[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen commissie over de begroting van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025

Brief regering

Nummer: 2024D39089, datum: 2024-10-17, bijgewerkt: 2024-11-08 12:40, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-36600-XIII-15).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XIII-15 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z16138:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 600 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17Ā oktober 2024

Tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling EZ en NGF van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) hebben de leden van uw Kamer vragen gesteld. Bijgevoegd vindt u in het tweede deel de antwoorden op een deel van die vragen (zie 2024Z16140). De overige vragen zal ik op 17Ā oktober mondeling beantwoorden.

Daarnaast heeft de vaste commissie voor Economische Zaken op 9Ā oktober jl. een aantal schriftelijke vragen gesteld in het verslag van de rapporteurs over de begroting van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025 (2024Z15465/2024D37615). Bijgevoegd vindt u in het eerste deel deze antwoorden.

De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts

Antwoorden schriftelijke vragen vaste commissie voor Economische Zaken verslag rapporteurs begroting EZ

1

Kunt u aangeven met welke specifieke beleidsmaatregelen of -aanpassingen uw eigen departement de productiviteitsgroei gaat aanjagen, gegeven dat u minder subsidiemiddelen tot uw beschikking heeft (EZKĀ 2025, pĀ 75)?

Antwoord

EZ stimuleert een toekomstbestendige en welvarende economie, bijvoorbeeld door innovatie te stimuleren en digitalisering te bevorderen. In de aangekondigde productiviteitsagenda zal ik u nader informeren hoe ik, binnen de kaders van het Regeerprogramma, de productiviteitsgroei in Nederland wil bevorderen. Naast de agenda, zijn in het Regeerprogramma al een aantal concrete maatregelen opgenomen die naar verwachting ook positieve gevolgen hebben voor productiviteit. Bijvoorbeeld:

ā€¢ De wettelijke verplichting om het Adviescollege toetsing regeldruk vroegtijdig te betrekken bij wetgeving. Dit kan op termijn de regeldruk fors verminderen, waardoor bedrijven weer echt kunnen ondernemen.

ā€¢ Een stabiele en voorspelbare innovatiestimulans. Denk aan de WBSO en een aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling. Hierdoor wordt het doen van onderzoek en ontwikkeling aantrekkelijker, en komt het meest innovatieve bedrijfsleven gemakkelijker aan personeel.

ā€¢ Invest-NL krijgt ook additionele middelen van in totaal 900 miljoen euro voor het toekomstige verdienvermogen en daarmee de verhoging van productiviteit.

2

Kunt u aangeven wat in uw ogen de belangrijkste beleidsmaatregelen en/of -uitgaven van andere departementen zijn die een cruciale bijdrage (kunnen) leveren aan toekomstige productiviteitsgroei? Kunt u aangeven hoe u uw rol daarin ziet om dat voor elkaar te krijgen?

Antwoord

Het beleid van OCW met betrekking tot onderwijs en leven lang ontwikkelen (LLO) en het arbeidsmarktbeleid van SZW zijn in dit verband bijvoorbeeld van belang. Met deze departementen werk ik al nauw samen aan verschillende initiatieven, zoals het Actieplan Groene en Digitale Banen. Ook binnen de aangekondigde productiviteitsagenda zal ik nauw samenwerken met deze en andere departementen. In de productiviteitsagenda zal ik nader op deze samenwerking ingaan. Zoals toegezegd informeer ik de Kamer voor het kerstreces met een update over de productiviteitsagenda.

3

Ziet u mogelijkheden om een deel van de fiscale maatregelen op uw begroting om te vormen zodat ze een grotere bijdrage leveren aan productiviteitsgroei en concurrentievermogen (EZK 2025, p 91)?

Antwoord

Het kabinet heeft de ambitie om deze kabinetsperiode een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel vorm te geven. Het is een brede wens om tot een eenvoudiger en beter stelsel te komen. De Staatssecretaris van FinanciĆ«n ā€“ Fiscaliteit en Belastingdienst zal voor het herfstreces u hierover nader informeren.

Conform het Hoofdlijnenakkoord staat verbetering van het vestigingsklimaat ā€“ en dus productiviteitsgroei en concurrentievermogen ā€“ voorop. Hierbij wordt ook gekeken naar fiscale maatregelen.

4

Kunt u aangeven wat specifiek uw verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn met betrekking tot het coƶrdineren en ontwikkelen van het industriebeleid? Welke inspraak of zeggenschap heeft u met betrekking tot het relevante beleid van andere bewindspersonen zoals K&GG en Defensie (EZK 2025, p 71)?

Antwoord

In mijn coƶrdinerende rol voor het industriebeleid agendeer ik de inzet van relevante beleidsinstrumenten door de verschillende ministeries, bewaak ik de consistentie van deze inzet en draag ik zorg voor een coherent en effectief beleidskader. Het topsectorenbeleid en het actieprogramma maritieme maakindustrie zijn hier voorbeelden van. De Ministers van de afzonderlijke departementen zijn eerstverantwoordelijk voor de inzet van instrumenten op de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen.

Industriebeleid raakt op veel vlakken aan het beleid van andere departementen, bijvoorbeeld op het gebied van de defensie, infrastructuur, ruimtelijke ordening en groene groei. Daar waar er aanzienlijke overlap tussen de beleidsterreinen is trekken de departementen gezamenlijk op. Een voorbeeld, naast de hiervoor al genoemde voorbeelden, is de samenwerking tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninklijkrelaties, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Economische Zaken bij project Beethoven.

5

Kunt u aangeven wat voor mogelijkheden/instrumenten u heeft richting collega bewindspersonen met betrekking tot het behalen van doelen op het gebied van beoogde regeldruk reductie?

Antwoord

In het regeerprogramma is goed terug te lezen dat dit kabinet zeer veel belang hecht aan een stevige regeldrukaanpak. Daarom heb ik het instrumentarium aangepast. Zo wordt het adviescollege toetsing regeldruk (ATR) in de vroege fase van het regelgevingsproces en bij EU-voorstellen betrokken. Hiervoor ligt een voorstel in de Tweede Kamer. Er komt een ministeriƫle Stuurgroep waarin we gezamenlijk werken aan concrete oplossingsrichtingen met als doel de kosten van verplichtingen naar beneden te brengen en de werkbaarheid van regels te verbeteren. Ik ga de stuurgroep voorzitten, zodat ik kan aansturen op concrete afspraken. Verder spreek ik mijn collega-ambtgenoten aan op het belang van regeldruk voor ondernemers als ik dossiers voorbij zie komen waar dit aan de orde is. Ik gebruik hiervoor de adviezen van ATR of de signalen die ik van mijn ambtenaren ontvang. Daarnaast zorgen de MKB-toets en de aanpassingen aan de Bedrijfseffectentoets ervoor dat er in de vroege fase van het regelgevingsproces al extra aandacht is voor regeldruk voor bedrijven.

6

Hoe kijkt u aan tegen de cijfermatige trend waarin de winstquote stijgt, de arbeidsinkomensquote daalt en ook de raming van het CPB voorspelt dat de AIQ in 2028 nog altijd lager ligt dan in het vorige decennium (MJN, p23)? Hoe duidt u dit tegen de achtergrond van Ā«een profiterende samenlevingĀ» zoals beschreven in uw begroting (EZĀ 2025, p13)?

Antwoord

Ik stuur niet op de arbeidsinkomensquote dan wel op de winstquote. Deze indicatoren worden dan ook niet beschreven in de factsheets brede welvaart bij de begroting Economische Zaken. Voor de AIQ of de winstquote is namelijk geen vastgesteld optimaal niveau. Of de dalende AIQ een probleem is hangt af van de oorzaken. Het zou bijvoorbeeld kunnen komen door technologische vooruitgang, zoals robotisering. Dat brengt veel goeds in een krappe arbeidsmarkt. Maar het zou ook kunnen komen door marktmacht, of een instroom van laagbetaalde arbeidsmigranten. Daar wil het kabinet wat aan doen.

Kortom, met die onderliggende oorzaken hou ik mij als Minister van Economische Zaken bezig. Niet met een technische indicator als de AIQ. Wat betreft de stijgende winsten, het CPB laat zien dat over de periode 2019ā€“2023 zowel de winsten als de lonen zijn gestegen. De lonen groeiden met 25%. De winsten stegen inderdaad iets harder met bijna 30 procent. Prijzen, en dus winsten, reageren direct op de stand van de conjunctuur, terwijl lonen dit doen met enige vertraging vanwege de CAO-systematiek. Dit zien we ook nu gebeuren. Zo raamt het CPB dat de AIQ de komende jaren stijgt. Om te zorgen dat de samenleving meeprofiteert van economische groei, stuurt het kabinet op koopkracht. En die ontwikkelt zich positief. Het mediane huishouden gaat er in 2024 2,5% op vooruit en gemiddeld +0,8% per jaar tussen 2025 en 2028. Dit kom onder andere door de lastenverlichting voor werkenden, zoals de introductie van een derde schijf in de inkomstenbelasting en een verlaging van de tarief eersteĀ schijf, en het verhogen van de huurtoeslag en kindgebonden budget.

