingontwijking en zien een internationale minimumbelasting daarbij als een belangrijk instrument.
Het wetsvoorstel voorziet onder meer in de implementatie van de administratieve richtsnoeren van juli 2023 waarin kaders zijn opgenomen voor de behandeling van (kwalificerende) verhandelbare belastingtegoeden (Marketable Transferable Tax Credits) en kwalificerende restitueerbare belastingtegoeden (Qualifying Refundable Tax Credits). Kan de regering aangeven in hoeverre uitvoering is gegeven aan de Motie Geerdink (Kamerstukken I 2023–2024, 36 418, nr. AA) over een onderzoek naar gevolgen van de invoering van de minimumbelasting en of dit zal leiden tot aanpassing van fiscale regelingen die als doelmatig en doeltreffend zijn geëvalueerd, zoals bijvoorbeeld de innovatiebox?
Over Pijler Twee zijn in de ogen van de leden van de VVD-fractie nog steeds veel kritische geluiden te horen. Zo heeft de Ways and Means Committee van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden nog op 17 september 2024 een brief gestuurd naar de OESO inzake de per 1 januari 2025 in werking tredende onderbelastewinstbijheffing. Naar wat de leden van de VVD-fractie begrijpen, ligt er conceptwetgeving klaar de in de Verenigde Staten (de Defending American Jobs and Investment Act en Unfair Tax Prevention Act), mocht de onderbelastewinstbijheffing toepassing vinden ten aanzien van Amerikaanse bedrijven. Op grond van deze wetgeving zou het Nederlandse bedrijfsleven geraakt kunnen worden, constateren de leden van de VVD-fractie. Kan de regering aangeven in welke mate het Nederlandse bedrijfsleven naar verwachting zou worden geraakt, mocht deze wetgeving worden aangenomen in de Verenigde Staten? Kan de regering reflecteren op deze kritische geluiden ten aanzien van Pijler Twee? Dient hier een onderscheid te worden gemaakt tussen de inkomen-inclusiebijheffing enerzijds en de onderbelastewinstbijheffing anderzijds?
De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat een groot aantal bepalingen in het wetsvoorstel zijn bedoeld om slordigheden in de Wet minimumbelasting 2024 (WMB 2024) op te lossen. Kan de regering hierop reflecteren en aan de Kamer toezeggen dat het in de toekomst zorgvuldiger wetgeving zal opstellen, ook als het langer duurt om de wetgeving te implementeren? Kan de regering dit voor wat betreft EU-wetgeving ook meenemen bij de onderhandeling van (nieuwe) richtlijnen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting bij Wetsvoorstel WMB 2024 dat in sommige gevallen de administratieve richtsnoeren verduidelijkingen zijn die louter zien op de uitleg van maatregelen die al zijn opgenomen in de WMB 2024. De leden van de VVD vragen of de regering inzichtelijk kan maken welke onderdelen van de eerder gepubliceerde administratieve richtsnoeren aanleiding geven om de WMB 2024 nog aan te passen of aan te vullen, alsmede welke als verduidelijking gezien dienen te worden.
Het kan voorkomen dat de inwerkingtreding van de maatregelen tussen de verschillende jurisdicties inconsistent is. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe daar in de praktijk mee om moet worden gegaan.
Het voornemen is om de voorgestelde wijzigingen van de WMB 2024 zo veel mogelijk terugwerkende kracht te verlenen, zo lezen deze leden. Voor vier specifieke maatregelen geldt hierop een uitzondering, waaronder de zogeheten tie-breaker regel wordt geïntroduceerd voor de toepassing van de lokale financieel verslaggevingsstandaard voor de gekwalificeerde binnenlandse bijheffing. Kan de regering nader toelichten hoe in de praktijk om zal dienen te worden gegaan met mogelijke inconsistente inwerkingtreding van de maatregelen tussen verschillende jurisdicties. Wiens recht is leidend bij de toepassing van de Pijler2 regels?
De leden van de VVD-fractie vragen of geldleningen binnen een Nederlandse fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting onder de reikwijdte van de bepaling vallen. Of is deze bepaling enkel gericht op grensoverschrijdende transacties en eventueel binnenlandse transacties buiten fiscale eenheid?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de voorliggende voorstellen voortvloeien uit administratieve richtsnoeren van februari 2023. Deze leden vragen de regering waarom het onderhavige wetsvoorstel per se in deze kluwen van de belastingmaatregelen van 2025 betrokken moet worden? Was het niet ordentelijker geweest om dit op een ander moment te behandelen?
Deze leden maken zich zorgen over de administratieve lastendruk. Kan de regering aangeven om hoeveel regeldruk het gaat, hoeveel bedrijven eronder vallen en of de regering concrete voorstellen heeft om de administratieve lastendruk te verminderen?
