[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 9 oktober 2024

Brief regering

Nummer: 2024D37876, datum: 2024-10-10, bijgewerkt: 2024-10-11 15:45, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z15568:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Ā 

Tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk VII) op woensdag 9 oktober 2024 heeft uw Kamer vragen gesteld. Hierbij bied ik uw Kamer het antwoord op een deel van deze vragen schriftelijk aan.

DeĀ minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,Ā 

J.J.M. Uitermark


Vragen van de leden Chakor, G. (GroenLinks-PvdA) en Bikker (CU)

Kan de minister ingaan op de stand van de gemeentefinanciƫn in relatie tot de korting op de specifieke uitkeringen?

Antwoord:

Veel gemeenten in Nederland maken zich zorgen over de financiĆ«n en de uitvoeringskracht, in het hier en nu, maar vooral ook in de toekomst. Laat er geen misverstand over bestaan: ik zie dat er een disbalans is, met name in het sociaal domein, in de bestuurlijk-financiĆ«le verhoudingen ten aanzien van ambitie, taken, middelen en uitvoeringskracht.Ā 

Het kabinet is en blijft met medeoverheden in gesprek over deze balans, en over de samenhang en stapeling van opgaven in het regeerprogramma.

Eind augustus is er een Overhedenoverleg tussen het kabinet en koepels (VNG, IPO en UvW) geweest en het volgende overleg over de uitwerking van het regeerprogramma staat gepland voor eind november. Ondertussen heb ik ook zelf met gemeenten en raadsleden gesproken, zoals bijvoorbeeld in G40-verband en met vertegenwoordigers van de Nederlandse Verenging voor Raadsleden. Ook in de aanloop naar het formele overhedenoverleg in het najaar zal ik hen erbij betrekken. Naast de formele tafel in het najaar zal ik blijvend het gesprek voeren met decentrale bestuurders en raadsleden.

Tussen deze overleggen in zijn medeoverheden in gesprek met vakdepartementen om afspraken te maken over de uitvoerbaarheid van opgaven.

Er zijn vooral veel zorgen omtrent het sociaal domein: de jeugdzorg en de Wmo. Samen met gemeenten wordt door VWS bekeken hoe de houdbaarheid en betaalbaarheid in dit domein vergroot kan worden. Zo is er dit voorjaar extra geld beschikbaar gekomen voor de Wmo (een extra reservering van ā‚¬ 75 miljoen voor de Wmo in 2026 oplopend tot ā‚¬ 300 miljoen in 2029), ook wordt nu gekeken naar de reikwijdte van deze wetten.

Vragen van het lid Chakor, G. (GroenLinks-PvdA)

De NCDR heeft slechts tot eind 2025 mandaat. Kan de minister hierover uitleg geven? Kan de minister tevens de kabinetsreactie op de voortgangsrapportage van de staatscommissie tegen discriminatie en racisme aan de Kamer sturen?

Antwoord:

Ten aanzien van het mandaat van de NCDR merk ik graag het volgende op: mijn ambtsvoorganger heeft u op 14 juni 2024 een brief gezonden waarin staat dat het mandaat van de NCDR verlengd is tot 1 januari 2026 zodat dit kabinet een besluit kan nemen over verlenging van de NCDR. Ik streef ernaar dit besluit in het eerste kwartaal van 2025 te nemen. Aan het eind van de afgelopen zomer heb ik het evaluatierapport ontvangen. Dit stuur ik voor het herfstreces naar uw Kamer.

Uit de evaluatie volgt dat de NCDR een waardevolle aanvulling is op het stelsel voor de aanpak van discriminatie en dat rollen, taken en verwachtingen zich op dit moment uitkristalliseren. Hierover ga ik de komende tijd het gesprek aan met de NCDR met het oog op een besluit over verlenging.Ā 

Ten aanzien van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme merk ik graag het volgende op: in de eerste voortgangsrapportage geeft de staatscommissie inzicht in de aard, omvang en oorzaken van discriminatie in Nederland op de terreinen zorg, woningmarkt, sport en cultuur. De staatscommissie gaat daarbij in op de complexe, dynamische aard van discriminatie, geeft enkele bespiegelingen met betrekking tot de omvang van discriminatie en biedt een aantal eerste inzichten in de dieperliggende oorzaken voor het ontstaan en voortbestaan van discriminatie en racisme. Daarnaast blikt de staatscommissie in de voortgangsrapportage vooruit op de vervolgwerkzaamheden van de commissie.

Het onderzoek van de staatscommissie biedt waardevolle aanvullende inzichten op bestaande onderzoeken over de aard, omvang en oorzaken van discriminatie. De voortgangsrapportage biedt bovendien een synthese van de inzichten die de staatscommissie heeft vergaard in de eerste fase van haar onderzoek.

De voortgangsrapportage biedt met name een wetenschappelijke analyse van het fenomeen discriminatie. De analyse van de Staatscommissie over hoe discriminatie werkt, wat het veroorzaakt en welke vormen het kan aannemen, bieden waardevolle inzichten. Bij het aanbieden van de eerste voortgangsrapportage op 15 december 2023 heeft het kabinet een reactie meegestuurd op deze inzichten. Het heeft laten weten dat deze inzichten onder de aandacht worden gebracht van departementen en gemeenten, via de trainingen die BZK geeft en via andere kanalen zoals de website www.discriminatie.nl. Ook heeft het kabinet laten weten dat wordt bezien waar deze inzichten verder nog kunnen worden meegenomen, zoals in het Beleidskompas. De gesprekken daarover lopen. Vanwege de wetenschappelijke en algemene aard van de voortgangsrapportage, is geen verdere inhoudelijke reactie gegeven. De inzichten van de Staatscommissie lenen zich eerder voor dagelijks gebruik in de wetgeving- en beleidspraktijk.


Het lid Chakor constateert dat de openbare agendaā€™s slecht worden bijgehouden. De openbare agenda's van de minister van BZK alsook de vier vicepremiers zijn voor deze week bijvoorbeeld volledig leeg. Kan de minister hierop reageren?

Antwoord:

In de beantwoording van de schriftelijke vragen over dit onderwerp heb ik onlangs aangegeven dat het bijhouden van de openbare agendaā€™s beter op orde moet worden gebracht. Samen met de minister-president heb ik hier dan ook aandacht voor gevraagd in de ministerraad.

In het algemeen geldt dat op basis van de Uitvoeringsrichtlijn openbare agendaā€™s bewindspersonen de openbare agendaā€™s achteraf worden geactualiseerd. Dat heeft bovendien ook voordelen, namelijk dat alleen afspraken worden opgenomen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ook kan op die manier meer informatie worden opgenomen over de afspraak, omdat achteraf meer duidelijkheid is over welke onderwerpen de bewindspersoon en de gesprekspartner hebben gesproken. Daarnaast speelt ook de veiligheid mee als overweging om achteraf de openbare agenda te publiceren. Elk ministerie maakt hierin een eigen afweging.


Raadsleden twijfelen over het zich verkiesbaar stellen voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 mede door bezuinigingen op het Gemeentefonds. Kent de minister deze signalen en kan zij aangeven wat zij hieraan zou kunnen doen?

Antwoord:

Ja, ik ben bekend met deze signalen. Zo sprak ik raadsleden van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden hier onlangs over. Ik wil de ervaring van raadsleden graag horen en betrekken bij het verder uitwerken van het regeerprogramma en het Overhedenoverleg dat eind november zal plaatsvinden. Raadsleden en statenleden vormen het fundament van onze decentrale overheden en hebben een sleutelrol in de vertegenwoordiging van hun inwoners op lokaal niveau.

Voor zover het gaat om de aantrekkelijkheid van het ambt van raadslid merk ik in algemene zin op dat leden van politieke partijen allerlei overwegingen hebben om zich verkiesbaar te stellen, waarbij de aangehaalde overweging ook een rol kan spelen. Daarnaast heb ik zeer recent ook signalen ontvangen van raadsleden over de grote werkdruk die zij ervaren. Het bevorderen van de aantrekkelijkheid van het ambt van volksvertegenwoordiger is voor mij in het kader van de agenda ā€˜Sterk bestuurā€™ en de versterking van de decentrale volksvertegenwoordigingen een belangrijk aandachtspunt. Het regeerprogramma biedt daarvoor diverse aanknopingspunten, zoals bijvoorbeeld het versterken van de ondersteuning van gemeenteraden door versterking van de griffies, rekenkamers en ombudsfunctie. Ik ben voornemens om over de werkdruk en de aantrekkelijkheid van het ambt de komende tijd verder in gesprek te gaan met raadsleden om te bezien wat de mogelijkheden zijn om het probleem van de werkdruk aan te pakken. Ik zal uw Kamer daarover te zijner tijd nader informeren.


Dit kabinet hanteert een nullijn voor rijksambtenaren. Wat betekent dit voor het tekort aan mensen bij de verschillende ministeries, waaronder bijvoorbeeld het tekort aan gevangenispersoneel? Daarbij zou de loonstijging bij het Rijk hoog zijn, maar de loonsverhoging bij het Rijk ging om een inflatiecompensatie. Graag een reactie van de minister.

Antwoord:

Er is gevraagd naar de cao-loonsverhoging in de huidige CAO Rijk (juli 2024 tot en met 31 december 2025). De cao-loonsverhoging in de huidige CAO Rijk is hoog ā€“ 9,7 procent - maar inderdaad te verklaren vanwege inflatiecompensatie, inflatiecompensatie die ook in de markt en in andere overheidssectoren aan de orde is.

De in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken budgettaire nullijn geldt specifiek voor de CAO Rijk voor 2026, en geldt daarmee ook voor de uitvoeringsorganisaties die onder de CAO Rijk vallen. Ik ga tijdig met de vakbonden in overleg over een nieuwe CAO. Ik heb overigens ook al overleg met hen gehad.

De werkgever Rijksoverheid heeft ā€“ m.n. in bepaalde beroepsgroepen als ICT en in de veiligheidsketen ā€“ inderdaad moeite om personeel aan te trekken. Beloning is een belangrijk aspect, maar niet het enige aspect om voor werken bij de Rijksoverheid te kiezen. Wat beloning betreft hebben sociale partners in de CAO Rijk afgesproken gezamenlijk te werken aan een verbeterd en geactualiseerd functiewaarderingssysteem dat meer recht doet aan de intensiteit en complexiteit van functies in de uitvoering. Dit nieuwe systeem zal FUWA-Rijk worden genoemd en zal een stevig fundament bieden voor het bepalen van functiezwaarte (en beloning) binnen het Functiegebouw Rijk. Sociale partners willen hierover in een cao-akkoord 2026 afspraken maken.

Vragen van de leden Chakor, G. (GroenLinks-PvdA), Van Dijk (CDA) en Flach (SGP)

Dit kabinet is voornemens de specifieke uitkeringen (SPUKS) over te hevelen naar het algemene deel van het Gemeentefonds. Dit lijkt een goed idee, maar er zit een budgetkorting aan gekoppeld waarmee gemeenten minder geld te besteden krijgen. Daarbij is de veronderstelling dat door de specifieke uitkeringen over te hevelen naar het algemene deel van het Gemeentefonds de administratieve lasten bij gemeenten zouden afnemen, maar dit is niet onderbouwd. Graag een reactie hierop van de minister.

Antwoord:

Gemeenten en provincies vragen al geruime tijd om vermindering van het aantal specifieke uitkeringen. Dit kabinet maakt daar werk van. Door specifieke uitkeringen om te zetten naar het gemeente- en provinciefonds, ontstaat meer bestedings- en beleidsvrijheid voor gemeenten. Dus meer naar eigen inzicht effectief en efficiƫnt inzetten van middelen. Voorts leidt dit tot minder administratieve- en controlelasten.

Tegen deze achtergrond is een budgetkorting door het kabinet doorgevoerd op de specifieke uitkeringen. Deze korting is verwerkt in de departementale begrotingen. Ik hecht eraan om te zeggen dat deze korting niet direct ten laste is gekomen van het gemeente- en provinciefonds. Er is geen beoordeling gemaakt per specifieke uitkering, in het kader van de bepaling van de hoogte van het percentage van 10%. Voor de ene specifieke uitkering zal de behaalde efficiencywinst bijvoorbeeld hoger zijn dan voor de andere.

De omzetting van specifieke uitkeringen zal plaatsvinden via een zorgvuldig proces, waarbij de VNG en het IPO nauw betrokken zijn. De vakministers zijn beleidsmatig en budgettair verantwoordelijk voor de specifieke uitkeringen op hun begroting. De fondsbeheerders hebben een toetsende en coƶrdinerende rol.

In de Miljoenennota 2026 zal het bovenstaande verwerkt worden. De Kamer zal in het voorjaar 2025 geĆÆnformeerd worden over welke specifieke uitkeringen wel en niet omgezet kunnen worden. Op het ROB-advies over specifieke uitkeringen zal het kabinet nog separaat reageren, zoals is toegezegd door de premier in het debat met de Eerste Kamer.

Vragen van het lid Deen, M. (PVV)

Wat de fractie van de PVV betreft heeft iedere organisatie die effectief de gewone burger wil bereiken populisten nodig. Beschikt de minister over voldoende populisten? Zo nee, hoe is zij van plan om deze personen met die waardevolle achtergrond te gaan werven?

Antwoord:

Het is belangrijk dat de overheid zo dicht mogelijk bij mensen staat en de problemen van mensen begrijpt. Voor het goed functioneren van de Rijksdienst is het daarom nodig dat we een divers samengesteld personeelsbestand hebben dat representatief is voor de arbeidsmarkt, en een organisatie waarin de samenleving zich kan herkennen. Dit is een randvoorwaarde voor een betrouwbare, open, goed functionerende overheid die in verbinding staat met wat er in de samenleving speelt.

We zetten hier op verschillende manieren op in. Ook bij werving en selectie. Zo zullen selectiecommissies zo divers mogelijk worden samengesteld in de breedste zin van het woord, en wordt bij de werving en selectie rekening gehouden met de kwaliteiten van het zittende team en waar aanvulling nodig is op deze kwaliteiten. Dit draagt bij aan een divers personeelsbestand.

Vragen van het lid Sneller, J. (D66)

Nederland heeft zich recent gecommitteerd aan een VN-verklaring over toekomstige generaties. Om aan die oproep invulling te geven, stel ik voor dat we een ombudsman voor toekomstige generaties instellen. Graag ontvang ik een reactie hierop van de minister.

Antwoord:

Ik onderschrijf het belang van aandacht voor het effect van beleid op toekomstige generaties. Het rekening houden met de lange termijn moet meer een normaal onderdeel worden van het besluitvormingsproces. Om die reden wordt gewerkt aan het vormgeven van een zogenaamde generatietoets. Deze toets moet onderdeel gaan uitmaken van het Beleidskompas en wordt daarmee voor alle beleidsmakers binnen de Rijksoverheid leidend. Ten aanzien van een Ombudsman voor toekomstige generaties kan ik aangeven dat dit qua idee aansluit op ons ingezette beleid, maar dat voor het concreet instellen van een nieuwe Ombudsman op dit moment onbekend is welke kosten hiermee gemoeid zijn en er in de voorliggende begroting geen dekking voorzien is.

Politieke partijen zijn dragende organisaties onder onze democratie. Ze zijn poortwachters van de selectie van ideeƫn en mensen voor politieke macht, en ze vervullen een belangrijke werking voor wat ze in Duitsland, waar dit goed geregeld is, zo mooi "Willensbildung von unten nach oben" noemen. Politieke partijen geven mensen, burgers, de mogelijkheid om politiek betrokken te zijn en voor hun ideeƫn en kritiek een weg te vinden naar het centrum van de macht. Daarom is het belangrijk dat die belangrijkste democratische organisaties zelf ook volgens de principes van de democratie georganiseerd zijn. Is de minister daarom bereid om minimale vereisten aan die interne partijdemocratie op te nemen in de nieuwe wet politieke partijen?

Antwoord:

Wat het lid Sneller voorstelt is een ingrijpende wijziging in de manier waarop wij politieke partijen reguleren; het is een complex vraagstuk waar best wat haken en ogen aan zitten.

Het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen (Wpp) ligt op dit moment bij de Afdeling advisering van de Raad van State voor advies. Op basis van het advies van de Raad van State zal de regering komend jaar een voorstel van wet indienen. Laat ik met uw Kamer tegen die tijd op basis van dat voorstel en het advies van de Raad van State het debat hierover voeren, waarbij het punt van interne partijdemocratie gewogen kan worden in de brede context van de Wpp.

Vragen van het lid Erkens, S. (VVD)

De VVD-fractie zou graag zien dat de overheid meer inzet op experts binnen de overheid en minder de focus legt op generalisten. Is het kabinet bereid om de beloningsstructuur zodanig aan te passen om dat beter te borgen om op die manier goede experts die bij de overheid zitten daar ook langer te houden? Is het kabinet bereid om ook bij de Algemene Bestuursdienst meer te sturen op expertise en ervaring in de praktijk in plaats van het rouleren van topambtenaren tussen ministeries? Er zijn reeds stappen gezet, maar volgens de VVD-fractie is er nog meer mogelijk. En is het kabinet bereid om in zijn wervingsbeleid breder te selecteren? En daarbij dus minder te focussen op organisatorische sensitiviteit of generalistische profielen, maar juist meer de aandacht te leggen op vakinhoudelijke experts?

Antwoord:

Het belang van vakinhoudelijke experts onderstreep ik. Het Functiegebouw Rijk biedt de mogelijkheid om te werven voor specialistische functies, voor o.a. ICT experts. De beloning voor dergelijke functies is voor de meeste functies marktconform, zoals ook gebleken is uit een arbeidsvoorwaardenonderzoek.

Vanwege het belang om ook aantrekkelijk te blijven voor vakinhoudelijke experts, zeg ik daarnaast toe om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om meer doorgroeimogelijkheden voor specialisten te realiseren.

Topambtenaren zorgen op verschillende manieren voor een nauwere aansluiting met de praktijk en betrekken dit bij hun werk, dit vormt onderdeel van het persoonlijke en toetsbaar plan.

