Initiatiefnota van het lid Krul over 'Geneesmiddelen weer binnen bereik' (36343) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D37240, datum: 2024-10-07, bijgewerkt: 2024-10-08 11:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-10-07 10:00: Initiatiefnota van het lid Krul over 'Geneesmiddelen weer binnen bereik' (TK 36343) (Notaoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Initiatiefnota van het lid Krul Geneesmiddelen weer binnen bereik
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 7 oktober 2024 overleg gevoerd met mevrouw Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president, over:
de initiatiefnota van het lid Krul "Geneesmiddelen weer binnen bereik" (36343);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 oktober 2023 inzake reactie op de initiatiefnota van het lid Van den Berg "Geneesmiddelen weer binnen bereik" (Kamerstuk 36343, nr. 2) (36343, nr. 3);
de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 januari 2024 inzake brief van het lid Krul inzake overname van de verdediging van de initiatiefnota (36343, nr. 4);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 oktober 2024 inzake stand van zaken wat betreft voorstel 2 en 3 uit de initiatiefnota Geneesmiddelen weer binnen bereik (36343, nr. 5).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Esmeijer
Voorzitter: Bushoff
Griffier: Sjerp
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bushoff, Claassen, Inge van Dijk, Hertzberger, Krul en Tielen,
en mevrouw Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Het is 10.00 uur geweest, dus we gaan van start
met het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Krul over
Geneesmiddelen weer binnen bereik. Deze initiatiefnota wordt verdedigd
door de heer Krul, maar is een jaar geleden, april vorig jaar, ingediend
door onze zeer gewaardeerde oud-collega Joba van den Berg, die dit debat
ongetwijfeld live online aan het volgen is, heb ik begrepen. Laten we
dus allemaal extra goed ons best doen. Anders zullen we het zeker horen.
Het lid Krul heeft de verdediging van de initiatiefnota overgenomen. Hij
zal daarbij ondersteund worden door de heer Heij, die aanwezig is en
naast hem zit. Ook van harte welkom natuurlijk aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die bij zo'n gelegenheid in de
bijzondere rol van adviseur optreedt. Ook welkom aan haar, aan de
ondersteuning en natuurlijk aan de Kamerleden aan de linkerkant. Links
van mij zitten mevrouw Van Dijk van het CDA, de heer Claassen van de
PVV, mevrouw Tielen van de VVD en mevrouw Hertzberger van de
NSC-fractie. Welkom!
Er is best veel spreektijd voor iedereen. Er is heel veel, dus mensen
kunnen echt losgaan. We hebben tot 14.00 uur de tijd, dus op een gegeven
moment zal ik toch moeten ingrijpen. Maar ik verwacht dat het niet nodig
is om in te grijpen, gelet op de hoeveelheid spreektijd die er is. We
gaan zien hoever we komen. We beginnen met de zijde van de Kamer; die
zal eerst het woord voeren. Daarna schorsen we, zodat zowel de
initiatiefnemer als de minister zich kunnen voorbereiden op de
beantwoording van de vragen van de Kamer. Daarna gaan we door met de
eerste termijn van de zijde van de initiatiefnemer en de minister, en
vervolgens met de tweede termijn van de Kamer. Maar eerst gaan we gewoon
lekker van start, zou ik zeggen. Ik wil als eerste het woord geven aan
mevrouw Van Dijk. Ikzelf ben trouwens Julian Bushoff. Ik treed vandaag
op als uw voorzitter. Ik zal helemaal aan het eind ook nog even het
woord voeren en geef dan het voorzitterschap over aan mevrouw Van
Dijk.
Maar nu eerst de woordvoering van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Het is inderdaad bijzonder om hier te zitten.
Collega Krul doet inderdaad de verdediging, maar onze zeer gewaardeerde
partijgenoot Joba van den Berg is hier altijd met veel passie mee bezig
geweest. Het is voor mij een nieuw onderwerp. Ik vind het bijzonder dat
ik toch een heel klein beetje betrokken ben geweest bij de
totstandkoming ervan, want ik ben toevallig met Joba op werkbezoek
geweest in Gemert-Bakel en in Asten. Daar kom ik vandaan. Daar wil ik
dan ook mee beginnen.
Voorzitter. Een jaar geleden was ik met Joba van den Berg op werkbezoek
bij de apotheek in Bakel, waar ik vandaan kom. Wij hoorden daar van
patiënten schrijnende verhalen over de gevolgen van
geneesmiddelentekorten. Van huisartsen, apothekers en
apothekersassistenten hoorden we over de uitdagingen die zij dagelijks
hebben vanwege de extra zorg vanwege bijwerkingen van alternatieve
medicijnen, maar ook vanwege pure boosheid van patiënten die niet
begrijpen waarom zij hun vertrouwde medicijnen niet meekrijgen. Die
boosheid wordt vaak afgereageerd op de mensen die in de apotheek
werken.
Voorzitter. Tekorten aan geneesmiddelen zijn een enorm groeiend probleem
in Nederland. Als CDA vragen we hier al jaren aandacht voor en vragen we
om met oplossingen te komen. We komen ook zelf met voorstellen. Daarom
wil ik eerst grote dank uitspreken aan de initiatiefnemer, Joba van den
Berg, mijn collega Harmen Krul, die de verdediging op zich neemt, en
zijn ondersteuning natuurlijk, Jacco Heij.
Voorzitter. Het probleem van tekorten is groot. Laat ik beginnen met te
zeggen dat het CDA niet dogmatisch is wat betreft de oplossing voor de
problemen. We staan dus in principe open voor iedere optie die
aangedragen wordt om de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen
te vergroten.
Voorzitter. Daar begint echter wel mijn teleurstelling in de reactie van
de minister op de initiatiefnota. Neem bijvoorbeeld het eerste voorstel.
We zien enorme regionale verschillen in de mate van medicijngebruik. In
Asten zijn bijvoorbeeld jaren geleden al goede afspraken gemaakt tussen
huisartsen en apothekers, waardoor het medicijngebruik daar fors lager
ligt dan in vergelijkbare gemeenten. Ontpillen kan dus wél. In de
reactie schrijft de minister dat men in gesprek is over een
toekomstvisie. Maar we kunnen nu toch al gewoon aan de slag? Aan de
minister vraag ik hoe het staat met de gesprekken en of zij bereid is om
te onderzoeken of we de perverse prikkels om juist meer voor te
schrijven, uit het systeem kunnen halen, bijvoorbeeld door over te
stappen op populatiebekostiging.
Voorzitter. In de korte tijd die ik heb, beperk ik me tot enkele
opmerkingen over voorstel 3 en de reactie van de minister daarop. Het
CDA ziet mogelijkheden om magistraal bereiden, oftewel apothekers die
zelf medicijnen mogen maken, én het collegiaal doorleveren daarvan meer
toe te passen. Vorige week schreef de minister bezig te zijn met een
beleidsregel, maar voormalig minister Kuipers heeft begin 2023 ook al
toegezegd om daarmee aan de slag te gaan. Waarom duurt het zo lang? Kan
de initiatiefnemer aangeven hoe hij kijkt naar de reactie van de
minister op voorstel 3?
Voorzitter. Ten slotte een actueel punt van zorg. Afgelopen vrijdag
gaven medicijngroothandels aan dat er komende winter opnieuw tekorten
aan antibiotica dreigen. Vorige winter zagen we dat ouders soms uren
moesten rijden om toch nog ergens een flesje tegen bacteriële infecties
te vinden. Minister Dijkstra kondigde toen aan dat er voor komende
winter extra voorraden aangelegd zouden worden. Kan de minister hier
toezeggen dat er voor de winter ruimschoots voldoende voorraden van
antibiotica zullen zijn aangelegd?
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van mevrouw Tielen van de VVD-fractie.
Mevrouw Tielen (VVD):
Misschien is het eigenlijk wel een vraag aan de initiatiefnemer. Het
gaat over dat laatste. We hebben gezien dat na de coronatijd, waarin er
veel isolatie was, met anderhalve meter enzovoorts, de andere
infectieziekten ook wat lager waren. Daarna begonnen die weer. Dat is,
denk ik, een van de redenen waarom er de afgelopen winter echte pieken
zijn geweest in infectieziekten. Vindt mevrouw Van Dijk van de
CDA-fractie het een goed idee om eens te kijken in hoeverre er
waarschuwingssignalen vanuit bijvoorbeeld het RIVM richting de
medicijnfabrikanten en medicijnimporteurs gaan als er een hogere
infectiegraad aan zit te komen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mijn eerste reactie hierop is dat het mij heel logisch lijkt dat we
elkaar goed op de hoogte houden van wat er speelt en dat we het goed van
elkaar weten als er inderdaad verhoogde risicosignalen zijn, zodat we
beter voorbereid zijn dan we in het verleden waren.
De voorzitter:
Als er geen vragen meer zijn, gaan we door naar de volgende spreker van
de zijde van de Kamer. Dat is de heer Claassen van de PVV-fractie.
De heer Claassen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst complimenten van de PVV-fractie aan
de indiener, en zijn voorganger natuurlijk, want een initiatiefnota is
altijd heel veel werk naast het gewone Kamerwerk, dat ook moet gebeuren.
De titel van de nota spreekt mij wel aan: weer onder handbereik.
Eigenlijk is deze nota een soort wrap-up van waar we als Kamer de
afgelopen periode al heel veel met elkaar over gesproken hebben. De
problematiek rondom geneesmiddelen lijkt ook steeds complexer te worden.
Ondanks dat de Kamer vele malen gedebatteerd heeft over de
beschikbaarheid van medicatie, hetzij generiek of specifiek, zien we nu,
net zoals mijn voorganger net zei, alweer alarmerende berichten over de
beschikbaarheid van antibiotica. Ik hoor ook dat salbutamol alweer
schaars aan het raken is. Dat geneesmiddelen weer onder handbereik komen
van patiënten die ze nodig hebben, kan ik namens de PVV-fractie dus
alleen maar toejuichen.
In deze nota worden zes voorstellen gedaan om medicijnen beschikbaar te
maken, bereikbaar te houden en betaalbaar te houden: drie b's waar de
PVV-fractie wél enthousiast van wordt en die voormalig Kamerlid Van den
Berg ons ook al zo vaak heeft voorgehouden. In de brief van 2 november
geeft de minister als reactie op twee punten uit deze nota handreikingen
die een bijdrage kunnen leveren aan de beschikbaarheid van generieke
geneesmiddelen. Wij zijn uitermate benieuwd of de handreikingen
daadwerkelijk tot de broodnodige beschikbaarheid van geneesmiddelen
leiden. Ik zal namens de PVV-fractie reageren — want die tijd heb ik
gelukkig — op de zes voorstellen.
Voorzitter. Zal ik het voorstel maar niet helemaal voorlezen en het
"voorstel 1" noemen? Is dat akkoord? De regionale verschillen vragen
inderdaad om verduidelijking, maar het ontpillen, stoppen of verminderen
van medicatie moet wel altijd in overleg gebeuren tussen patiënt en
voorschrijver. Ik neem aan dat de indiener dat ook zo ziet. Ligt het
vraagstuk over bekostigingsmogelijkheden dan ook niet eigenlijk bij de
zorgverzekeraar? Graag een reactie daarop.
Zoals in de nota staat, is "numbers to harm versus numbers to treat" een
goed uitgangspunt voor medicinale zorg. Er zijn genoeg voorbeelden
waarbij te lang medicatie voorgeschreven wordt, terwijl de
patiëntvoorkeur of medische noodzaak mogelijk geen grond meer geeft voor
het gebruik van die medicatie. Een lichtend voorbeeld hiervan zijn wat
mij betreft de statines. Op welke wijze wordt daar binnen de huisartsen-
en apotheekzorg aandacht aan gegeven? En welke consequenties kan dit
hebben voor het betaalbaar houden van de apotheekzorg, dus de diensten
die zij leveren naast het alleen verstrekken van medicatie? Want zij
geven ook voorlichting, doen screening en hebben collegiaal overleg. Dat
zal dan toch ook betaald moeten worden.
In reactie op punt 2 vragen wij zowel de indiener als de minister of
hier niet al genoeg onderzoek naar is gedaan. We weten immers al dat de
prijsstelling in Nederland, zo ongeveer het gemiddelde, toch echt het
laagste is in Europa. Eerder is gesproken over aanpassen van het
preferentiebeleid naar twee of drie preferente middelen daar waar de
meeste tekorten dreigen. Dat zou er immers toe kunnen leiden dat voor
specifieke middelen de voorraad groter is en patiënten niet aangesproken
hoeven te worden, als hun verzekeraar hun voorraad niet kan uitgeven, en
hun eigen risico kwijt zijn. Is de indiener het daarmee nog steeds
oneens? De indiener heeft destijds namelijk de motie hierover niet
gesteund. Hoe ziet de minister dit?
Voorzitter. Tot slot op dit punt. Zorgverzekeraars geven aan dat het
delen van aanstaande tekorten in de keten cruciaal is. Zo kunnen zij
bijsturen. Is de minister het daarmee eens? Is de minister er ook mee
bekend dat die inzichten helderder moeten worden?
De voorzitter:
Ik ga u even onderbreken, want u heeft een vraag van mevrouw
Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Meneer Claassen verwijst naar de prijzen van de geneesmiddelen in
Nederland. Daar is het in debatten al vaker over gegaan en daarom vond
ik de brief van de minister zo interessant. Want los van het feit dat de
minister aangeeft dat het heel ingewikkeld is om dit zomaar tot één
conclusie terug te brengen, en het dus sowieso interessant is om te
kijken hoe de minister ermee aan de slag is gegaan, zegt de minister
volgens mij ook dat de medicijnen waar we het over hebben en waarvan er
tekorten zijn, niet per se de goedkoopste middelen zijn. Dus mijn eerste
vraag aan de heer Claassen is hoe hij die brief dan gelezen heeft. Mijn
tweede vraag is: als het probleem toch is zoals de heer Claassen
schetst, wat is dan zijn voorstel om die laagste prijs te
verhogen?
De heer Claassen (PVV):
Hoe ik de brief gelezen heb, was volgens mij de eerste vraag. Ik heb die
gelezen als een brief waar handvatten in staan waar de minister mee aan
de slag zou kunnen als het gaat om het geneesmiddelentekort bij
generieke geneesmiddelen. Maar het valt mij ook wel op dat het nog niet
duidelijk wordt hoe dat dan precies zou moeten gebeuren op wat ons
betreft de korte termijn. We hebben daar in het verleden voorstellen
voor gedaan, namelijk dat als voorraad het probleem is, het een
oplossing zou kunnen zijn om te kiezen voor meer preferente middelen. Ik
hoor in de praktijk — ik probeerde dat net kort te benoemen — dat de
prijsafspraken die de ene verzekeraar heeft gemaakt, bijvoorbeeld over
antibiotica of salbutamol, anders kunnen zijn dan de afspraken die de
andere zorgverzekeraar heeft gemaakt. Dat kan betekenen dat op een
gegeven moment het voorraadje van verzekeraar A op is, en ik dus niet
aan mijn product kan komen. Maar dan moet de apotheker het van een ander
voorraadje pakken, van een andere verzekeraar, die er andere
prijsafspraken over heeft gemaakt. U kijkt heel bedenkelijk, voorzitter,
maar dit is toch echt waar. Het gaat dan wel van het eigen risico af of
het wordt gewoon niet uitgeleverd. Daarom dus het voorstel om die ene
preferente leverancier los te laten en te gaan naar meerdere preferente
leveranciers, zodat die apotheker niet telkens uit een ander laatje moet
pakken of het middel niet kan geven.
De voorzitter:
Ik heb als voorzitter een totaal neutrale blik. Er is nog een
vervolgvraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Meneer Claassen zegt dat het erom gaat dat in Nederland de prijzen te
laag zijn. Vervolgens blijkt uit onderzoek dat dat niet zo is en nu
heeft hij eigenlijk een ander voorstel, namelijk over het
preferentiebeleid. Ik ben dus enigszins verward, maar goed, laat dat
maar eventjes. Overigens zag ik in een brief van Zorgverzekeraars
Nederland dat de zorgverzekeraars aan de slag gaan met het
preferentiebeleid. Dan is mijn vraag aan de heer Claassen of hij die
brief heeft gelezen en wat hij daarvan vindt.
De heer Claassen (PVV):
Ja, die brief heb ik gelezen. Ik kom daar dadelijk nog op. Overigens heb
ik niet gezegd dat ik vind dat de prijs per definitie te laag is. Ik heb
alleen gezegd dat het in Nederland het wel heel vaak de laagste prijs is
ten opzichte van andere Europese landen. Dat is net iets anders.
De voorzitter:
Geen vraag meer, dus u vervolgt uw betoog.
De heer Claassen (PVV):
Punt 3 gaat over het magistraal bereiden. Wij zijn het eens met dat
idee. De brief van de minister maakt inzichtelijk waar de knelpunten
liggen, maar geeft ook aan welke beleidsregels gewijzigd moeten worden.
Ik vraag aan de minister op welke termijn zij denkt die te kunnen
wijzigen en in te kunnen voeren. Wat heeft de minister nodig van de
Kamer om dat te bereiken?
Punt 4 gaat over dure geneesmiddelen en de uitgiftekluis. Hoe logisch
dit voorstel misschien ook klinkt, hier zetten wij toch wel enkele
vraagtekens bij. In het voorstel staat het woord "eisen", maar wij
stellen voor om dat te vervangen door "aandringen". Het opleggen van
verplichtingen kan namelijk best lastig zijn, zeker omdat dit een
mondiale markt is en Nederland een kleine speler is. Bovendien zijn de
spelregels voor toelating tot de markt en uiteindelijke vergoeding niet
helder. Afstemming met diverse actoren over het te volgen proces is vaak
ver te zoeken. Is de initiatiefnemer het met de PVV-fractie eens dat
transparantie en samenwerking mogelijk meer effect hebben dan eisen?
Laten we oplossingen voor individuele patiënten ook niet uitsluiten. Hoe
ziet de indiener de mogelijkheden tot maatwerk? Dat was punt 4.
Punt 5 gaat over farmacogenetische profielen. Dat voorstel zouden wij
kunnen steunen. Ook wij zien het belang van het invoeren van een
zogenaamd enzympaspoort bij hoogrisicogroepen, waarbij de werking van
geneesmiddelen kan worden voorspeld. Ik ben benieuwd hoe de minister dit
gaat oppakken.
Punt 6 is de toegankelijkheid van medicijnen die aan de sluisprocedure
hebben voldaan. Daar hebben we het uitvoerig over gehad in het laatste
debat over geneesmiddelen dat we in de Kamer voor het reces hadden. We
hebben altijd geprobeerd om duidelijk te maken dat middelen die uit de
sluis komen, niet altijd automatisch in het basispakket komen. Wij
vinden dat dat wel zo zou moeten zijn, zeker gezien de vaak schrijnende
impact op de mensen die deze medicijnen nodig hebben. Mijn mailbox zit
regelmatig vol met verhalen die het leed van zowel de patiënt als de
familie helder maken. Deze mensen vragen om een oplossing op de korte
termijn en niet pas over enkele jaren.
Voor het weekend ontving de Kamer een brief van de minister met haar
zienswijze op de werking van de sluis, met daarin voorstellen om deze te
verbeteren en om invulling te geven aan een eerder ingediende motie van
mijn hand. De gekenschetste zienswijze biedt hoop. Ik ga ervan uit dat
de minister mijn hoop omzet in daadwerkelijk resultaat. We hebben heel
lang met elkaar gesproken over triple-negatieve borstkanker. Daar is het
gelukt, dus dan zou het ook bij de andere moeten lukken. Ik vraag de
toezegging van de minister om twee keer per jaar aan de Kamer te
rapporteren over de ontwikkelingen ten aanzien van de postsluisperiode
en het verkorten daarvan.
Afrondend, voorzitter. Medicijnen zijn ontzettend belangrijk. Ze maken
mensen beter, ze verminderen pijn en ander ongemak en ze houden mensen
op de been en aan het werk. Laten we er met elkaar voor zorgen dat ze
bereikbaar blijven voor degenen die deze medicijnen zo hard nodig
hebben.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere vragen van de zijde van de Kamer voor de heer
Claassen. We gaan door naar de volgende spreker, mevrouw Tielen van de
VVD-fractie.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Miljoenen, miljoenen Nederlanders gebruiken
dagelijks medicijnen. Het zijn vaak slimme innovaties verpakt in een
klein tabletje of een kleurige capsule. Het zijn middelen die mensen
genezen, die hun klachten verminderen of die ervoor zorgen dat mensen
niet echt ziek worden. Het is soms bijna magisch wat medicijnen voor
elkaar kunnen krijgen.
Er zijn op dit moment best wat zorgen over de geneesmiddelentekorten en
over dure medicijnen, bijvoorbeeld bij kanker. Als Kamercommissie hebben
we eerder dit jaar een hoorzitting en een rondetafelgesprek gehouden, en
uiteraard hebben we debatten met de vorige minister gevoerd. Maar ook,
of misschien wel juist, initiatieven zoals deze initiatiefnota van Van
den Berg en Krul dragen bij aan de kennis over de problemen en ideeën
rond oplossingen voor goede en toegankelijke medicijnen. Daarom geef ik
mevrouw Van den Berg een compliment via meneer Krul, die ik hierbij ook
bedank. Dat geldt uiteraard ook voor meneer Heij en anderen die hebben
meegedacht over de initiatiefnota die nu voorligt. Dank.
De VVD is het met de initiatiefnemer eens dat de medicijntekorten
zorgelijk zijn. Het is echter ook een veelzijdig probleem dat niet
een-twee-drie is opgelost. Gelukkig zijn er diverse kleine
ad-hocoplossingen die patiënten en verwijzers tijdelijk een oplossing
bieden, maar de kosten voor die oplossingen zijn vaak onzichtbaar. Het
kost verwijzers en apothekers heel veel tijd. Ze moeten bellen, nog eens
bellen, nog eens zoeken en nog eens bellen. Mijn eerste vraag aan de
minister is of er inzicht is in de verborgen arbeidskosten als gevolg
van de geneesmiddelentekorten. Kan zij toezeggen dat zij die eens op een
rijtje zal zetten?
Dit probleem speelt ook in andere landen. Het verbaast mij dat er in de
initiatiefnota niet wordt ingegaan op de internationale parallellen.
Mijn eerste vraag aan de heer Krul is dan ook: op welke manier ziet hij
de overeenkomsten en gezamenlijke oplossingen? En waar zit wat de heer
Krul betreft de unieke Nederlandse problematiek? Is hij van mening dat
de oplossingen die hij voorstelt, daarvoor afdoende zijn? Graag een
toelichting. En wat is de reden dat de Europese geneesmiddelenmarkt in
de nota eigenlijk niet zo heel veel aandacht heeft gekregen? Daar ben ik
benieuwd naar.
