Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Het overleg wordt voortgezet; nieuwe datum nog niet bekend) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D37243, datum: 2024-10-07, bijgewerkt: 2024-11-18 16:30, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-10-07 14:15: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (het wetgevingsoverleg wordt voortgezet op 6 november 2024) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 oktober 2024 overleg gevoerd met mevrouw Achahbar, staatssecretaris Toeslagen en Douane, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen) (36577).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Nijhof-Leeuw
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Weeber
Voorzitter: Inge van Dijk
Griffier: Lips
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Dijk, Inge van Dijk, Van Eijk, Heite, Rikkers-Oosterkamp, Stultiens, Vijlbrief en Vlottes,
en mevrouw Achahbar, staatssecretaris Toeslagen en Douane.
Aanvang 14.15 uur.
De voorzitter:
Welkom. We hebben vandaag een debat over de Wet aanpassing termijnen en
nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen. Ik wil graag de
staatssecretaris welkom heten en ook de collega's. Dat zijn mevrouw Van
Eijk van de VVD, de heer Stultiens van GroenLinks-PvdA, de heer Vlottes
van de PVV, de heer Vijlbrief van D66, de heer Dijk van de SP en mevrouw
Heite van NSC. Mijn naam is Inge van Dijk; ik ben van het CDA. Ik zal,
nadat iedereen is geweest, ook graag mijn inbreng leveren.
Ik wil maar gewoon beginnen met de eerste termijn van de Kamer. Ik wil
graag mevrouw Van Eijk het woord geven. Ik stel voor om vier
interrupties te doen, waarbij ik niet te streng wil zijn omdat ik denk
dat we redelijk wat tijd hebben.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. De VVD wil dat gedupeerden snel en goed
geholpen worden. Daarbij is het belangrijk dat gedupeerden een route
kunnen kiezen die het beste past bij hun situatie of hun behoefte.
Tegelijkertijd staat de uitvoering van de hersteloperatie onder zware
druk. Ondanks de inzet van steeds meer mensen en middelen treden
vertragingen op in de behandeling van aanvragen en bezwaren. Door
gerechtelijke procedures wegens termijnoverschrijding ontstaan verdere
vertragingen. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State is de wetgever aan zet om de overschrijding van termijnen te
verhelpen. Een vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Vindt zij
dat met het voorliggende wetsvoorstel waarin een aantal termijnen wordt
aangepast, de overschrijding van termijnen wordt verholpen?
Op 18 juni 2024 is het wetsvoorstel Wet aanpassing termijnen en
nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen ingediend. In lijn met de
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
wordt onder andere voorzien in een wettelijke regeling om te komen tot
termijnen die realistisch en uitvoerbaar zijn. Op 10 september is de
eerste nota van wijziging aangeboden. Een aantal ontwikkelingen rondom
de hersteloperatie hebben er volgens de staatssecretaris toe geleid dat
de voorgenomen wijziging van de beslistermijn voor een aanvraag voor
aanvullende compensatie niet langer nodig is. Op 1 oktober is de tweede
nota van wijziging aangeboden. In deze nota van wijziging wordt de
termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie
verder verlengd tot en met 31 maart 2025. De reden is dat de digitale
schaderoute en het aanmeldportaal later dan verwacht in gebruik zullen
worden genomen. Tot zover de geschiedenis van dit wetsvoorstel.
Dat de staatssecretaris opnieuw kijkt naar de maatregelen die in het
wetsvoorstel zijn opgenomen, begrijpt de VVD. Dat voortschrijdend
inzicht kan leiden tot andere keuzes, begrijpt de VVD ook. De
onderbouwing en de gemaakte keuzes overtuigen eerlijk gezegd echter nog
niet. De VVD heeft een aantal vragen over drie onderdelen uit het
wetsvoorstel.
Ten eerste over de beslistermijn op aanvragen voor aanvullende
compensatie van werkelijke schade. In het oorspronkelijke wetsvoorstel
was het voorstel om de beslistermijn van de huidige zes maanden te
wijzigen naar twaalf maanden na indiening van de aanvraag. Dit is een
meer realistische en uitvoerbare termijn, met meer duidelijkheid over de
behandelvolgorde. Met andere woorden, dit is eerlijker naar gedupeerden
over de termijn waarbinnen wordt beslist. Dit betekent in de
behandelvolgorde minder veranderingen doordat telkens anderen voorgaan.
Medewerkers die nu bezig zijn met procesmatige zaken, kunnen worden
ingezet om te werken aan daadwerkelijk herstel. De hersteloperatie kan
sneller worden afgerond. Daarnaast zou de druk op de rechtspraak worden
verlicht.
In minder dan drie maanden blijkt het er echter allemaal veel beter voor
te staan dan gedacht. De staatssecretaris lijkt er voldoende vertrouwen
in te hebben dat de huidige termijnen ondanks de nog altijd lange
wachtrij toereikend zijn. Ze noemt in de toelichting een aantal
ontwikkelingen. Ik vraag aan de staatssecretaris: wat zijn dan de
verwachte resultaten van de opschaling van de SGH-route en de regieroute
en van de ontwikkeling van de digitale schaderoute? Hoe schat de
staatssecretaris het risico in dat de huidige termijnen ondanks alle
inspanningen toch niet toereikend blijken te zijn? Welke oplossing heeft
ze daar dan voor?
Ten tweede over de termijn voor het doen van een aanvraag voor
aanvullende compensatie van werkelijke schade. De termijn voor het doen
van een aanvraag wordt met terugwerkende kracht verlengd van 1 januari
naar 1 januari 2025, of tot zes maanden na afronding van de integrale
beoordeling indien die na 1 juli 2024 onherroepelijk komt vast te staan.
In de tweede nota van wijziging wordt de termijn verlengd tot en met 31
maart 2025. Zoals gezegd is de reden voor de verdere verlenging van de
aanvraagtermijn dat de digitale schaderoute en het aanmeldportaal later
in bedrijf zullen worden genomen dan verwacht. Om gedupeerde aanvragers
van de kinderopvangtoeslag voldoende gelegenheid te bieden om zich te
oriënteren op de voor hen meest geschikte schaderoute, wordt daarvoor
meer tijd geboden.
De VVD heeft hierover de volgende vragen aan de staatssecretaris. Waarom
gaat de digitale route later live dan verwacht? Is verdere vertraging
uitgesloten?
De oudercommissie heeft in haar recente advies aangedrongen op
verruiming van de termijn. Waren er nog andere adviezen? Zo ja, in
hoeverre hebben deze betrekking op termijnen en regelingen in het
wetsvoorstel dat we vandaag behandelen? De verwachting is dat ouders het
verlengen van de termijn als positief zullen ervaren. Ouders hebben meer
ruimte om zich te oriënteren op alle aanvullende schaderoutes. Waar is
deze verwachting op gebaseerd? Is het niet ontzettend belangrijk voor
het herstel dat er zo snel mogelijk een keuze kan worden gemaakt, ervan
uitgaande dat de verlengde termijn ertoe leidt dat ouders beter een bij
hen passende route kunnen kiezen? Waarom kan die keuze niet nu al
gemaakt worden? Welke nieuwe of aanvullende informatie wordt nog
verwacht?
Het ouderperspectief lijkt te concurreren met de uitvoerbaarheid. In de
nota wordt een korte toelichting gegeven op de voor- en nadelen van een
verlenging van zes maanden in plaats van drie maanden. Kan de
staatssecretaris een nadere toelichting geven op het ouderperspectief
enerzijds en de uitvoerbaarheid anderzijds? Hoe heeft zij dit gewogen
bij haar uiteindelijke besluit om te kiezen voor een verlenging van drie
maanden? Wat betekent het als de verwachte aanmeldpiek van meer dan
20.000 ouders in enkele maanden zich daadwerkelijk gaat voordoen? Is er
voldoende capaciteit om dit uit te voeren?
Ruim de helft van de rechthebbenden op aanvullende schade komt op dit
moment niet in aanmerking voor de SGH-route, terwijl deze route wel de
grootste productiesnelheid kent. In de nota staat dat beleidsvorming
voor deze groepen op dit moment nog bezig is. Wat bedoelt de
staatssecretaris hier precies mee? Hoe beïnvloedt de uitkomst hiervan de
voorliggende keuze voor een verlenging met slechts drie maanden?
Ten derde. Termijnen worden geïntroduceerd bij de brede ondersteuning
door gemeenten. In de afgelopen jaren is gebleken dat brede
ondersteuning voor ouders en kinderen essentieel is voor hun herstel en
om een nieuwe start te kunnen maken. Onze waardering gaat uit naar
gemeenten die deze belangrijke taak op zich hebben genomen en zo goed
mogelijk proberen uit te voeren. Maar daarmee is er ook grote druk op
gemeenten ontstaan. De aanpassingen in het wetsvoorstel betreffen een
verbetering om de brede ondersteuning toekomstbestendig te maken. De VNG
is hier tevreden over. Zijn hiermee alle knelpunten opgelost? Zo nee,
welke knelpunten moeten nog worden aangepakt en wanneer kunnen we een
voorstel hierover verwachten?
Uit recente rechtspraak volgt dat gedupeerden het bedrag van €30.000
gebruiken, of al gebruikt hebben, om een nieuwe start te maken, ook al
is het bedrag daarvoor niet bedoeld. Als terugwerkende kracht niet
mogelijk zou zijn, zouden die gedupeerden geen tegemoetkoming kunnen
krijgen. In de uitspraak is te lezen dat die consequentie door de
wetgever niet lijkt beoogd. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel
dat vergoeding met terugwerkende kracht wel mogelijk is. Is deze
uitspraak de staatssecretaris bekend en wat vindt zij hiervan? Zouden we
in de wet een verduidelijking moeten opnemen om nieuwe procedures te
voorkomen en om gemeenten en gedupeerden hierover duidelijkheid te
geven?
Voorzitter. Tenslotte nog een aantal vragen over de uitvoering. De
voorstellen in het onderhavige wetsvoorstel worden over het algemeen
uitvoerbaar geacht, met uitzondering van de schaderegeling voor
ex-partners. Deze regeling is technisch uitvoerbaar, maar pas op het
moment dat de werkvoorraad dat toelaat. Wanneer is dat moment volgens de
staatssecretaris?
Dienst Toeslagen accepteert bij uitzondering dat vanaf 2025 nog wel van
schijnzelfstandigen gebruik wordt gemaakt, omdat deze nodig zijn om de
doelstellingen van herstel te realiseren. In hoeverre komen de termijnen
opnieuw in gevaar als het aantal medewerkers zal afnemen, al dan niet
tijdelijk, omdat nota bene de Belastingdienst zelf gaat handhaven op
schijnzelfstandigheid? Zou de staatssecretaris er niet verstandig aan
doen om hierop te anticiperen? Hoe voorkomt ze dat we medio 2025 tot de
conclusie komen dat de termijnen nog altijd niet realistisch en
uitvoerbaar zijn en dat we opnieuw een wetsvoorstel voorgelegd krijgen,
met weer andere termijnen?
Voorzitter, tot zover mijn inbreng in de eerste termijn.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen aan de kant van de Kamer. Ik wil mevrouw Rikkers van
BBB welkom heten. Zij is inmiddels ook aangeschoven. Dan geef ik de heer
Stultiens ruimte voor zijn eerste termijn.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag de Wet aanpassing termijnen
en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen. Eigenlijk is het
eerste deel van de titel al voor een groot deel achterhaald, want die
termijnen zijn inmiddels geschrapt, eerst door de vorige
staatssecretaris en ook door de nieuwe staatssecretaris. Het voorstel om
die termijnen grotendeels te schrappen kan mijn fractie steunen, zeker
vanwege alle kritiek die erop kwam van de Raad van State en andere
organisaties uit de rechtspraak. De vraag blijft wel hoe de
staatssecretaris het dan gaat oplossen. Het probleem is natuurlijk niet
opgelost met het wijzigen van de wet. De Belastingdienst haalt nog
steeds termijnen vaak niet, met als gevolg dat ouders te lang moeten
wachten. Dat is nog steeds niet opgelost. Ik ben benieuwd naar de visie
van de staatssecretaris of haar plan om dit wel te gaan versnellen.
Voorzitter. Dan het voorstel zelf dat nog overgebleven is. De meeste
voorstellen daarin kan onze fractie steunen, zoals het verlengen van de
deadline van 1 januari 2024 naar 1 januari 2025. De peildatum voor brede
ondersteuning in het buitenland wordt iets opgerekt, zodat meer mensen
daarvoor in aanmerking komen. Dat kunnen wij ook steunen. Uitbreiding
van de grondslag voor commissies is ook een prima voorstel.
Er is één voorstel waarbij wij grote vraagtekens zetten. Dat gaat over
het verlengen van de termijn voor het indienen van een bezwaar van 6
naar 16 weken. Tot voor kort was het zo dat, als een ouder te laat was
met een bezwaar, dat alsnog in behandeling werd genomen. Dit voorstel
zegt: we gaan de termijn oprekken van 6 naar 16 weken, maar als je te
laat bent, is het ook echt te laat. Dat vind ik zorgelijk, zeker omdat
we weten dat de Belastingdienst zelf vaak de deadlines niet haalt. Nu
wordt van ouders verwacht dat ze op tijd zijn. Ik vraag me af of dat nog
wel in balans is. Dat is een vraag aan de staatssecretaris. In het
voorstel staat dat er een uitzondering komt voor verschoonbare
termijnoverschrijdingen. Een lastig woord. Ik ben vooral benieuwd wat
die uitzonderingen zijn. Waar moeten we aan denken? Ik hoop een aantal
concrete voorbeelden te horen waarbij wordt gezegd: u bent te laat, maar
we gaan uw bezwaar toch in behandeling nemen.
Ik heb ook vraagtekens bij de keuze voor 16 weken. Er is gekozen voor 16
weken omdat dit de gemiddelde tijd is die ouders nodig hebben om een
bezwaar in te dienen als ze te laat zijn. De ouders die niet de 6 weken
halen, hebben gemiddeld 16 weken nodig. Dat betekent overigens dat er
een hele grote groep is die de 6 weken niet haalt. Waarom is er toch
gekozen voor 16 weken en is dat ruim genoeg? Ik stel deze vraag omdat de
Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse orde van advocaten ook
kritisch waren op dit punt. De Raad voor de rechtspraak schreef dat de
onderbouwing om af te wijken van de normale termijnen nog niet voldoende
overtuigend is. De Nederlandse orde van advocaten waarschuwt voor een
verminderd niveau van rechtsbescherming van ouders. Volgens mij moet de
Kamer überhaupt heel goed oppassen als het gaat om rechtsbescherming.
Maar zeker in het dossier van het toeslagenschandaal is de
rechtsbescherming van ouders een hele grote rode vlag.
Ik hoor graag een reflectie van de staatssecretaris op deze
kritiekpunten. Deze kritiek is ingediend op het oorspronkelijke
voorstel. Dat is fors aangepast. Ik ben benieuwd of hij nog contact
heeft gehad met de beide organisaties. Wat vinden deze twee organisaties
van het huidige voorstel? Kunnen zij positief adviseren op wat er nu
ligt of zijn ze nog steeds zo kritisch als bij het eerste voorstel? Ik
ben benieuwd naar de antwoorden. Die zullen voor ons de doorslag geven
of we onderaan de streep het voorstel wel of niet kunnen steunen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Dan geef ik het woord aan de heer Vlottes
van de PVV.
De heer Vlottes (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De wet die oorspronkelijk voorlag, ging over het
veel verder oprekken van de beslistermijnen, zelfs twee keer 12 maanden.
Gelukkig lijkt het er nu op dat dat idee vooralsnog uit de wereld is.
Door de nota van wijziging, die wij een paar weken geleden hebben
ontvangen en waarin staat dat de staatssecretaris een overeenkomst heeft
gesloten met de Stichting Gelijkwaardig Herstel, wordt verwacht dat er
nu een grote groep in aanmerking komt voor de vereenvoudigde manier van
herstel en compensatie. Maar dit lost het onderliggende probleem nog
niet op. De actuele wachttijd voor de aanvullende compensatie van
werkelijke schade is alsnog 22 maanden. Dat is bijna twee jaar en dat is
echt veel en veel te lang.
Gelukkig noemt de staatssecretaris een aantal maatregelen om die
beoordeling te versnellen. De VVD noemde die ook al: meer personele
bezetting, de bezwaarschriftencommissie wordt gerichter ingezet, de
digitale route enzovoort. Maar uit de voortgangsrapportage die we
afgelopen vrijdagavond hebben ontvangen, blijkt dat de afgehandelde
integrale beoordelingen zijn verdubbeld ten opzichte van dezelfde
periode vorig jaar. Dat is goed nieuws voor de toeslagenouders. Maar dat
mag ook wel, want het personele bestand is ook verdubbeld, naar maar
liefst 2.500 voltijdmedewerkers. Dat roept vragen op. Zijn deze extra
medewerkers in dienst van het Rijk of zijn dit externen? Wat gebeurt er
met deze mensen als bijvoorbeeld in 2025 — laten we dat allemaal hopen —
alle integrale beoordelingen zijn afgerond? Wat gebeurt er dan met deze
mensen? Worden de contracten opgezegd?
Dan de dwangsommen. Naast de afgeronde hoeveelheid integrale
beoordelingen en personeel stijgen deze dwangsommen namelijk vrolijk
mee, naar maar liefst 44 miljoen, omdat de wettelijke beslistermijnen
royaal worden overschreden. Maar de staatssecretaris concludeert dan
toch als volgt: personen die beroep hebben ingesteld, gaan voor op
andere belanghebbenden die niet hun te late beslissing bij de rechter
afdwingen. Daardoor moet deze groep nog langer wachten, waardoor deze
personen alsnog in beroep gaan. Dat is een duiding. Maar het kan
natuurlijk niet zo zijn dat dankzij de bezwaarmakende gedupeerden,
andere gedupeerden op de wachtlijst komen. Je kunt de gedupeerden die op
zoek zijn naar gerechtigheid moeilijk verwijten dat door hen anderen op
een wachtlijst komen vanwege een vastgelopen bureaucratisch systeem. Dat
is een totale accentverschuiving.
Voorzitter. Ik noemde al dat de beslistermijn voor de aanvullende
compensatie 22 maanden is. Dat is bijna het dubbele van de wettelijke
termijn in soortgelijke zaken. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel
tijdswinst wordt geboekt met de nieuwe dienstverleningsovereenkomst van
de Stichting (Gelijk)waardig Herstel? Wat betekent dit voor de
dwangsommen? Nemen deze dan ook navenant af? Welke effecten worden
verwacht van de digitale route en de VSO-route die ook wordt
uitgebreid?
Voorzitter. Dan volgt nog een stukje over de nabestaandenregeling, want
dat is ook een groot onderdeel van dit wetsvoorstel. Die ziet er op
onderdelen goed uit. Er komt een coördinator die de nabestaanden bij de
hand neemt. Er komt ook een persoonlijk zaakbehandelaar voor de
nabestaanden. Ook krijgen nabestaanden meer eigen regie, waar al zo lang
om is gevraagd. Maar waarom moeten nu toch weer die vier afzonderlijke
besluiten worden genomen, met een totale looptijd van opgeteld zeker
drie jaar? Op deze manier hebben de nabestaanden én te maken met het
verlies van hun dierbare én worden ze geconfronteerd met de wetenschap
dat de financiële genoegdoening nog zo'n drie jaar en een paar maanden
kan voortslepen. Ik snap echt wel dat je met diverse diensten en
instanties te maken hebt. Ik citeer toch even uit de memorie van
toelichting: "Het samenvoegen van meerdere besluiten in één beschikking
is niet uitvoerbaar." Maar letterlijk één alinea verder staat:
"Voorgesteld wordt om de coördinerende rol vorm te geven in een
zogenoemde samengevoegde behandeling." Dit gaan we dan even abstract
ontleden. Als het dus gecoördineerd wordt, dan kan het wel samengevoegd
behandeld worden. Maar het samenvoegen van die besluiten van die
samengevoegde behandeling is dan weer niet mogelijk. Hoe kijkt de
staatssecretaris hiertegen aan, mede juist in het licht van de alsmaar
oplopende beslistermijnen? Ziet zij hierin wellicht ook kans om juist de
gedupeerden beter te helpen, maar ook de beslistermijn te verkorten?
Graag krijg ik daarop een reactie.
Voorzitter. Wat de PVV betreft was dit de technische kant van het
voorliggende voorstel. Concreet kopen de mensen hier natuurlijk helemaal
niets voor, want zij willen eigenlijk gewoon krijgen waar zij recht op
hebben: schadevergoeding, begrip, een luisterend oor en herstel. Het is
allemaal veroorzaakt door een grotesk overheidsfalen. Wat de PVV
betreft, zou dit ook juist centraal moeten staan.
Voorzitter. Dan kom je toch op het voorstel voor de "afkoopregeling" —
zo noem ik het maar even — van €5.000. Ik vind dat dit debat toch wel
een beetje wordt overschaduwd door dat nieuws van vorige week. De
suggestie van de staatssecretaris is om het leed van zo'n 4.700
gedupeerden af te doen met een betaling van €5.000. Deze betaling wordt
dan niet primair gedaan omdat deze het beste is voor de gedupeerde, maar
om de compleet vastgelopen schadeafhandeling uit het slop te trekken.
Het lijkt erop dat de belangen van de toeslagenouders hier secundair aan
zijn. De staatssecretaris gaf immers zelf in het interview aan: als
iemand uit de wachtrij stapt, dan versnelt de procedure voor iemand die
nog in de wachtrij staat. Dit is soortgelijk aan wat ze al eerder heeft
gezegd. Nogmaals, het is niet de schuld van de ouders in de
toeslagenaffaire dat er überhaupt een wachtrij is. Het zou moeten gaan
om het rechtdoen aan de gedupeerden, waarbij zij worden gehoord en
krijgen waar ze recht op hebben: empathie en rechtsbescherming. Alleen
omdat de gedupeerden de pech hebben dat hun integrale beoordeling niet
op tijd is behandeld, moeten ze nu langer wachten of genoegen nemen met
een afkoopregeling van €5.000. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar?
Ik krijg daar graag een uitgebreide reactie op, ook vanuit het punt van
de rechtsstatelijkheid en afgezet tegen de beoogde tijdswinst. We hebben
het over 3 maanden op een totaal van 22 maanden. Natuurlijk is het dan
nog veel te lang. Kan de staatssecretaris toch nader duiden, ook vanuit
de proportionaliteit en subsidiariteit, wat hier de onderliggende
gedachten van zijn?
Voorzitter. Het voornaamst zijn natuurlijk de gedupeerden. Kan de
staatssecretaris garanderen dat dit bedrag ook echt recht doet aan die
gedupeerde ouders en dat ze er niet voor kiezen om er dan toch maar
vanaf te zijn? Die angst leefde toen ook bij Groningen. Gedupeerden
gingen toen toch maar akkoord, omdat ze het ellenlange geleur zat waren.
Ze waren moegestreden en zeiden: doe dan dit maar. Dat moeten we echt te
allen tijde voorkomen.
Voorzitter, tot slot. Dit wetsvoorstel benadrukt de keuzemogelijkheid
van de schaderoute. Dat is een goede zaak. Ook komt er eindelijk een
werkende nabestaandenregeling. Want uiteindelijk, ik heb het al gezegd,
is dat het enige wat telt en alleen daar zou het om moeten gaan: dat de
gedupeerden van de toeslagenaffaire krijgen waar ze recht op
hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. In alle teksten en voorstellen gaat het steeds
over systemen. Dit schandaal is ontstaan door systemen die werkten voor
de overheid, in plaats van systemen die moesten werken voor mensen. Er
is een enorme strijd gevoerd, met name door ouders, om dit allemaal
boven water te krijgen. Tegen het systeem in, dat constant tegenwerkte,
ook hier. Er is een kabinet omgevallen, er zijn verkiezingen op dit
onderwerp gevoerd. Er is een parlementaire enquête geweest. En weer zie
ik voorstellen die de systemen van de overheid proberen te verbeteren,
maar niet per se de mensen in ellende proberen te helpen. Het moet juist
erover gaan dat mensen zich niet hoeven aan te passen aan het systeem,
maar dat het systeem zich gaat aanpassen aan de mensen. En dat we een
overheid en een politiek hebben die deze systemen gaan aanpassen, zodat
ze werken voor mensen. Nogmaals, nu zie ik weer voorstellen waarbij
mensen zich moeten aanpassen aan de systemen.
Dat zie ik in het verlengen van verschillende termijnen, bijvoorbeeld de
termijn voor ouders voor de aanvraag van werkelijke schade. Dat wordt nu
gedaan, zo lees ik het, omdat in eerdere situaties met argusogen gekeken
werd naar de methode-Laurentien, de methode-(Gelijk)waardig Herstel. Nu
is dat ineens een alternatieve route, die blijkt te werken voor heel
veel mensen. Ja, het kost veel geld, maar het blijkt te werken voor veel
mensen. Mensen worden daar gehoord. En nu is er ineens ruimte mogelijk
en worden dus ook de termijnen verlengd. In principe is dat goed. De
vraag van de SP is alleen: waarom tot 1 april 2025? Waarom niet veel
langer? Op deze manier vallen er toch ook mensen buiten de boot? Waarop
is deze datum gebaseerd?
Dan het verlengen van de bezwaartermijnen naar zestien weken. Het zijn
ongewone omstandigheden in een ongewone situatie. De heer Stultiens zei
net terecht: eerder werd er niet zo moeilijk gedaan over mensen die te
laat waren, althans van wie de termijn verstreken was. Nu lijkt het net
alsof de termijn verlengd wordt, maar de procedure wordt eigenlijk
verstrengd. Er wordt namelijk in een wet vastgelegd dat het in zestien
weken moet. Waarom zouden we dat doen? Als de overheid zelf geen enkele
termijn weet te hanteren, waarom zouden we dan voor de mensen om wie het
gaat de termijnen gaan verstrengen in plaats van verlengen? De heer
Stultiens zei terecht dat ieder advies dat je maar kunt vinden negatief
is, zoals het advies van de Nederlandse orde van advocaten dat zegt dat
dit het niveau van rechtsbescherming voor ouders vermindert. Waarom
wordt het woord "coulanceregeling" gebruikt, terwijl het gewoon het
strenger maken is van de regels? En hoe vaak komt het voor dat bezwaren
na zestien weken worden ingediend? Zestien weken is namelijk het
gemiddelde, dus er zijn heel veel mensen die later bezwaar indienen.
Graag een uitgebreid antwoord daarop. En wat vindt de staatssecretaris
zelf van de bizarre tegenstelling dat de overheid een monster van een
schandaal heeft gecreëerd, zichzelf niet aan beslistermijnen weet te
houden, maar het vervolgens voor ouders wel strenger gaat maken? Ik kan
daar geen chocola van maken.
Ik wilde net hierover interrumperen, maar ik vond de bijdrage zo aardig
dat ik dacht: laat ik het niet doen. Maar ik stel de vraag aan iedereen
in deze zaal: hoe kun je in vredesnaam termijnen gaan verstrengen voor
mensen, als je dat voor de overheid niet doet? Dan kun je het lekker
over de uitvoerbaarheid hebben. Maar dat is het probleem van de politiek
en van de overheid zelf. Het is een zelfgecreëerd probleem.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik zou de heer Dijk willen vragen wat zijn voorstel is ten aanzien van
de bezwaartermijnen. Is dat dan dat de coulance oneindig is? Ik hoor het
antwoord al, maar misschien kunt u dat ook in de microfoon zeggen.
De heer Dijk (SP):
Het antwoord is ja. Zolang de overheid en de politiek zelf de boel niet
op orde hebben, is het antwoord ja.
Voorzitter. Nog zo'n ding is de uitvoerbaarheid van het
amendement-Leijten. Dat is hier volledig aangenomen, volgens mij alleen
zonder de steun van JA21. Ik heb dit debat al eerder gevoerd, maar ik
ben heel benieuwd naar de mening en analyse van de nieuwe
staatssecretaris. Over de nabestaandenregeling wordt steeds gezegd dat
een oplossing in één dag niet mogelijk zou zijn. Vervolgens wordt er een
hele argumentatie opgericht waarom dat moeilijk is, want er moeten
mensen bij gehaald worden, er moet informatie verzameld worden, en dat
kan niet allemaal op één moment. Het gaat er toch om dat al die
informatie van tevoren is verzameld en dat vervolgens gedupeerden ergens
aankomen? Ze hoeven niet zelf verplicht in één dag te beslissen, maar ze
krijgen de optie om in één dag te zeggen: ja, ik vind dit een mooi
gebaar, een mooi aanbod; hier wil ik in meegaan. Dit vertelt me wederom
dat de UHT verkeerd om denkt. Want het is niet zo dat mensen bij de
oplossing in één dag ergens heen moeten komen om vervolgens te gaan
kijken: wat is er allemaal gebeurd? Nee, mensen krijgen voordat ze op
die plek aankomen al de informatie, en kunnen dan in gesprek gaan over
de vraag of het nodig is en wat er verder op orde moet worden gebracht.
En dat kan dus wel in één dag.
Ik zei het net al: ook hier blijkt weer dat er zo ongelofelijk veel
wantrouwen zit in de ouders, omdat het allemaal niet aannemelijk zou
kunnen worden gemaakt wat de werkelijke schade is. Hoe kun je dat nou
zeggen, zonder dat je de mensen hebt gesproken? Hoe kun je dat nu al
zeggen? De regeling is nog niet in gang gebracht, dus hoe is dat nu al
te bepalen?
Voorzitter. Het niet uitvoeren van een aangenomen amendement is ook een
vorm van machtsmisbruik. Het zou bizar zijn als de Kamer zich daarbij
neerlegt. Laten we immers wel wezen, waarom zouden we het laten zoals
het is? Waarom weigert dit kabinet dit, net als vorige kabinetten?
Nogmaals, ik ben echt benieuwd naar de nieuwe staatssecretaris en haar
mening hierover. Waarom zou u niet samenwerken? Waarom zegt u tegen de
sociale banken niet gewoon: sociale banken in Nederland, kom er ook bij,
help mee. Als ik dit allemaal lees, lijkt het erop alsof er argumenten
zijn gezocht om dit maar niet te hoeven doen. Dat botst heel erg met het
"doen wat wel kan", wat het motto is van dit kabinet. Tot slot zal ik zo
meteen nog komen op het punt waarom een oplossing in één dag wel zou
kunnen werken en hoe wij daarnaar kijken.
Dan een algemeen punt over de brede ondersteuning. Wie met wethouders in
het land spreekt, zegt dat het kan, en dat iedereen z'n uiterste best
doet. Ik heb zeer positieve verhalen gehoord van mensen. Afgelopen
vrijdag nog hoorde ik van een moeder die helemaal in de shit zat en die
door iemand ontzettend goed geholpen is. Maar als de kern van het
probleem niet opgelost wordt, kunnen gemeentes het ook niet oplossen. En
dan wil ik hier toch wel iets meegeven. Je kan er heel mooi over
filosoferen dat gemeentes het allemaal moeten doen, dicht bij mensen,
maar als de kern van een probleem niet opgelost wordt, dan komt er ook
geen oplossing voor de ouders.
Dan het alternatief van de SP. Helemaal in het begin zei mijn zeer
gewaardeerde collega-partijlid mevrouw Leijten al dat het UHT weg moet
bij Financiën en bij de Belastingdienst. Ik ben daar een groot
voorstander van. Wij waarschuwden er toen voor — dat zeg ik niet om
gelijk te krijgen — en zeiden: haal het daar weg. Toen was de redenering
van de minister, of staatssecretaris — vergeef me; volgens mij was het
een staatssecretaris — ach, geef het een kans. Die kans hebben ze gehad.
Volgens mij kan hier ook wel de conclusie getrokken worden dat het
totaal mislukt is en dat het ongeschikt gebleken is. We zien het op heel
veel verschillende manieren. Ook zien we nog steeds dat mensen hun
dossier niet kunnen krijgen. Waarom is dat? Die dossiers liggen daar
gewoon; daar hebben mensen recht op. Dus haal het weg, haal het UHT daar
weg en kijk naar instanties die mee willen werken.
Afgelopen vrijdag heb ik, zoals ik net zei, een gesprek gehad met een
moeder. Die had een ongelofelijk goede gemeente. Die wilde heel graag
helpen. Er zijn meerdere gemeenten die heel graag hierbij willen helpen.
We hebben de methode van Laurentien, van de Stichting Gelijkwaardig
Herstel; eigenlijk is dat een vorm van een oplossing in één dag, alleen
krijgt de overheid het zelf niet voor elkaar. Het was al zó risicovol om
dit te beleggen bij een stichting, onder leiding van een prinses. Maar
de overheid heeft dit probleem wederom zelf gecreëerd. Er zijn tal van
alternatieven en tal van andere opties gekomen, en het bleef halsstarrig
vasthouden. Er zijn ontzettend veel mensen in dit land die kijken naar
dit probleem en heel graag willen helpen. Haal het weg bij Financiën en
de Belastingdienst. Haal het daar weg! Laat het anderen doen. Gemeenten,
organisaties en Sociale Banken Nederland willen allemaal helpen. Hier
wordt echter halsstarrig vastgehouden aan al die systemen die tot nu toe
allemaal gefaald hebben. Nu zit er iemand naast mij die hoopt — en ik
snap dat — dat eind 2025 iedereen een eerste voorstel gedaan wordt, maar
daar kunnen we toch niet blij mee zijn, want het duurt nog jaren voor de
mensen. Laat het anderen doen; dat zou mijn alternatief en mijn oproep
zijn. Voor dat alternatief is een motie aangenomen, maar die is niet
uitgevoerd. Het zou mij een lief ding waard zijn — en ik weet dat
hetzelfde geldt voor heel veel ouders, die trouwens ook graag zouden
willen meedenken over oplossingen — als we dat voorstel weer
aannemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. De heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Op de een of andere manier ben ik verbonden met dit dossier,
omdat ik ooit staatssecretaris werd nadat een staatssecretaris voor mij
moest aftreden vanwege dit dossier. Alexandra van Huffelen en ik kregen
toen de taak om hem te vervangen. Ik deed weliswaar niet de toeslagen,
maar de belastingkant, maar ik heb toen heel erg gevolgd wat er allemaal
gebeurd is de debatten hierover, niet aan deze kant, maar wel aan de
andere kant.
Ik ben het qua grondhouding heel erg eens met de heer Dijk. Het enige
wat helpt — dat is ook mijn eigen ervaring in het Groningse dossier — is
het kantelen van het perspectief van systemen en uitvoering naar wat
goed is voor mensen. Dat is overigens heel moeilijk. Op dat punt zie ik
echt een parallel met het Groningse gebeuren. Dat is niet eenvoudig,
maar heel complex.
Ik ben het ook met de heer Dijk eens dat het zoeken van samenwerking met
de Kamer mij in ieder geval in de jaren in Groningen veel gebracht
heeft. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen adviseren om dat zo
veel mogelijk te doen. Het gaat hier om een complex dossier en dan heeft
het ook niet zo veel zin heeft om tegenover de Kamer te staan. Meestal
komen er allerlei ideeën uit de Kamer en uit de samenleving.
In de praktijk worden beslistermijnen vaak niet gehaald door de
Commissie Werkelijke Schade. Daarom wordt ingezet op versnelling binnen
de Commissie Werkelijke Schade via het inrichten van alternatieve
schaderoutes. De eerste vraag die bij mij opkomt is: wat gaat de
staatssecretaris nu precies doen om te versnellen? Welke risico's zitten
daaraan en ten koste van wat gaat deze versnelling? Met andere woorden:
heeft de staatssecretaris er goed contact over gehad met de mensen om
wie het gaat of dit echt tot versnelling zal leiden?
Mijn tweede vraag. Hoe zorgen we ervoor dat we het door al die
alternatieve routes — dat is een andere ervaring uit Groningen — niet
onnodig ingewikkeld maken? Hoe meer routes je creëert, hoe ingewikkelder
het wordt voor gewone mensen. En hoe zorgen we ervoor dat die
verschillende routes niet leiden tot verschillende uitkomsten?
Ik zou het belang willen benadrukken van deze wet voor nabestaanden van
gedupeerden. Een langere termijn om bezwaar in te dienen is natuurlijk
prima, maar de vraag is dan wel: als je de termijn verlengt, waarom laat
je dan toch een soort valbijl aan het einde vallen? Als je dat doet
vanuit het perspectief van degenen om wie het gaat, kun je je afvragen
of dat wel zo verstandig is.
Ten slotte een vraag aan de staatssecretaris. Kan zij een perspectief
bieden op hoe lang deze operatie ongeveer zal gaan duren? Wat verwacht
zij dat er op dit punt zal gaan gebeuren?
Ten slotte ten slotte. Het is niet gepast dat ik inga op de parallel die
wordt getrokken met het €5.000-bedrag in Groningen. Dat moet de
staatssecretaris Groningen maar doen, want die is daarvoor ingehuurd.
Maar de parallel gaat niet helemaal op; laat ik het op deze manier
zeggen. Ik begrijp wel dat de vergelijking wordt gemaakt, maar zij klopt
niet helemaal, denk ik. Maar dat is aan de heer Van Marum om dat in het
kabinet duidelijk te maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. U heeft een vraag van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb een vraag naar aanleiding van de inbreng van de heer Vijlbrief.
Hij geeft aan dat er verschillende routes lopen en dat het ook voor de
gedupeerden best wel complex is om daar een juiste keuze in te maken.
Vervolgens stelt hij dat die routes niet tot ongelijke uitkomsten mogen
leiden. Maar is dat niet inherent aan het feit dat het heel
verschillende routes zijn die voorzien in de behoeften van gedupeerde
toeslagenouders?
De heer Vijlbrief (D66):
Mevrouw Van Eijk heeft natuurlijk gelijk: als er verschillende behoeften
zijn, dan kan dat. Maar ik wijs er alleen maar op dat wij over het
algemeen de neiging hebben — en dat sluit een beetje aan bij hoe de heer
Dijk begon — om te redeneren vanuit systemen en niet vanuit de mensen
die tegenover je zitten. Mijn ervaring is dat, als jij als bestuurder
denkt dat je mensen meer keuzes biedt, je over het algemeen alleen maar
meer complexiteit biedt en niet meer keuzes. Dat was meer mijn
opmerking. Dat er daarna weer ontevredenheid ontstaat is meer analytisch
dan dat ik echt de oplossing weet. Daarna ontstaat er weer discussie en
onvrede over het feit dat er verschillende uitkomsten zijn. Dat
probeerde ik te zeggen.
De voorzitter:
Dank. Ik zie geen verdere vragen meer. Mevrouw Heite.
Mevrouw Heite (NSC):
Voorzitter. De kinderopvangtoeslagenaffaire is een van de grootste
rampen die de overheid in de recente geschiedenis van Nederland heeft
veroorzaakt. De overheid hoort betrouwbaar te zijn, maar werd in dit
kafkaëske schandaal een onbetrouwbare vijand. Tienduizenden mensen
werden de vernieling in geholpen door onredelijke en disproportionele
terugbetalingsvorderingen van de Dienst Toeslagen.
Ik kijk toch even terug. Wie een eigen bijdrage van enkele tientjes niet
had betaald, moest soms tienduizenden euro's terugbetalen. Dat geld was
er uiteraard niet meer, want dat was al uitgegeven aan
kinderopvangorganisaties. Tienduizenden huishoudens kwamen hierdoor in
de knel, met als gevolg geldgebrek, schulden, armoede, uithuiszettingen
en mensen die hun baan, hun auto, hun huis en soms zelfs hun kinderen
kwijtraakten. Dit was natuurlijk niet een natuurfenomeen, maar een ramp
die is veroorzaakt door menselijk handelen, te beginnen bij de
hardvochtige wetgeving uit 2005, namelijk het verkeerd geformuleerde
artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir,
dat volledige teruggave eiste van de kinderopvangtoeslag, ook bij kleine
onregelmatigheden en wat sterk afweek van de overige
toeslagenwetgeving.
Niet alleen de wetgeving van 2005 is tekortgeschoten, maar ook de
politiek, die pas veel te laat — in 2019 — begon met ingrijpen en ook de
rechterlijke macht, waaronder de Raad van State, die artikel 26 van de
Awir op de meest strenge wijze interpreteerde. Het kabinet-Rutte II
gooide nog meer olie op het vuur door in 2013 de Ministeriële Commissie
Aanpak Fraude op te richten, onder leiding van hemzelf, die de
fraudeaanpak nog verder intensiveerde. De zogenaamde CAF-teams gingen
toen over op een meedogenloze fraudejacht, die onderdeel was de latere
kinderopvangtoeslagenaffaire. Uiteindelijk stapte staatssecretaris Menno
Snel in 2019 op en viel in 2021, na het rapport Ongekend Onrecht van de
Parlementaire Onderzoekscommissie en zeker ook dankzij de inspanningen
van Renske Leijten en Pieter Omtzigt, het hele kabinet-Rutte III over
deze kwestie.
Helaas komt de hersteloperatie bijzonder moeilijk op gang. Na de
kinderopvangtoeslagenaffaire zien we ons nu geconfronteerd met de
herstelaffaire, die volledig lijkt vast te lopen en waar meerdere
staatssecretarissen zich op hebben stukgebeten. Inmiddels zijn er 70.000
meldingen van gedupeerden. De kosten zijn enorm opgelopen en worden
geschat op 12 miljard euro, terwijl er enkele jaren geleden nog maar 2
miljard euro per jaar aan deze toeslagen werd uitgekeerd. Daarom roept
NSC de staatssecretaris op om kaders te stellen, want anders gaat de
hele hersteloperatie steeds meer uit de pas lopen en wordt het steeds
groter. Daar doe je de gedupeerde ouders, maar ook de maatschappij,
uiteindelijk mee tekort. Middels de beschikking was het overgrote deel
van de populatie in beeld. Is de staatssecretaris bereid om dat als
uitgangspunt te hanteren bij de prioritering? En hoe gaat de
staatssecretaris de scheve verhouding tussen de kosten en de voortgang
aanpakken? Welke efficiëntieslagen heeft zij voor ogen, zonder dat die
ten koste gaan van de gedupeerden?