Uit het regeerprogramma volgt dat dit kabinet inzet op de versobering van de ABD. Ik ben bereid bij de hervormingsagenda voor het stelsel van de algemene bestuursdienst de suggestie van de heer Erkens expliciet een plaats te geven.


De VVD-fractie vindt het van belang dat de verkokering afneemt door bij bredere maatschappelijke vraagstukken ook over de grenzen van de ministeries heen te gaan werken. Kan de minister aangeven hoe zij dit vorm gaat geven?

Antwoord:

Een goed georganiseerd en samenwerkend bestuur is de basis voor goede besluitvorming. De overheid moet oplossingsgericht werken. Het werken vanuit de opgaven moet altijd centraal staan. Samenwerken tussen departementen, maar ook met uitvoerders of gemeenten is nodig om echt oplossingen te kunnen bieden voor mensen en bedrijven. Daarbij moeten we ook voorbij regels en procedures kunnen kijken en steeds de bedoeling voor ogen houden.

In alle lagen van de overheid en op alle werkdomeinen is een andere werkwijze nodig: opgavegericht, met een integrale benadering, over organisatiegrenzen heen en in samenwerking zelf, om tot beleid en maatregelen te komen die werken. Dat vraagt wat van ons ambtelijk handelen. In de Gids Ambtelijk Vakmanschap worden de waarden en principes voor goed ambtelijk handelen beschreven. Daarin staat bijvoorbeeld dat we werken vanuit dienstbaarheid. Mensen moeten bij de overheid terecht kunnen en gehoor kunnen vinden. We zijn daarom begrijpelijk en bereikbaar. En we moeten kunnen luisteren zodat we weten wat mensen bezighoudt.

Onze inzet is dat alle ambtenaren volgens die waarden en principes werken. We geven een extra impuls door onder meer:

  • een basisopleiding voor elke ambtenaar met daarin rechtstatelijk besef en waarden gedreven werken als onderdeel.

  • het vergroten van het lerend vermogen door lessen te trekken uit hersteloperaties zoals bijvoorbeeld de schadeafhandeling in Groningen.

  • het inzetten van (ervaren) opgavecoaches die ambtenaren begeleiden bij het opgavegericht werken bij complexe maatschappelijke opgaven.

  • We werken daarmee toe naar een overheid die er voor de mensen is.

Vragen van het lid Van Dijk, I. (CDA)


Gemeenten in financiƫle nood bezuinigen vaak op de financiƫle vergoeding van raadsleden als signaal dat zij ook zelf bereid zijn in te leveren. Dit gaat echter ten koste van de gemeenschap zelf. Hoe zorgen we er nu voor dat de ondersteuning van raadsleden in ieder geval financieel altijd goed geregeld is voor gemeenten?

Antwoord:

Het is voor de kwaliteit en het functioneren van gemeenteraden en provinciale staten van groot belang dat de ondersteuning door griffie, rekenkamer en fractieondersteuning goed geregeld is en toereikend is om hun controlerende, kaderstellende en volksvertegenwoordigende rollen uit te oefenen. Gemeenteraden en provinciale staten hebben budgetrecht en zijn zelf verantwoordelijk voor het toekennen van voldoende budget voor de ondersteuning. Tegelijkertijd zijn raden en staten soms handelingsverlegen om te investeren in hun eigen ondersteuning.

Er wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de budgetten voor deze ondersteuningsvormen in het gemeentefonds en provinciefonds toereikend zijn. Op basis van dat onderzoek zal vervolgens samen met het decentraal bestuur en de beroeps- en belangenverenigingen bekeken worden hoe die budgetten zich verhouden tot een goede uitoefening van de verschillende ondersteuningsvormen. Met deze beroepsverenigingen wil ik bespreken of normen of richtlijnen hierbij kunnen helpen. Hierover zal ik uw Kamer medio 2025 informeren.


Ik heb tijdens de AFB een motie ingediend om voor de Voorjaarsnota in beeld te brengen in hoeverre artikel 2 Financiƫle-verhoudingswet en artikel 108, derde lid Gemeentewet zijn toegepast voor alle overgedragen medebewindstaken. De minister van Financiƫn heeft aangegeven "het is onuitvoerbaar" om dit te onderbouwen. Daarmee geeft hij eigenlijk aan dat hij geen idee heeft of we de wet richting onze decentrale overheden wel naleven. Ik vraag het daarom maar aan deze minister. In hoeverre is hier sprake van goed bestuur? Is het voor de minister wel uitvoerbaar als ik de motie beperk tot de tien meest recent overgedragen medebewindstaken?

Antwoord:

Graag zeg ik uw Kamer het overzicht voor eind dit jaar toe. In het verleden zijn bij opdragen medebewindstaken aan decentrale overheden de wettelijke bepalingen toegepast; daar waar onderzoek geboden was om de financiƫle middelen behorend bij die taak uit te voeren, heeft dat plaatsgevonden en is daar overleg over geweest met betrokken medeoverheid. De bij de taakmutatie behorende wijziging in financiƫle middelen kunt u vinden in de circulaires van het gemeente- en provinciefonds die driemaal per jaar met uw Kamer worden gedeeld. De optelsom daarvan is het overzicht dat ik u zal doen toekomen.

Voor de volledigheid: Het overzicht zal niet ingaan op de vraag over of de middelen nog steeds toereikend zijn. Op het moment dat een taak wordt opgedragen en middelen worden toegevoegd aan het gemeente- of provinciefonds zijn de betreffende middelen beleids- en bestedingsvrij. Een afgewogen oordeel met terugwerkende kracht over de toereikend van de oorspronkelijke middelen is daarna dan ook niet goed meer mogelijk.

Dat neemt niet weg dat de praktijk kan laten zien dat er op een later moment mogelijk sprake kan zijn van een disbalans tussen de wettelijke taak/opgave en de daarvoor benodigde middelen, zoals nu in het sociaal domein: de jeugdzorg en de Wmo. Door VWS wordt daarom nu samen met gemeenten bekeken hoe in het sociaal domein de houdbaarheid en betaalbaarheid vergroot kan worden. Zo is er extra geld beschikbaar gekomen voor de jeugdzorg en de WMO en wordt nu ook gekeken naar de reikwijdte van deze wetten. Ook wordt in beide trajecten verkend of er een meer passende financieringssystematiek geboden is.

Vanaf begin 2023 is de aandacht voor uitvoerbaarheid, balans tussen opgave en mogelijkheden, randvoorwaarden aan de voorkant geĆÆntensiveerd met het instrument Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO). Bij invoering van nieuw beleid wordt stelselmatig de UDO uitgevoerd, waarbij wordt nagegaan of er een balans is tussen: ambitie, taken, middelen (financieel als qua bevoegdheden) en uitvoeringskracht (menskracht, praktisch uitvoerbaar/organisatie). Daar waar sprake is van nieuwe op te dragen medebewindstaken wordt uiteraard artikel 2 FinanciĆ«le-verhoudingswet en in het bijzonder artikel 108 Gemeentewet toegepast. De uitkomsten van een UDO ā€“ inclusief achterliggende onderzoeken - zijn openbaar en worden bijvoorbeeld opgenomen in de Memorie van Toelichting of in een brief aan de Kamer.

Wat betreft uw vraag over de interbestuurlijke samenwerking. Richting de toekomst geldt dat dit kabinet met medeoverheden in gesprek is en blijft over de balans tussen ambitie, taken, middelen en uitvoeringskracht en over de samenhang en de stapeling van de opgaven in het regeerprogramma.

Eind augustus heeft in het verlengde van de interbestuurlijke samenwerking dan ook een Overhedenoverleg plaatsgevonden tussen het kabinet en de koepels (VNG, IPO en UvW) en het volgende overleg is al gepland voor eind november over de uitwerking van het regeerprogramma. Tussen deze overleggen in zijn medeoverheden in gesprek met vakdepartementen om afspraken te maken over de uitvoerbaarheid van opgaven. Daar waar sprake is van nieuwe op te dragen medebewindstaken wordt uiteraard een UDO uitgevoerd en artikel 2 Financiƫle-verhoudingswet en in het bijzonder artikel 108 Gemeentewet toegepast.

Vragen van de leden Van Dijk (CDA) en Koekkoek (Volt)


De leden Van Dijk (CDA) en Koekkoek (Volt) hebben gevraagd naar de manier waarop de minister de democratie en de rechtstaat gaat versterken met de middelen (ā‚¬ 200 mln.) die hiervoor beschikbaar zijn gemaakt en welke doelen zij wil bereiken.

Antwoord:

Het kabinet heeft ā‚¬ 200 mln. vrijgemaakt voor het investeren in goed bestuur en de rechtsstaat. In de afgelopen periode ben ik gestart met de uitwerking hiervan. Op 7 oktober jl. heb ik de Kamer geĆÆnformeerd over mijn inzet op (institutionele) vernieuwingen in goed bestuur en de democratische rechtsstaat. Daarbij heb ik oog voor sterk bestuur, regio en medeoverheden en het versterken van dienstbare overheidsorganisaties. En voor het versterken van de instituties van de rechtsstaat, het versterken van democratische instituties en de weerbaarheid van het openbaar bestuur en de democratische rechtstaat.

Op de begroting van BZK wordt hiervoor 75 miljoen euro gereserveerd in 2025 oplopend naar 149 miljoen euro structureel. Komende periode wil ik gebruiken om mijn ideeƫn nader uit te werken met medeoverheden, relevante instituties en mensen uit alle segmenten van de samenleving. Daarom kan ik op dit moment niet vooruitlopen op een precieze verdeling van deze middelen. Deze zullen onder andere worden ingezet voor het constitutioneel hof, aanpassingen in het kiesstelsel, het uitbreiden van het mandaat van de Kiesraad tot een Kiesautoriteit en het versterken van democratisch burgerschap en maatschappelijk initiatief, het verbeteren van bereikbaarheid en toegankelijkheid van overheidsdienstverlening en het opsporen en openbaren van hardheden. Het is mijn voornemen om u te informeren als ik de voorstellen concreter heb uitgewerkt. Ik streef er naar de financiƫle verwerking hiervan op te nemen in de eerste suppletoire begroting in 2025.

Vragen van het lid Palmen, S. (NSC) en Van Nispen (SP)

De leden Palmen (NSC) en Koekkoek (Volt) hebben vragen gesteld in relatie tot het Huis voor Klokkenluiders, waaronder de stand van de nieuwe klokkenluiderswet, de inwerkingtreding van het amendement Leijten, een centrale rol voor het Huis van Klokkenluiders voor het ontvangen van meldingen en de geheimhoudersprocedure.

Antwoord:

Mevrouw Palmen heeft gevraagd naar de stand van zaken van de nieuwe klokkenluiderswet en de heer Van Nispen vroeg wanneer het amendement-Leijten, waarmee het Huis voor klokkenluiders sancties op kan leggen, in werking treedt.

De Wet Huis voor klokkenluiders is begin vorig jaar gewijzigd met de implementatie van de Europese klokkenluidersrichtlijn en heet nu Wet bescherming klokkenluiders. Ik streef ernaar binnen een maand nog een brief sturen aan uw Kamer met daarin de stand van zaken van het klokkenluidersdossier en de voorbereidingen voor het volgende wetsvoorstel. Binnenkort wordt ook de invoeringstoets Wet bescherming klokkenluiders afgerond. Over de uitkomst daarvan zal ik uw Kamer eveneens informeren.

De heer Van Nispen verwijs ik naar de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 13 mei van dit jaar (Kamerstuk 35851, nr. 62). Bij die brief heeft zij uw Kamer het adviesrapport van het bureau Pro Facto toegestuurd. Dat rapport betreft een juridisch vooronderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van het amendement-Leijten. Op dit moment onderzoek ik in welke vorm een toezichts- en sanctietaak in de Wet bescherming klokkenluiders kan worden verankerd. Dit maakt deel uit van de voorbereidingen voor het komende wetsvoorstel.

De heer Van Nispen stelt verder voor om het Huis voor klokkenluiders een centrale rol te geven voor het ontvangen van meldingen, inclusief de bevoegdheid om informatie op te vragen bij andere autoriteiten en toezichthouders. Ik neem deze suggestie van de heer Van Nispen mee bij mijn overwegingen en keuzes die ik de komende tijd zal maken om tot een nog beter stelsel voor klokkenluiders te komen.

De heer Van Nispen vroeg mij tot slot om te zorgen voor een veilige situatie voor melders door te regelen dat, net als bij advocaten, telefoongesprekken met het Huis voor klokkenluiders niet afgeluisterd kunnen worden. Ik vind het ook van belang dat de vertrouwelijkheid van telefoongesprekken tussen potentiƫle melders en adviseurs van het Huis voor klokkenluiders is gewaarborgd. Op 29 september 2020 heeft uw Kamer een motie van de heer Van Nispen aangenomen waarin de regering wordt verzocht ervoor te zorgen dat het Huis voor klokkenluiders niet kan worden afgeluisterd, bijvoorbeeld door een systeem van nummerherkenning in te voeren, zoals ook voor advocaten is gedaan.

Bij brief van 5 juli 2022 (Kamerstuknummer 28844, nr. 268) heeft de toenmalig minister van Justitie en Veiligheid samen met mijn ambtsvoorganger uw Kamer geĆÆnformeerd over de uitvoering van deze motie. Ter uitvoering van de motie wordt de reguliere geheimhoudersprocedure op grond van (artikel 126aa, tweede lid, van) het Wetboek van Strafvordering toegepast op de telefoongesprekken bij de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders. Die procedure houdt in dat gesprekken wel kunnen worden opgenomen, maar vervolgens worden vernietigd, tenzij de rechter-commissaris besluit dat de gesprekken mogen worden toegevoegd aan het strafdossier. Op die manier is een onafhankelijke rechterlijke toets verzekerd, waarmee enerzijds een veilige en vertrouwelijke melding van een vermoeden van een misstand en anderzijds de waarheidsvinding in het strafproces wordt gewaarborgd. Met deze uitvoering acht ik de vertrouwelijkheid van telefoongesprekken met de adviseurs van het Huis voor klokkenluiders voldoende gewaarborgd.

Vragen van het lid Palmen, S. (NSC)


Middels de aanpassing van het kiesstelsel wordt de regio beter verbonden met Den Haag. Kan de minister een de stand van zaken melden?

Antwoord:

Dit kabinet wil de regionale band tussen kiezer en gekozene versterken via een nieuw evenredig kiesstelsel voor de Tweede Kamer. Een wetsvoorstel tot invoering van een nieuw kiesstelsel voor de Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen Ć©Ć©n jaar ingediend.

Op dit moment voeren de universiteiten van Leiden en Twente in opdracht van mij doorrekeningen uit van verschillende kiesstelsels. Ik verwacht de uitkomsten hiervan voor het einde van dit jaar.

Vragen van het lid Wingelaar, N. (NSC)

De huidige norm van structureel en reƫel evenwicht zoals opgenomen in de Gemeentewet is te beperkt. Wat de NSC-fractie betreft moeten meer kengetallen aan deze norm worden toegevoegd. De minister heeft aangegeven dat er vanaf 2025 mogelijkheden zijn om bij een omvangrijke reservepositie onder voorwaarden een structurele last te dekken. Het lid Wingelaar, N. (NSC) verzoekt de minister om inzicht te geven in het aantal gemeenten dat gebruik gaat maken van deze oplossing zodra dat bekend is.

Antwoord:

Wat betreft de eerste vraag van het lid Wingelaar over de huidige normen waarmee begrotingen van gemeenten worden beoordeeld merk ik op: in mijn brief van 4 oktober jl. aan uw Kamer heb ik aangegeven dat ik wil bezien of bij de financiĆ«le beoordeling van de begrotingen van gemeenten door de provinciale toezichthouders de huidige norm van structureel en reĆ«el evenwicht aangevuld kan worden. Daarbij valt te denken aan het meer meewegen van de vermogenspositie ten aanzien van de risicoā€™s, de wendbaarheid en weerbaarheid van een gemeente, een breder risicomodel en bepaalde financiĆ«le kengetallen op het vlak van bijvoorbeeld weerstandsvermogen, schulden of belastingcapaciteit. Momenteel vinden hierover gesprekken plaats met de provinciale toezichthouders. Naar verwachting kan ik uw Kamer hierover nader informeren in het tweede kwartaal van 2025.

Wat betreft de vraag van het lid Wingelaar over inzet van reserves merk ik op: mijn ambtsvoorganger heeft vorig jaar erop gewezen dat een ruimere structurele inzet van reserves reeds mogelijk is. Tevens zijn de mogelijkheden verruimd om bij een omvangrijke reservepositie onder voorwaarden structurele lasten te dekken met het vrije deel van de algemene reserve. Ik verwacht dat er in januari 2025 meer duidelijkheid is over het aantal gemeenten dat gebruik heeft gemaakt in 2025 van deze verruimde mogelijkheid. Ik zal u nader informeren over hoeveel gemeenten dit betreft en vraag de provinciale toezichthouders mij dit aan te geven. Ik benadruk hierbij nogmaals dat het inzetten van reserves als structureel dekkingsmiddel niet oneindig kan doorgaan. Wel biedt dit medeoverheden de nodige financiƫle wendbaarheid.

Het is voor de NSC-fractie van belang om helder in de Grondwet vast te leggen dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is. Ook het decentralisatiebeginsel moet hierin worden opgenomen, zodat taken en bevoegdheden bij de meest nabije overheid worden belegd. Dit betekent dat gemeenten de beleidsvrijheid en financiƫle middelen krijgen die zij nodig hebben om hun taken uit te voeren. Het verankeren van deze principes in de Grondwet verplicht de wetgever om goed te beargumenteren waarom voor een centrale of decentrale uitvoering van taken wordt gekozen. Hierbij moet ook aandacht zijn voor goede randvoorwaarden en voor de bestuurlijke en financiƫle verhoudingen. Ik hoor graag een reflectie van de minister op dit voorstel.

Antwoord:

Het lid Wingelaar doet meerdere interessante voorstellen met betrekking tot de positie van decentrale overheden in de Grondwet. Dat zijn naar mijn mening overigens wel verschillende voorstellen, die ik graag van een reactie voorzie.

De gemeentelijke autonomie is een Grondwettelijk uitgangspunt dat al geruime tijd onder druk staat. Gemeenten hebben steeds meer taken in medebewind gekregen en dat is, zoals mijn ambtsvoorganger ook heeft geschreven (Kamerstukken II, 2023-2024, 33047 nr. 27), niet altijd onder de juiste randvoorwaarden gebeurd. Het decentraal bestuur staat daardoor onder druk. Het is inderdaad zaak de gemeentelijke autonomie te versterken en om dat gezamenlijk op te pakken.Ā 

De voorstellen van het lid Wingelaar zijn daarom zeer welkom en ik zou daar graag in een brief uitgebreider op ingaan. Ze verdienen immers een grondige en inhoudelijke reactie, ook omdat ze in potentie verstrekkend zijn. Ondertussen staan we echter niet stil. De uitdagingen bij gemeenten zijn daarvoor te urgent. Daarom blijf ik me inzetten op een goede toepassing van de bestaande beleidsinstrumenten zoals het Beleidskompas, de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden en het beleidskader decentraal bestuur dat op dit moment wordt ontwikkeld en waarmee de toedeling van taken en bevoegdheden aan decentrale overheden scherper kan plaatsvinden indien er taken aan decentrale overheden worden toebedeeld. Deze praktijk en deze beleidsinstrumenten sluiten aan bij reeds bestaande wettelijke verplichtingen die gaan over de genoemde punten.Ā 

Ā 

Hoe kijkt de minister aan tegen de risicoverdeling tussen medeoverheden en het Rijk zoals opgenomen in het regeerakkoord? Hoe draagt deze risicoverdeling bij aan het herstel van de interbestuurlijke verhoudingen?

Antwoord:

Waar duidelijk wordt dat gemeenten niet volledig aan het stuur kunnen zitten bij medebewindstaken, kan het niet zo zijn dat zij volledig opdraaien voor financiĆ«le risicoā€™s. Dit is ook een belangrijk uitgangspunt in de gezamenlijke trajecten Hervormingsagenda Jeugd en Houdbaarheid Wmo. Mijn collegaā€™s van VWS zijn daarom samen met gemeenten druk aan de slag om te zien hoe de houdbaarheid en betaalbaarheid in dit domein vergroot kan worden. Zo is er tijdens de vorige kabinetsperiode extra geld beschikbaar gekomen voor de WMO en wordt nu ook gekeken naar de reikwijdte van deze wetten.

Vragen van het lid Van Nispen, M. (SP)

Wat kan de minister vanuit haar rol betekenen om laagdrempeligere voorzieningen voor mensen om hun recht te halen, tot stand te brengen en dit te ondersteunen, bijvoorbeeld in de Huizen van het Recht?Ā 

Antwoord:

Het ondersteunen van laagdrempelige voorzieningen van mensen om hun recht te halen, valt onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris Rechtsbescherming. Ik werk aan laagdrempelige voorzieningen voor mensen om te helpen met hun regelzaken met de overheid, zowel digitaal als fysiek.

Vragen van het lid Van der Plas, C. (BBB)

Wat gaat de minister doen om de gebroken voelsprieten in de regio's weer te repareren? Is zij bereid om in gesprek te gaan met de regiogemeenten?Ā 

Antwoord:

Daar ben ik zeker toe bereid. Sterker nog, voor dit hele kabinet geldt dat we enorme waarde hechten aan goede verbinding met de regio. Dat gaat niet alleen over het voeren van gesprekken met en in deze regioā€™s, maar ook over de cultuur van doen in ā€˜Den Haagā€™. Mede hierom ben ik ook al veel het land in geweest, van Friesland tot Zeeland.

Belangrijk hierbij te noemen is ook het traject ā€˜Elke Regio Telt!ā€™. Dit moet leiden tot beter beleid met aandacht voor regionale verschillen. Alle ministeries werken hierop samen. Dat is in het belang van alle regioā€™s in Nederland. Aanvullend hierop is in een aantal specifieke regioā€™s aan de randen van het land meer en iets anders nodig dan nu in bestaande programmaā€™s wordt gerealiseerd om op duurzame wijze te werken aan vitale en leefbare regioā€™s. Daarom gaan we daar aan de slag met een langjarige aanpak voor het versterken van het wonen, leven en werken van mensen in deze regioā€™s.

Met welke burgers en organisaties in de regio's heeft de minister sinds haar aantreden al gesproken om de kloof tussen Den Haag en platteland te dichten? Is de minister het met mij eens dat alleen praten met plattelandsgemeenten niet genoeg is, omdat inwoners de afgelopen jaren heel erg teleurgesteld zijn geraakt? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat zij die zijn ā€œafgehaaktā€ weer aanhaken?Ā 

Antwoord:

Er is en wordt in dit kader van Elke Regio Telt! samengewerkt met een brede vertegenwoordiging van betrokken partijen in de regio zoals gemeenten, provincies, waterschappen, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en inwoners.

Ook de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen, Prodemos of Tienskip zijn partners waarmee wordt samengewerkt om juist ook de verbinding te leggen met de regio en daarmee de mogelijkheden voor mensen om mee te doen in de democratie en invloed te hebben te vergroten.

In lijn met voorgaande brieven kijkt dit kabinet ook kritisch naar de beleids- en investeringslogica in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, gemeentelijke netwerken en koepels.

Daarnaast zet ik in op institutionele vernieuwing met vernieuwing van het kiesstelsel en het versterken van de regionale band tussen kiezers en volksvertegenwoordiging.

Er worden tevens rijksontmoetingspleinen geopend. Om invulling te geven aan een betere spreiding van rijksdiensten over het land en een hogere presentie van het Rijk in de regio, en omgekeerd, breng ik met provincies samen de profielen in kaart, waarmee we ervoor zorgen dat rijksdiensten passen bij de kwaliteiten van een regio en de Rijksoverheid en regioā€™s met elkaar bouwen aan een duurzame relatie.

Is het mogelijk om bij aanbestedingen van het Rijk meer rekening te houden met projecten in plattelandsgebieden?

Antwoord:

Bij aanbestedingen voor met name onderdelen van het Rijk die landelijk werken, is het mogelijk om (deel)opdrachten te laten uitvoeren door lokale leveranciers. Dit gebeurt in de praktijk ook al. Dit kan bijvoorbeeld bij aanbestedingen op facilitair gebied, zoals beveiliging, schoonmaak en catering. Bij catering wordt bijvoorbeeld gekeken naar de mogelijkheid om een bepaald percentage van het assortiment lokaal te betrekken. De minister van LVVN stuurt een rapport dat hierop toeziet binnenkort aan uw Kamer.

Op welke wijze kunnen we er voor zorgen dat Haags beleid beter aansluit op de wensen en de omstandigheden in de regio's? Zijn Rijksambtenaren wel voldoende bekend met de verschillende regio's en met de verschillen tussen die regio's? En hoe maken zij echt deel uit van de samenleving in de regio's? Wegen ambtenaren bij het opstellen van beleid mee wat de gevolgen zijn voor de verschillende regio's?

Antwoord:

Rijksambtenaren werken veel samen met regioā€™s in de regioā€™s in het kader van verschillende gebiedsgerichte aanpakken zoals NOVEX, NPLV, Regio Deals en Elke regio Telt!.

Er wordt goed gekeken naar de voorbeelden die opkomen uit de diverse gebiedsgerichte aanpakken en wat dat vraagt van generiek beleid om daar een passende oplossing voor te vinden.

Tevens is met de verplichte Uitvoeringstoets decentrale overheden en de grenseffectentoets ingebed dat departementen de mogelijke gevolgen voor de mede overheden en specifiek de mogelijke (negatieve) effecten van nieuw of wel gewijzigd beleid op de grensregioā€™s in kaart moeten brengen.

Vragen van het lid Van Baarle, S. (DENK)

Erkent de minister ā€“ in lijn met de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme ā€“ dat racisme en discriminatie diepgewortelde problemen zijn met een institutioneel karakter?

Antwoord:

Ja, ik erken dat racisme en discriminatie diepgewortelde problemen zijn en dat discriminatie en racisme ook een institutioneel karakter kunnen hebben. Institutionele discriminatie en racisme hoeven niet altijd intentioneel te zijn. Juist omdat beleid in bepaalde gevallen onbedoeld discriminatoir kan uitpakken, moeten we hier alert op zijn. Ik zal mij onverminderd blijven inzetten om dit aan te pakken. Dat doe ik vanuit mijn coƶrdinerende verantwoordelijkheid voor de aanpak van racisme, maar ook op mijn eigen departement: ik heb in overleg met de secretaris-generaal de afspraak gemaakt dat voortaan aan elke medewerker binnen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens het functioneringsgesprek de vraag wordt gesteld of hij dat jaar te maken heeft gekregen met racisme, hetzij direct, dus zelf, of indirect.

Kan de minister mij uiteenzetten of er ā€“ na het wegvallen van incidentele middelen ā€“ in deze kabinetsperiode extra middelen beschikbaar zijn voor discriminatiebestrijding? Hoeveel middelen zijn er structureel beschikbaar in de komende jaren? Ook vroeg het lid Van Baarle of de minister kan toezeggen dat er niet wordt bezuinigd op de bestrijding van discriminatie?

Antwoord:

Laat ik voorop stellen dat ik iedere vorm van discriminatie verwerp. De aanpak van discriminatie is opgenomen in het regeerprogramma. Voor de uitvoering van het regeerprogramma zijn gelden toegekend. Dit betekent dat voor de aanpak van discriminatie extra middelen beschikbaar zijn. Deze variƫren per jaar.

In 2025 komt ā‚¬3,3 miljoen extra beschikbaar en vanaf 2026 is er structureel 8 miljoen extra beschikbaar. Specifiek voor 2026 en 2027 is er daarbovenop 2 miljoen extra om onder meer de versterking van het stelsel van antidiscriminatievoorzieningen (ADVā€™s) goed op te starten.

De middelen zullen verder worden aangewend voor onder meer de lokale aanpak van discriminatie; de versterking van de infrastructuur van discriminatie (o.a. NCDR, Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme) en voor beleidstrajecten zoals de aanpak van online discriminatie en de uitbreiding van de gelijke behandelingswetgeving naar Caribisch Nederland.

Als overheid moeten we te allen tijde het goede voorbeeld geven door niet samen te werken met discriminerende bedrijven. Kan de minister ervoor zorgen dat dit verplicht als ontbindende voorwaarde zal worden opgenomen in alle contracten die de Rijksoverheid aangaat?

Antwoord:

Laat ik voorop stellen dat ik iedere vorm van discriminatie verwerp. Uiteraard ook bij discriminerende bedrijven. Binnen het kader van de gestelde vraag kan ik alleen spreken voor contracten van de Rijksoverheid. Medeoverheden zijn verantwoordelijk voor hun eigen contracten.

Ontbinding van een contract is alleen mogelijk bij een onherroepelijke veroordeling voor discriminatie. In de model raamovereenkomst voor de inhuur van flexibele arbeidskrachten is de anti-discriminatie bepaling in een dergelijk geval standaard opgenomen. Dit is proportioneel gelet op de aard van de overeenkomst (arbeidsrelatie).

In de overige modelovereenkomsten is de anti-discriminatie bepaling optioneel opgenomen. Dit komt omdat op grond van de Aanbestedingswet 2012 en de Gids Proportionaliteit deze bepaling alleen kan worden opgenomen als dit in het licht van de aard van de overeenkomst proportioneel is. Daarvoor moet worden beoordeeld of het toepassen van de bepaling in redelijke verhouding staat tot het voorwerp van de opdracht. Het optionele karakter van deze bepaling zorgt ervoor dat per opdracht deze afweging gemaakt moet worden, en beoordeeld moet worden of het opnemen van deze bepaling proportioneel is in het licht van de betreffende overeenkomst.

De fractie van DENK vindt ook dat er meer maatregelen genomen moeten worden voor de aanpak van discriminatie in de strafrechtketen. Wat vindt de minister van het idee om gespecialiseerde ā€˜gelijkebehandelingsrechtersā€™ in het leven te roepen?

Antwoord:

Er is een gespecialiseerde instantie die klachten over ongelijke behandeling beoordeelt. Dat is het College voor de Rechten van de Mens. Het komt slechts zelden voor dat een slachtoffer van discriminatie na een procedure bij het College ook nog de gang naar de rechter maakt. Er zijn mij ook geen signalen bekend dat de kennis van rechters over de toepassing van de gelijkebehandelingswetgeving tekort zou schieten. Overigens kunnen rechters en andere instanties die belast zijn met de beslissing van een geschil over ongelijke behandeling vragen daarover voorleggen aan het College voor de Rechten van de Mens.

Deze minister is binnen het kabinet de coƶrdinerend bewindspersoon op de bestrijding van discriminatie. Los van hoe geloofwaardig dat is in dit kabinet, wil de fractie van DENK van deze minister weten hoe zij deze rol voor zich ziet. Hoe gaat zij coƶrdineren op discriminatiebestrijding? Welke tastbare stappen kunnen wij van haar verwachten die anders zijn dan die van haar voorgangers? Welke doelen stelt zij zich?

Antwoord:

Artikel 1 van onze Grondwet stelt dat allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk behandeld worden. In de praktijk is dat lang niet altijd het geval. Een kwart van de Nederlanders ervaart discriminatie en daarmee groot persoonlijk leed. Het zorgt ervoor dat mensen worden uitgesloten van volwaardige deelname aan de samenleving. Discriminatie is daarmee een realiteit die niet alleen persoonlijk leed veroorzaakt, maar ook gevolgen heeft voor de samenleving als geheel. Daarom zal het kabinet daadkrachtig optreden tegen discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat, zowel op straat als online. Mijn ambtsvoorganger heeft al veel goede stappen gezet wat betreft de aanpak van discriminatie. Het is mijn doel om als coƶrdinerend minister deze stappen voort te zetten. Zo zijn we samen met de NCDR bezig om weer een nationaal programma tegen discriminatie en racisme op te stellen, waar we deze keer ook een meerjarenagenda aan toevoegen.

Er is in de eerste termijn van uw Kamer al veel gesproken over het groeiende antisemitisme na de gebeurtenissen op 7 oktober. De meest recente meldcijfers van discriminatie laten zien dat ook het aantal meldingen van moslimdiscriminatie is gestegen sinds 7 oktober. En eerder al kwam uit het SCP onderzoek naar ervaren discriminatie, dat uit 2020 dateert, dat 55 procent van de moslims in Nederland discriminatie ervaart. Niet voor niets is de aanpak van moslimdiscriminatie ook expliciet opgenomen in het regeerprogramma. Omdat het onderzoek dateert uit 2020 zal ik verkennen of opnieuw onderzoek kan worden gedaan naar ervaren discriminatie.

Daarnaast is de voorbereiding van de versterking van het stelsel van antidiscriminatievoorzieningen in volle gang. Ik streef ernaar om dit traject medio 2026 gereed te hebben. Om de meldingstoegankelijkheid, zichtbaarheid en vindbaarheid van de ADVā€™s te vergroten zet ik in op het opzetten van publiekscommunicatie. Ik werk ook aan de regelgeving. De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) werkt het discriminatieverbod, zoals opgenomen in artikel 1, verder uit. Deze wetgeving wordt ook ingevoerd in Caribisch Nederland. Het wetgevingstraject van de Wet bescherming tegen discriminatie op de BES loopt momenteel. Ook ben ik bezig met een onderzoek waarin wordt bezien of het mogelijk en wenselijk is om de Awgb uit te breiden met (vormen van) eenzijdig overheidshandelen. Ten slotte zal de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme de regering adviseren over verdere verbetering van beleid en regelgeving om discriminatie en racisme tegen te gaan. Ik zal gaan bezien hoe we het beste opvolging kunnen geven aan die aanbevelingen.

Als hoeder van de Grondwet is het de taak van de minister van BZK om discriminerende wetten en plannen te schrappen. Wat vindt de minister in dit kader van het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding, in de volksmond ook wel het nikabverbod genoemd? Uit de evaluatie blijkt zeer duidelijk dat deze wet het leven van vrouwen alleen maar moeilijker maakt. Is de minister bereid om op basis van deze evaluatie deze wet zo snel mogelijk in te trekken?

Antwoord:

De Wet gedeeltelijke verbod gezichtsbedekkende kleding is dit jaar door een extern onderzoeksbureau geƫvalueerd. Deze evaluatie is op 31 mei door mijn voorganger naar de Tweede Kamer gestuurd. Het is aan het huidige kabinet om de uitkomsten van deze evaluatie van een inhoudelijke reactie te voorzien. Ik verwacht dat in het voorjaar van 2025 toe te kunnen sturen. In die reactie zal breed worden stilgestaan bij het functioneren van de wet.

In het regeerprogramma moeten we ook lezen dat er regels opgesteld gaan worden voor de versterkte gebedsoproep. Lees natuurlijk de islamitische gebedsoproep. Die gebedsoproep is geen bedreiging. Het is een grondrecht en een religieuze uiting voor meer dan 1 miljoen Nederlandse moslims. Waarom wil de Nederlandse regering deze gebedsoproep aan banden leggen? Welk probleem gaat de regering hiermee oplossen? Waarom moet dit? Wie heeft hierom gevraagd? Op welke manier wil de regering dit gaan doen? Druist dit niet overduidelijk in tegen de vrijheid van religie?

Antwoord:

In het regeerprogramma is in de paragraaf over integratie en maatschappelijke samenhang, waarvoor SZW verantwoordelijk is, opgenomen dat het kabinet betere regels wil voor versterkte oproepen tot gebed. Dit voorstel is op dit moment nog niet uitgewerkt, dus ik kan namens het kabinet ook nog niets zeggen over wat de regering wil gaan doen.

Over het slavernijverleden heeft het vorige kabinet gezegd ā€œexcuses zijn geen punt, maar een kommaā€. Hoe wil de minister deze komma invullen? Je kunt geen rechtvaardige toekomst bouwen zonder verantwoordelijkheid te nemen voor de fouten uit het verleden. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat we structureel investeren in de erkenning en verwerking van dit verleden, nadat het incidentele budget hiervoor is opgeraakt?

Antwoord:

Het kabinet onderschrijft de erkenning en de excuses voor het slavernijverleden volledig. Dat heeft de premier ook zo uitgesproken tijdens het debat over de regeringsverklaring. Ik blijf in gesprek met de verschillende gemeenschappen, via werkbezoeken, gesprekken en bijeenkomsten. Het uitwerken van die toezeggingen, doe ik samen met de betrokken gemeenschappen. Zo zal het HerdenkingscomitƩ Slavernijverleden structureel, dat in oprichting is, aan de slag gaan met het herdenken van ons slavernijverleden, en de verwerking daarvan. Ik wijs daarbij ook naar de inzet op ander beleid: de aanpassing van het curriculum, de kosteloze naamswijziging, antidiscriminatievoorzieningen en ander antidiscriminatiebeleid.

Vragen van het lid Flach, A. (SGP)

Gemeenten vragen om praktische maatregelen om de uitvoerbaarheid van het stelsel te blijven garanderen in plaats van om een nieuw kiesstelsel. Wat is de reactie van de minister op die hartenkreet van gemeenten? Gaat deze fikse herziening van het kiesstelstel werkelijk opleveren wat de regering hoopt?

Antwoord:

De uitvoerbaarheid van het verkiezingsproces is en blijft voor mij van belangrijk aandachtspunt. Samen met gemeenten ben ik daarom in overleg hoe die uitvoerbaarheid van het verkiezingsproces verbeterd kan worden. Uiteraard zal ik ook aandacht hebben voor de uitvoerbaarheid van het verkiezingsproces onder het nieuw beoogde kiesstelsel.

De fractie van de SGP vindt het niet eerlijk dat gemeenten jaarlijks honderden miljoenen mislopen omdat de prognoses van de inflatie niet kloppen. Het is van belang dat die ramingen realistischer worden opgesteld. Wat gaat de minister hieraan doen?

Antwoord:

Het gemeente- en provinciefonds volgden vroeger de omvang van de Rijksuitgaven (trap-op trap-af systematiek) en nu de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands product.

Voor de systematiek gebruikt het Rijk de cijfers zoals deze in het voorjaar door het CPB worden aangeleverd en past deze voor het lopende jaar niet meer aan. Deze werkwijze wordt Rijksbreed toegepast, dus ook voor de ministeries. Gemeenten en provincies worden hierbij niet anders behandeld.

Ook in de oude systematiek werd de indexatie van de Rijksuitgaven van het lopend jaar dus in het voorjaar van het lopend jaar vastgesteld. De nieuwe systematiek heeft hier niets aan veranderd.

Het CPB is onafhankelijk, deskundig en gaat over haar eigen ramingen. Het is waar dat de afgelopen jaren de CPB-raming in het voorjaar lager was, echter als we verder terugkijken in de tijd is het ook weleens andersom geweest.

In het kader van de gemeentefinanciƫn vraagt de SGP ook aandacht voor herindelingen. Door de financiƫle druk op gemeenten kan vanaf 2026 weer opnieuw de discussie gaan spelen dat gemeenten zouden moeten gaan fuseren. Het argument van bestuurskracht van gemeenten wordt dan van stal gehaald, terwijl de oorzaak eigenlijk ligt in de ontoereikende financiering door het Rijk. Vanuit het perspectief van de democratische legitimiteit is dit een slechte zaak. Kan de minister bevestigen dat toenemende financiƫle druk niet tot een druk op herindelingen mag leiden?

Antwoord:

De meest recente herindeling dateert van 1 januari 2023 (ontstaan van de gemeente Voorne aan Zee). In de jaren 2024 en 2025 vinden er geen herindelingen plaats. Ik zie dus nog geen toename in het aantal gemeenten dat als gevolg van financiƫle druk besluit op te schalen. Gemeenten kunnen verschillende redenen hebben om te kiezen voor een herindeling. Dit kunnen financiƫle zorgen zijn, maar vaker is het vergroten van de uitvoeringskracht, het kunnen zijn van een goede werkgever of het verbeteren van de positie in de regio de reden. Uitgangspunt is dat alle gemeenten voldoende middelen hebben om hun wettelijke taken adequaat te kunnen uitvoeren.

Uiteindelijk is het aan gemeenten zelf om te bepalen wat een legitieme reden is om te willen herindelen.


Het kabinet schrijft in het regeerprogramma dat elke regio in Nederland telt. Dat is mooi, want elke regio heeft ook specifieke uitdagingen. Die zijn in Flevoland echt anders dan in Zeeland of in Rivierenland. Helaas voegt het regeerprogramma de daad echter niet bij het woord, want het kabinet gaat alleen aan de slag met regio's die aan de randen van ons land liggen. Die regio's verdienen natuurlijk zeker ondersteuning, maar er liggen echt nog veel meer regio's tussen de Randstad en de rand van het land. De SGP doet een dringend beroep op de minister om alle regio's die langjarige plannen willen maken, een kans te geven.

Antwoord:

Dit kabinet werkt op vele manieren samen met regioā€™s en gaat deze samenwerking via verschillende programmaā€™s verder versterken. Zo wordt er bijvoorbeeld samengewerkt met regioā€™s in de vorm van woondeals. Daarnaast werken Rijk en regioā€™s in heel Nederland gezamenlijk aan het versterken van de brede welvaart met Regiodeals en wordt gezamenlijk ingezet op de aanpak van grote fysiek ruimtelijke opgaven met NOVEX, in die regioā€™s waar deze het meest clusteren. Ook worden er rijksontmoetingspleinen geopend. Met de aanpak ā€˜Elke Regio Telt!ā€™ wordt op dit moment gewerkt aan een langjarige gebiedsgerichte aanpak voor specifieke regioā€™s aan de randen van het land ter versterking van de leefbaarheid en brede welvaart. Daarnaast zetten we met dit traject in op Rijksbeleid dat beter rekening houdt met regionale verschillen.

Vragen van het lid Bikker, M. (CU)

Al in 2025 moet de grondwetswijziging bij de Kamer worden ingediend. Het kan niet anders dan dat deze haastige spoed gaat leiden tot brokken. Hoe borgt de minister dat de wetskwaliteit niet zal lijden onder de snelheid? Is het schrappen van artikel 120 van de Grondwet niet een eenvoudige tussenstap die de voorkeur zou kunnen verdienen?

Antwoord:

Met de invoering van constitutionele toetsing en de instelling van een constitutioneel hof wil het kabinet de rechtsbescherming van individuele burgers versterken. Het is van groot belang dat dit met prioriteit wordt opgepakt. Er wordt op dit moment door de Staatssecretaris Rechtsbescherming en mij hard gewerkt aan de uitwerking van de verschillende keuzes rondom het invoeren van een constitutioneel hof, eerst in een contourennota en vervolgens in een grondwetsvoorstel. Vanwege de onderlinge verwevenheid zijn wij van plan de invoering van constitutionele toetsing en de instelling van een constitutioneel hof parallel uit te werken. Uiteraard worden alle vaste processtappen van het wetgevingsproces zoals consultatie van onder meer de rechtsprekende instanties en advisering door de Raad van State zorgvuldig doorlopen, zodat de kwaliteit van het grondwetsvoorstel is geborgd.

Afgelopen zomer is de Nederlandse uitvoering van het VN-verdrag voor personen met een handicap beoordeeld. Daaruit blijkt dat er nog veel werk aan de winkel is om gehandicapten volwaardig mee te laten doen in de samenleving. Wat is de reactie van de minister op deze bevindingen? Hoe gaat zij zich inspannen om de geconstateerde rechtsongelijkheid tussen gemeenten en de leemtes in wet- en regelgeving verder weg te werken?

Antwoord:

De Staatssecretaris VWS van Langdurige en Maatschappelijke Zorg informeert u dit najaar per brief met een reactie op de bevindingen van het VN-ComitƩ in Geneve, zoals uw Kamer ook verzocht heeft. Op 9 februari 2024 heeft uw Kamer de nationale strategie VN-verdrag Handicap 2040 ontvangen. Op dit moment wordt in een brede samenwerking de werkagenda bij deze strategie opgesteld. Mensen met een beperking, hun vertegenwoordigende organisaties, ondernemers, gemeenten, overige organisaties en meerdere departementen zijn hierin betrokken. In dit proces worden de recent verkregen aanbevelingen van het VN-comitƩ bij het VN-verdrag ook meegenomen.

De samenwerking met gemeenten in de uitvoering van het VN-verdrag is en blijft een belangrijk thema. Samen met de VNG zet het kabinet zich er voor in om te zorgen dat iedere gemeente lokaal, in nauw contact met inwoners, inclusiebeleid ontwikkelt en uitvoert, ook de gemeenten die nu nog geen lokaal inclusiebeleid ontwikkelen. Een belangrijk fundament van gedecentraliseerde wetgeving voor gemeenten blijft hierbij wel het hebben van beleidsruimte. Ruimte om beleid te kunnen voeren passend bij de lokale situatie, hetgeen verankerd wordt in de lokale verordening, dan wel lokale beleidsregels.

Vragen van het lid Koekkoek, M. (Volt)

Voor de fractie van VOLT is het van belang dat de GRECO-aanbevelingen voor Nederland zo snel mogelijk worden geĆÆmplementeerd. Het invoeren van een lobbyregister zou een goed begin zijn. Uit recent onderzoek van de Open State Foundation bleek dat vrijwel geen enkele bewindspersoon zich houdt aan de afspraken omtrent openbaarheid van de agenda's. In antwoorden aan collega's Chakor en Sneller liet de minister weten dat het de eigen verantwoordelijkheid is van alle ministers. Maar we zien dat het tot nu toe nog niet zo lekker gaat, terwijl het goed mogelijk is. Volt is een kleine fractie, maar ook wij hebben onze agenda's transparant gemaakt en volgens mij collega Sneller ook. Het is haalbaar en er bestaan hele concrete instrumenten voor. Gaat de minister zich dan ook inzetten om het bijhouden makkelijker te maken voor haar collega's, bijvoorbeeld door de introductie van digitale middelen, automatisering of andere technische oplossingen?

Antwoord:

Het goed bijhouden van de openbare agendaā€™s is in principe mensenwerk. Onderdeel daarvan is dat per geval moet worden beoordeeld en gewogen of een afspraak in de openbare agenda kan worden opgenomen. Die afweging gebeurt op basis van de Uitvoeringsrichtlijn openbare agendaā€™s bewindspersonen. Technische hulpmiddelen daarbij zijn, zoals ik dat nu zie, niet per se van meerwaarde.

Ik wacht in dit verband de aanbevelingen van professor Braun af, die binnenkort komt met haar evaluatie van het bijhouden van de openbare agendaā€™s door bewindspersonen. Daarover kunnen wij vervolgens met elkaar van gedachten wisselen.

Voorts is het van belang om elkaar steeds scherp te houden op het goed bijhouden van de openbare agendaā€™s, zowel in de Ministerraad als in de Voorlichtingsraad.

De fractie van Volt merkt op dat een aantal belangrijke partijen niet in die lobbyparagraaf staan van het regeerprogramma, zoals de Raad voor de rechtspraak en de Raad voor het Openbaar Bestuur. Kan de minister toelichten waarom er niet met deze raden gesproken is? Want juist als het gaat over ideeƫn voor goed bestuur en een sterke rechtsstaat, kunnen deze raden waardevolle inzichten aandragen.

Antwoord:

In de lobbyparagraaf van het regeerprogramma is opgenomen met wie is gesproken. Bij de uitvoering van het regeerprogramma worden de relevante partijen betrokken.

In de antwoorden op eerdere vragen over institutioneel racisme verwijst het kabinet naar veel onderzoek en externe partijen die de minister van BZK ondersteunen bij het bestrijden van discriminatie en racisme. Aanvullend wenst de fractie van Volt te weten wat de minister nu al doet. Concreter: hoe gaan de minister en staatssecretaris ervoor zorgen dat het makkelijk wordt voor mensen om te zien dat er gebruikgemaakt is van algoritmen en/of AI, kunstmatige intelligentie? Is het een idee om informatie daarover verplicht onderdeel te maken van de motivering van besluiten?

Antwoord:

Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording op uw schriftelijke Kamervragen ben ik bezig met verschillende acties om institutioneel racisme aan te pakken. Hieronder vallen ook onderzoeken die (deels) worden uitgevoerd door externe partners. Ik blijf nauw betrokken bij deze onderzoeken, ook waar deze extern worden uitgevoerd. Hierbij zie ik het als toegevoegde waarde dat we externe expertise kunnen inschakelen om de aanpak institutioneel racisme te versterken. Maar ook intern zet mijn ministerie stappen. Mijn ministerie doet een onderzoek naar het uitbreiden van de Awgb met (vormen van) eenzijdig overheidshandelen en pakken we institutioneel racisme op de werkvloer van de Rijksoverheid aan. Binnen de digitale domeinsfeer is de staatssecretaris bezig met een algoritmekader; hebben we afspraken gemaakt over het doen van een mensenrechtentoets voor hoog-risico AI-systemen, ontwikkelen we een discriminatieprotocol en houden we een algoritmeregister bij.

Vragen van het lid Eerdmans, J. (JA21)

Wat vindt de minister van ambtenaren die mee protesteren en wegen blokkeren samen met Extinction Rebellion of voor de deur van het ministerie van Buitenlandse Zaken gaan zitten om te pleiten voor een staakt-het-vuren in Gaza of politieagenten die weigeren Joodse objecten of manifestaties te bewaken?

Antwoord:

In Nederland werken ambtenaren zonder politieke binding en ongeacht de eigen politieke voorkeur voor het algemeen belang. Dat past ook bij ons democratische bestel, de ministeriƫle verantwoordelijkheid en het gegeven dat Nederland geen wisseling van de ambtenaren kent bij een nieuwe regering.

Een bewindspersoon is verantwoordelijk voor een politiek besluit, hij of zij legt hierover verantwoording af aan het parlement. Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht om objectief te adviseren en te handelen. Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd.

Als de uitvoering van een politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen.

Dat laat onverlet dat een ambtenaar daarbuiten zijn persoonlijke opvattingen kenbaar kan maken. Dan gaat het om het uitoefenen van het grondrecht van vrijheid van meningsuiting buiten de context van het werk. Dat mag zolang de uiting niet schadelijk is voor het eigen functioneren of voor het functioneren van de organisatie. Je moet je werk als ambtenaar kunnen blijven doen.

Ik ben overigens zelf voorstander van het goede gesprek binnen de organisatie omdat ik geloof dat luisteren, dialoog en samenspraak een belangrijk fundament vormen voor een goed functionerende overheid.

In 2022 maakte het kabinet excuses voor het Nederlandse slavernijverleden. RTL Nieuws meldde in maart dat er vier claims voor herstelbetalingen waren ingediend. Hoeveel claims zijn er inmiddels binnen en om welke bedragen gaat het?

Antwoord:

Er zijn geen andere claims ingediend dan de 4 claims die genoemd worden in de berichtgeving van RTL. Ik kan daar geen totaalbedrag bij noemen, omdat de claims verschillend van aard zijn.

Het vertrouwen in de politiek is gestegen, maar nog steeds bedroevend laag. Bijna de helft van de Nederlanders vindt dat de overheid onvoldoende naar burgers luistert. Bijna 60% vindt dat de politiek onvoldoende opkomt voor mensen zoals zij. Wat daarbij niet helpt, is dat er grote beloftes worden gedaan en dat die vervolgens niet worden waargemaakt (denk aan het eigen risico, het ziekenhuis in Heerlen en de UNRWA). Over de noodwet hebben we het natuurlijk heel veel gehad. Dat was volgens de minister allemaal juridisch dichtgetikt, maar dat bleek toch allemaal wat te voorbarig. Besturen is wat anders dan campagne voeren. Misschien kan het kabinet daar een reflectie op geven.

Antwoord:

Besturen is inderdaad iets anders dan campagne voeren. Ik vind het belangrijk dat het land goed bestuurd wordt. We doen dit als kabinet als geheel. De besluitvorming van het kabinet vindt plaats in de ministerraad, waar de verschillende belangen worden gewogen en wordt gesproken over de (juridische) uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen.

Er gebeurt momenteel heel veel in de wereld. Dat heeft gevolgen voor de stabiliteit in ons land. Er is een reƫle kans op een aanslag in Nederland; sinds december vorig jaar is het dreigingsniveau helaas weer op niveau 4. Ook digitale dreigingen nemen toe. Dat hebben we natuurlijk gezien bij de recente hack bij de politie door een statelijke actor. De AIVD wordt eigenlijk met de dag belangrijker voor de Nederlandse veiligheid. Het vorige kabinet investeerde daar in 2024 72 miljoen in. Dat bedrag loopt op tot bijna 90 miljoen in 2027. De aanleiding hiervan was om de verloren slagkracht te herstellen. Mijn vraag hierover is de volgende. Dreigingen nemen toe en de middelen ook, maar is dat voldoende? Met andere woorden: heeft de AIVD misschien zelf de wens om nog meer middelen te ontvangen? Graag een reactie van de minister.

Antwoord:

De AIVD beschikt over voldoende middelen om zijn huidige opgaven te kunnen uitvoeren. Het is van groot belang dat de AIVD voldoende uitgerust blijft om de toekomstige opgaven te kunnen blijven uitvoeren.

Hoe staat het met de uitvoering van de motie "red het luchtalarm"?

Antwoord:

Het stelsel van de waspalen valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en Veiligheid.

Hoe staat het met de motie om van 25 april een landelijke dag tegen antisemitisme te maken?

Antwoord:

De stand van zaken van de uitvoering van uw motie over het uitroepen van een landelijke dag tegen antisemitisme zal worden opgenomen in de kabinetsstrategie ten aanzien van bestrijding antisemitisme, die op dit moment interdepartementaal wordt voorbereid. Het streven is om de kabinetsstrategie voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het ministerie van J&V in november van dit jaar aan uw Kamer te zenden.