[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzamelbrief welzijn dieren buiten de veehouderij

Dierenwelzijn

Brief regering

Nummer: 2024D39615, datum: 2024-10-18, bijgewerkt: 2024-10-30 13:38, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28286 -1352 Dierenwelzijn.

Onderdeel van zaak 2024Z16390:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1352 Brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2024

Gezelschapsdieren vormen bij bijna de helft van de huishoudens in Nederland een belangrijk onderdeel van het gezin. Zij worden liefdevol verzorgd en belonen ons met plezier en verbondenheid. Ook spelen ze een belangrijke rol in het voorkomen van eenzaamheid en depressie. Omdat huisdieren steeds meer als volwaardig familielid worden gezien, neemt ook de zorg over het welzijn vanuit de maatschappij toe. Ik zie dit ook terug in de vragen die de Kamer stelt over verbeteringen rondom het houden en aanschaffen van gezelschapsdieren.

Met de toenemende waarde van dieren in ons leven rijst ook de vraag of de mens-dier interactie als wederzijds positief wordt ervaren. De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen aangekondigd en in gang gezet om het mentale en fysieke welzijn van gezelschapsdieren te verbeteren. Daarbij is gekeken naar de behoeften van het dier, maar ook de verantwoordelijkheid die de diereigenaar heeft in de aanschaf en verzorging. Zo is de huis- en hobbydierenlijst in werking getreden, is er een houdverbod voor vouwoorkatten en naaktkatten geconsulteerd en is het onderzoek naar het aanschafgedrag van mensen die een kortsnuitige hond kopen bijna afgerond.

De komende jaren ga ik verder met het verbeteren van het mentale en fysieke welzijn van gezelschapsdieren. Zo ga ik bijvoorbeeld aan de slag met het uitwerken van een positieflijst voor reptielen en ga ik verder met het houdverbod voor naaktkatten en katten met vouworen.

Moties en toezeggingen

In deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang op een aantal moties en toezeggingen over het welzijn van dieren buiten de veehouderij. De volgende onderwerpen komen aan bod:

Verantwoord houderschap

  • Motie van de leden de Groot en Moorlag over een positieflijst voor amfibieën, vogels en reptielen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41);

  • RDA Inspiratietafel n.a.v. zienswijze ‘Plezier voor mens én dier?’;

  • Onderzoeksrapport naar aanleiding van de Motie van het lid Graus inzake dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen (Kamerstuk 28 286, nr. 1151);

Handhaving

  • Toezegging Aanscherping Strafvorderingsrichtlijn dierenmishandeling en dierverwaarlozing (TZ202306-024);

  • Motie van de leden Wassenberg, Graus en Futselaar over aparte regels voor inbeslagname van dieren (Kamerstuk 35 892, nr. 25);

  • Toezegging naleving verbeterafspraken Dolfinarium (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337);

  • Versterking signaleringsrol van gemeentelijke boa’s t.a.v. dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1155);

Honden en katten

  • Motie van het lid Kostić over zich ervoor inzetten dat het aangekondigde Europese identificatie- en registratievoorstel ook voor zwerfhonden en zwerfkatten gaat gelden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1658);

  • Stand van zaken bijtincidenten (procesupdate) (Kamerstuk 28 286, nr. 1322);

  • Houdverbod katten met vouworen en naaktkatten (Kamerstuk 28 286, nr. 1288);

  • Voortgang op toezegging chip- en registratieplicht kat (Kamerstuk 28 286, nr. 1287);

  • Toezegging onderzoeken DNA-databanken als alternatief voor een chipplicht voor katten (Kamerstuk 28 286, nr. 1256).

Overig

  • Motie van het lid Kostić inzake opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en hun huisdieren (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 68);

  • Motie van het lid Graus inzake mogelijkheden om huisdieren in beslag te nemen zodra slachtoffers van huiselijk geweld in veiligheid zijn gebracht (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 42).

Verantwoord Houderschap

Motie van de leden De Groot en Moorlag over een positieflijst voor amfibieën, vogels en reptielen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41)

Op 1 juli 2024 is de huis- en hobbydierenlijst, de positieflijst voor zoogdieren, in werking getreden. Dit is een belangrijke stap in het beschermen van het welzijn van dieren en de veiligheid van mensen. Voor andere dierklassen is zo’n lijst er nog niet. Zoals aangegeven bij de begrotinsbehandeling ga ik het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst opdracht geven om mij te adviseren over een positieflijst voor reptielen.

