Nieuwe arbitrage procedure tegen de Staat onder het Energiehandvestverdrag
Gaswinning
Brief regering
Nummer: 2024D39585, datum: 2024-10-18, bijgewerkt: 2024-11-05 09:36, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Mede ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -1261 Gaswinning.
Onderdeel van zaak 2024Z16376:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Medeindiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Medeindiener: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2024-10-22 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-05 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2024-12-11 10:00: Mijnbouw (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
33529 Gaswinning
Nr. 1261 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2024
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van
Buitenlandse Zaken over een internationale arbitrage die door ExxonMobil
Petroleum & Chemical BV, gevestigd te België, (hierna: Exxon België)
op 30 september jl. bij het International Centre for Settlement of
Investment Disputes (ICSID) is ingediend. Dit betreft een formele
investeerder-staat geschillenbeslechtingsprocedure tegen de Nederlandse
Staat. De Kamer is eerder over deze procedure geïnformeerd in de
Kamerbrief van 9 oktober jl. over de stand van zaken van de procedures
tussen de Staat, NAM, Shell en ExxonMobil (Kamerstuk 33 529, nr.
1260).
De start van deze juridische procedure door Exxon België komt als een
verrassing.
Deze partij claimt indirect aandeelhouder van NAM te zijn en beroept
zich als investeerder in NAM op de investeringsbescherming onder het
Verdrag inzake het Energiehandvest (in het Engels: Energy Charter Treaty
en hierna: ECT).
De aanvraag tot arbitrage is ingeluid met een zogenaamde ‘notice of
dispute’, die op 1 juli jl. door de Staat is ontvangen. In deze brief
gaf Exxon België aan bereid te zijn om een internationale
arbitrageprocedure te starten vanwege schade die zij meent te lijden
door niet nakoming van de Staat van het Akkoord op Hoofdlijnen, gesloten
met de directe aandeelhouders van NAM.
Een dergelijke procedure dient ingevolge artikel 26, eerste lid en
tweede lid, van het ECT te worden ingeluid met een zogenaamde
‘afkoelingsperiode’ van ten minste 90 dagen. In deze periode moeten een
investeerder en een staat proberen om, bij een beweerde niet-nakoming
van een verplichting onder het ECT door een staat, hun geschil zo
mogelijk door middel van een minnelijke schikking in onderling overleg
op te lossen. Er heeft hierover slechts één gesprek plaatsgevonden, dat
geen resultaat heeft opgeleverd.
In dit gesprek is door de Staat aangegeven dat er reeds drie arbitrage
procedures lopen met NAM en haar aandeelhouders over hetzelfde onderwerp
en dat onduidelijk is welke rol Exxon België speelt in dit kader
aangezien tot op heden alle gesprekken met contactpersonen van
ExxonMobil Nederland hebben plaatsgevonden. De Staat heeft in dat kader
om verduidelijking gevraagd, maar deze niet gekregen. In plaats daarvan
ontving de Staat de aankondiging dat de arbitrage procedure was
ingediend bij ICSID.
Ten aanzien van de gekozen procedure is relevant dat de Nederlandse
Staat zich al eerder op het standpunt heeft gesteld dat, gelet op de
jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, een
arbitrage procedure tussen een investeerder van een EU-lidstaat en een
EU-lidstaat – ook onder het ECT – in strijd is met Europees recht. De
EU-lidstaten en de Europese Commissie hebben bovendien over een
(juridisch bindende) overeenkomst onderhandeld betreffende de
interpratie en toepassing van het ECT, waarin partijen hun
gemeenschappelijke interpretatie bevestigen dat de arbitrageclausule als
vervat in het ECT niet van toepassing is en nooit had mogen worden
toegepast als basis voor intra-EU arbitrageprocedures. Daarnaast is door
de EU en de lidstaten, waaronder Nederland en België, een
interpretatieve verklaring afgelegd op 26 juni jl. waarin deze
gemeenschappelijke interpretatie van de EU en de lidstaten is
vastgelegd.
In dat kader wijzen wij ook op het feit dat Nederland het ECT heeft
opgezegd en dat het ECT op 28 juni 2025 voor Nederland buiten werking
zal treden. Onder de sunsetclausule zal het verdrag nog 20 jaar in
werking zijn voor investeringen die reeds bestonden voor 28 juni
2025.
De Nederlandse Staat bereidt zich desalniettemin voor op het voeren van
deze internationale arbitrageprocedure parallel aan de al lopende
Nederlands Arbitrage Instituut (NAI)-arbitrage procedures. Daarbij zal
allereerst ten aanzien van de bevoegdheid van het tribunaal verweer
gevoerd worden. Deze procedure zal zo transparant mogelijk worden
gevoerd. Daarbij dient rekening gehouden te worden met zowel het
vertrouwelijke karakter van dergelijke arbitrages, alsook met het
beschermen van de procespositie van de Staat. Wij zullen de Kamer op
belangrijke procesmomenten informeren. Over de inhoud kan de Kamer
desgewenst in een technische briefing vertrouwelijk nader geïnformeerd
worden.
De minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever