Nota naar aanleiding van het verslag
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025)
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2024D38188, datum: 2024-10-15, bijgewerkt: 2024-11-01 11:58, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36604-7).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van kamerstukdossier 36604 -7 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025).
Onderdeel van zaak 2024Z13674:
- Indiener: F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
Onderdeel van zaak 2024Z15736:
- Indiener: F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-23 14:00: Pakket Belastingplan 2025 (Technische briefing), vaste commissie voor Financiën
- 2024-09-26 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-03 14:00: Belastingplan BES-eilanden 2025 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-10 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-21 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-24 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-04 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-07 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-08 09:15: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-12 17:00: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-14 10:15: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-14 18:30: STEMMINGEN over het Pakket Belastingplan 2025 en de wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag (36 311)) en eventueel over moties ingediend bij de onder voorbehoud geagendeerde tweeminutendebatten inzake de Raad Buitenlandse Zaken en de Landbouw- en Visserijraad (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 604 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025)
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 15 oktober 2024
Inhoudsopgave
INLEIDING | 1 | |
I. | ALGEMEEN | 1 |
1. | Aanleiding | 9 |
2. | Voorgestelde wijzigingen | 9 |
3. | Budgettaire aspecten | 13 |
4. | Uitvoeringsaspecten | 15 |
5. | Administratieve lasten/gevolgen voor bedrijfsleven en burger | 15 |
6. | Advies en consultatie | 16 |
7. | Gezamenlijke brief BES-eilanden | 17 |
INLEIDING
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, ChristenUnie en de SGP.
Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
I. ALGEMEEN
De leden van de fractie van NSC vragen of de regering de gezamenlijke reactie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba heeft gelezen en zo ja, wat de reflectie van de regering op deze gezamenlijke reactie is. Verder vragen de leden of de regering punt voor punt kan reageren op de brief. Daarnaast vragen de leden in hoeverre de brief is meegenomen in wijzigingen van het Belastingplan BES-eilanden 2025. Ook vragen deze leden of en zo ja, op welke manier, op welke grond en op basis van welke reacties de regering aanpassingen heeft gedaan in dit wetsvoorstel. En zo nee, waarom de regering geen wijzigingen aanbrengt op basis van de consultatie. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of de regering inzicht kan geven op de reacties van verschillende groepen aan wie dit voorstel is voorgelegd en toegelicht. De leden vragen of de regering een schriftelijke reactie kan geven op de verschillende adviezen en reacties die deze groepen hebben gegeven.
Het kabinet heeft de gezamenlijke brief van de BES-eilanden gelezen en meegewogen bij de totstandkoming van het Belastingplan BES-eilanden 2025. De reactie heeft, met uitzondering van een enkel punt, niet tot aanpassingen geleid omdat het standpunt van het kabinet van oordeel is dat er voldoende aanleiding is om een groot deel van de maatregelen in ongewijzigde vorm te treffen. Wel is er rekening gehouden met overgangsrecht bij de verkorting van de termijn van de investeringsregeling in de vastgoedbelasting. De adviezen vragen enkel om lastenverlichtingen, terwijl het kabinet ook voor een rechtvaardiger belastingstelsel op de BES-eilanden staat dat recht doet aan draagkracht en tevens een dekkingsopgave heeft. De koppeling van de belastingvrije som met het wettelijk minimumloon leidt tot een structurele derving van € 15 miljoen. Die koppeling wordt ingevoerd naar aanleiding van de aangenomen motie Grinwis c.s.1 De met de overige maatregelen uit dit wetsvoorstel bereikte dekking bedraagt echter maar € 8 miljoen. Het kabinet blijft, ook na weging van de genoemde adviezen, van mening dat de voorgestelde maatregelen in dit wetsvoorstel passend zijn om een deel van de derving te dekken omdat deze maatregelen er ook voor zorgen dat er beter wordt geheven naar draagkracht en de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen dragen.
Het kabinet heeft een aantal officiële schriftelijke adviezen gekregen naar aanleiding van het Belastingplan BES-eilanden 2025. Het betreft de volgende reacties:
Brieven Centraal Dialoog Bonaire
De Centraal Dialoog Bonaire (CDB) heeft in een eerste voorlopige schriftelijke reactie (d.d. 17 mei 2024) onder andere aangegeven dat zij een uitgebreide toelichting, financiële analyse en een lange termijnvisie missen. In een tweede brief (d.d. 31 juli 2024) heeft de CDB onder andere benadrukt de belastingplannen te willen blijven toetsen aan parameters van het sociaal minimum die de Commissie Thodé heeft geschetst voor inwoners aldaar. Voorts is aandacht gevraagd voor de (on)mogelijkheden om voor ondernemers een oudedagsvoorziening te kunnen opbouwen, alsmede de beperkte mogelijkheden om ondernemersrisico te verzekeren op de BES-eilanden. In de ogen van het kabinet wordt met de onmogelijkheid voor ondernemers om een pensioen op te bouwen een onjuiste voorstelling van zaken geschetst. Juist in vergelijking met Nederland zijn er op de BES-eilanden voor ondernemers (de directeur-grootaandeelhouder) fiscale regels van toepassing om pensioen in eigen beheer op te (blijven) bouwen. Voor zelfstandigen (eenmanszaken) bestaat de mogelijkheid een fiscale oudedagsreserve (FOR) op te bouwen. Deze regelingen zijn in Nederland reeds een aantal jaren geleden vervallen. Ook in Nederland kan ondernemersrisico moeilijk te verzekeren zijn. Het kabinet kan verzekeraars hiertoe niet in alle gevallen dwingen. Om die reden kunnen ondernemers op de BES-eilanden net als in Nederland voorzieningen vormen om een deel van de omzet voor die doeleinden te reserveren, mits aan een aantal (aan Nederland gelijke) voorwaarden wordt voldaan.
Brief Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES
De CBP BES heeft in haar brief van 24 april 2024 haar waardering uitgesproken over de voorgestelde aanpassingen met betrekking tot de identificatieplicht in de Wet loonbelasting BES (Wet LB BES) en ziet het als een belangrijke stap in de verwerking van identiteitspapieren in personeelsdossiers.
Gezamenlijk reactie bestuurscolleges, eilandsraden, gezaghebbers
In onderdeel 7 van deze nota reageert het kabinet puntsgewijs op de gezamenlijke brief van de bestuurscolleges, eilandsraden en gezaghebbers van de openbare lichamen.
De leden van de fractie van NSC vragen zich af waarom het advies van de Raad van State niet is opgevolgd om het voorliggende wetsvoorstel apart te behandelen omdat er samenloop is met de Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen hoe de regering reflecteert op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State om het voorliggende wetsvoorstel uit het pakket Belastingplan 2025 te halen. Het kabinet deelt de opmerkingen van de Afdeling advisering van de Raad van State dat het pakket Belastingplan bij voorkeur voornamelijk bestaat uit maatregelen waar een wezenlijk budgettair belang mee gemoeid is en dat andere maatregelen opgenomen worden in verzamel- of zelfstandige wetsvoorstellen die een eigenstandig – al dan niet spoedeisend – traject volgen. Naarmate de omvang van het pakket Belastingplan toeneemt bestaat het risico dat de zorgvuldigheid en kwaliteit van de wetgeving en de parlementaire behandeling onder druk komen te staan. Het kabinet hecht daarom aan het spreiden van fiscale wetgeving. Dat geldt ook voor fiscale maatregelen die de BES-eilanden betreffen.
Juist ten aanzien van het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 is het wenselijk en noodzakelijk om maatschappelijke problemen, technische omissies en een aantal onduidelijkheden met urgentie aan te pakken. Het kabinet is van mening dat er dit jaar op de BES-eilanden, naast de uiteenlopende urgente doelen ook bepaalde doelgroepen zijn waarvoor aanpassingen in het fiscale stelsel noodzakelijk zijn. Daarbij kan gedacht worden aan de sterke wens van het kabinet om de armoedeproblematiek te bestrijden. Met dit wetsvoorstel wordt daartoe in de inkomstenbelasting de belastingvrije som verhoogd en gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Verder bevat dit wetsvoorstel onder andere de verhoging van het tarief van de opbrengstbelasting, de aanpassing van de instap naar de tweede schijf in de inkomstenbelasting en regels omtrent de identificatieplicht voor werknemers.
Het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 is – hoewel deze niet is beperkt tot wettelijke verankering van maatregelen uit de begrotingsbesluitvorming – qua maatregelen zo veel mogelijk beperkt tot maatregelen die met ingang van 1 januari 2025 in werking moeten treden. Het kabinet heeft ervoor gekozen enkele separate wetsvoorstellen, waaronder het onderhavige wetsvoorstel, op hetzelfde moment (op Prinsjesdag) in te dienen. Dit kabinet heeft daarbij bovendien, zoals de Afdeling opmerkt, getracht niet alle maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 op te nemen, maar deze deels – waar de inhoud dan wel omvang daartoe noopt – in separate wetsvoorstellen onder te brengen. De samenloop met de Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 doet daar op zichzelf niet aan af.
De leden van de fractie van D66 vragen of de regering kan toelichten op welke wijze het advies van de CDB en de gezamenlijke reactie van de bestuurscolleges, de eilandsraden en de gezaghebbers van de drie openbare lichamen zijn meegewogen. Daarnaast vragen zij of de regering kan ingaan op de opmerking van de CDB dat onduidelijk is waarop de nieuwe inkomensgrens is gebaseerd. Verder vragen de leden of de regering alsnog een koopkrachtanalyse en een onderbouwing van de inkomensgrens kan geven. Het kabinet heeft de adviezen van het CDB en de gezamenlijke reactie van de bestuurscolleges, de eilandsraden en de gezaghebbers van de openbare lichamen uiteraard meegewogen bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. Die adviezen hebben er echter niet toe geleid dat het kabinet van oordeel is dat er voldoende aanleiding is om een groot deel van de maatregelen aan te passen. De adviezen vragen om lastenverlichtingen, terwijl het kabinet voor een groot dekkingsvraagstuk staat. De koppeling van de belastingvrije som met het wettelijk minimumloon, welke wordt ingevoerd naar aanleiding van de aangenomen motie Grinwis c.s., waarin wordt opgeroepen ervoor te zorgen dat het wettelijk minimumloon op de BES-eilanden niet fiscaal wordt afgeroomd, bijvoorbeeld door het wettelijk minimumloon te koppelen aan de belastingvrije som, kost structureel € 15 miljoen. De met dit wetsvoorstel bereikte dekking bedraagt echter maar € 8 miljoen. Het kabinet blijft, ook na de adviezen, van mening dat de voorstellen in dit wetsvoorstel de juiste flankerende maatregelen zijn om een deel van de kosten te dekken.
Het aangrijpingspunt van de tweede schijf van USD 50.000 is tot stand gekomen door te kijken naar de hoeveelheid mensen die gedeeltelijk in de tweede schijf, met een tarief van 35,4 procent, zullen vallen. Het betreft ongeveer 1.800 belastingplichtigen, waarvan het grootste deel slechts over een gering deel van het inkomen 35,4 procent belasting zal gaan betalen. Het kabinet acht deze verlaging van de instap gerechtvaardigd nu juist de hogere inkomens meer hebben geprofiteerd van de verhogingen van de belastingvrije som die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd. Door de instap naar de tweede schijf te verlagen wordt de belastingheffing eerlijker en dragen hogere inkomens meer bij aan de belastingopbrengst.
De voorgestelde aanpassing van de grens van de tweede schijf leiden ertoe, samen met de belastingvrije som en het verwervingskostenforfait, dat inkomens tot USD 70.704 in 2025 niet zwaarder worden belast dan in de jaren ervoor. Dit bedrag komt ongeveer overeen met twee keer de hoogte van een gemiddeld bruto-inkomen op de BES-eilanden. Met een inkomen van USD 70.704 is een belastingplichtige USD 15.200 verschuldigd. Het netto-inkomen op jaarbasis bedraagt dan USD 55.504. Dat is USD 4.625 per maand. Deze bedragen zijn in prijspeil 2024.2
De leden van de fractie van D66 en de ChristenUnie vragen of de regering – gespecifieerd per jaar en per eiland, zowel in dollars als in percentages – kan toelichten hoeveel de voor 2025 tot en met 2028 geprojecteerde verhoging van het wettelijke minimumloon op de BES-eilanden bedraagt in de berekeningen die ten grondslag liggen aan de tabel met budgettaire effecten op pagina 27 van de memorie van toelichting. In 2020 heeft het onderzoeksbureau Ecorys in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek gedaan naar de loonruimte en het minimumloon aldaar. De BES-eilanden kennen geen vaste minimumloonsverhogingssystematiek. Op basis van het onderzoek van Ecorys en met behulp van historische gegevens op de BES-eilanden verwacht het kabinet, gecorrigeerd voor inflatie, een gemiddelde mimimumloonsverhoging van 3 procent per jaar. Het kabinet is voornemens de belastingvrije som aan het minimumloon te koppelen. De belastingvrije som ten tijde van de besluitvorming bedroeg USD 20.424. Voor het inschatten van de budgettaire effecten is een toename van 3 procent verondersteld (met uitzondering van 2025). Alleen de 3 procent is gebruikt bij de berekening van de budgettaire gevolgen. De werkelijke toekomstige hoogte van de belastingvrije som en het wettelijk minimumloon zijn dan ook niet voorhanden.
De leden van de fracties van D66 en de ChristenUnie vragen op welke manier de inkomensachteruitgang voor kleine ondernemers met een bv/nv onder de armoedegrens, die het gevolg is van de aanpassing van de gebruikelijkloonregeling in 2024, is meegewogen bij het ontwerpen van het voorstel de doelmatigheidsmarge te laten vervallen indien en voor zover deze leidt tot een loon dat lager is dan het normbedrag en het voorstel de opbrengstbelasting te verhogen van 5 naar 7,5 procent. De leden van deze fracties vragen ook hoe de regering een afweging maakt tussen de concordantie van de fiscale systematiek van de gebruikelijkloonregeling op de BES-eilanden met dat in Nederland enerzijds en het streven dat huishoudens op de BES-eilanden die onder of rond de armoedegrens leven niet met een netto-inkomensachteruitgang als gevolg van een lastenverzwaring moeten worden geconfronteerd. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen naar een reactie van de regering op zorgen die zij hebben over bewoners op de BES-eilanden die onder en rond de armoedegrens leven en die volgens de Kamerbrief eerder dit jaar reeds een netto-inkomensachteruitgang door het Belastingplan BES eilanden 2024 hebben gekregen.3 Het voorstel de doelmatigheidsmarge te laten vervallen komt voort uit de wens aan te sluiten bij het tot en met 2023 op de BES-eilanden en tot en met 2022 in Nederland geldende gebruik dat de doelmatigheidsmarge niet van toepassing is indien het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan het normbedrag dan wel voor zover door toepassing van de doelmatigheidsmarge het loon lager is dan het normbedrag. In Nederland is de doelmatigheidsmarge met ingang van 2023 vervallen. In zoverre is de gebruikelijkloonregeling op de BES-eilanden niet concordant met die in Nederland.
Het laten vervallen van de doelmatigheidsmarge en de verhoging van het tarief van de opbrengstbelasting van 5 tot 7,5 procent en de hogere belastingvrije som leiden (in 2025 ten opzichte van het jaar 2024) voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA):
− met een gebruikelijk loon tot USD 20.704 tot een stijging van het netto-inkomen van 0,5%;
− met een gebruikelijk loon van USD 30.000 tot een daling van het netto-inkomen van 2,4%;
− met een gebruikelijk loon van USD 45.000 tot een daling van het netto-inkomen van 0,6%;
− met een gebruikelijk loon van USD 50.000 en hoger tot een daling van het netto-inkomen tussen de 0,1 en 0,3%.
Toepassing van de doelmatigheidsmarge bij de DGA leidt ertoe dat deze DGA ook in 2025 van een gebruikelijk loon boven het normbedrag netto meer overhoudt dan de gewone werknemer. De voorgestelde afschaffing van de doelmatigheidsmarge voor een gebruikelijk loon onder het normbedrag leidt ertoe dat de DGA van dit gebruikelijke loon netto evenveel overhoudt als de gewone werknemer. In termen van netto-inkomen zorgt afschaffing van de doelmatigheidsmarge ervoor dat de DGA met een gebruikelijk loon onder het normbedrag in dezelfde positie komt te verkeren als de werknemer met hetzelfde loon. Daarbij dient te worden vermeld dat de DGA, anders dan de gewone werknemer, altijd de mogelijkheid heeft aannemelijk te maken dat een voor zijn werkzaamheden gebruikelijk loon vanwege de (slechte) financiële positie van de vennootschap lager moet zijn dan het loon van de gewone werknemer die dezelfde werkzaamheden verricht.
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66 en de ChristenUnie vragen of de regering open staat voor een alternatieve structurele systematiek die moet voorkomen dat het wettelijk minimumloon ook na toekomstige stijgingen fiscaal wordt afgeroomd. Zij denken daarbij aan toekenning van een verhoogde belastingvrije som aan minimum- en lagere middeninkomens in plaats van de voorgestelde koppeling van de BVS aan het WML die een generiek effect heeft en waarvan ook de hogere inkomens profiteren. De daarmee vrijgekomen middelen zouden vervolgens budgetneutraal kunnen worden aangewend om tegemoet te komen aan de in de brief van 30 juli 2024 van de eilandsraden en bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aangevoerde bezwaren tegen de lastenverzwaringen die omwille van de budgettaire dekking zijn voorgesteld vanwege de kostbaarheid van de voorgestelde koppeling van de BVS aan het WML. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen verder of de regering kan reflecteren op de overleggen die met de bevoegde gezagen gevoerd zijn over deze materie. Bij het ontwerp van het huidige fiscale stelsel is rekening gehouden met de bijzondere positie van de BES-eilanden in het Koninkrijk:4
− De BES-eilanden liggen in een regio die op sociaaleconomisch terrein niet vergelijkbaar is met Nederland.
− Door hun ligging zijn de BES-eilanden economisch nauw verweven met Curaçao en Sint Maarten.
− Nederland heeft een open economie en is integraal onderdeel van een van de grootste handelsblokken ter wereld. Mede daardoor is het Nederlandse fiscale stelsel complex.
− Het Nederlandse fiscale stelsel wijkt qua opbouw, grondslag, tarief sterk af van de fiscale stelsels in de regio. Bovendien is het meer complex dan de fiscale stelsels van de voormalige Nederlandse Antillen.
− Het niveau van sociale voorzieningen is toentertijd geactualiseerd op een aanvaardbaar niveau binnen het land Nederland, dat – mede om te voorkomen dat de BES-eilanden te maken zouden krijgen met een niet te verwerken toestroom van immigranten – over het algemeen lager zou zijn dan in Nederland. Daardoor was ook de financieringsbehoefte lager, waardoor op de BES-eilanden in vergelijking met Nederland kon worden gewerkt met lagere tarieven, een smallere belastinggrondslag of een combinatie van beiden.
Bij het ontwerp van het huidige fiscale stelsel had het kabinet voor ogen dat het stelsel uitvoerbaar en daarom zo eenvoudig mogelijk zou zijn.
De volgens het Belastingplan BES eilanden 2024 ingevoerde en in het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 voorgestelde wijzigingen hebben allen als uitgangspunt de eenvoud van het stelsel te handhaven. Het voorstel van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66 en de ChristenUnie komt er kennelijk op neer dat voor lagere en middeninkomens een extra belastingvrije som wordt ingevoerd, die wordt afgebouwd wanneer het inkomen stijgt. Een dergelijke met (de afbouw van) de arbeidskorting in Nederland vergelijkbare systematiek zou het belastingstelsel op de BES-eilanden onnodig ingewikkeld maken, de uitvoeringskosten onevenredig doen toenemen en voor de burger tot veel onduidelijkheden leiden. Het voorstel van deze fracties maakt ook niet duidelijk op welke wijze de derving van een extra toe te kennen belastingvrije som budgettair wordt gedekt. Het kabinet ziet hiervoor zelf ook geen aanleiding en mogelijkheden.
Alle besprekingen die hierover met lokale politici en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn gevoerd, verliepen in goede harmonie, met wederzijds respect voor elkaars standpunten. Het kabinet zet deze gesprekken dan ook graag op dezelfde wijze voort.
De leden van de fractie van D66 vragen of de regering bereid is, vanwege de specifieke omstandigheden op de BES-eilanden en de geografische en bestuurlijke afstand tot Den Haag, om de politieke organen en maatschappelijke organisatie in Bonaire, Sint Eustatius en Saba voortaan in een eerder stadium te betrekken bij toekomstige beleidsvoornemens, zodat wezenlijke samenspraak mogelijk is voordat voorontwerpen van fiscale wetsvoorstellen feitelijk al in dermate gevorderd stadium zijn dat van wezenlijke samenspraak geen sprake meer kan zijn. Het kabinet voert op regelmatige basis gesprekken met de eilanden, ook voordat er voorontwerpen van wetgeving worden gemaakt. Zo is al in januari van dit jaar een bezoek gebracht aan Bonaire om daar met diverse belanghebbenden over mogelijke aanpassingen het fiscale stelsel te praten. Deze gesprekken zijn meegewogen in de uiteindelijke besluitvorming. Ook bij toekomstige beleidsvoornemens zal worden gekeken op welke manier de eilanden zo goed mogelijk betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid en wetgeving. Het kabinet zal vanaf aankomend jaar, naast de consultatie op de eilanden, ook – waar dat kan – de wetsvoorstellen weer in internetconsultatie brengen. Graag wil het kabinet benadrukken dat ook wanneer er al voorontwerpen van fiscale wetsvoorstellen zijn, deze kunnen worden aangepast. Daarbij staat het kabinet uiteraard telkens voor een uitdaging met betrekking tot het dekkingsvraagstuk en een evenwichtige verdeling van de lasten, zoveel mogelijk naar draagkracht. Indien er bij een bepaalde maatregel wordt besloten deze in te trekken of te wijzigen met een lastenverlichting tot gevolg zal op een ander terrein een lastenverzwaring moeten worden doorgevoerd om die maatregel (deels) te dekken.
De leden van de fractie van D66 vragen tot slot hoe de in artikel II, onderdeel K, tweede lid van het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 voorgestelde afschaffing van de verrekenbaarheid van de eindafrekening opbrengstbelasting bij een fictieve uitdeling van het vermogen zich verhoudt tot de Belastingregeling voor het land Nederland, de Belastingregeling Nederland Curaçao, de Belastingregeling Nederland Sint Maarten en de ten aanzien van de BES-eilanden geldende verdragen ter voorkoming van dubbele belasting in situaties van een remigratie uit De BES-eilanden – in combinatie met het meeverhuizen van een bv/nv waarvan die persoon aanmerkelijkbelanghouder is – en door de eindafrekening ook vermogen dat is opgebouwd vóór aanvang van de belastingplicht op de BES-eilanden en reeds in het heffingsgebied/land van herkomst is belast, opnieuw wordt belast terwijl de heffing over dat deel van het vermogen op grond van belastingregelingen en -verdragen is toegewezen aan het heffingsgebied/land van herkomst. Het kabinet stelt voorop dat ook onder de huidige regelgeving de opbrengstbelasting voor een fictieve uitdeling niet met de inkomstenbelasting kan worden verrekend. De voorgestelde aanpassing van het specifieke artikel betreft enkel een verduidelijking van deze reeds bestaande regel en heeft overigens op geen enkele wijze iets te maken met de geldende regelingen ter voorkoming van dubbele belasting. De voorgestelde aanpassing maakt vooral duidelijk dat opbrengstbelasting over een fictieve uitkering niet kan worden verrekend met de lokale inkomstenbelasting omdat de DGA immers niet daadwerkelijk dividend ontvangt en hierover dus ook geen inkomstenbelasting is verschuldigd.
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat er bij de voorgestelde wetgeving geen internetconsultatie is gedaan, omdat verwacht werd dat er niet veel reacties zouden komen. De leden vragen of het klopt dat op basis van deze verwachting in is gegaan tegen de reguliere wetgevingsprocedure. De leden vragen of het vaker gebeurt dat verwachtingen over de respons op een internetconsultatie ertoe leiden dat er geen consultatie plaatsvindt. De leden vragen of dit niet ingaat tegen de gedachte dat in principe bij nieuwe wetgeving een internetconsultatie open staat. Tevens vragen deze leden hoe politieke organen en maatschappelijke organisaties op de BES-eilanden betrokken zijn bij de beleidsvorming. De leden vragen welke verbeterpunten de regering hierbij ziet. De leden van de fractie van de VVD vragen met welke stakeholders is gesproken over het Belastingplan BES-eilanden 2025 als vervanging van de internetconsultatie. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen hoe de regering het belang weegt van internetconsultatie om betrokkenen tijd te geven om zich waar nodig adequaat op de maatregelen voor te bereiden. Daarnaast vragen deze leden of de regering nauwkeurig kan beschrijven hoe het proces op dit moment is ingericht en welke verbeteringen er volgends de regering in het proces mogelijk en wenselijk zijn om de BES-eilanden beter te betrekken bij de uitwerking van het wetsvoorstel Belastingplan-BES. De leden van de fractie van de SGP vragen hoe de regering de afweging maakt om al dan niet een internetconsultatie te houden. Daarnaast vragen deze leden waarom niet standaard wordt gekozen om een internetconsultatie te houden. Alle belastingplannen die de BES-eilanden betroffen zijn in die jaren waarin deze in de internetconsultatie betrokken. In alle voorgaande jaren heeft deze consultatie slechts één korte reactie opgeleverd. Om die reden is voor het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025, met het oog op het vergroten van de directe betrokkenheid van inwoners op de eilanden, besloten de communicatie en de dialoog met inwoners te verbeteren en de internetconsultatie te vervangen door een consultatie van verschillende belangengroepen van ondernemers en inwoners op de eilanden zelf.
De maatregelen die in het huidige wetsvoorstel zijn opgenomen, zijn al in januari 2024 voorgelegd en toegelicht aan vertegenwoordigers van het openbaar lichaam Bonaire en een aantal belangenorganisaties aldaar (zoals de CDB, Rijksdienst Caribisch Nederland) en in mei 2024 aan vertegenwoordigers van de openbare lichamen van Saba en Sint Eustatius, alsmede een aantal belangenorganisaties aldaar (Kamers van Koophandel, Saba Business Association) en aan de bevolking van de openbare lichamen (door middel van Town hall meetings). Ter opvolging van deze bezoeken is op 20 juni jl. in Den Haag een vervolgbijeenkomst georganiseerd waarbij vele eilandsraadsleden en bestuurders van de verschillende openbare lichamen (alsmede een aantal adviseurs) aanwezig waren. Tijdens deze bijeenkomst zijn de voorgenomen maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 wederom nader toegelicht en is met de openbare lichamen gezamenlijk afgesproken het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 officieel bij hen te consulteren. De gezamenlijke reactie van de eilanden heeft het kabinet op 31 juli jl. ontvangen en meegewogen bij het dit wetsvoorstel (een reactie op deze brief vanuit het kabinet is opgenomen in onderdeel 7 van deze nota).
Vrijwel alle relevante stakeholders die gevolgen (kunnen) ondervinden van het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 hebben daarmee de gelegenheid gehad om op de plannen te reageren. Daarmee is het kabinet van mening dat deze manier van consulteren meer heeft opgeleverd dan een reguliere internetconsultatie voor dit specifieke wetsvoorstel had kunnen opleveren.
Het kabinet zal niettemin vanaf aankomend jaar naast de consultatie op de eilanden, ook – waar dat kan en passend is – de wetsvoorstellen in internetconsultatie brengen. Daarbij kan een verbetering zijn dat er voor een wetsvoorstel internetconsultatie wordt gehouden én dat consultatie op de eilanden zelf ook nog steeds plaatsvindt.
1. Aanleiding
De leden van de fractie van NSC constateren dat er één belastingplan is voor drie verschillende eilanden. De leden vragen in hoeverre er discretionaire ruimte is voor de BES-eilanden (naast de mogelijkheid voor de eilanden om ook lokale belasting te heffen). Er is in beginsel enige discretionaire ruimte in de wetgeving voor de verschillende BES-eilanden maar verschillen in belastingheffing tussen de BES-eilanden onderling moeten altijd gerechtvaardigd zijn. Het kabinet is hiermee echter zeer terughoudend omdat differentiatie in wetgeving op zo’n kleine schaal leidt tot meer complexiteit en ongelijkheid, terwijl het uitgangspunt van de fiscale wetgeving aldaar gezien de zeer beperkte omvang van de openbare lichamen altijd is geweest om deze zo eenvoudig mogelijk te houden en gelijke gevallen gelijk te belasten. Voor de Belastingdienst Caribisch Nederland (BCN) leidt differentiatie in wetgeving tot meer complexiteit en een grotere uitvoeringslast. Dat betekent niet dat er helemaal geen differentiatie plaats kan vinden. Zo heeft het kabinet de tarieven voor de algemene bestedingsbelasting (ABB) gedifferentieerd tussen de eilanden. Ook de accijnzen tussen Bonaire enerzijds en Saba en Sint Eustatius anderzijds zijn gedifferentieerd.
2. Voorgestelde wijzigingen
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben een drietal vragen over het tarief van de opbrengstbelasting. Allereerst verzoeken zij de regering te onderbouwen waarom is gekozen voor een verhoging van 5 naar 7,5 procent, en vragen zij voorts naar de reden waarom dit tarief zoveel lager is dan de vennootschapsbelasting in Nederland. Tot slot wordt gevraagd naar de impact op het bedrijfsleven van deze verhoging. Ten aanzien van de hoogte van het tarief is er bij de totstandkoming van de Belastingwet BES op gewezen dat het voor bedrijven die reële activiteiten verrichten op de BES-eilanden wenselijk is een laag tarief te blijven hanteren omdat indertijd de omringende (ei)landen in de regio winsten laag belasten. Daarnaast is van belang dat onder het oude stelsel veel bedrijven gebruik maakten van voordelige fiscale faciliteiten die per 2011 zijn vervallen. Een sterke stijging van de belastingdruk voor die bedrijven ineens werd daarom onwenselijk geacht. Andere argumenten die een rol hebben gespeeld zijn de vereiste belastingopbrengst en de lokale concurrentieverhouding ten opzichte van omliggende landen. Daarnaast voorkomt het tarief van 5 procent dat de BES-eilanden als doorstroomeilanden worden gebruikt voor onbelaste dividenden; het 5 procenttarief werd daartoe als een voldoende drempel geacht.
De eerste reden om op dit moment het tarief van 5 naar 7,5 procent te verhogen is ingegeven om beter aansluiting te zoeken bij internationale (OESO-conforme) standaarden om winsten van vennootschappen eerlijker in de belastingheffing te betrekken en waar mogelijk dichter aan te sluiten bij een minimum effectief belastingtarief van 15 procent. Omdat op de BES-eilanden vrijwel geen bedrijven gevestigd zijn die onderdeel uitmaken van multinationale ondernemingen acht het kabinet het thans niet nodig om in dit stadium gelijk aan te haken bij een tarief van 15 procent (zoals internationaal is afgesproken). Een tweede reden om het tarief aan te passen is dat het 5 procent tarief, vanwege het ontbreken van een winst- of vennootschapsbelasting voor lichamen op uitgekeerde winsten relatief erg laag is in vergelijking met zelfstandigen die een onderneming uitoefenen zonder BV of NV. Zonder een heffing van winst- of vennootschapsbelasting is het lastig te rechtvaardigen dat het aanmerkelijkbelangtarief in de inkomstenbelasting voor de DGA zo laag is in vergelijking met de reguliere tarieven in de inkomstenbelasting: 30,4 en 35,4 procent. De impact van deze maatregel op het bedrijfsleven zal beperkt zijn. Het is immers enkel de overwinst van een onderneming die zwaarder wordt belast; dat deel van de omzet nadat alle kosten zijn voldaan en die liquide middelen permanent niet meer in de onderneming wordt gebruikt en die de DGA voor privédoeleinden zal aanwenden.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben voorts een drietal vragen over het tarief van de vastgoedbelasting. Zij vragen naar de reden van het verhogen van het bijzondere tarief voor hotels met één procentpunt, de hoogte van het algemene tarief en welk pad de regering voor ogen heeft en dus met welke stappen de vastgoedbelasting voor hotels de komende jaren zal stijgen. Op de BES-eilanden worden onroerende zaken in de heffing van vastgoedbelasting betrokken (met uitzondering van o.a. de eigen woning). De verschuldigde heffing wordt bepaald door een forfaitair rendement van 4 procent van de (legger)waarde te belasten tegen 17,5 procent (effectief tarief van 0,7 procent). Voor hotels is in 2013 met terugwerkende kracht tot 2011 een bijzonder verlaagd tarief van 10 procent overeengekomen; vooral om hotels te helpen in de jaren van (en na) de bankencrisis. Na de bankencrisis is de Covid-pandemie er de oorzaak van geweest dat het terugdraaien van de verlaging van het bijzondere tarief niet eerder heeft plaatsgevonden. Thans acht het kabinet, mede gezien het feit dat de hotelsector op de BES-eilanden (vooral op Bonaire) goede omzetten genereert, het moment daar om uitvoering te geven aan het stapsgewijs terugdraaien van deze tijdelijke verlaging. Dit geldt vooral omdat de vakantiewoningen in eigendom van andere ondernemers dan hoteliers (particulieren, ondernemers etc.) en die ook worden verhuurd aan toeristen wel aan het reguliere tarief van de vastgoedbelasting zijn onderworpen. Het tijdspad waarin de verlaging wordt teruggedraaid staat nog niet vast. Het kabinet zal jaarlijks de afweging maken of verdere aanpassing nodig zal zijn.
De leden van de fractie van NSC merken op dat er een aantal maatregelen op het gebied van inkomens- en loonbelasting wordt genomen. Zo wordt de tweede tariefschijf vanaf USD 50.000 verhoogd van 30,4 procent naar 35,4 procent. Daarnaast wordt de instap in de tweede tariefschijf verlaagd van USD 322.769 naar USD 50.000. De leden vragen of de regering deze verlaging kan onderbouwen met onderzoeken, zoals een koopkrachtanalyse. Het kabinet wil graag verduidelijken dat enkel de instap naar de tweede schijf (het aangrijpingspunt) naar USD 50.000 wordt verlaagd. Het tarief in de tweede schijf wordt echter niet verhoogd. Dit tarief is al sinds 2011 35,4 procent. Bij de aanpassing van de instap van de tweede schijf in de inkomstenbelasting zijn twee omstandigheden in acht genomen. Enerzijds moet de aanpassing van de instap van de tweede schijf een klein deel (€ 4 miljoen) van de budgettaire derving opvangen vanwege de koppeling van de belastingvrije som aan het wettelijk minimumloom (€ 15 miljoen). Met de aanpassing van de instap tot een belastbaar inkomen van USD 50.000 is anderzijds rekening gehouden met de parameters die de Commissie Thodé stelt aan een sociaal minimum op de BES-eilanden. Met deze aanpassing komt de aangrijpingspunt voor het tarief tweede schijf grosso modo overeen met het aangrijpingspunt van het tarief tweede schijf van Nederland. Op basis van aangiftegegevens in de periode 2019–2021 komt dit aangrijpingspunt ongeveer overeen met 2 keer de hoogte van het gemiddelde inkomen op de BES-eilanden.
Voor de BES-eilanden zijn geen uitgebreide koopkrachtanalyses op basis van verscheidene voorbeeldhuishoudens beschikbaar. Wel kan het kabinet aan de hand van een voorbeeld de inkomenseffecten toelichten. Met het aanpassen van de schijfgrens worden bruto-inkomens tot USD 70.704 niet zwaarder belast dan in de jaren ervoor. Met een bruto-inkomen van USD 70.704 is een belastingplichtige USD 15.200 verschuldigd. Het netto-inkomen op jaarbasis bedraagt dan USD 55.504. Dat is USD 4.625 per maand. Deze bedragen zijn in prijspeil 2024.5
De leden van de fractie van NSC vragen om een toelichting op de analyse van de voorgestelde wijzigingen in de behandeling van het recht op een uitkering of verstrekking jegens een spaar- en voorzieningenfonds in de context van de BES-eilanden. Het recht op een of meer uitkeringen dat de werknemer ontleent jegens een spaar-en voorzieningsfonds waaraan hij op grond van de arbeidsovereenkomst verplicht is deel te nemen, levert hem een belaste aanspraak op. De huidige fiscale behandeling van een dergelijk recht is niet in overeenstemming met het aansprakenregime, waarbij aanspraken tot het loon worden gerekend en de uitkeringen vrijgesteld. Met de voorgestelde wijziging wordt de fiscale behandeling van deze rechten in lijn gebracht met het aansprakenregime
De leden van de fractie van NSC vragen of de voorgenomen verkorting van de investeringsfaciliteit in de vastgoedbelasting en gelijktijdig de verhoging van het tarief van de belasting van 10 naar 11 procent, de hotelsector niet onnodig onder druk zet. Het kabinet verwacht niet dat de verhoging van het bijzondere tarief van de vastgoedbelasting van 10 naar 11 procent de sector onder druk zet. De hotelsector is op de BES-eilanden namelijk de enige succesvolle en betekenisvolle vorm van bedrijvigheid, en voor zover deze bedrijven reeds een beschikking hebben verkregen behouden deze beschikkingen hun looptijd van tien jaar. Ook vanwege de relatief lage leggerwaarde van het hotelvastgoed in vergelijking tot de huidige marktwaarde kan een beperkte stijging van het bijzondere tarief niet of nauwelijks tot liquiditeitsproblemen leiden. Een eigenaar van vastgoed met een leggerwaarde van USD 1.000.000 zal in 2025 bijvoorbeeld USD 400 meer verschuldigd zijn. Dit acht het kabinet alleszins acceptabel.
De leden van de fractie van NSC vragen voorts waarom er een internationale vergelijking wordt gemaakt bij de opbrengstbelasting, terwijl de situatie van de BES-eilanden uniek is. Het kabinet begrijpt de vraag zodanig dat de leden van de fractie van de NSC graag hadden gezien dat ook de vastgoedbelasting in deze vergelijking had zien terugkomen. Vanuit de praktijk bezien komt het echter zelden voor dat vastgoed in dezelfde vennootschap zit als waarin de onderneming wordt uitgeoefend, vastgoed in privéeigendom wordt gehouden, eigenaren van vastgoed beschikken over een beschikking om een investeringsregeling toe te passen, of vastgoed is eigendom van buiten de BES-eilanden gevestigde personen/ondernemers. Deze omstandigheden geven een wat misleidend beeld in de vergelijking tussen de gecombineerde effectieve belastingdruk op het niveau van de vennootschap en de meerderheid van de op de BES-eilanden gevestigde DGA’s.
De leden van de fractie van NSC lezen in de memorie van toelichting (MvT) dat de opbouw van het loonbegrip anders wordt vormgegeven en vragen in hoeverre dit op gespannen voet staat met de eenduidigheid van begrippen. Verder lezen deze leden in de MvT dat de schakelbepaling ervoor zorgt dat deze inkomsten ook onder het bereik van de loonbelasting worden gebracht en wat daarvan de uitwerking is op de heffingsdruk op de BES-eilanden. Het voorstel de opbouw van het loonbegrip anders vorm te geven komt tot uiting in de voorgestelde wijzingen van de Wet LB BES. De definitie van het begrip loon wordt niet aangepast. Evenmin wordt de nadere invulling ervan inhoudelijk gewijzigd (uitgezonderd de voorgestelde aanpassingen in de gebruikelijkloonregeling en hier en daar een andere, meer bij de Nederlandse wetgeving aansluitende formulering van bepaalde begrippen). Wel wordt voorgesteld die nadere invulling een andere plek in de Wet LB BES te geven. Met deze aanpassingen is beoogd de duidelijkheid te bevorderen.
Het voorstel de schakelbepaling in artikel 6, vierde lid, Wet inkomstenbelasting BES aan te passen is juist bedoeld om de eenduidigheid van de begrippen loon en dienstbetrekking te bevorderen. Wat voor de heffing van loonbelasting wordt aangemerkt als loon uit dienstbetrekking, wordt voor de heffing van inkomstenbelasting eveneens als zodanig aangemerkt. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting vormt de fiscale behandeling van fooien de enige uitzondering daarop. Het voorstel de schakelbepaling aan te passen leidt daarom niet tot een andere fiscale uitkomst en evenmin tot een andere belastingdruk dan op dit moment op de BES-eilanden.
De leden van de fractie van NSC vragen of er een afweging is gemaakt tussen het voordeel van de werknemer versus het voordeel van de werkgever en of een dergelijke vergelijking wel mogelijk is. Verder lezen de leden van de NSC-fractie in het voorstel tot invoering van een eindheffing bij naheffing ook dat meer werknemers in aanmerking komen voor inkomensafhankelijke regelingen en vragen zij zich af wat hiervan de budgettaire gevolgen zijn. Het voorstel tot invoering van een eindheffing bij naheffing is gebaseerd op de praktijk bij boekenonderzoeken voor de loonheffingen. Wanneer uit een boekenonderzoek volgt dat bepaalde loonbestanddelen ten onrechte niet of niet volledig tot het loon zijn gerekend en in verband daarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, neemt de inhoudingsplichtige de te weinig betaalde loonbelasting doorgaans voor eigen rekening. Als de inhoudingsplichtige besluit de van hem nageheven belasting niet op de werknemer te verhalen, doet hij dit:
− omdat hij de belasting juridisch dan wel feitelijk niet meer kan verhalen op de werknemer. In dat geval wordt dat het feitelijk betaalde of verstrekte (netto)loon wordt herleid naar een grondslag voor de loonbelasting (directe brutering); of
− omdat hij de nageheven belasting niet wil verhalen op de werknemer. In dat geval wordt de te weinig betaalde en nageheven belasting als (netto)loon aangemerkt en herleid tot een grondslag voor de loonbelasting, waarvoor een tweede naheffingsaanslag wordt opgelegd (indirecte brutering).
Hoewel het door middel van directe dan wel indirecte brutering herleide loonbedrag tot het inkomen van de werknemer behoort waarover de werknemer inkomstenbelasting verschuldigd is, wordt dit in de praktijk – voor zover bekend – niet in de heffing van inkomstenbelasting betrokken. Niet bekend is of deze praktijk ertoe leidt dat meer werknemers in aanmerking komen voor inkomensafhankelijke regelingen en wat hiervan de budgettaire gevolgen zijn.
Met de voorgestelde invoering van een eindheffing bij naheffing wordt de hierboven beschreven praktijk gecodificeerd. Niet duidelijk is of door deze codificatie meer werknemers in aanmerking komen voor inkomensafhankelijke regelingen dan bij de huidige praktijk en wat hiervan de budgettaire gevolgen zijn.
De leden van de fractie van SGP vragen de regering naar de inkomenseffecten van het voorliggende wetsvoorstel. Voor de BES-eilanden zijn geen uitgebreide koopkrachtanalyses op basis van verscheidene voorbeeldhuishoudens beschikbaar. Wel kan het kabinet aan de hand van een voorbeeld de inkomenseffecten toelichten. Met het aanpassen van de schijfgrens worden bruto-inkomens tot USD 70.704 niet zwaarder belast dan in de jaren ervoor. Met een bruto-inkomen van USD 70.704 is een belastingplichtige USD 15.200 verschuldigd. Het netto-inkomen op jaarbasis bedraagt dan USD 55.504. Dat is USD 4.625 per maand. Deze bedragen zijn in prijspeil 2024.6
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de in artikel II, onderdeel K, tweede lid van het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 voorgestelde afschaffing van de verrekenbaarheid van de eindafrekening opbrengstbelasting bij een fictieve uitdeling van het vermogen zich verhoudt tot (kort gezegd) diverse regelingen ter voorkoming van dubbele belasting in situaties van een remigratie uit de BES-eilanden (in combinatie met het meeverhuizen van een bv/nv waarvan die persoon aanmerkelijkbelanghouder is) en door de eindafrekening ook vermogen dat is opgebouwd vóór aanvang van de belastingplicht op de BES-eilanden en reeds in het heffingsgebied/land van herkomst is belast, opnieuw wordt belast terwijl de heffing over dat deel van het vermogen op grond van belastingregelingen en belastingverdragen is toegewezen aan het heffingsgebied of het land van herkomst. Het kabinet stelt voorop dat de aanpassing van de Wet inkomstenbelasting BES, zoals opgenomen in artikel II, onderdeel K, tweede lid, van het wetvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 geen gevolgen heeft voor de toepassing van de diverse regelingen ter voorkoming van dubbele belasting die voor de BES-eilanden gelden. Voor zover de leden van de fractie van de ChristenUnie zorgen hebben over mogelijke dubbele heffing ter zake van een remigratie uit de BES-eilanden naar Nederland, een ander land van het Koninkrijk of een ander verdragsland, merkt het kabinet het volgende op. Elke regeling bevat de mogelijkheid een verzoek voor een procedure aan te vragen met de belastingautoriteiten van het andere land om juist in onderling overleg tussen de belastingautoriteiten dubbele belasting op te lossen.
3. Budgettaire aspecten
De leden van de fractie van de VVD begrijpen dat het negatieve budgettaire effect van het belastingplan BES-eilanden 2025 in totaal structureel € 7 miljoen is. Deze leden vragen hoe zich dit verhoudt tot de extra uitgaven aan de BES-eilanden verspreid over de verschillende begrotingen. De totale derving aan de inkomstenkant voor de BES-eilanden komt uit op structureel € 7 miljoen. Deze derving liep mee in de gehele dekkingsopgave van de besluitvorming en is gedekt binnen het inkomstenkader. Voor wat betreft de verhouding tussen uitgaven en inkomsten voor de BES-eilanden in het algemeen verwijst het kabinet ook naar de brief aan de Tweede Kamer van 9 juni 2022 waarin de verdeling van de inkomsten en uitgaven per openbaar lichaam voor het jaar 2019 is opgenomen.7 Hoewel thans de verhoudingen anders liggen, biedt het een goed overzicht over de verhouding inkomsten en uitgaven. Ook verwijst het kabinet naar de motie Hachchi c.s.8 Hierin wordt jaarlijks een overzicht van alle rijksuitgaven aan de BES-eilanden (met uitzondering van de vrije uitkering ofwel het BES-fonds) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties. Deze is te vinden bij de Ontwerpbegroting Koninkrijksrelaties.9 Dit overzicht is ook voor 2024 beschikbaar. Voor 2025 is het bedrag toegenomen van € 482 miljoen naar € 623 miljoen in de respectievelijke begrotingen.
Deze leden vragen verder in hoeverre de werkgevers betrokken zijn geweest bij de uitvoeringstoets van de maatregel identificatie op de werkplek. Lokale werkgevers zijn niet direct betrokken geweest bij de uitvoeringstoets van de maatregel identificatie op de werkplek. De CDB, waarin ook lokale werkgevers op Bonaire zijn vertegenwoordigd, is wel geïnformeerd over de aanstaande identificatie van werknemers door werkgevers maar die organisatie heeft geen bezwaren geuit tegen deze maatregel. Overigens bestaat de indruk dat de meeste lokale werkgevers al een kopie van een geldig identiteitsbewijs van hun werknemers vragen als de arbeidsverhouding tot stand komt.
De leden van de fractie van VVD vragen wat de algehele budgettaire systematiek is voor het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025. Zij vragen in hoeverre de hogere inkomsten en de lagere inkomsten van maatregelen met elkaar in balans moeten zijn. Ook vragen zij hoe de belastingdruk op de BES-eilanden zich verhoudt met de belastingdruk in de rest van Nederland. Met het aanpassen van de schijfgrens worden bruto-inkomens tot USD 70.704 niet zwaarder belast dan in de jaren ervoor. Met een bruto-inkomen van USD 70.704 is een belastingplichtige USD 15.200 verschuldigd. Het netto-inkomen op jaarbasis bedraagt dan USD 55.504. Dat is USD 4.625 per maand. Deze bedragen zijn in prijspeil 2024.10
De belastingdruk (inclusief toeslagen) van een huishouden is sterk afhankelijk van de kenmerken van dat huishouden. Ter vergelijking met het bovengenoemde voorbeeld (tevens in prijzen 2024): in Nederland en uitgaande van een alleenverdiener in loondienst met fiscaal partner en twee kinderen van 6 tot 11 jaar en met een inkomen van USD 70.704 (ofwel € 64.276 uitgaande van een wisselkoers van 1,10 USD/€) houdt men netto, na toeslagen, rond de € 50.000 over, wat neerkomt op USD 3.800 per maand.
De gemiddelde belastingdrukdruk is bij dit inkomen circa 26 procent voor een dergelijk huishouden in Nederland, tegenover 21,5 procent gemiddelde belastingdruk op de BES-eilanden op dit niveau. Bij een inkomen boven de USD 70.424 betreft het marginale tarief op de BES-eilanden 35,4 procent. Ter vergelijking: het marginale tarief voor dit inkomen in Nederland is, uitgaande van hetzelfde voorbeeld, gelijk aan circa 60 procent.
De leden van de fractie van de VVD vragen of het klopt dat de opbrengstbelasting geheven wordt in plaats van de winstbelasting/vennootschapsbelasting (vpb). Deze leden vragen hoe de verhoging gezien moet worden tot de internationale afspraken over de minimumbelasting. De opbrengstbelasting is feitelijk een dividendbelasting zoals die in Nederland geldt. Hoewel bij de introductie van deze belasting is aangegeven dat de heffing (samen met de vastgoedbelasting) inderdaad de winstbelasting voor lichamen vervangt, is de opbrengstbelasting feitelijk vooral van toepassing voor winst die wordt uitgekeerd aan aandeelhouders. De verhoging heeft geen directe relatie met de internationale afspraken die over minimumbelasting zijn gemaakt. Op de BES-eilanden zijn immers nauwelijks bedrijven aanwezig die onder de minimumbelasting vallen. Overigens is met betrekking tot deze internationale afspraken de Wet minimumbelasting 2024 vorig jaar uitgebreid naar de BES-eilanden.
4. Uitvoeringsaspecten
De leden van de fractie van NSC vragen aan de regering of de BES-eilanden een eigen uitvoeringstoets hebben gemaakt over dit wetsvoorstel, naast de door Nederland gemaakte uitvoeringstoets. Zo ja, vragen de leden of de regering kan aangeven of deze is meegenomen in de samenstelling van het Belastingplan. Zo nee vragen de leden of de regering het wenselijk acht om in de toekomst de BES-eilanden een eigen uitvoeringstoets te laten maken. De uitvoeringstoets die gelijktijdig met het wetsvoorstel is gepubliceerd is uitgevoerd en opgesteld door de BCN.11 BCN maakt onderdeel uit van de Belastingdienst Nederland en is daarmee onderdeel van het uitvoeringstoetsproces van de Belastingdienst.
5. Administratieve lasten/gevolgen voor bedrijfsleven en burger
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen waarom het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 geen onderbouwde data en doorrekeningen bevat van koopkrachteffecten voor werknemers, gepensioneerden en ondernemers in verschillende type samenstelling van huishoudens en impact op de eilandseconomieën van de openbare lichamen. Zij vragen of, als deze berekeningen er zijn, de regering deze kan delen. Indien deze er niet zijn vragen deze leden of de regering bereid is deze alsnog te maken. Bij het samenstellen van dit wetsvoorstel is waar mogelijk rekening gehouden met de koopkrachteffecten voor bedrijven en inwoners op de BES-eilanden. Het uitgangspunt is dat vooral de eerdere verhogingen van de belastingvrije som in de jaren 2022–2024 en de thans voorgestelde koppeling van de belastingvrije som aan het wettelijk minimumloon de koopkracht voor de meeste inwoners fors heeft verbeterd. Niet alleen de minima, maar juist ook midden- en hogere inkomens zijn er hierdoor op vooruitgegaan. De specifieke data en capaciteit om per bevolkingssoort alle maatregelen tijdig door te rekenen door instanties als het Centraal Planbureau (CPB) ontbreekt echter, terwijl ook de toekomstige inflatie op de BES-eilanden moeilijk is in te calculeren vanwege de sterk fluctuerende kosten van transport (containers) en brandstof. Het kabinet laat waar mogelijk berekeningen maken, maar door het ontbreken van veel basisdata zal dit niet altijd tijdig kunnen worden uitgevoerd zoals in Nederland.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat de gevolgen zijn voor kleine ondernemers in de praktijk door het vanaf 2026 jaarlijks aanpassen van de kleine ondernemingsregeling. Zij vragen of ondernemers hiermee worden geholpen of juist niet. Kleine ondernemers (eenmanszaken) mogen de in rekening gebrachte ABB zelf houden als de jaaromzet (inclusief ABB) niet hoger is dan USD 30.000. Dit voordeel kan oplopen tot meer dan USD 2.200 per jaar: belasting die een kleine ondernemer dus niet hoeft af te dragen. De aangekondigde maatregel beoogt de USD 30.000-grens jaarlijks aan te passen aan de inflatie en zal dus jaarlijks wat hoger worden (als de afronding op hele getallen dit toestaat). Dat betekent dat ook het netto-voordeel voor kleine ondernemers jaarlijks zal toenemen en dat is voor deze groep gunstig is.
Verder vragen de leden van de fractie van de VVD of de dubbele belastingheffingen tussen Curaçao en Bonaire zijn opgelost. Ook vragen deze leden welke knelpunten er nog bestaan in het vervoer van producten van Curaçao naar Bonaire. Op goederen die inwoners of bedrijven vanuit Bonaire bestellen bij ondernemers op Curaçao en die worden verscheept naar Bonaire rust geen Curaçaose omzetbelasting. De wetgeving aldaar regelt dit met zoveel woorden en hierover bestaat weinig onduidelijkheid. Dat betekent dat (voor zover goederen niet reeds zijn vrijgesteld op de BES-eilanden) enkel ABB wordt geheven bij invoer van deze goederen.
6. Advies en consultatie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn benieuwd hoe de regering aankijkt tegen de suggestie in de laatste alinea op pagina 9 van de gezamenlijke brief van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 30 juli 2024 over het Belastingplan BES-eilanden 2025, die met de Prinsjesdagstukken is gepubliceerd, om de heffing van opbrengstbelasting uit te breiden tot filialen van buiten de BES-eilanden gevestigde bv’s/nv’s, omdat die momenteel – behoudens vastgoedbelasting als sprake is van vastgoedbezit – geen enkele belasting betalen over winstuitdelingen en zodoende een oneerlijke situatie bestaat tussen binnen de BES-eilanden gevestigde bv’s/nv’s enerzijds en buiten de BES-eilanden gevestigde bv’s/nv’s met filialen op eilanden. De leden vragen of de regering dit kan toelichten.
De suggestie om deze filialen (vaste inrichtingen) op de BES-eilanden van buitenlandse ondernemingen in de heffing van opbrengstbelasting te betrekken kan binnen de huidige kaders van opbrengstbelasting niet worden gerealiseerd. De opbrengstbelasting belast namelijk de uitkering van winst van een lichaam aan een eigenaar/gerechtigde, terwijl een vaste inrichting geen uitkering aan de eigenaar/gerechtigde van het hoofdhuis doet. Het hoofdhuis is immers al gerechtigd tot de winst of de liquide middelen van de vaste inrichting en vaak is er geen onderscheid te maken tussen gelden die aan de vaste inrichting toekomen en aan het hoofdhuis. Maar belangrijker nog heeft een uitbreiding van de opbrengstbelasting geen effect omdat de regelingen ter voorkoming van dubbele belasting die op de BES-eilanden betrekking hebben zodanig uitwerken dat de heffing van een winstuitkering van een vaste inrichting op de BES-eilanden naar een buitenlands hoofdhuis niet aan de BES-eilanden wordt toegewezen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of de regering kan toelichten op welke wijze zij in het fiscale stelsel op de BES-eilanden mogelijkheden ziet om vergroening te bevorderen. Deze mogelijkheden zijn beperkt. De inkomsten- en loonbelasting, alsmede de vastgoed-, opbrengst- en overdrachtsbelasting zijn geen heffingswetten waar vergroening een rol van betekenis speelt. De benzineaccijns wordt daarentegen laag gehouden, terwijl een accijns op vervuilende diesel en kerosine helemaal ontbreekt om de economische ontwikkeling van de BES-eilanden niet te verstoren. Om die reden ontbreken ook milieubelastingen. Bij de ABB zijn er wel een aantal beperkte mogelijkheden, waarvan reeds een aantal jaren gebruik wordt gemaakt. Voor de invoer van elektrische auto’s, materialen voor de bouw en installatie van windmolens en zonnepanelen geldt een nultarief bij invoer en is er een vrijstelling in de ABB voor alle dienstverlening omtrent de installatie van windmolens en zonnepanelen.
In het algemeen stuit het effect van (fiscale) vergroening van de mobiliteit op de BES-eilanden overigens ook op praktische kwesties, vooral omdat bijvoorbeeld het aantal laadpalen voor elektrische auto’s te laag is (Bonaire) of simpelweg ontbreekt (Saba en Sint Eustatius).
Deze leden vragen ook hoe de regering aankijkt tegen het voorstel bovenaan pagina 15 van de gezamenlijke brief van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba van 30 juli 2024 over het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 om lokale toeleveranciers van de agrarische sector gelijkelijk te faciliteren als de importen van buiten de BES-eilanden gevestigde toeleveranciers. Zij vragen de regering verwacht dat dit de voedselzekerheid kan bevorderen en de kosten van levensonderhoud kan verlagen. Het kabinet staat niet onwelwillend tegenover deze suggestie en zal graag met vertegenwoordigers van de sector overleggen om lokale toeleveranciers gelijk te stellen met overige toeleveranciers. Het kabinet verwacht echter, gezien de zeer kleine (huidige) omvang van de landbouwsector, dat dit niet substantieel de voedselzekerheid kan bevorderen en dus ook niet de kosten van levensonderhoud structureel zal verlagen.
7. Gezamenlijke brief BES-eilanden
Op 31 juli jl. is een brief ontvangen van de eilandsraden, bestuurscolleges en gezaghebbers van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en het Kiescollege van Bonaire (hierna: de openbare lichamen). In deze brief geven zij een reactie op de voorgenomen maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025. Hieronder wordt een conceptreactie gegeven op deze brief. Daarbij wordt de volgorde van de brief van de openbare lichamen aangehouden, te weten:
1. De afwezigheid van doorrekeningen van de voorgenomen maatregelen.
2. Het voorstel om de volgende onderdelen uit het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 te halen:
a. Verlaging van de toepassing (instap) naar de tweede tariefschijf in de Wet inkomstenbelasting BES;
b. Vervallen vrijstelling loonstamrechten en spaar- en voorzieningenfondsen in de Wet loonbelasting BES;
c. Verhogen opbrengstbelasting en aanmerkelijkbelangtarief van 5% naar 7,5%;
d. Verhogen belasting voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) op arbeid voor de eigen vennootschap;
e. Aanpassen verrekening in de inkomstenbelasting voor dga’s met BV/NV van eindafrekening opbrengstbelasting ook in legitieme situaties;
f. Verhogen vastgoedbelasting van 10% naar 11% voor onroerende zaken waarin bedrijfsmatig een hotel wordt geëxploiteerd; en
g. Het zonder overgangsrecht verkorten investeringsfaciliteit vastgoedbelasting van tien tot vijf jaar.
3. Voorstel toevoegen aan het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025:
a. De transport- en verzekeringskosten buiten de grondslag ABB laten;
b. Het gelijkelijk toekennen faciliteiten aan lokale toeleveranciers agrarische sector; en
c. Het terugdraaien verhoging in 2024 van ABB voor de invoer van bestelauto’s.
4. Aandacht voor de capaciteit en menskracht Douane.
Het kabinet merkt allereerst op dat bij het ontwerp van het huidige fiscale stelsel op de BES-eilanden om meerdere redenen niet is gekozen voor een volledige integratie met het fiscale stelsel in Nederland.12 Dat neemt echter niet weg dat op de BES-eilanden het draagkrachtbeginsel onverminderd van toepassing is en verwacht mag worden dat de sterkste schouders relatief de zwaarste lasten dragen.
1. Afwezigheid doorrekeningen van de voorgenomen maatregelen
De openbare lichamen menen dat het treffen van lastenverzwarende fiscale maatregelen onderbouwd moet zijn vanuit de behoeften van inwoners en bedrijven op de BES-eilanden, dat dit niet kan zonder een gedegen data-analyse en CPB-doorrekeningen en dat dergelijke berekeningen niet zijn gemaakt. Het niet voorhanden hebben van data-analyses en CPB-doorrekeningen voor de BES-eilanden, zoals in Nederland, is helaas een gegeven. Ook de Commissie Thodé wijst hierop in het rapport «Een waardig bestaan» op een «tekortschietend datalandschap».13 Dat neemt niet weg dat de Commissie verstrekkende voorstellen heeft gedaan ter bestrijding van armoede en om te komen tot een in haar ogen (meer) waardig bestaan van de inwoners van de BES-eilanden. De invoering van een aantal van deze maatregelen heeft een dekkingsvraagstuk doen ontstaan waarvoor in het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 deels een oplossing is gezocht. Overigens is bij de totstandkoming van de voorgestelde maatregelen zoveel mogelijk gekeken naar data die wel beschikbaar zijn. Hierna wordt bij enkele van de specifieke maatregelen aangegeven waarmee het kabinet rekening heeft gehouden.
2. Voorstel schrappen uit Belastingplan BES-eilanden 2025
De openbare lichamen vragen de volgende wijzigingen geen deel te laten uitmaken van het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025:
a. Verlaging van de toepassing (instap) naar de tweede tariefschijf Wet inkomstenbelasting BES
Deze voorgestelde maatregel zou moeten vervallen omdat er geen koopkrachtanalyse aan te grondslag ligt en een onderbouwing van de inkomensgrens ontbreekt. Bij het ontwerp van deze maatregel is onder meer gekeken naar het aantal personen dat door de voorgenomen wijziging in de tweede schijf zal vallen en het inkomen dat zij verdienen. Voor inwoners met een inkomen tot USD 72.850 leidt deze maatregel in 2025 niet tot een achteruitgang van het netto-inkomen. Naar verwachting verdienen in 2025 naar verwachting ongeveer 1.800 belastingplichtigen meer dan dit inkomen. Deze belastingplichtigen gaan over het inkomen boven USD 72.850 vijf procentpunten meer belasting betalen. Gelet op deze cijfers en de beperkte impact van de maatregel voor lagere en middeninkomens ziet het kabinet geen reden om deze voorgestelde maatregel te laten vervallen.14
b. Vervallen vrijstelling loonstamrechten en spaar- en voorzieningenfondsen in de Wet loonbelasting BES
De openbare lichamen merken op dat bij de voorgestelde wijzigingen niet voldoende aandacht is besteed aan de beperkte sociale vangnetten bij ontslag en andere onvoorziene situaties. Verder merken zij op dat de publieke voorzieningen zeer schaars zijn en dat er niet of nauwelijks mogelijkheden zijn om particulier bij te verzekeren. Ook zijn de openbare lichamen tegen afschaffing van deze faciliteiten zonder degelijke analyse in een Caribisch-Nederlandse context.
Met de afschaffing van de stamrechtvrijstelling wordt slechts een mogelijkheid om belastingheffing uit te stellen beëindigd. Het loon wordt dus op een eerder moment belast en dus niet zwaarder belast. Bij het voorstel de stamrechtvijstelling te laten vervallen is bepalend geweest dat de vrijstelling voor loonstamrechten in Nederland al in 2014 is afgeschaft met de bedoeling de overheidsfinanciën structureel meer op orde te brengen en te streven naar zo min mogelijk beklemming op toekomstige inkomsten (behalve bij pensioen of lijfrente) en dat om die reden er geen zwaarwegende argumenten zijn om loonstamrechten op de BES-eilanden anders te behandelen.
Bij het voorstel voor een andere fiscale behandeling van spaar- en voorzieningenfondsen heeft het kabinet overwogen dat dit naar verwachting niet leidt tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor netto-inkomens van werknemers met lage inkomens die niet tevens over aanzienlijke spaartegoeden beschikken:
- de aangegroeide rente wordt niet meer als loon maar als opbrengst van roerend kapitaal aangemerkt;
- op het totaal van de rente die is aangegroeid op in het fonds en buiten het fonds aangehouden spaartegoeden is tot een bedrag van USD 5.000 de rentevrijstelling van toepassing; en
- de (tot een bedrag van maximaal USD 470 per jaar beperkte) aftrek van de werknemersstorting in het fonds vervalt.
Anders dan in Nederland en anders dan de openbare lichamen lijken te suggereren, biedt de fiscale wetgeving op de BES-eilanden overigens nog volop mogelijkheden om een fiscale oudedagsreserve of pensioen in eigen beheer op te bouwen. De mogelijkheden om op de BES-eilanden ten laste van de fiscale winst te reserveren voor risico’s sluiten aan bij die in Nederland.
c. Verhogen opbrengstbelasting en aanmerkelijkbelangtarief van 5% naar 7,5%
Op de BES-eilanden wordt van een lichaam geen winstbelasting geheven. Wel wordt de aan de aandeelhouder uitgedeelde winst belast naar een tarief van 5%. De winst die een IB-ondernemer geniet wordt daarentegen wel belast; zij het met inkomstenbelasting. Het stelsel van heffing van belasting over de winst die door een lichaam wordt genoten en uitgekeerd, wijkt niet alleen aanmerkelijk af van de wijze waarop de winst van een IB-ondernemer wordt belast, maar ook van de wijze waarop dat gebeurt in de omringende landen (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) en in Nederland. In deze landen wordt van lichamen wel een volwaardige winstbelasting geheven en wordt de aan de aandeelhouder uitgedeelde winst op een meer substantiële wijze in de heffing van de inkomstenbelasting betrokken. Mede hierom kiest het kabinet voor de verhoging van de opbrengstbelasting. Dat is een eerste stap naar een meer gelijke behandeling van de winst die door een lichaam wordt genoten en uitgedeeld aan de aandeelhouder enerzijds en de winst die wordt genoten door de IB-ondernemer anderzijds.
d. Verhogen belastingheffing voor de directeur-grootaandeelhouder op arbeid voor eigen BV/NV
De openbare lichamen pleiten voor het niet door laten gaan van het voorstel om de doelmatigheidsmarge af te schaffen indien het loon van de dga lager is dan het normbedrag of het loon door toepassing ervan onder het normbedrag uitkomt.
Een andere omschrijving voor gebruikelijk loon is marktconform loon (voor de arbeid die de dga verricht). In 2024 is niet het gebruikelijk loon verhoogd, maar het normbedrag (tot USD 40.848). Dit normbedrag is van belang voor de verdeling van het bewijs bij toepassing van de gebruikelijkloonregeling. De dga heeft de last om te bewijzen dat een gebruikelijk loon voor zijn arbeid lager is dan het normbedrag, de inspecteur heeft de last om te bewijzen dat een gebruikelijk loon hoger is. Als een dga niet aannemelijk maakt dat een gebruikelijk loon lager is dan het normbedrag, ligt het niet in de rede om niet ten minste het normbedrag te belasten. In mijn brief van 3 april 2024 heb ik inzichtelijk gemaakt dat het netto-inkomen van de dga met een gebruikelijk loon onder of tot het normbedrag niet lager is dan dat van de gewone werknemer van wie het brutoloon gelijk is aan het gebruikelijk loon van de dga.15 Dat volgt ook uit de beantwoording van de vragen bij het onderhavige wetsvoorstel.
e. Aanpassing verrekening in de inkomstenbelasting voor dga’s met BV/NV van eindafrekening opbrengstbelasting ook in legitieme situaties
De opbrengstbelasting die verschuldigd is over een fictieve vervreemding kan onder de huidige wetgeving niet worden verrekend met de op aanslag verschuldigde inkomstenbelasting. Het voorstel deze «exitheffing» niet aan te merken als voorheffing op de verschuldigde inkomstenbelasting is geen wijziging van de bestaande praktijk maar slechts een verduidelijking ervan.
f. Verhogen vastgoedbelasting van 10% naar 11% voor onroerende zaken waarin bedrijfsmatig een hotel wordt geëxploiteerd
Per 2013 is met terugwerkende kracht vanaf 2011 het reguliere tarief voor de vastgoedbelasting voor hotels tijdelijk verlaagd. Vooral de nasleep van de bankencrisis (2007–2011) was hier de oorzaak van, alsmede de kick-start die de regering indertijd heeft willen geven aan hoteliers na de ontmanteling van het Nederlands-Antilliaanse staatsverband. De openbare lichamen willen graag dat dit verlaagde tarief een permanent karakter krijgt vanwege de relatief hoge investeringen in vastgoed. De COVID-pandemie heeft de eerdere beëindiging van het verlaagde tarief vertraagd. Thans zijn er geen goede redenen meer om de hotelsector te blijven vrijwaren van het reguliere tarief van de vastgoedbelasting; de bankencrisis is voorbij, de COVID-pandemie is voorbij en de hotelsector (vooral op Bonaire) doet het relatief gezien goed.
Het kabinet onderkent de verschillen tussen Bonaire enerzijds en Saba/Sint Eustatius anderzijds waar de openbare lichamen op hameren. Op de Bovenwindse Eilanden is de bezettingsgraad van hotels lager en deze omstandigheid zou een lager tarief voor hotelvastgoed rechtvaardigen. Dat verschil in belastingdruk wordt thans op dit moment nog ondervangen door de omstandigheid dat nog veel hotels op Saba en Sint Eustatius lager zijn gewaardeerd, dan wel dat zij relatief meer van de zogenoemde investeringsvrijstelling in de vastgoedbelasting gebruik maken, op basis waarvan tien jaar lang vastgoedbelasting tegen een lage waarde wordt geheven. Daar komt bij dat ook andere dan hoteleigenaren die het algemene tarief vastgoedbelasting betalen ook met hoge kosten en investeringen te maken hebben.
g. Zonder overgangsrecht verkorten investeringsfaciliteit vastgoedbelasting van tien tot vijf jaar
De openbare lichamen merken op dat zonder overgangsrecht de investeringsfaciliteit vastgoedbelasting wordt verkort van tien tot vijf jaar. De voorgestelde verkorting van de termijn van de investeringsregeling geldt voor die gevallen waarin de eerste investering voor 1 januari 2025 plaatsvindt. Voor die datum afgegeven beschikkingen behouden hun looptijd van tien jaar. Vanwege de omstandigheid dat beschikkingen voor investeringen gedaan in 2024 vaak pas in 2025 worden afgegeven is overgangsrecht nodig.
3. Voorstel toevoegen aan Belastingplan BES-eilanden 2025
De openbare lichamen stellen voor de volgende beleidsmaatregelen op te nemen in het Belastingplan BES-eilanden 2025:
a. transport- en verzekeringskosten buiten de grondslag ABB laten
De openbare lichamen stellen voor om de kosten van levensonderhoud en zaken te verlagen door transport- en verzekeringskosten buiten de grondslag van de ABB bij invoer te laten. Het kabinet onderzoekt of dit tot de mogelijkheden behoort. Omdat daarvoor onder meer overleg nodig is met de World Customs Organization, kan dat niet meer meelopen met het Belastingplan BES-eilanden 2025.
b. gelijkelijk toekennen faciliteiten aan lokale toeleveranciers agrarische sector
Het kabinet onderzoekt het idee om lokale toeleveranciers in de agrarische sector op enige wijze fiscaal te ondersteunen. Hierbij dient dan wel de zeer beperkte omvang van de sector op de BES-eilanden in ogenschouw te worden genomen, alsmede de risico’s van oneigenlijk gebruik en de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst Caribisch Nederland (BCN).
c. terugdraaien verhoging in 2024 van ABB voor de invoer van bestelauto’s
Het tarief voor bestelauto’s is vorig jaar aangepast (Belastingplan BES eilanden 2024). Dit is uitgebreid toegelicht in de memorie van toelichting bij het Belastingplan BES eilanden 2024. De maatregel is op uitdrukkelijk verzoek van BCN ingevoerd om oneigenlijk gebruik van bestelauto’s tegen te gaan. Het gaat daarbij met name om discussies over de kwalificatie van de desbetreffende auto bij invoer (personenauto’s hoog belast/bestelauto’s laag belast) en discussies over de ter beschikkingstelling van auto’s aan werknemers als loon in natura. Het kabinet is daarom niet voornemens deze aanpassing terug te draaien.
4. Capaciteit en menskracht Douane
Door de openbare lichamen wordt tot slot gevraagd gepaste aandacht te besteden aan de tekorten in de menskracht bij het vaststellen van de begroting van de kosten van de BCN en de Douane Caribisch Nederland. Deze kwestie raakt het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 niet, maar is een aangelegenheid van de uitvoering en zal daar onder de aandacht worden gebracht.
De Staatssecretaris van Financiën,
F.L. Idsinga
Kamerstukken II 2023/24, 36 418, nr. 86.↩︎
De BES-eilanden hebben een eigen tabelcorrectiefactor die in november van het lopende jaar wordt vastgesteld. Dan worden ook de definitieve bedragen in prijspeil 2025 bekend.↩︎
Brief van 3 april 2024, kenmerk 2024-0000215957.↩︎
Kamerstukken II, 2009/10, 32 189, nr. 3, p. 3 en 4.↩︎
De BES-eilanden hebben een eigen tabelcorrectiefactor die in november van het lopende jaar wordt vastgesteld. Dan worden ook de definitieve bedragen in prijspeil 2025 bekend.↩︎
De BES-eilanden hebben een eigen tabelcorrectiefactor die in november van het lopende jaar wordt vastgesteld. Dan worden ook de definitieve bedragen in prijspeil 2025 bekend.↩︎
Brief van 9 juni 2022, Kenmerk 2022-0000264268.↩︎
Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 28.↩︎
Ontwerpbegroting 2025 Koninkrijksrelaties p. 69, bijlage 6, tabel 44, Departementaal overzicht Rijksuitgaven Caribisch Nederland.↩︎
De BES-eilanden hebben een eigen tabelcorrectiefactor die in november van het lopende jaar wordt vastgesteld. Dan worden ook de definitieve bedragen in prijspeil 2025 bekend.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 36 604, nr. 3.↩︎
Kamerstukken II 2009/10, 32 189, nr. 3, p. 3–6↩︎
Commissie Sociaal Minimum Caribisch Nederland, Een waardig bestaan: een sociaal minimum dat voorziet in toenemend perspectief op zelfredzaamheid, p. 8.↩︎
Bij deze berekening is nog geen rekening gehouden met de toepassing van de eventuele tabelcorrectiefactor.↩︎
Kamerstukken I, 2023/24, 36 419, nr. D.↩︎