Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 23 september 2024 te Brussel
Landbouw- en Visserijraad
Brief regering
Nummer: 2024D37183, datum: 2024-10-08, bijgewerkt: 2024-10-25 14:33, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1673).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Beslisnota bij Kamerbrief Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 23 september 2024 te Brussel
- Rapport 'Specificaties voor het elektrisch bedwelmen van de Noordzeekrab en Europese kreeft: een aanzet'
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1673 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z15250:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-10-09 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-14 10:00: Landbouw- en Visserijraad 21/22 oktober 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-10-23 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-11-14 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1673 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2024
Met deze brief informeer ik de Kamer over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) die maandag 23 september jl. plaatsvond te Brussel. Verder maak ik graag van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de motie van de leden Bromet en Thijssen over gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk 28 625, nr. 328) en twee onderwerpen aangaande vissenwelzijnsbeleid. Dit betreft de stand van zaken met betrekking tot de motie van de leden Wassenberg en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 67) en de toezegging aan het lid Kostić over het onderzoek naar de toegepaste vissenwelzijnsindicatoren in Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk (TZ202402–083).
I. Verslag Landbouw- en Visserijraad te Brussel, 23 september 2024
Bij de start van de Raad begon het Hongaars voorzitterschap met het betuigen van medeleven aan de slachtoffers van de natuurrampen die zich in verschillende lidstaten van de EU hebben voltrokken afgelopen week. Ik was samen met de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: de Staatssecretaris) aanwezig bij deze Raad en doe de Kamer dit verslag namens ons beiden toekomen.
Implementatie GLB-NSP 2023–2027, investeringen ELFPO-fonds en flexibiliteit GLB
Het voorzitterschap gaf aan dat de ervaringen van lidstaten met hun Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) als belangrijke input dienen voor de debatten die uiteindelijk moeten leiden tot Raadsconclusies over het toekomstige GLB (periode na 2027). Daartoe vroeg het voorzitterschap de lidstaten of zij konden aangeven welke wijzigingen op de korte en lange termijn (toekomstig GLB) nodig waren. Het merendeel van de lidstaten was voorzichtig positief over het nieuwe prestatiemodel van het GLB en verzocht de Europese Commissie (hierna: Commissie) om het nieuwe prestatiemodel verder te vereenvoudigen. Ook gaven de lidstaten aan dat de Commissie de procedure tot het wijzigen van het NSP kan vereenvoudigen en versnellen. Sommige lidstaten vinden dat het NSP minder gedetailleerd moet zijn om het strategische karakter te behouden. In het verlengde hiervan vroegen lidstaten om het proces van de jaarlijkse prestatieverslagen te vereenvoudigen. Sommige lidstaten gaven aan zij in de jaarlijkse prestatieverslagen te veel op detailniveau moeten rapporteren; zelfs de kleinste afwijkingen moeten worden onderbouwd. Dit draagt volgens lidstaten niet bij aan de vermindering van administratieve lasten. De roep om de administratieve lasten te verlagen werd door veel lidstaten herhaald en de lidstaten gaven aan de administratieve lasten ook bij het toekomstige GLB verder te willen inperken.
Verder gaven sommige lidstaten aan dat het nieuwe prestatiemodel de nodige technische en organisatorische aanpassingen had gevergd, waardoor de implementatie van het prestatiemodel was vertraagd. De meeste lidstaten hebben de implementatie van het nieuwe prestatiemodel nu echter op orde. Daarnaast worden lidstaten momenteel geregeld geconfronteerd met extreme weersomstandigheden. Deze lidstaten vroegen naast meer flexibiliteit in het GLB ook om aanpassing van de mogelijkheden tot het gebruik van de crisisreserves.
Onder dit agendapunt werden ook twee diversenpunten behandeld. Litouwen verzocht de Commissie om toe te staan dat boeren machines en materiaal die zijn aangeschaft met steun uit het Plattelandsfonds (ELFPO), kunnen gebruiken voor andere dan in het investeringsproject vastgelegde doelen of activiteiten. Letland, gesteund door 21 andere lidstaten, bracht de verplichting om bepaalde gegevens in de jaarlijkse prestatieverslagen gedetailleerd te verantwoorden en de daarmee samenhangende administratieve lasten onder de aandacht van de Commissie en verzocht meer flexibiliteit te creëren in het GLB.
Ik steunde deze voorstellen en gaf aan dat boeren stabiliteit nodig hebben met het oog op het maken van investeringen. Ik heb aangegeven dat alle GLB-doelen voor mij belangrijk zijn, zeker die van voedselzekerheid, concurrentievermogen en het inkomen en stabiliteit voor de boer. Ook wees ik op het belang van snelle doorlooptijden bij wijzigingen van het NSP en een resultaatgericht GLB. Bij toekomstige wijzigingen van het prestatiemodel van het GLB zou «evolutie en geen revolutie» het devies moeten zijn.
Eurocommissaris Wojciechowski gaf aan tevreden te zijn met het nieuwe prestatiemodel en merkte richting de lidstaten op dat het verminderen van administratieve lasten voor boeren niet automatisch betekent dat administratieve lasten voor overheden ook worden verminderd. De Commissaris vond de opgebrachte ideeën ter verbetering interessant en was het eens dat gestreefd moet blijven worden naar vereenvoudiging en meer flexibiliteit. De Commissaris gaf daarbij wel aan dat wijzigingen door het College van Commissarissen goed moeten worden gekeurd en dat die zich nog moet installeren.
Vangstmogelijkheden 2025
Bij aanvang van dit onderdeel werd de Staatssecretaris welkom geheten. De gedachtewisseling over de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK), Noorwegen en de Atlantische Kuststaten bood lidstaten de gelegenheid om hun prioriteiten kenbaar te maken. Het voorzitterschap gaf aan deze mee te nemen in de voorbereiding van het onderhandelingsmandaat voor de Commissie, die namens de lidstaten deze onderhandelingen voert. Het mandaat wordt begin oktober goedgekeurd door de lidstaten, waarna de onderhandelingen van start kunnen gaan. De Commissie gaf aan veel uitdagingen te zien voor de aankomende onderhandelingen, die de afgelopen jaren steeds moeizamer zijn gaan verlopen. Zo wordt in de onderhandelingen met Noorwegen gestart met een achterstallige schuld aan Noorwegen voor bepaalde soorten die niet bevisbaar bleken, en worden de meerjarenplannen van de EU, met onder andere buffers om grote fluctuaties in vangstmogelijkheden tegen te gaan, door het VK niet geaccepteerd. Positief is wel dat de EU een akkoord heeft kunnen sluiten met Groenland. De Commissie blijft werken met de Atlantische Kuststaten om afspraken te maken over eerlijke verdeelsleutels voor Atlanto-Scandische haring, blauwe wijting en makreel. Ook heeft de Commissie namens de lidstaten haar teleurstelling geuit aan het VK, Noorwegen en de Faeröer eilanden over hun deelakkoord op makreel en opgeroepen de overbevissing een halt toe te roepen.
De lidstaten gaven aan wat hun prioriteiten voor de onderhandelingen met derde landen over de vangstmogelijkheden in 2025 zijn en benoemden het belang van de relaties met het VK en Noorwegen. Verschillende lidstaten onderstreepten het belang van het verzekeren van toegang tot de Noordzee en andere wateren. Verder benadrukten zij dat het Brexit-akkoord met de VK over visserij een delicaat evenwicht kent en dat het onaanvaardbaar is als het VK tegen het akkoord in handelt. Veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van een eerlijke afweging tussen de milieudoelstellingen en de sociaaleconomische doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en uitten hun zorgen over de fluctuerende vangstadviezen. Er is stabiliteit nodig voor de vissers. De Staatssecretaris vroeg in dat kader aandacht voor een ophoging van het quotum voor Noordzeetong, zo mogelijk ook voor 2024. De Staatssecretaris bracht ook het ontbreken van de wetenschappelijke basis voor de Noorse boomkorban op. Hij wees daarbij op innovaties die de boomkor duurzamer maken en sprak uit dat het spijtig is dat sommige bewezen duurzamere technieken verboden blijven in de EU. Daarmee gaf hij uitvoering aan de motie van de leden Van der Plas en Pierik om te streven naar een herziening van het Europese beleid om ruimte te bieden voor het gebruik en de verdere ontwikkeling van pulsvisserij als een duurzame en effectieve vangstmethode (Kamerstuk 36 410 XIV nr.83).
TAC en Quotum Ansjovis
Dit agendapunt werd ingeleid door Spanje, dat aangaf dat het Commissievoorstel voor de vangstmogelijkheden van ansjovis voor 2024 drastische gevolgen heeft voor de sector. Spanje gaf aan dat hierbij geen gebalanceerde afweging is gemaakt tussen de milieudoelstellingen en de sociaaleconomische doelstellingen. Bovendien zou de juridische basis voor een beperking aan quotumruilen ontbreken. De Commissie deed dit voorstel op basis van wetenschappelijk advies van de Raad voor het Onderzoek naar Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) en benadrukte dat de vangstmogelijkheden voor dit bestand de afgelopen jaren vaak hoger dan het advies zijn vastgesteld, waardoor het bestand er nu zo slecht voorstaat. Spanje kon op veel begrip rekenen van de andere lidstaten. Met name de beperking aan quotumruilen is voor lidstaten onacceptabel en de Staatssecretaris heeft dit net als andere lidstaten ook aangegeven in de Raad. Daarbij spraken verschillende lidstaten de hoop op een acceptabel compromis uit. De Staatssecretaris verwees hierbij naar de aankomende benchmark voor ansjovis en trok een vergelijking met Noordzeetong en zeeduivel, waarvoor na een benchmark dit jaar bleek dat de vangstmogelijkheden vorig jaar veel te laag zijn vastgesteld.
Marktsituatie in het bijzonder na de invasie in Oekraïne en de de-minimisverordening voor de landbouwsector
Het voorzitterschap stelde voor de bespreking van de marktsituatie en het diversenpunt over het voorstel om de de-minimissteun voor de landbouwsector op te hogen naar € 50.000 euro gezamenlijk te behandelen. Het voorzitterschap gaf aan dat er de afgelopen tijd verschillende factoren waren die de marktsituatie beïnvloedden en hebben gezorgd voor «turbulente tijden», waaronder dierziekten, klimaatverandering en extreme weersomstandigheden en handelsmaatregelen. Er is door verschillende lidstaten aanspraak gemaakt op de landbouwreserve vanwege deze gebeurtenissen. De Commissie gaf vervolgens een overzicht van de ontwikkelingen op de landbouwmarkten en gaf aan dat de marktsituatie sinds mei jl. over het algemeen stabiel is gebleven. De Europese graanproductie daalt naar verwachting met 6 procent in vergelijking met het vijfjarig gemiddelde vanwege de extreme weersomstandigheden. Ook de prognose voor de wintergewassen ligt onder het gemiddelde als gevolg van overvloedige neerslag en extreme droogte in verschillende regio’s van de EU. Wat betreft suiker en olijfolie zijn de vooruitzichten voor 2025 positiever. De groenten- en fruitsector ziet zich geconfronteerd met een negatieve consumptietrend en heeft te kampen met schade vanwege de extreme weersomstandigheden. Hetzelfde geldt voor de wijnsector, waarvan de productie ook steeds onzekerder wordt door de gevolgen van klimaatverandering. In september jl. vond er een EU high-level bespreking over wijn plaats om de ontwikkelingen te bepreken en tot mogelijke oplossingen te komen in voorbereiding op het toekomstige GLB. De export van varkensvleesproducten is in de eerste vijf maanden gedaald, deels vanwege de anti-dumping onderzoeken die China heeft ingesteld. De prijzen voor eieren zijn gestabiliseerd na daling aan het begin van het jaar maar ze blijven bovengemiddeld. De prijsniveaus voor de verschillende landbouwsectoren zien er zodoende over het algemeen redelijk uit. De Commissie uitte haar zorgen over de steeds grotere aanspraak die door lidstaten wordt gemaakt op de landbouw(crisis)reserve vanwege de gevolgen van klimaatverandering en extreme weersomstandigheden op de oogsten. Benadrukt werd dat de reserve hiervoor beperkt is.
