Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2024D38178, datum: 2024-10-18, bijgewerkt: 2024-11-12 12:35, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-XIII-6).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: D.S. Nava, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XIII-6 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2024Z12745:
- Indiener: D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
Onderdeel van zaak 2024Z15732:
- Indiener: D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-24 17:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-09-26 12:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-10-07 14:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van BZK, EZ en van JenV voor het jaar 2025 voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-10-15 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-16 18:45: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) (inclusief Nationaal Groeifonds (36 600-L) voor het jaar 2025 (36600-XIII) 1e TK (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-10-17 19:15: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) (inclusief Nationaal Groeifonds (36 600-L) voor het jaar 2025 (36600-XIII) antwoord 1e termijn + rest (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-10-22 17:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-11-11 10:00: Wetgevingsoverleg inzake de begrotingen BZK, JenV en EZ voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering. (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Digitale Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 600 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025
Nr. 6 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 oktober 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 26 september 2024 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken. Bij brief van 11 oktober 2024 zijn ze door de Minister van Economische Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De griffier van de commissie,
Nava
1
Hoe slaan de bezuinigingen van dit kabinet neer op het midden- en kleinbedrijf (mkb) versus het grootbedrijf? Kunt u hier een precies overzicht van geven?
Antwoord
Vanuit het Ministerie van Economische Zaken worden het mkb en het grootbedrijf door middel van een gevarieerd instrumentarium ondersteund. Het is niet mogelijk een eenduidige uitsplitsing te geven van welk deel van regelingen en instrumenten waarop is bezuinigd naar het mkb of naar het grootbedrijf gaat. In veel gevallen gaat het namelijk om regelingen waar beide doelgroepen een beroep op kunnen doen. Voorbeelden van regelingen waarop is bezuinigd die voor zowel het mkb als het grootbedrijf beschikbaar zijn, zijn regelingen op het gebied van Europese en internationale samenwerking- en R&D-projecten, zoals Eurostars en Internationaal Innoveren. Van regelingen die specifiek open staan voor het mkb en worden geraakt door de bezuinigingen, is de MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)-regeling een voorbeeld. Daarnaast wordt de jaarlijkse bijdrage aan de ROM’s en Invest-NL verlaagd. Deze organisaties richten zich met name op het mkb maar sluiten het grootbedrijf niet uit.
Hieronder is een overzicht van de bezuinigingen op de regelingen die specifiek gericht zijn op het mkb en/of grootbedrijf op de EZ-begroting. Van de invulling van de subsidietaakstelling vindt bij Voorjaarsnota 2025 mogelijk een heroverweging plaats op basis van dan actuele inzichten en prioriteiten.
EU-cofinanciering Digital Europe | – 962 | – 1.612 | |||
MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) | – 7.099 | – 10.673 | – 14.315 | – 8.404 | |
Eurostars | – 875 | – 1.461 | – 976 | – 993 | – 992 |
Bevorderen ondernemerschap | – 3.186 | – 3.838 | – 5.969 | – 3.505 | |
Cofinanciering EFRO incl. Interreg | – 5.002 | ||||
Bijdrage aan ROM’s | – 2.402 | – 2.856 | – 3.835 | – 2.251 | |
Invest-NL (subsidie bijdrage) | – 2.525 | – 3.008 | – 4.034 | – 2.368 | |
Internationaal Innoveren | – 3.284 | – 4.386 | – 4.881 | – 4.962 | – 4.962 |
Topsectoren overig | – 184 | – 1.206 | – 1.652 | ||
Totaal | – 4.159 | – 26.061 | – 26.416 | – 36.276 | – 25.746 |
2
Hoeveel wordt er in totaal, inclusief Nationaal Groeifonds (NGF), bezuinigd op projecten die bedoeld zijn voor het mkb?
Antwoord
In de begroting van Economische Zaken (EZ) zijn drie bezuinigingen verwerkt die effect hebben op projecten, subsidieregelingen, en ander instrumentarium voor het mkb. Dit betreffen de volgende maatregelen uit het HLA: maatregel 49. Overheveling specifieke uitkeringen naar Gemeente- en Provinciefonds met 10% budgetkorting, maatregel 40. Generieke taakstelling subsidies Rijksbreed, en maatregel 69. Fonds Onderzoek en Wetenschap. In totaal wordt er als gevolg van deze drie bezuinigingsmaatregelen € 36,2 mln in 2025 bezuinigd op de begroting van EZ. Van dit totaal van de drie maatregelen betreft € 4,2 mln (zie antwoord vraag 1 voor uitsplitsing) middelen die origineel bestemd waren voor projecten, subsidieregelingen, en ander instrumentarium voor het mkb en/of grootbedrijf. De overige € 32,0 mln aan bezuinigingen heeft niet specifiek betrekking op projecten bedoeld voor het mkb, maar heeft effect op algemeen innovatie- en bedrijvenbeleid. Een deel van die bezuinigingen bestaat uit het inhouden van prijsbijstelling, waardoor budgetten niet worden geïndexeerd voor prijsinflatie. Dit heeft ook effect op de instrumenten voor het mkb en/of grootbedrijf.
De bezuiniging op het Nationaal Groeifonds (NGF) betreft het schrappen van de vierde en vijfde rondes van het NGF. Budgettair slaat deze bezuiniging neer op de begroting van het NGF. Omdat deze rondes nog niet waren opengesteld is het niet mogelijk om een inzicht te geven welke projecten geen doorgang hebben gevonden en welke (specifiek) bedoeld waren voor het mkb als gevolg van de bezuiniging.
Het is niet mogelijk een eenduidige uitsplitsing te geven van welk deel van regelingen en instrumenten waarop is bezuinigd naar het mkb of naar het grootbedrijf gaat. Zie hiervoor de beantwoording van vraag 1.
3
Welke Nederlandse bedrijven hebben marktmacht naar schaal van de Nederlandse economie?
Antwoord:
Marktmacht is de mate waarin een deelnemer aan de markt zich onafhankelijk van de andere marktspelers kan gedragen en zo de prijs en/of de hoeveelheid van goederen of diensten op een markt kan bepalen. Marktmacht kan op allerlei manieren ontstaan, bijvoorbeeld door succesvol ondernemerschap of fusies. Marktmacht op zichzelf is niet verboden, het misbruiken ervan wel.
De beoordeling of bedrijven marktmacht hebben ligt bij de ACM. Om te bepalen of een bedrijf marktmacht heeft, is per geval een specifieke economische en juridische analyse vereist. De ACM kan dit soort analyses uitvoeren als er vermoedens zijn van overtredingen of andere vormen van marktfalen. Marktmacht kan voorkomen in diverse private en semipublieke sectoren onder bedrijven die in Nederland gevestigd zijn of die van buiten Nederland producten en diensten in Nederland aanbieden. Echter kan wegens de vereiste specifieke analyse om marktmacht bij een bepaald bedrijf aan te tonen geen generieke lijst van ondernemingen met marktmacht worden gegeven.
4
Van welke grote in Nederland gevestigde bedrijven is bekend hoeveel belasting zij de afgelopen jaren hebben betaald?
Antwoord
Meer in het algemeen kan ik opmerken dat in de jaarverslagen van ondernemingen de nodige informatie is opgenomen omtrent hun eigen fiscale positie. Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers.
5
Welke bedrijven die ooit in Nederland een publieke investering hebben gehad, betalen nu belasting in het buitenland?
Antwoord
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers.
6
Hoeveel meer of minder belasting betalen grote bedrijven/multinationals in vergelijking met mkb, uitgaande van gemiddeldes en binnen eenzelfde sector?
Antwoord
Het gehele bedrijfsleven, zowel bedrijven/multinationals als het mkb dragen significant bij aan de Nederlandse schatkist. In 2023 was de totale opbrengst van de vennootschapsbelasting circa € 45 miljard euro (op transactiebasis). Daarmee steeg het aandeel van de vennootschapsbelasting in het totaal aan belastingen en sociale premies naar 12 procent, ten opzichte van 8 procent in 2018.
Voor het mkb en het grootbedrijf geldt dezelfde tariefstructuur in de vennootschapsbelasting: bij gelijke fiscale winst betaalt een mkb-bedrijf in principe net zoveel belasting als een multinational. Van de totale betaalde vennootschapsbelasting betaalde het mkb in 2023 € 17,3 miljard (39%) en grote bedrijven/multinationals € 27,2 miljard (61%). De bijdrage van het bedrijfsleven aan de Nederlandse schatkist is echter breder dan alleen de vennootschapsbelasting. Voor vervolgvragen verwijs ik naar het Ministerie van Financiën, aangezien dit buiten mijn beleidsterrein ligt.
7
Wat was de gemiddelde consumentenprijs aan de pomp van benzine (dus inclusief alle belastingen en accijnzen) op 1 januari 2024, 15 april 2024, 1 mei 2024, 16 mei 2024 en 26 september 2024?