Voorzitter. NSC staat voor goed bestuur en een overheid met een
menselijk gezicht. Het oorspronkelijke wetsvoorstel stond daar haaks op
wat ons betreft. Er ging een verkeerde signaalwerking van uit. In plaats
van sneller en beter te werken, paste de overheid de spelregels aan,
zodat de gemiddelde behandeltijd — 22 maanden — nog net binnen de
beslistermijn van 24 valt. Dat is de wereld op zijn kop. De spelregels
moeten niet worden aangepast aan de traag werkende overheid, maar de
overheid moet gewoon sneller en efficiënter gaan werken. Dit
wetsvoorstel pakt het probleem vanaf de verkeerde kant aan: het paard
moet niet achter de wagen worden gespannen.
Ook de Raad van State kwam al tot deze conclusie: de voorgestelde
verlenging is juridisch kwetsbaar en leidt niet tot een versnelling van
het proces. Door de nota van wijziging heeft de nieuwe staatssecretaris
de angel uit dit debat gehaald. De verlenging van de beslistermijn van
een naar twee jaar is van de baan. Daarmee steekt de staatssecretaris
haar nek uit. Daar wil de fractie van NSC haar graag een compliment voor
maken. Voor wat betreft de nabestaandenregeling vraagt NSC zich af
waarom er niet is gekozen voor een beleidsbesluit in plaats van
wetgeving. Het duurt gemiddeld achttien maanden om tot zo'n wetsontwerp
te komen, terwijl een beleidsbesluit in twee of drie dagen kan worden
geregeld. Daar komt bij dat een wet knellend kan zijn en minder wendbaar
is.
Voorzitter. De aanvangstermijnen voor nabestaanden van overleden
kinderen die onder de kindregeling zouden zijn gevallen, worden
verruimd. Dat is uiteraard een verbetering ten opzichte van de termijn
die nu geldt. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij hetzelfde
bedrag krijgen als de kinderen zouden hebben gekregen. Nu kan een
aanvraag worden gedaan tot zes maanden nadat aannemelijk is geworden dat
het kind in aanmerking zou zijn gekomen voor de kindregeling. Hoe wordt
getoetst of dit aannemelijk is? En door wie wordt dit getoetst? Graag
een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Er is inmiddels een oerwoud aan schadeafhandelingsregelingen
ontstaan. Daarover wil NSC graag de volgende vragen stellen. Is de
dienstverleningsovereenkomst met de Stichting (Gelijk)waardig Herstel —
vanaf nu noem ik die voor het gemak maar SGH — al gedeeld met de Kamer?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het plan van aanpak van de
CWS en het nieuwe schadekader? Zijn al concrete resultaten zichtbaar? In
plannen van aanpak en schadekaders kunnen we immers niet wonen. Hoeveel
fte's zijn er inmiddels bij gekomen sinds de vorige
voortgangsrapportage? En hoeveel korter zijn inmiddels de
doorlooptijden? Is de technocratische bejegening van gedupeerde ouders
door de CWS inmiddels verbeterd, en waaruit blijkt dat? Klopt de
bewering in de media, RTL Nieuws, dat via de route van SGH vijf tot zes
keer zo hoge schadevergoedingen worden betaald aan gedupeerden, in
vergelijking met de CWS? Zo ja, waarom zouden gedupeerden dan nog kiezen
voor een van de andere routes? Geldt voor diegenen die al via een andere
route zijn gecompenseerd niet dat zij zich dan benadeeld voelen?
Klopt het dat na de integrale beoordeling er nu eigenlijk zes routes
zijn die kunnen worden bewandeld? Ik som ze even op: de route van de
CWS; forfaitaire bedragen; de route VSO; de route via SGH; de route via
de Bezwaarschriftenadviescommissie en de gang naar de rechter. Hoe
verhouden deze routes zich ten opzichte van elkaar? Werkt dit geen
rechtsongelijkheid in de hand? Wat als toeslagenouders gebruik willen
maken van meerdere routes? Zijn er reeds rechtszaken geweest in het
kader van het schadeherstel kinderopvangtoeslag, en zo ja, welke
conclusies kunnen daaruit worden getrokken? Klopt het dat er nog een
route bij komt, namelijk de digitale route? Gaat het hier weer om een
nieuwe route? Welke ouders kunnen of willen de route van SGH niet
bewandelen, zoals in de nota van wijziging staat? Wat is hier de reden
voor?
Voorzitter, afrondend bij dit onderwerp. Bezwaren zijn het gevolg van
ad-hoc-herstelregelingen zoals de Catshuisregeling. Hier hebben wij nog
steeds last van. NSC is er voorstander van om bij hersteloperaties als
gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad, te komen tot een uniforme
herstelregeling en zodoende te zorgen voor zekerheid bij gedupeerden en
de betreffende uitvoeringsorganisaties. NSC maakt met het ministerie van
Binnenlandse Zaken een wetsvoorstel conform haar aangenomen motie uit
april. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij wil kijken in hoeverre
de toeslagenhersteloperatie alvast in de geest van deze wet zou kunnen
worden uitgevoerd?
Voorzitter. NSC wil ook graag weten waarom aan de brede ondersteuning
van gemeenten en eindtermijn is gesteld van twee jaar na het eerste
gesprek. Immers, het herstel kan toch veel langer duren dan twee jaar?
Waarom is de termijn waarop er wordt beslist over het verstrekken van
materiële voorzieningen maar liefst zes maanden? Kan dit niet veel
sneller? Deze toekenning vindt immers plaats op basis van een plan van
aanpak dat er al binnen acht weken moet zijn, dus waarom zou een
gemeente dan nog vier maanden extra de tijd moeten nemen? Hoeveel mensen
zitten er op dit moment in de brede ondersteuning bij gemeenten? En
klopt het dat mensen die door de lichte toets komen ook gebruik kunnen
maken van de brede ondersteuning? Waarom gaat dit niet pas in na een
additionele toets, bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau, waar de brede
ondersteuning ook wordt gegeven? De gemeente moet zich toch al verdiepen
in de situatie van de ouders, dus dit zou geen tijdverlies moeten
leveren. Kan de staatssecretaris hierop reageren?
Sommige methodes om tot een versnelling te komen roepen bij NSC vragen
op. Dit geldt bijvoorbeeld voor de maatregel nadere telefonische uitleg
om een bezwaarschrift ingetrokken te krijgen. Hoe wordt zeker gesteld
dat dit geen afpoeiergesprekken worden?
Hetzelfde geldt voor mediation, waar wij op zich een voorstander van
zijn. Maar deze methode wordt meestal gebruikt om te bemiddelen tussen
partijen die op voet van gelijkwaardigheid staan. Hoe kan zeker worden
gesteld dat gedupeerden niet in een voor hen ongunstige regeling
terechtkomen vanuit een ongelijkwaardige positie en ingegeven door een
slager die zijn eigen vlees keurt?
Het niet meer laten behandelen van een deel van de bezwaarschriften door
de BAC roept ook vraagtekens op en hetzelfde geldt voor de VSO-route.
VSO betekent meestal afstand doen van je rechten, dus waarom zouden
mensen hiervoor kiezen? Kan de staatssecretaris daarop reageren?
Donderdag 26 september jongstleden verscheen een bericht in de media
over het afkopen van bezwaarschriften voor €5.000. Dit heeft bij veel
ouders de nodige onrust veroorzaakt en dat alleen al betreurt NSC ten
zeerste. Natuurlijk willen we allemaal de gewenste versnelling
aanbrengen en lucht in het systeem creëren, maar niet ten koste van
alles en zeker niet ten koste van zorgvuldigheid. Gezien de felle
reacties van gedupeerden vraagt NSC aan de staatssecretaris hoe dit
voorstel tot stand is gekomen en of de gedupeerden hierbij zijn
betrokken. Zo niet, kan de staatssecretaris hierop reflecteren en
toezeggen dat in de toekomst dergelijke nieuwe voorstellen altijd worden
afgestemd met een vertegenwoordiging van de gedupeerden? Kan de
staatssecretaris garanderen dat mensen zich niet laten afkopen met
€5.000 om er later achter te komen dat ze recht hadden op een hogere
compensatie? Graag een toezegging van de staatssecretaris hierop.
Voorzitter. Ik rond af en wil namens NSC de staatssecretaris ook veel
sterkte en succes wensen met haar historische missie om de
hersteloperatie zo spoedig mogelijk af te ronden en daarmee de laatste
staatssecretaris op dit dossier te zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Goede kritische vragen vanuit NSC. Ik ben benieuwd naar een punt. NSC
geeft terecht aan dat efficiëntie niet ten koste mag gaan van de ouders.
Dat deel ik heel erg. Wij, de SP en ook D66 hebben er vragen over
gesteld dat ouders die te laat zijn met hun bezwaar in het nieuwe
voorstel niet meer geholpen gaan worden. Het is dus geen verlenging maar
een verstrenging van het beleid, zoals collega Dijk zei. Ik ben benieuwd
wat NSC daarvan vindt.
Mevrouw Heite (NSC):
Een goede vraag, ook eentje die ik vanuit mijn ervaring in Groningen
heel erg voel. Maar u overvraagt mij bijna, omdat ik op dit moment nog
niet voldoende kan overzien wat daar de consequenties van zijn. Ik wil
dus heel graag de reactie van de staatssecretaris hierop afwachten. Van
mijn vorige baan, bij de Nationaal Coördinator Groningen, weet ik dat
zaken die vanuit de Kamer met de beste bedoelingen soms toch werden
veranderd en aangepast, grote consequenties hadden voor de uitvoering.
Als u mij toestaat, houd ik even een slag om de arm en wacht ik het
antwoord van de staatssecretaris af om te kijken wat de consequenties
daarvan zouden zijn. Maar ik volg u dat dit eigenlijk krom is.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord ... Excuus, meneer Dijk. Ik had u over het hoofd
gezien. Hoe kan het, hoe kán het? Een interruptie van de heer
Dijk.
De heer Dijk (SP):
Ik stak heel voorzichtig een hand op. Ik had in eerste instantie
dezelfde vraag als de heer Stultiens, vooral ook omdat eigenlijk alle
adviezen hiertegen ingaan, om dit niet te doen omdat het de
rechtsbescherming van ouders vermindert. Ik had ook een andere vraag en
die gaat over de afkoopregeling van €5.000. U kent, denk ik, deze
patronen ook uit uw verleden. Waarom zou de overheid, de politiek dit op
deze manier doen?
Mevrouw Heite (NSC):
Dat is een mooie vraag en die sluit aan bij uw betoog: systeem versus
mens, beleid versus uitvoering. We hebben in Groningen ook gezien dat
mensen toch te veel vanuit het systeem redeneren en te weinig rekening
houden met de ouders. Ik wil ondertussen voor deze €5.000-regeling wel
enigszins verzachtend opmerken dat het een vrijwillige regeling. Bij mij
zit heel erg veel pijn in het feit dat gedupeerde ouders hier ook weer
heel erg van schrokken en het gevoel hadden dat ze werden afgekocht.
Eigenlijk zie je daaraan al dat ze onvoldoende bij betrokken, maar ook
dat er onvoldoende is gecommuniceerd. Dat vind ik misschien nog wel het
allerergste. In Groningen — volgens mij is deze regeling een beetje een
kopie van die in Groningen — hebben we gezien dat het voor bepaalde
groepen best een oplossing was. Sommige mensen zeiden: prima, dan ben ik
ervanaf. Alles wat maar een beetje lucht in dit systeem kan creëren
moeten we vooral doen; daar ben ik voorstander van. Dat ter verzachting.
Maar ik heb een dringende oproep aan de staatssecretaris gedaan wat
betreft de communicatie, de betrokkenheid en ook een brede
vertegenwoordiging van ouders. Ik heb gevraagd om een toezegging op dit
punt. Dit moeten we borgen voor de toekomst om te voorkomen dat iedereen
hier zo van schrikt.
De heer Dijk (SP):
Nog één keer dan. Ik hoorde mijn buurman net, maar ik wil het zelf ook
aan u vragen en daarmee indirect aan de staatssecretaris. Het moet wel
heel duidelijk zijn waarop die €5.000 gebaseerd is. Er wordt gesteld
"nee, het is niet afkopen", maar natuurlijk is dit afkopen. Dat mensen
dat ook zo voelen, is superlogisch. Een bezwaarprocedure zal immers
waarschijnlijk flink meer in de papieren lopen dan een afkoopregeling
van €5.000. Daarmee is het toch ook niet altijd een vrije keuze? Als
mensen zo'n wantrouwen in een oplossing van de overheid hebben, dan kun
je toch niet meer stellen dat het een vrije keuze van mensen is om in te
gaan op het aanbod?
Mevrouw Heite (NSC):
Ik snap uw vraag heel goed, meneer Dijk. Maar ik kan me ook voorstellen
dat er situaties zijn waarin mensen die bezwaar maken zeggen wel blij te
zijn met die €5.000. Het is een vrijwillige regeling. Ik zou niet willen
zeggen dat iedereen die voor deze regeling in aanmerking komt, zichzelf
hiermee tekort zou doen. Dat is in Groningen ook niet het geval geweest.
Ik voel met u mee dat dit een kwestie van systeem versus mens is. Juist
daarom nogmaals de oproep om de gedupeerden centraal te stellen en vanaf
nu goed erbij te betrekken en zorgvuldiger te communiceren. Maar ik ben
het er niet mee eens dat deze regeling alle gedupeerden tekort zou doen.
De ervaring in Groningen is dat het wel degelijk enigszins lucht in het
systeem heeft gebracht.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer. Mevrouw Rikkers.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb hier een enorme lap spreektekst voor me
liggen. Ik zit hier als laatste spreker. Ik heb al heel veel dingen
gehoord. In mijn tekst staan heel mooie stukken over de overheid die
verantwoordelijkheid moet nemen, dat de beslissingstermijnen echt
belachelijk lang zijn, dat de nabestaandenregeling veel beter moet en
dat buitenlandse gedupeerden ook rechtvaardigheid verdienen. Zo heb ik
heel veel punten, maar wat mij het meest verwondert — ik ben hier nog
maar net — is waarom wij met z'n allen zo in de kramp schieten als wij
mensen willen helpen. Wij hebben het over systeem versus mens, maar
volgens mij is het mens versus systeem. We moeten eerst kijken naar de
mensen. Wij zijn hier met z'n allen zo bezig om alles zo goed te
regelen, dat het wel lijkt alsof wij bang zijn voor misbruik. Dat
gebeurt, dat mensen misbruik maken van regelingen. Dat weten wij ook.
Maar dat is misschien maar 1% of 2% van de mensen. We zijn nu systemen
aan het opbouwen waarmee we 98% van de mensen gaan controleren, waarbij
we de mensen vergeten.
We hebben het ook over 2025 als jaar waarin het eindelijk klaar moet
zijn. Als wij hier steeds zo blijven praten en nog meer nieuwe
regeltjes, nieuwe bureaucratie, nieuwe handleidingen en kaders en dat
soort dingen bedenken, dan zijn die mensen daar niet mee geholpen. Ik
wil heel graag van de staatssecretaris horen hoe we het wel gaan doen.
Hoe kunnen we het omdraaien, zodat we de mensen van dienst zijn en de
goede dingen doen zonder al die bureaucratie? We moeten kijken naar wat
er wél kan.
Dank je wel, voorzitter.
De heer Dijk (SP):
Sorry, maar ik maak hier toch echt bezwaar tegen. Er zijn hier ook heel
veel partijen die helemaal niet hebben gevraagd om al die regeltjes. Dat
moet toch even gezegd worden. U bent volksvertegenwoordiger namens een
partij die in de coalitie zit. Wat is de oplossing? Er zijn
tienduizenden mensen voor wie nu geen oplossing is door al die systemen
en al die regeltjes. Zeg het dus maar.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Het is nooit mijn bedoeling geweest, meneer Dijk, om u te schofferen;
absoluut niet. Zo bedoelde ik het absoluut niet. Ik ben hiervoor
wethouder geweest. Ik had toen ook dit dossier. Wij wilden heel graag
mensen helpen. Wij kregen alleen geen contact met de mensen, want wij
mochten niet weten wie deze mensen waren. Aan de ene kant krijg je als
wethouder de opdracht "help die mensen, doe iets want deze mensen hebben
hulp nodig", maar aan de andere kant krijg je te horen: zoek zelf maar
even op wie die mensen zijn. Dus wij moesten advertenties plaatsen in de
krant en we moesten op Facebook oproepen doen. Dan denk ik: hoe kan het
nou in vredesnaam zo moeilijk gemaakt worden? Ga bij mekaar zitten,
praat met mekaar en help mekaar.
De heer Dijk (SP):
Dat klinkt goed en niet alleen omdat ik het aan het einde van mijn eigen
bijdrage heb gezegd. Ik zeg dat omdat ik echt denk dat als je inderdaad
wilt kiezen voor mensen in plaats van de systemen, die mensen in de
mangel nemen, je wel iets anders moet gaan doen. Dan kan je het niet
houden zoals het is. Ik weet dat er een enorme drempel is, ook hier, om
te zeggen: we gaan nieuwe routes, nieuwe manieren en nieuwe vormen
bekijken. Dat heb ik zelf ook. Maar dit is het niet. Er moet dus echt
wel iets veranderen. Sterker nog, mensen die zich nu nieuw melden, komen
ook weer in de mangel terecht. Die krijg ik ook in mijn mailbox, aan de
telefoon of in gesprek te zien. Hier moet dus wel iets veranderen.
Bent u met mij van mening dat het een betere optie zou zijn om
bijvoorbeeld de aanpak van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel over te
nemen en die als overheid te kopiëren? Dat is al wel vaak voorgesteld,
maar is het niet beter om die te kopiëren, misschien op een nog betere
manier na te doen en dat de route te laten zijn? We hebben het hier de
hele tijd over systemen die aangescherpt moeten worden. Het systeem
staat centraal en niet mensen. En ik ben het heel erg met u eens. U zei
net dat u wethouder was. Er zijn zo veel mensen die hierbij willen
helpen. Laten we dat dan opzoeken. Mijn vraag aan u is of dat een reëel
voorstel is.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik zou de vraag heel graag terugkoppelen naar de staatssecretaris: wat
heeft de staatssecretaris nodig om dit te gaan doen en wat kunnen wij
doen zodat de staatssecretaris dit kan gaan doen?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Een mooi betoog van mevrouw Rikkers namens de BBB. Ik ga voor een deel
ook met haar mee. Aan de andere kant werken er ook een heleboel mensen
bij de uitvoering. Ook die mensen lopen vast, terwijl zij heel graag
willen helpen. Het een kan niet zonder het ander. Zoals ik in mijn
inbreng al aangaf, lijkt het wel alsof het ouderperspectief concurreert
met de uitvoering. Dat is volgens mij ook de balans die we moeten
zoeken. Als er belemmeringen zijn, zouden we die graag willen wegnemen.
Maar we kunnen nou eenmaal niet zonder een structuur, een systeem en een
uitvoeringsorganisatie. Hoe ziet zij dat?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dat zie ik inderdaad ook, maar zo'n uitvoeringsorganisatie moet wel
helpend zijn en zo'n beleid en zo'n wet moeten helpend zijn. Op dit
moment heb ik het gevoel dat die wet alleen maar meer beklemt. Volgens
mij zou je met beleidsregels veel meer kunnen doen.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties meer. Dan zou ik het voorzitterschap graag over
willen dragen aan mevrouw Van Eijk.
Voorzitter: Van Eijk
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Van Dijk van het CDA voor haar
inbreng.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ik voer mede namens de ChristenUnie het woord.
Vandaag behandelen we een wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen
en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen. Het is
natuurlijk heel verleidelijk om al vragen te stellen over de
voortgangsrapportage of om uitgebreid in te gaan op signalen van ouders
of advocaten. Die zal ik bewaren voor over een paar weken, met
uitzondering van een paar die wat mij betreft echt urgent zijn.
Voorzitter. Voor ons liggen een aantal voorstellen. Eigenlijk zou er nog
een voorstel bij zitten, namelijk het voorstel met betrekking tot het
aanpassen van beslistermijnen van zes plus zes maanden naar 12-plus
maanden. Dat voorstel is gelukkig ingetrokken. Wij waren daar bij de
schriftelijke behandeling al negatief over, omdat het haaks staat op de
argumenten over het verbeteren van CWS in combinatie met de afnemend
druk op CWS als gevolg van het opschalen van de Stichting
(Gelijk)waardig Herstel. Al die afkortingen … Daarnaast verdwijnt iedere
prikkel om tempo te maken voor de ouders. Dank daarvoor dus.
