[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van wijziging

Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022-2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)

Nota van wijziging

Nummer: 2024D36829, datum: 2024-10-07, bijgewerkt: 2024-10-22 17:31, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36618-14).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36618 -14 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022-2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie) .

Onderdeel van zaak 2024Z14035:

Onderdeel van zaak 2024Z15122:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 618 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)

Nr. 14 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 oktober 2024

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Aan het in artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 33, vijfde lid, worden onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

f. de inbreng van een bedrijf in een rechtspersoon, waarbij de overwegende zeggenschap berust bij de inbrenger zelf of bij een persoon als bedoeld onder a; of

g. de wijziging van de landbouwer als bedoeld in het tweede lid, aanhef en

i. onder b of d, waarbij de directe of indirecte overwegende zeggenschap overgaat naar een persoon als bedoeld onder a of blijft bij de persoon die de overwegende zeggenschap had;

ii. onder c, in geval van uittreding uit het samenwerkingsverband van een deel van de vennoten, dan wel in geval van toetreding tot het samenwerkingsverband van een persoon als bedoeld onder a.

Toelichting

Deze nota van wijziging voorziet in een wijziging van het wetsvoorstel Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie. In het voorgestelde artikel 33, vijfde lid, is bepaald wanneer bij een bedrijfsoverdracht in de zin van artikel 33, tweede lid, geen afroming van productierechten plaatsvindt. Het gaat daarbij om situaties waarin een landbouwer het bedrijf overdraagt aan een persoon met wie een familiaire relatie bestaat, meer specifiek een echtgenoot, een geregistreerd partner of een persoon met wie een bloed- of aanverwantschap in de eerste, tweede of derde graad bestaat.

Deze uitzondering is in beginsel niet van toepassing als een bedrijf wordt overgedragen aan of ingebracht in een rechtspersoon (zoals een BV of NV) of als wijzigingen van de overwegende zeggenschap in een rechtspersoon optreden. Als een bedrijf wordt overgedragen aan of ingebracht in een rechtspersoon, of als sprake is van een wijziging van de overwegende zeggenschap binnen een bestaande rechtspersoon die een bedrijf voert, is daarom sprake van afroming van productierechten. Ook als daarbij sprake is van een familierelatie.

Het is echter wenselijk om in geval van bedrijfsoverdrachten één lijn te trekken voor overdracht in familieverband, namelijk dat er bij een overdracht, inbreng of wijziging van zeggenschap in familieverband, onder voorwaarden, geen afroming van productierechten plaatsvindt. Te meer om te voorkomen dat familiebedrijven die hun bedrijf hebben georganiseerd in een rechtspersoon worden benadeeld ten opzichte van de bedrijven die zijn georganiseerd in een personenvennootschap, te weten een maatschap, VOF of CV. Met deze nota van wijziging zijn daarom twee situaties aan het vijfde lid van artikel 33 toegevoegd.

Allereerst gaat het om de inbreng van een bedrijf in een rechtspersoon, waarbij de overwegende zeggenschap berust bij de inbrenger zelf of bij een persoon of personen met wie de inbrenger een familiaire relatie heeft (nieuw onderdeel f). Als een bedrijf wordt ingebracht in een BV, waarbij de overwegende zeggenschap in handen is van de inbrenger zelf, of van één of meer familieleden in de eerste, tweede of derde graad van de inbrenger, vindt er geen afroming plaats.

Bij bestaande rechtspersonen kan de zeggenschap in een rechtspersoon worden overgedragen in familieverband. Als daarbij sprake is van een wijziging in de overwegende zeggenschap als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, is sprake van een bedrijfsoverdracht in de zin van artikel 33 en vindt in beginsel afroming plaats. Het nieuwe onderdeel g regelt (in subonderdeel i) daarom dat als de overwegende zeggenschap in dat geval komt te rusten bij een persoon of personen met wie degene die de overwegende zeggenschap had een familierelatie heeft, eveneens geen afroming plaatsvindt. Datzelfde geldt als sprake is van de wijziging van een rechtsvorm, waarbij de overwegende zeggenschap overgaat binnen familieverband of blijft bij degene die de overwegende zeggenschap had. Bij het laatste kan onder meer worden gedacht aan de enkele omzetting van een BV naar NV waarbij de overwegende zeggenschap blijft bij degene die deze had.