Kan de regering aangeven wat het budgettaire effect is van het voorliggende wetsvoorstel? Is het juist dat de budgettaire opbrengst geraamd wordt op ruim 400 miljoen euro? Wat zijn de consequenties voor ons internationale vestigingsklimaat en ziet de regering ook nog weglekeffecten?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de voorgestelde wijzigingen zijn gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Deze leden vragen hoe wordt gewaarborgd dat deze wetswijziging volledig in overeenstemming is met de Nederlandse rechtsorde? Voorts vragen deze leden welke stappen zijn ondernomen om te controleren of het voorstel geen inbreuk maakt op fundamentele beginselen, zoals rechtszekerheid, proportionaliteit en gelijkheid van bedrijven?
De leden van de NSC-fractie lezen dat «de overige onderdelen uit de administratieve richtsnoeren van december 2023 en juni 2024 zullen nog worden beoordeeld». Waarom zijn sommige onderdelen van de OESO-richtsnoeren niet volledig opgenomen in de WMB 2024 en hoe wordt hiermee omgegaan om te voorkomen dat er discrepanties ontstaan met internationale afspraken?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering heeft besloten om de aanpassingen zoveel mogelijk met terugwerkende kracht van toepassing te laten zijn. Deze leden vragen om een nadere toelichting voor de terugwerkende kracht van de wijzigingen tot en met 31 december 2023. Kan de regering ingaan op welke impact dit heeft op de belastingplichtigen en in hoeverre de desbetreffende bedrijven hiervan op de hoogte zijn? Is er getoetst of dit juridisch houdbaar is?
De leden van de NSC-fractie vragen of het bekend is of andere landen op eenzelfde manier gehoor geven aan de richtsnoeren van de OESO. Hiernaast vragen deze leden of en zo ja welke discrepantie er is tussen wat Nederland eist en wat andere landen eisen.
Kan de regering aangeven of er een afwegingskader is wanneer voor implementatie wordt gekozen? Zo ja, welk afwegingskader hanteert de regering?
Kan de regering aangeven wat de risico’s zijn dat andere landen aan grondslag-erosie doen waardoor de effectieve belastingdruk toch op nationaal niveau beïnvloedbaar blijkt?
Kan de regering de impact aangeven van de 15 procent maatregel voor Nederlandse bedrijven? In principe is de belastingdruk in Nederland méér dan 15 procent. Kan de regering aangeven welke fiscale methodes er zijn om, qua effectieve belastingdruk, in Nederland onder de 15 procent te komen? De leden van de NSC-fractie begrijpen dat de Innovatiebox-maatregel een wijze is waarop de belastingdruk kan worden verlaagd, hoeveel (in aantal bedrijven en in euro’s) negatieve budgetimpact heeft de 15 procent-maatregel op de innovatieve Nederlandse industrie?
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van de internationale minimumbelasting op winst van multinationals, maar hebben al vaker opgemerkt dat deze leden het wel belangrijk vinden dat deze dan ook wel door alle landen die zich hebben aangesloten bij het zogenaamde inclusive framework wordt ingevoerd. Deze leden vragen of de regering verwacht of de Verenigde Staten en China de minimumwinstbelasting in de toekomst ook zullen implementeren, omdat zolang deze landen niet meedoen, Europese bedrijven benadeeld worden. Deze leden vragen hoe de regering naar dit risico kijkt. Ook vragen deze leden hoe lang de veiligehaven maatregel van toepassing is voor de Verenigde Staten en China, omdat deze leden het belangrijk vinden dat zo snel een gelijk speelveld ontstaat.
Ten aanzien van de tax credits die kunnen worden uitgezonderd van de 15 procent minimumbelasting, vragen deze leden in hoeverre andere landen dergelijke credits al hebben ingevoerd, en of de regering dat eveneens van plan is. Deze leden vragen of de regering van mening is dat tax credits het idee van een effectieve minimumwinstbelasting ondergraven.
Ten aanzien van de binnenlandse bijheffing vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt dat in landen verschillende Pillar 2-systemen kunnen bestaan, die ertoe kunnen leiden dat de belastingdienst in een land nog een keer kan bijheffen als zij vinden dat een ander land te weinig heeft bijgeheven. Deze leden vragen of de Nederlandse Belastingdienst deze situatie reeds voorbij heeft zien komen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook in te gaan op de vraag van de NOB om nadere toelichting hoe in de praktijk om zal worden gegaan met inconsistente inwerkingtreding van de maatregelen tussen verschillende jurisdicties, bijvoorbeeld als dit een uiteenlopende toepassing van de tijdelijke veiligehavenregels tot gevolg heeft. Bijvoorbeeld in de casus dat de jurisdictie waar de bijheffing-informatieaangifte wordt ingediend op een gebied wél terugwerkende kracht in de wetgeving heeft opgenomen. Deze leden vragen of de Nederlandse toepassing van de regels dan ongewijzigd van toepassing blijft door dit feit (en of de terugwerkende kracht voor de Nederlandse toepassing dan achterwege blijft). Ook vragen deze leden wat er gebeurt als dit resulteert in dubbele heffing of dubbele niet-heffing.
