[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober 2024 (Kamerstuk 21501-02-2935)

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D37621, datum: 2024-10-09, bijgewerkt: 2024-10-22 10:08, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D37621).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z14982:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D37621 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over onder meer de Geannoteerde agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2935).

De voorzitter van de commissie,

Aukje de Vries

De griffier van de commissie,

Meijers

Inhoudsopgave

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

Economische betrekkingen EU-ASEAN-landen

Vooruitblik EU-beleid investeringsbeschermingsovereenkomsten

Handelsrelaties EU-Moldavië

Lunch over EU-China handelsrelaties

Voortgangsrapportage handelsakkoorden

Verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024

Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)

Overig

II. Antwoord / Reactie van de Minister

III. Volledige agenda

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de PVV-fractie willen de Minister bedanken voor de geannoteerde agenda en de diverse bijbehorende documenten die zijn verstrekt ter voorbereiding op de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Zij hebben de stukken met aandacht gelezen en willen hun waardering uitspreken voor de gedetailleerde informatie en de voorbereiding op belangrijke onderwerpen die tijdens de Raad aan de orde zullen komen.

De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de Geannoteerde agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17-18 oktober 2024, d.d. 3 oktober 2024, het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024, d.d. 7 juni 2024, de Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften voor het midden- en kleinbedrijf (mkb), d.d. 25 juli 2024 en Antwoorden op vragen van de commissie van de V-100 over het thema Gevolgen van voorgestelde Europese wetgeving Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, d.d. 12 juli 2024. Zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor de toezending hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel.

De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben het Verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel met interesse gelezen en hebben naar aanleiding hiervan nog de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda, maar lezen hierin niet of de Minister voornemens is deel te nemen. Zoals bekend zijn deze leden geen voorstander van deelname aan informele Raden in Boedapest. Hiermee draagt Nederland immers bij aan het circus dat premier Orbán van het voorzitterschap maakt, en mede gelet op de ondermijnende openstelling van het Schengengebied voor Russische immigratie zonder de normale veiligheidschecks zou het een beroerd signaal zijn op ministerieel niveau naar Boedapest af te reizen. Zij roepen de Minister daarom op om thuis te blijven en een ambtelijke afvaardiging deel te laten nemen.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda, het verslag van de vorige raad, de appreciatie van het CETA-voorstel en de voortgangsrapportage handelsakkoorden en hebben hierover een aantal vragen.

Economische betrekkingen EU-ASEAN-landen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen over de voorliggende geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober 2024. De Raad zal spreken over de economische betrekkingen tussen de EU en de ASEAN-landen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat de onderhandelingen over CEPA, het handelsverdrag tussen de EU en Indonesië, in een vergevorderd stadium zijn, maar hebben gegeven recente ontwikkelingen grote zorgen over de duurzaamheidsambities van het verdrag en de mate waarin mensenrechten, waaronder werknemersrechten, kunnen worden verzekerd. Graag ontvangen de leden hierover een update. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met de Indonesische Omnibuswet, die vakbondsrechten ondermijnt, tegenmacht vanuit maatschappelijke organisaties bijna onmogelijk maakt en naar waarschijnlijkheid niet in overeenstemming is met de ILO-conventies over vrijheid van vereniging? Hoe staat het met de uitvoering van het zogenaamde Sustainability Impact Assessment en van de Human Rights Impact Assessment met betrekking tot CEPA? Hoe staat het met de inspraak van het maatschappelijk middenveld en vakbonden in de onderhandelingen over dit verdrag? Kan de Minister uitspreken dat Nederland niet zal instemmen met een CEPA-verdrag dat niet onder de ILO-normen valt? Kan de Minister, gegeven de link tussen het CEPA-verdrag en het UPOV verdrag dat het intellectueel eigendom van zaden vastlegt, een appreciatie geven van de impact van CEPA op voedselzekerheid?

Vooruitblik EU-beleid investeringsbeschermingsovereenkomsten

Verder zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er tijdens de informele Raad zal worden stilgestaan bij het EU investeringsbeschermingsbeleid. De leden van deze fractie vragen zich af hoe Nederland erop gaat toezien dat handelsgerelateerde wetgeving, zoals de ontbossingswet en de CSDDD, wordt geborgd in het EU beleid omtrent handelsakkoorden of andere investeringsovereenkomsten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU sinds 2015 inzet op moderne EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen, maar dat tot op heden geen enkele nieuwe EU-investeringsbeschermingsovereenkomst in werking is getreden, omdat hier ratificatie door alle 27 EU-lidstaten voor is vereist. Voorts lezen zij dat tijdens de Raad zal worden gesproken over mogelijke manieren om de gebrekkige voortgang te adresseren. Zij vragen of de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp nader kan ingaan op wat haar inzet hierop is en of zij kan aangeven wat het knelpunt hierbij is.

Kan de Minister daarnaast aangeven welke mogelijkheden zij ziet om bestaande EU-investeringsbeschermingsverdragen te moderniseren en hoe andere EU-lidstaten hier tegenaan kijken? Ook vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister al concrete opties ziet voor het aangaan van mogelijk nieuwe EU-investeringsbeschermingsakkoorden.

De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vragen of de Minister een overzicht kan geven van alle handelsakkoorden waarin een ISDS-mechanisme is opgenomen. Tevens vragen zij of de Minister het eens is met de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract dat er geen nieuwe akkoorden meer gesloten moeten worden die een dergelijke clausule bevatten.

Welke mogelijke manieren om de «gebrekkige voortgang» op EU investeringsbeschermingsovereenkomsten te adresseren komen er tijdens de Raadsvergadering aan bod, zo vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Hoe verhouden deze opties zich tot het EU-recht dat bepaalt dat investeringsbescherming en -geschillenbeslechting nationale goedkeuring vereist? Wanneer kan de Tweede Kamer de goedkeuringswetten voor de EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten met Singapore en Vietnam verwachten?

Voortgangsrapportage handelsakkoorden

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast vragen over de Mercosur-onderhandelingen die in de voortgangsrapportage worden genoemd. Omwille van de verwachte impact van het verdrag op natuur, klimaat en milieu zijn moties van de leden Ouwehand en Teunissen aangenomen waarmee de Kamer zich uitsprak tegen het splitsen van het verdrag, én tegen een verdrag waar landbouw in zit (een vergelijkbare motie werd ingediend in februari 2024). In het najaar van 2023 volgde ook de motie Teunissen c.s. waarmee werd verzocht dat de regering zou eisen dat de ontbossingsverordening niet zou worden ondermijnd tijdens de onderhandelingen over het Mercosur-verdrag. Kan de Minister vertellen hoe op dit moment uitvoering wordt gegeven aan deze moties, en kan de Minister vertellen welke afspraken er zijn gemaakt over EU-Mercosur binnen de coalitie, specifiek over de onderwerpen waar deze moties op toezien (splitsing, landbouw, ontbossing)?

Uit de voortgangsrapportage handelsakkoorden blijkt dat er reeds vier ronden hebben plaatsgevonden inzake de heronderhandelingen van het bestaande investeringsbeschermingsovereenkomst tussen Nederland en Nigeria, zo constateren de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Kan de Minister de Kamer informeren over de stand van zaken in deze onderhandelingen?

Welke economische sectoren zijn volgens de Minister gebaat met een hernieuwde overeenkomst?

Is de Minister bekend met het feit dat het bestaande verdrag tot nu toe uitsluitend door olie- en gasbedrijven Shell en Eni is gebruikt voor ISDS-claims? Waarom denkt de Minister dat juist deze bedrijven extra bescherming nodig hebben?

Wat gaat de Minister doen om het nieuwe verdrag in lijn te brengen met de klimaatdoelstellingen van Parijs? Blijft Nederland inzetten op bescherming van investeringen in fossiele brandstoffen, of is de Minister bereid deze sector van verdragsbescherming uit te sluiten, zoals haar voorganger ook wilde onder het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag?

Hoe zorgt de Minister voor inspraakmogelijkheden voor het maatschappelijk middenveld, zowel in Nederland als in Nigeria? Hoe gaat de Minister voor transparantie en inspraakmogelijkheden zorgen in de heronderhandelingen met Ghana?

Op basis waarvan hecht de Minister belang aan de waarde van investeringbeschermingsovereenkomsten in het algemeen? Hoe dragen deze overeenkomsten volgens de Minister bij aan het behalen van internationale doelstellingen op het gebied van klimaat, mensenrechten en duurzame ontwikkeling?

In hoeverre geeft het Nederlandse bedrijfsleven aan dat deze overeenkomsten belangrijk zijn bij het nemen van investeringsbeslissingen? Hoe bepaalt de Minister de prioriteiten voor investeringsovereenkomsten? Kan de Minister eventuele afgenomen enquêtes onder het bedrijfsleven met de Kamer delen?

Is de Minister op de hoogte van het gebrekkige bewijs dat investeringsovereenkomsten ook daadwerkelijk leiden tot meer investeringen?1

Is de Minister bekend met het rapport «Paying polluters: the catastrophic consequences of investor-state dispute settlement for climate and environment action and human rights» van de UN Special Rapporteur on the issue of human rights obligations relating to the enjoyment of a safe, clean, healthy and sustainable environment?2

Hoe beoordeelt de Minister de conclusie van het rapport: «het ISDS-systeem, met zijn wortels in kolonialisme en extractivisme, is niet geschikt voor het doel van de 21e eeuw, omdat het de belangen van buitenlandse investeerders boven de rechten van staten, mensenrechten en het milieu zet»?

Hoe beoordeelt de Minister de daaropvolgende aanbeveling dat «alle staten onmiddellijk hun blootstelling aan toekomstige ISDS-claims elimineren», door bijvoorbeeld geen nieuwe verdragen met ISDS af te sluiten en bestaande verdragen met ISDS op te zeggen?

Is de Minister het ermee eens dat het bieden van investeringsbescherming voor fossiele brandstoffen niet in lijn is met de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs? Hoe kijkt de Minister aan tegen de voorstellen die momenteel ter discussie liggen bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) om deze voordelen voor investeringen in fossiele brandstoffen af te schaffen dan wel te reduceren, bijvoorbeeld via een zogenaamde «carve-out»?

Met welke landen wil Nederland nog meer een investeringsbeschermingsovereenkomst (her)onderhandelen?

Klopt het dat Kenia onlangs de overeenkomst met Nederland heeft opgezegd? Van welke landen heeft Nederland nog meer een verzoek tot opzegging ontvangen? Hoe heeft Nederland daarop gereageerd?

Handelsrelaties EU-Moldavië

De leden van de D66-fractie lezen in de aangepaste agenda dat het Hongaarse voorzitterschap de handelsrelaties met Moldavië van de agenda heeft gehaald. Kan de Minister toelichten met welke redenatie het Hongaarse voorzitterschap dit heeft gedaan, zo vragen deze leden. Voorts lezen deze leden dat het kabinet voorstander is van het onderzoeken of wederzijdse tariefliberalisering mogelijk is, op voorwaarde dat Moldavië de EU-regelgeving, inclusief dierenwelzijn en milieuwetgeving, overneemt en implementeert. Kan de Minister bevestigen dat dit betekent dat indien Moldavië voldoet aan deze voorwaarden, het kabinet voorstander is van verdere tariefliberalisering, zo vragen deze leden. Zo niet, wat moet er volgens het kabinet uit het onderzoek komen om wel voorstander te zijn, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Lunch over EU-China handelsrelaties

De leden van de PVV-fractie maken zich ernstig zorgen over de escalerende handelsoorlog met China en de gevolgen hiervan voor de Nederlandse industrie, landbouw en het midden- en kleinbedrijf (MKB). De mogelijke Chinese maatregelen tegen Europees varkensvlees, die volgen op de EU-importheffingen op elektrische voertuigen, hebben direct invloed op Nederlandse boeren. Producten zoals varkenspoten en -koppen, die in Europa niet meer worden gegeten, leveren boeren 10 tot 15 euro extra op per varken. Een mogelijke Chinese heffing zou deze inkomsten vrijwel volledig wegnemen. Daarnaast heeft China al maatregelen genomen tegen Europese cognac en dreigt er een heffing op Europees zuivel. Elke verdere stap van de EU kan leiden tot zwaardere sancties vanuit China, met grote gevolgen voor verschillende sectoren, inclusief de Nederlandse landbouw.

De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: welke acties onderneemt de Minister, samen met de Europese Commissie, om verdere escalatie van de handelssancties tussen de EU en China te voorkomen, en hoe worden de belangen van Nederlandse boeren en het MKB in dit proces beschermd als zij nadeel ondervinden van nieuwe sancties van China?

De leden van de PVV-fractie willen in het bijzonder ook de halfgeleidersector benoemen, die cruciaal is voor de technologische autonomie van Europa en met name Nederland als een van de belangrijkste spelers in dit veld.

In de context van de strategische afhankelijkheid van China en andere landen voor essentiële technologieën, is de versterking van deze sector van groot belang voor de EU. De leden van de PVV-fractie hebben de vraag over hoe de Minister, de Raad en de Commissie van plan zijn deze sector te ondersteunen en verdere afhankelijkheden van China, de Verenigde Staten en Taiwan te verminderen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de toenemende verordeningen en richtlijnen vanuit de EU een disproportionele druk leggen op Nederlandse bedrijven, met name het MKB. De recente ontwikkelingen met betrekking tot de Chinese heffingen benadrukken de kwetsbaarheid van kleine ondernemers in wereldwijde handelsconflicten.

Het is van cruciaal belang dat de regeldruk voor het MKB wordt verminderd en dat zij ondersteuning krijgen bij de uitdagingen die ontstaan door internationale handelsconflicten. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: welke specifieke maatregelen zal de Minister voorstellen om de regeldruk voor het MKB te verlagen en hen beter te beschermen tegen de gevolgen van internationale handelssancties, zoals die vanuit China?

De leden van de PVV-fractie stellen de vraag: hoe kunnen de Raad en de Commissie ervoor zorgen dat de administratieve lasten worden verminderd en worden gestroomlijnd?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het van essentieel belang is om de open strategische autonomie van Nederland en de EU te waarborgen, vooral in het licht van de afhankelijkheid van China, Rusland en andere BRICS-landen voor grondstoffen en halffabricaten. De geopolitieke spanningen en de handelsoorlog met China onderstrepen de noodzaak om nieuwe, stabiele partnerschappen aan te gaan met landen binnen en buiten deze blokken, om zo de beschikbaarheid van strategische grondstoffen en halffabricaten te waarborgen. Dit is cruciaal voor de bescherming van de Europese industrie, maar ook voor de zekerheid van het MKB dat afhankelijk is van grondstoffen voor productie.

Te denken valt bij grondstoffen aan landen zoals de Democratische Republiek Congo (kobalt), Vietnam (bauxiet, zeldzame aardmetalen en tin), Chili (koper en lithium), Australië (lithium en nikkel), Brazilië (ijzererts, bio-ethanol en bauxiet), Zuid-Afrika (platina, palladium en chroom), Kazachstan (uranium), Canada (nikkel, kobalt en uranium), Indonesië (nikkel), Suriname (olie en gas) en Argentinië (lithium), die allemaal unieke grondstoffen bieden die cruciaal zijn voor de Europese technologie, energie en industriële productie.

De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: deelt de Minister deze urgentie en kan zij deze overbrengen aan de andere leden van de Raad Buitenslandse Zaken Handel? Welke concrete stappen onderneemt de Minister om de commissie te bewegen om grondstoffen- en halffabricatenakkoorden te sluiten met alternatieve handelspartners binnen en buiten de BRICS-landen, en hoe wordt daarbij gezorgd dat deze akkoorden bijdragen aan het versterken van de strategische autonomie van Nederland en de EU?

Tijdens de geplande bespreking van de handelsrelatie met China willen de leden van de PVV-fractie dat de Raad de concurrentiepositie van Europese bedrijven, en specifiek het MKB, beter beschermt.

De escalerende sancties van China op Europese sectoren, zoals varkensvlees, cognac en zuivel, vormen een directe bedreiging voor het Nederlandse bedrijfsleven, met name voor boeren. Elke verdere stap van de EU op dit vlak kan leiden tot zwaardere sancties vanuit China. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: welke concrete stappen zal de Minister voorstellen om ervoor te zorgen dat er een gelijk speelveld komt tussen Europese bedrijven en China, en hoe worden de specifieke belangen van het MKB en de landbouw daarbij betrokken?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU binnen de handels- en economische relatie met China inzet op het verbeteren van het gelijke speelveld. Zij benadrukken het belang van een gelijk speelveld en het tegengaan van oneerlijke concurrentie en tegelijkertijd oog te houden voor een open economie en vragen de Minister op welke wijze zij hier namens Nederland invulling aangeeft. Hoe beoordeelt de Minister de recent genomen maatregelen tegen China in dit kader? Verwacht zij nog aanvullende maatregelen en kan zij iets meer toelichting geven op eventuele tegenmaatregelen vanuit China en de inzet van de EU om een handelsoorlog te voorkomen? Hoe beoordeelt zij de zorgen van onder andere Duitsland over de negatieve effecten van de genomen maatregelen op de Duitse auto-industrie? Wat is volgens de Minister het effect op de EU van de maatregelen die de VS in dit kader hebben genomen om hun industrie te beschermen?

De leden van de VVD-fractie vragen al langer aandacht voor het verkleinen van onze afhankelijkheid van landen als China, maar ook Rusland, zeker waar het gaat om kritische grondstoffen en technologieën die mogelijk een veiligheidsrisico kunnen vormen. Hoe ziet dit kabinet de balans tussen veiligheidsrisico’s en een open economie? Waar zit de grootste zorg van de Minister op dit punt?

De leden van de VVD-fractie pleiten in het kader van het afbouwen van de strategische afhankelijkheden al langer voor het inzetten op eigenstandige toegang tot kritieke grondstoffen en diversificatie van productie stimuleren met landen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Voor de leden van de VVD-fractie zijn handelsakkoorden een essentieel onderdeel van het verkleinen van de afhankelijkheden. Deelt de Minister die mening en kan de Minister nader toelichten wat er wordt gedaan om het afsluiten van handelsakkoorden te versnellen, op welke wijze Nederland hieraan bijdraagt en waar de Minister de meeste kansen ziet?

De leden van de VVD-fractie hebben in het verlengde hiervan zorgen bij ontwikkelingen op het gebied van handelsakkoorden tussen China en bijvoorbeeld landen in Zuid-Amerika, Afrika en Azië. Zij vragen de Minister op welke wijze zij probeert te borgen dat de EU tijdig handelsakkoorden met deze landen sluit zodat deze landen voor hun handel niet afhankelijk worden van landen als China omdat Europa de handschoen niet op tijd oppakt.

Een ander punt van aandacht is volgens de leden van de VVD-fractie het houden aan WTO-afspraken door landen zoals China. Zij vragen de Minister wat de inzet van de EU hierop is en hoe kan worden gewaarborgd dat China zich aan WTO-afspraken houdt. Voorts zouden zij willen weten welke mogelijkheden de Minister daarnaast ziet voor het bevorderen van het innovatie- en concurrentievermogen van de EU in dit kader.

De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract begrijpen dat de EU maatregelen moet nemen om oneerlijke concurrentie van goedkope elektrische auto’s uit China tegen te gaan en daarmee de ontwikkeling van elektrische auto’s in Europa te stimuleren. Zij vragen naar de visie van de Minister op het besluit van de EU-lidstaten om de tarieven op elektrische auto’s uit China te verhogen.

De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vragen welk handelingsperspectief de Minister ziet voor de EU en Nederland indien China tegenmaatregelen neemt als reactie op hogere tarieven. Hiernaast vragen zij welke sectoren in Nederland het meest kwetsbaar zijn voor Chinese vergeldingsmaatregelen.

De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vragen of de Minister inzicht kan geven in de mogelijke impact op de Nederlandse economie en industrie, zoals de toeleveringsketens voor de auto-industrie, mochten er Chinese tegenmaatregelen komen.

De Verenigde Staten hebben aangekondigd toe te willen naar een verbod op auto’s met Chinese software, vanwege risico’s op bijvoorbeeld spionage en het op afstand overnemen of stilzetten van deze voertuigen. Hoe beoordeelt de Minister deze maatregelen, zo vragen de leden van de D66-fractie. Voorts vragen zij wat het kabinet voornemens is om in Brussel voor te stellen om onze afhankelijkheid van dergelijke producten en diensten uit landen als China en Rusland af te bouwen.

Verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024

Concurrentievermogen en de toekomst van EU-handelspolitiek

De leden van de VVD-fractie lezen in het Verslag dat Europees Commissaris Valdis Dombrovskis bij de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024 heeft gewezen op het risico voor betrekkingen met derde landen wanneer de EU breed zogenaamde spiegelmaatregelen voor geïmporteerde producten zou instellen. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hoe zij dit beoordeelt.

De leden van de VVD-fractie lezen in het Verslag dat Nederland aandacht heeft gevraagd voor effectieve implementatie van defensieve handelsinstrumenten in de EU toolbox en erop heeft gewezen dat de EU moet blijven werken aan alle drie de pilaren van de economische veiligheidsstrategie – promote, protect en partner. Zij delen de inzet van de Minister hierop en vragen de Minister of zij nader kan toelichten welke defensieve handelsinstrumenten zij voor ogen heeft, wat de effecten hiervan op lange termijn kunnen zijn en welke stappen er volgens haar nog concreet kunnen worden gezet op het gebied van de economische veiligheidsstrategie. Zij vragen voorts of de Minister kan toelichten in hoeverre zij bijval heeft gekregen bij het inzetten op de drie pilaren van deze strategie.