Ook vinden we het goed dat termijnen voor het doen van een aanvraag voor
aanvullende compensatie CWS met terugwerkende kracht verlengd worden.
Maar ik heb toch nog een vraag over rechten met betrekking tot
terugwerkende kracht. Ouders die zich hebben aangemeld voor CWS en die
al in de route zitten of hebben gezeten voordat besloten was dat SGH een
formele route werd, kunnen niet overstappen of alsnog gebruikmaken van
SGH. Mijn vraag is om dit voor deze ouders wel mogelijk te maken. Het
voelt namelijk echt als rechtsongelijkheid, omdat deze ouders destijds
niet de keuze hadden voor SGH. Daarnaast denken wij dat het rechtszaken
kan voorkomen, vooral van ouders die nu compleet vastlopen binnen
CWS.
Over termijnen gesproken: zoals we eerder hebben gezien, is er stevige
vertraging bij de afhandeling van bezwaren door UHT. In de memorie van
toelichting staat dat onconventionele maatregelen werden overwogen om de
termijnoverschrijdingen te verkorten, waaronder het schikkingsvoorstel
waar meteen gedoe over ontstond in de pers. In de berichtgeving staat
dat de Kamer hiermee heeft ingestemd. Dat klopt. Ik heb even nagezocht
hoe dit proces is gelopen, want het lijkt min of meer stilzwijgend te
zijn gegaan. Het voorstel tot afkoop van bezwaren door middel van een
schikkingsvoorstel stond genoemd in de zeventiende voortgangsrapportage
van 31 maart in één alinea en zonder bedrag, en ook in de memorie van
toelichting van 18 juni bij de voorliggende wet. Op 13 juni was het
plenaire debat over de afhandeling van werkelijke schade, waarin ook de
zeventiende voortgangsrapportage is behandeld. Op 26 juni is de nota van
wijziging op de suppletoire begroting gekomen, waarbij deze optie in een
toelichtende brief werd vermeld. Die brief stond op de agenda van de pv
van 27 juni en is daarmee toegevoegd aan de stemmingen van diezelfde
dag. Weet u nog? Dat was die spoedstemming om de bedragen voor SGH nog
voor de zomer veilig te stellen. Het kan aan onze fractie liggen, maar
ik ben benieuwd hoe collega's dit proces hebben ervaren. Het voelt als
het snel erin fietsen van een beslispunt omdat iedereen destijds druk
was met de forse bedragen voor SGH. Ik ben ook benieuwd hoe de
staatssecretaris hier zelf naar kijkt.
Ik heb hier nog wel een paar vragen over. Kan de staatssecretaris nog
een keer goed uitleggen hoe goede rechtsbescherming geborgd wordt?
€5.000 is een groot bedrag, zeker voor mensen die financieel in de knel
zitten. Je wil niet dat zij hun recht op behandeling van een misschien
wel heel legitiem bezwaar opgeven om op korte termijn geld in de
portemonnee te hebben of omdat ze zo moegestreden zijn dat ze het
feitelijk opgeven en er niemand is die hen daartegen in bescherming
neemt. Het mag nooit een werkwijze worden van cijfers boven mensen
oftewel van zo veel mogelijk mensen verleiden tot een
schikkingsvoorstel. Ook wordt er gezegd dat er advocaten beschikbaar
zijn voor deze ouders, maar zijn die er ook in de praktijk? Hoe snel is
een advocaat beschikbaar voor deze ouders?
Voorzitter. Er wordt een aantal wijzigingen voorgesteld met betrekking
tot de regeling van nabestaanden van overleden aanvragers, zodat de
regeling die gebaseerd is op het aannemen van het al fors gewijzigde
amendement van het lid Leijten uitvoerbaar wordt. Hier zitten wij wel
echt met een dilemma, want voor nabestaanden is de route volgens het
amendement-Leijten eigenlijk een herstelproces-plus en geen integrale
beoordeling, waar mevrouw Leijten maar ook ik echt in geloven als de
oplossing. Een goed punt is dat er iemand is die het feitenrelaas van de
ouder door het proces loodst, maar er zijn nog steeds drie processtappen
die in het uiterste geval tot drie jaar kunnen duren. Hoe doen we dan
recht aan een snelle behandeling? Want dit is niet wat er met het
amendement bedoeld werd. Dit is voor ons een serieus dilemma, want dit
leest wel als een beter proces dan het reguliere proces, maar we zijn
nog lang niet waar wij denken dat we wezen moeten, namelijk een
integrale beoordeling op basis van het verhaal van de ouder, inclusief
brede ondersteuning op een locatie naar keuze van de ouder. De
staatssecretaris zou ook met SGH in gesprek gaan over de vraag of
nabestaanden ook van deze route gebruik kunnen maken. Mijn vraag is of
daar inmiddels duidelijkheid over is.
Voorzitter. Nog een vraag over de regeling voor ex-partners. Uit de
uitvoeringstoets van de Dienst Toeslagen blijkt dat het vanwege de hoge
druk op CWS, met name op het terrein van dossiers en bezwaren, niet
mogelijk is om de afhandeling van aanvragen van aanvullende compensatie
van werkelijke schade van ex-partners op korte termijn in uitvoering te
brengen. De regeling is technisch uitvoerbaar, maar pas op het moment
dat de werkvoorraad dat toelaat. De timing van de inwerkingtreding van
de regeling zal dus worden afgestemd op de capaciteit bij de Dienst
Toeslagen en CWS, maar kun je niet al wel de integrale beoordeling gaan
inplannen, zodat we straks niet een leegloop bij het integraal
beoordelen hebben en het allemaal niet nog veel langer gaat duren?
Is er in de laatste nota van wijziging informatie bij gekomen met
betrekking tot het voorgenomen proces voor gemeenten? Allereerst: het is
goed dat er meer duidelijkheid en stroomlijning in het proces komen,
maar ik heb wel een heel aantal vragen. Wat is de rol van het verhaal
dat door de Stichting Gelijkwaardig Herstel is opgetekend in de brede
ondersteuning? In de nota van wijziging staat dat ouders een intake
krijgen met het college. Als ouders hun verhaal al hebben laten
opschrijven bij SGH, waarom wordt dat dan niet als uitgangspunt genomen?
En in hoeverre is het verhaal dat zij bij de gemeente moeten doen in
lijn met het verhaal bij SGH? Want sommige ouders komen eerder bij de
gemeente dan bij de integrale beoordeling en zeker bij CWS. Moet daar
dan niet alvast het hele verhaal opgetekend worden met behulp van SGH?
Want we weten dat juist het hele verhaal kan helpen bij het herstel. Het
laat zien wat ouders hebben gemist en geeft mogelijk ook inzicht in hoe
zij het beste geholpen kunnen worden.
Materiële voorzieningen worden alleen toegekend als die naar het oordeel
van het college nodig zijn voor het maken van een nieuwe start. Wat
wordt allemaal bedoeld met "materiële voorzieningen"? Laptops, geld,
meubels, auto? Er staat dat binnen zes maanden na het eerste gesprek
besloten moet worden of dit soort voorzieningen uit het plan van aanpak
worden toegekend. Is dat niet veel te lang? Waarom moet een ouder zes
maanden wachten als binnen acht weken het plan van aanpak is opgesteld?
Daarin is, als het goed is, de soms uiterst urgente noodzaak van die
materiële voorziening beschreven.
Er wordt een termijn van twee jaar ingevoerd, waarna de brede
ondersteuning klaar is. Als het financiële hersteltraject echter meer
dan twee jaar duurt en als ouders nog steeds niet de financiële
compensatie hebben ontvangen om hun leven duurzaam op de rit te krijgen,
is die twee jaar dan wel passend? Moet je de termijn niet laten
aansluiten bij het financiële herstel, dus bijvoorbeeld laten duren tot
zes maanden nadat de volledige financiële compensatie is afgerond?
Voorzitter. Wat valt precies onder voorzieningen die reeds aan de
betrokkenen zijn toegekend en op basis van het plan van aanpak langer
doorlopen dan de termijn van twee jaar? De termijn van twee jaar vormt
immers volgens de toelichting bij de nota van wijziging geen
belemmering. Kan het hier bijvoorbeeld gaan over de situatie dat een
kind gedurende een schooljaar huiswerkbegeleiding krijgt vanwege
opgelopen achterstanden? Dat kan heel goed langer dan twee jaar duren.
Of kan het gaan om de situatie dat een ouder een opleiding van
bijvoorbeeld vier jaar gaat doen?
Ten slotte. Op 1 november aanstaande verloopt de aanmeldtermijn voor
gedupeerde jongeren met problematische schulden. Nu begreep ik vorige
week van een ambtenaar van het ministerie van Financiën dat nog maar
heel weinig jongeren zich hebben aangemeld. Mijn vraag is tweeledig.
Enerzijds vraag ik om verlenging van deze aanmeldtermijn. Ten tweede
vraag ik hoe we voor jongeren gaan zorgen voor een ingang die wél
werkt.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank je wel, mevrouw Van Dijk. Ik kijk even rond en ik zie één vraag. De
heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het heel erg eens met het betoog van collega Van Dijk. Ik ben ook
benieuwd hoe het CDA denkt over het punt waarover ik aan NSC een vraag
stelde. Dat gaat dus over het feit dat we hierna na zestien weken in
plaats van na zes weken tegen ouders gaan zeggen: u bent helaas te laat
met het bezwaar en we gaan het niet meer behandelen. Hoe staat het CDA
daarin?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben het heel erg eens met uw betoog daarover. Ik was dus blij dat u
het op deze manier gesteld hebt. Ik dacht: laten we de beantwoording
door de staatssecretaris afwachten. Dit is namelijk inderdaad wel een
punt dat ook ons zwaar op de maag ligt.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap terug aan mevrouw Van Dijk.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we schorsen tot 15.50 uur.
De vergadering wordt van 15.21 uur tot 15.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is 15.50 uur, dus ik wou doorgaan met de eerste termijn van de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank, voorzitter. Allereerst een dankwoord dat wij hier vandaag over dit
onderwerp spreken. Het is voor het kabinet heel belangrijk om snel en
goed recht te doen aan ouders. Het is ook heel belangrijk voor mij om
met u het gesprek aan te gaan over deze wetsvoorstellen en überhaupt
over de hele hersteloperatie. Dat de Kamer een snelle behandeling van
dit wetsvoorstel mogelijk heeft gemaakt, is niet vanzelfsprekend. Ik ben
dankbaar dat dit toch mogelijk is gemaakt.
Sinds kort beheer ik het herstel-toeslagendossier. Ik heb de afgelopen
tijd nodig gehad om mij grondig te verdiepen in de operatie. Ik heb
gesprekken gehad met ouders, met jongeren, met deskundigen. Ik heb
werkbezoeken afgelegd en debatten teruggekeken en intensieve
inhoudelijke sessies op het departement gehad, en dit alles omdat ik
echt heel goed wil begrijpen wat er aan de hand is en waar de knelpunten
zitten. Nog steeds heb ik het gevoel dat ik het nog niet helemaal goed
begrijp. Daar heb ik ook u bij nodig.
Ik zie namelijk dat de hersteloperatie een bloemkool aan regelingen is
geworden, met veel schakels en procedures, waarin ouders volledig
vastlopen. Ook de operatie is vastgelopen. De dwangsommen lopen op. Ik
zal u eerlijk zeggen: daar lig weleens wakker van. Dit moet echt anders.
Het moet sneller, het moet efficiënter, maar vooral menselijker. We
moeten meer contact zoeken met ouders. Niet het proces maar de mens moet
vooropstaan. Dat is mijn uitgangspunt en daar wil ik mij voor gaan
inzetten.
Hoe? Wat eerste lijnen die ik wil schetsen. Door in gesprek te gaan met
ouders, natuurlijk, zodat we proactief kunnen zien waar de pijn zit en
daarop inspelen, zodat er geen onnodige procedures worden opgestart of
gevolgd door ouders. We moeten beslissingen beter uitleggen, niet alleen
op papier maar ook persoonlijk, face to face, zodat het begrip wordt
vergroot en procedures kunnen worden voorkomen. Door zaken als
mediation, schikken, met elkaar om de tafel zitten. En daarnaast ook
gewoon door te blijven inzetten op efficiëntie, op het versoepelen van
de processen en het efficiënter laten verlopen van de processen. Ik zal
hier in de beantwoording wat gedetailleerder op ingaan.
Wat niet helpt op dit moment in de operatie is een hele grote
beleidsverandering, de boel helemaal omgooien en weer opnieuw beginnen.
We zijn nu eenmaal jaren verder. Er zijn keuzes gemaakt in het verleden
die we nu niet meer ongedaan kunnen maken zonder heel veel vertraging,
onrust en onduidelijkheid te veroorzaken. Ik voel de grote
verantwoordelijkheid om ouders verder te helpen.
Voorzitter, als u mij toestaat, dan richt ik mij op dit moment ook even
tot de ouders die dit debat thuis volgen. Het gaat veel over processen,
over regels en over termijnen in dit debat. Het is heel technisch en
heel koud. Het is niet warm en menselijk. Ik ga graag binnenkort met u
persoonlijk in gesprek. Ik ga het land in en ik hoor graag uw
persoonlijke verhalen en ook uw hulpvragen.
Ik wil voor de ouders ook nog heel graag kort ingaan op het
schikkingsvoorstel. Dat heeft door alle media-aandacht heel veel onrust
veroorzaakt. Ik wil daarom heel graag kort uitleggen wat het inhoudt. Er
gaan heel veel verhalen rond die gewoon niet kloppen en die ouders
onnodig ongerust en verdrietig hebben gemaakt.
Allereerst, het schikkingsvoorstel is vrijwillig en er verandert niets
aan uw positie als u het afslaat. Het gaat om bezwaren die zijn
ingediend in de integrale beoordelingsfase. Na het accepteren van het
schikkingsvoorstel kun je gewoon door met de rest van de procedure. Ook
als er een aanvullende schade is, kunnen die routes gewoon doorlopen
worden. Na ontvangst van het schikkingsvoorstel is er een bedenktermijn
van 28 dagen. Als er niet gereageerd wordt op het schikkingsvoorstel,
gaat de UHT ervan uit dat het niet geaccepteerd is. Ouders blijven recht
houden op het dossier. De bedenktijd van 28 dagen gaat in na ontvangst
van het dossier, als ouders het dossier wensen. Na het accepteren van
het schikkingsvoorstel is er nog een bedenktijd van veertien dagen
waarin alsnog kan worden afgezien van het voorstel. Ouders zonder
advocaat kunnen gratis een advocaat toegewezen krijgen. Ouders met een
advocaat kunnen dit met hun advocaat bespreken. Er wordt op dit moment
goed geëvalueerd en teruggekeken of en welke verbeteringen er
doorgevoerd moeten worden. Dit doen we expliciet in gesprek met ouders.
Voor ouders met een klein bezwaar kan dit helpen om door te gaan in het
proces. Voor ouders met een groter, principiëler bezwaar ontstaat er
ruimte om een inhoudelijke beslissing te krijgen van de UHT. Deze week
komt er duidelijke communicatie hierover op de site van de UHT. Dat
wilde ik nog even gezegd hebben.
Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen. Ik zal de vragen
in thema's beantwoorden en begin bij het thema algemeen. Dan kom ik bij
vragen van NSC. Mevrouw Heite heeft gezegd dat er regeling op regeling
wordt gestapeld en heeft gevraagd hoe we voorkomen dat dit zich nog
verder uitbreidt en hoe ik de scheve verhouding tussen voortgang en
kosten ga aanpakken. Zoals ik in mijn inleiding vertelde, ben ik het met
NSC eens dat er met de intentie om mensen zo goed en zo snel mogelijk te
helpen in het verleden keuzes zijn gemaakt die ervoor hebben gezorgd dat
er regeling op regeling werd gestapeld. Het is nu eigenlijk een kluwen
van regelingen geworden, waarin mensen vastlopen. Ik ben niet van plan
om nieuwe regelingen toe te voegen en de hersteloperatie nog groter en
ingewikkelder te maken. Dit wetsvoorstel introduceert dan ook geen
nieuwe regelingen. Daarnaast zijn we inmiddels flink op stoom met de
hersteloperatie. Ruim 65% van de ouders heeft bijvoorbeeld inmiddels de
beschikking op de integrale beoordeling gehad. Grote aanpassingen aan de
hersteloperatie zullen op dit moment in het proces zorgen voor grotere
vertragingen. Daar zijn ouders niet mee geholpen. Waar mogelijk blijven
we gericht kijken waar het sneller en beter kan. De belangrijkste
toetssteen is echt de versnelling voor ouders.
Een andere vraag van mevrouw Heite van NSC gaat over de uniforme
herstelregeling. Zij vraagt of ik kan toezeggen dat ik ga kijken in
hoeverre de toeslagenhersteloperatie alvast in de geest van deze wet zou
kunnen worden uitgevoerd. Ik vind het een goed idee dat onder leiding
van BZK gewerkt wordt aan een uniforme herstelregeling, die
duidelijkheid geeft in de toekomstige hersteloperaties die moeten worden
uitgevoerd. Maar ik vrees dat uitvoering van de hersteloperatie
toeslagen al voor een groot deel is gevorderd. Ik wil op dit moment niet
al te grote wijzigingen aanbrengen met als gevolg onzekerheid en
vertraging voor ouders. In deze hersteloperatie leren we hele
belangrijke lessen. Die wil ik graag eventueel betrekken bij het
wetsvoorstel en ik wil daarover in gesprek blijven.
Mevrouw Heite vroeg ook of ik kaders wil stellen, omdat de
hersteloperatie anders steeds meer uit de pas gaat lopen. Middels de
beschikking was de populatie geheel in beeld. Zij vraagt of ik bereid
ben om dat als uitgangspunt bij de prioritering te hanteren. Ik begrijp
de opmerking van NSC dat de hersteloperatie inmiddels bestaat uit een
uitgebreid stelsel van verschillende doelgroepen. In het verleden is
daar om hele goede redenen voor gekozen, maar op het punt waar we nu
staan, hebben we alle groepen die door de toeslagenaffaire geraakt zijn,
goed in beeld. Ik vind het belangrijk dat we nu voor al die mensen
toewerken naar een snelle en goede afronding. Daarbinnen geven we
prioriteit aan ouders die direct gedupeerd zijn door problemen met de
kinderopvangtoeslag. De UHT start de uitvoering voor bijvoorbeeld
ex-toeslagpartners of benadeelden door huurtoeslag, zorgtoeslag en
kindgebonden budget op het moment waarop dat niet tot vertraging leidt
voor die gedupeerden. Dus er wordt geprioriteerd en gekeken naar wat nu
en wat op een later moment komt. Voor de kleine groep nabestaanden maak
ik hierop nu een uitzondering om zo goed mogelijk te voldoen aan de wens
van uw Kamer om deze groep zo goed en zo snel mogelijk in een doorlopend
proces te helpen.
Mevrouw Heite van NSC stelde nog een andere vraag die onder het kopje
algemeen valt. Hoe gaat de staatssecretaris de scheve verhouding tussen
kosten en voortgang bewaken? Welke efficiencyslagen heeft zij voor ogen
zonder dat dit ten koste gaat van de gedupeerden? De toeslagenaffaire
heeft levens verwoest. Dat besef ik terdege. Ik vind het belangrijk dat
we ruimhartig compenseren en intensief helpen om de levens weer op de
rit te krijgen. Daarbij kijken we steeds naar de juiste combinatie van
regie bij ouders, ruimhartigheid, precisie, snelheid en uitlegbaarheid.
Zo is de schaderoute met Stichting (Gelijk)waardig Herstel opgezet om
versnelling in het proces van financieel herstel te bewerkstelligen en
om de regie zo veel mogelijk bij de ouders te houden. Bij de route SGH
zien we dat de uitvoeringskosten relatief laag zijn, mede vanwege de
inzet van vrijwilligers.
De heer Vijlbrief van D66 vraagt: kan de staatssecretaris een
perspectief bieden op hoelang de operatie gaat duren? Wat verwacht ik
dat hier zal gebeuren? In het regeerprogramma heb ik geschreven dat ik
verwacht dat alle ouders voor eind 2025 hun integrale beoordeling hebben
doorlopen. Die prognose blijft nog steeds haalbaar. Ook heb ik de
ambitie daarin neergelegd dat eind 2027 alle aanvullende schades voor
ouders zijn gecompenseerd.
Mevrouw Van Eijk stelde een vraag over de schijnzelfstandigen en de
termijnen. De verwachting is dat het afnemen van het aantal medewerkers
als gevolg van de handhaving beperkt zal blijven. Wij zijn ons heel erg
bewust van het dilemma van het opheffen van het handhavingsmoratorium
versus de eisen die de hersteloperatie stelt. De Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen doet er echt alles aan om de inzet van potentiële
schijnzelfstandigen te beperken. Zo zijn er inmiddels bijna 700
medewerkers bij UHT in vaste dienst. Daarnaast blijven we ook
schijnzelfstandigen een vast dienstverband aanbieden. Ook zullen
werkzaamheden in de komende jaren in omvang gaan afnemen, waardoor
minder inzet nodig is. Ondanks deze maatregelen verwachten we voor 2025
en 2026 dat de inzet van potentiële schijnzelfstandigen nog steeds nodig
blijft om te voldoen aan het zo tijdig mogelijk helpen van de gedupeerde
ouders. Ik blijf hierover in gesprek met mijn ambtsgenoot.
Voorzitter: Van Eijk
De voorzitter:
Mevrouw Inge van Dijk heeft een vraag hierover.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik snap natuurlijk heel goed het dilemma. Ik lees iedere keer dat die
mensen in vaste dienst zijn genomen, maar in principe worden zij voor
een tijdelijk project in vaste dienst genomen. Wat doe je dan met die
mensen als we hopelijk op een gegeven moment een punt achter de
hersteloperatie kunnen zetten?
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze begrijpelijke vraag. De UHT-medewerkers zouden relatief
eenvoudig in dienst kunnen worden genomen door de Dienst Toeslagen. Daar
gebeurt natuurlijk ook van alles. Daar zijn ook allerlei plannen gaande
om procedures te veranderen. Er is dus een mogelijkheid om de mensen die
in vaste dienst zijn op een andere plek een dienstverband aan te
bieden.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Gaat u verder met uw antwoord.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan de vraag van de SP of ik overweeg om de hersteloperatie bij een
ander departement onder te brengen. Mijn eerste gedachte zou zijn: als
ik hier vijf of vier jaar geleden had gezeten, dan had ik dat zeker
overwogen. Maar op dit moment zijn ouders er het meest bij gebaat als de
hersteloperatie zo snel mogelijk naar een einde toewerkt. Het is
inmiddels al ver gevorderd en er wordt steeds meer tempo gemaakt.
Grondige aanpassingen leiden juist tot meer complexiteit en tot meer
vertraging. Ik kan nu eenmaal niet de tijd terugdraaien. We zitten nu
met de Wet Herstel Toeslagen, zoals die is, en met de UHT, zoals die is
ingericht. Ik blijf aansturen op verbeteringen, efficiëntieslagen en
meer menselijkheid in de operatie, waar dat kan.
De heer Dijk (SP):
Hierop voortbortdurend. Ik vind dat vertrouwen erg mooi, maar welke
bewijzen kan de staatssecretaris leveren dat dit beter zou zijn dan het
alternatief dat ik bijvoorbeeld heb beschreven en waarop al meerdere
malen in de Kamer is aangedrongen? In de praktijk hebben we daar ook een
voorbeeld van. Door overheidsfalen is een stichting opgezet. Deze
werkwijze wordt door de ouders zelf, het allerbelangrijkste, als de
meest prettige en beste route beschreven. Ik zie de bewijslast van de
staatssecretaris niet. Ik zie de bewijslast van de Stichting
(Gelijk)waardig Herstel wel. Wat is de argumentatie om te zeggen dat we
dat niet gaan doen? Die route is er al, dus ik zou bijna zeggen: neem
hem over en je bent er.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, die route is er. We hebben ook gekozen voor die route door een
dienstverleningsovereenkomst af te sluiten met de Stichting
(Gelijk)waardig Herstel. Dat is juist met in het achterhoofd dat het
zo'n goede route is voor ouders, dat ze er vertrouwen in hebben en dat
er echt vanuit het oogpunt van de ouder wordt gekeken. Voor de fase
daarvoor, de integrale beoordeling, is het proces al vergevorderd. Als
we mensen uit die integrale beoordeling halen en op een andere plek
neerzetten, ben ik er echt bang voor dat er vertraging wordt opgelopen.
Dan moet er een hele nieuwe operatie worden opgezet, moeten er nieuwe
mensen geworven worden en moet er een nieuwe werkwijze komen. Het gaat
om heel erg veel mensen. De wens om meer naar de mens te kijken, hebben
we gevolgd, onder andere door een overeenkomst met de SGH te tekenen. De
regieroute, de VSO-route, wil ik ook gaan opschalen. Dat betekent dat we
wat meer met mensen in gesprek gaan om te horen wat zij nodig hebben en
hoe het proces voor hen afgerond kan worden. Ik ben dus echt aan het
kijken naar manieren om, na de integrale beoordeling, met mensen in
gesprek te gaan om te horen wat zij nodig hebben om dit af te
ronden.
Dan heb ik een vraag van de PVV over 2.500 fte bij de hersteloperatie.
Zijn de extra medewerkers in dienst van het Rijk of zijn dat externen?
Er zijn zowel vaste medewerkers als externen aangetrokken. Op dit moment
zijn er zo'n 700 medewerkers in vaste dienst. We bieden, waar mogelijk,
zelfstandigen aan om in vaste dienst te komen.
De heer Vlottes van de PVV had een tweede vraag. Als alle casussen zijn
afgerond, wat gebeurt er dan met de medewerkers? Het sluit een beetje
aan bij de beantwoording van andere vragen hierover. Naarmate de
hersteloperatie vordert, blijft gekeken worden welke medewerkers op
welke plek in de organisatie van waarde kunnen zijn. Als de casussen
zijn afgerond, dan gaat vast personeel op basis van de cao in een
van-werk-naar-werktraject en van externe medewerkers wordt afscheid
genomen.
Dan heb ik nog een vraag van BBB: "Waarom schieten we in een kramp als
we mensen willen helpen? We vergeten mensen en controleren te veel." Ik
erken het sentiment van deze vragen natuurlijk. Dat probeerde ik ook in
mijn inleiding weer te geven. Ook in hersteloperaties zien we dat steeds
meer precisie ten koste gaat van snelheid. Dat vereist een afweging die
we steeds opnieuw moeten maken. Dat heeft een jaar geleden tot de
SGH-route geleid. We doen dat altijd met de ouder in gedachten. De ouder
is gebaat bij een snelle uitvoering, maar de ouder is ook gebaat bij
erkenning van het leed dat hem of haar is aangedaan. Hoe grofmaziger een
regeling, hoe meer dat ten koste gaat van de erkenning. De
hersteloperatie moet, met name in deze fase, uitlegbaar en schaalbaar
zijn.
Dan kom ik aan bij het thema nabestaanden.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Misschien heb ik het gemist, maar ik ben benieuwd, wat zijn de andere
blokjes? Dan weten we wat eraan komt.
De voorzitter:
Dat heeft u niet gemist; die zijn inderdaad niet genoemd.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, dat heb ik niet gezegd. Het waren dus "algemeen", "nabestaanden",
"beslistermijnen algemeen" en "versnelling van de CWS". Daarna komen
"schade algemeen" en "schade aanmeldtermijn plus digitale route". Daarna
komen "bezwaartermijn van zestien weken", "algemeen plus mediation plus
schikking plus dossiers" en "de brede ondersteuning".
De voorzitter:
Gaat u verder met uw volgende thema.
Staatssecretaris Achahbar:
Nabestaanden. Het is de belangrijkste aanleiding voor het kabinet om de
Kamer te vragen om snelle behandeling. Een kernthema van het voorliggend
wetsvoorstel is dat nabestaanden van overledenen gedupeerden al lang
wachten op een mogelijkheid om de compensatie af te ronden van hun
partner, ouder of ouder die niet meer in leven is. Voor hen is het een
groot verlies dat zij hun naasten zijn verloren en komt de confrontatie
met het problemen die de overheid heeft veroorzaakt daar nog eens
bovenop. Een eerdere variant van de regeling om nabestaanden te helpen
is door de Kamer aangepast, maar helaas bleek die niet uitvoerbaar te
zijn. De eendagsbehandeling is onuitvoerbaar, maar het kabinet deelt de
achterliggende wens om snel duidelijkheid te geven. Zo kan je
bijvoorbeeld pas echt werkelijke schade gaan afhandelen als je ook weet
in welke jaren iemand gedupeerd is geweest. Ook is de snelheid van
uitvoering afhankelijk van externe partijen, bijvoorbeeld bij het
aanpakken van private schulden.
Met de in dit wetsvoorstel voorgestelde aanpak werken we daarom
enerzijds toe naar een zo snel mogelijke afronding voor nabestaanden
door de herstelmaatregelen zo snel als mogelijk achter elkaar, door een
warme overdracht, te laten verlopen. Anderzijds houden we de essentiële
ruimte om relevante expertise in te zetten en het verhaal van de
nabestaanden een plek te geven in de behandeling. Het kabinet beseft dat
de voorgestelde aanpak niet zo ver strekt als de behandeling in één dag,
die het amendement voor ogen had. Met het amendement-Leijten heeft de
Kamer immers de wens uitgesproken om in één dag, of als dat niet
mogelijk is in een redelijke termijn, de beslissing te nemen. De UHT
heeft dit getoetst, en uit de uitvoeringstoets is gebleken dat dat niet
mogelijk is.
De heer Dijk (SP):
Dat iets niet mogelijk is, is iets anders dan dat iets niet gedaan
wordt. Het is niet een soort vriendelijk verzoekje; het is een
amendement dat in een wet is opgenomen en dat uitgevoerd moet worden.
Dus de vraag is: waarom is het niet uitgevoerd?
Staatssecretaris Achahbar:
Het is niet uitgevoerd, om de volgende reden. Er is gekeken naar wat
ervoor nodig is om het uit te voeren. Er is inderdaad gekeken naar wat
daarvoor noodzakelijk is. Het is noodzakelijk dat we echt weten wat de
gedupeerdheid van iemand inhoudt, dus: hoelang is iemand gedupeerd
geweest, welke termijnen zijn dan bijvoorbeeld teruggevorderd, hoe erg
is iemand in de problemen gekomen als het gaat om schulden? Het is dus
belangrijk om vast te stellen waar we het over hebben, voordat we een
volgende stap kunnen nemen in het vergoeden van de schade. Dus waarom is
het niet uitgevoerd? Omdat het niet uitvoerbaar bleek om het in één dag
uit te voeren.
De heer Dijk (SP):
Ik denk dat het goed is om het amendement nog een keer helemaal te gaan
lezen, want er staat gewoon in: de opdracht aan de overheid om het in
één dag allemaal bij elkaar te hebben en mensen in één dag te laten
komen, ja of nee te laten zeggen en daarover te kunnen laten nadenken.
Het spijt me, maar nu wordt het echt omgedraaid. Het wordt nu
omgedraaid, alsof het een verzoek is vanuit de Kamer, of een wens. Nee.
Een. Het is gewoon opgelegd in een wet dat het zo moet. Dus u heeft dat
uit te voeren. Twee. Die regeling in één dag is niet bedacht zodat die
mensen waar het om gaat, de gedupeerden, slechts één dag de tijd hebben.
Nee, het gaat erom dat ze er in één dag helemaal doorheen kunnen en dat
het voorbereid is. Ik weet dus niet waarom dit omgedraaid wordt, maar
daarom zei ik net: dat riekt nogal naar machtsmisbruik, door gewoon niet
te doen wat deze Kamer heeft opgelegd aan het kabinet om wél te doen.
Nogmaals, het is niet een verzoek, niet een wens. Dit moet gewoon
gebeuren.
Staatssecretaris Achahbar:
Het is duidelijk. Het is ook echt duidelijk waar het verzoek vandaan
komt. Maar een amendement moet ook uit te voeren zijn. Het moet ook
mogelijk zijn om dat te doen, op een zorgvuldige manier, die recht doet
aan de mensen die een beroep doen op de regeling. Het is ook serieus
genomen. Het is onderzocht. Er is goed naar gekeken. De uitkomst daarvan
was dat het niet mogelijk bleek. Ik deel dus niet de mening dat we het
amendement naast ons neer hebben gelegd of dat we het niet serieus
hebben genomen. Er is echt goed naar gekeken.
Het blijkt dat het echt wel belangrijk is om verschillende expertises
mee te nemen in de behandeling van de schades. Bijvoorbeeld moet worden
meegenomen welke schulden iemand heeft opgelopen, hoelang de termijn is
dat iemand gedupeerd is geweest en welke bedragen er teruggevorderd
zijn. Helaas is het zo — ik probeer de hele tijd te verwijzen naar de
bloemkool die we met elkaar hebben opgetuigd — dat er bepaalde stappen
moeten worden doorlopen om de informatie naar boven te krijgen. We
proberen in ieder geval met deze werkwijze zo dicht mogelijk tegen het
amendement aan te komen. Er is een dedicated team aangesteld dat zich
alleen maar gaat bezighouden met deze regeling. Het is dus niet zo dat
de betrokken mensen tussen alle andere gedupeerden terechtkomen. Het
dedicated team brengt versnelling aan, probeert de processen op elkaar
te laten aansluiten en probeert dat ook zo snel mogelijk achter elkaar
te doen.
De heer Dijk (SP):
Ik zat heel erg te twijfelen of ik het volgende in dit debat zou noemen,
maar ik ben ook woordvoerder Financiën en daar speelt heel vaak de box
3-compensatie: 14 miljard euro en dat is zo geregeld. Ik benoem dat hier
wel, omdat er zo'n tegenstelling in zit. Voor mensen met grote vermogens
of spaargeld wordt het zo gefikst. Al die systemen staan in dienst van
die mensen. De groep wordt ruim opgevat en het proces is simpel gemaakt:
je gaat in bezwaar, je spreekt een ambtenaar en die past je
belastingaangifte aan. Het spaargeld wordt automatisch voor je geregeld.
Het spijt me zeer, maar het gaat om een amendement, zoals ik nu een
aantal keren heb benadrukt, dat is aangenomen — alleen JA21 was tegen.
Het is niet de eerste keer dat ik in een debat moet aankaarten: als je
er keer op keer op moet toezien dat zo'n amendement ook uitgevoerd
wordt, dan is dat gewoon onwil. Ik ga niet twee groepen tegenover elkaar
zetten, maar hoe simpel is het om te zeggen: laat de mensen die
spaargeld hebben in box 3 even wachten, en laten weer eerst dit even
snel doen?
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze toevoeging. Het vaststellen van deze schade is natuurlijk
niet met box 3 te vergelijken. Ik begrijp wel waar het sentiment vandaan
komt; als de wil er is, zou het ook sneller moeten kunnen. Ik probeer
duidelijk te maken dat we met elkaar de Wet hersteloperatie toeslagen
hebben gemaakt en dat de UHT degene is die de wet uitvoert. Ik kan daar
geen afstand van doen. Dat is iets waar we met elkaar in zitten. Om de
schade van mensen vast te stellen, moeten we nu eenmaal een aantal
dingen toetsen. De eerste toets is om als iemand gedupeerde is, vast te
stellen over welke termijn het gaat en welke bedragen zijn
teruggevorderd. Dat vergt nu eenmaal een iets diepere zoektocht. Ik
probeer te benadrukken dat we echt zo dicht mogelijk bij het amendement
willen blijven door er een dedicated team op te zetten, een team dat
alleen maar bezig is met de nabestaandenregeling. Dat heeft geen enkele
andere groep. Er is dus een team dat alleen maar hiermee bezig is, dat
de stappen die genomen moeten worden zo snel mogelijk na elkaar zet en
ook zorgt voor een warme overdracht. Er zit ook een persoonlijk
zaakbehandelaar op, die dit zo goed mogelijk doet. Zo proberen we in de
geest van het amendement zo snel mogelijk te beslissen en duidelijkheid
te geven aan deze mensen. Ik deel echt uw gevoel dat ze snel geholpen
moeten worden en dat er veel leed is waar snel een einde aan moet
komen.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Vijlbrief. Ik heb er zelf dadelijk
ook nog een.
De heer Vijlbrief (D66):
Ja, voorzitter, voor een deel is mijn interruptie ook aan u gericht,
maar het moet even richting de staatssecretaris. Het institutionele
geheugen ontbreekt bij mij om precies te weten wat er met het amendement
is gebeurd. Ik zie wel dat het is aangenomen op 20 juni 2023, dus meer
dan een jaar geleden. Ik geloof dat niemand in de commissie twijfelt aan
de intenties van deze staatssecretaris; daar gaat het helemaal niet om.
Maar het gaat wel om een staatsrechtelijk vrij belangrijk ding. Een
amendement is niet, zoals een motie, een soort oproep of een lieve vraag
aan het kabinet. Het kabinet hoort een amendement gewoon om te zetten in
wetgeving. Er moet een hele goede reden zijn als we na een jaar tot de
conclusie komen dat dat niet is gebeurd. De staatssecretaris probeert
die hele goede reden weer te geven, maar ik hoor die nog niet helemaal.
Daarom doe ik ook een beetje een beroep op uw institutionele geheugen,
voorzitter, in uw rol als lid van deze commissie, want ik denk dat u
daar wel bij was. Maar het kan niet zo zijn dat een kabinet probeert te
interpreteren wat de Kamer met een amendement doet. Zo zijn de
verhoudingen niet. In principe schrijft het kabinet gewoon in een wet op
wat in het amendement staat, tenzij iets zich daartegen verzet. Maar dat
moet dan wel iets heel ernstigs zijn en dat heb ik nog niet gehoord.
Deze opmerking wilde ik even maken om te proberen het debat ook ergens
naartoe te leiden.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik maak maar gelijk gebruik van mijn interruptie. Ik zal die iets langer
inleiden en misschien geeft dat meteen een antwoord. We hebben het de
afgelopen jaren in de Kamer heel vaak gehad over de wens om te komen tot
een integrale benadering, oftewel: geen stappen na elkaar, maar zo veel
mogelijk met elkaar aan tafel. Er zijn verschillende expertises, maar
waarom moeten die altijd na elkaar? Waarom kun je die niet bij elkaar
aan tafel zetten om in gezamenlijkheid te proberen tot oplossingen te
komen? Wij denken dat je daardoor een veel fijner proces hebt voor
ouders. Ze hoeven maar één keer hun verhaal te doen in plaats van drie
keer, er wordt met elkaar nagedacht en misschien kan de ene net iets
beter bij de gemeente opgelost worden en de andere beter in een
schaderegeling. Dat was het idee.
Daar was heel veel weerstand tegen vanuit het ministerie. Mevrouw
Leijten heeft toen bedacht om het met een kleine, afgebakende groep — de
nabestaanden — eens te gaan proberen. De positieve dingen daaruit zouden
dan gebruikt kunnen worden om de rest van de hersteloperatie te
verbeteren. Het was dus ook bedoeld om van te leren. Dat is een beetje
het verleden geweest en waarom het op deze manier is opgesteld. En
daarom is het ook in mijn termijn belangrijk dat we dit echt gaan
proberen en dat het niet bij een zo dicht mogelijke benadering blijft.
Een redelijke termijn is niet drie jaar. Je kunt gewoon aan geen enkele
ouder uitleggen dat dat bij benadering een redelijke termijn is. Waarom
proberen we dus verschillende expertises niet gewoon aan tafel te zetten
in plaats van vast te blijven houden aan een apart dedicated team? Dat
is mooi, maar als ze dezelfde werkprocessen krijgen, behalve dan met een
warme overdracht, wat heb je dan echt anders gedaan? Daar zit dus een
stukje van mijn zorg en, als ik heel eerlijk ben, ook van mijn
frustratie. Het idee was om een afgebakende groep te pakken, het gewoon
te gaan doen en daarvan te leren.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Ik probeer uit te leggen dat er zo dicht mogelijk tegen het amendement
aan is gewerkt door te zorgen voor een vast team dat zich gaat
bezighouden met de uitvoering van deze compensatieregeling. In één dag
bleek dat niet uitvoerbaar. Het is belangrijk dat er wetten en
regelingen worden gemaakt die uitvoerbaar zijn, want anders zijn de
mensen er ook niet mee geholpen. In dit voorstel is er echt aan gewerkt
om zo dicht mogelijk in de geest van het amendement blijven. Het is een
samengevoegde behandeling en het herstel loopt door middel van een
persoonlijk zaakbehandelaar zo veel mogelijk in elkaar over. Er vindt
echt een warme overdracht plaats tussen de verschillende ketenpartners.
Volgens het kabinet doet dat recht aan wat de geest was van het
amendement. We willen ook geen wetten aannemen die niet uitvoerbaar
zijn. Ik val in herhaling, merk ik.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik snap ... Deze staatsecretaris zit er natuurlijk nog niet zo heel lang
en doet nu heel veel indrukken op. Heel veel lag natuurlijk ook al vast
toen zij in deze rol stapte, zo ook dit voorstel. Maar als zij met de
kennis van vandaag kijkt naar de organisatie, is dan niet ook zij van
mening dat er heel veel meer zou moeten kunnen dan waarvan nu wordt
gezegd dat het amendement alleen maar zo uitvoerbaar zou zijn? Is er
niet nog een kans om toch nog een keer goed naar dat amendement te
kijken en te bezien of we er niet echt een stuk dichterbij kunnen komen?