In de gedachtewisseling gaven de meeste lidstaten aan Oekraïne blijvend te willen blijven steunen door open handelsrelaties met het land. Het faciliteren van import en export van landbouwproducten is daartoe ook naar de toekomst toe belangrijk, ook om de voedselzekerheid van de EU te garanderen, naast de economische steun voor Oekraïne. Daarnaast gaven verschillende lidstaten aan dat boeren de gevolgen ondervinden van extreme weersomstandigheden, inclusief watervoorziening voor de landbouw, dierziekten en de hoge inputprijzen als energie- en veevoerprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
Voorts stelde een aantal lidstaten voor om de voorwaarden voor het gebruik van de landbouwreserve te herijken en waar mogelijk te verruimen voor crises ten gevolge van klimaat- en weersomstandigheden. In de bespreking van de marksituatie heb ik ingebracht dat het vergroten van de weerbaarheid van de landbouw belangrijk is en heb ik aangedrongen op het versterken van innovatie en het ruimte geven aan boeren voor ondernemerschap, om de voedselzekerheid en het verdienvermogen in de landbouw te vergroten.
Verder vroegen de lidstaten met betrekking tot de de-minimisverordening voor de landbouwsector om een verhoging tot € 50.000 euro. Een paar lidstaten waren het hier niet mee eens vanwege het scheppen van een precedent, zorgen over een gelijk speelveld en het niet aanpakken van onderliggende problemen. Zij stelden dat er opgepast moet worden met het aanpassen van regels van de interne markt. Ik nam ten aanzien van de ophoging van het de-minimisbedrag een positieve grondhouding aan, maar heb ook aangegeven dit nader te moeten bespreken met mijn collegaministers. Verder gaven lidstaten aan dat de herziening van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken belangrijk is in de context van het behoud van concurrentievermogen in de internationale handel. Ook zijn er zorgen over de stijging van prijzen van levensmiddelen. Enkele lidstaten noemden nog de wolf en de EU-Ontbossingsverordening als problemen.
De Commissie reageerde hierop dat het verzoek tot ophoging van het de-minimisbedrag neergelegd zal worden bij Eurocommissaris Vestager die over mededinging gaat en dat het wordt meegenomen in verdere beleidsontwikkeling. Het voorzitterschap gaf aan de EU-Ontbossingsverordening nog eens te gaan agenderen op een komende Raad om te spreken over uitstel van de implementatie.
Het voorzitterschap gaf aan dat tijdens de 27e bijeenkomst van het Bosbouwcomité van de FAO het rapport over de «Staat van de Bossen» is gepresenteerd en de routekaart naar 2031 is goedgekeurd. Eurocommisaris Sefcovic gaf aan dat er steeds meer druk staat op de bossen, mede door internationale geopolitieke ontwikkelen en dat de Commissie daarom de routekaart verwelkomt. De Eurocommissaris benoemde daarbij het belang van het werken aan volledige duurzaamheid van ons gebruik van bossen, de instandhouding van bossen, het verder ontwikkelen van wetenschap en innovatie ten aanzien van bossen en bosbeheer. Hierbij past volgens de Eurocommissaris het Commissievoorstel ten aanzien van bosmonitoring ten behoeve van beter toezicht op de Europese bossen. Lidstaten gaven aan dat er wel vragen zijn met betrekking tot de uitvoering van het voorstel en dat er zorgen zijn over hogere kosten, mogelijke dubbele dataverzameling en administratieve lasten. De Commissie gaf aan dat het bosmonitoringskader wel degelijk is bedoeld om nationale rapportage- en coördinatiemechanismes te versterken. Ik heb hierbij aangegeven de zorgen van andere lidstaten te begrijpen en mij constructief op te stellen bij verdere onderhandelingen om te komen tot oplossingen.
