Amendement van het lid Grinwis over 2023 als referentiejaar voor de mestproductieplafonds
Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022-2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)
Amendement
Nummer: 2024D37122, datum: 2024-10-07, bijgewerkt: 2024-10-28 14:06, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36618-15).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
Onderdeel van kamerstukdossier 36618 -15 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022-2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie) .
Onderdeel van zaak 2024Z15220:
- Indiener: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 618 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)
Nr. 15 AMENDEMENT VAN HET LID GRINWIS
Ontvangen 7 oktober 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2 worden «72,4 miljoen» en «268,2 miljoen» vervangen door respectievelijk «71,8 miljoen» en «267,8 miljoen».
2. In onderdeel 3 worden «27,7 miljoen» en «70,6 miljoen» vervangen door respectievelijk «27,8 miljoen» en 70,3 miljoen».
3. In onderdeel 4 worden «20,0 miljoen» en «48,3 miljoen» vervangen door respectievelijk «20,3 miljoen» en «48,4 miljoen».
Toelichting
Dit amendement regelt dat bij de berekening van de voorgestelde mestproductieplafonds in het wetsvoorstel voor 2025 niet het nog lopende jaar 2024 als referentiejaar wordt gebruikt, maar de totale mestproductie van het afgelopen en daarmee robuuste jaar 2023. 2023 gold in het aan de Raad van State aangeboden voorstel nog als referentiejaar. Voor het overige laat dit amendement de door de Minister van LVVN voorgestelde systematiek volledig intact.
In de huidige berekening in het wetsvoorstel wordt de verwachte productie in 2025 bepaald op basis van de verwachte productie in 2024. Na aftrek van het verwachte effect van deelname aan de LBV en LBV+ regeling dienen deze cijfers als grondslag ter bepaling van de mestproductieplafonds per sector. De verwachte mestproductie in 2024 betreft een prognose van het CBS, opgenomen in de «Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, 2e kwartaalrapportage 2024». Dit betreft een prognose naar aanleiding van een momentopname op 1 juli 2024. Het betreffen geen daadwerkelijke cijfers. De mestproductie in 2023 is echter wel reeds gepubliceerd door het CBS1.
Het is volgens de indiener ten eerste wenselijk dat de mestproductieplafonds zo veel als mogelijk worden bepaald op basis van realisatie van mestproductie en verhoudingen tussen de sectoren naar rato van hun mestproductie in plaats van op basis van inschattingen. Bovendien zijn de cijfers over 2023 al verantwoord in de richting van de Europese Commissie. Dat maakt het voorstel in dit amendement robuuster.
Ten tweede resulteren de plafonds op basis van de mestproductie in 2023 in kleine verschillen ten opzichte van het huidige voorstel. Verschillen waarmee en passant enigszins tegemoet gekomen wordt aan de kritiek uit met name de pluimveesector op de voorgestelde plafonds, zonder dat de benaderingswijze die onder het wetsvoorstel ligt wordt aangetast.
Grinwis
Dierlijke mest en mineralen 2023 | CBS↩︎