Want hoe de wet er nu ligt ... Ik wil helemaal niet tegen een wet
stemmen, maar dit staat echt heel ver van de bedoeling van het
amendement af en daar heb ik oprecht last van. De bedoeling was namelijk
om dingen nu eens uit te gaan proberen en te gaan verbeteren.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Ja, doe maar, meneer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Om de staatssecretaris misschien te helpen: zou het helpen als wij in
tweede termijn een heel precies overzicht krijgen van de kernpunten?
Nogmaals, mij ontbreken zaken. Ik probeer die ene dag op te zoeken, en
die staat er gewoon niet. Er staat niet één dag. Dat is een wens die
geuit is, waarschijnlijk bij de behandeling. Wij hebben de tekst van het
amendement. De staatssecretaris heeft een tekst in de wetswijziging
staan. Ik zou het fijn vinden om heel precies te weten waar dat afwijkt.
Anders kan ik ook geen oordeel vormen. Ik sluit mij aan bij de
voorzitter, in haar andere rol. Anders kan ik heel moeilijk een oordeel
vormen of ik nu vind dat het kabinet het maximale heeft gedaan om het
amendement uit te voeren, want dat is toch wat de staatssecretaris hoort
te doen. Nogmaals, het is geen motie. Het is geen wens; het is
medewetgeving.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank. Ik ga graag in op het voorstel om de heer Vijlbrief om in tweede
termijn wat dieper in te gaan op hoe het zich heeft opgebouwd, hoe het
zich heeft ontwikkeld.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Met uw goedvinden, voorzitter, beantwoord ik dan ook de vragen van de
andere Kamerleden over de nabestaanden in tweede termijn.
De voorzitter:
Wat mij betreft is het een prima voorstel om in tweede termijn verder in
te gaan op de nabestaanden.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik nu bij de beslistermijnen algemeen en versnelling bij de CWS.
In het wetsvoorstel zoals ik dat nu met u bespreek, is geen voorstel
opgenomen om beslistermijnen aan te passen. Helaas lukt het op een
aantal onderwerpen in de hersteloperatie niet om de beslistermijnen te
halen. Dat gaat met name over de integrale beoordeling, aanvragen via de
CWS-route en de afdoening van bezwaren tegen integrale beoordelingen en
beschikkingen uit de CWS-route. Voor een aantal van deze thema's geldt
dat een aanpassing van de beslistermijn überhaupt niet mogelijk is,
omdat er geen juridische ruimte is om reeds verlopen beslistermijnen aan
te passen. Ook komt het aanpassen van een beslistermijn op bezwaar
algauw in botsing met hoger recht.
De beslistermijn op werkelijke schade was wel in het oorspronkelijke
wetsvoorstel opgenomen, maar het kabinet realiseert zich dat er in de
afgelopen maanden zich grote wijzigingen op het gebied van aanvullende
schade hebben voorgedaan. De mogelijkheden zijn toegenomen of breiden
zich op korte termijn uit. Zo is met de Stichting (Gelijk)waardig
Herstel een DVO getekend om als aanvullende schaderoute te gaan dienen.
Dit zal verlichting brengen in het werk van de CWS. De CWS zelf is ook
een reorganisatie aan het doen om sneller te werken, meer mensen aan te
nemen en de processen te verbeteren. Daarnaast zijn we op dit moment een
digitale route aan het ontwikkelen, die ook voor enige verlichting kan
zorgen voor de CWS.
Een aanpassing van de wettelijke beslistermijn is bij bezwaren ... Even
kijken, hoor. Nee, dit is dubbel.
Ik kom aan bij de beantwoording van de vragen van mevrouw Van Eijk van
de VVD en de heer Stultiens. Zij vragen hoe de overschrijding van de
beslistermijnen dan wordt opgelost. Mevrouw Van Eijk vraagt ook hoe we
kunnen voorkomen dat we alsnog termijnen moeten verruimen. We hebben het
er al meerdere keren over gehad dat we de mensen centraal willen stellen
en dat we naar de mensen moeten kijken. Wat mij betreft moet de focus
niet liggen op de wettelijke termijnen en dus op de procedures, maar op
snel recht doen aan gedupeerden. Er is geen garantie dat met alles wat
het kabinet op dit moment doet en nog gaat doen, de termijnen wel
haalbaar worden. Maar het kabinet wil voorkomen dat er op voorhand
ruimere termijnen worden genomen dan nodig is, want dit doet geen recht
aan het sneller willen werken en sneller recht willen doen aan
gedupeerden. Zoals ik al zei, worden er verschillende aanvullende
schaderoutes ingesteld op dit moment. CWS is ook aan het werk om
efficiëntieslagen te maken. We verwachten echt dat er daardoor
verlichting komt bij CWS, waardoor er sneller beslist kan worden, en dat
het niet nodig is om de bezwaartermijnen te verruimen.
Dan kom ik aan bij de vragen van meneer Vijlbrief van D66 over
versnelling van de schaderoutes. Hoe versnellen we schaderoutes? Welke
risico's zitten daaraan? Ten koste van wat gaat de versnelling? Is er
contact geweest met de mensen om wie het gaat? Het huidige schadestelsel
kent een geschiedenis die bestaat uit een constante afweging tussen
snelheid en precisie. Vorig jaar constateerden we dat precisie, namelijk
de route van CWS, gewoon te traag was om de schade van ouders te
vergoeden. Daarom is er gekozen voor een grofmazigere forfaitaire
alternatieve route; dat is de SGH geworden. Toen is gekozen voor
versnelling ten koste van precisie. Het versnellen van schaderoutes nu
bestaat uit het opschalen van de SGH naar aanleiding van de afspraken
die we afgelopen zomer hebben gemaakt. Ook CWS schaalt op. Die nemen
meer mensen in dienst, maken efficiëntieslagen en gaan ook werken met
forfaitaire bedragen. Verder is er inderdaad de digitale route, waar ik
aan refereerde en die op dit moment wordt ontwikkeld.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Het handhaven van de termijn van zes maanden betekent nog steeds dat er
bij termijnoverschrijding bezwaar en beroep mogelijk is, dat er als
gevolg van die beroepen ingebrekestellingen volgen en dat mensen die die
route hebben bewandeld voorgaan op mensen die gewoon zitten te wachten.
Hoe gaat de staatssecretaris met die groep om?
Staatssecretaris Achahbar:
Ik probeer de vraag even goed te begrijpen: hoe ga ik met de groep om
die ...?
De voorzitter:
Die in het reguliere proces zit te wachten.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik wil dat het proces gericht is op versnelling en dat mensen sneller
geholpen worden. Ik wil alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat
mensen snel aan de beurt komen en dat die mensen snel hun schade vergoed
krijgen. Zoals ik zei is de SGH-route uitgebreid. De VSO-route, de
regieroute wordt uitgebreid. Er komt een digitale route. En de CWS gaat
uitgebreider en forfaitair werken. Ik verwacht echt dat er een
aanzienlijke versnelling gaat komen en dat er mensen uit de CWS-route
zullen stromen die toch kiezen voor bijvoorbeeld de SGH. Er is nu al te
zien dat er best wel wat mensen uitstromen, kiezen voor de SGH route en
uit de CWS-route stappen. Ik heb echt de verwachting dat de mensen die
nu aan het wachten zijn bij de CWS aan de beurt komen, omdat er
verlichting plaatsvindt.
Een vraag van mevrouw Heite van NSC: is de technocratische bejegening
van gedupeerde ouders door CWS inmiddels verbeterd? De bejegening van
ouders was een jaar geleden inderdaad absoluut ondermaats; dat mag
gezegd worden. CWS is dan ook gevraagd om hierin te verbeteren. CWS
heeft hieraan veel aandacht besteed. De juiste bejegening van ouders is
een belangrijke pilaar van de werkwijze geworden. Ik ben met CWS in
gesprek over de beste manier om dit te kunnen meten, volgen en
evalueren.
Hoeveel fte zijn is er bij CWS bij gekomen, vraagt mevrouw Heite van
NSC. Per april 2024 is het personeelsbestand van CWS toegenomen met 7
fte. Dit komt neer op 10% van het gehele personeelsbestand. Ook in de
komende periode wordt er opgeschaald om iedereen zo snel mogelijk te
helpen.
Nog een vraag van NSC, over de aanpak en het schadekader van CWS. Er
wordt gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het plan van
aanpak. Per juli is het nieuwe schadekader van CWS ingegaan. Naast
wijziging in beleid heeft CWS wijzigingen doorgevoerd in de
werkprocessen en de inrichting, met als doel om sneller en ruimhartiger
te werken. We merken nu ook dat er ruimhartiger wordt beoordeeld, maar
het is nog te vroeg om hieraan hele grote conclusies te hangen.
Ik kom nu bij het thema schade algemeen.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Een vraag van mij is volgens mij niet beantwoord. Ik vroeg naar ouders
die zich hebben aangemeld en in een route zitten of hebben gezeten
voordat werd besloten dat SGH een formele route werd. Dan ging het om
het overstappen. Daarover is ook motie ingediend, die is aangenomen door
de Kamer. Kan de staatssecretaris die vraag nog beantwoorden?
Staatssecretaris Achahbar:
Ja.
Dan heb ik een vraag van D66 en NSC over de rechtsgelijkheid van de
schaderoutes. Er zijn inderdaad meerdere aanvullendeschaderoutes. We
hebben CWS, VSO en SGH en er komt nog een digitale route. Hoe verhouden
deze zich tot elkaar als het gaat om rechtsgelijkheid? We zijn op dit
moment bezig met het ontwikkelen van een aanmeldportaal op basis waarvan
mensen goed afgewogen een beslissing kunnen nemen welke
aanvullendeschaderoute het meest geschikt is voor hun situatie; "wat
past het best bij mij?". Bij het ontwikkelen van dat portaal worden
ouders meegenomen, net als de advocatuur. Ook andere deskundigen worden
erbij betrokken om zo aan de voorkant te voorkomen dat er scheefgroei
ontstaat en om het risico te mitigeren dat mensen zich achteraf toch
ongelijk behandeld hebben gevoeld. Daar is dus echt aandacht voor in de
ontwikkeling. Misschien is dit ook iets om mee te nemen in het debat van
6 november.
Dan een vraag van het CDA, ook over de rechtsongelijkheid wat de
schaderoutes betreft: hoe zit het met ouders die de CWS-route al hebben
doorlopen, maar mogelijk liever een andere route zouden hebben gekozen?
In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik in reactie op het CDA
geschreven dat het voorliggende wetsvoorstel niet voorziet in het
herbehandelen van ouders die de CWS-route al doorlopen hebben. Maar dat
staat los van de vraag of ouders die de CWS-route al doorlopen hebben
voordat de SGH-route of een andere een optie was, deze optie alsnog
aangeboden zouden moeten krijgen. De Kamer heeft in juni een duidelijke
prioritering aangebracht: ouders met een relatief hoge terugvordering
mogen als eersten naar de SGH. Ik zou daar voor nu aan toe willen voegen
dat eerst de ouders die nog geen enkele schaderoute hebben doorlopen,
naar de SGH kunnen. Op een ander moment wordt dan bekeken of de mensen
die de CWR-route al hebben doorlopen, in aanmerking zouden kunnen komen
voor een herbehandeling, een behandeling of het alsnog doorlopen van de
SGH-route.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ken het antwoord, maar ik heb geen idee wanneer dat dan ongeveer zou
zijn.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Hierover wordt op dit moment extern advies gevraagd. In de volgende
voortgangsrapportage zal ik ingaan op hoe om te gaan met die
groep.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Even kijken. Er was een vraag van NSC over de schadevergoedingen van de
SGH: klopt het dat er vijf tot zes keer zo hoge schadevergoedingen
worden betaald via de route van de SGH als via de CWS en, zo ja, waarom
zouden gedupeerden dan nog kiezen voor een andere route? Er werd ook
gevraagd of voor degenen die al via de andere routes zijn gecompenseerd,
dan niet geldt dat zij zich benadeeld zullen voelen. Gedurende de
pilotfase keerde de SGH inderdaad veel hogere bedragen uit dan de CWS en
ook dan bij de regieroute, de vaststellingsovereenkomst. Maar de
totstandkoming van die hele hoge bedragen vond het kabinet niet
uitlegbaar. Met de SGH zijn nu nadere afspraken gemaakt, waardoor de
verwachting is dat de bedragen bij de verdere uitvoering iets minder
hoog zullen zijn en minder uit de pas zullen lopen met de uitkomsten van
de CWS.
Wat betreft het tweede deel van de vraag: ouders kunnen natuurlijk
meerdere redenen hebben voor het kiezen van een bepaalde route.
Bovendien zegt het gemiddelde bedrag van een bepaalde route ook niets
over de uitersten. Sommige ouders kunnen daadwerkelijk meer schade
hebben en daarom kiezen voor SGH. Het is dus heel lastig om dat zo
casuïstisch met elkaar te vergelijken. Als ouders zich benadeeld voelen
na de keuze voor een route, is dat natuurlijk vervelend en het
tegenovergesteld van wat de hersteloperatie probeert te bereiken. Maar
de schade die wordt vastgesteld, wordt nauwkeurig berekend. De ouders
worden zo veel mogelijk meegenomen in waarom ze krijgen wat ze krijgen
en wat zo goed mogelijk past bij hun situatie.
Dan is er nog een vraag van NSC: welke ouders kunnen of willen de route
van de SGH niet bewandelen; wat zijn hier de redenen voor? Op dit moment
voorziet de dienstverleningsovereenkomst met de SGH alleen in de
toeslagaanvragers die in de integrale beoordeling een beschikking hebben
ontvangen van meer dan €30.000. Deze groep heeft hierdoor prioriteit
gekregen conform de motie-Grinwis. Dat wil niet zeggen dat de SGH per
definitie uitsluitend voor deze groep beschikbaar blijft. Ik zal met de
SGH het gesprek aangaan over of en hoe de route opengesteld kan worden
voor meerdere groepen.
Er is een vraag van NSC over vso's: een vaststellingsovereenkomst
betekent meestal afstand doen van je rechten, dus waarom zouden mensen
daarvoor kiezen? De vso wordt inderdaad getekend tegen zogenaamde
"finale kwijting". Dat wil zeggen dat iedereen het als afgewikkeld
beschouwd. Het is een heel gebruikelijk middel om schade af te handelen
in civiele schadeprocedures. De overheid beschikt niet, maar schikt met
ouders. Dat gaat natuurlijk in goed overleg. Ouders vinden het idee van
de vso prettig, omdat ze hierin de regie hebben en er gewoon een streep
onder kunnen zetten.
Er is nog een andere vraag van NSC, namelijk of de
dienstverleningsovereenkomst met de SGH al gedeeld is met de Kamer. Deze
is niet gedeeld. De Kamer heeft daar ook nog niet om gevraagd.
Mevrouw Heite (NSC):
Dan bij dezen het verzoek om de overeenkomst aan ons te doen
toekomen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik kan u de dvo vanzelfsprekend doen toekomen, voor het debat dat in
november gepland staat.
Dan een vraag van NSC: zijn er rechtszaken geweest in het kader van het
schadeherstel kinderopvangtoeslag en, zo ja, welke conclusies kunnen
daaruit worden getrokken? Rechtbanken hebben al meerdere uitspraken
gedaan over de bestuursrechtelijke schaderoutes via CWS. Die verschillen
heel erg van casus tot casus. De Raad van State heeft bevestigd dat
ouders schade niet hoeven te bewijzen en dat aannemelijk maken volstaat.
Dat bevestigt ook het door ons gehanteerde beleidskader. Iedere ouder
heeft ook het recht om civielrechtelijk te procederen, maar de
bestuursrechtelijke rechtsgang is toch wat laagdrempeliger en heeft ook
wat meer waarborgen.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het blijft een beetje terugkomen: als aannemelijk maken voldoende is,
krijgen we weer de discussie over de notariële akte. Betekent dit dat
daar ook weer beweging in gaat komen?
Staatssecretaris Achahbar:
De notariële akte ziet natuurlijk weer op een ander proces; daar hebben
we dat woord weer. De notariële akte gaat over de schulden en de
vaststelling van de schulden. Dat staat op zich buiten de zaken die gaan
over het vaststellen van de schade. Als u het mij toestaat, kunnen we
over het vaststellen van de schulden misschien in november nader in
gesprek gaan en dan het debat daarover voeren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Natuurlijk kunnen we het gesprek daarover dan verder voeren, maar het
ging over een rechterlijke uitspraak en ook hier is natuurlijk een
rechterlijke uitspraak over gedaan. Die zou ik dus graag willen
betrekken bij het debat van november.
Staatssecretaris Achahbar:
Dat neem ik mee; dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik bij het thema van de aanmeldtermijn voor schade en de
digitale route. Er zijn enkele vragen gesteld over de regeling voor
vergoeding van werkelijke schade. In dit wetsvoorstel is een wijziging
opgenomen waarmee de schaderegeling voor ex-toeslagpartners voor het
bestuursrechtelijke deel wordt belegd bij de Dienst Toeslagen. Tot nu
toe werd er gezocht naar een andere uitvoerder voor de schaderegeling.
Dat is niet mogelijk gebleken. Om vooruitgang te blijven boeken, is
bekeken of de Dienst Toeslagen dit samen met CWS op zich kon nemen. Dat
blijkt helaas pas vanaf 2027 te kunnen. Dat is voor mij echt te lang.
Daarom kijk ik samen met de Dienst Toeslagen en CWS naar mogelijkheden
om eerder te beginnen. Ook kijk ik naar een alternatief, waarbij
ex-toeslagpartners hun schade vergoed kunnen krijgen, bijvoorbeeld de
SGH-route. Ik ga met de SGH in gesprek om te kijken of zij daar
terechtkunnen. Daarnaast heb ik door een nota van wijziging de
aanmeldtermijn voor aanvullende schade nog één keer verruimd met drie
maanden, zodat ouders iets meer tijd krijgen om zich te oriënteren op de
verschillende routes voor aanvullende schade via het digitale
aanmeldportaal.
Dan kom ik bij de vragen van de VVD. De voorstellen uit het onderhavige
wetsvoorstel worden over het algemeen uitvoerbaar geacht, met
uitzondering van de schaderegeling voor ex-partners. Deze is technisch
uitvoerbaar, maar pas op het moment dat de werkvoorraad dit toelaat. De
vraag was wanneer dat moment er volgens mij zal zijn. Zoals ik in mijn
inleiding van dit thema vertelde, kan dat pas in 2027. Omdat ik dat veel
te laat vind, ga ik met CWS in gesprek om te kijken of ze daar
terechtkunnen.
Dan een vraag van de SP: kunnen we de uiterste datum voor de aanvraag
met betrekking tot werkelijke schade niet helemaal uit de wet halen?
Daar komen we weer op het pad van mens versus systeem of mens versus
proces. Het helemaal schrappen van de uiterste datum is voor de
uitvoering onwenselijk, omdat uitvoeringsinstanties ook rekening moeten
kunnen houden met wie er een beroep op hen doen, welke termijn daarvoor
nodig is en hoe zij ervoor kunnen zorgen dat iedereen zo goed en zo snel
mogelijk geholpen wordt. Het is belangrijk dat ouders voldoende tijd
hebben. Dat is ook de reden waarom ik dit voorstel heb opgenomen.
De heer Dijk (SP):
Dan staat dus wel het systeem centraal, in plaats van de mensen die
hierdoor buiten de boot kunnen vallen.
Staatssecretaris Achahbar:
Het uitgangspunt is inderdaad dat er verlengd wordt tot eind maart, maar
de mens staat nog steeds centraal en er kan nog steeds een beroep gedaan
worden op een verschoonbare termijnoverschrijding, bijvoorbeeld als
mensen niet over hun dossier beschikten of als er sprake was van
schrijnende persoonlijke situaties zoals ziekte of psychische problemen
et cetera. Er wordt dus echt nog wel gekeken naar de mens. Er wordt een
kader gesteld, maar nog steeds wordt er gekeken of iemand iets meer
nodig heeft. Kan iemand een beroep doen op een uitzonderingsclausule,
dan wordt daarnaar gekeken.
Dan is er een vraag van de VVD. Wat betekent het als de verwachte
aanmeldpiek van meer dan 20.000 ouders zich daadwerkelijk in enkele
maanden gaat voordoen? Is er voldoende capaciteit om de afhandeling uit
te voeren? Met SGH en CWS kijken we hoe we het aantal aanmeldingen zo
goed mogelijk in banen kunnen leiden. Het feit blijft dat ouders zich
kunnen melden wanneer ze willen. Alleen een aanmelddeadline verschuiven
is helaas niet genoeg om dat risico te mitigeren. Berichtgeving in media
en onderling contact tussen ouders spelen voor ouders ook een hele grote
rol bij het kiezen van het aanmeldmoment. Mocht zich een hele grote piek
voordoen, dan zal dat leiden tot en wachtrij. Dat is niet bij voorbaat
te voorkomen, maar op dit moment zijn we al zo veel mogelijk aan het
opschalen om het aan te kunnen als het zich voordoet. Daarnaast behoeft
de vraagstelling wel enige nuancering. Er wordt geen aanmeldpiek van
20.000 ouders verwacht; er is een risico dat het gebeurt en met dat
risico houden we rekening.