Wij van de VVD hebben eerder gevraagd om meer Europese inkoopkracht,
zowel voor de dure medicijnen als voor de generieke middelen. De
verschillen in ijzeren voorraden tussen bijvoorbeeld Nederland en
Duitsland zouden daar best weleens een rol in kunnen spelen. In het
debat over het mpox-vaccin heb ik de minister gevraagd om meer inzicht
in de kennis over die voorraden van vaccins in lidstaten. Ik wil daar
graag de vraag aan toevoegen of we ook op Europees niveau meer inzicht
kunnen krijgen in de voorraden van generieke middelen in de lidstaten.
Is de minister bereid daar overzichten van te laten maken en de Kamer te
informeren over de invloed van die ijzeren voorraden op de tekorten in
Europa en de tekorten in Nederland? De VVD wil dat het kabinet in Europa
het initiatief neemt om samen te werken met gelijkgezinde landen. Ik
denk dan aan samen onderhandelen met de fabrikant over de prijs van
geneesmiddelen, zodat de onderhandelingspositie verstevigd wordt. We
willen minder afhankelijk zijn van een beperkt aantal producenten. Ik
kan me voorstellen dat het signaleren van seizoensziekten die invloed
hebben op die voorraden ook iets is waar op Europees niveau meer kennis
over verworven kan worden.
In de Kamer, in de media en ook in de initiatiefnota wordt veel
gesproken over het preferentiebeleid. Eerder is, onder andere op mijn
initiatief, al gesproken over geneesmiddelen voor kinderen uit het
preferentiebeleid halen. Ook is een motie van de PVV en Nieuw Sociaal
Contract aangenomen om een grens te stellen aan het preferentiebeleid.
Hoe ziet de initiatiefnemer de bijdrage van deze moties, in het
verlengde van zijn eigen voorstellen?
De voorzitter:
U heeft een vraag van mevrouw Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ja, een vraag voor mijn collega Tielen. We zien nu in een brief van
vorige week dat de zorgverzekeraars het preferentiebeleid loslaten bij
een dreigend tekort. Dat doen ze al, maar ze gaan dat nu eerder doen.
Hoe schat mijn collega Tielen dit op waarde? Wat gaat dit echt
veranderen?
Mevrouw Tielen (VVD):
Ook dit klinkt het weer ad hoc. Aan het begin zei ik dat woord al;
overigens zijn het twee woorden. Ik denk dat het heel belangrijk is dat
aankomende tekorten tijdig gesignaleerd worden. Volgens mij zit daar af
en toe nog wel een probleem. Dat heeft vast weer te maken met allerlei
boeteclausules en weet ik wat allemaal. Maar als zorgverzekeraars dit
willen, betekent dat dus wel dat het tekortmeldingssysteem ook echt
beter moet werken. Daarnaast zou ik graag een wat — hoe noem je dat? —
duurzamer, basaler beeld zien van dat preferentiebeleid. Ik denk niet
dat het weg moet, want het heeft heel veel gebracht. Maar ik kan me wel
wat nuances daarin voorstellen — ik verwees al naar een paar — dat het
best beter kan. Dat is dan een mooi bruggetje naar mijn volgende zin,
want ik zou wel een overzicht willen van de mogelijkheden om het
preferentiebeleid aan te passen. We denken bijvoorbeeld aan kortere
contracttermijnen, verplichte spreiding van tenderperiodes, zodat niet
alle verzekeraars tegelijk gaan, en de eerder genoemde meerdere
preferente aanbieders. Maar het is ook niet onze verwachting dat dat
alles op gaat lossen. Zorgverzekeraars publiceerden de afgelopen dagen
hun actie — mevrouw Hertzberger verwees er al naar en ik ook — en ik ben
uiteraard benieuwd naar de mening van de heer Krul over die
voorstellen.
Als VVD hebben we een motie aangenomen gekregen over de nationale
apothekerskast. Die gaf een nog wat breder beeld op geneesmiddelen.
Daarin staat ook dat bijvoorbeeld de standaard uitgifteperiode korter
moet en heruitgifte makkelijker moet, zodat verspilling kan worden
tegengegaan. Er zijn heel veel patiënten die voor drie maanden
voorgeschreven krijgen, terwijl ze misschien maar zes weken nodig
hebben. Nou, hup, zes weken aan tabletten weg. De vorige minister was
daar wat afhoudend in. Ik ben benieuwd hoe de initiatiefnemer kijkt naar
die aanvullingen op zijn ideeën en of hij ook bereid is om die richting
te steunen. Aan de minister heb ik de vraag hoe het staat met de
uitvoering van de motie over de nationale apothekerskast. Is de minister
bereid om, anders dan haar voorganger — ik vroeg het al — die standaard
uitgifteperiode aan te passen of in ieder geval te herijken? En wat is
de stand van zaken met betrekking tot de heruitgiftemogelijkheden? We
horen vaak dat het niet kan als je kijkt naar de Europese regelgeving.
Deze minister wil samen met het kabinet meer uitgaan van wat wél kan.
Dus mijn vraag aan haar is: hoe is het wél mogelijk te maken dat
medicijnen voor heruitgifte in aanmerking kunnen komen? Graag een
toezegging.
De initiatiefnota is een verzameling van ideeën voor oplossingen en ik
denk dat het een goede basis is, maar dat die nog aangevuld kan worden.
Vandaar mijn aanvullende vragen. In de magistrale bereidingen — volgens
het rijtje, waar meneer Claassen al naar verwees, is dat voorstel 3 —
zien we wel mogelijkheden. Dat betekent dus dat apothekers zelf meer
pillen draaien en dat meer en vaker kunnen doen. De brief van de
minister nuanceert die oplossingsrichting. Hoe kijkt meneer Krul naar
die brief? En kan de minister nog eens kijken hoe het wel kan?
Met betrekking tot het farmacogenetisch profiel zijn we geïnteresseerd
in de wetenschappelijke inzichten die er nu liggen, want die zijn voor
ons wel belangrijk om zo'n beweging te kunnen steunen of niet. Daarin
lijkt het kabinet ook wat afhoudend. Ook daar graag een reactie
op.
Voorzitter. Het onderwerp geneesmiddelen nodigt uit tot nog veel meer
beschouwingen. Ik denk dat ik in theorie nog heel veel tijd heb, maar ik
heb me toch beperkt. Ik kan het echter niet laten om Hippocrates te
citeren aan het einde van deze bijdrage. Ik denk dat Hippocrates geen
Engels sprak, maar ik spreek geen Grieks, dus ik doe het toch in het
Engels: let food be thy medicine and medicine be thy food. Wordt
vervolgd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor deze mooie slotnoot. Dan gaan we door met de volgende
spreker van de zijde van de Kamer. We gaan naar de NSC-fractie, mevrouw
Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn complimenten en waardering aan
de heer Krul en mevrouw Van den Berg voor de initiatiefnota
Geneesmiddelen binnen bereik. Het is een heldere uiteenzetting van de
oorzaken van de geneesmiddelentekorten. Voorstellen die hierin zijn
opgenomen, zien wij als waardevol. Hoewel de nota inmiddels enkele jaren
oud is, blijft deze helaas nog altijd pijnlijk actueel. Het probleem
wordt alleen maar groter. Ondanks dat er enkele stappen zijn gezet, is
er onvoldoende wezenlijke vooruitgang geboekt, waardoor medicijntekorten
ons nog steeds blijven achtervolgen.
Ik noem bijvoorbeeld het tekort aan antibiotica. Collega's refereerden
er al aan. Dat tekort bracht begin dit jaar al grote problemen en gaat
dat nu weer doen. Nu de herfst aanbreekt, het seizoen waarin
luchtweginfecties welig tieren, slaan artsen en apothekers wederom
alarm. Het geneesmiddelentekort blijft helaas een prangend probleem dat
de gezondheidszorg dagelijks onder druk zet. Het is echt vrij
ongelofelijk dat anno 2024 het antibioticabeleid niet alleen moet worden
ingericht op antibioticaresistentie, maar ook op de vraag of wij in een
van de welvarendste landen ter wereld überhaupt deze stokoude medicijnen
kunnen leveren. De middelen waar we het over hebben zijn 60 tot 70 jaar
oud. In februari was er al een tekort, met name bij kinderen. Wat heeft
de minister van deze situatie geleerd en wat is er veranderd? Er zijn
weer onvoldoende maatregelen getroffen om dit probleem het hoofd te
bieden. Kan de minister aangeven wat haar acties zijn?
Minister Dijkstra beloofde een grotere voorraad aan te leggen om grote
problemen dit jaar te voorkomen. Maar er is nog steeds geen extra
voorraad antibiotica. Minister Agema geeft aan dat er subsidie wordt
aangevraagd voor het aanleggen van een grotere voorraad. Ze wijst
tegelijkertijd op de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars en hun
zorgplicht. Het komt natuurlijk door de inrichting van dit
geneesmiddelensysteem dat bij steeds weer andere middelen tekorten
optreden. De Wereldgezondheidsorganisatie houdt een lijst bij van
essentiële middelen. Zou het niet een goed idee zijn als Nederland de
medicijnen op deze lijst gewoon altijd in een ijzeren voorraad houdt,
zodat we de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg kunnen
garanderen?
Een andere vraag gaat over de rol van de groothandels hierin. Wij lazen
ook het bericht in het AD afgelopen week. Maar daarin gaan ze wel even
voorbij aan het feit dat de groothandels wettelijk verplicht zijn om
voldoende voorraden aan te houden. Dat staat in de Geneesmiddelenwet.
Hun vergunning is daarvan afhankelijk. Kan de minister aangeven in
hoeverre zij hun verantwoordelijkheid nemen? Zij vragen nu eigenlijk om
geld, maar wat vergt het om hen gewoon aan hun wettelijke plicht te
houden om die voorraden daadwerkelijk aan te houden?
Dan ga ik graag terug naar de initiatiefnota die vandaag voorligt. Zoals
gezegd, wijst de heer Krul in zijn nota terecht op de verontrustende
gevolgen van lage prijzen voor de toegang tot essentiële medicijnen.
Deze lage prijzen verkleinen de prikkel voor fabrikanten om hun
producten op de Nederlandse markt te houden of zelfs te blijven
produceren. Als de preferente leverancier om wat voor reden dan ook niet
kan leveren, dan kunnen patiënten in de problemen komen. Met de
aankomende prijsverlagingen per 1 oktober dreigt de situatie verder te
verslechteren. Veel generieke medicijnen, zoals ibuprofen en
antibiotica, hebben al te maken met leveringsproblemen. De drastische
verlaging van de maximaal toegestane prijzen kan de markt nog verder
verstoren. Kan de minister toelichten hoe de balans wordt bewaakt tussen
het betaalbaar houden van geneesmiddelen en het waarborgen van hun
beschikbaarheid op de Nederlandse markt?
Voorzitter. Ik schets een hypothetische situatie. Op een dag — het is
misschien al laat en ik ben moe — rijd ik achteruit die smalle
parkeergarage van de Kamer uit. Ik rijd een deuk in mijn auto. Mijn auto
is net nieuw en ik heb 'm met liefde allrisk laten verzekeren. Ik dien
mijn schade in bij de verzekeraar, maar het lukt helaas niet om een
monteur te vinden. Hoe komt dat? Dat komt doordat mijn verzekeraar niet
genoeg heeft betaald voor de reparatie, of de markt niet zo heeft
ingericht dat ze daadwerkelijk haar plicht kan nakomen aan de
verzekerde, aan mij. Ik heb me verzekerd tegen schade. Ik betaal daar
premie voor. Maar als ik daar een beroep op wil doen, is het er niet.
Dat zou een schending zijn van mijn rechten als consument. En toch
gebeurt dit dagdagelijks in de zorg. Patiënten krijgen nee te horen. Het
is er gewoon niet. Voor de manier waarop we de markt hebben ingericht —
zorgverzekeraars spelen daar een grote rol in — kon of wilde niemand
leveren. Het zijn niet alleen de apothekers en de artsen die nee
verkopen. Het zijn ook de zorgverzekeraars die nee verkopen aan hun
verzekerden. Dat is eigenlijk niet acceptabel. Er zijn allerlei
complicerende factoren, want wij reguleren die markt natuurlijk hard.
Die is niet volledig geprivatiseerd. Wij stellen bijvoorbeeld allerlei
regels aan de maximale prijs.
Maar we vinden de actie van de zorgverzekeraars op dit probleem toch wat
magertjes. Een rapport van KPMG suggereert dat zij veel meer kunnen
doen. De grote vier verzekeraars verdelen 92% van de inkoop. Als zij
allen hetzelfde middel als preferent aanwijzen, zoals het geval is bij
37 middelen, is er voor andere leveranciers nog maar 8% van de markt
over. Er zijn experimenten geweest. Dat staat ook in dat KPMG-rapport.
"37 middelen" klinkt als weinig, maar er zijn 3,2 miljoen Nederlanders
die deze middelen gebruiken. Er zijn experimenten geweest waarbij Menzis
bijvoorbeeld opzettelijk een ander middel als preferent heeft aangewezen
dan de drie collega's. Dat experiment is geen panacee, maar lijkt wel
enig resultaat te hebben. Toch wordt dit experiment niet voortgezet.
Waarom niet? Is variatie in de preferente middelen geen optie om de
Nederlandse markt interessanter te maken? Hoe denkt de initiatiefnemer
daarover? En hoe denkt de minister hierover?
Dan de zorgplicht. Geneesmiddelen vallen …
De voorzitter:
Voordat u verdergaat naar het volgende onderwerp: mevrouw Tielen heeft
een vraag voor u.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik wilde inderdaad even een vraag stellen. Ik denk dat mevrouw
Hertzberger een interessante vraag heeft gesteld over het
preferentiebeleid. Ik had daar ook nog twee vragen over en ik wil dus
even toetsen wat mevrouw Hertzberger daarvan vindt. Aan de ene kant
betreft dat inderdaad kortere periodes: niet een contract voor twee
jaar, maar bijvoorbeeld voor een paar maanden of zo. In Denemarken
hanteert men steeds twee weken, maar dat lijkt mij weer een beetje
overdreven. Dat is het ene. Het andere is een verplichte spreiding,
zodat andere aanbieders op de markt ook andere verzekeraars kunnen
bedienen.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Op de vraag over de kortere periodes ga ik wel meteen even zeggen dat ik
geen expert ben op het gebied van de werking van de geneesmiddelenmarkt.
Die markt is een zeer complex geheel en er zijn een heleboel factoren
die deze beïnvloeden. Ik juich het initiatief toe. Ik denk dat alle
ideeën hier welkom zijn. Ik weet niet precies of dat het panacee gaat
zijn, maar mogelijk heeft het effect. Ik ben er inderdaad een
voorstander van om alles te proberen wat kansrijk is. Hetzelfde geldt
voor de verplichte spreiding en het experiment dat Menzis heeft
uitgevoerd, dat al werd genoemd. Ik moet wel eerlijk zeggen dat onze
vraag vooral is waar nou de verantwoordelijkheden liggen. Wie kun je
verantwoordelijk houden? En wat is de rol van de groothandels? Hebben
die echt subsidie nodig om aan hun wettelijke plichten te voldoen, of
kunnen wij gewoon van hen vragen hun voorraden op peil te houden? Ja,
als de nood echt aan de man is, dan gaat het helaas niet. Maar waarom is
daar dan extra geld voor nodig? Hetzelfde geldt voor de
zorgverzekeraars. Maar de verplichte spreiding is inderdaad mogelijk een
goed idee.
Ik kom nog heel even terug op de zorgverzekeraars. Het is de normaalste
zaak van de wereld dat niet aan de zorgplicht wordt voldaan. Daar zijn
we gewoon aan gewend geraakt. Op eerdere vragen van mijn collega Jansen
antwoordde de minister dat dit bij de NZa ligt en dat die het gesprek
aangaat met de verzekeraars. Hierover willen wij graag op korte termijn
geïnformeerd worden. Verder ontvangen wij graag voor het einde van het
jaar een brief van de minister, waarin wordt ingegaan op de acties die
de zorgverzekeraars gaan ondernemen, en dan misschien niet alleen wat
betreft hetgeen zij nu hebben voorgesteld, maar ook om invulling te
geven aan hun zorgplicht, waarin wordt ingegaan op hetgeen de NZa gaat
doen als men op zo'n grote schaal verzaakt jegens de verzekerden hun
plicht te doen en waarin wordt ingegaan op de rol van de groothandels en
de verantwoordelijkheid die zij dragen.
Dan wend ik mij nu weer tot de initiatiefnemer. Zoals wij zeiden, zijn
wij enthousiast over de nota, het vele onderzoek dat daaraan vooraf is
gegaan en het amendement inzake het Belgische model. Wij zijn heel
enthousiast over het feit dat de minister wat dat betreft stappen neemt,
maar wij hebben wel dezelfde vraag als collega Van Dijk: moet dat nou
nog zo lang duren? Mijn vraag aan de initiatiefnemer is of op het vlak
van bekostiging en juridische bescherming niet nog meer mogelijk is voor
de eigen bereiding door apotheken. In het boek Meester van de medicijnen
van Karel Berkhout komt naar voren dat Paul Lebbink van de Transvaal
Apotheek steeds weer met de farmaceuten een strijd moet voeren om
medicijnen te kunnen namaken, bijvoorbeeld Orkambi. Dit medicijn tegen
taaislijmziekte werd vanwege de torenhoge kosten niet opgenomen in het
basispakket. De Transvaal Apotheek kon dit maken voor één vijfde van de
prijs van de producent. Hij onderstreepte vooral dat dit kon, dat dit
rechtvaardig was en dat dit gerechtvaardigd werd door het feit dat de
producent die prijs niet kon verantwoorden door inzicht te geven in de
ontwikkelkosten of productiekosten. Ja, het was namaak. Dat was het
volledig, maar de producent had het daar zelf naar gemaakt. Want een
innovatie is geen innovatie als die niet toegankelijk is voor patiënten
door de exorbitante prijzen die daarvoor worden gevraagd. Dat eigen
bereiding een wapen kan zijn tegen absurde prijsverhogingen door
farmaceuten, bleek ook bij het middel CDCA, dat 300 keer in prijs werd
verhoogd door een farmaceut die het registreerde. Amsterdam UMC kon het
voor een fractie van het bedrag gaan bereiden. Het betreffende bedrijf
heeft gelukkig inmiddels een hoge boete gekregen voor dit puur op winst
gerichte wangedrag over de rug van kwetsbare patiënten met een zeldzame
dodelijke ziekte. Daarom mijn vraag aan de initiatiefnemer: wat kunnen
wij nog meer doen om de eigen bereiding door apotheken te ondersteunen?
Op welke wijze kunnen wij hen beter positioneren, niet alleen in de
strijd tegen de tekorten, maar ook om patiënten te beschermen tegen de
obscene prijsstelling van sommige farmaceuten?
Dan heb ik …
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft u daar nog een vraag over van de heer
Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Het gaat over de eigen bereiding. De voorbeelden die mevrouw Hertzberger
geeft, gaan over specifieke medicijnen, maar volgens mij gaat de
initiatiefnota veel meer over de eigen bereiding van generieke
medicijnen. Dan is mijn vraag: wanneer zou er aanleiding zijn om over te
gaan op eigen bereiding, denkt mevrouw Hertzberger?
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Volgens mij zijn er nog zo'n 200 zelf bereidende apotheken over in
Nederland. Die kunnen gewoon drankjes, pillen, cassettes voor infusen
maken en ook allerlei vormen van generieke medicijnen. Het doorleveren
daarvan vinden wij een uitstekend voorstel. We hopen dat de minister
daar stappen in zet. Wanneer er tekorten zijn … Dat zie je bijvoorbeeld
veel in het kinderformularium: de pil is er wel, maar het drankje niet.
Een baby kan toch echt nog niet kauwen, dus die heeft een vloeistof
nodig. Daar hebben de apothekers echt een cruciale rol. Wij vinden dat
zij een belangrijke positie moeten innemen, juist bij die tekorten. Het
gaat niet in bulk en dat kunnen ze waarschijnlijk ook niet lang doen, en
er zitten ook beperkingen aan, maar in de zelfvoorzienendheid en in het
robuust zijn van het systeem om de schrijnende kantjes eraf te halen ...
Ik ken zelf het voorbeeld van een kind dat niet ontslagen kon worden van
de intensive care vanwege een hartritmestoornis. Bij de apotheek was het
drankje van de bètablokker, ook weer een 60 jaar oud middel, op. Dan
word je gered door die zelf bereidende apotheek, omdat die het drankje,
met ook nog een lekker frambozensmaakje, wel kan maken voor de
baby.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Claassen (PVV):
"Lekker" is natuurlijk subjectief, want ook de frambozensmaakjes die je
bij medicijnen krijgt, hebben verre van de smaak van frambozen. Ja, ook
wij zijn in principe voorstander van het verstevigen van de eigen
bereiding, maar het dilemma is dat als er geen grondstoffen zijn, ook de
zelf bereidende apotheek niks kan bereiden. Dan moet er dus een relatie
zijn: zijn er tekorten om middelen tot medicijn te kunnen maken of niet?
Volgens mij gaat het dan vaak om nog maar een klein gebied waarbinnen
apothekers zelf zouden kunnen bereiden. Hoe ziet mevrouw Hertzberger
dat?
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Zoals het voorbeeld van de Transvaal Apotheek ook laat zien, gaat het
niet alleen maar over het bereiden en het formuleren van de
grondstoffen. Sommige apotheken zijn ook echt in staat om met
grondstoffen de middelen zelf te maken. Bijvoorbeeld Orkambi en CDCA
laten zien dat je eigenlijk flexibeler wordt in het type grondstoffen
dat je kunt gebruiken voor medicijnproductie als je die zelf bereidende
apotheken daartoe meer ruimte geeft. We zien toch wel echt een kans om
die breder in te zetten. Nee, ook dat is geen panacee en ook dat zal
niet de bulk van de geneesmiddelentekorten oplossen, maar wel de
flexibiliteit in de formulering, dus vloeistoffen, cassettes, injecties
en dat soort dingen, en ook de kans om daadwerkelijk de moleculen zelf
te maken vanuit alternatieve grondstoffen. Dat laten die voorbeelden van
de Transvaal Apotheek ook wel zien.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. U heeft nog vijf minuten over, dus u kunt nog even
doorpraten.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Dan heb ik een punt waar wij net iets minder enthousiast over zijn, of
in ieder geval twijfels over hebben. Dat is het voorstel rondom de
farmacogenetica. Ik begrijp het idee heel goed. Wanneer het genetisch
profiel ervoor zorgt dat je metabolisme door medicatie anders werkt, dan
kan dat gevolgen hebben voor de zogeheten farmacokinetiek en -dynamiek,
oftewel hoelang zo'n middel werkt, de dosering, de werkzaamheid of
eventuele bijwerkingen. Het genetisch paspoort kan daar uitkomst bieden,
een vorm van personalisering, geen one size fits all, maar personalized
medicine, zoals het hip klinkt. Het is beter mikken en makkelijker
iemand instellen met de juiste middelen in de juiste dosering. Toch is
het de vraag of personalized medicine ook de belofte van kostenbesparing
gaat inlossen.
Als je het heel gericht doet voor een aandoening die je begrijpt en
waarvan je de bijdrage van de genen en van de stofwisseling voor het
middel begrijpt, heeft het misschien zin, maar ook dan hoef je niet een
hele screening te doen. Je kunt ook uit de voeten met een ELISA op het
enzym of het eiwit, of met een PCR voor het gen. Het sequencen van het
hele genoom is heel snel heel goedkoop geworden, maar we zien hier
wederom de panacee van de big data approach. Ook al is het hele genoom
sequencen echt niet heel veel duurder, het geeft wel veel meer
informatie. Toch is meer data niet altijd goed. Een studie uit 2022 van
de Erasmus Universiteit laat zien dat verschillende gepersonaliseerde
behandelingen vaak netto nul of slechts een negatief kostenvoordeel
hebben.
Daarbij komt dat genetica niet de enige factor is die de werkzaamheid en
veiligheid van geneesmiddelen beïnvloedt. Ook het microbioom, zoals de
bacteriën in de mond, darmen, huid en vagina, doet mee. We zien een
aantal voorbeelden hiervan. Ik geef alvast een waarschuwing: ik ga het
hebben over poep en over vagina's, over vaginale bacteriën. Een bekend
voorbeeld is de afbraak van hiv-profylaxe tenofovir, oftewel prep, door
vaginale bacteriën, zoals gardnerella. Je kunt je voorstellen dat we
over twee jaar het voorstel krijgen om niet alleen de genetica in kaart
te brengen, maar ook de microbiota, en dan niet alleen van de darm et
cetera, et cetera. In het jaar daarna volgt de epigenetica.
Ik zou hier heel voorzichtig mee zijn, vooral omdat het voorbeeld van
tenofovir, prep, eigenlijk pas aan het licht kwam toen prep niet bij
homoseksuele westerse mannen, maar in Afrika bij heteroseksuele vrouwen
met een vaginale bereiding werd toegediend. Afrikaanse vrouwen dragen
die bacterie nu eenmaal veel vaker bij zich en die breekt dat molecuul
af. Het geeft die vrouwen dus juist veel minder bescherming tegen een
hiv-besmetting dan in westerse cohorten werd gezien. Dat laat direct een
schrijnend probleem zien met personalized medicine: het heeft een
representatieprobleem. We zien in studies dat de uitkomsten in
Maleisische cohorten heel anders zijn dan in Afrikaanse cohorten, bij de
Qatari of in Colombia. Die verschillen zijn mogelijk belangrijker dan de
individuele verschillen. We moeten er heel erg voor oppassen dat dit
soort gepersonaliseerde oplossingen de zorg voor etnische minderheden
slechter gaan maken, omdat we daar te weinig inzicht in hebben. Wij zijn
heel benieuwd hoe de initiatiefnemer hiernaar kijkt, met een beetje
realiteitszin. Want wat zijn nou echt de verwachtingen van
personalisatie in de geneeskunde, gezien de resultaten van dit soort
innovaties uit het verleden? En wat is het risico dat dit de zorg veel
duurder gaat maken? Hoe pakt dit bovendien uit bij etnische minderheden
en hoe garanderen we dat de genetische varianten die er bij hen toe
doen, ook worden opgepikt?
Ik kijk heel even naar de voorzitter. Hoeveel tijd heb ik nog over? Twee
minuten?
Ik wil nog een laatste punt maken. Ik heb natuurlijk een heel boekwerk
hierover geschreven. Ik wil het toch nog even hebben over kinderen. Zij
zijn vaak het kind van de rekening. Het kinderformularium zit boordevol
met dit soort generieke middelen. Het zijn de groepen in de samenleving
waarvoor de farmaceutische industrie zelden oog heeft. Wat we aan
kinderen voorschrijven, zijn heel vaak offlabel voorgeschreven middelen.
Voor farmaceuten is het zelden interessant om een middel te registreren
en de benodigde studies uit te voeren voor kinderen, ook al gebruiken
minderjarigen die producten heel veel. We behandelen hen nog steeds als
minivolwassenen en dat moet echt beter, want veiligheid is niet altijd
een-op-een te vertalen naar lichaamsgewicht. Kinderen hebben in sommige
gevallen echt een andere stofwisseling en een andere fysiologie.
Hetzelfde geldt voor andere groepen die ondergewaardeerd zijn, zoals
zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven. Ook zij gebruiken vaak
medicijnen die niet voor hen geregistreerd zijn en die niet voor hen
getest zijn. Hoe kunnen we daar verandering in brengen? Hoe kunnen we
zorgen dat onze meest kwetsbare burgers, wier zorg wij het
allerbelangrijkste vinden in dit land, niet meer zo slecht af zijn in
dit systeem? Minister, op welke wijze kunnen we de farmaceuten bewegen
om hun verantwoordelijkheid daarin te nemen? Ze moeten niet alleen
maximale winst behalen, maar hun medicijnen ook voor jonge mensen
registreren. Wat is daarvoor nodig?
Ik ben er doorheen. Ik had ook nog wat punten over het offlabel
voorschrijven en het herontdekken van generieke middelen, maar dat is
misschien voor een volgende keer.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is wellicht voor een tweede termijn. We gaan ongetwijfeld nog vaker
over dit onderwerp spreken, dus dan kunnen een paar van die opmerkingen
daar vast nog landen. Als er geen verdere vragen zijn, wil ik mevrouw
Van Dijk vragen om het voorzitterschap even over te nemen, zodat ik mijn
beknopte bijdrage kan leveren namens de GroenLinks-PvdA-fractie.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Bushoff voor zijn eerste termijn.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het werd al gezegd: medicijnen zijn voor heel
veel mensen baanbrekende en soms zelfs levensreddende middelen geweest.
Het is dan ook heel mooi dat we in de afgelopen decennia zo veel stappen
hebben gezet op het gebied van de geneeskunde dat we mensen nu soms met
een simpel pilletje kunnen genezen van iets wat vroeger dodelijk
was.
Tegelijkertijd zien we ook dat het in de afgelopen periode opeens niet
meer vanzelfsprekend is dat die pilletjes voorhanden zijn. Ik heb eerder
genoemd dat ik een tijdje terug een huisarts sprak die in de tropen had
gewerkt. Hij zei: wat ik nu tegenkom aan tekorten aan medicijnen ken ik
alleen uit mijn tijd in de tropen. Soms bel ik de apotheek en dan zeggen
ze: "we hebben hiervan echt nog maar één beschikbaar" of "we hebben hier
niks meer van beschikbaar". Dat zijn hele schrijnende verhalen. Die
geven aan hoe nijpend het tekort is en hoe groot de noodzaak is om dat
tekort aan geneesmiddelen te lijf te gaan.
In dat licht: heel veel dank voor de nota die nu voorligt. Dank aan
mevrouw Van den Berg, die hiervoor het initiatief heeft genomen, en dank
aan de heer Krul en de heer Heij, die dit hebben overgenomen en die
hieraan hebben bijgedragen.
Ik denk dat de nota op één punt nog geen antwoord geeft. Dat is een heel
belangrijk punt. Laat ik daar gelijk mee beginnen. Dat gaat er
natuurlijk over dat de problemen met de productie van geneesmiddelen in
meer Europese landen tot een tekort leiden en dat de oplossing er
misschien met name in ligt dat geneesmiddelentekort in Europa aan te
vliegen. Ik denk namelijk dat het ontzettend belangrijk is dat we de
komende periode minder afhankelijk worden van landen buiten Europa, dat
we meer productie en inkoop Europees gaan organiseren. Ik zou graag zien
dat we daar als Nederland een voortrekkersrol in nemen. Dat kan dus ook
betekenen dat je soms iets van productie en ontwikkeling in Nederland in
eigen hand houdt.
Voorzitter. De nota gaat over heel veel andere dingen. Daar wil ik nog
op ingaan. Ik wil beginnen bij het ontpillen. Ik denk dat het ontpillen,
het eerste voorstel in de nota, een belangrijk voorstel is. Je wil
natuurlijk dat patiënten niet onnodig medicijnen gebruiken. Vanuit het
belang van de patiënt is het wenselijk, maar ook voor ons als collectief
kan het zinvol zijn om niet onnodig medicijnen te blijven gebruiken. De
minister schrijft dat zij voor het einde van het jaar met een update
komt over de gesprekken die hierover lopen. Ik ben benieuwd of zij al
een beetje een doorkijkje kan geven naar de ambitie die zij op dit punt
zelf heeft. Zouden er bijvoorbeeld andere prikkels georganiseerd kunnen
worden om dat ontpillen te stimuleren? Wat wil de minister hiermee? Kan
zij alvast een doorkijkje geven naar haar ambitie op dit punt?
Voorzitter. Dan een tweede punt. Het werd anders genoemd in de nota,
maar het raakt er wel aan: het preferentiebeleid, een veelgehoord
onderwerp. Ik denk dat het preferentiebeleid ons heel veel heeft
gebracht in Nederland. Ik denk ook dat het belangrijk is dat we nu niet
rigoureus zeggen dat we het hele preferentiebeleid overboord gaan
zetten. Ik denk wel dat het toe is aan modernisering. Ik denk ook dat
het goed is dat er vanuit het veld al voorstellen zijn gedaan om het
preferentiebeleid te moderniseren, bijvoorbeeld om bij het uitschrijven
van tenders een kortere termijn te geven. Ik denk dat dat een goed idee
is. Ik ben benieuwd of het helpt. Er is namelijk al mee begonnen. Kan de
minister al iets zeggen over of dit er daadwerkelijk aan bijdraagt dat
meer producenten zich inschrijven voor het leveren van medicijnen op de
Nederlandse markt?
Hoe staat het bijvoorbeeld ook met het stellen van voorwaarden aan
voorraden van preferente geneesmiddelen? Dat vraag ik met name in het
licht van de winter, die er weer aan komt, en omdat je nu al ziet dat er
weer een tekort aan bijvoorbeeld antibiotica voor kinderen schijnt aan
te komen, terwijl eerder door de vorige minister werd gezegd dat dat
nooit meer kan voorkomen. Ik ben dus benieuwd hoe de minister daarop
reflecteert.
Voorzitter. Ik ben ook benieuwd of de minister het met mij eens is dat
het goed is dat het preferentiebeleid in stand blijft, maar dat het in
de kern op een aantal punten aangepast kan worden.
Voorzitter. Ik zou het aanliggende punt van het boetebeleid willen
aanraken; dat raakt het preferentiebeleid niet helemaal, maar wel
enigszins. Dat punt stond namelijk ook in de nota. Dat boetebeleid zou
ervoor kunnen zorgen, zo schreef de nota, dat partijen misschien niet
geneigd zijn om te produceren op de Nederlandse markt of om zich op de
Nederlandse markt te begeven. Het boetebeleid zou namelijk misschien
niet meer proportioneel zijn. De minister heeft dit onderzocht en heeft
gezegd: we zien dat er nu juist heel veel meldingen worden gedaan van
een dreigend tekort, zo veel meldingen dat we misschien door de bomen
het bos niet meer zien; misschien is dat boetebeleid dus inderdaad op
punten iets doorgeslagen. Dat beleid is aangepast. Ik ben benieuwd of we
daardoor ook een aanpassing zien in het aantal meldingen dat binnenkomt
over die dreigende tekorten, en of we nu al zien of het zelffilterend
vermogen bij de industrie, dat volgens mij de bedoeling was van de
minister, daadwerkelijk optreedt. Nou weet ik dat deze aanpassingen pas
driekwart jaar van toepassing zijn, maar ik benieuwd of er al iets over
te zeggen valt of de aanpassingen het beoogde effect hebben.
Voorzitter. Dan een derde punt. Dat gaat over het magistraal bereiden
van geneesmiddelen. Op zich denk ik dat het superbelangrijk is dat dat
kan. Ik denk dat het ook heel goed is dat de nota allerlei voorzetten
doet om dit te verbeteren en om deze mogelijkheden te verruimen. Het
valt mij wel op dat de minister vooral vanuit een Europees juridisch
framework heel erg aangeeft wat níét mogelijk is, terwijl ik denk dat
het zinvol is om te kijken naar wat wél kan. Ik ben benieuwd hoe de heer
Krul daarop reflecteert, omdat de reactie van de minister vooral lijkt
te zijn dat heel veel dingen juridisch gezien in Europa niet kunnen.
Maar zouden we niet meer moeten kijken naar wat wel kan? Ik ben benieuwd
hoe de heer Krul daarnaar kijkt. Ik ben ook benieuwd wat de minister
daar zelf van vindt, en of ze niet iets meer ambitie op dat punt kan
tonen.
Voorzitter. Dan nog een vierde punt. Dat gaat over de sluis. Ik ben heel
benieuwd hoe de minister tegenover de sluisprocedure staat. Kan ze daar
eens iets over vertellen? Ik denk dat de sluis ons heel veel oplevert
als het gaat om het betaalbaar maken van dure geneesmiddelen. Maar we
zien natuurlijk ook af en toe dat er problemen optreden en middelen
misschien wat later beschikbaar komen door een sluisprocedure. Ik denk
dat dat een noodzakelijk kwaad is. Ik ben benieuwd hoe de minister
hiertegen aankijkt. In dit licht zou ik ook graag van de minister willen
weten of zij nog steeds op de lijn van haar voorganger zit. Die is
namelijk bij dure geneesmiddelen het beleid aanpassen zodat dure
geneesmiddelen in de praktijk getest worden op hun effectiviteit en
toepasbaarheid. Daar schort het vaak nog aan als ze eenmaal door die
sluisprocedure zijn gekomen en op de markt zijn gekomen. Ik denk dat het
heel noodzakelijk is voor zowel de betaalbaarheid als de toepasbaarheid
van medicijnen dat ook als ze al op de markt zijn, alsnog onderzocht
wordt of een andere toepassingsmogelijkheid of dosering wenselijk
is.
Voor ik verderga: ik zie een vraag van mevrouw Tielen.
De voorzitter:
U heeft inderdaad een vraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik zeg het niet vaak, maar meneer Bushoff en ik zijn het heel erg met
elkaar eens, denk ik. Ik heb het zelf niet genoemd, maar is het voorstel
van de heer Bushoff nou een soort post marketing surveillance? Zo heet
het officieel, geloof ik. Is dat zijn voorstel? En is hij dan ook bereid
om te vragen om een meting van een gestandaardiseerde kwaliteit van
leven, of onderzoek daarnaar? Uiteindelijk is het namelijk fijn als een
tumor klein blijft, maar het is vooral fijn als je leven ook gewoon heel
plezierig blijft.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Daar ben ik het mee eens. Ik moest even goed luisteren naar wat mevrouw
Tielen zei, maar daar ben ik het mee eens. We zien en horen terug van
artsen dat soms medicijnen op de markt komen die weliswaar voor een
bepaald cohort, waar onderzoek naar is geweest, effectief blijken te
zijn. Maar in de praktijk blijken ze minder effectief te zijn. Dan zijn
de nadelige gevolgen voor de patiënt, omdat het vaak best agressieve
medicijnen kunnen zijn. Zeker als het om kankermedicatie gaat, zijn die
er natuurlijk wel degelijk. Maar dan is de effectiviteit soms helemaal
niet zo groot als in eerste instantie werd gedacht. Ik denk dat het
superbelangrijk is om precies om die reden blijvend onderzoek te doen,
juist ook nadat een medicijn al op de markt is gebracht. Dan moet
inderdaad ook het punt worden meegenomen wat het betekent voor de
kwaliteit van leven van de patiënt. Misschien betekent dat dan
uiteindelijk ook iets voor de definitieve toelating van dat medicijn op
de markt of voor het niet meer toelaten van dat medicijn op de markt of
voor de prijs van dat medicijn op de markt. Dat kan daar wel
consequenties voor hebben. Ik denk dat het goed is dat we die weg verder
gaan verkennen. Ik ben ook benieuwd hoe de minister daarnaar
kijkt.
De voorzitter:
De heer Claassen heeft ook nog een vraag.
De heer Claassen (PVV):
De motie die ik een tijdje geleden heb ingediend, refereert aan het idee
om over de klinische toepassing van sommige geneesmiddelen — het geldt
niet voor alle geneesmiddel in de sluis, maar voor sommige wel — aan de
voorkant helder afspraken te maken en te zorgen dat dat versneld
gebeurt, en dus niet alleen in die postsluisperiode. Maar ik hoor ook
het volgende, en daar ben ik een beetje door in de war. Als een
geneesmiddel eenmaal is toegelaten en ook wordt toegepast door
bijvoorbeeld oncologen en twee, drie jaar later blijkt dat een hogere of
lagere dosering nodig is of het vaker toegediend moet worden, dan wordt
het ook op die manier gecorrigeerd. Ja, dat is ook postsluis. Alles na
een periode is postsluis. Maar als na definitieve toelating en
vergoeding — dat zijn twee verschillende dingen — uit studies blijkt dat
een lagere dosering nodig is, dan kan het in retrograad weer
gecorrigeerd worden: is dat wat de heer Bushoff bedoelde?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Het korte antwoord is: ja. Ik denk wel dat we naar zo'n model toe
moeten. De vraag is hoe we tot het beste model komen, dat zo goed
mogelijk werkt. Dit moet wel de kerngedachte daarvan zijn. Laat ik daar
nog één voorbeeld bij halen om het wat tastbaarder te maken. We zien
soms in de praktijk al dat door artsen onderzoek wordt gedaan naar een
andere dosering van een kankermedicijn, bijvoorbeeld een lagere
dosering. Uit sommige van die studies blijkt dat dat soms even effectief
is. Zij ondervinden dan wel enorm veel tegenwerking vanuit de industrie.
Dat vind ik zelf wel heel onwenselijk. Mijn vraag is dan ook: hoe kunnen
we er vanuit de overheid voor zorgen dat artsen die deze volgens mij
heel zinvolle studies doen, daarin worden ondersteund en niet
tegengewerkt worden door een farmaceutische industrie? Ik denk dat het
nodig is dat we als overheid een model optuigen waarbij precies dit
principe ook meer standaard wordt. In de praktijk gebeurt dat soms al
bij sommige artsen. Dat is wat ik beoog.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Even kijken, hoor. Tot slot nog een laatste punt. Dat gaat
ook over de dure geneesmiddelen. Dat is een belangrijk onderwerp, want
we hebben het natuurlijk over tekorten bij met name generieke
geneesmiddelen. Daar refereert deze nota met name aan. Daar heb ik een
aantal vragen over gesteld en punten over gemaakt. Maar op het punt van
de dure geneesmiddelen, waar ik net ook al mee begonnen was, wil ik er
nog wel één ding uit pikken. Dat is natuurlijk dat magistrale bereiding
soms ook een oplossing kan zijn voor te dure geneesmiddelen. Mijn
collega van NSC noemde ook al een aantal voorbeelden. Die hebben we hier
vaker in de Kamer voorbij horen komen. Ook gezien de minister bij die
magistrale bereiding vooral aangeeft wat niet kan, ben ik benieuwd of
zij wel ziet dat er een meerwaarde zit in de magistrale bereiding van
bijvoorbeeld dure geneesmiddelen. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
Want ik denk dat dat wel degelijk een oplossing zou kunnen zijn.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord weer terug aan de heer Bushoff.
Voorzitter: Bushoff
De voorzitter:
We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. We
gaan schorsen. Ik kijk eventjes hoelang ze aan mijn rechterzijde willen
schorsen. Ik denk zo'n 20 tot 30 minuten. Een halfuur hebben ze nodig.
Er zijn veel vragen gesteld, dus we gaan tot 11.30 uur schorsen. Dan
gaan we weer verder. Als mensen al honger hebben, kunnen ze misschien
ook gelijk lunchen. Ik kijk even naar de zijde van de Kamer. Willen we
drie kwartier schorsen en er gelijk de lunchpauze bij betrekken? Dan
gaan we dat doen. We maken er drie kwartier van en gaan gelijk
lunchen.
De vergadering wordt van 11.00 uur tot 11.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug, allemaal, bij het notaoverleg over de initiatiefnota
Geneesmiddelen weer binnen bereik. Het is een nota die is ingediend door
onze voormalige collega Joba van den Berg en nu wordt verdedigd door de
heer Krul en zijn ondersteuning, de heer Heij. Welkom terug aan de leden
van de Tweede Kamer, welkom terug aan de heer Krul en de heer Heij en
aan de minister, die optreedt als adviseur van de Kamer.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Krul. Daarna gaat de minister
nog het woord voeren. Ik heb het aantal interrupties nog niet beperkt,
maar we moeten dit notaoverleg wel echt om 14.00 uur beëindigen. En er
moet ook nog een tweede termijn aan de zijde van de Kamer plaatsvinden.
Dat in acht nemende, hoop ik dat de beantwoording op sommige punten
beknopt kan zijn en dat de vragen die er eventueel zijn, kort en bondig
worden gesteld.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Een wijs iemand leerde mij ooit dat je nooit op
de tenen van je voorganger moet gaan staan, maar op diens schouders. Nou
zou ik het sowieso niet aanbevelen om op de tenen van mevrouw Van den
Berg te gaan staan, want dat is mogelijk het laatste wat je doet.
(Hilariteit)
De heer Krul (CDA):
Maar het voelt wel alsof ik vandaag een beetje op haar schouders mag
staan. Ik wil echt mijn grote dank uitspreken aan mevrouw Van den Berg,
aan Joba, die zich in haar periode als Kamerlid onvermoeibaar heeft
ingezet voor het dossier op het gebied van geneesmiddelen. Ze kan hier
vandaag niet zijn, maar ze kijkt en luistert zeker mee. Ik wil niet
alleen haar bedanken, maar ook Rutger Stafleu, die destijds onze
beleidsmedewerker was op het gebied van VWS. Ook hij heeft ongelofelijk
veel werk verzet voor deze initiatiefnota. De Kamerleden weten wel een
beetje hoe dat gaat: beleidsmedewerkers schrijven dingen op die je echt
niet moet vergeten. Zo ook vandaag. Mijn beleidsmedewerker schreef op:
vergeet niet Rutger en Joba te bedanken. Maar vervolgens schreef hij
zijn eigen naam natuurlijk niet op. De haver moet nog een beetje
verdiend worden vandaag, maar ik wil mijn ondersteuner rechts van mij,
Jacco Heij, nu al heel erg bedanken voor zijn ondersteuning waardoor we
een mooie tweede termijn tegemoet mogen zien. Ik kreeg van Joba ook een
beetje huiswerk mee. Dit boek, Ontpillen van David van Bodegom, dat ook
mooi past bij het citaat van mevrouw Tielen van Hippocrates, toont een
plaatje van capsules met daarin fruit in plaats van pillen. Dat is een
mooie inspiratiebron voor waar we vandaag mee aan de slag zijn
gegaan.
