Reactie op verzoek commissie over het afgelegde werkbezoek van de commissie aan Zwitserland en Oostenrijk
Landbouw- en Visserijraad
Brief regering
Nummer: 2024D38362, datum: 2024-10-14, bijgewerkt: 2024-11-12 11:57, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1675).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1675 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z15812:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-10-15 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-23 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-11-14 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1675 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2024
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste Kamercommissie LVVN over het werkbezoek Zwitserland en Oostenrijk, ingezonden dd. 8 oktober 2024.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
1
De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van het commissiewerkbezoek aan Zwitserland en Oostenrijk veel inspiratie opgedaan om te betrekken bij discussies over landbouw, natuur en een goed verdienmodel in Nederland. Ontegenzeggelijk zijn deze landen op veel terreinen niet te vergelijken met Nederland. Echter, op het gebied van een aantal uitdagingen zijn er wel degelijk overeenkomsten. Deze leden vragen daarom hoe de Minister kijkt naar het stelsel van coöperatieve supermarkten. Ziet de Minister dat er in een dergelijke vorm meer toezicht is op het belang van een goed verdienmodel voor boeren?
Antwoord
Ik ben bekend met het stelsel van coöperatieve supermarkten in Zwitserland. Een coöperatieve supermarkt is een winkel waarbij leden zeggenschap hebben over de koers van het bedrijf. Naast een financiële gezonde organisatie, kunnen bij een coöperatie andere doelen voorop staan. Deze doelen worden door alle leden samen vastgesteld, en zijn bijvoorbeeld doelen rondom productiewijzen, biodiversiteit, of een voorkeur voor voedsel van eigen bodem. Een goed verdienmodel voor boeren wordt onder meer vormgegeven door het maken van ketenafspraken tussen primaire producenten en supermarkten. Dat kan in deze vorm van coöperatieve supermarkten, maar ook op andere manieren. Ketenafspraken kunnen ook bestaan uit overeenkomsten met leveranciers over biologisch aanbod. Het Beter Leven keurmerk van de Dierenbescherming is een voorbeeld van een bekende ketenafspraak in Nederland. Met het Beter Leven Keurmerk voor 1 ster kip hebben Nederlandse supermarken bijvoorbeeld samen met de gehele keten afspraken gemaakt, die ook bijdragen aan het verdienvermogen van boeren. Daarnaast ontplooien boeren zelf ook (korte keten) initiatieven zoals het concept van de Herenboeren waarin 250 consumenten samen met de boeren coöperatief mede eigenaar zijn van het bedrijf. Toezicht op vergoedingen en een goed verdienmodel voor boeren vindt daarnaast plaats vanuit de Wet Oneerlijke Handelspraktijken in de Landbouw en Voedselvoorzieningsketen. Dat neemt niet weg dat ketenpartijen een grote verantwoordelijkheid dragen voor een passende vergoeding voor de inspanningen die zij vragen van boeren, en daarmee voor een goed verdienmodel voor de producenten.
2
Welke voorstellen en ideeën heeft zij om voedsel van Nederlandse bodem in de schappen te krijgen, niet alleen in de retail, maar vooral óók in de non-retail/de horeca?
Antwoord
Het aanbieden van voedsel van Nederlandse bodem in de gehele voedselomgeving, zowel supermarkten, catering en horeca, vind ik een belangrijk aspect van het voedselbeleid. Het is in eerste instantie aan producenten en retail, en ook de horeca om bij te dragen aan herkenbaarheid en zichtbaarheid van regionaal en Nederlands product. Onlangs heb ik, in reactie op de Motie Nijhof -Leeuw over versterking van de boer-tot-bordstrategie door een Nederlandse vlag op producten van eigen bodem (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1652), aangegeven dat ik graag met producenten en retail het gesprek hierover zal aangaan. Dat doe ik ook in mijn kennismakingsgesprek met partijen uit de horeca.
3
Zowel in Zwitserland (nationale middelen), als in Oostenrijk (via het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)) zijn er ruime Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)-pakketten in gebieden waar voedselproductie vanwege natuurlijke beperkingen niet de hoofdtak is in de bedrijfsvoering. Het kabinet trekt 500 miljoen euro structureel uit. Ziet de Minister kansen om dit budget te verhogen met GLB-middelen en wat vindt het kabinet van een nadrukkelijker verschuiving van hectarepremie, naar middelen voor diensten?
Antwoord
Dit kabinet geeft een forse impuls aan het versterken van agrarisch natuurbeheer. De inzet van structurele middelen is van belang voor het bieden van voorspelbaar beleid. De inzet van deze middelen zal samenhangen met de inzet van GLB-middelen die zijn bestemd voor de versterking van landschap en agrarische natuur. Het Nationaal Strategisch Plan van het GLB voor de periode 2023–2027 voorziet al in een nadrukkelijke verschuiving van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen. Boeren hebben daarop verwachtingen gebaseerd en plannen gemaakt. Het GLB-budget is echter beperkt. Schuiven van GLB-middelen naar agrarisch natuurbeheer zou ten koste gaan van andere doelen. Dat raakt aan resultaatafspraken die Nederland heeft gemaakt met de Europese Commissie. Nederland kan voor de periode vanaf 2028 nieuwe keuzes maken. Daarbij hecht ik aan het belang van het inkomen van de boeren, voorspelbaarheid van beleid en kijk ik ook naar mogelijke versterking van doelgerichte betalingen.
In mijn aangekondigde contourenbrief over de inzet van de structurele middelen voor agrarisch natuurbeheer, die ik voor het Kerstreces met uw Kamer zal delen, zal ik nader ingaan op de relatie tussen het GLB en deze middelen.
4
Kostprijsproductie op de duurste grond ter wereld beent het verdienmodel van boeren uit. Deze leden zijn trots op de Nederlandse agrarische internationale positie in de wereld. Deelt de Minister echter de opvatting dat deze nadruk op export, óók een keerzijde heeft voor de boer: namelijk een stevige demping van het verdienmodel? Zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om hier wat aan te doen, zo nee, waarom niet?
Antwoord
De export van agrarische producten zie ik als een belangrijk onderdeel van het verdienvermogen van de agrarische sector in Nederland. De boeren in Nederland produceren kwalitatief goede producten en weten deze te verwaarden, zowel binnen Nederland als op internationale markten. De totale verdiensten voor de Nederlandse economie van de export van agrarische producten van Nederlandse makelij in 2023 waren 45,7 miljard euro1 ]. Nederland is een open economie, met veel handel binnen de EU vrijhandelszone en ook daarbuiten. Uiteraard kan de prijsvorming op de internationale markt het van producenten vragen om op een efficiënte wijze te produceren om de concurrentie aan te kunnen. Nederlandse boeren tonen zodanig ondernemerschap dat velen van hen hiertoe goed in staat zijn. Daarnaast zijn er boeren die voor de binnenlandse markt produceren en een groot deel van hun inkomen verkrijgen uit binnenlandse verkoop. Dat kan plaatsvinden via ketenafspraken, in niches, maar ook op de vrije markt. Prijsvorming van producten die gemakkelijk uitwisselbaar zijn, en ook door vele andere leveranciers worden geproduceerd, wordt beïnvloed door internationale marktprijzen en ontwikkelingen in vraag en aanbod op de wereldmarkt. Nederland profiteert enorm van deze open economie, en bovendien zorgt deze internationale concurrentie er ook mede voor dat de voedselprijzen in Nederland relatief betaalbaar blijven.
5
De leden van de PVV- en PvdD-fracties hebben kennisgenomen van het conceptverslag van het werkbezoek aan Zwitserland en Oostenrijk. Deze leden hebben hier op dit moment geen vragen over.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma
Nederlandse agrarische sector in internationaal verband. (Rapport / Wageningen Economic Research; No. 2024–002). Wageningen Economic Research. https://doi.org/10.18174/648919↩︎