Dan is er nog een vraag van de VVD. Die luidt als volgt. De verwachting
is dat ouders het verlengen van de termijn als positief zullen ervaren.
Ouders hebben meer ruimte om zich te oriënteren op alle aanvullende
schaderoutes. Waar is deze verwachting op gebaseerd? Is het niet
ontzettend belangrijk voor het herstel dat er zo snel mogelijk een keuze
kan worden gemaakt? Wij gaan uit van de eigen regie van ouders. Ja, ze
krijgen nu langer de tijd om een keuze te maken, maar niemand dwingt hen
ertoe om ook daadwerkelijk die hele termijn te gebruiken. Ze kunnen zo
snel als ze willen een keuze voor een bepaalde route maken.
Dan nog een vraag van de VVD. Ervan uitgaande dat de verlengde termijn
ertoe leidt dat ouders beter een bij hen passende route kunnen kiezen,
waarom kan die keuze niet nu al gemaakt worden? Welke nieuwe of
aanvullende informatie wordt nog verwacht? Dit gaat in het bijzonder om
de livegang van het aanmeldportaal. Die wordt in november verwacht. Dat
geldt dus ook voor de digitale route. Bij handhaving van de
aanmeldtermijn op 1 januari 2025 dwing je sommige ouders om binnen een
maand te kiezen, en dat dan ook nog eens in de maand december wanneer
mensen met andere dingen bezig zijn. We wilden mensen dus echt wel wat
meer ruimte geven.
Dan nog een vraag van de VVD. Kan de staatssecretaris een nadere
toelichting geven op het ouderperspectief enerzijds en de uitvoering
anderzijds? Kan ze aangeven hoe ze deze heeft gewogen bij haar besluit
om te kiezen voor drie maanden? Voor het ouderperspectief is het echt te
kort als er slechts één maand de tijd is om je te kunnen melden. Qua
uitvoering is het noodzakelijk dat je op een gegeven moment wel weet
hoeveel mensen er gebruik willen maken van een bepaalde route. Dat is
ook nodig in het kader van het verplaatsen van mensen of het afbouwen
van capaciteit. Daarin zullen pas echt stappen worden genomen als de
aanmeldtermijn voor de eerste groepen ouders verlopen is. Daarom is
gekozen voor drie maanden in plaats van zes maanden.
Nog een vraag van de VVD: in de nota staat dat beleidsvorming voor deze
groep op dit moment nog bezig is; wat bedoel ik hier precies mee en hoe
beïnvloedt de uitkomst hiervan de voorliggende keuze van een verlenging
van slechts drie maanden? Zoals u weet is met SGH afgesproken dat in
deze fase alleen ouders met een integrale beoordeling van een
beschikking van meer dan €30.000 in aanmerking komen voor de SGH. De
route is ook op deze groep afgestemd, zowel qua schadekader als qua
proces. Je kunt je voorstellen dat het proces van verhaal vertellen
anders is voor een nabestaande dan voor een aanvrager, of dat een
grofmaziger forfaitair kader zoals dat nu werkt minder geschikt is voor
ouders met een lage terugvordering, waardoor het causale verband minder
vanzelfsprekend is. Het ministerie heeft deze zomer onder hoge druk
afspraken gemaakt met de SGH over die eerste groep. Wij denken dat drie
maanden extra echt voldoende is om afspraken te maken over de andere
groepen.
Dan nog een vraag van de VVD: de oudercommissie heeft in haar recente
advies aangedrongen op verruiming van de termijn, waren er nog andere
adviezen en in hoeverre hebben deze betrekking op termijnen en
regelingen in het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen? In de memorie
van toelichting is te lezen welke instanties geadviseerd hebben over het
wetsvoorstel in brede zin. Om wat voorbeelden te noemen: de Raad voor de
rechtspraak, de NOvA en de Raad van State. Die adviezen zijn inderdaad
terug te vinden. Wanneer het specifiek gaat om de tweede verruiming van
de aanmeldtermijn met drie maanden, is de wens aangedragen door de
oudercommissie en vanuit de eigen uitvoering. Zij hebben daar geen
termijn aan gekoppeld. Die drie maanden zijn op basis van een
belangenafweging van het ministerie.
Nog een vraag van de VVD: waarom gaat de digitale route later live dan
verwacht; is verdere vertraging uitgesloten? Voor livegang van de
digitale route is het aanmeldportaal een vereiste. We zijn nog niet
zover met de ontwikkeling van het aanmeldportaal dat we live kunnen
gaan. Vertraging is natuurlijk nooit uitgesloten. We zetten echt alle
zeilen bij om in november live te kunnen gaan, om dat te halen. Wat
betreft de inhoud van de digitale route zijn we op dit moment aan het
testen met ouders; een dry run, zoals we dat noemen, en daar worden dus
ouders bij betrokken. Mochten er grote punten naar voren komen uit die
test, dan kan dat natuurlijk ook tot vertraging leiden.
Dat waren de antwoorden.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Mijn vraag was bedoeld als volgt. De oudercommissie heeft in haar
recente advies aangedrongen op verruiming van de termijn. Waren er van
diezelfde oudercommissie nog andere adviezen die op de een of andere
manier een relatie hebben met het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, hoe
is daarmee omgegaan?
Staatssecretaris Achahbar:
Als u mij toestaat ga ik daar in de tweede termijn op in, want dat heb
ik nu niet paraat. Dank u.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan komen we bij het thema van de bezwaartermijn van 16 weken. Een vraag
van GroenLinks-PvdA is waarom ik de bezwaartermijn inkort, omdat dat in
het nadeel is van ouders. De wettelijke bezwaartermijn is zes weken.
Deze wordt nu verlengd naar 16 weken, zodat voor iedereen duidelijk is
dat ze langer de tijd hebben om in bezwaar te gaan. Daar staat tegenover
dat die termijn van 16 weken dan wel strakker gehandhaafd gaat worden en
dat het niet standaard meer geaccepteerd wordt als het veel later
binnenkomt.
Deze wijziging is noodzakelijk om de uitvoering beter in staat te
stellen om die bezwaren, die zoals we weten zo'n groot probleem vormen,
zo efficiënt mogelijk te kunnen behandelen. Daarvoor is het vereist dat
we duidelijk weten hoeveel mensen ook daadwerkelijk in bezwaar gaan. Het
is heel lastig als er op een heel laat moment nog bezwaren binnenkomen.
Daar kan de uitvoering lastig op anticiperen. Naar ouders toe wordt
duidelijk gecommuniceerd dat iemand alvast bezwaar kan indienen, een
pro-formabezwaarschrift, binnen de termijn van 16 weken. Dat kan ook een
briefje zijn met "hierbij dien ik bezwaar in". Na die 16 weken hebben
mensen nog 4 weken de tijd om dat eventueel aan te vullen met de gronden
van bezwaar, dus de redenen, en om bewijsstukken aan te voeren. Dat
betekent dat er in totaal 20 weken zijn om bezwaar in te dienen en om
dat goed te motiveren.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het tweede deel van het betoog kan ik goed volgen, namelijk dat het de
uitvoering helpt. Dat snap ik. Maar het betoog begon met dat dit in het
belang van de ouders is. Dat snap ik niet. We hebben 6 weken, maar we
gaan niet handhaven. "Je bent nooit te laat" versus "je kunt wel te laat
zijn". Ik snap dat de uitvoering geholpen is, maar we hebben vandaag
allemaal geuit dat bij de balans tussen uitvoering en mensen wordt
gekozen voor mensen. Ik zie nog niet helemaal hoe het in het belang van
de ouders is om dit door te gaan voeren.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik begrijp die vraag heel goed, want waarom is het in het belang van
mensen om ze minder de kans te geven en om de termijn in te korten naar
… Ik probeer even woorden te zoeken om dit goed uit te leggen. Mensen
zijn erdoor geholpen … We hebben gekeken wat de gemiddelde termijn is
waarbinnen mensen bezwaar indienen. We zijn uitgekomen op deze termijn.
Het is belangrijk om kaders te hebben. Als de bezwaarfase volledig
vastloopt en de uitvoering niet kan inschatten wanneer de bezwaren
binnenkomen en afgehandeld zullen zijn, helpt dat andere mensen niet die
ook graag aan de beurt willen komen. Ik vind het heel belangrijke dat er
kaders zijn. In dit geval is er een heel breed kader, 16 weken. En dan
is er nog 4 weken de tijd om het eventueel aan te vullen. Het feit dat
we de mens belangrijk vinden, moet niet worden vergeten. Ook hier wordt
rekening gehouden met verschoonbare termijnoverschrijdingen. Als er echt
redenen zijn waarom mensen de termijn niet kunnen halen, wordt er alsnog
afgeweken van de termijn die in de wet staat. Bijvoorbeeld als het
dossier nog niet verstrekt is, als er sprake is van ziekte, psychische
omstandigheden et cetera. Voor een groot deel van de mensen kan het
helpen als het helder is, als de regels duidelijk zijn en als iedereen
weet waar hij aan toe is. Er kan voor de speciale gevallen altijd worden
afgeweken.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik zou daar een eind in mee kunnen gaan als we in een ideale wereld
zouden leven. Als ik er als een technocraat naar kijk, is het allemaal
logisch. Maar we zitten ook in een wereld waarin de overheid de eigen
termijnen niet haalt. De staatssecretaris erkent dat dat voorlopig
helaas niet gaat gebeuren. Dan voelt het wel wrang dat de ouders de
consequenties moeten dragen als ze de termijnen van de overheid niet
halen. Ik ben op dit punt nog niet helemaal overtuigd. Daarom zal ik de
vraag anders formuleren. Stel dat de Kamer dit onderdeel uit de wet
amendeert en het wil houden zoals het de afgelopen jaren ging. Wat gaat
er dan concreet mis?
Staatssecretaris Achahbar:
Het gaat ook om de voorspelbaarheid. Het is belangrijk voor mensen om te
weten waar ze aan toe zijn, wat de spelregels zijn van datgene waar ze
in stappen. Natuurlijk kun je altijd uitzonderingen maken als er sprake
is van schrijnende gevallen of als mensen een beroep doen op een
uitzonderingssituatie. Wat er misgaat, is datgene wat we voor ons zien,
namelijk een vastgelopen systeem, een vastgelopen operatie, ook op het
gebied van bezwaren. Het is belangrijk om kaders te hebben en om
duidelijkheid te hebben over wie op welk moment in- en uitstapt. Het is
ook van belang om oog te blijven houden voor de mens en deze speciaal te
behandelen als sprake is van psychische problemen, ziekte et cetera.
Alle niet-speciale gevallen die vergelijkbaar zijn, dienen op dezelfde
manier te worden behandeld. Anders dient de een na 30 weken bezwaar in,
de ander na 50 weken en de ander na 40 dagen. Dat werkt niet voor de
uitvoering waar alle mensen in zitten. Uiteindelijk is iedereen die
daardoorheen moet gebaat bij een soepele en efficiënte manier om de
bezwaren af te handelen. Ik vind het echt vreselijk hoe ik hier over
processen en mensen aan het praten ben. Maar goed, het is niet anders.
Uiteindelijk is iedereen geholpen met voorspelbaarheid en efficiency,
maar we blijven echt oog houden voor de speciale gevallen die juist een
uitzondering willen op die regel.
De heer Dijk (SP):
Ik probeer er een beetje chocola van te maken, maar ik kan toch echt
niet anders concluderen dan dat de argumentatie er vooral op is gericht
om het eigen systeem in stand te houden en te verbeteren. Uiteindelijk
komt het er gewoon op neer dat sommige mensen hierdoor niet meer in
aanmerking komen om in bezwaar te gaan. U noemde net zeer terecht
"uitzonderingen met psychische klachten". Ik denk helaas dat het bij
deze groep mensen niet meer om uitzonderingen gaat, maar om mensen die —
we kunnen het blijven herhalen — jarenlang de vernieling in zijn
gewerkt. Ik vind dat je het echt niet kunt maken om te zeggen dat het
omwille is van dat iedereen onder dezelfde voorwaarden binnen zestien
weken bezwaar kan maken, omdat je op die manier mensen tegen elkaar
opzet. Ik ga ervan uit dat dit onbewust en niet doelbewust is, maar het
is wel wat er nu gebeurt. Ook dat patroon zijn we helaas bij meerdere
schandalen tegengekomen. Misschien is de constatering dat ik eigenlijk
niet echt een argument hoor waarom het voor mensen beter zou zijn.
Staatssecretaris Achahbar:
De standaardtermijn in de wet is zes weken. Als mensen naar de rechter
gaan, dan houdt de rechter rekening met een beroepstermijn van zes
weken. De voorliggende termijn is dus al echt ruimhartig en breed: zes
weken, plus tien weken, plus vier weken om uiteindelijk nog de gronden
aan te voeren. Dat is samen een bezwaartermijn van twintig weken. Dat is
echt ongekend. Dat is echt ruimhartig. Daar houden we echt rekening met
mensen en met de schrijnende situatie van mensen. Je kunt een
bezwaartermijn echter niet tot in de eeuwigheid blijven rekken, want dan
is het gewoon niet werkbaar. Daar worden andere mensen ook weer de dupe
van. Het proces is dan niet meer werkbaar, omdat het volledig vastloopt.
Mensen worden hiervan de dupe, omdat ze niet aan de beurt komen. Dat is
ook niet de bedoeling. We blijven oog houden voor mensen, omdat
schrijnende gevallen een beroep kunnen doen op een verschoonbare
termijnoverschrijding. Een bezwaartermijn van twintig weken is echt ruim
als je kijkt naar wat in de wet staat en hoe in andere bezwaarprocedures
wordt gewerkt.
De voorzitter:
U zit inmiddels ruim aan uw interrupties, meneer Dijk. Ik wil u graag
nog een interruptie geven, maar ik denk dat u die liever opspaart.
Staatssecretaris Achahbar:
GroenLinks-PvdA vraagt waarom voor een bezwaartermijn van zestien weken
is gekozen. Volgens mij heb ik die vraag uitvoerig behandeld. Een andere
vraag is: is het wel in balans om bezwaren niet meer te behandelen na
zestien weken, terwijl Toeslagen ook te laat is met beslissen? Daar heb
ik zojuist ook op gereageerd. Wat zijn redenen waarom een bezwaarschrift
verschoonbaar zou kunnen zijn? Dat heeft te maken met de individuele
context. Het is een individuele afweging. Volgens mij heb ik zojuist
allemaal voorbeelden genoemd. Het kan gaan om psychiatrische
problematiek, het niet op tijd hebben van het dossier, het niet
ontvangen van de brief of het inmiddels verhuisd zijn. Dat soort zaken
kunnen worden meegewogen. In de jurisprudentie staat uitgebreid
besproken wat onder verschoonbare termijnoverschrijding kan vallen. Ik
wil daar ook bij aanvullen dat heel veel gedupeerden, veel ouders, een
gemachtigde hebben die hen goed kan bijstaan. Wanneer zich een situatie
voordoet, kan de gemachtigde uitleggen wat de termijnen zijn waar ze
rekening mee kunnen houden.
Heeft de staatssecretaris ook gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak
en de Nederlandse orde van advocaten wat zij vinden van dit voorstel? De
inbreng van deze adviseurs is meegenomen in de afweging om tot dit
voorstel te komen. Ik kies ervoor om vast te houden aan de handhaving
van de termijn van zestien weken. Ik val in herhaling als ik zeg dat dit
een heel ruime termijn is. De Raad van State is trouwens redelijk
positief over deze termijn. Dat allemaal afwegende, vind ik het een
redelijk voorstel.
Een vraag van de SP. Waarom wordt het woord "coulance" gebruikt, terwijl
het handhaven van de zestien weken de regels juist strenger maakt? De
huidige wettelijke termijn voor een bezwaar is al zes weken. Als ik dit
antwoord ga voorlezen, val ik in herhaling. Ik ben aan het einde gekomen
van dit thema.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Mag ik dan wel concluderen dat de Raad voor de rechtspraak en de
Nederlandse orde van advocaten nog steeds zeggen dat het een inperking
is van de rechtsbescherming voor ouders? Zijn zij niet van mening
veranderd sinds hun eerste advies? Dat weegt voor onze fractie namelijk
nogal zwaar.
Staatssecretaris Achahbar:
Als u mij toestaat, kom ik daar in tweede termijn op terug.
Het thema algemeen, mediation, schikking en dossiers. Ik begin met een
vraag van het CDA. €5.000 is een hoop geld; hoe zorgen we ervoor dat
ouders niet enkel uit hopeloosheid en vermoeidheid hiermee instemmen?
Hoe wordt de rechtsbescherming gewaarborgd? 90% van de ouders heeft een
advocaat. 90%, dat is echt een groot deel. Ouders die er nog geen
hebben, krijgen de tijd om er nog een te regelen. We informeren hen
daarover. De bedenktijd voor het schikkingsvoorstel wordt opgeschort.
Het regelen van een advocaat duurt ongeveer een maand. Ouders die in
aanmerking komen voor het schikkingsvoorstel worden uitvoerig
persoonlijk geïnformeerd. Ze kunnen samen met hun gemachtigde overleggen
om de balans op te maken. Benadrukt wordt dat het voorstel vrijwillig is
en dat ze ook ervoor kunnen kiezen om het bezwaar toch inhoudelijk te
laten behandelen. Ouders moeten te lang wachten op de afhandeling van
het bezwaar. Daarom zetten we een breed pakket aan maatregelen in om de
doorlooptijden te verbeteren.
Een vraag van NSC. Sommige methodes om tot een versnelling te komen,
roepen vragen op. Dit geldt bijvoorbeeld voor de maatregel "nadere
telefonische uitleg" om een bezwaarschrift ingetrokken te krijgen. Hoe
wordt zeker gesteld dat dit geen afpoeiergesprekken worden? De UHT wil
de bezwaren oplossingsgericht afhandelen met een persoonlijke aanpak.
Het is echt de bedoeling om te luisteren naar mensen en hun verhaal aan
te horen. Het is niet de bedoeling om ze af te poeieren. Vaak gaat het
om uitleg geven over wat een bepaalde beslissing is en aan de voorkant
even een moment van contact zoeken om te kijken waar het pijnpunt ligt
bij iemand. Daar kan al veel ruimte gevonden worden. Iemand kan
redeneren: "als u het zo uitlegt, begrijp ik het en hoef ik mijn bezwaar
niet te handhaven". Aan de andere kant kan het bij de UHT zelf ook tot
inzichten leiden.
Er was een vraag van NSC over mediation. Hetzelfde geldt voor mediation.
In mediation is gelijkwaardigheid het uitgangspunt. Afronding vindt
plaats door middel van het vso. Het is een wederkerige overeenkomst, in
plaats van een beschikking van de overheid. Mediation vindt plaats door
onafhankelijke mediators. Zij zijn niet in dienst van de UHT. Een ouder
kan uit de lijst van mediators zelf kiezen wie het beste past. De
mediators zijn onafhankelijk en professioneel. Ze werken volgens de
gedragsregels van de Mediatorsfederatie Nederland. Ik heb nog een vraag
van NSC en PVV.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik dacht "misschien komt het antwoord nog", maar ik had een vraag
gesteld met betrekking tot die €5000-regeling: hoe de staatssecretaris
vindt dat dat besluitvormingsproces is gelopen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ook daar moet ik in tweede termijn op terugkomen, want ik was daar niet
bij. Dat moet ik echt even navragen; dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Er is nog een vraag van NSC en PVV. Gezien de felle reacties van
gedupeerden op het schikkingsvoorstel, vraagt het NSC aan de
staatssecretaris hoe dit tot stand is gekomen, en of de gedupeerden
hierbij zijn betrokken. Kan ik reflecteren op de keuzes en toezeggingen?
Het voorstel is niet van tevoren besproken met ouders of advocaten. Daar
is vanuit de uitvoering en in overleg met mijn voorganger een eigen
afweging in gemaakt. Daarbij is ook — dat is ook weer zo'n vreselijke
term — het risico van aanzuigende werking betrokken. We weten dat
verschillende ouders verschillende behoeftes hebben. Ouders die zoeken
naar snelheid en aanvullende financiële compensatie kunnen met dit
voorstel echt zijn geholpen. Daardoor kunnen ouders die toch een wat
principiëler bezwaar hebben, en ook een dieper bezwaar, en een
beslissing willen over bijvoorbeeld de termijn van de gedupeerdheid,
sneller aan de beurt komen en een inhoudelijke beslissing krijgen over
hun bezwaarschrift.
Mevrouw Heite (NSC):
Wellicht ben ik te snel met mijn vraag; ik had zelfs gevraagd om een
toezegging. Maar ik zie dat ik te snel ben, voorzitter.