Voorzitter. Het is belangrijk dat de aanpak van medicijntekorten vandaag
weer op de agenda staat. Uit de debatten die wij de afgelopen periode
hebben gevoerd, weet ik dat de Kamer eensgezind is op dit onderwerp. Een
goede gezondheid is misschien wel meest kostbare bezit en de
beschikbaarheid van geneesmiddelen is daar onlosmakelijk mee
verbonden.
Mevrouw Hertzberger zei dat kinderen vaak het kind van de rekening zijn.
Dat is eigenlijk wel pijnlijk en treffend geformuleerd. Kinderen zijn
geen minivolwassenen. Ik kom er later nog op terug, maar het is een
treffend voorbeeld.
Schijfjes voor de inname van amoxicilline of salbutamol voor astma zijn
niet geschikt voor kinderen, maar wel voor volwassenen. Toch vinden
volwassenen de pufjes vaak fijner. Er is geen tekort aan de schijfjes,
maar wel aan de pufjes. Daardoor rijden ouders urenlang met hun kind op
de achterbank door Nederland op zoek naar het laatste potje pillen of
een pufje salbutamol of amoxicilline. Het zorgt ervoor dat apothekers
ethische keuzes moeten maken die ze eigenlijk niet zouden moeten maken
als ze een patiënt het laatste doosje medicijnen meegeven. Het is
eigenlijk onbestaanbaar. De heer Bushoff zei dat hij weleens gehoord had
dat dit soort dingen alleen in de tropen voorkwamen, maar inmiddels is
het in Nederland de praktijk: het laatste doosje medicijnen meegeven.
Dat is waarom we hier zitten. En dat is waarom we het doen. Voor het CDA
zijn er op dit onderwerp daarom weinig taboes.
Omdat het zo'n belangrijk onderwerp is, ben ik ook blij dat we vandaag
met de nieuwe minister spreken. Ik wil haar bedanken voor het vervullen
van haar adviserende rol vandaag. Ik wil ook dankbaar zijn tegenover het
kabinet, dat al heeft aangegeven op een paar punten aan de slag te gaan,
bijvoorbeeld als het gaat om ons derde voorstel, over het
aantrekkelijker maken van magistrale bereidingen. Dat er begin 2025 al
een beleidsregel komt om het collegiaal doorleveren beter te verankeren,
is goed nieuws. Ik ben blij dat de minister aan de slag gaat om
knelpunten bij de vergoeding van apotheekbereidingen op te lossen. Ik
hoop dat wij vandaag ook bij de andere voorstellen een stap verder
kunnen komen.
De heer Claassen zei dat deze initiatiefnota eigenlijk een mooie wrap-up
is van alles wat er op het gebied van het bestrijden van
geneesmiddelentekorten gebeurt. Dat vind ik eigenlijk best mooi gezegd.
Mijn voorganger heeft, inmiddels één jaar geleden, zes voorstellen
gedaan. Als je nu kijkt naar die voorstellen, dan zie je dat er al heel
veel gebeurt. Dat moet je eerlijkheidshalve concluderen. En dat is goed.
Gelukkig maar, zou ik willen zeggen. En, nee, het gouden ei zit er niet
in. Tegen de leden Tielen en Bushoff, die ook vroegen naar de Europese
component, zeg ik: daar is uiteindelijk misschien wel dé oplossing te
vinden, maar in deze initiatiefnota zoeken wij naar laaghangend
fruit.
Voorzitter. Ik ga de beantwoording, helemaal zoals je dat hip hoort te
doen, in blokjes of thema's doen. Ik heb het thema initiatiefnota, over
vragen die echt raken aan de voorstellen die wij hebben gedaan. Ik heb
nog heel veel overige vragen. We houden het dus wel redelijk
overzichtelijk vandaag. Ik weet niet of dit de beste methode is. Ik weet
dat de minister ook nog steeds een beetje zoekt naar de beste methode om
te antwoorden. Als het helemaal in de soep loopt vandaag, dan is dit 'm
in ieder geval niet.
Voorzitter. Ik ga gewoon de voorstellen af. Ons eerste voorstel gaat
over onderzoek doen naar regionale verschillen en ontpillen. De PVV
vraagt hierbij of wij het ermee eens zijn dat het altijd in overleg moet
gaan tussen patiënt en voorschrijver. Ja, daar zijn wij het helemaal mee
eens. Apothekers zijn er in de basis niet voor om zo veel mogelijk
pillen voor te schrijven. Apothekers zijn ervoor om te zorgen dat mensen
op een goede manier hun medicijnen gebruiken en hun gezondheid voorop
hebben staan. Natuurlijk moet er dan altijd overleg zijn tussen in dit
geval de zorgverlener en de patiënt met de zorgvraag. Dat zal in sommige
gevallen helemaal niet tot ontpillen leiden. Natuurlijk ben ik het eens
met de heer Claassen als hij vraagt of dat altijd in overleg moet.
De PVV heeft mij ook gevraagd of een andere bekostiging van apotheken
bij de zorgverzekeraar zou moeten liggen. Dat kunt u aan mij vragen. Ik
vind dat op zich een interessante gedachte. De minister kan hier echt
een regiefunctie of aanjaagfunctie vervullen — volgens mij gaat ze dat
ook doen — door bijvoorbeeld met stakeholders in gesprek te gaan en
duidelijke richtlijnen met hen te kunnen afspreken. Ik vind het een zeer
interessante gedachte, maar het was geen onderdeel van deze
initiatiefnota.
Voorzitter. Zo snel gaan we alweer; dat was alweer het eerste
voorstel.
De voorzitter:
Heel goed. U heeft gelijk een vraag van mevrouw Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Toch nog een vraagje over dat ontpillen. Vanuit het veld kreeg ik de
opmerking dat dat al 30 jaar als de oplossing wordt gepresenteerd. Toch
lukt het niet om daar beweging in te krijgen. Wat is nou het specifieke
voorstel in deze initiatiefnota of wat zou er volgens de heer Krul
moeten gebeuren om dit toch echt te bereiken?
De heer Krul (CDA):
Daar is weer niet maar één antwoord op. Een antwoord ligt natuurlijk in
de bekostigingsmogelijkheden. Mevrouw Van Dijk gaf in haar inbreng aan
dat er bijvoorbeeld een gemeente is — in dit geval was dat Asten — waar
huisartsen en apotheken samen optrekken om tot minder medicijngebruik te
komen, wat dan lukt, en dat zij vervolgens weer worden gekort. Zo zie je
dat er in het systeem, met name rond de bekostiging, wat ons betreft nog
onvoldoende incentive is om dat ontpillen ook daadwerkelijk aan te
jagen. Het wordt in ieder geval onvoldoende beloond. Wij hebben het
voorstel gedaan om in overleg met apothekers te treden voor nieuwe
bekostigingsmogelijkheden of om dat in ieder geval te onderzoeken, met
als doel medicatie te minderen; om stoppen met medicatie gaat het
natuurlijk niet. Dat voorstel hebben wij gedaan. In die zin zit er geen
voorstel in de initiatiefnota dat een nieuw bekostigingssysteem
uitdenkt. Dat pretendeer ik niet, maar daar zit, denk ik, wel een deel
van de oplossing.
Oké. Dan zijn we nu het tweede voorstel. We hebben het voorstel gedaan
om de prijsstelling van generieke geneesmiddelen te onderzoeken. De PVV
vraagt: hebben we dat niet al genoeg gedaan? Voor een deel klopt dat. Ik
ben ook heel dankbaar voor het onderzoek dat de minister gedaan heeft op
dit vlak. Die heeft dit weer heel goed uitgezocht. Ik citeer even uit de
reactie van de minister: "Op basis van de resultaten van de analyse kan
niet worden geconcludeerd dat de Nederlandse prijs van geneesmiddelen
altijd druk gaf op de beschikbaarheid van geneesmiddelen waarvoor tussen
2018 en 2023 tekortenbesluiten zijn afgegeven." Met andere woorden, op
basis van het onderzoek kan niet geconcludeerd worden dat het ook echt
invloed had op de geneesmiddelentekorten. Tegelijkertijd stelt de
minister dat het ook niet uitgesloten is dat het wél zo was. Dat is
meteen het onbevredigende. Dan zou ik nu kunnen zeggen: zie je wel, dan
is er meer onderzoek nodig. Tegelijkertijd is het dus op dit moment
simpelweg niet mogelijk om conclusies te verbinden aan de onderzoeken
naar omringende landen. Dat is onbevredigend, maar daarmee is het wel
gedaan, zou ik willen zeggen. Met Duitsland konden we helemaal niet
vergelijken. We zien nog steeds dat Nederland op sommige plekken een
hele lage prijsstelling heeft, maar in die zin is er voldoende onderzoek
gedaan. Als dat de conclusie is, is dat de conclusie.
Ik pak bij voorstel 2 ...
De voorzitter:
Eerst nog even een vraag van mevrouw Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ja, even aanvullend. Er is natuurlijk veel meer wat de markt
aantrekkelijk maakt dan de prijs. Is er volgens de heer Krul nou genoeg
informatie over andere aspecten van de Nederlandse markt die het
onaantrekkelijk maken om medicijnen specifiek hier op de markt te
houden? Ik denk daarbij ook even aan parallellen. Voedselprijzen liggen
in Nederland hoger dan in Duitsland en in Frankrijk. Daar liggen ook
complexe oorzaken aan ten grondslag. Is het dus misschien interessant om
te kijken hoe zo'n markt werkt ten opzichte van die van andere Europese
lidstaten, om te kijken naar andere aspecten dan alleen prijs?
De heer Krul (CDA):
Ja, dat denk ik wel. Je zou natuurlijk ook kunnen kijken naar het
preferentiebeleid dat wij hier hanteren. Daar kom ik zo nog even op
terug; daar kom ik zelfs uitgebreid op terug. Dat kan invloed hebben op
de vraag of een fabrikant zich wel of niet zal vestigen in een land. Zo
zijn er meer oorzaken die hier invloed op kunnen hebben. Tegelijkertijd
wordt gesteld dat het als je sec kijkt naar de prijsstelling van
generieke geneesmiddelen — op dat punt hebben wij gevraagd om een
onderzoek — niet mogelijk is om conclusies te trekken ten opzichte van
omringende landen. Dat is onbevredigend. Ik vind het best een
interessante gedachte om daar factoren aan toe te voegen. Ik ben
benieuwd of er dan wel conclusies mogelijk zijn. Dat was geen onderdeel
van onze vraag, maar het staat u natuurlijk vrij om die vraag eens bij
de minister neer te leggen. Ik ben best benieuwd wat daar dan uit
komt.
Voorzitter. Ik heb ook heel veel vragen gekregen over het
preferentiebeleid an sich. Die waren vaak gekoppeld aan voorstel 2. Dat
pak ik nu dus ook even mee. De PVV vraagt: moeten we het
preferentiebeleid niet aanpassen naar twee of drie preferente middelen?
De PVV verwijst daarmee naar de motie van Claassen, Agema en Dijk, die
dat aan de Kamer vroeg. Mijn fractie heeft daar destijds niet voor
gestemd, zeg ik er maar even bij. Tijdens dat debat kozen wij voor een
motie van iemand anders die hier aanwezig is, de heer Bushoff. Die
verzocht de regering om te bewerkstelligen dat het preferentiebeleid bij
een dreigend tekort eerder dan nu wordt verruimd, opgeschort of
aangepast. Ik zou daar wel wat over willen zeggen. Het niet beschikbaar
zijn van geneesmiddelen is niet altijd direct een gevolg van het
preferentiebeleid. Een tekort aan grondstoffen leidt tot een tekort aan
geneesmiddelen, ongeacht het aantal fabrikanten en leveranciers dat
actief is op nationaal of mondiaal vlak. Tegelijkertijd is het wel zo
dat het preferentiebeleid mogelijke fabrikanten op z'n zachtst gezegd
niet aanmoedigt om zich nationaal te vestigen. Als je als fabrikant niet
de zekerheid hebt dat je ook een afzetmarkt hebt, heb je weinig reden om
je hier te vestigen. Dan zou het ook zo kunnen zijn dat enkel bij een
dreigendetekortenbesluit een afzetmarkt hebben voor een fabrikant nog
steeds onvoldoende is om zich hier te vestigen. Daarmee zou je ook
kunnen stellen dat als er wel meerdere fabrikanten actief zijn in een
land, omdat er bijvoorbeeld twee of drie preferente aanbieders zijn, je
ook altijd een vorm van strategische voorraad zou hebben van een fabriek
die nou eenmaal doordraait. Dat is dan de aanname. In die zin is het
voorstel van de heer Claassen zeker geen taboe voor mij. Ik sluit niet
uit dat we de volgende keer tot een andere afweging komen. Maar wij
hebben er nu voor gekozen om te kijken naar de
dreigendetekortenbesluiten. Tot zover die vraag.
De VVD heeft gevraagd hoe wij kijken naar diezelfde motie. Die vraag heb
ik nu beantwoord.
Hoe kijkt de initiatiefnemer naar het voorstel om het preferentiebeleid
uit te sluiten voor kinderen? Daar staan wij positief tegenover. Op dit
moment is er geen uitzonderingsgrond voor kinderen. Dit gaat wel met
enige haken en ogen gepaard, want ga je dan spreken van een uitzondering
voor kinderen op het preferentiebeleid of een uitzondering voor de
toedieningsvormen voor kinderen? Amoxicilline is eigenlijk het beste
voorbeeld. Amoxicilline wordt gebruikt door volwassenen en kinderen.
Tegelijkertijd is een bepaalde toedieningsvorm alleen geschikt voor
kinderen en kunnen volwassenen allebei de toedieningsvormen gebruiken.
Daar komt dan nog bij dat er bijvoorbeeld ook volwassenen zijn met
slikproblemen, die dan wel weer de pufjesvorm nodig hebben. Het is dus
best ingewikkeld. Het treffendste voorbeeld van een kind met een
zorgvraag dat niet geholpen kan worden, is wel het meest schrijnend voor
heel veel mensen. Wij zouden het dus heel interessant vinden om te
kijken naar het van het preferentiebeleid uitsluiten van
toedieningsvormen voor kinderen. Tegelijkertijd is dat iets wat echt aan
de minister gevraagd moet worden. Ik ben benieuwd hoe zij daarnaar
kijkt.
Voorzitter. De VVD en NSC vragen hoe wij kijken naar de maatregelen van
zorgverzekeraars ten aanzien van het preferentiebeleid. Daarmee wordt
gerefereerd aan het bericht van vorige week waarin zorgverzekeraars
hebben aangegeven enkele acties te ondernemen met betrekking tot het
preferentiebeleid. Zo pleiten zij voor een onafhankelijk meldpunt en
laten zij het preferentiebeleid los bij een dreigend tekort. Dat is nu
al praktijk, overigens. Dat roept meteen wel wat vragen bij ons op, want
het boetebeleid zorgt er nu voor dat er een veelvoud aan meldingen is.
In hoeverre is het doen van meldingen bij een dreigend tekort en het dan
loslaten van het preferentiebeleid ook echt representatief? Dat is een
vraag die wij daar ook bij hebben. Tevens kondigen zij aan onderzoek te
gaan doen naar wat het preferentiebeleid betekent voor tekorten. Dat
juichen wij toe. Ook zijn zij bereid of gaan zij onderzoeken of het
meefinancieren van twee weken veiligheidsvoorraad met voorschotten een
positieve impact heeft op het beschikbaar zijn van generieke
geneesmiddelen. Dat kunnen wij alleen maar toejuichen.
Ik hoor dat de vraag is of ze het gaan onderzoeken of doen. Ik laat mij
graag corrigeren door de Kamer, voorzitter. Ze gaan het dóén.
De voorzitter:
Toch nog een verduidelijkende vraag daarover van mevrouw
Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
De KNMP reageert hier ook op en vraagt: gaat nog een onafhankelijk
meldpunt nou echt iets helpen? Er wordt wel erg veel onderzoek gedaan.
De vraag is: moet er niet op een gegeven moment iets meer druk op de
ketel? Moeten we niet tegen de zorgverzekeraars zeggen: "Heel erg leuk,
dat onderzoek. Er ligt nu een KPMG-rapport van december vorig jaar. Het
Guptarapport ligt er. Zullen we gewoon eens aan de slag gaan?"
De heer Krul (CDA):
Ja, en dat raakt ook aan de volgende vraag die mevrouw Hertzberger had:
waar ligt nou de verantwoordelijkheid? Iedereen kan zeggen dat het een
gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Dat is het ook, maar uiteindelijk
is er één partij met een zorgplicht en dat is de zorgverzekeraar. In die
zin ben ik het met mevrouw Hertzberger eens als ze zegt: zij moeten
voldoen aan hun zorgplicht en dat kunnen ze niet alleen maar doen door
onderzoeken uit te voeren. Je kunt discussiëren over nog een onderzoek
en weer een meldpunt. Het aanleggen van zo'n veiligheidsvoorraad is wel
een positieve ontwikkeling, denk ik, maar we zijn het zeker eens met de
fractie van NSC, die stelt dat degene met de zorgplicht uiteindelijk ook
de verantwoordelijkheid moet nemen, of in ieder geval de eerste stap
moet zetten. Wij zien dat wel zo in de brief die vorige week gestuurd
is. Er liggen ook meerdere moties op dit vlak. Ik kijk ook even naar de
heer Claassen, die hier vaak tegen geageerd heeft. De minister gaat aan
de slag met die moties. Hopelijk leiden die tot positieve
resultaten.
Dat brengt mij alweer tot het einde van voorstel 2, voorzitter. Dan ga
ik nu over naar voorstel 3. Dat gaat over het magistraal bereiden. Daar
zijn heel veel vragen over gesteld. Wij stellen voor om dat
aantrekkelijker te maken.
Voorzitter. Het CDA en ook de VVD hebben gevraagd wat wij vinden van de
reactie van de minister op ons voorstel om magistraal bereiden
aantrekkelijker te maken. GroenLinks-PvdA en NSC vroegen naar de
juridische beantwoording. Daar kom ik zo nog op terug. We zijn heel blij
dat de minister heeft aangegeven het een en ander wettelijk te gaan
verankeren. Met name het collegiaal doorleveren kan echt bijdragen aan
het beschikbaar zijn van geneesmiddelen. Tegelijkertijd heeft de
minister ook aangegeven dat ze bereid is om dat op Europees niveau aan
te jagen. Daar kom ik later nog op terug, maar dat juichen wij ook toe.
Heel veel van het antwoord in deze complexe opgave ligt op Europees
niveau. Die twee zaken, het verankeren van het collegiaal doorleveren en
het aanjagen van Europees beleid hierop, vinden wij dus heel positief,
maar we hebben ook wat vragen en we hebben ook wat suggesties, zou ik
willen zeggen.
Er is een knelpuntenlijst met betrekking tot magistraal bereiden, waarin
veldpartijen hebben aangegeven wat voor hen knelpunten zijn. De minister
geeft aan dat ze met die knelpuntenlijst aan de slag gaat en dat ze gaat
bezien welke concrete maatregelen ze aan de hand van die knelpuntenlijst
kan nemen. Daar hebben wij als indieners wel wat ideeën bij, want wij
zijn heel benieuwd aan welke belemmeringen dan nu specifiek gewerkt
wordt. Ten eerste is een houdbaarheidsonderzoek heel interessant. Een
houdbaarheidsonderzoek is tijdrovend voor een apotheker. Het zou heel
goed kunnen zijn dat wanneer een risicoanalyse gedaan wordt waarbij
gekeken wordt of het geneesmiddel waarbij het houdbaarheidsonderzoek nog
loopt, al wel kan worden uitgeleverd, we het op die manier toch iets
makkelijker kunnen maken voor apothekers die nu al magistraal bereiden.
Het zou ook heel erg helpen wanneer de farmaceutische industrie bij een
tekort bereid is gegevens te delen met apothekers die aan bereiding
doen. Dat gebeurt op dit moment onvoldoende. Als laatste zien wij voor
een van de knelpunten een mogelijke oplossing in het bouwen van
productdossiers. Productdossiers van essentiële geneesmiddelen bevatten
de benodigde gegevens waarmee een bereidende apotheek direct aan de slag
kan gaan. Er wordt nu door heel veel verschillende partijen gewerkt aan
een lijst met essentiële geneesmiddelen. Van de geneesmiddelen met de
hoogste prioriteit zou dan een dossier gemaakt kunnen worden. Dat zouden
we eigenlijk centraal moeten regelen, bijvoorbeeld via de NVZA. Wij zijn
heel benieuwd hoe de minister aankijkt tegen deze concrete ideeën die
wij hebben. Tegelijkertijd geeft zij aan dat zij aan de slag wil gaan
met die lijst. Daar zijn wij heel benieuwd naar.
Een vraag die wij hebben gekregen van NSC over magistraal bereiden is
wat wij nog meer kunnen doen. Op welke wijze kunnen wij eigen bereidende
apothekers nog beter positioneren om daadwerkelijk de Nederlandse
patiënten te beschermen tegen de obscene prijsstelling van sommige
farmaceuten, dus niet alleen in de strijd tegen tekorten? De
initiatiefnota gaat met name over generieke geneesmiddelen en de strijd
tegen tekorten. Een mooi voorbeeld daarvan is — ik moet het goed
uitspreken — desmopressine neusspray, een middel dat wordt gebruikt bij
stollingsstoornissen et cetera. Daar zit geen patent meer op en mag dus
generiek gemaakt worden. Maar er zit zo'n klein volume op dit
geneesmiddel dat fabrikanten het nooit zullen maken, omdat er gewoon te
weinig afzetmarkt voor is. Het is echter makkelijk magistraal te
bereiden. Daar zie je gelijk ook de meerwaarde van magistraal bereiden
bij dit soort generieke geneesmiddelen waar geen patent meer op ligt en
waarvan fabrikanten zeggen onvoldoende aanleiding te zien om het echt te
bereiden, maar de apotheker zegt: dat kunnen wij wél doen. Een ander
voorbeeld is dat tijdens corona veel apothekers pijnstilling magistraal
hebben bereid. Dat heeft direct invloed gehad op de beschikbaarheid van
acute zorg, ook in ziekenhuizen. Zo zie je dat magistraal bereiden
ongelofelijk veel voordelen met zich mee kan brengen. Tegelijkertijd
zitten er ook heel veel juridische haken en ogen aan. Wij zijn
nieuwsgierig naar de verdere uitwerking van de minister als zij zegt
daarmee aan de slag te gaan.
Dan nog heel specifiek de reactie op de juridische lezing. Dat is voor
ons een ingewikkelde vraag. Wij horen nog steeds dat België op basis van
dezelfde Europese richtlijn meer doet dan wij in Nederland doen. Het is
toch opvallend dat wij denken minder te kunnen doen dan onze buren als
we dezelfde Europese richtlijn volgen. Op dit punt kan ik niet anders
zeggen dan dat wij ook benieuwd zijn hoe dit precies zit. Wij hebben de
beantwoording gelezen, maar hebben daar het antwoord nog niet op
gekregen. Maar goed, een deel van die antwoorden kan wellicht in de
Europese wetgeving die deze minister wil najagen.
Daar laat ik het bij met betrekking tot voorstel 3. Ik neem even een
slokje water. Als Kamerlid heb je dat dus nooit, dat je op een gegeven
moment móét drinken tijdens een debat.
Voorzitter. Dan voorstel 4: stel meer eisen aan dure geneesmiddelen
zoals een uitgiftekluis, biomarkers en praktijkonderzoek. De PVV heeft
gevraagd om het woord "eisen" mogelijk te vervangen door het woord
"aandringen". Hoe kijken wij daarnaar? Is transparantie en samenwerking
niet beter dan het neerleggen van eisen? Hiervoor geldt echt dat een
Europese aanpak de oplossing is, omdat je alleen daarmee de
schaalgrootte hebt om juist voor zeldzame ziektes effectief te kunnen
zijn in de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve geneesmiddelen. We weten
gewoon dat het met samenwerking en transparantie alleen tot nu toe
onvoldoende is gelukt om hier echt tot afspraken te komen.
Tegelijkertijd is het wel zo — dat ben ik, denk ik, met de PVV eens; ik
kom er in mijn laatste voorstel ook op terug — dat op het moment dat een
geneesmiddel bewezen effectief is postsluis, het ook altijd zo moet zijn
dat het beschikbaar moet zijn. Dan kan het niet zo zijn dat bijvoorbeeld
prijs invloed kan hebben op het wel of niet kunnen toedienen van een
duur geneesmiddel. In die zin kunnen we elkaar daar de hand
schudden.
De VVD heeft gevraagd of we niet iets breder naar dit voorstel en de
heruitgifte van geneesmiddelen moeten kijken, zoals eerder in een
voorstel gedaan door de VVD aangaande een nationale apothekerskast.
Moeten we daar niet naar kijken? Daar zijn we het roerend mee eens. Het
is heel belangrijk dat we de verspilling van dure geneesmiddelen
tegengaan. De motie daarover is niet voor niets met algemene stemmen
aangenomen, zou ik willen zeggen.
Voorzitter. Met betrekking tot voorstel 4 heb ik verder geen vragen meer
liggen. Dan ga ik naar alweer het een-na-laatste … Een vraag?
De voorzitter:
Ik keek vol verwachting naar de zijde van de Kamer en er kwam toch nog
een vraag op bij de heer Claassen van de PVV-fractie.
De heer Claassen (PVV):
Ik had nog de vraag aan de indiener gesteld of hij het ermee eens is dat
afstemming aan de voorkant en transparantie over hoe zo'n proces
eruitziet voor alle partijen helder zouden moeten zijn. Nu is het
namelijk vaak maar gissen voor de diverse partijen wat het proces is.
Het is onze overtuiging dat dergelijke afstemming en transparantie
kunnen bijdragen aan het versnellen van de sluis- en de
postsluisperiode. Bent u het eens met deze zienswijze?
De heer Krul (CDA):
Ja, daar ben ik het mee eens. Veel partijen geven aan dat de vormgeving
van het huidige pakket als het gaat om de instroom van geneesmiddelen
onvoldoende inzichtelijk is. En dan heb ik het nog niet eens gehad over
de sturingsmogelijkheden voor de uitstroom. Ik ben het eens met de heer
Claassen dat meer transparantie kan bijdragen aan een verhoging van het
aantal beschikbare geneesmiddelen, indien het ook echt lukt om afspraken
te maken. Dat is, zoals ik al zei, in heel veel gevallen toch
lastig.
Voorzitter. Ik ga over naar voorstel 5. Wij stellen voor om onderzoek te
doen naar de kosteneffectiviteit van het invoeren van farmacogenetische
profielen. De bijdrage van mevrouw Hertzberger was heel interessant,
inhoudelijk en technisch. Vanuit mijn kant zal het wat minder lang
duren. De inzichten uit de farmacogenetica kunnen voor lagere
medicijnkosten zorgen. Dat kan. Dat is ook altijd de gedachte geweest.
Met een test kunnen immers de activiteiten van enzymen worden bepaald
die een invloed hebben op de werking van geneesmiddelen. Dit voorstel
wordt al jarenlang, ook in het beleid hier, besproken als mogelijke
toevoeging, maar ik zeg er meteen bij dat de vorige minister, minister
Kuipers, al stelde dat er op dit moment onvoldoende wetenschappelijk
bewijs is om te zeggen dat het daadwerkelijk de effectiviteit en de
kosteneffectiviteit van de zorg verbetert.
In die zin zou het op dit moment mogelijk te vroeg zijn om echt over te
gaan op farmacogenetische profielen. Minister Kuipers heeft destijds wel
gezegd dat er nog heel veel mogelijk betekenisvolle studies aan komen.
Wij hopen dat de portefeuille zich steeds verder vult, omdat wij denken
dat het bij relatief dure geneesmiddelen echt kan helpen om van tevoren
te weten of een geneesmiddel wel of niet aanslaat. Maar ik ben het eens
met mevrouw Hertzberger dat big data niet altijd de oplossing is. Zij
noemde ook het voorbeeld van minderheden. We hebben helaas niet het
voorbeeld gehoord over poeptransplantaties, alhoewel ik die nu toch even
benoem. Natuurlijk moet daar meer wetenschappelijk onderzoek naar zijn.
Ik ben benieuwd wat de laatste stand van zaken is. Dat vraag ik indirect
ook aan de minister.
De voorzitter:
Het kon bijna niet onbenoemd blijven. Dit leidt natuurlijk automatisch
tot een vraag van mevrouw Hertzberger of een opmerking of suggestie die
zij ons graag nog wilde meegeven.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ik realiseerde me achteraf dat ik beloofd had om iets over poep te gaan
zeggen, dus dan moet ik dat ook doen. Het gaat om de checkpoint
inhibitors, de nieuwe immunotherapie voor kanker. Die is heel
beloftevol. Het gaat heel goed, maar je houdt een groep non-responders.
Een aantal studies laten zien dat FMT, fecal matter transplantation, een
poeptransplantatie, ervoor kan zorgen dat die mensen er wel op gaan
reageren en wel voordelen kunnen hebben van die checkpoint inhibitors.
Het microbioom speelt dus ook een belangrijke rol. Als we steeds maar
uitbreiden en steeds meer factoren meenemen, dan lijkt het soms een
beetje een gebed zonder eind te worden. Ik ben altijd een beetje
voorzichtig met dit soort spannende innovaties, omdat ze zelden
opleveren wat de beloftes zijn.
De heer Krul (CDA):
Je zou de farmacogenetica kunnen toepassen op aspecten waarbij de
hoogrisicogroepen uitgesloten zijn. Je kan bijvoorbeeld denken aan meer
generieke ziektes, die vaker voorkomen et cetera. Dan zou je een
inschatting moeten kunnen maken. Maar nogmaals, het is een nieuw gebied.
Wij zeggen bewust: doe meer onderzoek met het zorgveld en zorg voor een
wetenschappelijke onderbouwing. Wij zijn heel benieuwd naar de
veelbelovende onderzoeken die destijds zijn aangekondigd. Als blijkt dat
het niet kosteneffectief is, dan moet je het ook niet doen. Dat moge
duidelijk zijn. Ik denk dat we het daarover redelijk eens zijn. Ik
vermoed dat dit weer tot een vervolgvraag leidt.
De voorzitter:
Nee, maar wel tot een andere vraag van mevrouw Van Dijk of wellicht tot
eenzelfde vraag over dit onderwerp.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nee, ik had daar geen vraag over. Het ging wel over dit onderwerp, maar
meer over een ander deel. Er wordt heel veel gesproken over
kostenefficiëntie. Stel je nou voor dat we door betere afstemming van
medicijntoediening veel betere gezondheidsresultaten behalen. Dan
krijgen mensen niet onnodig veel medicijnen of juist iets meer, omdat ze
daar veel beter op reageren. Zou dat niet ook gewoon een heel belangrijk
onderdeel moeten zijn?
De heer Krul (CDA):
Ja. Dat is ook zeker een van de redenen waarom farmacogenetica een
vlucht genomen heeft, omdat het gewoon zonde is om mensen een medicijn
toe te dienen dat totaal niet effectief is voor hun DNA-profiel. Dat is
zonde als je het hebt over kosten, maar het is ook gewoon zonde van de
zorg, want het werkt dus niet. Er zijn veelbelovende resultaten geweest
op het gebied van farmacogenetica. Tegelijkertijd zijn die er nog
onvoldoende om te zeggen dat je het generiek kan implementeren. Dus het
kan ontzettend veel opleveren, ook als het gaat om het onnodig leveren
van zorg aan mensen die eigenlijk op een andere zorg kunnen overstappen.
Denk bijvoorbeeld aan psychiatrische aandoeningen, depressiviteit en
psychoses. Daarbij kun je echt stellen dat bij bepaalde DNA-profielen
bepaalde middelen wel en niet aanslaan. Daar kan het gewoon een
oplossing voor zijn. Maar daar is het nu nog te vroeg voor.
Voorzitter. Dan ga ik naar het laatste voorstel, voorstel 6: maak
afspraken zodat prijs geen factor meer is voor de toegankelijkheid van
medicatie die de sluisprocedure heeft voldaan. Er zijn geen vragen
gesteld over dit voorstel, maar ik ga er toch iets over zeggen. Er zijn
ook geen vragen gesteld omdat iedereen het hier vaak over eens is,
vermoed ik. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat als een geneesmiddel
hier door de sluis gekomen is, goedgekeurd is en in het pakket
terechtgekomen is, dan op de ziekenhuisvloer wordt gezegd dat ze het om
budgettaire redenen toch niet gaan gebruiken. Dat is wat er nu wel vaak
gebeurt. Wij vinden echt dat daar ook een rol ligt voor deze minister en
de overheid. Op deze manier gaat er gewoon zorg verloren. We hopen dat
er met dit voorstel afspraken kunnen komen, want hier gaat iets
mis.
Goed, voorzitter. Dan heb ik toch nog iets gezegd over voorstel 6. Ik
heb alleen nog een paar overige vragen.
De VVD en GroenLinks-PvdA hebben gevraagd naar de Europese dimensie bij
de aanpak van geneesmiddelentekorten. Dat is een terechte vraag. Deze
nota gaat met name over wat wij "laaghangend fruit in Nederland" noemen.
Uiteindelijk pleit dit onderwerp voor een grote, internationale aanpak.
Daarbij moet je zelfs denken aan industriebeleid dat ook opgaat voor de
medicijnenmarkt. Wij zien ook echt wel een aantal punten in het belang
van een Europese aanpak. We moeten er als Europa voor strijden dat we
meer zelfvoorzienend zijn op het gebied van grondstoffen en productie.
Dat probeert Europa al wel, bijvoorbeeld met de Critical Raw Materials
Act. Wij vinden dat je met zo'n act moet doorkijken naar grondstoffen
voor medicijnen. We hebben als Nederland wel een nationale
grondstoffenstrategie, maar daarin zijn grondstoffen voor medicijnen
niet opgenomen, in ieder geval niet onder de definitieve van kritieke
grondstoffen. Dat is eigenlijk zonde, want het is wel degelijk kritiek.
Een goede Europese aanpak kan hierbij helpen.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ik heb een vraag voor collega Krul. We zien ook dat er nieuwe
regelgeving komt met betrekking tot waterkwaliteit. De
verantwoordelijkheid komt ook bij medicijnproducenten te liggen. Naar
schatting gaat dat 260 miljoen per jaar aan extra kosten voor hen
opleveren. Ziet mijn collega daar risico's in? Heeft hij dat ook gezien?
Dat komt ook voort uit Europese regelgeving. De vraag is hoe dat zijn
initiatiefnota gaat beïnvloeden.
De heer Krul (CDA):
Dat nieuws hebben wij ook gelezen. Over wat dat specifiek betekent voor
de initiatiefnota, moet ik even nadenken, als dat oké is. Ik heb nog een
tweede termijn. Maar wij zien hierin wel een grote rol voor fabrikanten.
Ik kom daar graag nog even op terug in de tweede termijn, als dat goed
is.
Voorzitter. Dan heb ik nog een paar vragen te beantwoorden. De VVD heeft
mij gevraagd of we een uniek Nederlands probleem hebben. Nee, dat hebben
we niet. Maar dan kom je wel weer in de kip-eidiscussie terecht rondom
ons tweede voorstel. De aanname is dat producenten bij een te lage prijs
in Nederland liever voor een ander land kiezen. Dat is een van de
redenen die specifiek dat tekort veroorzaken. Tegelijkertijd kunnen we
niet uitsluiten dat dat niet waar is; dat zeg ik maar even heel flauw.
Dat was de reactie van de minister. Maar in algemene zin is het
natuurlijk niet een uniek probleem van Nederland. Dat moge duidelijk
zijn.
De VVD heeft mij ook gevraagd of ik het als indiener een goed idee vind
om waarschuwende signalen vanuit het RIVM eerder richting de fabrikanten
te sturen als het gaat over infectieziektes. Dat vind ik een heel goed
plan.
Dat was het van mijn kant, voorzitter.
De voorzitter:
Zijn er nog vragen van de zijde van de Kamer? Heldere beantwoording? Ik
vond het ook een bijzonder heldere beantwoording, alsof u er geoefend in
bent, meneer Krul. Het was volgens mij heel helder en ook bondig. Heel
fijn! Dan gaan we nu over naar de zijde van de minister in haar rol als
adviseur van de Kamer.
Minister Agema:
Dank u wel, voorzitter. Er is een grote hoeveelheid vragen gesteld,
waardoor je je kunt afvragen of er wel sprake is van een adviserende
rol. Maar ik ga mijn best doen. Allereerst, meneer Krul, proficiat. Dit
staat u wel. Ik vind de combinatie tussen mevrouw Van den Berg en u
mooi. De ongekende energie die mevrouw Van den Berg altijd had, hoor ik
ook bij u. Dat vind ik mooi om te zien. We hebben het ook ergens over:
de beschikbaarheid van medicijnen. Dat gaat niet goed. Dat is op zich
heel erg jammer in een tijd waarin er steeds meer mogelijk is. Er zijn
steeds meer levensveranderende en levensreddende medicijnen op de markt.
Eigenlijk zouden we dus heel erg blij moeten zijn met de tijd waarin we
leven en met wat er allemaal mogelijk is. Maar toch blijft de
beschikbaarheid van medicijnen een punt van zorg.
Wat is er de afgelopen tijd allemaal in werking gesteld? Die vraag is
niet gesteld, maar ik denk dat het goed is om daar toch wat over te
vertellen. We zijn het Meldpunt geneesmiddelentekorten, het Landelijk
Coördinatiecentrum Geneesmiddelen en het operationeel team
geneesmiddelentekorten aan het voortzetten en intensiveren. We leggen
veiligheidsvoorraden aan bij groothandels. Die verhogen we met één maand
extra, onder andere voor salbutamol aerosolen en de kritieke
antibiotica. VWS continueert de regie op de gesprekken tussen de
leveranciers en de zorgverzekeraars om het preferentiebeleid te
verbeteren zodat het minder effect heeft op de tekorten. VWS start de
regie op de gesprekken met alle inkopende partijen, apothekers,
ziekenhuizen, groothandels en zorgverzekeraars om het inkoopbeleid in de
hele keten te verbeteren. Groothandels en zorgverzekeraars zijn in
gesprek over goede afspraken over de distributievergoeding. We werken
met het veld aan verbetering van de farmaceutische zorg, onder andere
zodat mensen niet meer geneesmiddelen gebruiken dan nodig is, het
ontpillen. We bekijken met huisartsen en apothekers hoe zij met elkaar
goed kunnen regelen welke vervangende medicatie mensen krijgen als er
een beschikbaarheidsprobleem is. We kijken ook of we daarvoor
regelgeving moeten aanpassen.
In opdracht van VWS wordt door het Landelijk Coördinatiecentrum
Geneesmiddelen, het LCG, samen met zorgprofessionals een nationale lijst
opgesteld met de kritieke geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen die
belangrijk zijn voor de Nederlandse markt. Deze lijst wordt zeer
binnenkort door mij in ontvangst genomen. De lijst zal helpen bij het
bepalen van onze inzet en koers. Daarnaast nemen we deel aan de Critical
Medicines Alliance. Om het Nederlandse belang binnen de CMA te borgen
stellen de overheidsinstanties en industrie aanbevelingen op, onder meer
om productie binnen de EU te versterken. Deze aanbevelingen zijn input
voor de aangekondigde Critical Medicines Act. Er wordt ook nog onderzoek
gedaan naar de aanpassing van de wetgeving voor maximale prijzen van
geneesmiddelen of de vergoeding van geneesmiddelen.
Ondanks al deze acties moeten we toch constateren dat het probleem niet
kleiner is geworden. Dat vind ik bijzonder zorgelijk. Daarom kom ik nu
in ieder geval tot de vragen zoals die door de individuele leden zijn
gesteld.
De vraag van de Kamerleden Hertzberger en Claassen over twee of drie
preferente middelen. Ik kan me herinneren dat een Kamerlid met dezelfde
achternaam als ik daar ook weleens over begonnen is. Het mooie is dat
dat is geprobeerd. De zorgverzekeraars hebben geëxperimenteerd met het
aanwijzen van meerdere middelen, maar ze zijn ermee gestopt omdat het
voor veel onzekerheid zorgde. Leveranciers wisten niet meer hoeveel ze
moesten afleveren. Bij de ene leverancier bleef er te veel op de plank
liggen. De ander had juist een veel grotere vraag dan verwacht. Dit kwam
onder andere doordat partijen in de ketens, de groothandels en de
apotheken, zelf een voorkeursmiddel kozen. Zorgverzekeraars hebben
daarom nu voor een andere manier van spreiding gekozen, die wél werkt.
Die noemen ze "dakpansgewijs aanbesteden". Door om en om in te kopen en
daarbij te kijken naar wat de andere zorgverzekeraars gedaan hebben,
kunnen ze voorkomen dat alle zorgverzekeraars hetzelfde product
aanwijzen. Zo zorgen ze voor spreiding.
Dan de vraag van het lid Tielen over het preferentiebeleid. Kan er een
overzicht komen van de verbeteropties? Zij noemde kortere
contracttermijnen, verplichte spreiding van tenderperiodes en meer
preferente aanbieders als opties. Ja, dat overzicht kan er zeker komen.
In de Kamerbrief Tijdpad verbetering preferentiebeleid geneesmiddelen
heeft de vorige minister uw Kamer toegezegd om u te informeren over
aanvullende mogelijkheden om het preferentiebeleid voor zorgverzekeraars
te verbeteren. Ik kom nog dit jaar met een uitwerking van de
verbeteropties die we aan het verkennen zijn. Het gaat dan om de
verbeteropties die vanuit het veld zijn ingebracht en de verbeteropties
die in juni bij de motie-Jansen/Claassen en de motie-Bushoff c.s. zijn
aangedragen door uw Kamer.
De voorzitter:
Daar heeft u nog een vraag over van mevrouw Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
We horen nu over het dakpansgewijs aanbesteden. In het KPMG-rapport werd
al gesproken over een pilot van Menzis. Voor ons is niet erg
inzichtelijk, zal ik maar even zeggen, wat nou de problemen zijn en wat
de oplossingen daarvoor zijn. Ik ben niet heel vaak in deze commissie
aanwezig, maar ik kijk even naar mijn collega's: horen we dit voor het
eerst? Dit is toch een groot maatschappelijk probleem. Hoe gaan de
zorgverzekeraars en de NZa hiermee nou aan de slag? Is het mogelijk
daarvan iets beter op de hoogte gehouden te worden?
Minister Agema:
Zeker. Daarop komen we terug in de brief die we aan het einde van het
jaar versturen, maar de oplossing is: niet allemaal tegelijkertijd in
januari hetzelfde middel willen hebben. Bij "dakpansgewijs" bestellen de
leveranciers na elkaar. En dat is dus wél een oplossing, gelukkig.
Mevrouw Tielen (VVD):
De minister spreekt over ideeën die door het veld worden aangedragen. Ik
vind het "het veld" sowieso altijd een beetje ingewikkeld, want meestal
zie ik dan een groen weiland voor me. Hierbij vind ik het wel relevant
om dat expliciet te maken, omdat zo veel belangen een rol spelen,
financiële belangen, maar ook andere belangen. Is de minister bereid om
in ieder geval een tipje van de sluier op te lichten en telkens in haar
brief aan te geven waar het vandaan komt? Dan kunnen wij een beetje
wegen of het algemeen belang gediend is of alleen een deelbelang.
Minister Agema:
Wat u zegt is natuurlijk de zorg van ons allemaal. Deze brief komt
sowieso al twee keer per jaar. Maar wat ik ook ga doen, is dat
veelkoppige monster visualiseren: waar zitten nou de problemen en wat
zijn nou precies onze acties in het systeem? We weten dat er heel veel
problemen zijn die allemaal weer ergens anders op ingrijpen. Ik zeg dus
toe het op die manier aan te pakken.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vraag van het lid Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Ik heb nog een vraag over dat dakpansgewijs inkopen. We zien dat er in
het huidige preferentiebeleid per verzekeraar een verschil kan zijn. In
mijn eerste termijn heb ik geprobeerd om het toe te lichten: de ene
verzekeraar heeft wel een voorraad, maar een andere niet, waardoor
iemand die bij de laatste verzekerd is, het middel niet krijgt. Een
tweede punt dat daarmee wellicht te maken heeft, is dat het binnen een
preferente levering voorkomt dat een geneesmiddel wel wordt vergoed als
het van een bepaalde hoeveelheid milligram is, maar niet als de
hoeveelheid milligram anders is. En daarop is er nog een variatie met
het aantal pillen dat een doosje bevat. Het preferentiebeleid gaat dus
eigenlijk vrij diep. Is dat dakpansgewijs inkopen daar dan ook een
oplossing voor?
Minister Agema:
Het gaat er in ieder geval om dat je niet allemaal tegelijkertijd
hetzelfde middel in dezelfde hoeveelheid opeist. Want dan ontstaan
tekorten. Als je dat vooral in de loop van de tijd na elkaar doet, wordt
de mogelijkheid voor variatie veel groter. Ik zal het dakpansgewijs
aanbesteden nader toelichten in de brief die aan het einde van het jaar
komt.
Is de minister het ermee eens dat het delen van meldingen van aanstaande
tekorten belangrijk is? Zeker. Het Meldpunt geneesmiddelentekorten werkt
aan het delen van meldingen van leveranciers over een
leveringsonderbreking. Met deze informatie kunnen partijen in de keten
anticiperen op de tekorten. Het is wel belangrijk dat dit niet leidt tot
het hamsteren van geneesmiddelen die al schaars zijn, want dat kan het
probleem verergeren.
Kan de minister toezeggen dat voor de winter ruimschoots voorraden van
antibiotica worden aangelegd? Ik heb goede hoop dat we deze winter de
ernstige tekorten aan antibiotica kunnen opvangen, maar ik kan dat nooit
garanderen. Afgelopen week hebben de voorgesorteerde groothandels de
subsidieaanvraag ingediend voor het aanleggen van de extra voorraad
antibiotica en salbutamol. Ik laat de aanvraag voortvarend behandelen,
zodat de groothandel nog voor de winter kan starten met het aanleggen
van een extra voorraad. Ik heb daar ook dekking voor gevonden. Het heel
ingewikkelde hieraan is dat het, ondanks dat VWS 109 miljard euro
toebedeeld heeft gekregen, toch heel erg lastig is om een dekking te
vinden als je tegenvallers hebt. Ik heb deze dekking gevonden. Van de
ondersteunende fracties heb ik de opdracht gekregen om van het bedrag
voor de subsidies geen 252 miljoen, maar 253 miljoen te maken. Nou ja,
ik zal nog meer uitdagingen tegenkomen. Ik hoop dat ik uiteindelijk
ergens ruimte vind voor deze medisch zeer noodzakelijk zorg, maar ik
vrees dat ik soms de Kamer boos zal moeten maken omdat ik dan ergens
anders op moet besparen. Maar dat is de opdracht die ik heb
meegekregen.
De voorzitter:
Eerst een vraag van mevrouw Hertzberger. Wellicht kan mevrouw Van Dijk
het voorzitterschap daarna nog even overnemen, want ik heb zelf ook nog
een vraag.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Die subsidie blijft ons toch verbazen. Het lijkt mij dat een groothandel
een private onderneming is in een gereguleerde markt. Die krijgt een
vergunning. In de Geneesmiddelenwet staat dat die vergunning
voorwaardelijk is aan het aanhouden van een voorraad. Nu moeten zij
extra geld ontvangen van VWS om aan hun wettelijke taak te voldoen. Dat
is toch een beetje de wereld op zijn kop? Hoe kan dat nou?
Minister Agema:
Dat kan omdat de groothandels een voorraad voor een tot twee weken aan
moeten houden, maar dat is niet voldoende.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ja, maar dat is hun wettelijke taak en daarvan is hun vergunning
afhankelijk. Het is een beetje gek dat daar belastinggeld naartoe moet,
zodat zij hun taak kunnen uitvoeren.
Minister Agema:
De taak is een voorraad voor een tot twee weken. Ik denk dat wij hier
allemaal willen dat deze spullen wel beschikbaar zijn, dat er extra
voorraden van antibiotica zijn. Ik zal daar dus iets tegenover moeten
stellen.
De voorzitter:
Een laatste vervolgvraag.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Daar komen we even niet uit. Het gaat nu over antibiotica en Salbutamol.
Maar daarvoor was het Propranolol, waren het de vervuilde statines en
was het misschien de anticonceptiepil. Is het geen goed idee om naar een
langere termijn te kijken en om bijvoorbeeld de List of Essential
Medicines van de Wereldgezondheidsraad aan te houden als het gaat om
voorraden?
Minister Agema:
Dat klinkt allemaal heel erg goed, maar dan zal ik van de ondersteunende
partijen wel fors meer budget moeten krijgen. Dat is namelijk de
consequentie. Ik ga nu in kaart brengen welke middelen wij heel
belangrijk vinden — u krijgt straks de lijst met kritieke middelen —
maar daar zal wat tegenover moeten staan. Dat zullen wij moeten dekken.
Dat is het punt. We kunnen overal van eisen dat er grote voorraden van
zijn, maar dit zijn commerciële bedrijven. Daar moet iets tegenover
staan en dat kost geld.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ik heb toch nog een laatste vraag.
De voorzitter:
Uw laatste vraag op dit punt.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ja, sorry. Mijn vraag is wat de opvatting van minister Agema is over de
wettelijke taak van de groothandels. Wat zijn ze wettelijk verplicht om
te doen en waar moeten ze extra geld voor hebben?
Minister Agema:
Ze zijn verplicht om een voorraad voor een tot twee weken aan te houden.
Voor Salbutamol heb ik gerekend met een maand extra voorraad. Dat kost
al 1 miljoen extra. We leven niet in een wereld van gratis geld, zeg ik
in de richting van mevrouw Hertzberger. Als het gaat om die lijst van
kritieke middelen, zal er dus boter bij de vis moeten komen.
Voorzitter: Inge van Dijk
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik had ook nog een korte vraag. Het is altijd even zoeken naar hoe we
dat moeten doen. Mijn vraag raakt aan een punt dat hiervoor en in de
inleiding werd gemaakt door de minister. Het gaat over informatie over
dreigende tekorten. Deze informatie komt bij mijn weten niet altijd
tijdig bij iedereen terecht, niet bij de zorgverzekeraars en niet bij de
IGJ zodat zij op tijd een tekortenbesluit kan nemen. Ik ben benieuwd of
de minister deze signalen herkent. Dat is één. Twee. Ik ben benieuwd of
de minister acties voor ogen heeft waardoor we de informatie wel tijdig
bij de juiste gremia kunnen laten belanden.
Minister Agema:
Het systeem van het tekortenbesluit werkt naar mijn idee goed, maar dat
betekent niet dat we vervolgens op tijd de middelen hebben die we nodig
hebben. Daarom zal ik meer subsidiegeld beschikbaar moeten
stellen.
De voorzitter:
De heer Bushoff heeft nog een vervolgvraag.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Op zich werkt het idee best goed. Het punt is alleen dat wij horen dat
de informatie niet tijdig terechtkomt bij de zorgverzekeraars, zodat zij
het preferentiebeleid aan kunnen passen, en bij de IGJ, die bij een
dreigend tekort een tekortenbesluit kan nemen. Als dat wel zo is, dan is
dat superfijn en dan ga ik dat nog eens dubbelchecken. Maar mocht het
inderdaad zo zijn dat er verbeteringen mogelijk zijn, ziet de minister
dan ook mogelijkheden om die informatie sneller bij de juiste partijen
te krijgen?
Minister Agema:
In de brief die aan het einde van het jaar komt, kom ik terug op onze
verbetervoorstellen. We gaan hiervoor ook een meldpunt publiceren. Het
boetesysteem heeft hierop ook betrekking. Je krijgt eerst een
waarschuwing en op het moment dat het misgaat, komt er een boete bij
kijken.
De voorzitter:
Nog een laatste vervolgvraag.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Misschien is het geen probleem in de mate waarin ik dacht dat het een
probleem was, maar mocht het wel zo zijn dat de informatie niet altijd
tijdig bij de juiste instanties terechtkomt, dan zou het heel fijn zijn
als daar nog iets over gezegd kan worden in die brief.
Minister Agema:
Ja. Dat hoort bij de regie vanuit VWS op de gesprekken met de partijen
uit het veld, die ik heb toegezegd.
Voorzitter: Bushoff
De voorzitter:
Ik neem het voorzitterschap weer over. Er kunnen nu geen vragen aan mij
gesteld worden, want dit is de termijn van de minister. Meneer Claassen,
u kunt nu geen vraag aan mij stellen terwijl ik een interruptie pleeg op
de minister. Zo werkt het niet. Als u een vraag voor mij heeft, dan mag
u die zo meteen stellen in mijn tweede termijn. Dan moet u hem even
onthouden. We gaan door met de beantwoording van de minister.
Minister Agema:
Wat is er allemaal gedaan om de tekorten aan antibiotica op te vangen?
De ervaring van de vorige periode heeft geleid tot een groot aantal
acties. Daar zijn we dus mee aan de slag. Het gaat om het voortzetten en
intensiveren van het Meldpunt geneesmiddelentekorten, het Landelijk
Coördinatiecentrum Geneesmiddelen en het Operationeel Team
Geneesmiddelentekorten. De veiligheidsvoorraad bij de groothandels wordt
verhoogd met één maand, zoals ik zojuist al zei. VWS continueert de
regie op de gesprekken tussen de leveranciers en de zorgverzekeraars en
start de regie op de gesprekken met alle inkopende partijen, de
apotheken, de ziekenhuizen, de groothandels en de zorgverzekeraars. De
groothandels en de zorgverzekeraars zijn in gesprek over goede afspraken
over de distributievergoeding. We werken met het veld aan verbetering
van de farmaceutische zorg, onder andere zodat mensen niet meer
geneesmiddelen gebruiken dan nodig. We bekijken met de huisartsen en de
apothekers hoe zij met elkaar goed kunnen regelen welke vervangende
medicatie mensen krijgen. In opdracht van VWS wordt door het Landelijk
Coördinatiecentrum Geneesmiddelen samen met de zorgprofessionals een
nationale lijst opgesteld. Daar heb ik het ook al over gehad. Die krijg
ik ook over een paar weken aangeboden. Over de Critical Medicine
Alliance heb ik het ook al gehad, net als het onderzoek naar aanpassing
van de wetgeving ten aanzien van de maximale prijzen. Overal komen we op
terug in de brief die we in het najaar gaan versturen. Er wordt een hoop
gedaan, maar het moet uiteindelijk ook effect sorteren.
Mevrouw Tielen vroeg naar de inzichten in de kosten die zorgverleners
maken voor het oplossen van tekorten. Daar is geen inzicht in, maar we
kunnen allemaal wel op onze sloffen aanvoelen dat dit gewoon heel veel
tijd kost. Voor elke patiënt die zijn middel niet krijgt, wordt er heel
veel moeite gedaan. Bij het Meldpunt geneesmiddelentekorten wordt er ook
gewerkt aan het verbeteren van de melding van leveringsproblemen bij
geneesmiddelen, zodat tekorten eerder gesignaleerd kunnen worden en er
eerder naar oplossing gezocht kan worden. Dat kost te veel tijd, en
administratietijd is mijn allergrootste ergernis in de zorg. Omdat de
personeelstekorten en de administratietijd elkaar doorkruisen, zullen we
dat moeten aanpakken. Hier geldt dus ook mijn motivatie om alles op
alles te zetten zodat de apotheker en de apothekersassistente bezig
kunnen zijn met wat ze moeten doen in plaats van met het constant
regelen van vervangende middelen voor hun patiënten, omdat er tekorten
zijn aan bepaalde middelen.
Mevrouw Hertzberger vroeg: zou het niet goed zijn als Nederland van de
medicijnen op de WHO-lijst altijd een ijzeren voorraad houdt? We hebben
onze eigen lijst gemaakt, omdat we ook onze eigen prioriteiten in
ziektebeelden hebben. Op korte termijn krijg ik die aangeboden.
In het kader van het verlagen van de prijs per 1 oktober als gevolg van
de Wet geneesmiddelenprijzen: hoe wordt de balans bewaakt tussen het
betaalbaar houden van een geneesmiddel en het waarborgen van de
beschikbaarheid voor de Nederlandse markt? De afgelopen jaren is er veel
oog geweest voor de beschikbaarheid. Zo is voor het merendeel van de
geneesmiddelen de afgelopen vier jaar de maximumprijs bevroren en dus
hoog gehouden. Er geldt een nieuwe tijdelijke beleidsmaatregel waarbij
productgroepen met een omzet van minder dan 1 miljoen in Nederland een
opslag van 15% krijgen. Ook kunnen fabrikanten een verzoek indienen bij
het ministerie voor een hogere maximumprijs wanneer ze het geneesmiddel
op dit moment niet rendabel op de Nederlandse markt kunnen houden.
Mevrouw Hertzberger zei: wij willen graag op korte termijn een brief van
de minister over de acties die de zorgverzekeraars gaan ondernemen.
Daarin moet niet alleen staan wat ze nu hebben voorgesteld, maar ook op
welke wijze de zorgplicht wordt ingevuld, wat de NZa gaat doen als er
wordt verzaakt en wat de rol van de groothandel is. Ik heb al toegezegd
dat ik u voor het einde van het jaar per brief zal informeren over de
verbeteropties voor het preferentiebeleid. Ik zal daarin ook de rol van
de zorgverzekeraars en hun zorgplicht, de rol van de NZa en de positie
van groothandels meenemen in relatie tot de beschikbaarheid van
geneesmiddelen. Ik vind het namelijk erg belangrijk dat alle partijen
hun verantwoordelijkheid nemen. Ook hier geldt dat 109 miljard euro een
enorm duizelingwekkend bedrag is, maar dat de dragende partijen de
minister van VWS ook een bezuinigingsopgave van 1,8 miljard euro hebben
meegegeven en het voor mij heel lastig is om bij medisch noodzakelijke
zorg extra geld te vinden op de lopende begroting. Ik zal daar alles
voor doen, maar een gemakkelijke opgave is het niet.
Hoe staat het met de voorwaarden aan de voorraden van preferente
middelen, bijvoorbeeld met de winter die er nu aan komt? Dat was een
vraag van de heer Bushoff. De afspraken die zorgverzekeraars en
leveranciers hebben gemaakt om het preferentiebeleid te verbeteren zijn
inderdaad in sommige tenders meegenomen. Of dat uiteindelijk leidt tot
meer inschrijvingen en, belangrijker, meer producten op de markt, weten
we pas mettertijd, als meer zorgverzekeraars volgens deze afspraken
hebben ingekocht. Als het gaat om de voorraden voor preferente middelen,
gelden dezelfde voorwaarden als bij andere middelen. Groothandels bleken
moeite te hebben om voor preferente middelen de voorraden te
financieren. Zorgverzekeraars en groothandels hebben nu afspraken kunnen
maken over de financiering van die voorraden. Ik ben natuurlijk erg blij
dat dat is gelukt.
Het lid Bushoff vroeg: is de minister het met ons eens over het
preferentiebeleid in stand houden en aanpassen? Ik ben het met u eens
dat het preferentiebeleid verbeterd moet worden. Ik kom, zoals gezegd,
nog dit jaar met een uitwerking van de verbeteropties voor het
preferentiebeleid die we aan het verkennen zijn. We weten allemaal dat
het ons structureel erg veel geld scheelt. Maar onze systemen zijn er
natuurlijk ook om te verbeteren waar nodig. We zien dat we problemen
hebben met beschikbaarheid die ook aan het preferentiebeleid kunnen
liggen. Het is een veelkoppig monster. Het kan ook door tekorten aan
grondstoffen komen. Dan heb je het niet over het preferentiebeleid. Maar
daar waar we kunnen verbeteren, zullen we dat doen.
Dan het lid Krul aan deze kant van de tafel. Het is al vaker gegaan over
het schrappen van preferentiebeleid voor geneesmiddelen voor kinderen.
Ik ga het meenemen in de ontwikkeling van de verbetering van het
preferentiebeleid. Dat zeg ik bij dezen toe.
Het lid Bushoff vroeg of we aanpassingen zien in het aantal meldingen
over dreigende tekorten en of de aanpassing van het boetebeleid het
beoogde effect heeft. Het effect van de aanpassing naar schriftelijke
waarschuwingen is nog niet te zien in het aantal zekerheidshalve
meldingen die binnenkomen bij het Meldpunt geneesmiddelentekorten. Ik
blijf hierover met de handelsvergunning in gesprek. Ik werk aan een
beleidsregel meldplicht om meer duidelijkheid te geven over wat en
wanneer gemeld moet worden. We moeten waken voor het volgende. Het
boetebedrag is nu €450.000. Het kan nog een keer verhoogd worden naar
€900.000. Het is erg belangrijk om eerst een waarschuwing te geven omdat
je fabrikanten niet zo onzeker wil maken dat ze hun middel maar niet
meer aanbieden op de Nederlandse markt. Daarmee zouden we onszelf
helemaal in de voet schieten.
Hoe gaat de handreiking in de brief van de minister van 2 oktober
bijdragen aan de beschikbaarheid van geneesmiddelen, vroeg het lid
Claassen. In mijn brief van 2 oktober doe ik de Kamer inderdaad twee
handreikingen. Ik geef aan dat ik blijf kijken naar het effect van het
Nederlandse prijsbeleid op de beschikbaarheid. Ik wil hier echt met zorg
naar kijken, want het is maatwerk. Daarnaast wil ik borgen dat
bereidingen beschikbaar zijn en blijven. Hierom werk ik aan de
verankering van het Nederlandse beleid in twee beleidsjaren. Aan het
einde van het jaar kom ik met een updatebrief over de beschikbaarheid en
medische hulpmiddelen.
Dan ontpillen. Dat is heel belangrijk. Toevallig moest ik afgelopen
vrijdag voor mijn eigen dochter zo'n antibioticamiddeltje halen bij de
apotheek. Ze had 200 milliliter voorgeschreven gekregen en kreeg 100
milliliter mee. Dan moet er een hoop uitleg komen over waarom je 100
milliliter meekrijgt en twee keer moet komen. Maar de dame achter de
balie legde uit dat kinderen soms zo misselijk worden dat ze overgeven
en vervolgens het middel niet opmaken. Dan is het heel erg zonde als je
de volledige hoeveelheid van 200 milliliter meegegeven hebt. Dat vond ik
dus een heel goede oplossing van de apotheek. Ik begrijp dat het op veel
plekken zo gebeurt. Als er bijwerkingen zijn die best weleens voorkomen
waardoor een bepaalde hoeveelheid van het geneesmiddel niet wordt
opgemaakt, geven ze in eerste instantie gewoon minder.
Het andere punt maakt ik zelf ook mee toen ik mijn fluticason bestelde.
Dat was niet beschikbaar. Ik kreeg een keurig mailtje van de apotheker:
uw middel is niet beschikbaar, maar ik heb wel een ander, preferent
middel; wilt u dat ook ontvangen? Natuurlijk zeg je dan ja. Maar ik
begrijp wel van apothekers en apothekersassistenten — die zijn vorige
week nog bij mij langsgekomen op het ministerie — dat het soms heel
lastig is om uit te leggen aan de balie waarom het middel dat mensen al
zo lang krijgen en waar ze aan gehecht zijn geraakt, er voorlopig niet
is en er een alternatief moet komen. Hoewel er dus met man en macht
gewerkt wordt, is dat soms aanleiding voor agressie aan de balie. Dat
vind ik wel heel erg spijtig. Ik heb de apothekersassistenten toegezegd
dat we volgend jaar starten met een campagne over agressie tegen
zorgmedewerkers. Dat heeft u ook in het regeerprogramma kunnen
lezen.
De voorzitter:
Wilt u nog verdergaan op dit punt?
Minister Agema:
Nee, ik zag mevrouw Hertzberger met haar vinger omhoog.
De voorzitter:
Dan gaan we gelijk door naar de vraag van mevrouw Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Wat me altijd verbaast, is hoeveel energie, tijd en aandacht het kost
van iedereen. Het ontbreken van een €0,10 kostend pilletje of een
stripje pillen dat minder kost dan een pakje Sportlife kost enorm veel
tijd en energie. Komt dat ergens terug op de begroting? Want je zou toch
zeggen dat het beschikbaar houden van die pillen veel goedkoper zou
moeten zijn? Je verspilt een heleboel tijd en energie van
zorgmedewerkers en apothekers. Ik vroeg mij af of daar nog een besparing
te verwachten is op de begroting.
De voorzitter:
Helder. Deze vraag is volgens mij een beetje gerelateerd aan een eerdere
vraag van mevrouw Tielen. Maar wellicht kan de minister er nog een keer
iets over zeggen.
Minister Agema:
Dit is mijn jarenlange frustratie, zeg ik tegen mevrouw Hertzberger. In
het systeem waarvoor gekozen is, zullen je kosten en je baten CPB-proof
moeten zijn. Het is gewoon heel erg lastig om dat in kaart te brengen op
een zodanige wijze dat het CPB er ook een prijskaartje aan wil hangen.
Het is vooral op het terrein van de zorg heel spijtig, want inderdaad,
als we 100 à 200 miljoen euro extra zouden hebben voor extra voorraden,
zit daar natuurlijk ook een batenkant aan. Mevrouw Tielen begon er ook
al over: wat kost dit eigenlijk voor een tijd? Maar we hebben het niet.
Dus zal ik het gewoon recht moeten dekken. Wij hebben extra
subsidieaanspraak voor kritieke medicijnen. Die gaan we aanleggen. Dat
kan ik dus alleen maar doen door andere dingen niet meer te doen, tenzij
er een CPB-doorrekening is. Dat is in de zorg ontzettend lastig. Dit is
mijn jarenlange frustratie.
Kan de minister een doorkijkje geven in haar ambitie voor de toekomst
van de eerstelijnsapotheekzorg, bijvoorbeeld het organiseren van andere
prikkels om het ontpillen te stimuleren, vroeg de heer Bushoff.
Apothekers moeten een prominentere rol gaan spelen in de eerstelijnszorg
vanwege alle druk die daar ligt. Dat betekent niet alleen een focus op
het verstrekken van geneesmiddelen maar nog meer op de zorg daaromheen,
bijvoorbeeld begeleiding bij minderen en stoppen. Er zijn hiervoor nu
mogelijkheden in de bekostiging, maar deze worden niet voldoende benut.
Ik ga kijken hoe we de huidige bekostiging aan kunnen passen, maar ook
hoe we de prikkels anders kunnen inrichten.
De heer Bushoff vroeg of ik ook ideeën heb. Ja, die heb ik wel, maar een
Kamerlid kan ze zó naar voren brengen terwijl de minister ze eerst door
alle ambtenaren moet laten uitzoeken. Ik kan nu dus niet vertellen wat
mijn ideeën zijn, want het moet uiteindelijk wel kunnen. Ik kom erop
terug in die brief aan het einde van het jaar. Dat wordt echt een dikke
brief, maar ik hoop wel dat die verhelderend werkt.
Dan de heruitgiftes. Dat is inderdaad een lastig punt, want het mag niet
vanwege de Europese regelgeving. Maar in Nederland lopen we wel voorop
met ons gedoogbeleid voor heruitgifte. Op dit moment wordt in veertien
Nederlandse ziekenhuizen onderzocht of heruitgifte van orale oncolytica
uitvoerbaar is. Daarnaast is Nederland sinds dit jaar voorzitter van de
Europese werkgroep die de mogelijkheden voor heruitgifte op Europees
niveau onderzoekt. Die werkgroep kijkt naar eisen en randvoorwaarden en
naar juridische vraagstukken. Ik hoop dat er zo voldoende draagvlak
wordt gecreëerd voor aanpassing van de Europese regelgeving. Dat zal
mijn inzet zijn. Ik hou de Kamer daarvan op de hoogte.
Dan het Kamerlid Tielen. Zij had het erover dat de brief van de minister
met daarin een reactie op het voorstel van het magistraal bereiden veel
nuances bevat. Kan de minister kijken wat er wél kan? Het klopt dat de
reactie op de initiatiefnota van Krul en Van den Berg een hoop nuances
bevat. De reactie schetst echter ook juist wat er wél kan en waar mijn
inzet op gericht is, onder andere ten aanzien van de beleidsregels en de
EU-herziening. Daar werk ik dan ook hard aan.
Waarom duurt het zolang om de beleidsregels voor de apotheekbereidingen
uit te werken, vraagt het lid Van Dijk. Ik werk aan het beter vastleggen
van het bestaande beleid van apotheekbereidingen. Dat doe ik door
uitwerkingen van twee beleidsregels, een voor de magistrale
apotheekbereiding en een voor de collegiale doorlevering van
apotheekbereidingen. Meerdere koepels willen hierover in gesprek. Daarom
was er deze zomer voor beide beleidsregels een tweede consultatieronde
nodig. Ik kijk op dit moment zorgvuldig naar de ontvangen reacties. Door
deze aanvullende consultatie loopt de planning wat vertraging op, maar
dat is nodig want ik wil de reacties goed kunnen beoordelen.
Dan de vraag van het lid Claassen wat de verwachte tijdslijnen zijn voor
de beleidsregels. Ik ben nu druk bezig met het verwerken van de
inbrengen van de veldpartijen in de tweede consultatieronde. Ik streef
vooralsnog naar het publiceren van de beleidsregels in het eerste
kwartaal van '25.
Dan een vraag van het lid Bushoff: "De brief over de bereidingen gaat
vooral over wat er juridisch niet kan. Is er niet meer ambitie
mogelijk?" Apotheekbereidingen zijn in diverse situaties van belang. Het
is belangrijk om voldoende ruimte hiervoor in Nederland te hebben. Het
klopt dat de Europese wet- en regelgeving bepaalde begrenzingen biedt,
maar daarbinnen creëer ik met bijvoorbeeld het gedoogbeleid en de
aankomende beleidsregels juist de ruimte die in de praktijk nodig is om
bereidingen in te kunnen blijven zetten wanneer ze nodig zijn. Tijdens
de Europese herziening zet ik ook in op het wijzigen van de Europese
regels.
Kan de minister reflecteren op de rol van apotheekbereidingen bij dure
geneesmiddelen? Ja. De apotheekbereidingen bij dure geneesmiddelen zie
ik niet als hét instrument tegen dure geneesmiddelen, want zo is de
Europese regelgeving ook niet bedoeld. De voorkeur gaat uit naar
geregistreerde geneesmiddelen, onder andere omdat deze geneesmiddelen
vooraf zijn getoetst op kwaliteit en veiligheid. Wel is het zo dat als
er een geregistreerd geneesmiddel is, apothekers ruimte behouden om voor
hun eigen patiënten op kleine schaal te bereiden. Tijdens de
EU-herziening zet ik in op het behoud van deze ruimte. Ik vind het ook
heel belangrijk om te melden dat fabrikanten gewoon met hun prijs omlaag
moeten, want in een veilige omgeving bereide geneesmiddelen zijn nog
altijd te prefereren boven magistrale bereidingen. Hoe bijzonder en goed
die ook zijn, er zijn toch vaak verschillen met bereidingen door
leveranciers en fabrikanten als het gaat om de kwaliteit.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ik heb toch nog een vraag over die bereidingen en het maken van de
moleculen zelf vanuit grondstoffen. Stel nou dat het Zorginstituut zegt,
zoals al meerdere keren is voorgevallen: dit middel heeft zo'n obscene
prijsstelling; dat gaan wij niet toelaten tot het basispakket. Vindt u
het dan geoorloofd en wilt u ook gedogen dat de apotheken op dat moment
zeggen: dan bereiden wij het zelf?
Minister Agema:
Ik blijf hier natuurlijk wel bij mijn standpunt dat de fabrikanten een
normale prijs moeten vragen. Dat is echt het allereerste wat geregeld
moet worden. Twee. Daar ga ik het zo direct ook nog even bij de sluis
over hebben: ze moeten ook veel sneller gaan werken. Er zijn soms
middelen die jaren in de sluis blijven zitten. Ik zei zojuist al: de
magistrale bereidingen zijn natuurlijk heel goed, maar qua kwaliteit en
veiligheid kunnen ze niet meekomen met de medicijnen zoals die in
fabrieken kunnen worden gemaakt. Het is ook heel erg lastig, want er is
ook sprake van patenten en eigendomsrechten. Het is toch wel heel erg
lastig om die te omzeilen.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Nou moeten we wel constateren dat producenten er een handje van hebben
om de kwaliteit en veiligheid zo in te richten dat alleen hun eigen
productie nog mogelijk is. Maar de vraag is deze. Die prijsstelling van
de producenten wordt misschien ook wel beïnvloed door te zeggen: "We
hebben ook een andere optie. We kunnen dit ook zelf maken. Als de
prijsstelling meer op een gijzeling lijkt dan op medicijnontwikkeling en
-verkoop, dan zullen wij dat doen." Is de minister bereid om dat zo te
zeggen?
Minister Agema:
Nou, dat blijft wel heel erg lastig, want je treedt dan in patent- en
eigendomsrecht. Het lijkt me heel lastig om dat te omzeilen. Ik ga
natuurlijk proberen om in de Europese regels een andere richting te
geven aan wat we wél mogen. Ik zal proberen daar zo ver mogelijk in te
gaan. Maar zoals ik zei, moeten fabrikanten vooral sneller gaan
aanbieden en sneller met de prijs omlaaggaan, zodat er gecontroleerde,
veilige, kwalitatief goede medicijnen geproduceerd kunnen worden.
Het lid Krul sprak over apotheekbereidingen, voorstellen voor
belemmeringen, geen houdbaarheidsonderzoek, productdossiers opstellen
voor de lijst kritieke ... O ja, de productdossiers. Deze voorstellen
neem ik mee. De kwaliteit van het geneesmiddel moet wel gegarandeerd
zijn, maar daar heb ik het zojuist ook over gehad. Maar ik neem het
mee.
Dan ga ik nu eerst de sluis doen, met uw goedvinden. Dat vind ik mooi
aansluiten hierop. Even kijken hoor. We kennen natuurlijk allemaal de
sluisperiode. Een heel aantal middelen waar we heel erg blij mee zijn,
is verschrikkelijk duur. Sinds 2012 worden deze producten eerst in een
sluis geplaatst. Ik kan u aanbevelen om het dashboard eens te bekijken.
Inmiddels zitten er 75 unieke geneesmiddelen in de sluis. Je ziet dat 60
daarvan nog steeds in fase 1 zitten. Fase 1 is het moment dat er wordt
gewacht op de fabrikant, omdat die een compleet dossier moet aanleveren.
In fase 2 vindt de beoordeling door het Zorginstituut plaats. Fase 3 is
de onderhandelingsfase. Ik vond het heel erg interessant om te zien dat
het allereerste middel dat ooit in de sluis werd geplaatst, Revestive,
in september 2012 in de sluis werd geplaatst en dat de fabrikant pas in
augustus 2023 het dossier compleet had. Vervolgens heeft het
Zorginstituut tussen 19 augustus en 20 september 2023 de beoordeling
gedaan en hebben de onderhandelingen tussen 21 september en nu
plaatsgevonden. Dat vond ik nogal interessant om te zien. Hetzelfde
geldt voor Trodelvy, waarvoor ik recentelijk het besluit heb mogen
tekenen om het toe te voegen aan het basispakket. Daarbij zie je dat er
tweeënhalf jaar gedaan is over het indienen van het dossier door de
fabrikant, vervolgens tien weken over de beoordeling door het
Zorginstituut en negen weken over de onderhandeling. Ik denk dat het
goed is dat we dit soort verhoudingen nu scherp voor ogen hebben.
Ik zie een heleboel handen omhooggaan.
De voorzitter:
Ik wacht even tot u klaar bent met uw voorbeelden.
Minister Agema:
Komt u maar.
De voorzitter:
Volgens mij is de minister klaar met dit voorbeeld. Als eerste zag ik
een hand van meneer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
De vraag is dan hoe het komt dat fabrikanten daar zo lang over doen. Ik
heb het idee — daar refereerde ik eerder al aan — dat ze aan de voorkant
moeten weten hoe dat proces eruitziet en wat er verwacht wordt, en dat
wat er van fabrikanten verwacht wordt niet moet veranderen. Ik heb het
idee dat er daarom telkens dossiers teruggestuurd worden. Volgens mij
was dat ook aan de hand bij Trodelvy. Wat moet er veranderen om te
voorkomen dat dit zulke lange trajecten zijn? Het ligt volgens mij niet
alleen aan de fabrikant.
Minister Agema:
Nee, maar de fabrikant heeft hier wel zijn eigen verantwoordelijkheid.
Het kan toch niet zo zijn dat je er, zoals bij Revestive, elf jaar over
doet om je dossier compleet te maken? Nee. Datzelfde geldt natuurlijk
voor de tweeënhalf jaar die nodig is geweest voor Trodelvy. Dat is
gewoon heel erg lang. Je ziet dat het ineens veel sneller gaat op het
moment dat het bij het Zorginstituut ligt of de onderhandelingsfase er
is. Het ligt dus ook aan de verantwoordelijkheid van de fabrikant om de
spullen goed en snel gereed te krijgen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag nog.
De heer Claassen (PVV):
Dat begrijp ik, maar mijn vraag was vooral of het niet zou helpen om aan
de voorkant juist heldere, duidelijke afspraken met elkaar te maken,
zodat men weet hoe zo'n proces eruitziet. Dat schijnt — ik heb het
proces gelukkig nooit hoeven te volgen — namelijk vaak toch wat
onduidelijk te zijn. Het is dus niet zozeer een oproep om helemaal op te
komen voor de fabrikanten, maar wel om op te komen voor de patiënt die
het uiteindelijk nodig heeft. Denkt de minister dat dat proces helder
genoeg is? Kan dat niet beter?
Minister Agema:
Nou, ik denk dat dat wel helder genoeg is. Ze kunnen natuurlijk altijd
contact opnemen met het Zorginstituut — want het Zorginstituut doet de
beoordeling — en vragen: wat heeft u van ons nodig? Dan is het gewoon
aan een fabrikant om voort te maken.
De heer ...
De voorzitter:
Voordat we verdergaan, is er ook nog een vraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik kan deze niet zomaar voorbij laten gaan, zeg ik heel eerlijk. Ik heb
ook helemaal niet de neiging om op te komen voor fabrikanten. We hebben
als Kamercommissie in mei een hoorzitting gehouden. De minister heeft
het in haar tijd als Kamerlid de destijds zittende minister heel vaak
verweten dat het te lang duurde, dat het Zorginstituut niet goed zijn
best deed en dat de overheid en met name de minister gewoon echt
faalden. Dat heeft ze heel vaak gedaan, ook met hele nare
beschuldigingen richting de zittende bewindspersoon. Aan de ene kant ben
ik blij dat de minister laat zien dat ze kennelijk toch wat dieper en
genuanceerder inzicht heeft in dit hele sluisproces, maar ik kan het ook
niet zomaar laten lopen. Ik vind dit namelijk echt lastig. Inderdaad,
het is aan fabrikanten. De procedure is volgens mij helder. Die is al
jaren helder. Volgens mij is het heel duidelijk dat als je de eigenaar
bent van een bepaald effectief middel, een molecuul of een combinatie
van moleculen, het ook jouw verantwoordelijkheid is om dat proces goed
in te gaan. De minister heeft als Kamerlid voortdurend de destijds
zittende ministers beschuldigd van opzettelijke vertraging. Kennelijk is
ze daar voorbij, maar ik wil dat punt wel eventjes markeren.
Minister Agema:
Het klopt dat ik vaak harde bewoordingen heb geuit richting mijn
voorgangers, maar ik heb ze er niet van beschuldigd dat ze geen haast
zouden maken. Het is wel zo dat het dashboard pas sinds dit jaar
openbaar is. We kunnen pas nu zien hoe het precies in zijn werk gaat.
Het ligt vooral een hele lange tijd bij de fabrikanten en dus niet bij
het Zorginstituut of het ministerie.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Het is dankzij de vorige bewindspersoon dat dat dashboard er is en
wellicht ook dankzij wat Kamerleden die daarom gevraagd hebben. Elk
Kamerlid dat contact zoekt met het Zorginstituut om te begrijpen hoe het
zit — ik heb dat meerdere malen gedaan via de geëigende routes — kan dit
soort redelijk makkelijke en voor de hand liggende informatie krijgen.
Elk Kamerlid dat weleens contact opneemt met farmaceutische bedrijven of
met de vertegenwoordigende brancheorganisatie om het wat beter te
begrijpen had dit ook kunnen weten. Dat heb ik ook regelmatig gedaan.
Het is dus fijn dat dat dashboard er is en we zullen daar ook met
argusogen naar kijken. De gemiddelde duur was telkens zo'n groot ding.
Je hoorde steeds: ze zitten er gemiddeld zo veel dagen in. Maar het gaat
dus om een kleine groep vertragers. Dat is dus niet te wijten aan de
overheid, het Zorginstituut, de minister of wie dan ook. Ik vind dat we
daar echt genuanceerder in moeten zijn, ook richting de mensen die hun
hoop hebben gevestigd op een middel dat hun leven kan redden of
verbeteren. Daar refereerde meneer Claassen heel terecht aan. Wij als
politiek — dat geldt zowel voor het kabinet als voor de Kamerleden —
moeten eerlijk zijn over wat er aan de hand is en we moeten geen valse
beschuldigingen over tafel gooien.
Minister Agema:
Ik heb zeker harde woorden gebruikt in de richting van mijn voorgangers,
maar valse beschuldigingen zijn niet aan de orde. Ik heb mijn vragen en
harde bewoordingen altijd gebaseerd op de brieven die werden gestuurd.
Het dashboard is sinds dit jaar actief geworden. We krijgen er nu
inzicht in. Ik heb me altijd gebaseerd op de brieven die naar de Kamer
werden gestuurd.
Twee. Ik heb het altijd gehad over de scherpe randjes, over de hele
schrijnende scherpe randjes. Ik noem het voorbeeld van Enhertu. Als je
een levensverlengend middel nodig had dat in twintig andere Europese
landen wel beschikbaar was, moest je in Nederland een crowdfundingsactie
starten. Dat vind ik nog steeds heel erg schrijnend. Met alle dingen die
we nu kunnen en het inzichtelijk maken via het dashboard willen we
voorkomen dat mensen via een crowdfundingsactie een middel uit een ander
land moeten krijgen terwijl ze al vechten voor hun leven. Daar heb ik
harde woorden voor gebruikt en dat vind ik nog steeds ongelofelijk
schrijnend. Het maakt mij niet uit op welke stoel ik zit, aan die kant
of aan deze kant. Het is nog steeds mijn motivatie om die scherpe
randjes eraf te halen.
De voorzitter:
Meneer Claassen heeft ook nog een vraag.
De heer Claassen (PVV):
Ik krijg niet het gevoel dat de sluis nu helemaal prima is. Ik hoop dat
we nog op een punt aankomen waarop de minister de grote problemen in de
sluis en de postsluis wil oplossen, want nu lijkt het net alsof het
allemaal in orde is en dan verschillen we van mening.
Minister Agema:
Nee, zeker niet. Wat betreft de postsluisgegevens: op het moment dat het
besluit wordt getekend door de minister, zoals ik vorige week heb gedaan
voor Trodelvy, strandt het inderdaad in het basispakket. Maar bij een
behandeling met meerdere geneesmiddelen kan het gebeuren dat er toch nog
een beoordeling moet plaatsvinden door de zorgverzekeraar als een van de
geneesmiddelen niet in de sluis zat. Het gaat dan om de effectiviteit
van combinatiebehandelingen. Ook na de sluis is er sprake van het
reguliere inkoopproces van ziekenhuizen en zorgverzekeraars, waarbij
bijvoorbeeld gekeken wordt naar eventuele meer doelmatige alternatieven
en naar de vraag of het in een expertisecentrum moet worden toegepast.
Het kan zijn dat de beroepsgroep dan nog onderzoek doet en/of afspraken
maakt om de doelmatige en juiste inzet van een geneesmiddel te
bevorderen en te borgen. Artsen willen eerst zelf nog afspraken maken
binnen de wetenschappelijke verenigingen over de start- en stopcriteria
en over welke patiënten worden behandeld. Mijn toezegging in de richting
van de heer Claassen is deze. In de ontwikkeling van het bestendige
pakketbeheer werk ik eraan om artsen eerder te betrekken. Bovenstaande
drie punten die ik hier noem, die post sluis plaatsvinden, zullen in het
dashboard worden opgenomen en ik zal er zorg voor dragen dat ze
ondervangen worden tijdens de sluisperiode.
Dat zijn een aantal dingen die we kunnen doen aan de sluis. Voor een
ander model heb ik van de ondersteunende partijen geen budget gekregen,
dus ik zal er alles aan doen om het huidige model te verbeteren met alle
mogelijkheden die ik heb.
Dan …
De voorzitter:
Hoeveel tijd denkt de minister nog nodig te hebben, met het oog op de
tijd?
Minister Agema:
Het begint op te schieten.
De voorzitter:
Het begint op te schieten. Heel goed.
Minister Agema:
Dan de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat artsen die met zinvolle
studies over lagere doseringen bezig zijn, niet worden tegengewerkt door
de industrie. Ik ben blij met het initiatief van artsen om behandelingen
met geneesmiddelen te verbeteren, zoals door het verlagen van de
dosering, zonder dat dit ten koste gaat van de effectiviteit van het
geneesmiddel. Volgens mij heeft het oud-lid Sazias ooit al een
initiatiefnota daarover gemaakt. Ik ondersteun deze initiatieven en heb
partijen zoals de Federatie Medisch Specialisten, ziekenhuizen en het
Zorginstituut opdracht gegeven om samen te bepalen hoe die studies
uitgevoerd moeten worden. Ik heb daar ook budget voor beschikbaar
gesteld. Doordat het draaglijk is bij alle partijen om een studie uit te
voeren, vertrouw ik erop dat de invloed van de industrie dan minimaal
is.
Dan de budgettaire redenen voor gebruik na de sluis. Artsen kijken … O,
die hebben we al gehad.
De voorzitter:
Ondertussen is er nog een vraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ja, een verhelderende vraag. Ik weet niet precies wat de minister zei op
de vraag over het in de weg staan van experimenten met andere
doseringen. We hebben ook in de voorbereiding van de hoorzitting gehoord
dat artsen hier echt last van hebben. Hoe kunnen we nou zorgen dat ze
die last niet hebben? Dat heb ik nog niet helemaal gehoord.
Minister Agema:
Ik heb in ieder geval budget beschikbaar gesteld zodat onder andere de
Federatie Medisch Specialisten, de ziekenhuizen en het Zorginstituut
samen kunnen bepalen hoe de studies naar de lagere dosering uitgevoerd
moeten worden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Tielen (VVD):
Alleen is geld niet altijd het probleem, naar ik begrepen heb, maar het
feit dat het intellectueel eigendom van een bepaald molecuul of een
combinatie van moleculen bij een fabrikant ligt, en dat fabrikanten dat
dus niet zomaar uitlenen zonder allerlei voorwaarden en dat soort
dingen. Hoe wordt dat dan ondervangen?
Minister Agema:
Ik ga even luisteren naar wat de ambtenaar mij vertelt. Daar komen we op
terug.
Dan de vraag hoe we het invoeren van het enzympaspoort oppakken. Ik denk
dat ik weinig toe te voegen heb aan de lezing van mevrouw Hertzberger.
De microbioloog in ons midden heeft de voor- en tegenargumenten volgens
mij heel goed naar voren gebracht. Zoals mijn voorganger in oktober 2023
aan uw Kamer heeft gemeld, kan het farmacogenetisch profiel nu niet
breed worden ingevoerd. Er is nog geen bewijs dat het breed invoeren van
het farmacogenetisch profiel effectief en kosteneffectief is. Het
ministerie heeft wel via ZonMw 4 miljoen euro subsidie ter beschikking
gesteld voor studies naar het farmacogenetisch profiel. Daarnaast zie ik
dat er in het veld verschillende studies worden uitgevoerd, dus we
zullen de uitkomsten volgen.
Even kijken waar we zijn. Er was een vraag over statines van de heer
Claassen. Op welke wijze wordt binnen de huisartsen- en apotheekzorg
aandacht gegeven aan het te lang voorschrijven van bijvoorbeeld
statines, en welke consequenties kan dit hebben voor het betaalbaar
houden van apotheekzorg? Artsen moeten samen met de apothekers ervoor
zorgen dat mensen passende medicatie gebruiken. Ze maken afspraken met
zorgverzekeraars over welke prestaties ze kunnen gebruiken om dit te
declareren. Ze moeten goede zorg verlenen. Dat betekent ook minderen en
stoppen als dat nodig is voor de patiënt. Ik ben in gesprek met het
veld, waaronder apothekers, huisartsen en zorgverzekeraars, over de
vraag waarom er maar zo weinig zorgprestaties worden gedeclareerd. Ze
hebben meerdere redenen aangegeven, zoals tijdgebrek, maar bijvoorbeeld
ook omdat ze het niet eens worden over de tarieven en de aantallen.
Daarom werk ik samen met het veld uit hoe de zorg moet verbeteren en wat
daarbij een passende bekostiging is. Dat moet zeker bijdragen aan het
betaalbaar houden van de apotheekzorg.