Antwoord
De gewogen gemiddelde dagprijzen voor benzine (Euro95) aan de pomp (inclusief alle belastingen en accijnzen) waren als volgt: op 1 januari 2024 € 1,895 per liter; op 15 april 2024 € 2,094 per liter; op 1 mei 2024 € 2,082 per liter; op 16 mei 2024 € 2,026 per liter; op 23 september 2024 € 1,875 per liter (op het moment van beantwoording was de dagprijs van 26 september nog niet bekend; de dagprijs van 23 september is de dichtstbijzijnde beschikbare datum).
8
Wat zijn de verwachtingen voor de consumentenprijs van benzine aan de pomp in 2025, zowel met als zonder de door het kabinet voorgenomen accijnsverlaging?
Antwoord
De consumentenprijs van benzine aan de pomp wordt door verschillende factoren beïnvloed. Met name de ontwikkeling van de olieprijs op de wereldmarkt speelt een belangrijke rol. De olieprijs is afhankelijk van geopolitieke spanningen en economische ontwikkelingen wereldwijd. Dit maakt het lastig goede voorspellingen te doen over de consumentenprijs van benzine.
Ook accijnzen beïnvloeden de benzineprijs. De huidige accijnsverlaging op benzine wordt door het kabinet met 1 jaar verlengd en ook wordt er geen inflatiecorrectie op deze accijns toegepast. De accijns blijft € 0,79 per liter voor benzine in 2025. Zonder accijnsverlaging en met inflatiecorrectie zou deze accijns uitkomen op € 0,97 per liter voor benzine. In 2025 is de korting dus € 0,18 per liter voor benzine.
De tijdelijke accijnsverlaging vervalt na 2025.
9
Wanneer verwacht u het wetsvoorstel maatschappelijke BV (BVm) in internetconsultatie te kunnen brengen?
Antwoord
Het tijdpad naar internetconsultatie van het voorstel voor de BVm is nog niet vastgesteld in afwachting van de oplossing van een aantal belangrijke knelpunten, onder meer op het vlak van de verhouding met het vennootschapsrecht en het jaarrekeningenrecht. Ook wordt nog bezien hoe moet worden omgegaan met de samenhang tussen het ontwerp-wetsvoorstel voor de BVm en de ingediende motie omtrent de rentmeestervennootschap. Hierover vindt op korte termijn een gesprek plaats met de indieners van de motie over de rentmeestervennootschap. Beide rechtsfiguren hebben belangrijke raakvlakken met het Burgerlijk Wetboek. Daarover gaat de Staatssecretaris Rechtsbescherming.
10
Hoeveel procent van het bruto binnenlands product (bbp) wordt, met de voorgenomen bezuinigingen op onderzoek en innovatie meegenomen, door Nederland uitgegeven aan Research & Development (R&D)?
Antwoord
De daadwerkelijke cijfers van R&D-uitgaven worden achteraf pas duidelijk, omdat het niet mogelijk is te voorspellen hoeveel bedrijven en overige (niet-publieke) instanties zullen investeren in R&D in een jaar. Op de meest accurate cijfers zit dan ook een vertraging van circa twee jaar. In 2022 betrof het aandeel van totale R&D uitgaven 2,3% van het BBP. Volgens de laatste ramingen nemen de publieke R&D-investeringen over 2024 nog toe. Met name omdat er dit jaar nog aanzienlijke, reeds toegekende middelen geïnvesteerd worden vanuit het Nationaal Groeifonds. Private uitgaven in R&D als aandeel van het BBP zijn vrij constant gebleven de afgelopen jaren, met een lichte stijging op de langere termijn. Vanaf 2025 wordt een daling in de publieke R&D-investeringen verwacht, met name omdat de vierde en vijfde ronde van het Groeifonds niet door gaan. Hiermee zullen de totale R&D-uitgaven vanaf 2025 afnemen.
Het Ministerie van Economische Zaken is voornemens verder inzicht te creëren in de verwachte publieke en totale R&D uitgaven op basis van het regeerprogramma, maar dit overzicht is voor de begrotingsbehandelingen nog niet beschikbaar. Deze informatie zal onderdeel uitmaken van een breder beleidsplan om aan de 3%-doelstelling te werken. Dit beleidsplan zal waarschijnlijk Q3 van 2025 aan de Tweede Kamer worden verzonden.
11
Kunt u een inschatting geven van hoe Nederland het met het voorgenomen beleid van het kabinet gaat doen op de Institute for Management Development (IMD)-concurrentieranglijst?
Antwoord
In 2024 is Nederland op deze ranglijst van plek 5 naar plek 9 gezakt. De landen worden gerangschikt op de thema’s economic performance, government efficiency, business efficiency en infrastructure. Onder deze thema’s hangen een vijftal subcriteria, zoals technological infrastructure en scientific infrastructure onder infrastructure. Een daling op technological infrastructure lijkt te hebben bijgedragen aan de huidige daling, alsook een daling op alle subcriteria op het thema business efficiency. Een groot deel van de totale daling lijkt veroorzaakt te zijn door de kwalitatieve input die via een enquête is opgehaald bij leidinggevenden uit het bedrijfsleven. De plannen van het huidige kabinet raken veelvuldig aan de thema’s waar Nederland nu minder goed op heeft gescoord. Bijvoorbeeld met de Nationale Technologiestrategie, het Pact Ondernemingsklimaat en met de productiviteitsagenda. Hoeveel effect deze plannen zullen hebben op de IMD-scores valt nu niet te voorspellen.
12
Wat zijn de sectoren met lage(re) arbeidsproductiviteit? Is er een doelstelling om te laten krimpen?
Antwoord
Volgens het CBS hebben de volgende sectoren een relatief lage arbeidsproductiviteit: cultuur, recreatie, overige diensten; landbouw, bosbouw en visserij; en de bouwnijverheid. Er is geen expliciete doelstelling om deze te laten krimpen.
13
Wat zijn de sectoren met hoge(re) arbeidsproductiviteit? Is er een doelstelling om dit te laten groeien?
Antwoord
Volgens het CBS zijn de sector financiële dienstverlening, industrie en informatie en communicatie relatief hoogproductief. Dit kabinet heeft geen expliciete doelstelling om de arbeidsproductiviteit van specifieke hoogproductieve sectoren te laten groeien. Wel zet het kabinet in op een algehele stijging van de productiviteit, van zowel laag- als hoogproductieve sectoren.
14
Welke sectoren hebben volgens de Minister een lage arbeidsproductiviteit maar zijn wel van een grote maatschappelijke toegevoegde waarde?
Antwoord
Het kabinet velt geen expliciet oordeel over welke sectoren wel of geen maatschappelijke waarde toevoegen. Binnen de sectoren vinden er verschillende economische activiteiten plaats met elk hun eigen maatschappelijke waarde. Het kabinet vindt het daarom weinig zinvol om op sectorniveau activiteiten aan te wijzen met een grote of kleine maatschappelijke waarde.
15
Wat zijn de oorzaken van het feit dat de arbeidsinkomensquote (AIQ) in 5 jaar tijd 5,3% is gedaald? Welke van deze oorzaken zijn beïnvloed door overheidsbeleid?
Antwoord
De daling van de AIQ komt doordat de winsten relatief sterker zijn gestegen dan de lonen. Dit heeft te maken met het natuurlijke verloop van de conjunctuur. Nadat de lockdownmaatregelen werden opgeheven gingen mensen massaal consumeren, resulterend in hogere groei, en dus hogere winsten. Daarbij namen voor sommige bedrijfstakken de winsten sterk toe doordat de energieprijzen in recordtempo stegen.
Deze combinatie zorgde ervoor dat winsten van bedrijven gedurende deze jaren met bijna een derde toenamen. Gelukkig groeide de beloning van werknemers gedurende deze periode ook fors: met een kwart. Dit is een mindere stijging dan de winsten, maar dit valt goed te verklaren. Prijzen reageren direct op de stand van de conjunctuur, terwijl lonen dit doen met enige vertraging. Dit heeft te maken met de CAO-systematiek, waarin loonafspraken voor een langere periode worden vastgelegd. Dit zien we ook nu gebeuren. De blijvende hoge loonstijgingen zoals geraamd door DNB lijken erop te wijzen dat er sprake is van een inhaalslag van lonen ten opzichte van de winsten. Dit vertaalt zich de komende jaren – naar alle waarschijnlijkheid – in een stijgende AIQ.
Tot slot, het kabinet stuurt niet op de AIQ als indicator. De AIQ kijkt naar primaire inkomens. Hier heeft de overheid – op korte termijn – geen directe invloed op, behalve via de vaststelling van het Wettelijk Minimum Loon (WML). Deze is de afgelopen jaren fors verhoogd. Wat het effect hiervan is op de AIQ is echter onduidelijk. Enerzijds leidt een hoger WML tot meer arbeidsinkomen, en dus een hogere AIQ. Anderzijds prikkelt een hoger WML ondernemers om in te zetten op automatisering en robotisering, resulterend in een lagere AIQ.
Op de langere termijn wordt het primaire inkomen bepaald door de groei van de productiviteit. Om deze te verhogen komt het kabinet met een productiviteitsagenda.
16
Hoe is de dalende AIQ verdeeld over de verschillende inkomensdecielen van arbeid? Kunt u hier een overzicht van geven en deze uitsplitsen naar de hoogste 10% van de inkomens, de hoogste 1% van de inkomens, de hoogste 0,1% van de inkomens en de hoogste 0,01% van de inkomens, zowel in absolute euros als in procenten?
Antwoord
Er bestaat geen AIQ die is ingedeeld op basis van de verschillende inkomensdecielen. Zo bestaan er binnen de inkomensdecielen veel verschillen in waar de werknemers werken: iedere sector, en ieder bedrijf heeft een andere AIQ. Het is daarom moeilijk uitvoerbaar om een AIQ op te stellen op basis van inkomensdecielen. Bovendien zijn er binnen de inkomensdecielen verschillende AIQ-niveaus waardoor het de bruikbaarheid van de indicator vertroebelt.
17
Welke doelen stelt u ten aanzien van de bredewelvaartsindicatoren zoals uiteengezet in de factsheet Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)? Welk beleid voert u om deze doelen te halen?
Antwoord
De doelen die ik stel staan in het Regeerprogramma, evenals het beleid dat het kabinet daarvoor voert. De factsheet monitort bredewelvaartsindicatoren die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het Ministerie van Economische Zaken, maar bevat geen doelen of beleidsprognoses. Alleen voor de indicatoren percentage R&D en reductie broeikasgasemissies zijn in het Regeerprogramma doelen vastgesteld. Daarnaast zal de arbeidsproductiviteit een centrale rol innemen in de productiviteitsagenda.
18
Wat zijn de effecten van de bezuinigingen op economisch beleid op het mkb?
Antwoord
Vanuit het Ministerie van Economische Zaken (EZ) worden het mkb en het grootbedrijf door middel van een gevarieerd instrumentarium ondersteund. Het is niet mogelijk een exacte uitsplitsing te geven van welk deel van regelingen en instrumenten waarop is bezuinigd naar het mkb gaat. In veel gevallen gaat het namelijk om regelingen waar beide doelgroepen een beroep op kunnen doen.
Voorbeelden van regelingen waarop is bezuinigd die voor zowel het mkb als het grootbedrijf beschikbaar zijn, zijn regelingen op het gebied van Europese en internationale samenwerking- en R&D-projecten zoals Eurostars en Internationaal Innoveren. Van regelingen die specifiek open staan voor het mkb en worden geraakt door de bezuinigingen is de MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)-regeling een voorbeeld.
Hieronder is een overzicht te zien van de bezuinigingen op de regelingen die specifiek gericht zijn op het mkb op de EZ-begroting. Van de invulling van de subsidietaakstelling vindt bij Voorjaarsnota 2025 mogelijk een heroverweging plaats op basis van dan actuele inzichten en prioriteiten.
Tegenover bezuinigingen staan enkele fiscale lastenverlichtingen, zoals het terugdraaien van de verlaging van de mkb-winstvrijstelling, en niet-financiële maatregelen waar het mkb voordeel uit kan halen. Bijvoorbeeld het verlagen van regeldruk, realisatie van fysieke ruimte voor bedrijvigheid, maatregelen om arbeidsmarktkrapte terug te dringen en maatregelen om innovatieve ecosystemen te bevorderen. Bij de aanpak van regeldruk kijkt het kabinet naar de geïdentificeerde knelpunten uit het MKB-indicatorbedrijvenonderzoek. Voor het beperken van nieuwe lastenverzwaringen wordt de betrokkenheid van in het bijzonder het mkb bij normontwikkeling versterkt.
EU-cofinanciering Digital Europe | – 962 | – 1.612 | |||
MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) | – 7.099 | – 10.673 | – 14.315 | – 8.404 | |
Eurostars | – 875 | – 1.461 | – 976 | – 993 | – 992 |
Bevorderen ondernemerschap | – 3.186 | – 3.838 | – 5.969 | – 3.505 | |
Cofinanciering EFRO incl. Interreg | – 5.002 | ||||
Bijdrage aan ROM’s | – 2.402 | – 2.856 | – 3.835 | – 2.251 | |
Invest-NL (subsidiebijdrage) | – 2.525 | – 3.008 | – 4.034 | – 2.368 | |
Internationaal Innoveren | – 3.284 | – 4.386 | – 4.881 | – 4.962 | – 4.962 |
Topsectoren overig | – 184 | – 1.206 | – 1.652 | ||
Totaal | – 4.159 | – 26.061 | – 26.416 | – 36.276 | – 25.746 |
19
Hoeveel regels voor ondernemers zijn er het afgelopen jaar bijgekomen?
Antwoord
Bij regeldruk gaat het om investeringen en inspanningen (uitgedrukt in geld) die burgers, bedrijven of professionals moeten doen om zich aan verplichtingen in regelgeving te houden. Op de regeldrukmonitor wordt bijgehouden welke regeldrukkosten er voor bedrijven per jaar bijkomen. In de onderliggende database zijn voor 2024 (januari tot en met augustus) 112 nieuwe regelingen geregistreerd. Daarvan waren er 72 gericht op bedrijven en dat leidde in 33 gevallen tot regeldrukeffecten, dat wil zeggen een toe- of afname van de structurele regeldrukkosten en/of een toename van de eenmalige regeldrukkosten. Van de 33 regelingen die tot regeldrukeffecten hebben geleid hadden 29 regelingen een nationale en 4 regelingen een Europese herkomst.
20
Is bekend hoe deze regels bijdragen aan de regeldruk voor ondernemers?
Antwoord
De totale eenmalige regeldrukkosten als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving voor de maanden januari tot en met augustus van dit jaar komen uit op € 235,2 miljoen. Daarvan komt € 108,2 miljoen door nationale regelgeving en € 127 miljoen door Europese regelgeving.
De totale structurele kosten over de maanden januari tot en met augustus van dit jaar komen uit op € 821,9 miljoen. Dat bestaat uit een toename met € 851 miljoen als gevolg van Europese regelgeving en een afname met iets meer dan € 29 miljoen door nationale regelgeving.
21
Is bekend bij hoeveel van deze regels voor ondernemers Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) negatief heeft geadviseerd over de voorgenomen regel?
Antwoord
Uit de voortgangsrapportage van ATR van de eerste helft van 2024 blijkt dat er 18 negatieve adviezen zijn uitgebracht (dictum drie 10 adviezen en dictum vier 8 adviezen).
22
Hoeveel nationale koppen zijn er op regels uit Europa?
Antwoord
Het Ministerie van Economische Zaken heeft op verzoek van de Kamer1 in 2023 Deloitte opdracht gegeven een probleemverkennend onderzoek naar dit vraagstuk uit te voeren. Hierin heeft Deloitte gekeken naar de periode van 2019 tot en met 2023. Deloitte constateerde in haar onderzoeksrapport2 dat er geen eenduidige definitie is van het begrip «nationale kop». Deloitte richtte zich daarom op de keuzes die zijn gemaakt bij de implementatie van Europese richtlijnen en die mogelijk hebben geresulteerd in strengere nationale wetgeving dan de Europese richtlijn strikt genomen minimaal vereist. Uit een totaal van 1.115 wetten gedurende deze periode zagen er 286 op de implementatie van een richtlijn die betrekking heeft op ondernemers. Van deze 286 implementatieregelingen identificeert Deloitte 16 wetten als mogelijke strengere implementatie (6%). Hiervan hebben 5 wetten geen structurele regeldrukgevolgen. Hieruit blijkt dus dat nationale koppen niet in alle gevallen leiden tot extra regeldruk. Ook heeft een deel van de 16 geïdentificeerde wetten juist positieve effecten op het ondernemingsklimaat.
Omdat in het onderzoek door Deloitte alleen is gekeken naar implementatie op wetsniveau, wordt nu – mede op verzoek van de Kamer3 – een vervolgonderzoek voorbereid waarbij ook gekeken wordt naar amvb’s en ministeriele regelingen. Ik verwacht dat het onderzoek begin 2025 kan worden uitgevoerd. De uitkomsten hiervan zal ik voor de zomer van 2025 met uw Kamer delen.
23
Hoe is een zachte landing voor ondernemers die failliet gaan nu geregeld?
Antwoord
Primair bestaat een zachte landing uit het voorkomen van een faillissement, door tijdig de onderneming te saneren wanneer deze niet meer goed draait. Over de mogelijkheden daartoe kunnen ondernemers laagdrempelig informatie vinden via bijvoorbeeld de KVK. Kleine ondernemingen kunnen verder voor begeleiding terecht bij het Ondernemersklankbord. Daarnaast bestaan steunmogelijkheden in het sociale domein via de gemeenten, met behulp van het Besluit bijstand zelfstandigen. Naast advies om de bedrijfsvoering te verbeteren kan ook hulp worden geboden met het staken van de onderneming met zo min mogelijk schade voor de ondernemer en zijn schuldeisers. Voor eenmanszaken of ondernemers die al natuurlijk persoon schulden hebben na het staken van hun onderneming staat ook de schuldsanering de Wet schuldsanering natuurlijke personen open, zodat zij in drie jaar weer schuldenvrij kunnen zijn.
24
Hoeveel regelingen zijn er voor mkb’ers waarbij digitalisering gestimuleerd wordt?
25
Hoeveel ondernemers maken gebruik van de digitalisering regelingen voor mkb’ers?
Antwoord 24 en 25
Op landelijk niveau zijn er verschillende regelingen die specifiek het mkb ondersteunen bij de digitaliseringsopgave.
Digitale Werkplaatsen | Vanaf 2019 zijn er 11.565 mkb’ers geholpen. |
Europese Digitale Innovatie Hubs (EDIH’s) | Vanaf 2023 tot op heden zijn er 10.823 bedrijven geïnformeerd, 1122 bedrijven geactiveerd en ondersteund. |
Smart Industry | Vanaf 2022 tot op heden zijn er: 1.737 bedrijven geholpen; 2.1099 bedrijven concreet aan de slag gegaan met digitalisering; 3.80.970 ondernemers/medewerkers geïnformeerd; 4.518 medewerkers getraind in digitale vaardigheden. |
Mijn Cyberweerbare Zaak | In 2023 zijn 268 mkb’ers geholpen. |
Subsidieregeling Cyberweerbaarheid | Vanaf 2018 zijn 31 samenwerkingsverbanden ondersteund. Bereik via hun achterban: tienduizenden mkb’ers. |
AI-calls in kader MIT-regeling | Vanaf 2022 tot op heden zijn er 90 bedrijven aan het werken aan AI ontwikkelen en AI toepassingen. |
Op regionaal niveau ondersteunen de gezamenlijke provincies in 2022 met ongeveer 220 initiatieven de digitalisering van het mkb. Met een geschat bereik van 110.000 ondernemers (Regioscan, 2023).4 Ook zijn er verschillende innovatieprogramma’s, waaruit activiteiten gericht op digitalisering mkb worden gefinancierd, zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO).
Belangrijke kanttekening: de cijfers over bereik zijn niet bij elkaar op te tellen omdat niet geregistreerd wordt in welke mate ondernemers van verschillende initiatieven gebruik maken. Het bereik betreft dus niet enkel unieke ondernemers.
26
Hoeveel digitalisering regelingen zijn er specifiek voor het verbeteren van de arbeidsproductiviteit en hoeveel mkb’ers maken hier gebruik van?
Antwoord
Alle EZ-regelingen op het gebied van mkb-digitalisering dragen op hun eigen manier bij aan de arbeidsproductiviteit van het bedrijfsleven. Twee voorbeelden. Via de European Digital Innovation Hubs (EDIH’s) wordt de maakindustrie geïnformeerd en geactiveerd bij de adoptie van digitale technologieën, waardoor mkb’ers efficiënter kunnen werken en hun concurrentiepositie versterken.
De regeling Digitale Werkplaatsen ondersteunt mkb-ondernemers bij het digitaliseren van bedrijfsprocessen en het aanleren van digitale vaardigheden, met hulp van studenten onder begeleiding van hogescholen. Dit versnelt de implementatie van digitale tools en verlaagt kosten, wat de arbeidsproductiviteit verhoogt.
27
Hoeveel onderwijscoördinatoren zijn er bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in dienst die scholen ondersteunen en adviseren?
Antwoord
Er zijn 14 onderwijscoördinatoren in dienst, in totaal gaat het om 13,8 fte.
28
Is het juridisch toegestaan dat onderwijscoördinatoren die in dienst zijn bij OCW scholen actief ondersteunen en adviseren?
Antwoord
In het geval van de onderwijscoördinatoren is er geen sprake van economische activiteiten, omdat het gaat om gerichte ondersteuning van een beperkte groep subsidiescholen ter uitvoering van een subsidieregeling, wat ook duurzaam bijdraagt aan de kwaliteit van onderwijs.
29
Welke definitie hanteert het Ministerie van Economische Zaken (EZ) voor startups en voor scale-ups?
Antwoord
Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) hanteert voor startups en scale-ups de definities zoals benoemd in de Kamerbrief over startup- en scale-upbeleid uit 2023 (Kamerstuk 32 637, nr. 567).
Een startup is een jong5 innovatief technologie gedreven bedrijf – op zoek naar een schaalbaar en herhaalbaar business model – met internationale groeiambitie.
Een scale-up is een snelgroeiend innovatief technologiebedrijf met een gevalideerd businessmodel.
Bij een deel van deze bedrijven – de kennisintensieve startups en scale-ups (Deeptech) – vormt kennis de basis van het competitieve voordeel. Veel van deze kennisintensieve startups komen voort uit de kennisinstellingen en ontwikkelen toepassingen op basis van hoogtechnologische kennis en zijn relevant voor de bevordering van maatschappelijke transities.
30
Hoeveel startups zijn er in Nederland?
Antwoord
Nederland telt op 27 september 2024 in totaal 8.2866 bedrijven die onder de definitie van startup vallen. Dit is een groei van 5% t.o.v. 2023.
31
Hoeveel scale-ups zijn er in Nederland?
Antwoord
Nederland telt op 27 september 2024 in totaal 319 bedrijven7 die onder de definitie van scale-up vallen. Dit is een groei van 36% t.o.v. 2023.
32
Hoeveel bedrijven zijn er het afgelopen jaar doorgegroeid van startup naar scale-up in Nederland?
Antwoord
Gegevens over bedrijfsgroei op individueel niveau ontbreken waardoor het niet exact mogelijk is vast te stellen hoeveel bedrijven het afgelopen jaar zijn doorgegroeid van startup naar scale-up in Nederland.
Wel is vast te stellen dat in totaal het aantal scale-ups in Nederland tussen 2023 en 2024 met 85 bedrijven is toegenomen8. Dit is een toename van 36%. Het aandeel startups dat doorgegroeid is naar scale-up ligt boven de 85 bedrijven. Dit komt doordat scale-ups die zijn doorgegroeid naar grown-ups of gestopt zijn met hun bedrijfsactiviteiten niet zichtbaar zijn binnen de data.
Hierbij wordt wel opgemerkt dat de doorgroei van bedrijven in Nederland achterblijft vergeleken bij andere Europese landen.
33
Hoeveel Nederlanders werken er inmiddels voor een start- of scale-up?
Antwoord
Als uw vraag is hoeveel personen met een Nederlandse nationaliteit werken voor een startup of scale-up werken ontbreekt data op zowel het niveau van nationaliteit van de werknemer als data van startups en scale-ups die buiten Nederland zijn gevestigd.
Wel is vast te stellen dat in Nederland de werkgelegenheid in 2024 in voltijdsbanen binnen startups en scale-ups 277.000 bedraagt9. Er zijn 221.000 voltijdsbanen binnen startups en 56.000 voltijdsbanen binnen scale-ups. Ook is bekend dat 29% van de mensen werkzaam in techbedrijven in Nederland niet Nederlands zijn10.
De groei van banen binnen de startup- en scale-upsector is in 2024 kleiner dan in voorgaande jaren. Desalniettemin wordt het tekort aan talent nog steeds gezien als een van de drie grootste belemmeringen voor groei van startups en scale-ups.
34
Hoeveel Nederlanders werken er inmiddels voor grote organisaties die zijn begonnen als start- of scale-up?
Antwoord
We hebben op dit moment geen overzicht van de nationaliteit van de werknemers van organisaties die zijn begonnen als startup of scale-up. Het ministerie houdt dit niet bij.
35
Hoeveel start- en scale-ups geven aan bij het stoppen van hun onderneming of faillissement dat tegenvallende financieringsruimte de reden is?
Antwoord
Er zijn geen data beschikbaar over het aantal startups en scale-ups die stoppen met de onderneming of een faillissement aanvragen. Om deze reden beschikken wij niet over data waaruit opgemaakt kan worden of tegenvallende financieringsruimte de reden is voor het stoppen van de onderneming of een faillissement.
Wel weten we dat toegang tot voldoende kapitaal door startups en scale-ups als een van de grootste uitdagingen voor groei van hun onderneming wordt gezien11. Specifiek deeptechondernemers geven aan dat toegang tot onvoldoende kapitaal groei belemmert: slechts 18% heeft na 15 jaar meer dan 50 medewerkers.
36
Welke kosten gaan gepaard met de splitsing van het Ministerie van Economische Zake en Klimaat (EZK) in de twee ministeries, te weten EZ en Klimaat en Groene Groei (K&GG)?
Antwoord
Dat is op dit moment nog niet exact bekend, maar de kosten zullen aanzienlijk lager uitvallen dan bij de oprichting van eerdere nieuwe ministeries. Dit komt doordat gekozen wordt voor een model waarin twee ministeries bediend worden door één werkorganisatie en het daarom niet noodzakelijk is om nieuwe (staf)directies op te zetten voor de ondersteuning van het nieuwe departement. Er wordt ingeschat dat het volledig inrichten van een nieuw ministerie ongeveer € 70 mln. zou kosten (waarvan € 20 mln incidenteel en € 50 mln structureel). De oprichtingskosten voor het Ministerie van KGG zullen daarentegen beperkter zijn.
37
Met hoeveel worden subsidies voor ondernemers met deze begroting bijgesteld (omhoog of omlaag) uitgesplitst naar wel en niet als onderdeel van de generieke taakstelling op subsidies?
Antwoord
De term «ondernemers» kan erg breed worden opgevat. Voor beantwoording van deze vraag wordt daarom uitgegaan van subsidies op de EZ-begroting met een focus op bedrijven zoals mkb’ers en het grootbedrijf. Dit betreft bijvoorbeeld de bijdragen aan de ROM’s en Invest-NL, maar ook specifieke regelingen zoals de MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) en het Actieplan Groene en Digitale Banen. Zie ook het antwoord op vraag 1 voor een specifieke uitsplitsing van alle bezuinigingen op het instrumentarium gericht op mkb en grootbedrijf.
In totaal zijn subsidies op het specifieke instrumentarium voor mkb en het grootbedrijf op de EZ-begroting voor 2025 naar boven bijgesteld met € 52,7 mln. De per saldo positieve bijstelling is gevolg van interne herschikkingen binnen de begroting, overhevelingen van en naar andere departementen, het verschuiven van middelen uit 2024 naar 2025 (en verder), en de uitkering van de loon- en prijsbijstelling (LPB).
De generieke taakstelling op subsidies heeft vanaf 2026 effect op de subsidie-instrumenten van EZ. Vanaf 2026 worden de instrumenten die specifiek beschikbaar zijn voor het mkb en grootbedrijf op de EZ-begroting met € 12 mln naar beneden bijgesteld. Deze generieke taakstelling loopt op tot € 23,1 mln in 2028 en daalt naar € 14,6 mln in 2029 op deze instrumenten.
Ter context, de generieke taakstelling op subsidies raakt het gehele innovatie- en bedrijvenbeleid (beleidsartikel 2 van de EZ-begroting) voor € 22,7 mln in 2026, oplopend tot € 42,4 mln in 2028. Bij Voorjaarsnota 2025 vindt mogelijk een heroverweging plaats van de invulling van de subsidietaakstelling op basis van dan actuele inzichten en prioriteiten.
Totale bijstelling subsidie-instrumentarium mkb/grootbedrijf EZ begroting | 52.694 | 4.884 | – 4.344 | – 11.886 | – 3.426 |
Waarvan generieke subsidietaakstelling1 | 0 | – 12.026 | – 16.537 | – 23.146 | – 14.635 |
1 Reeks wijkt af van de totaalreeks uit de tabel in het antwoord op vraag 1, omdat vraag 1 betrekking heeft op alle bezuinigingen op de EZ-begroting en hoe die neerslaan op het mkb en grootbedrijf; vraag 37 heeft enkel betrekking op de generieke subsidietaakstelling op de EZ-begroting en hoe die neerslaat op het mkb en grootbedrijf. |
38
Kunt u in een overzicht weergeven hoe de 22 procent taakstelling op het ambtelijk apparaat per onderdeel van het departement en voor de uitvoeringsorganisaties neerslaat?
Antwoord
Op dit moment is het apparaatsbudget van EZ en KGG nog gedeeld. Voor EZ en KGG leidt de apparaatstaakstelling tot een besparingsopgave oplopend tot € 90,9 mln in 2029. In de grondslag voor berekening van de 22% bezuiniging uit het HLA zijn niet alleen uitgaven voor de kerndepartementen opgenomen, maar ook de uitgaven voor de diensten en inspecties (ACM, SodM en CPB). De uitgaven van deze uitvoerders in de grondslag bedragen circa 40% van het geheel van de taakstelling voor EZ en KGG. Indien de taakstelling in euro’s uitsluitend verhaald zou moeten worden op de uitgaven voor het kerndepartement, zou het taakstellingspercentage oplopen tot 34%.
Bij de verdeling van deze taakstelling is vertrekpunt, dat uitvoeringsorganisaties en toezichthouders zo veel mogelijk moeten worden ontzien. Om die reden is er nu voor gekozen om voor deze organisaties een efficiencytaakstelling van bescheiden omvang te laten gelden, nl 0,5% per jaar, oplopend tot 2,5% in 2029. Dat geldt ook voor de uitvoeringsorganisaties en toezichthouders die in de grondslag voor de interdepartementale verdeling van de taakstelling waren opgenomen, en daardoor aanvankelijk zouden vallen onder het hoge kortingspercentage van 22%, waaronder ACM en SODM. De kerndepartementen zullen daarmee verreweg het grootste deel van de taakstelling voor hun rekening moeten nemen.
Dit is in lijn met wat het CPB in het algemeen veronderstelt als haalbaar voor organisaties. In totaal levert dat een besparing op van circa € 24,6 mln. Daarmee resteert een taakstelling voor EZ en KGG oplopend tot € 66,3 mln in 2029. Een aanpak om hier meerjarig invulling aan te geven is in voorbereiding.
Taakstelling apparaat EZ/KGG | – 22,9 | – 43,3 | – 64,6 | – 81,9 | – 90,9 | – 90,9 |
Totale bijdrage uitvoering | 5,3 | 10,4 | 15,3 | 20,2 | 24,6 | 24,6 |
Totale resterende opgave | 17,6 | 32,9 | 49,3 | 61,7 | 66,3 | 66,3 |
39
Kunt u aangeven op basis van welke criteria bepaald wordt hoe de 22 procent taakstelling op het ambtelijk apparaat wordt ingevuld?
Antwoord
Deze criteria worden nog uitgewerkt. Er wordt zowel gekeken naar het verminderen van het aantal taken als het efficiënter uitvoeren van taken.
40
Kunt u concreet aangeven welke taken/werkzaamheden niet meer uitgevoerd gaan worden vanwege de taakstelling van 22 procent op het ambtelijk apparaat?
Antwoord
Dat antwoord kan nu nog niet worden gegeven, deze besluiten zijn nog niet genomen. De komende maanden wordt hier invulling aangegeven.
41
Heeft Invest-NL het mandaat om sectoren of technologieën uit te sluiten van financiering?
Antwoord
Invest-NL heeft bij de oprichting als doel meegekregen om, indien de markt hierin onvoldoende voorziet, bij te dragen aan het financieren en realiseren van maatschappelijke transitieopgaven door het aanbieden van toegang tot ondernemingsfinanciering. Binnen de kaders van de machtigingswet en de aanvullende overeenkomst heeft Invest-NL haar eigen strategie en investeringsbeleid geformuleerd waarbij vanaf de start prioriteit is gegeven aan de energietransitie, circulaire economie. life sciences & health en het financieren van innovatief snelgroeiende mkb (startups en scale-ups).
De strategie van Invest-NL worden conform de geldende governance ter consultatie voorgelegd aan de Ministeries van Financiën en Economische Zaken.
42
Hoe wordt bepaald welke bedrijven er voor blended finance in aanmerking komen, uitgaande van de rendementsdoelstellingen van Invest-NL?
43
Hoe wordt blended finance door u geïnterpreteerd?
44
Hoe wordt blended finance straks bij Invest-NL toegepast?
Antwoord 42, 43 en 44
Blended finance betreft financiering tegen zachtere voorwaarden dan markconform kapitaal. Blended finance is derhalve bedoeld om niet-marktconforme financiering te kunnen verstrekken voor maatschappelijk relevante bedrijven en projecten en op deze manier meer private financiering te kunnen mobiliseren. Blended finance in de vorm van zachtere financiering zal slechts dan worden ingezet wanneer reguliere vormen van financiering (van subsidies tot marktconforme financiering) onvoldoende zijn om de financiering van het desbetreffende bedrijf of project daadwerkelijk geheel tot stand te brengen. Ook het IBO Bedrijfsfinanciering pleit ervoor dat Invest-NL meer ruimte moet krijgen om maatwerkfinanciering aan te bieden om in hoog-risico-projecten te investeren. De komende periode wordt gewerkt aan het vormgeven van het instrument en het verkrijgen van Europese staatssteungoedkeuring. De middelen voor blended finance komen waarschijnlijk per 2026 beschikbaar. Voor deze additionele middelen geldt niet het reguliere normrendement van Invest-NL.
45
Hoeveel bedrijven financieren hun groei, ronde B, C et cetera, vanuit een bank versus private equity?
Antwoord
Er zijn geen gegevens beschikbaar waaruit deze uitsplitsing op te maken valt.
Volgens de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) ontvingen 102 Nederlandse scaleups in totaal 1 miljard euro aan groeikapitaal in 2023. Deze cijfers zijn een combinatie van zowel venture capital als private equity.
Er zijn geen exacte gegevens bekend van het aantal bedrijven dat hun groei financiert middels een bancaire lening. Uit de CBS Financieringsmonitor 2024 blijkt dat 72% van de geslaagde financieringsaanvragen door het mkb voor start en uitbreiding, ofwel groei, bedoeld zijn. Er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen de eerste en latere financieringsrondes. Bovendien gaat dit om alle financieringsvormen aan het mkb zoals bancair, non-bancair, venture capital, etc.
32% van de mkb-bedrijven die financiering kregen verliep via de bank in 2023. De doeleinden voor financiering zijn echter breder dan alleen groei.
46
Hoeveel bedrijven huisvest Nederland die de waarde van 1 miljard euro hebben bereikt?
47
Hoeveel bedrijven met Nederlandse eigenaren huisvest Nederland die de waarde van 1 miljard euro hebben bereikt?
Antwoord 46 en 47
Over de waarde van bedrijven in Nederland bestaat geen compleet overzicht. De waarde is in het geval van niet beursgenoteerde bedrijven ook lastig te bepalen. Voor beursgenoteerde bedrijven is dit wel beschikbaar (de marktkapitalisatie). Op 1 oktober 2024 waren er 43 beursgenoteerde bedrijven in Nederland met een marktkapitalisatie van meer dan € 1 miljard euro.12 Er is geen integraal overzicht beschikbaar van de nationaliteit van de aandeelhouders van deze beursgenoteerde bedrijven.13
48
Hoeveel bedrijven hebben het afgelopen jaar de grens van 1 miljard euro waarde bereikt?
Antwoord
Er bestaat geen compleet overzicht van de waardeontwikkelingen van bedrijven in Nederland. Enig inzicht kan worden geboden door Dealroom, dat meldt dat het in 2024 gaat om twee bedrijven: Mews en Datasnipper, beide techbedrijven.14
49
Hoeveel wordt er in totaal (op de hele Rijksbegroting) bezuinigd op onderzoek?
50
Hoeveel wordt er in totaal (op de hele Rijksbegroting) bezuinigd op innovatie?
Antwoord 49 en 50
Onderzoek en innovatie hangen nauw met elkaar samen, een goed budgettair onderscheid tussen beide terreinen is daarom niet te maken. Ik heb geen zicht op de invulling van de taaktellingen op de rest van de Rijksbegroting. Het kabinet heeft gekozen voor verschillende taakstellingen. Een volledig overzicht van de taaktellingen is te vinden in de financiële bijlage van het hoofdlijnenakkoord.
De relevante taakstellingen op mijn budgetten voor onderzoek en innovatie zijn: de generieke subsidietaakstelling, taakstelling op het fonds onderzoek en wetenschap, taakstelling op de HGIS-non-ODA-budgetten en de taakstelling op de specifieke uitkeringen. Voor de generieke subsidietaakstelling geldt dat deze proportioneel is verdeeld, waar bij de invulling rekening is gehouden met de juridische verplichtingen. Bij Voorjaarsnota 2025 vindt mogelijk een heroverweging plaats van de invulling van de subsidietaakstelling op basis van dan actuele inzichten en prioriteiten. De taakstellingen leiden tot de volgende totaalbedragen de komende jaren:
Totaal | – 33.858 | – 45.306 | – 46.678 | – 53.825 | – 49.078 |
Daarnaast is in het hoofdlijnenakkoord aangekondigd dat de vierde en de vijfde ronde van het Nationaal Groeifonds (in totaal € 6,8 miljard) komen te vervallen.
51
Wat is het exacte percentage, tot achter de komma, van nog vrij te besteden budget op Beleidsartikel 1 en wat is dit in euro’s?
Antwoord
Het exacte percentage, tot achter de komma, van nog vrij te besteden budget op Beleidsartikel 1 is 0,0% en daarmee 0 euro. Het budget op Beleidsartikel 1 bestaat voor 93% uit juridisch verplichte uitgaven en voor 7% uit bestuurlijk gebonden uitgaven. Er is hierdoor geen vrij te besteden budget op dit beleidsartikel («vrij te besteden» wil zeggen dat het nog geen beoogd doel heeft, zoals dat bij beleidsmatig gereserveerde uitgaven wel het geval is). Het grootste gedeelte van artikel 1 is gereserveerd voor de uitvoering van een wettelijke taak (93%). Dit wordt voornamelijk besteed aan het CBS, RDI en RVO, maar ook aan NGF-projecten. Een deel van artikel 1 is bestuurlijk gebonden (7%). Dit deel betreft deels subsidies in het kader van EU-cofinanciering Digital Europe waarvoor voor 2025 al afspraken zijn gemaakt.
52
Hoeveel wordt er de komende jaren bezuinigd op startup incubators?
Antwoord
Er is geen directe financiering vanuit EZ naar startupincubators. Wel worden middels (onderdelen uit) toegekende projecten uit het Nationaal Groeifonds (NGF) enkele incubators gefinancierd. Op deze toegekende projecten wordt niet bezuinigd.
53
Via welke subsidieverlenende organisaties kunnen startups/scale-ups een financiering krijgen tussen de 100.000 euro en 5 miljoen euro?
Antwoord
Het startup- en scale-upinstrumentarium van EZ loopt grotendeels via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) en Invest-NL.
RVO verleent zowel directe financiering s in de vorm van leningen (Innovatiekrediet, Vroege Fase Financiering) als indirecte financiering die via een private tussenpartij bij startups en scale-ups terechtkomen, zoals de Seed Capital regeling en de Thematische Technology Transfer. Ook loopt het belastingvoordeel dat men kan krijgen vanuit de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) via RVO. Daarnaast biedt RVO een borgstelling op leningen van financiers middels de BMKB. Zie hiervoor het antwoord op vraag 59.
De ROM’s en Invest-NL zijn in beginsel geen subsidie verlenende organisaties, maar zij verstrekken wel financiering aan deze doelgroep. Voor beide organisaties geldt dat zij (gedeeltelijk) worden gesubsidieerd door EZ. Zij verschaffen zowel direct als indirect (via investeringsfondsen) financiering aan startups en scale-ups, zowel in aandelenkapitaal als in achtergestelde leningen. Daarnaast is bij een deel van de ROM’s tevens de Vroege Fase Financiering belegd voor hun regio.
Buiten deze organisaties kunnen startups ook bij NWO (Take-off 2) en enkele programma’s uit het Nationaal Groeifonds (bijvoorbeeld de Biotech Booster) terecht voor financiering. Alle genoemde instrumenten kunnen een omvang hebben van tussen de € 100.000 en € 5 miljoen.
54
Hoeveel middelen van de EZ-begroting gaan er naar het bevorderen van de circulaire economie? Maakt u hier met deze begroting meer of middelen voor beschikbaar en zijn deze middelen voldoende om de doelen mbt de circulaire economie te halen?
Antwoord
Volgend jaar is 10 miljoen voor de gehele Nationale Grondstoffenstrategie op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken gereserveerd, waarvan 4 miljoen te relateren aan de circulaire economie. Dit is evenveel als vorig jaar. Onder leiding van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat worden dit en volgend jaar de circulaire doelen voor 2030 herijkt onder het NPCE. Dan zal duidelijk worden welke inspanningen en middelen noodzakelijk zijn vanuit de overheid om deze doelen te halen. Binnen het Nationale Programma Circulaire Economie 2023–2030 (NPCE) is het bevorderen van de circulaire maakindustrie de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken. Via de circulaire maakindustrie wordt geïntegreerd gewerkt aan de circulariteit van kritieke grondstoffen binnen de Nationale Grondstoffen Strategie.
55
Wordt de scope van InvestNL verbreed nu het NGF is geschrapt?
Antwoord
Invest-NL is gericht op het revolverend financieren van ondernemingen die Nederland duurzamer en innovatiever maken. Het Nationaal Groeifonds (NGF) was als begrotingsfonds gericht op het vergroten van het duurzaam verdienmorgen van Nederland, door middel van investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie en kennisontwikkeling. Het schrappen van het NGF gaat niet gepaard met het verbreden van de scope van Invest-NL. Wel heeft het kabinet extra middelen voor Invest-NL beschikbaar gemaakt waarmee de slagkracht van de instelling wordt vergroot. Invest-NL krijgt in totaal 900 miljoen euro aan additionele middelen tot en met 2029. 600 miljoen euro wordt gebruikt voor versterking van het kernkapitaal, wat onder meer bijdraagt aan de doorgroei van startups naar scale-ups. Verder wordt 250 miljoen euro wordt gebruikt voor blended finance om knelpunten in de bedrijfsfinanciering beter te kunnen adresseren. Daarmee wordt het innovatief mkb geholpen om door te groeien en neemt de impact van Invest-NL toe. Ook wordt cumulatief 50 miljoen euro toegevoegd in de beschermingsvoorziening Economische Veiligheid, waarmee als laatste redmiddel een belang kan worden genomen in bedrijven in geval van risico’s voor de nationale veiligheid.
56
Waarom wordt er de komende jaren bezuinigd op de ROM’s ondanks een positieve evaluatie? Op basis waarvan is de omvang van deze bezuiniging bepaald?
Antwoord
De ROM’s zijn een belangrijk instrument voor ondernemerschap in de regio, daarom zijn de ROM’s de afgelopen jaren versterkt. Ten opzichte van 2021 is de structurele subsidiebijdrage van EZ aan de ROM’s verhoogd met 60%, onder andere vanwege de positieve evaluatie van de ROM’s. Specifiek voor de bovenregionale samenwerking is door het amendement van Van Strien (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 19) € 4 miljoen extra vrijgemaakt. De bezuinigingen op de ROM-subsidie zijn het gevolg van de door het kabinet aangekondigde subsidietaakstelling. Bij Voorjaarsnota 2025 vindt mogelijk een heroverweging plaats van de invulling op basis van dan actuele inzichten en prioriteiten.
57
Wat is het exacte percentage, tot achter de komma, van nog vrij te besteden budget op Beleidsartikel 2 en wat is dit in euro’s?
Antwoord
Het exacte percentage, tot achter de komma, van nog vrij te besteden budget op Beleidsartikel 2 is 0,0% en daarmee 0 euro. Het budget op Beleidsartikel 2 bestaat voor 85,9% uit juridisch verplichte uitgaven, voor 12,0% uit bestuurlijk gebonden uitgaven en voor 2,1% uit beleidsmatig gereserveerde uitgaven. Er is hierdoor geen vrij te besteden budget op dit beleidsartikel («vrij te besteden» wil zeggen dat het nog geen beoogd doel heeft, zoals dat bij beleidsmatig gereserveerde uitgaven wel het geval is).
De uitgaven op dit artikel bestaan voor het meerendeel (ca. 53,1%) uit bijdragen aan baten- en lastendiensten, zelfstandige bestuursorganen, medeoverheden en andere (internationale)organisaties en zijn daarmee op enigerlei wijze juridisch verplicht. Een deel van artikel 2 is bestuurlijk gebonden (12,0%). Dit deel omvat bijvoorbeeld de subsidies EuroHPC en EuroQCI, die samenhangen met de bijdragen aan Europese partnerschappen en de middelen voor het dit jaar nieuw toegevoegde NGF-project Material Independence & Circular Batteries, waarvoor de uitgaven zijn vastgelegd in de Project Overstijgende- en Project Specifieke Afspraken van dit NGF-project.
De hierboven genoemde percentages wijken af van de percentages genoemd in de ontwerpbegroting 2025. In vergelijking met de ontwerpbegroting is de mate van juridisch verplicht met ca. 3% gedaald en de mate van bestuurlijk gebonden met ca. 3% gestegen. Deze verschillen zijn veroorzaakt door een fout in de berekeningen van de budgetflexibiliteit. De percentages hierboven benoemd zijn de juiste en actuele percentages van de geschatet budgetflexibiliteit voor artikel 2 van de EZ-begroting.
58
Wat zijn de grootste uitdagingen rondom start- en scale-ups?
Antwoord
De grootste uitdagingen voor startupa en scale-ups zijn financiering, de beschikbaarheid van (internationaal) talent en regelgeving15.
Toegang tot financiering is een belangrijke uitdaging voor startups en scale-ups. Deze uitdaging speelt in de vroege fase vooral bij deeptechbedrijven omdat deze vanaf het begin vaak zeer kapitaalintensief zijn, waarbij de ontwikkel- en terugverdientijd relatief lang is, en de markt onzeker. In de latere fase zijn bedrijven vaak afhankelijk van buitenlandse investeerders omdat de beschikbaarheid van Nederlandse fondsen die voldoende kapitaalkrachtig zijn voor grote tickets niet toereikend is. Uitgebreider wordt hierop ingegaan bij de vraag 61.
De tweede grote uitdaging voor Nederlandse technologiebedrijven is om personeel te vinden met specifieke vaardigheden (o.a. IT’ers of mensen met ervaring met het opschalen van bedrijven). Binnen Europa zijn de vacatures bij Nederlandse technologiebedrijven bijna het moeilijkst te vervullen. Om de toegang tot talent te verbeteren onderzoekt het Ministerie van EZ samen met het Ministerie van Financiën een maatregel voor medewerkersparticipatie, zoals benoemd in het Regeerprogramma.
59
Hoe veel start-ups hebben er gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een borgstelling aan te vragen bij de overheid?
Antwoord
De BMKB is het primaire instrument waar financiers borgstellingen kunnen aanvragen bij de overheid voor leningen die zij aan ondernemers willen verstrekken. De BMKB kent verschillende luiken die verschillen in modaliteiten, om zo tegemoet te komen aan de verschillende wensen voor financiering. Er is geen specifiek luik voor startups en scale-ups. Financiers kunnen onder het luik «Innovatief» aanvragen indienen waarmee deze doelgroep bediend kan worden.
Doel van de BMKB-doelstellingen is het verwerven van vreemd vermogen. Dit waar startups en scale-ups voornamelijk met durfkapitaal (eigen vermogen) worden gefinancierd.
In de categorie Innovatief zijn het aantal aanvragen en tevens verstrekkingen als volgt:
2021 | 20 |
2022 | 67 |
2023 | 59 |
1 Elke ingediende aanvraag leidt tot een verstrekking. Pas bij het claimen van de borgstelling wordt er door RVO een toets op de aanvraag gedaan. |
60
Hoe vaak zijn er borgstellingen toegekend aan een start- of scale-up?
Antwoord
Borgstellingen vinden plaats via de BMKB; verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 59.
61
Tegen welke (groei)financieringsuitdagingen lopen de meeste start- en scale-ups tegenaan?
Antwoord
Financiering blijft een cruciaal onderdeel van het succes en de doorgroei van Nederlandse startups in alle fases van hun groei. Ondanks een gestage groei van het aanbod van durfkapitaal, blijft toegang tot financiering voor veel startups en scale-ups een uitdaging, zoals genoemd in vraag 58.
Volgens het IBO-bedrijfsfinanciering16 en de recent opgeleverde meta-evaluatie van het instrumentarium is de durfkapitaalmarkt in Nederland de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Mede door het bestaan van verschillende publieke financieringsinstrumenten hebben bedrijven in de vroege fase op dit moment een goede toegang tot financiering. Wel worden er knelpunten gesignaleerd bij met name scale-ups en demonstratieopstellingen (first of a kind plants), en de financiering van grote financieringsrondes.
De voornaamste uitdaging in de vroege fase heeft met name te maken met de risicobereidheid van investeerders. In de vroege fase zijn de risico’s voor investeerders het grootst. Dit speelt met name bij deeptechbedrijven, omdat deze al vanaf de vroege fase kapitaalintensief zijn, maar de ontwikkeltijd tot de markt nog lang is.
In de scale-upfase vormt de beschikbaarheid van investeerders met een slagkracht die nodig is om grote investeringsrondes te kunnen uitschrijven, een belangrijke uitdaging. Bedrijven in Nederland zijn daardoor voor een groot deel afhankelijk van buitenlandse investeerders.
Om de beschikbaarheid van voldoende durfkapitaal in de vroege fase te borgen heeft de overheid financieringsinstrumenten opgezet zoals de Seed Capital Regeling en Vroege Fase Financiering voor startups. Ook investeert het kabinet via Invest-NL en Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in innovatieve bedrijven. Zij hebben een aanzienlijk investeringsvermogen, dat ook wordt ingezet voor de scale-up fase. Daarnaast heeft het kabinet € 900 miljoen aan additionele middelen voor Invest-NL vrijgemaakt waarmee de slagkracht van de instelling wordt vergroot, hetgeen bijdraagt aan investeringen in onder andere de doorgroei van startups en naar scale-ups. Met fondsen zoals het Deep Tech Fonds, het in 2020 opgerichte Dutch Future fund en fonds-in-fondsinitiatieven zoals het Dutch Venture Initiative en deelname aan het European Tech Champions Initiative (ETCI) verbetert het kabinet de beschikbaarheid van investeringsfondsen voor startups en scale-ups.
62
Waarom daalt het aantal verstrekte garanties in de BMKB?
Antwoord
Het gebruik loopt terug als gevolg van een terugvallende vraag. Het relatieve gebruik van de BMKB hangt samen met de algemene conjuncturele ontwikkeling van de Nederlandse economie. Gebruik loopt terug als gevolg van terugvallende vraag.
63
Waarom is de systematiek van de waardering van de Kamer van Koophandel (KvK) gewijzigd in een Net Promoter Score (NPS), in plaats van een rapportcijfer dat beter inzicht geeft in hoe ondernemers de KvK waarderen?
Antwoord
In 2017 heeft KVK gekozen om de meetmethodiek aan te passen. Dit om niet alleen te meten of gebruikers tevreden zijn, maar ook of zij gemak en meerwaarde hebben ervaren. Daarbij is de Customer Effort Score (CES) toegevoegd aan de metingen. Voor meerwaarde is de Net Promotor Score (NPS)-vraag toegevoegd. De NPS-score meet hoe klanten van de KVK-producten of diensten aanbevelen bij collega’s of zakenrelaties en wordt berekend als het verschil tussen het percentage Promotors en Criticasters. De NPS zelf wordt uitgedrukt als een absoluut getal tussen –100 en +100.
Voor de verplichte dienstverlening werd snel duidelijk, dat de NPS-vraag (in hoeverre zou je KVK aanbevelen) niet de benodigde inzichten gaf, omdat respondenten aangaven dat ze geen keuze hadden om wel of niet van die dienst gebruik te maken. Daarom is voor verplichte dienstverlening met deze vraag gestopt en vraagt KVK nu hiervoor de klanttevredenheid (CSAT) en het gemak (CES) uit.
Voor niet verplichte dienstverlening zoals advies en informatie, past KVK de NPS vraag nog wel toe. Dit blijkt een goede graadmeter om te weten of ondernemers deze diensten als waardevol hebben ervaren.
KVK vindt het belangrijk om te meten en verbeteren hoe ondernemers de dienstverlening ervaren. KVK vraagt altijd een score uit in combinatie met een toelichting/open antwoord. En met name het tweede geeft veel inzicht in hoe KVK de dienstverlening verder kan verbeteren.
64
Welke aannames, cijfers en conclusies kloppen er wel en niet van de analyse die ABN Amro deed naar de btw-verhoging op logies (bron: https://www.abnamro.nl/nl/zakelijk/insights/sectoren-en-trends/leisure/overheid-raakt-toerisme-met-btw-verhoging-en-rekent-zichzelf-rijk.html)?
Antwoord
Het Ministerie van Financiën heeft met alle relevante en beschikbare gegevens een zo goed mogelijke raming gemaakt van de voorgenomen BTW-verhoging op logies. De analyse van ABN Amro die door de media is opgepikt geeft geen aanleiding om deze raming bij te stellen.
Zo heeft ABN Amro in haar analyse niet betrokken dat er naast hotels ook andere vormen van logies zijn, zoals short-stay en kamerverhuur. Met andere door ABN genoemde punten is wel rekening gehouden in de raming van Financiën. Zo is bij de raming rekening gehouden met zakelijke reizigers die hun btw in vooraftrek kunnen nemen en het feit dat voor aanvullende diensten het btw-tarief ongewijzigd blijft. Zoals gebruikelijk worden de ramingen van Financiën onafhankelijk gecertificeerd door het CPB. Dit zorgt dat er bij onze ramingen altijd een kwaliteitscontrole plaatsvindt.
Voor verdere vragen hieromtrent verwijs ik naar het Ministerie van Financiën, aangezien dit buiten mijn beleidsterrein ligt.
65
Kunt u uiteenzetten welke fiscale regelingen er zijn om Nederland concurrerend te houden? Kunt u een overzicht maken van alle fiscale regelingen ten aanzien van het bedrijfsleven en daarbij aangeven hoeveel middelen er aan deze fiscale regelingen wordt uitgegeven?
Antwoord
Voor een overzicht van de fiscale regelingen, verwijs ik naar hoofdstuk 10 van de bijlage bij de Miljoenennota 2025. Een aantal van deze regelingen heeft raakvlakken met het beleidsterrein van EZ. Daarom zijn deze extracomptabel opgenomen in tabel 22 van de EZ-begroting. Voor een nadere toelichting op deze regelingen verwijs ik u naar de Toelichting op de fiscale regelingen die is bijgevoegd bij de Miljoenennota. De vermelde regelingen zijn in zijn algemeenheid ter ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven. In algemene zin dragen deze regelingen in meer of mindere mate bij aan een internationaal concurrerend vestigingsklimaat.
66
Wat is het exacte percentage, tot achter de komma, van nog vrij te besteden budget op Beleidsartikel 3 en wat is dit in euro’s?
Antwoord
Het exacte percentage, tot achter de komma, van nog vrij te besteden budget op Beleidsartikel 3 is 0,0% en daarmee 0 euro. Het budget op Beleidsartikel 3 bestaat voor 84,3% uit juridisch verplichte uitgaven en voor 6,2% uit bestuurlijk gebonden uitgaven. Per abuis is € 25 mln voor Beschermingsfaciliteit Economische Veiligheid (BEV) bij het bepalen van de percentages van budgetflexibiliteit in de ontwerpbegroting 2025 niet meegenomen. Het gaat hier om beleidsmatig gereserveerde uitgaven. De juiste percentages zijn daarmee: 84,3% (juridisch verplicht), 6,2% (bestuurlijk gebonden) en 9,6% (beleidsmatig gereserveerd); in plaats van de opgenomen 87% (juridisch verplicht), 13% (bestuurlijk gebonden) en 0% (beleidsmatig gereserveerd). De juridisch verplichte middelen op artikel 3 worden onder andere besteed aan het budget voor de Seed Capital regeling, het Innovatiekrediet, Deep Tech Fund en verschillende regelingen betreffende de uitfinanciering van de verplichtingen in het kader van de regeling Thematische Technology Transfer (TTT). De bestuurlijk gebonden middelen worden besteed aan Vroege fase financiering leningen en leningen aan het Oncode instituut. Het beleidsmatig gereserveerde deel is bestemd voor de BEV en de nieuwe tender van de TTT.
67
Hoeveel van het totale aantal investeringen, die via de diverse fonds-in-fonds constructies zijn gedaan binnen het Dutch Venture Initiative (DVI), gaan naar Nederlandse bedrijven toe?
Antwoord
Er zijn volgens de laatste geconsolideerde jaarverslagen per maart 2023 in totaal 393 investeringen via de diverse fonds-in-fonds constructies binnen het Dutch Venture Initiative (DVI) gedaan, waarvan 181 in Nederlandse bedrijven. Dit is in lijn met de investeringsstrategieën van de onderliggende fondsen die veelal internationaal opereren met een focus op Nederland.
68
Wat is de lokale economische toegevoegde waarde van (semi-) publiek gefinancierde creatieve broedplaatsen op de lange termijn?
Antwoord
Broedplaatsen zijn divers en veelal lokaal georiënteerd. Economisch is er sprake van toegevoegde waarde via hun bijdrage aan betaalbare ruimte voor jong ondernemerschap met een open (netwerk) karakter. Broedplaatsen kunnen daarnaast bijdragen aan vitaliteit van een wijk en daarmee ook een positief effect hebben op de vastgoedwaarde. Broedplaatsen hebben naast een economische rol vaak ook andere maatschappelijke functies gericht op ontmoeting, cultuur en scholing. Veel broedplaatsen hebben een tijdelijk karakter.
69
Waarom lopen de apparaatsuitgaven voor de Autoriteit Consument & Markt (ACM) vanaf het jaar 2024 terug?
Antwoord
Naast structurele financiering ontvangt de ACM ook tijdelijke gelden. Deze lopen gedurende de komende jaren af en zodoende lopen ook de bijbehorende apparaatsuitgaven terug. Daarnaast is er een efficiencykorting toegepast van 0,5% per jaar oplopend tot 2,5% structureel per jaar vanaf 2029 in het kader van de taakstelling om de groei van het apparaat van de rijksoverheid terug te draaien. Ook zijn voor een deel van de uitbreiding van de toezichtactiviteiten van de ACM, zoals het uitvoeren van energietoezicht en toezicht op de digitale economie in de ontwerpbegroting 2025 voor het jaar 2025 uitgaven geraamd. Over de meerjarige financiering moet nog besluitvorming plaatsvinden. Dit zal plaatsvinden in het reguliere begrotingsproces (voorjaarsbesluitvorming).
Motie van het lid Van Strien c.s., TK 32 637, nr. 540↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 593.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 XIII, nr. 1↩︎
Regioscan Digitalisering (2023). Online te vinden via: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/03/15/dialogic-regioscan-digitalisering-mkb↩︎
Jong startup bedrijf refereert aan een bedrijf wiens financiering niet meer is dan 10mln euro, niet ouder is dan 5 tot 7 jaar, in het geval van deeptech tot 10 jaar.↩︎
Data komt vanuit dealroom.co, en is aangeleverd door Techleap.nl. De definitie van startup zoals benoemd in vraag 29 is door Techleap.nl omgezet in datakenmerken waardoor het mogelijk is startup bedrijven te identificeren.↩︎
Idem.↩︎
Data komt vanuit dealroom.co, en is aangeleverd door Techleap.nl.↩︎
Data komt vanuit DealRoom.co, zie bijlage «Startup ecosysteem aantallen bedrijven» (vraag 30) tabel 2.↩︎
State of Dutch Tech 2024, blz. 70 – Techleap.nl↩︎
State of Dutch Tech 2024 – Techleap.nl↩︎
Bron: companiesmarketcap.com.; Hier vallen ook bedrijven onder die met weinig tot geen activiteiten in Nederland, maar wel een beursnotering (bijv. Prosus, Universal Music Group, Stellantis, Airbus en VEON.)↩︎
Voor een aantal bedrijven geldt dat het duidelijk is dat er een meerderheidsbelang in buitenlandse handen ligt (bijvoorbeeld Exor en Prosus).↩︎
Bron: Dealroom.↩︎
State of Dutch Tech 2024, Techleap.nl↩︎
IBO bedrijfsfinanciering, kies voor baten, http://open.overheid.nl/documenten/8b5a7681-cd67-40f9-a615-7accde9d7ed6/file↩︎