Staatssecretaris Achahbar:
De eerste reacties van ouders en gemachtigden waren tot nu toe
overwegend neutraal of positief. Een hele kleine minderheid was
afwijzend. We weten eind oktober beter hoe de eerste groep van 600
ouders tegenover het schikkingsvoorstel staat. De ervaringen en de
belevingen van ouders en gemachtigden worden op dit moment bekeken en
geëvalueerd om het proces in de toekomst te verbeteren. Hierbij worden
advocaten en ouders uitdrukkelijk betrokken, om te kijken naar wat zij
nodig hebben, hoe zij dit ervaren hebben en of er misschien in de
communicatie verbeteringen kunnen plaatsvinden om te voorkomen dat er
reacties plaatsvinden zoals die hebben plaatsgevonden de afgelopen
week.
NSC en PVV vroegen of de staatssecretaris kan garanderen dat mensen zich
niet af laten kopen voor €5.000 terwijl ze er later achter komen dat ze
recht hadden op een hogere compensatie. Ik heb een heel lang antwoord.
We willen ouders absoluut niet het gevoel geven dat we de bezwaren af
willen kopen. En het gaat dus niet om het afkopen van het
compensatiebedrag, het schadebedrag; het gaat echt om het
bezwaarschrift. Het is een aanbod om het bezwaarschrift in te trekken
tegen een betaling van €5.000. Het is echt vrijblijvend; ouders kunnen
ook kiezen om het niet te doen. Het bedrag is bepaald doordat alle tot
op heden afgehandelde bezwaren zijn bekeken. Daaruit is afgeleid dat 75%
heeft geleid tot geen extra betaling, of een uitbetaling van een bedrag
dat lager is dan €5.000. Daarom is de verwachting dat €5.000 in
financieel opzicht een ruimhartige afronding is van het
bezwaarschrift.
Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling om, bijvoorbeeld als het
bezwaarschrift ziet op de toeslagenjaren, dat bezwaarschrift met een
schikkingsvoorstel te laten intrekken. Het gaat echt om mensen die
alleen maar een aanvullende compensatie willen. Daarvoor hebben we
bekeken wat de bedragen tot nu toe waren. Die waren overwegend minder
dan €5.000. Daarom wordt dit als een ruimhartig schikkingsvoorstel
gezien voor de mensen die een klein bezwaar hebben, om het zo maar even
te noemen.
De SP vroeg waarom ouders nog steeds niet hun dossier krijgen. De
ouderdossiers liggen gewoon klaar, maar helaas liggen die dossiers niet
klaar in de kast. Het is een arbeidsintensief proces. Vaak moet er
handmatig in verschillende verouderde computersystemen informatie wordt
opgehaald. Bij de inhoudelijke behandeling van het bezwaar ontvangt de
ouder of de gemachtigde het dossier. Steeds vaker — dat is een
verbetering ten opzichte van een tijd geleden — ontvangen zij het
dossier ruim van tevoren. Om te voldoen aan de groeiende vraag zet ik in
op verschillende maatregelen: meer medewerkers, procesverbeteringen,
doorontwikkeling van het automatisch samenstellen van dossiers en het
efficiënt inzetten van nieuwe laksoftware.
Het CDA stelde een vraag over het schikkingsvoorstel. Dat voorstel is
voor de zomer met spoed onderdeel geweest van de suppletoire begroting.
Het CDA vraagt waarom de Kamer niet beter betrokken is geweest bij de
ervaringen van de mensen. In de 17de voortgangsrapportage en de
bijbehorende brief is dit schikkingsvoorstel genoemd als effectieve
maatregel. Eind november is het aan de Kamer ter stemming aangeboden. De
vraag van het CDA ziet vooral op het feit dat het voorstel onder
redelijk hoge spoed aangeboden is aan de Kamer. Ik denk dat het gezien
de gevoeligheid misschien beter was geweest om hierover wat beter in
gesprek te gaan met de Kamer. We zijn nu aan het terugkijken en aan het
evalueren hoe het is gegaan met het schikkingsvoorstel. Daarbij kijken
we hoe het voorstel bij de ouders is geland en ook bij de advocatuur.
Daardoor hopen we genoeg waarborgen te hebben dat in de volgende brieven
die we gaan sturen de wensen echt goed zijn meegenomen en dat we daarin
rekening houden met iedereen.
De heer Vlottes (PVV):
Ik wachtte even alle blokjes af, want ik was het overzicht een beetje
kwijt. Ik vroeg om een meer specifieke analyse van de
€5.000-afkoopregeling. Ik vroeg naar de subsidiariteit en de
proportionaliteit. Dat mis ik toch nog een beetje. Hoe verhoudt het
genoemde bedrag zich tot de gestelde doelen? Op basis waarvan is er
gekozen voor dit bedrag? Nu hoor ik wel het woord "gemiddelde" vallen,
maar uit de stukken blijkt dat die €5.000 een mediaan is, dus dat zegt
natuurlijk niets over het gemiddelde. Hoe verhoudt dat zich tot het
gekozen bedrag? Als het 75% minder is, hoe zit het dan met die andere
25%? En hoe verhouden de doelen zich tot de compensatie van de ouders,
ook de doelen in de uitvoering? Het bedrag is natuurlijk vooral bedoeld
om de uitvoering weer op gang te krijgen, omdat die is vastgelopen. Over
die afweging en die analyse zou ik graag een wat uitgebreider antwoord
krijgen. Maar dat mag uiteraard ook in de tweede termijn.
Staatssecretaris Achahbar:
Het kan in tweede termijn. Ik kan daar ook een brief over sturen, waarin
wat beter uitgelegd is wat de keuzes zijn geweest en hoe alle punten die
de heer Vlottes noemt qua subsidiariteit en proportionaliteit hebben
doorgewerkt.
De heer Vlottes (PVV):
Als daar de hoofdpunten in worden meegenomen, dan is dat prima.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik bij het laatste thema, te weten de brede ondersteuning. Het
voorliggende voorstel is bedoeld om verduidelijking aan te brengen in de
uitgangspunten rondom de brede ondersteuning. Gemeenten doen echt heel
erg belangrijk werk in de hersteloperatie. Ze helpen veel ouders om hun
leven weer op de rit te krijgen. Tegelijkertijd lopen ze in de
uitvoering tegen veel knelpunten aan en biedt de brede ondersteuning
niet alle ouders en jongeren echt wat zij er echt van verwachtten en wat
zij echt nodig hebben. Ik ben daarom blij dat we met verschillende
gemeenten, de VNG, ouders en jongeren zijn gekomen tot een aanpassing
rond de brede ondersteuning, zodat iedereen beter weet waar hij aan toe
is en brede ondersteuning meer kaders en focus kan krijgen.
Dan een vraag van NSC. Klopt het dat mensen die door de lichte toets
komen, ook al gebruik kunnen maken van de brede ondersteuning? En waarom
gaat dit niet pas in na een additionele toets, bijvoorbeeld op
gemeentelijk niveau waar de ondersteuning wordt gegeven? Want de
gemeente moet zich toch al verdiepen in de situatie van de ouders, dus
het zou geen tijdsverlies moeten opleveren. Vanaf het moment dat ouders
zich melden als mogelijke gedupeerde bij UHT, komen zij direct in
aanmerking voor brede ondersteuning, tot het moment dat zij een
beschikking hebben ontvangen. Zo kunnen ze dus direct toegang krijgen.
Het toevoegen van een extra toets vooraf zou alleen maar tijdsverlies en
extra administratieve lasten met zich meebrengen, terwijl juist het doel
is om snel hulp te bieden. Zodra een ouder niet gedupeerd blijkt, geeft
UHT dat aan de gemeente door, zodat de brede ondersteuning kan worden
afgebouwd. Waar nodig neemt de gemeente de ondersteuning binnen de
reguliere zorg over.
NSC heeft nog gevraagd hoeveel mensen er op dit moment in de brede
ondersteuning bij gemeenten zitten. Ongeveer een derde van de ouders die
zich melden bij UHT, geeft aan het prettig te vinden dat UHT de gegevens
met de gemeente deelt. Dat kan vervolgens leiden tot brede
ondersteuning, maar dat hoeft niet. Uit de
conceptfinanciëleverantwoording van gemeenten over 2023 valt op te maken
dat er tot nu toe tussen de 6.000 en 10.000 plannen van aanpak zijn
opgesteld. Het exacte aantal is niet bekend, omdat dit per jaar wordt
bijgehouden en dit niet in unieke ouders of unieke plannen meerjarig
doorloopt.
Dan een vraag van de VVD. De aanpassingen in het wetsvoorstel betreffen
een verbetering om de brede ondersteuning toekomstbestendig te maken. De
VNG is hier tevreden over. Zijn hiermee alle knelpunten opgelost? Zo
nee, welke moeten er nog worden aangepakt? De aanpassingen in het
wetsvoorstel zijn een belangrijke stap om de brede ondersteuning beter
te structureren en toekomstbestendig te maken, maar we beseffen dat niet
per definitie alle knelpunten zijn opgelost. Het is complex, het
verschilt per persoon en de ondersteuning kan in sommige gevallen anders
uitpakken dan gepland. Daarom gaan we in de komende periode intensievere
monitoring en evaluatie inzetten om scherp in kaart te brengen hoe deze
aanpassingen in de praktijk werken. Op basis van deze monitoring zullen
we, als het nodig is, ook aanvullende voorstellen doen.
NSC vraagt waarom er een eindtermijn van twee jaar is gesteld voor de
brede ondersteuning door gemeenten, terwijl herstel veel langer kan
duren. De termijn van twee jaar is opgesteld na uitgebreid overleg met
gemeenten, ouders, kinderen en andere betrokkenen. Uit deze gesprekken
kwam naar voren dat iedereen behoefte heeft aan duidelijkheid en
voorspelbaarheid over de opbouw en de duur van de ondersteuning. Dat
biedt de gedupeerden houvast. Ze weten dat ze gedurende twee jaar
ondersteuning krijgen om een nieuwe start te maken. En voor gemeenten
maakt het de planning en inzet van de capaciteit overzichtelijker. Twee
jaar betekent natuurlijk niet dat alle voorzieningen of beschikkingen
dan ook echt stoppen. Een beslissing kan binnen twee jaar genomen
worden, maar de verstrekking kan langer doorlopen, afhankelijk van wat
nodig is. In schrijnende situaties kan ook nog van deze termijn worden
afgeweken. Daar is ie weer: de mens. We wijken af van de hoofdregel als
er schrijnende situaties zijn. Ook blijft de reguliere gemeentelijke
hulpverlening na die twee jaar beschikbaar voor wie dat nodig
heeft.
Ik heb nog een vraag van NSC. Waarom is de beslistermijn voor het
verstrekken van materiële voorzieningen zes maanden? Kan dit niet veel
sneller? Die termijn van zes maanden is ook weer het resultaat van
overleg met gemeenten, ouders en jongeren. Daarbij stond de behoefte aan
duidelijkheid centraal. Deze termijn geeft gemeenten en ouders de ruimte
om zorgvuldig te bepalen welke materiële voorzieningen noodzakelijk zijn
voor een nieuwe start. Materiële hulp moet passen binnen de brede
hulpvraag en daarom zorgvuldig worden afgewogen. Soms hebben ouders meer
tijd nodig om te bepalen wat ze echt nodig hebben. Zes maanden is de
maximale termijn, maar in acute of schrijnende situaties kunnen
gemeenten natuurlijk sneller handelen. In veel gevallen zullen de
voorzieningen echt veel eerder worden toegekend dan na zes maanden. De
termijn van zes maanden biedt dus duidelijkheid en een kader, maar ook
de mogelijkheid om eerder te verstrekken.
Een vraag van de VVD. Mevrouw Van Eijk heeft gevraagd of ik bekend ben
met de uitspraak van de rechtbank Gelderland over brede ondersteuning.
Ik ben hier inderdaad mee bekend. Het college van B en W is
verantwoordelijk voor het verlenen van brede ondersteuning en zal bij de
uitvoering ook invulling moeten geven aan deze uitspraak van de
rechtbank. De rechtbank legt de huidige Wet hersteloperatie toeslagen
uit. De wet hoeft dus niet te worden aangepast.
Een vraag van het CDA. Er zijn een aantal gemeenten die het verhaal van
de SGH gebruiken als basis voor ondersteuning en dat is nu niet
meegenomen in het wetsvoorstel. Het persoonlijke verhaal van de ouder is
inderdaad eigendom van de ouder. Dat is ook expliciet de bedoeling bij
de SGH. Het speelt een cruciale rol in het herstelproces. Het is juist
de bedoeling van de brede ondersteuning dat gemeenten dit verhaal
meenemen. Gemeenten hebben veel vrijheid in de uitvoering van de brede
ondersteuning. Ze kunnen maatwerk leveren dat specifiek aansluit op de
behoeften van de ouder. Het gebruik van het persoonlijke verhaal helpt
om bij de echte hulpvraag te komen en de brede problemen van de ouder in
kaart te brengen.
Dan kom ik bij een andere vraag van het CDA. In het voorstel staat dat
binnen acht weken na het eerste gesprek het plan van aanpak moet worden
gemaakt. In het plan van aanpak is ook de urgente noodzaak van materiële
voorzieningen opgenomen. Hoe kan het dat de toekenning vervolgens
inderdaad zes maanden kan duren? Volgens mij heb ik deze vraag ook al
beantwoord in antwoord op de vraag van mevrouw Heite. Dit geeft de
gemeenten de tijd om samen met de gedupeerden de hulpvraag in kaart te
brengen. Zes maanden is echt een maximumperiode. Hierbinnen kunnen
gemeenten de materiële voorzieningen toekennen. In veel gevallen gebeurt
dit eerder, ook als het bijvoorbeeld heel dringend is. Als er echt
sprake is van urgentie, zal het ook eerder worden toegekend.
Dan is er nog een vraag van het CDA: wat betekent de termijn van twee
jaar precies voor de brede ondersteuning en hoe zit het als het
financieel herstel langer duurt? Soms duurt het financiële traject
langer. Wat … Sorry, ik ben even abuis. De vraag van het CDA was deze:
soms duurt het financiële traject veel langer; wat als je in de brede
ondersteuning bijvoorbeeld een opleiding van drie jaar afspreekt of
langdurig huiswerkbegeleiding nodig hebt? De termijn van twee jaar geldt
voor de opbouw en voor het verstrekken van de brede ondersteuning.
Binnen die twee jaar wordt samen met de gedupeerden een plan van aanpak
opgesteld en worden de noodzakelijke voorzieningen en begeleiding
toegewezen, maar dat betekent niet dat die hulp na twee jaar acuut
stopt. Als er binnen de twee jaar bijvoorbeeld een driejarige opleiding
of langdurige huiswerkbegeleiding wordt afgesproken als onderdeel van
het herstel, kan die gewoon doorgaan, ook nadat de termijn van twee jaar
is verlopen. Mocht na die twee jaar blijken dat er nog steeds
ondersteuning nodig is, dan blijft de reguliere gemeentelijke
hulpverlening beschikbaar. Gemeenten zorgen in dat geval voor een warme
overdracht na de reguliere ondersteuning, zodat niemand zonder hulp komt
te zitten, tenzij er sprake is van een schrijnende situatie die alles
weer anders maakt.
Even kijken. De laatste vraag van het CDA is of het aanvullende
schuldhulpaanbod aan jongeren verlengd kan worden. Ik ben op de hoogte
van de signalen over deze termijn. Daarom ben ik voornemens om deze
termijn binnenkort te verlengen. Ik wil met alle betrokken partners een
plan maken voor hoe we de jongeren beter kunnen bereiken en hen kunnen
stimuleren om van het aanbod gebruik te maken. Ik zal ook een
herinneringsbrief naar de jongeren sturen. In de volgende VGR zal ik een
update opnemen van het effect dat dit heeft gehad.
Voorzitter: Van Eijk
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, ik heb het antwoord op één vraag nog niet gehoord. Misschien ben ik
niet duidelijk geweest in de vraagstelling. Heel veel ouders kloppen bij
de gemeente aan omdat ze zo lang moeten wachten op financieel herstel
dat ze alleen maar verder in de problemen komen. Nou kan het best zijn
dat je al bij de gemeente binnen bent, maar dat je financieel herstel
drie of vier jaar duurt. Na twee jaar houdt de ondersteuning op. Oké,
dan ga je het reguliere traject in, maar dan bén je nog niet regulier,
want dan zit je nog midden in het financiële herstel. Daar zit mijn
punt. Moet je dat niet veel beter op elkaar afstemmen? Kun je niet beter
zeggen: op het moment dat het financieel herstel van de ouder afgelopen
is, pakken we nog twee maanden uitloop en dan zetten we een streep?
Sluit je dan niet beter aan op de praktijk dan wanneer je kiest voor
twee jaar, terwijl die ouder daarna misschien nog twee jaar op
financieel herstel moet wachten?
Staatssecretaris Achahbar:
Ik zal deze vraag in tweede termijn beantwoorden.
Dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Nou zit ik even met een dilemma. We hebben natuurlijk best wel discussie
gehad over de nabestaandenregeling. Daar zou het een en ander voor
uitgezocht worden. Ik kan me zomaar voorstellen dat daar in tweede
termijn vragen over zijn. Is het dan niet slimmer dat we eerst dat
behandelen en dan tot de tweede termijn overgaan? Ik kijk even naar mijn
collega's.
De heer Vijlbrief (D66):
Ja, denk ik, maar dat hangt er een beetje van af of de staatssecretaris
in staat is om … Het was namelijk een vrij precieze vraag. Het kan ook
zijn dat ze zegt: het is uiteindelijk beter dat ik dat schriftelijk doe.
Dat vind ik ook best, met het oog op de klok. Laat ik even voor mezelf
spreken: dat vind ik ook goed. Dat is, denk ik, de vraag.
De heer Vlottes (PVV):
Voor zover ik had begrepen, was het vooral een verzoek van het kabinet
om het nabestaandenstukje in tweede termijn te behandelen, maar het kan
wat mij betreft ook schriftelijk. Als dat de kwaliteit van de
beantwoording ten goede komt, is dat alleen maar goed.
De voorzitter:
Dan gaan we over naar de tweede termijn van de Kamer.
De heer Dijk (SP):
Nou, daar wil ik toch iets over zeggen. Ik vind het prima, maar ik merk
wel dat de brieven die ik krijg ook geregeld weer vragen oproepen. Ik
weet dus niet of we daar een steek verder mee komen, als ik eerlijk ben.
Ik in ieder geval niet, vermoed ik.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik kan hier in tweede termijn op antwoorden. Ik weet natuurlijk niet
welke nadere vragen en verzoeken er in de tweede termijn nog komen, maar
ik heb wel eventjes nodig om hiernaar te kijken en met een antwoord te
komen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik weet niet hoeveel haast de inwerkingtreding van deze wet heeft, maar
we hebben op 7 november natuurlijk het commissiedebat staan over de
hersteloperatie in het algemeen. Als er meer tijd voor nodig is, zouden
we die brief er op dat moment bij kunnen betrekken en daarna de
stemmingen kunnen doen, zeg ik praktisch.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Achahbar:
Dat wordt inderdaad heel krap, maar ik denk niet dat het onmogelijk is
om het zo te doen.
De heer Vijlbrief (D66):
Dit lijkt mij prima. De staatssecretaris heeft volgens mij ook toegezegd
om een brief te sturen over een ander punt, dat ik inmiddels vergeten
ben. Daar kunnen we in de tweede termijn misschien nog wat vragen bij
stellen. Dan zou ik zeggen: laten we dan, zoals mevrouw Van Eijk zegt,
dat hele pakket de 7de hernemen, op de punten waar nadere brieven over
komen. Want ik denk niet dat de staatssecretaris in staat is om ons
mondeling te overtuigen — dat hoor ik ook bij de heer Dijk — met
betrekking tot dat amendement.
De voorzitter:
Ik vind het ingewikkeld, omdat we dan in principe geen moties meer
kunnen indienen. Dan moeten we weer een tweeminutendebat hebben. Is het
wellicht een idee om naast het commissiedebat dan ook de tweede termijn
van het wetgevingsoverleg te doen? Dan kunnen we eventueel moties
indienen en hebben we in een keer het pakketje compleet.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, dit is zo briljant. Ik buig in diepe …
De voorzitter:
Maar ik kijk ook even naar de buren, of dit een werkbaar voorstel
is.
Staatssecretaris Achahbar:
Het wordt krap, want daarna komt de Eerste Kamer natuurlijk ook rap in
zicht, maar ik ga akkoord met het voorstel om het zo te doen.
De voorzitter:
Ik denk dat dat heel fijn is in het kader van zorgvuldige wetgeving. We
zullen wel even praktisch moeten kijken, want ik denk dat we een iets
ruimere tijd moeten pakken in de agenda. Planningtechnisch moeten we
even kijken hoe we dit goed gaan organiseren. Dan is het geen
beëindiging, maar een schorsing. Dus bij dezen schors ik het
wetgevingsoverleg en wens ik u allen een fijne avond. We spreken elkaar
later.
Sluiting 17.38 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|