Met betrekking tot de toekomst van de EU handelspolitiek hebben de leden van de PvdD-fractie de volgende vragen over de onderhandelingen over het EU Mercosur-verdrag.

Op welke manier is het Nederlandse kabinet betrokken bij de recente onderhandelingen over het EU-Mercosur-verdrag? Op welke manier geeft het kabinet invulling aan de motie Ouwehand over het niet steunen van een verdrag waar landbouwafspraken onderdeel van zijn? Welke inspanning doet het kabinet om te pleiten voor het schrappen van de landbouwafspraken?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming over het EU-Mercosur verdrag? Kan de Minister toezeggen dat goedkeuring en (eventueel tijdelijke) inwerkingtreding niet zal gebeuren zonder ratificatie van nationale parlementen, conform de motie Teunissen over het niet splitsen van het verdrag?

Is de Minister bereid om tijdens de informele Raad en marge steun te zoeken bij andere lidstaten om geen goedkeuring te geven aan EU-Mercosur zolang landbouwafspraken daar onderdeel van uitmaken, en om steun te zoeken bij andere lidstaten om te voorkomen dat een EU-Mercosur verdrag mogelijk (eventueel tijdelijk) in werking treedt zonder ratificatie van nationale parlementen?

Handelsbetrekkingen met Afrikaanse landen

De leden van de VVD-fractie lezen dat met betrekking tot Sub-Sahara Afrika is gesproken over hoe de EU een aantrekkelijke en betrouwbare partner kan blijven. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp welke kansen zij ziet voor het samenwerken met Afrikaanse landen in Sub-Sahara Afrika op het gebied van kritieke grondstoffen en of zij risico’s ziet dat deze landen onder de invloedsferen van derde landen komen waar het gaat om het samenwerken op het gebied van kritieke grondstoffen en zo ja, wat er kan worden gedaan om dit risico te mitigeren.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Europees Commissaris heeft voorgesteld om meer in te zetten op de synergie tussen financiering, hulp en handel. Zij delen deze opvatting en vragen de Minister welke mogelijkheden zij hiervoor nu al ziet op het Afrikaanse continent en welke lessen de EU van Nederland kan leren.

Opvolging WTO MC13 en andere onderwerpen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de committering is herhaald om te werken aan het hervormen en herstellen van het geschillenbeslechtingssysteem zodat dit systeem per 2024 weer volledig functioneert. Zij hechten hier zeer veel belang aan omdat dit een belangrijke waarborg is voor het goed functioneren van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp wat momenteel de status is van de hervormingen van het geschillenbeslechtingssysteem en of de verwachting is dat het systeem aan het einde van 2024 weer volledig functioneert.

Ook lezen zij dat het tijdens de dertiende Ministeriële Conferentie (MC13) van de Wereldhandelsorganisatie niet mogelijk bleek om een werkprogramma te starten dat had moeten leiden tot het verbeteren van de regels voor industriële subsidies. De leden van de VVD-fractie delen de mening van de regering dat dit een belangrijke Nederlandse prioriteit is omdat het mondiale gelijk speelveld tussen industriële sectoren steeds verder onder druk komt te staan. Zij vragen de Minister of er momenteel voortgang wordt geboekt hierop en welke knelpunten zij ziet die er momenteel toe leiden dat er nog niet tot een werkprogramma is gekomen.

Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)

Hoewel de leden van de PVV-fractie de verbeteringen voor het MKB binnen CETA verwelkomen, blijven zij zeer bezorgd over het investeringsbeschermingsmechanisme (ICS). Het MKB heeft behoefte aan eenvoudige, betaalbare geschillenbeslechtingsmechanismen, en het ICS moet vooral toegankelijk zijn voor kleine ondernemers zonder disproportionele kosten. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: welke aanvullende waarborgen kunnen er worden geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat het ICS toegankelijk blijft voor het MKB en dat de beleidsvrijheid van nationale overheden behouden blijft?

De leden van de VVD-fractie spreken nogmaals hun steun uit voor dit verdrag en zijn blij om te lezen dat het een positief effect heeft op de bilaterale handel en hebben geen verdere vragen over de appreciatie van het voorstel.