De leden van de CDA-fractie lezen dat multinationals die geen kwalificerend landenrapport opstellen, de mogelijkheid hebben op de tijdelijke Country-by-Country reporting-veiligehavenregel. Deze leden vragen of deze uitzondering tot gevolg kan hebben dat er te weinig data is voor de belastingdienst om te beoordelen of deze multinationals voldoende belasting betalen of dat de vereenvoudigde berekening voldoende is om te voldoen aan Pillar 2.
2. Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om in bredere zin te reflecteren op de werking van de internationale minimumbelasting. Kan de regering een inschatting maken van hoeveel belastingontwijking hier tot nu mee is voorkomen? Heeft Nederland al eens belasting bijgeheven omdat een bedrijf onder de drempel kwam? Hoe zijn de opbrengsten in andere landen tot nu toe geweest?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar beleidsopties om de internationale minimumbelasting aan te scherpen waarmee belastingontwijking steviger wordt aangepakt. Wat zouden hiervan de budgettaire gevolgen zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering waarom is besloten om in dit voorliggende wetsvoorstel ook kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden mogelijk te maken? Hoe kunnen deze in de praktijk worden gebruikt?
Ook vragen deze leden of uiteengezet kan worden op welke manier de verdeelsleutel (de onderbelastewinstregel) nu werkt? Op welke manier gaat Nederland straks bijheffen? Hoe gaat de Europese Unie optreden bij de beoordeling van kwalificerende bijheffingen in andere landen?
3. Budgettaire aspecten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de regering eerder heeft aangegeven (op 4 april 2024) een uitgebreide brief te sturen naar de Kamer naar aanleiding van de motie-Geerdink, waarin alle plussen en minnen op een rij worden gezet met betrekking tot kwalificerende restitueerbare belastingtegoeden. Hoe staat het met deze toegezegde brief, vragen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA. Ook vragen deze leden wanneer de antwoorden aan de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie over dit onderwerp worden toegezonden, die zijn toegezegd tijdens het commissiedebat Belastingen in Maatschappelijk Perspectief?
Kan de regering ook de plussen en minnen op een rijtje zetten van kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden?
Kan de regering een overzicht geven van landen die wetgeving hebben ingevoerd voor het gebruik van kwalificerende restitueerbare belastingtegoeden of landen die van plan zijn dergelijke wetgeving in te voeren?
4. Doenvermogen
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering om bij te houden hoe vaak gebruik wordt gemaakt van de tijdelijke veilige havenregels en van de permanente veilige havenregels. Wordt hiermee niet inderdaad een risico op belastingontwijking in stand gehouden?
5. Gevolgen voor burgers en het bedrijfsleven
De leden van de CDA-fractie vragen of reeds meer inzicht is in het effect van de minimumwinstbelasting voor ontwikkelingslanden. Deze landen bieden vaak belastingvoordelen aan om internationale bedrijven aan te trekken, maar als andere landen vervolgens over deze voordelen gaan bijheffen, dan kan dit negatieve effecten hebben voor ontwikkelingslanden. Deze landen hebben immers een belastingderving en het voordeel van de bijheffing komt ook niet bij hen terecht. Deze leden vragen de regering of hier in internationaal verband over gesproken wordt en of hier voor deze ontwikkelingslanden oplossingen voor zijn.
6. Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het inmiddels loopt met de uitvoering van de complexe Pillar 2-wetgeving, aangezien deze leden begrijpen dat in veel landen de belastingheffing door gebrek aan mensen, kennis en algoritmes onuitvoerbaar is.
II. ARTIKELSGWIJZE TOELICHTING
De leden van de VVD-fractie constateren dat het huidige artikel 3.2, derde lid Wet minimumbelasting 2024 verwijst naar een lid waarin het begrip «materiële concurrentieverstoring» als zodanig niet voor komt en volgen dan ook de verplaatsing naar artikel 6.1 van de Wet minimumbelasting 2024. De leden van de VVD-fractie constateren echter dat in het vierde lid van artikel 6.1 van de Wet minimumbelasting 2024 ook wordt verwezen naar materiële concurrentieverstoring. Zou het huidige artikel 3.2, derde lid, Wet minimumbelasting 2024 niet moeten worden verplaatst naar artikel 6.1 als een vijfde lid dat verwijst naar het derde en vierde lid?
De leden van de VVD-fractie ondersteunen voorts de wijziging van een ministeriële regeling naar een algemene maatregel van bestuur, zodat ook de Raad van State een advies kan uitbrengen.
Artikel I, onderdeel B (artikel 1.4 van de Wet minimumbelasting 2024)
De leden van de NSC-fractie vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat de regels voor valutaconversie binnen de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit geen onbedoelde fiscale effecten veroorzaken gezien het feit dat wisselkoersschommelingen nog steeds impact kunnen hebben op de effectieve belastingdruk van multinationals.