Dan de vraag van het Kamerlid Van Dijk: wat is de stand van zaken van de
gesprekken rondom de toekomstvisie eerstelijnsapotheekzorg en is de
minister bereid over te stappen op populatiebekostiging? De sessies met
het veld rondom de toekomstvisie zijn in volle gang. Eind van dit jaar
bericht ik de Kamer over de stand van zaken, over de voortgang. Parallel
hieraan wordt verkend of de doelen van de eerstelijnsapotheekzorg nog
passen bij de bekostiging. Populatiebekostiging is een van de
mogelijkheden. Iedere vorm van bekostiging heeft voor- en nadelen.
Daarom wil ik met het veld bepalen wat het beste werkt om een goede zorg
te kunnen leveren. Ik ben al in gesprek met de NZa over
medicatie-evaluaties en over andere zorg, los van het verstrekken van
medicijnen.
Kan Nederland een voorloper worden op het gebied van gezamenlijk inkopen
in Europa? Gezamenlijk inkopen in Europa is ingezet door mijn voorganger
Edith Schippers. Zij heeft ook Beneluxa opgericht. Nederland is daardoor
een van de voortrekkers bij het opzetten van samenwerking rond
geneesmiddelenbeleid. We zijn al langer actief om samen met andere
landen betere prijzen te kunnen uitonderhandelen. Het gaat daarbij
vooral om volumes. Hoe groter het volume, hoe beter de prijs. Daarbij
hebben we ervaring opgedaan met gemeenschappelijk onderhandelen over
nieuwe dure geneesmiddelen. Door de verschillen in de landelijke
zorgsystemen is dat wel complex. Het nadeel is dus dat we allemaal
verschillende systemen hebben. Daarnaast sta ik ervoor open om te
verkennen of het mogelijk is om gezamenlijk met ander landen goedkopere
geneesmiddelen in te kopen.
Wat is de voortgang bij de uitvoering van de motie over de
apothekerskast? Deze motie is afgedaan door mijn voorganger Pia
Dijkstra. Zij heeft uw Kamer in haar laatste voortgangsbrief over de
beschikbaarheid van medische producten, uitgebreid geïnformeerd over de
initiatieven, waarmee mede invulling wordt gegeven aan de motie. In deze
brief is onder meer ingegaan op het signaleren van tekorten en het
inzicht in kritieke middelen, op het vergroten van voorraden en
leveringszekerheid, op internationale activiteiten en op de inzet van
eigen financiële beleidsinstrumenten.
Het lid Tielen heeft gevraagd of de minister bereid is om standaard de
omvang en de duur van uitgaves van geneesmiddelen aan te passen en te
verkorten. Het veld heeft afspraken gemaakt over de hoeveelheid
medicijnen die per recept aan patiënten wordt afgeleverd. Dit is de
prescriptieregeling. Deze regeling draagt eraan bij dat zo min mogelijk
wordt meegegeven aan een patiënt en dat verspilling van medicijnen ook
op deze manier wordt voorkomen. Hé, dat is toevallig het voorbeeld over
mijn dochter van afgelopen vrijdag.
Het standaard verkorten van de uitgifteperiode vind ik onwenselijk omdat
de patiënt dan vaker medicijnen moet ophalen en de apotheek meer werk
heeft, maar we moeten hier natuurlijk per casus naar kijken. Bovendien
kan het effect hebben op de therapietrouw. Als er bijzondere situaties
zijn, bijvoorbeeld bij een tekort, dan wordt de uitgaveduur dus
aangepast, zoals bij de antibiotica.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat farmaceuten geneesmiddelen ontwikkelen
gericht op kwetsbare groepen, zoals kinderen en zwangere vrouwen?
Volgens mij heb ik daarop al de toezegging gedaan dat ik dat erbij ga
betrekken.
Dat was het.
De voorzitter:
Goed. Ik zie dat er nog twee vragen zijn. Daarna gaan we snel door naar
de tweede termijn. Er is eerst nog een vraag van mevrouw
Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ja, voorzitter, nog even voor deze minister. Ik dank haar voor de
beantwoording. Kan zij nog ingaan op de richtlijn over stedelijk
afvalwater, de Urban Waste Water Treatment Directive, en de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid daarin? Wat betekent dit? Het is ook
…
De voorzitter:
Wellicht is dit iets voor de tweede termijn. Heel kort.
Minister Agema:
Ik kom er even in tweede termijn op terug.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ja, maar dit is wel iets wat echt zorgen baart, ook in het veld. Ik ben
heel erg benieuwd.
Minister Agema:
Ja, daar gaan we mee beginnen.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Misschien kan zij ook ingaan op de rol die de consument heeft, opdat dat
amoxicillinedrankje niet door de gootsteen gaat.
De voorzitter:
Ja, er gaan zo veel medicijnen door de gootsteen; er komt ook veel in
het riool terecht. Ik kom daar in tweede termijn op terug.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik weet het niet zeker, want het zou kunnen dat de minister het al
eerder heeft toegezegd in lijn met de toezegging die zij tijdens het
debat over mpox heeft gedaan. Is er inzicht in de ijzeren voorraden van
bepaalde generieke middelen in andere Europese landen en hoe hebben die
invloed op de beschikbaarheid daarvan in Nederland?
De voorzitter:
Ik hoor dat de minister ook daarop nog terugkomt.
Volgens mij zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de
verdediging van de initiatiefnota door het lid Krul en zijn
ondersteuning en van de beantwoording van de vragen door de minister.
Wat mij betreft gaan we gelijk door met de tweede termijn van de Kamer.
Zoals dat gebruikelijk is bij een notaoverleg, kunnen dan ook moties
worden ingediend.
Toch een heel kleine schorsing. We gaan drie minuten schorsen omdat nog
het een en ander geprint moet worden, begrijp ik. Daarna gaan we snel
van start. Mijn vraag is om het dan kort en beknopt te houden, want om
14.00 uur moet de zaal leeg zijn.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan weer van start met de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Een aantal mensen heeft nog wel wat spreektijd over. Een aantal mensen
heeft amper spreektijd meer over. Met het oog op de tijd kijk ik alle
leden aan en verzoek ik het enigszins beknopt te houden. Ik geef als
eerste het woord aan mevrouw Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Het voordeel was dat ik helemaal niet zo veel
spreektijd had. Toch wil ik de heer Krul en de minister heel hartelijk
bedanken voor de beantwoording.
Ik heb nog een vraag en een motie. Met betrekking tot het magistraal
bereiden zegt de minister: "KNMP en NVZA hebben op verzoek van mijn
voorganger knelpunten rondom de vergoeding van de apotheekbereiding in
kaart gebracht en een overzicht daarvan met mij gedeeld. Aan de hand van
dit overzicht bekijk ik aan welke van de knelpunten ik iets kan doen en
welke partijen, zoals de zorgverzekeraars, ik daar in elk geval bij moet
betrekken." Mijn vraag is: kan de minister aangeven wanneer ze met meer
informatie hierover komt? Waar kan ze iets aan doen en wanneer gaat dat
vervolgens opgepakt worden?
Dan het belonen of in elk geval niet afstraffen van ontpillen. Daarover
heb ik een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het terugdringen van onnodig medicijngebruik zorgt voor
lagere kosten en minder bijwerkingen;
constaterende dat er grote regionale en lokale verschillen zijn in de
mate van medicijngebruik;
constaterende dat in de huidige bekostigingssystematiek perverse
prikkels zitten die ontpillen ontmoedigen;
verzoekt de regering samen met apothekersorganisatie KNMP en
Zorgverzekeraars Nederland alternatieve bekostiging van farmaceutische
zorg te onderzoeken waarmee ontpillen niet langer ontmoedigd
wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 6 (36343).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
We gaan door naar het lid Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter, ik zal kort zijn. Ik wil de indiener en de minister bedanken
voor de antwoorden. Ik heb begrepen dat we binnenkort een heel lange,
uitgebreide brief krijgen. Volgens mij zijn de ambtenaren feitelijk al
begonnen met typen om die af te krijgen. Maar in die brief gaan volgens
mij wel een heleboel voorstellen staan die het allemaal wat beter moeten
maken. Daar zullen wij goed op gaan letten.
Tot slot vraag ik de minister nog: waar zijn wij volgend jaar als het
gaat over dit onderwerp? Wat is dan de grote winst van vandaag?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank, voorzitter. Nogmaals dank aan de initiatiefnemers en dank aan de
minister voor een volgens mij best wel weer goed debat over
geneesmiddelen. Ik denk dat meneer Krul het al goed zei: in de tijd
verandert er een hoop en dat gaat niet vanzelf. Soms denk je weleens in
zo'n debat: wie zijn wij nou helemaal dat we denken dat we daar iets aan
kunnen veranderen? Maar ik denk toch dat het een rol speelt.
Ik wacht nog op één antwoord van de minister en heb ook een motie, omdat
ik denk dat het toch een rol speelt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel klinische medicijnonderzoeken primair worden
gedaan om de effectiviteit en veiligheid van geneesmiddelen bij
volwassen, meestal westerse, mannen in kaart te brengen;
overwegende dat een dergelijke onderzoeksetting lang niet altijd
representatief is voor de daadwerkelijke effecten bij gebruik door
mannelijke patiënten en al helemaal niet bij gebruik door vrouwelijke
patiënten en kinderen;
overwegende dat dit soms kan leiden tot onverwachte effecten en
suboptimaal gebruik van medicijnen;
verzoekt de regering om toe te werken naar gestandaardiseerd en
voorgeschreven postmarketingonderzoek om de effecten van medicijnen bij
gebruik door verschillende doelgroepen in de praktijk te monitoren, en
om daarin kwaliteit-van-levendata op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Hertzberger.
Zij krijgt nr. 7 (36343).
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik heb de minister wel een toezegging horen doen. Ik vond dat een goede
stap, maar wij zouden graag nog een stap verder zetten. Vandaar de
motie.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Hertzberger.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Voorzitter. Ik wil de heer Krul en de minister bedanken voor de
beantwoording. Nogmaals, het punt van NSC is dat we ook goed moeten
kijken waar de verantwoordelijkheden liggen in deze markt. Ik hoop dat
dat ook echt terugkomt in de brief.
Dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Dan hou ik het ook heel kort. Namens mijn fractie dank voor
de beantwoording van de vragen. Dank aan het lid Krul en zijn
ondersteuning. Ook dank aan de minister.
Eén: er komt een brief met héél veel toezeggingen. Daar ben ik op zich
blij mee, want in die brief komen heel veel dingen terug. Ik ga zo
meteen een aantal daarvan opnoemen.
Twee: de ruimte om bij geregistreerde geneesmiddelen als apotheek toch
magistraal te bereiden. De minister gaf aan dat ze zich er hard voor
gaat maken dat die ruimte bij de herziening van de Europese wetgeving
blijft bestaan. Is er dan aanleiding om te denken dat die ruimte wordt
ingeperkt? En zou onze inzet niet moeten zijn om die ruimte juist te
vergroten? Dat wilde ik graag nog wel even horen van de minister, want
daar maakte ik mij wel wat zorgen over.
Gelet op de tijd en mijn oproep aan u allen hou ik me zelf ook aan mijn
eigen oproep en wil ik het hier voor nu bij laten.
De voorzitter:
Dan geef ik u het voorzitterschap weer terug.
Voorzitter: Bushoff
De voorzitter:
Dank u wel. Dan denk ik dat we bijna gelijk door kunnen gaan. De moties
moeten zo nog een appreciatie krijgen van de minister, dus laten we vijf
minuten schorsen. Dat moet lukken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Volgens mij kreeg ik het signaal dat ook de minister gereed is en dat we
door kunnen met de tweede termijn van de mensen aan mijn rechterzijde.
Er zijn twee moties ingediend. Die zijn gericht aan de regering, dus
daarvoor en voor vragen die eventueel nog zijn blijven liggen geef ik zo
meteen de minister nog het woord. Maar eerst is natuurlijk het woord aan
het lid Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Een van de onwennigheden van het verdedigen van
zo'n nota is dat je tijdens de termijn van de minister niet elke keer je
hand moet gaan opsteken. Elke keer als mijn collega's dat deden, heb ik
dat in mijn hoofd ook gedaan. Ik zal mij nu ook onthouden van het
stellen van nog een paar vragen. Omwille van de tijd lijkt me dat ook
niet handig.
Er resten mij nog maar een paar dingetjes. Ik heb nog één vraag
openstaan van NSC over de nieuwe regels vanuit Europa op het gebied van
waterzuivering en de nieuwe zogenaamde vierde trap. Vervuiling van water
door geneesmiddelen, bijvoorbeeld doordat consumenten geneesmiddelen
door de wc spoelen, is een groot probleem. Het is zelfs een groter
probleem dan vervuiling vanuit de landbouw — een veelvoud daarvan zelfs,
zou ik er even bij willen zeggen — en waterschappen kunnen er maar heel
beperkt wat aan doen. Er zijn best wel ideeën en mogelijkheden om hier
wat aan te doen. Denk bijvoorbeeld aan filters bij ziekenhuizen. Maar
het is ook belangrijk dat fabrikanten het probleem bij hun eigen bron
gaan aanpakken. Dat het water dan gefilterd moet worden voordat het
geloosd wordt, is wat ons betreft een logische stap. We hebben signalen
ontvangen dat dat een enorme investering vergt. Ik ben ervan overtuigd
dat de minister diezelfde signalen heeft ontvangen en ik denk dat zij
daar straks ook meer over kan vertellen.
Voorzitter. Veel van de stappen die volgen uit deze initiatiefnota, zijn
eigenlijk door de minister aangekondigd in wat een recordbrief moet
zijn. Ik sluit niet uit — daar kunt u van op aan — dat we aan de hand
van dat boekwerk weer met nieuwe voorstellen zullen komen.
Tot slot, echt tot slot, wil ik nogmaals mijn dank uitspreken aan Joba
van den Berg, aan Rutger Stafleu, die haar geholpen heeft, aan
veldpartijen, die uiteraard ook meegedacht hebben, aan mijn
ondersteuning, aan Jacco hier, maar ook aan de Kamerleden die hier toch
maar zijn gaan zitten op deze maandag om mij bij dit notaoverleg van
prikkelende vragen te voorzien. Dank daarvoor, allemaal, en tot de
volgende keer. Ik zie ernaar uit om weer aan die kant te zitten bij dit
onderwerp.
Minister Agema:
Nou, aan deze kant past u ook perfect.
Mevrouw Hertzberger had een vraag over het stedelijk afvalwater. Ik heb
begrepen dat het gaat om zo'n 400 miljoen euro per jaar voor fabrikanten
van geneesmiddelen. Dat is voor de generieke fabrikanten een te grote
opgave, omdat deze producten simpelweg te weinig marge hebben. Bij de
implementatie trek ik samen op met mijn collega van IenW en met andere
landen. Daarbij heb ik oog voor de gevolgen voor de beschikbaarheid,
maar dit is ook een story to be continued.
De VVD had nog de vraag wat er mogelijk is om de lagere doseringen te
onderzoeken. Hangt dit samen met intellectueel eigendom? Nee, in dit
geval niet, want het gaat om offlabel gebruik.
Dan de ijzeren voorraad. Er werd gevraagd naar inzicht in andere landen.
Als er een tekort is, zorgen we voor inzicht in de voorraadstatus in
Nederland om daarop te acteren. Het meldpunt gaat er dan mee aan de
slag. Er is zowel nationaal als internationaal geen inzicht in de
voorraadstatus van alle producten.
Dan Van Dijk. Zij vroeg naar knelpunten in de vergoedingen van de
apotheekbereidingen. Er komt een update in de eindejaarsbrief.
De PvdA vroeg naar de doorgeleverde bereidingen in de Europese
wetgeving. Er zijn heel veel verschillende belangen bij dit onderwerp.
We hebben zelf een gedoogbeleid. Onze inzet is natuurlijk om niet
daarvandaan te komen met minder, maar met meer, dus eerder om het te
formaliseren dan om daar met lege handen vandaan te komen.
Meneer Claassen vraagt wat mijn grote wens is voor over een jaar. Ik
begon mijn bijdrage met de elf acties die al worden ondernomen. De Kamer
heeft ook een heleboel ideeën en creativiteit laten zien. Ook de heer
Krul heeft dat gedaan met zijn initiatiefnota. Maar ik vind het wel
zorgelijk dat alle acties die al ingezet zijn er nog niet voor hebben
gezorgd dat het probleem kleiner is geworden. Moet je dan zo redeneren
dat het probleem anders nóg groter was geweest? Dat weten we niet. We
krijgen wel steeds meer inzichten in dit veelkoppige monster. Het is
mijn grote wens dat we er volgend jaar beter voor staan. Daar heeft de
Kamer heel hard aan meegewerkt, net als de heer Krul met zijn
initiatief, het ministerie en het veld. Iedereen doet daar enorm veel
voor, in de hoop dat we er over een jaar beter voor staan dan nu.
Dan de twee moties. De eerste is de motie-Inge van Dijk op stuk nr. 6.
Omdat er niet gevraagd was naar regionale en lokale verschillen, ben ik
in de beantwoording daar ook niet op ingegaan. Soms is het zo,
bijvoorbeeld met die longformularia, dat er op regionaal gebied
afspraken worden gemaakt waardoor de regionale verschillen juist
positief zijn. Onder een heleboel van de regionale verschillen zit een
heel positieve ondertoon, behalve bijvoorbeeld als het gaat om
studentensteden waar bijvoorbeeld opvallend veel ADHD-medicatie wordt
gebruikt. Wij onderzoeken ook wat dit betreft de knelpunten. De motie
verzoekt de regering om samen met apothekersorganisatie KNMP en
Zorgverzekeraars Nederland alternatieve bekostiging voor farmaceutische
zorg te onderzoeken waarmee ontpillen niet langer ontmoedigd wordt.
Oordeel Kamer. Het gevraagde is ook ondersteuning van beleid, want we
zijn hiermee bezig.
Dan de motie-Tielen/Hertzberger op stuk nr. 7. Deze verzoekt de regering
om toe te werken naar gestandaardiseerd en voorgeschreven
postmarketingonderzoek om de effecten van medicijnen bij gebruik door
verschillende doelgroepen in de praktijk te monitoren en om daarin
kwaliteit-van-levendata op te nemen. Dit heeft betrekking op "people to
treat and people to harm". Het gaat vooral om heel veel individuele
verschillen. Bijvoorbeeld bij oncologische medicijnen accepteert de
gebruiker het eerder dat die leiden tot onvruchtbaarheden dan
bijvoorbeeld bij astmamedicatie; daar zouden we het echt
buitenproportioneel vinden. Maar het kan ook individueel zo zijn dat
iemand zegt: nee, ik wil geen oncologische medicijnen als die betekenen
dat ik geen kinderen kan krijgen als ik mijn ziekte overleef. Er zijn
dus zo veel verschillen dat het mij heel erg belangrijk lijkt om dit bij
de arts en de patiënt te laten. Mijn verzoek aan de indieners is dan ook
om het dictum zodanig aan te passen dat de regering om inzicht wordt
gevraagd in hoe artsen en het Zorginstituut samen bepalen welk onderzoek
nodig is. Ik zou het in ieder geval niet dicht willen regelen, want dat
lijkt me risico's met zich mee te brengen.
De voorzitter:
Dan is de motie in deze context misschien ontraden, maar het dictum kan
natuurlijk nog aangepast worden. Dat ligt dan bij de indieners.
Minister Agema:
Ja, als de indieners bereid zijn om het dictum aan te passen.
De voorzitter:
Ja. Dan ga ik eerst nog even naar de indieners.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Toch wel even een vraag hierover. Het gaat over na de marketing
surveilleren wat de effecten zijn. Dan spreek je over groepen waarvoor
de farmaceutische industrie registratie niet waardevol genoeg vindt,
bijvoorbeeld registratie qua leeftijd, of registratie van groepen zoals
zwangeren of mensen die borstvoeding geven, groepen die je dus wel ná de
markttoelating kan onderzoeken. Als je het onderzoek niet vooraf gaat
doen in een klinische trial: oké, fine. Maar om het onderzoek ook
achteraf niet te doen, gaat toch wel heel erg ver.
Minister Agema:
Het probleem blijft hetzelfde. Maar ik zou dit vooral niet kapotregelen.
Ik vind het heel risicovol. De arts en het Zorginstituut kunnen zelf en
gezamenlijk het beste bepalen wat er nodig is. Ik zou dit op deze manier
niet doen, omdat we zo meer administratielasten krijgen en misschien wel
het kind met het badwater weggooien. Daarom heb ik een alternatief
dictum voorgesteld waarin ik in ieder geval inzicht ga geven in hoe het
werkt en welke onderzoeken er nodig zijn om hier verheldering over te
geven.
De voorzitter:
Voor mij is het in ieder geval helder. Er kan ook op een later moment
nog over gewisseld worden tussen de indieners. We stemmen natuurlijk pas
volgende week dinsdag over de moties, dus er is nog tijd om het wellicht
eens te worden.
Minister, was dit het van uw kant? Ik zie dat dat zo is. Dan zijn we
bijna aan het einde van deze vergadering gekomen, tenzij er nog een
prangende vraag is blijven liggen. Ik zie dat dat niet zo is.
Dan allereerst heel hartelijk dank aan Krul en zijn ondersteuning en
eerder Joba van den Berg voor deze initiatiefnota. Het schrijven van een
initiatiefnota is een supermooi instrument dat wij als Tweede Kamerleden
hebben. Het is daarom belangrijk dat er van de zijde van de Kamer altijd
genoeg mensen belangstelling tonen. Dat was nu zo, dus daar ben ik heel
blij mee. Ook dank aan de minister voor haar beantwoording.
Het is een onderwerp dat iedereen bezighoudt en waar de minister ook nog
op terugkomt in het boekwerk waar al aan gerefereerd werd. Er is
namelijk een brief toegezegd tegen het einde van het jaar. In die brief
komt, werkelijk waar, een waslijst aan toezeggingen terug. We hebben een
geweldige griffie, die een heel deel van deze toezeggingen die in de
brief moeten landen, heeft opgeschreven. Ik kan er een aantal noemen,
maar ik weet zeker dat ze er niet allemaal in staan. Volgens mij wordt
er ook meegeschreven en worden ze genoteerd en aan de Kamer gestuurd.
Volgens mij is het dus niet noodzakelijk dat ik die hele waslijst aan
toezeggingen opnoem. Er komt naar de Kamer toe wat de minister heeft
toegezegd. Dan zullen we op een later moment ongetwijfeld nog over deze
brief komen te spreken.
We zijn keurig op tijd klaar. Ik dank alle leden, de aanwezige mensen op
de publieke tribune en natuurlijk de mensen, onder wie Joba van den
Berg, die thuis meekeken voor hun aanwezigheid.
Sluiting 13.45 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|