[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Amendement van het lid Grinwis over het handhaven van het oorspronkelijke afbouwpad voor de korting op de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije voertuigen

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Amendement

Nummer: 2024D37409, datum: 2024-10-08, bijgewerkt: 2024-11-06 12:00, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36602-21).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36602 -21 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025).

Onderdeel van zaak 2024Z15340:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Nr. 21 AMENDEMENT VAN HET LID GRINWIS

Ontvangen 8 oktober 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel XXV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXVa

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2029 in artikel 23b, eerste lid, «60%» vervangen door «65%».

ARTIKEL XXVb

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2030 in artikel 23b, eerste lid, «65%» vervangen door «70%».

II

Artikel XXVI komt te luiden:

ARTIKEL XXVI

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2031 als volgt gewijzigd:

1. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid worden de bedragen, genoemd in de tweede en derde kolom van de tabel, verlaagd met 6,98%.

b. In het tweede lid worden de bedragen, genoemd in onderdelen a en b, verlaagd met 6,98%.

2. Artikel 23b vervalt.

III

Artikel XXVII wordt als volgt gewijzigd:

A

Het in onderdeel A opgenomen artikel XXVIIIA van de Wet uitwerking Autobrief II wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de bedragen, genoemd in de tweede en derde kolom van de tabel, verhoogd met 7,5%.

2. In het tweede lid worden de bedragen genoemd in onderdelen a en b, verhoogd met 7,5%.

3. In het in onderdeel A opgenomen artikel 23b, eerste lid, wordt «75%» vervangen door «60%».

B

In het in onderdeel C opgenomen artikel XXX van de Wet uitwerking Autobrief II wordt in onder 1 «zeven en een half» vervangen door «zes».

IV

Na artikel XLVII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLVIIa

In de Provinciewet wordt met ingang van 1 januari 2029 in artikel 222, derde lid, onderdeel d, «gedeeld door tien en vermenigvuldigd met zes» vervangen door «gedeeld door honderd en vermenigvuldigd met vijfenzestig».

ARTIKEL XLVIIb

In de Provinciewet wordt met ingang van 1 januari 2030 in artikel 222, derde lid, onderdeel d, «gedeeld door honderd en vermenigvuldigd met vijfenzestig» vervangen door «gedeeld door tien en vermenigvuldigd met zeven».

V

In artikel XLVIII wordt «1 januari 2030» vervangen door «1 januari 2031».

Toelichting

Dit amendement regelt dat het oorspronkelijke afbouwpad voor de korting op de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije voertuigen van kracht blijft, zodat elektrische auto’s vanaf 2026 niet zwaarder worden belast dan een vergelijkbaar model op benzine.

In het Belastingplan 2025 stelt de regering voor het stapsgewijze afbouwpad van de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor elektrische auto’s versneld door te voeren. Waar in de voorjaarsnota een afbouwpad werd voorgesteld om van 75% korting in 2025 naar 40% korting te gaan in 2026 en vervolgens in 2031 naar 0%, wordt in het nieuwe Belastingplan de korting versneld en aangescherpt doorgevoerd naar om te beginnen 25% in 2026. Hierdoor wordt het gewicht van het accupakket van een EV onvoldoende gecorrigeerd, waarmee elektrisch rijden fiscaal benadeeld dreigt te gaan worden ten opzichte van «fossiel» rijden. Dit zal naar verwachting grote gevolgen hebben voor de transitie naar elektrische mobiliteit de komende jaren. Tevens schiet het kabinet zichzelf daarmee in de voet gelet op zijn doelstellingen voor emissiereductie in 2030.

Indiener stelt daarom voor alsnog het afbouwpad uit de Voorjaarsnota 2024 te hanteren. Dekking wordt gevonden in een evenredige verhoging van de MRB.

2025 75% 75%
2026 40% 25%
2027 40% 25%
2028 40% 25%
2029 35% 25%
2030 30% 0%

Budgettaire gevolgen

Ter dekking van het amendement wordt voorgesteld het tarief van de motorrijtuigenbelasting voor alle personenauto’s en particuliere bestelauto’s tijdelijk te verhogen met 7,5%. Dit gebeurt voor de periode 2026 tot en met 2030. Met ingang van 1 januari 2031 vervalt de voorgestelde tariefskorting en wordt de tariefverhoging ongedaan gemaakt. De motorrijtuigenbelasting wordt op dat moment evenredig verlaagd, namelijk met 6,98%.