De regering heeft in het verleden altijd op het standpunt gestaan dat investeringsbescherming tussen de EU en Canada niet nodig is, omdat beide partijen betrouwbare en eerlijke rechtssystemen kennen, zo constateren de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Waarom steunt de regering dan toch de uitbreiding van mogelijkheden om investeringsclaims te doen buiten de gewone rechter om?

Overig

De leden van de PVV-fractie vinden dat wapenexportbeleid een politieke kwestie is die primair bij nationale regeringen en parlementen thuishoort. Zij willen dat de beleids- en afwegingsruimte binnen de acht criteria, waarover momenteel in de EU opnieuw wordt onderhandeld, worden gegarandeerd en niet door de rechter worden bepaald. Deze kwestie raakt ook het MKB, onze defensie-industrie dat in de defensiesector actief is.

De leden van de PVV-fractie stellen de vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: hoe waarborgt de Minister dat de beleidsruimte voor nationale regeringen en parlementen in het wapenexportbeleid wordt gewaarborgd in de onderhandelingen over de acht criteria?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het wapenexportbeleid te verschillend wordt toegepast in de verschillende EU-lidstaten, waarbij Nederland wederom het strengste jongentje van de klas is. De Nederlandse defensie-industrie loopt hierdoor miljarden aan inkomsten mis. De leden van de PVV-fractie stellen de vraag: hoe kan er een echt gelijkspelveld worden gecreëerd bij de verlening van de exportvergunningen? Wil de Minister zich inzetten voor uniforme afspraken omtrent de wapenexportvergunningen die vervolgens gelden voor alle EU-lidstaten?

De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben nog enkele vervolgvragen en opmerkingen over de beantwoording van het vorige commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 28 mei.

Ten eerste is er toen toegezegd om de Kamer op te hoogte te houden over de voortgang van de CSDDD-implementatie, inclusief de vormgeving van het toezicht, via de Geannoteerde Agenda’s van de Raad Buitenlandse Zaken Handel. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien in de agenda van nu nog geen update staan, en vraagt zich af of er over het proces al iets gedeeld kan worden.

De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vinden het logisch en terecht dat er zorgen zijn over de indirecte effecten van de Europese wetgeving voor het midden- en kleinbedrijf. Niemand wil dat het MKB moet opdraaien voor de verantwoordelijkheden van de grote bedrijven. Grote bedrijven mogen die niet afschuiven naar hun kleinere ketenpartijen, dat is ook nadrukkelijk niet de bedoeling van de Europese wetgeving. Dat geldt voor het MKB in Nederland, en in internationale ketens. In de antwoorden op 28 mei gaf de Minister aan dat er al verschillende bepalingen in de CSDDD staan die trachten het belang van het MKB te adresseren, en verwijst naar de toetsen die plaatsvinden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af waarom de Minister niet naar mogelijkheden kijkt in de Nederlandse implementatiewet zelf. Nederland doet een «zuivere» (en «lastenluwe») implementatie van de wet, maar is het niet juist goed om voort te bouwen op de specifieke omstandigheden in Nederland en alle ervaringen die hier al zijn met de OESO-richtlijnen en meteen al het MKB te faciliteren in de conceptwet die nu geschreven wordt? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien mogelijkheden in de implementatiewet van de CSDDD om extra accent te leggen op de positie van het MKB door grote bedrijven te verplichten rekening te houden met de beperkte capaciteit en middelen van het MKB, en grote bedrijven (financiële) steun te laten bieden aan het MKB. Kan de Minister aangeven of zij die mogelijkheden ook ziet en of ze deze zal benutten?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien verder dat de bepaling in de Europese wet dat de grote bedrijven hun eigen inkooppraktijken (denk bijvoorbeeld aan inkoopprijzen, levertijden en betalingstermijnen) dienen te analyseren en waar nodig aan te passen, als van groot belang voor het MKB. Deze bepaling biedt ook mogelijkheden om te verbeteren. De memorie van toelichting van de implementatiewet dient te verwijzen naar enkele overwegingen uit de CSDDD die gaan over eerlijke inkoopprijzen, eerlijke inkooppraktijken en leefbaar loon: recital 34, 46, 47, 54. De leden van de fractie vragen de Minister of in de conceptwet en concept-Memorie van Toelichting die half november wordt gepubliceerd, al meteen de juiste verwijzingen naar deze recitals zullen staan.