7

Welke mogelijkheden ziet u om de belangrijke pijlers van uw beleid (zoals regeldruk, fiscaliteit, innovatie, etc.) verder te voorzien van toetsbare doelen en indicatoren alsmede een beleidstheorie/analyse hoe deze gaan helpen Ā«hogere doelenĀ» zoals concurrentievermogen (top 5), productiviteitsgroei en brede welvaart te bereiken?

Antwoord

Doelen en indicatoren

In het regeerprogramma heeft het kabinet concrete doelen en indicatoren aangekondigd. Een daarvan is dat de regeldruk voor ondernemers merkbaar daalt gedurende deze kabinetsperiode. Dit monitoren we via de website regeldrukmonitor.nl. Op fiscaliteit streven we naar een stabiele en voorspelbaar vpb-tarief, een voldoende aantrekkelijke fiscale kenniswerkersregeling, de WBSO en de Innovatiebox. Op innovatie houdt dit kabinet vast aan de doelstelling dat Nederland 3% van het bruto binnenlands product uitgeeft aan publieke en private investeringen in R&D. Andere concrete doelen en indicatoren, bijvoorbeeld over concurrentievermogen en regionale economieƫn, kunt u terugvinden in hoofdstuk 10b van het regeerprogramma.

Beleidstheorie en analyse

Dit kabinet wil het verdienvermogen van Nederland versterken. Dat is belangrijk voor onze brede welvaart en voor het kunnen betalen van collectieve voorziening als zorg, onderwijs en veiligheid. De belangrijkste route daarnaartoe is het verhogen van de productiviteit. Door vergrijzing vlakt de groei van het arbeidsaanbod de komende periode namelijk af. Op de langere termijn is productiviteitsgroei daarom de voornaamste bron van economische groei en daarmee van een brede stijging van de welvaart in Nederland.

Uit onderzoek blijkt dat vooral grote bedrijven en een innovatieve bedrijven bijdragen aan een productieve economie. Daarom zijn investeringen in R&D en innovatie zo belangrijk en moet ons land aantrekkelijk blijven voor grote bedrijven. Concurrentievermogen is dƩ manier om als land aantrekkelijk te blijven voor grote bedrijven.

Het International Institute for Management Development meet het concurrentievermogen aan de hand van veertien pijlers. Een van de pijlers waarop Nederland het meest is gedaald is de werking van de overheid. Daar maken fiscaliteit en regeldruk deel van uit. De doelen op fiscaliteit, innovatie en regeldruk dragen daarmee bij aan ons productiviteit, ons concurrentievermogen en daarmee op lange termijn aan onze brede welvaart.

8

Kunt u ten aanzien van uw ambitie om tot de top 5 meest concurrerende economieĆ«n te behoren aangeven waar u dit aan afmeet? U maakt vermelding van de Global Competitiveness Report. Wanneer was de laatste editie van dit rapport en verschijnt deze in de toekomst nog (EZKĀ 2025, p 70)?

Antwoord

Het Zwitserse IMD Business School stelt jaarlijks de Global Competitiveness Report op. Deze bestaat uit 333 indicatoren om concurrentievermogen aan af te meten. De laatste versie is gepubliceerd op 18Ā juni 2024. Nederland is daarbij van de 5e plaats naar de 9e plaats gezakt. IMD publiceert dit rapport jaarlijks sinds 1989 en we weten al dat het in 2025 op 17Ā juni weer wordt gepubliceerd.

9

Afhankelijk van welke bron u gebruikt: wat is uw analyse waarom Nederland aan het wegzakken is en hoe grijpt uw beleid daarop in?

Antwoord

Er zijn verschillende indicatoren die worden gemeten om een dergelijke index op te stellen. Op sommige indicatoren doen we het goed, denk bijvoorbeeld aan mate van internationale handel en investeringen. Op andere indicatoren hebben we nog werk te doen. Met name de Nederlandse scores binnen de pijlers Ā«Business EfficiencyĀ» en Ā«InfrastructureĀ» zijn gedaald. Indicatoren binnen deze pijlers relateren onder andere aan de krappe arbeidsmarkt en technologische/digitale infrastructuur. Via verschillende initiatieven, zoals ook geschetst in het regeerprogramma, pak ik de versterking van het ondernemingsklimaat op. Bijvoorbeeld via het Pact en de ondernemingstop. De productiviteitsagenda zal ook bijdragen aan een concurrerende economie.