Het voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de bijeenkomst van Chief Veterinary Officers met als voornaamste oproep om te blijven samenwerken om dierziekten te bestrijden. Verschillende lidstaten hebben afgelopen maanden te maken gekregen met uitbraken van dierziekten: zowel de Afrikaanse varkenspest als pest bij kleine herkauwers. Zij hebben zorgen over de mate van steun voor veehouders die op dit moment bestaat en de grootte en mogelijkheid tot gebruik van de landbouwreserve ten aanzien van dit soort crises. In een enkele lidstaat is de Afrikaanse varkenspest eerder binnen korte tijd uitgeroeid en die lidstaat bood aan om ervaring en kennis te delen met andere lidstaten. Sommige lidstaten drongen aan op de ontwikkeling van een vaccin en gezamenlijk beheer en aanschaf van vaccins. Ook wat betreft uitbraken van pest bij kleine herkauwers zijn er strenge maatregelen genomen in sommige lidstaten die leiden tot economische verliezen. De Commissie herkende dat het een moeilijke zomer is geweest met betrekking tot dierziekten en gaf aan dat er mogelijkheden zijn met betrekking tot compensatie als er sprake is van bewegingsbeperkingen veroorzaakt door een uitbraak. Ik heb het voorzitterschap bedankt voor het organiseren van de belangrijke bijeenkomst van Chief Veterinary Officers en steun uitgesproken voor de situatie in andere lidstaten. Ik heb daarbij het belang van samenwerking en kennisdeling tussen lidstaten om de diergezondheidssituatie in Europa te verbeteren en grensoverschrijdende verspreiding van plant- en dierziekten te voorkomen onderstreept. Ook steunde ik het verzoek om te komen tot oplossingen met betrekking tot het gezamenlijk beheer en aanschaf van vaccins.
Diversenpunt: digitale registratie van gewasbeschermingsmiddelen
Tijdens dit diversenpunt werd er gesproken over de digitale registratieverplichting van gewasbeschermingsmiddelen op bedrijfsniveau bovenop de reeds bestaande (vormvrije) registratieverplichting. Enkele lidstaten gaven aan dat uitstel van de inwerkingtreding van de uitvoeringsverordening die dit regelt (1 januari 2026), de voorkeur heeft, omdat de digitale registratieverplichting technische aanpassingen en training van landbouwers vereist. Deze lidstaten konden rekenen op steun van het merendeel van de lidstaten en ook ik steunde het voorstel tot uitstel van implementatie. Een enkele lidstaat was tegen uitstel van de inwerkingtreding, aangezien lidstaten deze verordening reeds in 2023 hebben aangenomen en dit een belangrijk middel is om een gelijk speelveld te realiseren: alleen op deze wijze kan er goede data worden verzameld.
De Commissie gaf aan dat het digitaal registeren van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ook een gezondheidselement heeft. De Commissie moedigt lidstaten aan om in samenwerking met de autoriteiten de tijdige implementatie mogelijk te maken en landbouwers eventueel te helpen door workshops. Het voorzitterschap concludeerde ten aanzien van dit punt dat het nog eens besproken moet worden.
Diversenpunt: 2e bijeenkomst van het FAO sub-comité over veeteelt en landbouw
Het voorzitterschap informeerde de lidstaten over de tweede zitting van het sub-comité Dierlijke productie en landbouw van de FAO te Rome van 16 tot en met 18 juli jl. In het sub-comité werden zorgen en informatie gedeeld betreffende het verduurzamen van de veeteelt. Eurocommissaris Wojciechowski benadrukte de positieve bijdrage van de veeteelt aan duurzame ontwikkelingsvoorstellen en de noodzaak tot verduurzaming. Daarbij werden onder andere de methodes tot het beperken van broeikasgasemissies besproken en het duurzaam beheer van graslanden. De FAO verzocht deelnemers en zo ook de EU om kennis te ontwikkelen om te komen tot innovatieve oplossingen op dit vlak. Dit punt is ook meegenomen in het rapport over de Strategische Dialoog, met daarin de suggestie om specifiek gemengde landbouwbedrijven hier beter bij te ondersteunen.
Diversenpunten: droogtes, rijst, import van eieren en blauwtong
Er werd door Ministers van lidstaten uit het Middellandse Zeegebied een verklaring gepresenteerd waarin zij zich committeren aan het aanpakken van de extreme droogte in de regio. Daarbij werd het belang van integraal waterbeheer onderstreept en de Commissie op geroepen om met een Water Resilience Strategy te komen. Ook werd er door een lidstaat aandacht gevraagd voor het blauwtongvirus dat grote verliezen voor schapenhouders veroorzaakt, gepaard met een verzoek aan de Commissie om te onderzoeken of de GLB-landbouwreserve kan worden gebruikt om getroffen boeren te steunen en verdere verspreiding tegen te gaan. Wat betreft rijst werd er door een lidstaat verzocht om in de lopende onderhandelingen over de herziening van de verordening over het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) de mogelijkheid te creëren om automatische vrijwaringsmaatregelen te kunnen instellen tegen de hoge invoer van rijst uit de minst ontwikkelde landen. Tot slot vroeg een lidstaat de Commissie om beschermingsmaatregelen te nemen en te voorkomen dat eieren uit Oekraïne in die lidstaat geïmporteerd worden. De Commissie reageerde hierop dat de Commissie de invoer van producten uit Oekraïne nauwlettend in de gaten houdt sinds de inwerkingtreding van de verlenging van de autonome handelsmaatregelen op 6 juni jl., in het bijzonder wat betreft eieren, haver, honing, suiker, pluimveevlees, grutten en mais.
II. Vissenwelzijnsbeleid – motie van de leden Wassenberg (PvdD) en De Groot (D66) en toezegging aan het lid Kostić (PvdD)
Hierbij informeer ik de Kamer over twee onderwerpen aangaande het vissenwelzijnsbeleid. Dit betreft de stand van zaken met betrekking tot de motie van de leden Wassenberg en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 67) en de toezegging aan het lid Kostić over het onderzoek naar de toegepaste vissenwelzijnsindicatoren in Noorwegen en het VK (TZ202402–083).
Motie verbieden van levend koken krabben en kreeften
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2022 is de motie van de leden Wassenberg en Tjeerd de Groot aangenomen die verzoekt tot het verbieden van het levend koken van krabben en kreeften. In eerder gestuurde Kamerbrieven heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer geïnformeerd over de inzet op dit onderwerp (Kamerbrieven 21 501-32, nr. 1366 en 36 200 XIV, nr. 6). In deze brief zal ik in aansluiting op de genoemde Kamerbrieven de actuele stand van zaken met betrekking tot de invulling van deze motie toelichten.
Om het levend koken van krabben en kreeften te beëindigen is het eerst noodzakelijk dat er een wetenschappelijk onderbouwd, praktisch en werkbaar alternatief beschikbaar is voor de horeca in Nederland. Op dit moment is dit er nog niet. Bij Wageningen Livestock Research (WLR) is daarom eerder een onderzoek uitgezet naar de specificaties voor het elektrisch bedwelmen van de Noordzeekrab en de Europese zeekreeft. De eerste fase van dit onderzoek is recent afgerond. Bijgaand ontvangt de Kamer, zoals toegezegd bij de beantwoording van de feitelijke vragen bij de begroting 2024 van het Ministerie van LVVN, het betreffende onderzoeksrapport.
Het onderzoek betreft een eerste aanzet voor de vaststelling van een wetenschappelijk onderbouwde methode waarmee de krabben en kreeften bedwelmd kunnen worden voorafgaand aan het koken. Bedwelmen houdt in dat de bewusteloosheid van het dier wordt opgewekt zonder vermijdbaar ongerief en aanhoudt totdat het dier in de hierop volgende handeling gedood is. Het nu uitgevoerde onderzoek naar het bedwelmen van krabben en kreeften staat nog in de kinderschoenen. Dit onderzoek laat zien dat het mogelijk lijkt om met elektrische bedwelming bewusteloosheid bij deze dieren op te wekken. Tevens lijkt het erop dat deze bewusteloosheid in stand blijft tijdens het koken totdat het dier dood is. Deze onderzoeksresultaten zijn daarmee een belangrijke eerste stap naar de ontwikkeling van een bedwelmingsmethode voor de Noordzeekrab en de Europese zeekreeft. In de tweede fase van het onderzoek wordt er nu verder gewerkt aan het verbeteren van de metingen en interpretatie van de elektrofysiologische activiteit van deze dieren, waarbij het doel is om de precieze specificaties voor de elektrische bedwelming vast te stellen. Ook zal er nog onderzoek gedaan worden naar de specificaties waaraan de dodingsmethode moet voldoen.
De onderzoekers geven aan dat om te komen tot een onderbouwd en praktisch toepasbaar bedwelmingsapparaat in de horecasector, het onderzoek nog circa vier jaar zal vergen. Dit komt mede doordat de interpretatie en analyse van elektrofysiologische metingen bij ongewervelden een nieuw onderzoeksveld betreffen. Na het vaststellen van de technische specificaties voor het bedwelmen en doden van de Noordzeekrab en de Europese zeekreeft kan daarna een bedwelmingsapparaat ontworpen worden. Middels praktijktesten moeten de bedwelmings- en dodingsmethode vervolgens gevalideerd worden. Dit betekent dat ik eerst de resultaten en uitwerking hiervan moet afwachten voordat ik kan overwegen op welke wijze ik verdere stappen wil nemen om tot de toepassing van een meer welzijnsvriendelijke dodingsmethode te komen. Het hiervoor eerst noodzakelijke verdere onderzoek is inmiddels gestart en over de resultaten hiervan zal ik de Kamer geïnformeerd houden.
Toezegging welzijnsindicatoren Noorwegen en Verenigd Koninkrijk
Tijdens het commissiedebat Tuinbouw, biotechnologie en visserij van 8 februari jl. heeft mijn ambtsvoorganger het lid Kostić (PvdD) toegezegd dat hij de Kamer zou informeren over de indicatoren die in Noorwegen en het VK gebruikt worden om het welzijn van vissen te borgen in de aquacultuursector en te kijken of deze indicatoren toepasbaar zijn in de Nederlandse situatie.
In de wetgeving in Noorwegen en het VK worden voorwaarden gesteld met betrekking tot het houden, handelen, transporteren en doden van dieren waaronder vissen. De uitgangspunten en voorwaarden omtrent het welzijn van kweekvissen in de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie zijn vergelijkbaar. Met Noorwegen zijn er wel een aantal verschillen. Een belangrijk verschil tussen de aquacultuurwetgeving in Noorwegen en de Europese regelgeving, betreft de mate waarin regelgeving specifiek op vissen van toepassing is. In de Noorse wet- en regelgeving zijn onder andere algemene criteria voor vissen opgenomen voor de waterkwaliteit en kwekerijomstandigheden, voor de randvoorwaarden en het ontwerp van de productiesystemen, voor de toegepaste vervoersmiddelen en voor verplichte bedwelming van vissen voorafgaand aan de slacht. In de Noorse wetgeving wordt echter geen vissoortspecifieke uitwerking verbonden aan deze algemene criteria. Dit betekent dat de omstandigheden zodanig moeten zijn dat dit het welzijn van de vissen niet schaadt, maar zonder dat dit is vertaald in harde criteria voor de kwekerij per vissoort.
In Europa geldt op dit moment de situatie dat vissen wel binnen de reikwijdte en de algemene kaders van de Europese dierenwelzijnswetgeving vallen, maar dat de criteria nog niet zijn toegesneden op vissen als soortgroep, of op individuele vissoorten. De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft aangegeven in de komende periode met een voorstel te komen voor de herziening van de dierenwelzijnswetgeving voor gehouden dieren. In dit verband heeft Nederland op meerdere momenten er bij de Commissie op aangedrongen om daarbij dan soortspecifieke criteria voor het houden, transporteren, bedwelmen en doden van kweekvissen op te nemen (Kamerbrief 28 286, nr. 1255). Deze inzet sluit dus aan bij de insteek in de wetgeving zoals die in Noorwegen al van toepassing is. Voor Nederland is daarbij van belang dat we hier gezamenlijk in Europees verband stappen in zetten, waarbij de concurrentiepositie van Nederland en van overige lidstaten niet wordt geschaad.
