Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief omtrent onterechte incheckplicht voor OV- abonnementhouders
Openbaar vervoer
Brief regering
Nummer: 2024D39244, datum: 2024-10-17, bijgewerkt: 2024-11-08 12:06, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-23645-831).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 23645 -831 Openbaar vervoer.
Onderdeel van zaak 2024Z16214:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-10-22 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-23 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-02-20 10:00: Openbaar vervoer en taxi (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
23 645 Openbaar vervoer
Nr. 831 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2024
De vaste commissie Infrastructuur en Waterstaat heeft een brief van een burger ontvangen waarin wordt gesteld dat:
• De incheckplicht in het openbaar vervoer niet geldt voor abonnementhouders. Artikel 47 van het Besluit personenvervoer 2000 (verder: Bp2000) richt zich volgens de briefschrijver enkel op reizigers die nog moeten betalen voor hun reis. Volgens de briefschrijver blijkt dit uit de tekst zelf waarin de woorden «voor ontwaarding bestemd apparaat» (lid 1 onder b) en «te betalen ritprijs» (lid 2 onder d) staan. Artikel 47 en de incheckplicht zouden daarom niet van toepassing zijn op abonnementhouders.
• Omdat artikel 47 niet van toepassing is, is artikel 48, het zogenaamde boeteartikel, dit ook niet. Artikel 48 richt zich volgens de briefschrijver bovendien exclusief op reizigers die hun reiskosten niet hebben betaald. Een abonnementhouder, die vooraf heeft betaald voor de reis, valt volgens deze redenering buiten de werking van dit artikel. Gelet hierop zouden vervoerders onterecht opgelegde boetes aan abonnementhouders moeten terugbetalen, aldus de briefschrijver.
In de regelgeving (artikel 70 Wet personenvervoer 2000) is vastgelegd dat een reiziger in het bezit moet zijn van een geldig vervoerbewijs. Artikel 47 Bp2000 geeft aan dat een reiziger, die gebruik maakt van een OV-chipkaart, in het bezit dient te zijn van een geldig elektronisch vervoerbewijs. Een elektronisch vervoerbewijs is geldig indien, onder meer, de reismogelijkheden van het elektronisch vervoerbewijs toereikend zijn voor de te maken reis en het vertrekpunt elektronisch is geregistreerd, artikel 47 tweede lid onder b. Door het in- en uitchecken wordt gecontroleerd of de reismogelijkheden op de OV-chipkaart, in de vorm van afboeking van een bedrag of een vooraf betaald reisrecht, voldoende zijn voor het maken van een reis. Dit bepaalt mede of het vervoerbewijs op een geldige wijze wordt gebruikt. Elektronische registratie van
het vertrekpunt kan niet anders dan door inchecken, ongeacht of dit door afboeking van een bedrag is of in de vorm van een abonnement. Beiden zijn vormgegeven als elektronisch vervoerbewijs.
Dit is eveneens toegelicht in de artikelsgewijze toelichting op artikel 47 Bp20001.
De tekst «voor afgifte of ontwaarding bestemd apparaat» uit het eerste lid van artikel 47 doelt op de incheckapparatuur. De apparatuur registreert bij OV-chipkaarten met een financieel saldo ook de betaling voor het reizen, maar deze apparatuur registreert ook het vertrekpunt.2
De tekst «de te betalen vervoerprijs voor de rest ten minste gelijk is aan het tarief dat de gebruiker van het elektronisch vervoerbewijs daarvoor verschuldigd is» uit het tweede lid onder d is toegevoegd om het onterecht gebruiken van reducties te voorkomen.3 Dit kan tevens om de vervoerprijs van een abonnementhouder gaan.
In 2015 is in opdracht van reizigersvereniging Rover en de Consumentenbond juridisch onderzoek4 gedaan waarin werd gesteld dat de incheckplicht voor sommige abonnementen onnodig is. Wanneer echter bij het ene reisrecht wel ingecheckt moet worden en bij het andere niet vergroot dit de onduidelijkheid en het risico op fouten. Een eenduidig handelingsperspectief is duidelijk voor alle reizigers en vervoerders kunnen de incheckdata gebruiken om extra voertuigen in te zetten wanneer blijkt dat de voertuigen op bepaalde trajecten vol zijn. Om (onder andere) deze redenen geldt de wettelijke incheckplicht ook voor abonnementhouders. De incheckplicht is eveneens geregeld in de vervoervoorwaarden van de vervoerders.5
Als niet is ingecheckt, is er geen sprake van een geldig vervoerbewijs op grond van artikel 47, tweede lid Bp2000. Gelet op artikel 48, tweede lid, Bp2000 is de reiziger op vordering van de vervoerder een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag verschuldigd indien hij: a. niet voldoet aan de in artikel 47, eerste lid, bedoelde verplichting. Omdat artikel 47 van toepassing is, is artikel 48 ook van toepassing. Artikel 48 richt zich dan ook niet exclusief op reizigers die hun reiskosten niet hebben betaald.
Er is derhalve geen aanleiding voor de conclusie dat abonnementhouders niet onder deze artikelen zouden vallen.
Volledigheidshalve valt te vermelden dat er een coulanceregeling bestaat waarmee reizigers met bepaalde landelijke abonnementen maximaal drie keer per jaar een verzoek in kunnen dienen om de boete kwijt te schelden wanneer ze per ongeluk zijn vergeten in te checken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
C.A. Jansen
Staatsblad 2006, nr. 612, Onder Artikel I onderdeel E «Een elektronisch vervoerbewijs is ongeldig als het begin van de reis niet of niet correct wordt geregistreerd.»↩︎
Staatsblad 2006, nr. 612, nota van toelichting, algemeen deel onder punt 2.↩︎
Staatsblad 2006, nr. 612, Onder Artikel I onderdeel E, « Het nieuwe onderdeel d regelt dat een vervoerbewijs tevens als ongeldig wordt beschouwd als een reiziger, zonder dat hij daar recht op heeft, gebruik maakt van bepaalde reducties bij het reizen.»↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2014/15, mr. 2236↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 28 642, nr. 62.↩︎