Naast de positie van het MKB is de positie van «rightsholders» (mensen/partijen in internationale ketens die geraakt worden door bedrijfsactiviteiten) cruciaal in de wet, zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. De leden van de fractie vragen de Minister wat zij doet aan de positie van slachtoffers van bijvoorbeeld dwangarbeid, kinderarbeid of drinkwatervervuiling in de implementatiewet. Ook hier dient een specifieke overweging van de CSDDD (recital 65) te worden overgenomen in de memorie van toelichting, en dient «rightsholders» te worden toegevoegd aan definitie van belanghebbenden in de implementatiewet. Ook hier vragen de voornoemde leden de Minister of zij op het juist transponeren toe kan zien.

Verder zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe Nederland kijkt naar het voorgenomen uitstel van één jaar van de ontbossingswetgeving. Is Nederland in gesprek met andere EU lidstaten om te kijken hoe uitstel kan worden voorkomen of geminimaliseerd?

De leden vragen zich af hoe Nederland de voortgang van de Commissie gaat monitoren en erop gaat toezien dat het uitstel goed benut wordt om voldoende duidelijkheid te scheppen voor bedrijven bij de implementatie. Gegeven het feit dat Nederland binnen de EU de grootste importeur van producten met risico op ontbossing is, hoe gaat de Nederlandse regering een vinger aan de pols houden bij bedrijven in Nederland om er zeker van te zijn dat bedrijven voldoende voorbereid zullen zijn op het inwerkingtreden van de wet? Kan Nederland derde landen, waaronder ontwikkelingslanden, ondersteunen bij de uitvoering? De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA, met de vertraging die nu wordt opgelopen met de ontbossingswet in het achterhoofd, vragen hoe Nederland de Commissie erop scherp gaat houden dat wordt voorkomen dat een vergelijkbare vertraging zich voordoet met andere handelsgerelateerde wetgeving, zoals de CSDDD.

In aanvulling op de agenda hebben de leden van de VVD-fractie nog twee punten uit de actualiteit die zien op de portefeuille Buitenlandse Handel en die wellicht ook tijdens de informele Raad aan de orde zullen komen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Regulation on Deforestation-free products (EUDR), ofwel Europese ontbossingsverordening, waarvan de invoering naar zij hebben begrepen is uitgesteld. Zij vragen de Minister of dit klopt, wat de redenen voor uitstel zijn en wat de Nederlandse inzet is. De leden van de VVD-fractie hebben gedurende dit traject aandacht gevraagd voor de administratieve lasten en het belang dat die behapbaar blijven voor ondernemers. Klopt het dat de lastendruk een belangrijke reden is voor het uitstel en deelt de Minister de mening dat dit een kans is om de lastendruk te verkleinen? Welke aanpassingen moeten er volgens de Minister aan het huidige voorstel worden gedaan en kan de Minister nader toelichten wat het krachtenveld in deze is?

De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van het rapport «The future of European competitiveness- a compretitveness strategy for Europe» van dhr. Mario Draghi dat op 9 september 2024 is gepubliceerd. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hoe zij op het terrein van Buitenlandse Handel het rapport Draghi en de aanbevelingen apprecieert en of zij verwacht dat dit rapport tijdens de informele Raad van 17 en 18 oktober 2024 nog aan de orde komt.

De leden van de D66-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de Mission Letter aan de kandidaat-Eurocommissaris voor Handel en Economische Veiligheid. Hoe kijkt de Minister naar de opdracht die de kandidaat-Eurocommissaris heeft gekregen, zo vragen deze leden.

II. Antwoord / Reactie van de Minister

III. Volledige agenda

Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 17 en 18 oktober 2024. 21 501-02, nr. 2935 – Brief regering d.d. 03-10-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever

Aangepaste agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Handel 17-18 oktober 2024.21 501-02, nr. 2936 – Brief regering d.d. 04-10-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever

Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 30 mei 2024. 21 501-02, nr. 2912 – Brief regering d.d. 07-06-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever

Appreciatie voorstel besluit Gemengd Comité CETA inzake aanvullende voorschriften voor het midden- en kleinbedrijf (mkb).35 154, nr. 33 – Brief regering d.d. 25-07-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever

Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema Gevolgen van voorgestelde Europese wetgeving Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.36 560 XVII, nr. 10 – Brief regering d.d. 12-07-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever


  1. https://www.oecd-ilibrary.org/finance-and-investment/societal-benefits-and-costs-of-international-investment-agreements_e5f85c3d-en↩︎

  2. https://www.ohchr.org/en/documents/thematic-reports/a78168-paying-polluters-catastrophic-consequences-investor-state-dispute↩︎