Ook is met betrekking tot de personenvennootschappen gebleken dat nog niet alle bedrijfsoverdrachten in familieverband in het wetsvoorstel zijn uitgezonderd. Daarom voorziet onderdeel g (subonderdeel ii) in een uitzondering op het afromen als bedoeld in het tweede lid onder c, van artikel 33 namelijk in geval van een wijziging van de landbouwer als gevolg van de wijziging van de samenstelling van het samenwerkingsverband dat het bedrijf voert. Als sprake is van de enkele uittreding van één van de vennoten uit een personenvennootschap (het samenwerkingsverband dat het bedrijf voert), vindt geen afroming plaats. Hiermee wordt voorkomen dat sprake is van afroming als de overblijvende vennoten het bedrijf voortzetten. Ook vindt geen afroming plaats als een familielid van één van de vennoten toetreedt tot het samenwerkingsverband. Hiermee wordt beoogd dat het enkele toetreden van een familielid tot een personenvennootschap zonder de inbreng van een bedrijf, leidt tot afroming.

In beide situaties (f en g, onder i) is, in aansluiting op het tweede lid, aanhef en onder d, gekozen om uit te gaan van de overwegende zeggenschap. Dit maakt het mogelijk om deze uitzonderingsgrond voor zowel rechtspersonen met aandeelhouders (BV en NV) als zonder aandeelhouders (stichting, coöperatie en vereniging) te hanteren. Ook schept dit duidelijkheid in de relatie tussen moeder- en dochterondernemingen. Als de overwegende zeggenschap bijvoorbeeld niet overgaat naar de zoon zelf, maar naar de BV waarin hij de overwegende zeggenschap heeft, wordt ook niet afgeroomd omdat dan sprake is van indirecte overwegende zeggenschap van de zoon.

Die overwegende zeggenschap hoeft overigens niet bij één (natuurlijke) persoon te liggen, maar kan ook gedeeld worden. Van belang is dat het in dat geval gaat om meerdere personen, die gezamenlijk voldoen aan het criterium. Een voorbeeld. Vader voert een bedrijf en besluit 60% van zijn aandeel in de zeggenschap over te dragen aan zijn zoon en zus: 30% aan zijn zoon en 30% aan zijn zus. In dat geval is sprake van een wijziging van de overwegende zeggenschap en wordt in beginsel afroming toegepast. Afzonderlijk verkrijgen de zoon en zus niet de overwegende zeggenschap in het bedrijf, maar omdat zij beiden een familierelatie hebben met vader, wordt wel voldaan aan de voorwaarde van – in dit voorbeeld – onderdeel g, onder i: de overwegende zeggenschap gaat over naar een familielid. En vindt er dus geen afroming plaats.

Als in deze situatie 30% van de zeggenschap overgaat naar de buurman in plaats van de zus, wordt nog steeds voldaan aan de voorwaarde dat de overwegende zeggenschap berust bij een familielid dan wel blijft bij de persoon die de overwegende zeggenschap had. Vader en zoon hebben dan immers gezamenlijk de overwegende zeggenschap. In dat geval is dus geen sprake van afroming.

Als vader in dit voorbeeld 51% zou overdragen aan de buurman en 20 procent aan de zoon, is de situatie anders. In dat geval gaat de overwegende zeggenschap over naar de buurman, en wordt er niet voldaan aan de voorwaarde dat de overwegende zeggenschap komt te berusten bij één of meer familieleden. In dat geval vindt dus wel afroming plaats. Voor de vraag of al dan niet wordt afgeroomd, is dus van belang dat de overwegende zeggenschap in het bedrijf binnen de familie blijft.

Overigens is van belang hierbij in het oog te houden, dat de overwegende zeggenschap binnen een kapitaalvennootschap niet alleen wordt bepaald door de verdeling van de aandelen, maar ook door dat wat binnen de vennootschap is bepaald over de aan de aandelen verbonden stemverhoudingen en de uitoefening van bijvoorbeeld het recht om bestuurders en/of toezichthouders te benoemen. Met name bij de niet-kapitaalvennootschappen, de stichting en de (coöperatieve) vereniging, zal de (statutaire) regeling van de governance uitsluitsel kunnen geven over de vraag, of de overwegende zeggenschap binnen die rechtspersoon zich binnen het vereiste familieverband bevindt.

De voorgestelde aanvullende uitzonderingen zullen tot effect hebben dat er minder wordt afgeroomd. Dit effect is naar verwachting echter beperkt.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma