36154, eindtekst
Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens)
Eindtekst
Nummer: 2024D38364, datum: 2024-10-14, bijgewerkt: 2024-10-14 13:59, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2022Z13679:
- Indiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Medeindiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-07-05 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-07-05 17:15: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid - LET OP tijdstip gewijzigd (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-09-07 14:00: Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) (36154) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-01-24 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-01-26 13:20: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-05 16:30: Extra procedurevergadering commissie SZW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-09-12 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2023-09-12 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-09-25 10:45: Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) (36154) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-10-08 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2024-10-08 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-22 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 8 oktober 2024 |
|
Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) | |
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de mogelijkheid tot gedeeltelijke afkoop van ouderdomspensioen in de vorm van een bedrag ineens te herzien om deze beter uitvoerbaar en uitlegbaar te maken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET BEDRAG INEENS, RVU EN VERLOFSPAREN
De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid van artikel 69a komt te luiden:
2. De uitbetaling in verband met de afkoop, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer door de pensioenuitvoerder uitgesteld tot de maand januari volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt, met dien verstande dat dit verzoek voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gedaan, en uitbetaling op dat uitgestelde moment alleen mogelijk is mits het geen nettopensioen betreft en de deelnemer of gewezen deelnemer in leven is op de eerste dag van die maand en als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen:
a. is gelegen in de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt; of
b. gelijk is aan de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, wordt bereikt.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Bij overlijden van de pensioengerechtigde na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar voor de eerste dag van de maand januari, bedoeld in het tweede lid, keert de pensioenuitvoerder eenmalig een bedrag uit ten gunste van de nalatenschap van de pensioengerechtigde, indien de pensioengerechtigde overeenkomstig het tweede lid heeft verzocht om uitstel van de betaling.
4. Het in het derde lid bedoelde bedrag is gelijk aan het verschil tussen de som van de termijnen van het ouderdomspensioen dat zou worden uitgekeerd wanneer geen verzoek tot afkoop was gedaan en de som van de feitelijk uitgekeerde termijnen van het ouderdomspensioen, berekend over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot de overlijdensdatum of de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt âbedoeld in het eerste en tweede lidâ vervangen door âbedoeld in het eerste lidâ.
B
Artikel II, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid van artikel 80b komt te luiden:
2. De uitbetaling in verband met de afkoop, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer door de pensioenuitvoerder uitgesteld tot de maand januari volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt, met dien verstande dat dit verzoek voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gedaan, en uitbetaling op dat uitgestelde moment alleen mogelijk is mits het geen nettopensioen betreft en de deelnemer of gewezen deelnemer in leven is op de eerste dag van die maand en als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen:
a. is gelegen in de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt; of
b. gelijk is aan de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, wordt bereikt.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Bij overlijden van de pensioengerechtigde na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar voor de eerste dag van de maand januari, bedoeld in het tweede lid, keert de pensioenuitvoerder eenmalig een bedrag uit ten gunste van de nalatenschap van de pensioengerechtigde, indien de pensioengerechtigde overeenkomstig het tweede lid heeft verzocht om uitstel van de betaling.
4. Het in het derde lid bedoelde bedrag is gelijk aan het verschil tussen de som van de termijnen van het ouderdomspensioen dat zou worden uitgekeerd wanneer geen verzoek tot afkoop was gedaan en de som van de feitelijk uitgekeerde termijnen van het ouderdomspensioen, berekend over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot de overlijdensdatum of de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt âbedoeld in het eerste en tweede lidâ vervangen door âbedoeld in het eerste lidâ.
C
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Na paragraaf 4.3.1.5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4.3.1.5a. Uitkeringsproduct
Artikel 4:71.0a
1. Een aanbieder van een uitkeringsproduct biedt de consument voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst inzake een uitkeringsproduct de mogelijkheid om de keuze te maken om een deel van de aanspraak op de periodieke uitkeringen als bedrag ineens uit te laten keren indien:
a. het bedrag ineens maximaal tien procent van die aanspraak op periodieke uitkeringen bedraagt;
b. het bedrag ineens wordt uitgekeerd tegelijk met de eerste periodieke uitkering; en
c. de resterende aanspraak op de periodieke uitkeringen meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 3.133, tiende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2. Onder een uitkeringsproduct als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een lijfrenteverzekering, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen 3.125, eerste lid, onderdeel a of c, of 3.126a, vierde lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarbij periodiek een bedrag wordt uitgekeerd aan de consument.
3. De uitbetaling in verband met het bedrag ineens, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de consument door de aanbieder uitgesteld tot de maand januari volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt, met dien verstande dat uitbetaling op dat moment alleen mogelijk is als de consument in leven is op de eerste dag van die maand en als de ingangsdatum van de periodieke uitkeringen:
a. is gelegen in de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt; of
b. gelijk is aan de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt.
4. Bij overlijden van de consument na de ingangsdatum van de periodieke uitkeringen, maar voor de eerste dag van de maand januari, bedoeld in het derde lid, keert de aanbieder van het uitkeringsproduct eenmalig een bedrag uit ten gunste van de nalatenschap van de consument indien de consument overeenkomstig het derde lid heeft verzocht om uitstel van de betaling van het bedrag ineens.
5. Het bedrag, bedoeld in het vierde lid, is gelijk aan het verschil tussen de som van de termijnen die zou worden uitgekeerd wanneer geen verzoek tot het uitkeren van een bedrag ineens was gedaan en de som van de feitelijk uitgekeerde termijnen, berekend over de periode vanaf de ingangsdatum van de periodieke uitkeringen tot de overlijdensdatum of de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt.
6. Na toepassing van het vierde en vijfde lid worden in geval van een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, vierde lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet inkomstenbelasting 2001 de uitkeringen gedaan aan de erfgenamen van de consument alsof de consument niet heeft gekozen voor een bedrag ineens.
7. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op opgebouwde aanspraken op periodieke uitkeringen voortvloeiend uit nettolijfrenten als bedoeld in artikel 5.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover sprake is van een lijfrenteverzekering, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen 3.125, eerste lid, onderdelen a of c, of 3.126a, vierde lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
B
In de bijlage bij artikel 1:79 en de bijlage bij artikel 1:80 wordt in de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiĂ«le ondernemingen in de numerieke volgorde â4:71.0a, eerste, derde, vierde en zesde lidâ ingevoegd.
D
Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:
1. In het in onderdeel A, onder 3, opgenomen tiende lid wordt â⏠4.475â vervangen door â⏠4.607â.
2. Het in onderdeel A, onder 3, opgenomen elfde lid komt te luiden:
11. Bij een gedeeltelijke afkoop als bedoeld in artikel 4:71.0a van de Wet op het financieel toezicht van een aanspraak op lijfrente als bedoeld in de artikelen 3.125, eerste lid, onderdelen a of c, of 3.126a, vierde lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, vindt het eerste lid geen toepassing. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op een aanspraak op lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a of c, die is ondergebracht bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tweede zin.
3. Het in onderdeel A, onder 3, opgenomen twaalfde lid vervalt, onder vernummering van het in onderdeel A, onder 3, opgenomen dertiende lid tot twaalfde lid.
4. Onderdeel C komt te luiden:
C
Artikel 5.16c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt âartikel 3.133, tweede lid, onderdeel dâ vervangen door âartikel 3.133, tiende lidâ.
2. Onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot zevende tot en met tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Het eerste lid is mede niet van toepassing op een gedeeltelijke afkoop als bedoeld in artikel 4:71.0a, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht.
E
In artikel V, onderdeel C, onder 2, wordt âmet toepassing van de artikelen 66, 67, 68 of 69a van de Pensioenwetâ vervangen door âmet overeenkomstige toepassing van de artikelen 66, 67, 68 of 69a van de Pensioenwetâ.
ARTIKEL II. INDEXATIE
Het in artikel I, onderdeel D, onder 1, van deze wet als tweede genoemde bedrag wordt vóór toepassing van dat onderdeel vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de ingevolge artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 aan het begin van het kalenderjaar 2023 toegepaste inflatiecorrectie op het bedrag, genoemd in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, van die wet.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP DE LOONBELASTING 1964
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt in artikel 32ba, achtste lid, na âvan die wet,â ingevoegd âvermeerderd met de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 33a, vijfde lid, van die wet,â.
ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij kan worden bepaald dat artikel III terugwerkt tot en met 1 januari 2021.
ARTIKEL V. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet herziening bedrag ineens.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
De Staatssecretaris van Financiën,