Terugdraaien versobering korting

(incl. opcenten):

– 2 – 160 – 218 – 294 – 274 – 647 7 – 1.595
Mrb verhoging (excl. Opcenten) 345 332 320 307 295 0 1.599

Artikelsgewijze toelichting

Onderdelen I en II (artikelen XXVA, XXVB en XXVI van het Belastingplan 2025)

Met de onderdelen I, artikel XXVA en artikel XXVB en II wordt voorgesteld dat de tariefkorting voor het rijksdeel van de motorrijtuigenbelasting van emissievrije personenauto’s, waaronder ook kampeerauto’s worden verstaan, met ingang van 1 januari 2029 wordt vastgesteld op 35%, met ingang van 1 januari 2030 wordt vastgesteld op 30% en met ingang van 1 januari 2031 komt te vervallen.

In artikel XXVI, eerste lid, wordt tevens voorgesteld met ingang van 1 januari 2031 een tariefsverlaging van 6,98% door te voeren op het rijksdeel van de motorrijtuigenbelasting, inclusief de brandstoftoeslag. Hierdoor is de voorgestelde tariefsverhoging van 7,5% tijdelijk van aard en wordt deze vanaf 2031 weer ongedaan gemaakt. Met de tijdelijke tariefsverhoging wordt dekking gegeven aan de hogere tariefskorting alsmede het in tijdsduur verlengen van de tariefkorting met één jaar voor emissievrije personenauto's.

Onderdeel III (artikel XXVII van het Belastingplan 2025)

Bij onderdeel III wordt artikel XXVII van het wetsvoorstel aangepast waarbij de artikelen XXVIIIA en XXX van de Wet uitwerking Autobrief II wijzigt. In deze artikelen worden de tariefsaanpassingen doorgevoerd met ingang van 1 januari 2026 in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB 1994) respectievelijk de Provinciewet.

Met de wijziging van artikel XXVII, onder A, eerste onderdeel, wordt voorgesteld dat met ingang van 1 januari 2026 voor personenauto’s de tarieven van het rijksdeel van de motorrijtuigenbelasting, inclusief de brandstoftoeslag, worden verhoogd met 7,5%. Hiermee wordt voorzien in dekking van dit amendement.

Met de wijziging van artikel XXVII, onder A, tweede onderdeel, wordt voorgesteld dat met ingang van 1 januari 2026 voor emissievrije personenauto’s een tariefkorting van 40% in de Wet MRB 1994 van toepassing is in plaats van 25%. Emissievrije kampeerauto’s worden beschouwd als personenauto’s en kunnen ook aanspraak maken op het verlaagde tarief. Omdat voor alle en dus ook conventioneel aangedreven kampeerauto’s reeds een verlaagd tarief van toepassing is wordt de korting voor emissievrije kampeerauto’s berekend over dat reeds verlaagde tarief.

Met de wijziging van artikel XXVII, onder B, wordt voorgesteld dat met ingang van 1 januari 2026 de tariefkorting van 40% in de Wet MRB 1994 voor emissievrije personenauto’s ook van toepassing is op de opcenten die door de provincies worden geheven. De provincies worden voor de derving gecompenseerd middels het provinciefonds. De wetgever moet daarin voorzien in de vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2026.

Onderdelen IV en V (artikelen XLVIIA, XLVIIB en XLVIII van het Belastingplan 2025)

Met de onderdelen IV en V wordt voorgesteld dat de tariefkorting voor emissievrije personenauto’s binnen de provinciale opcenten met ingang van 1 januari 2029 wordt vastgesteld op 35%, met ingang van 1 januari 2030 wordt vastgesteld op 30% en met ingang van 1 januari 2031 komt te vervallen. De provincies worden voor de derving gecompenseerd middels het provinciefonds. De wetgever moet daarin voorzien in de vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2026.


Grinwis