Een voorbeeld hiervan is de herziening van de verordening dierenwelzijn tijdens transport zoals de Commissie die per afgelopen december heeft voorgesteld. In het voorstel wordt, in lijn met de Nederlandse inzet, aan waterdieren een prominentere en eigenstandige positie gegeven ten opzichte van de huidige verordening. In de verordening worden specifieke criteria voor het transport van waterdieren voorgesteld die vergelijkbaar zijn met de Noorse aquacultuurwetgeving. Over de inzet bij dit voorstel is uw Kamer geïnformeerd in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3861). Het is vooralsnog niet bekend wanneer de overige wetsvoorstellen worden gepubliceerd. In verband met de herziening van de dierenwelzijnswetgeving heeft de Commissie bij de European Food and Safety Authority (EFSA) meerdere onderzoeksvoorstellen neergelegd om soortspecifieke welzijnsindicatoren voor gekweekte vissen op te stellen (Kamerbrief 21 501-32, nr. 1481).
Bovenstaande ontwikkelingen zijn belangrijke stappen om kweekvissen een prominentere plek te geven in de Europese dierenwelzijnswetgeving en hiermee het welzijn van waterdieren in de aquacultuursector te verbeteren. Voor het opstellen van passende specifieke maatregelen om het welzijn van vissen in de aquacultuursector te verbeteren, vind ik het van belang dat dit in Europees verband opgepakt wordt. Daarmee wordt dit EU-breed aangepakt en er sprake is voor een gelijk speelveld tussen alle lidstaten.
III. Motie gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk 28 625, nr. 328)
Zoals eerder aan de Kamer gemeld, is per 1 januari 2023 de graasdierpremie komen te vervallen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1459). De mogelijkheden voor een nationaal alternatief voor de graasdierpremie zijn in 2023 verkend en er is geen haalbaar alternatief met draagvlak van de sector mogelijk gebleken. Wel is de regeling voor behoud van zeldzame landbouwhuisdierrassen, waaronder zeldzame schapenrassen, opengesteld. Gescheperde schaapskuddes die (deels) bestaan uit zeldzame rassen kunnen hiervan gebruik maken wanneer zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Naar verwachting kan een derde van de gescheperde kuddes via deze regeling ondersteund worden en wordt een deel van de motie hiermee ingevuld.
In verband met de motie van de leden Bromet en Thijssen over gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk 28 625, nr. 328) is er, zoals aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 23-24 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1598), een kwalitatief onderzoek gedaan naar het financiële effect van de afschaffing van de graasdierpremie op gescheperde schaapskuddes. Hierbij zijn algemene gegevens, zoals de landbouwtelling, gebruikt. De boekhouding van individuele gescheperde schaapskuddes zijn niet gebruikt. Bij de studie is ook in twee (schriftelijke) rondes gesproken met de sectorpartijen LTO Vakgroep-Schapenhouderij en de VGSN. Deze studie is nu afgerond en de factsheet1 deel ik met de Kamer. Ik constateer dat in vergelijking tot de totale kostprijs die gescheperde schaapskuddes hebben per hectare, slechts een klein percentage van de inkomsten die per hectare nodig zijn om deze kosten te dekken via de graasdierpremie verdiend werd. Daarentegen waren de totale opbrengsten van de graasdierpremie per bedrijf wel zodanig groot, door de koppeling van de graasdierpremie aan het aantal schapen per bedrijf, dat bedrijven het wegvallen van de graasdierpremie kunnen merken in hun inkomen.
Met de resultaten van de factsheet Gescheperde schaapskuddes 2013–2022 worden er op ambtelijk niveau gesprekken gestart met terreinbeherende organisaties en provincies, waarbij het mijn inzet is dat graasdierbedrijven beloond worden voor de diensten die ze leveren.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma
https://doi.org/10.18174/673500↩︎