Ik doe dit omdat ik zie dat ook bij deze dieren er soorten worden gehouden die hiervoor niet geschikt zijn. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren, bijvoorbeeld wanneer een dier ontsnapt. Ook het welzijn van reptielen komt in het geding wanneer de soort eigenlijk te complex is om gehouden te worden.

Met deze stap geef ik uitvoering aan de motie van de leden De Groot en Moorlag over een positieflijst voor amfibieën, vogels en reptielen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41). Ook geef ik uitvoering aan de toezegging die in 2012 is gedaan om de onderzoeken voor positieflijsten voor andere dierklassen op te starten (Kamerstuk 28 286, nr. 587). Het ontwikkelen van een lijst voor reptielen zal veel tijd in beslag nemen, het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt. Ik zal u op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

RDA Inspiratietafel n.a.v. zienswijze ‘Plezier voor mens én dier?’

In het licht van toenemend maatschappelijk bewustzijn rondom dierenwelzijn en de introductie van het begrip ‘dierwaardigheid’, heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) in de zienswijze ’Plezier voor mens én dier?’ beschreven hoe het gesteld is met het welzijn van dieren die gebruikt worden voor sport, ontspanning, traditie en vermaak. Uit de zienswijze komt helaas naar voren dat er nog veel activiteiten met dieren bestaan waarbij het dierenwelzijn niet op orde is.

Een van de aanbevelingen is dan ook een oproep te doen aan verenigingen om dierenwelzijnsplannen te maken voor de verbetering van het welzijn van deze categorie dieren. Een aantal verenigingen heeft al een ethische code. Om elkaar te kunnen inspireren en om van elkaar te leren is de RDA door LVVN gevraagd om een inspiratietafel te organiseren (Kamerstuk 28 286, nr. 1303).

Deze inspiratietafel vond in februari plaats. Bij de tafel waren 11 organisaties aanwezig die dieren inzetten voor sport, ontspanning, traditie of vermaak. Het was een constructieve bijeenkomst, waarin de organisaties ervaringen uitwisselden en best practices deelden over dierenwelzijn binnen hun sector. De RDA wil in november een vervolg op de inspiratietafel organiseren.

Ik vind het belangrijk dat de geluiden die in de februarisessie naar voren kwamen, bijvoorbeeld wat betreft de balans tussen zelfregulering en regulering vanuit de overheid, dan concreter worden gemaakt. Zo kan per sector duidelijk worden wat ze nodig hebben om dierenwelzijn te verbeteren, en wordt ook duidelijk welke rol LVVN hierin kan spelen. Ook is het belangrijk dat partijen concrete afspraken maken over hoe ze elkaar onderling kunnen opzoeken en verder kunnen helpen om dierenwelzijn binnen hun sector te bevorderen.

Onderzoeksrapport naar aanleiding van de Motie van het lid Graus inzake dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen (Kamerstuk 28 286, nr. 1151)  

Naar aanleiding van de motie-Graus (PVV), waarin de regering wordt verzocht dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen in kaart te laten brengen door (veterinair) ter zake deskundigen en deze uit te faseren (Kamerstuk 28 286, nr. 1151), is onderzoek gedaan. Dit onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Human-Animal Interactions van Aeres Hogeschool Dronten. Er is gekeken naar het gebruik van hulp- en trainingsmiddelen bij honden en paarden, omdat er veel verschillende hulp- en trainingsmiddelen worden toegepast bij deze diersoorten en het gebruik van een aantal middelen regelmatig ter discussie wordt gesteld. Dit onderzoek is afgerond. Het rapport ‘Het gebruik van hulp- en trainingsmiddelen bij honden en paarden’ vindt u als bijlage bij deze brief.

Tijdens het onderzoek is gekeken naar twee onderdelen:

  • De kennis van de trainer;

  • De hulp- en trainingsmiddelen en welke risico’s die opleveren voor het dierenwelzijn.

Het rapport onderschrijft dat het belangrijk is dat een trainer kennis heeft over het gedrag van het dier en leerprincipes om gedrag aan of af te leren. Deze kennis is nodig om hulp- en trainingsmiddelen zodanig te gebruiken dat het welzijn van de dieren niet wordt aangetast. Het moet voor het dier duidelijk zijn wat de trainer van het dier verwacht en de trainer moet aan de hand van gedragssignalen kunnen aflezen of het dier iets niet begrijpt of onprettig vindt. Alleen dán kan ingeschat worden wat het effect van hulp- en trainingsmiddelen is, en of het gebruik ervan correct is.

Uit het onderzoek blijkt dat deze kennis nog niet in alle gevallen voldoende aanwezig is bij trainers. Ik roep trainers dan ook op om zich hierin te bekwamen. Om gedrag bij paarden beter te leren herkennen, kan de gratis Welzijnsgids Coach- en Therapiepaarden worden gedownload1.

Aan experts is gevraagd om het risico op welzijnsaantasting van geïnventariseerde hulp- en trainingsmiddelen in te schatten, omdat er onvoldoende wetenschappelijke literatuur over deze middelen voorhanden is. Daaruit komt naar voren dat het allerbelangrijkste is dat hulp- en trainingsmiddelen correct worden gebruikt. Bij correct gebruik is er geen consensus onder de experts over de omvang van het risico op welzijnsaantasting. Bij incorrect gebruik is er welzijnsaantasting, maar hoe groot het risico is was alleen consensus op bij een aantal hulp- en trainingsmiddelen die bij paarden worden gebruikt.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om op dit moment bepaalde hulp- en trainingsmiddelen uit te faseren. Uit de toelichting van de experts kunnen wel algemene risicofactoren worden afgeleid, die ter harte genomen moeten worden bij de afweging om een bepaald hulp- en trainingsmiddel te gebruiken. Daarnaast zien de experts risico's bij het gebruik van middelen die de bewegingsvrijheid of normaal lichaamsgebruik van het dier beperken, het dier een geforceerde houding aan laten nemen, onbalans teweegbrengen en middelen die druk uitoefenen op kwetsbare en/of gevoelige lichaamsdelen.

Ik zal daarom een afwegingskader laten ontwikkelen, waarmee welzijnsrisico’s bij het gebruik van hulp- en trainingsmiddelen goed in kaart kunnen worden gebracht. Het afwegingskader kan vervolgens gebruikt worden door de sector, bij het opstellen van een dierenwelzijnsplan.

Handhaving

Toezegging aanscherping Strafvorderingsrichtlijn dierenmishandeling en dierverwaarlozing (TZ202306-024)

Zoals toegezegd aan lid Wassenberg tijdens het plenaire debat over de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing op 11 mei 2023 (Kamerstuk 35 892) is door de minister van Justitie en Veiligheid met het Openbaar Ministerie (OM) gesproken over aanscherping van de Strafvorderingsrichtlijn dierenmishandeling en dierverwaarlozing. Op 1 januari 2024 is de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing in werking getreden.

Deze wet ziet onder andere toe op het strenger bestraffen van het mishandelen, verwaarlozen en doden van dieren. Ook omvat deze wet onder andere de mogelijkheid van het opleggen van een zelfstandig houdverbod en een aanzienlijk verhoogd strafmaximum van drie naar vijf jaar gevangenisstraf en een geldboete van de vierde categorie naar de vijfde categorie voor deze delicten.

Per 1 januari 2024 is als uitwerking van de wet ook een nieuwe, aangescherpte, richtlijn voor strafvordering dierenmishandeling, dierendoding, dierenverwaarlozing, bijtincidenten en overtreding houdverbod dieren (2023R010) in werking getreden. Deze strafvorderingsrichtlijn bevat uitgangspunten voor het formuleren van de OM afdoening of de strafeis. In deze richtlijn zijn hogere strafeisen en de mogelijkheid tot het opleggen van een zelfstandig houdverbod opgenomen.

Motie van de leden Wassenberg, Graus en Futselaar over aparte regels voor inbeslagname van dieren (Kamerstuk 35 892, nr. 25)

Bij de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing op 11 mei 2023 is een motie van leden Wassenberg, Graus en Futselaar aangenomen (Kamerstuk 35 892, nr. 25). De motie vraagt om aparte regels voor de inbeslagname van dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren wordt gewaarborgd.

In lijn met de motie zijn er ook nu al regels voor het borgen van dierenwelzijn bij de inbeslagname van dieren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zorgt ervoor dat in beslag genomen dieren op een dierwaardige manier bij de opslaghouder terechtkomen. RVO stelt eisen aan opslaghouders, onder andere met betrekking tot de verzorging en huisvesting. De opslaghouder ontfermt zich na een medische check over het welzijn en de gezondheid van het dier.

Deze opslaghouders zijn partijen die gespecialiseerd zijn in de opvang van dieren. Zij zijn daarbij verplicht de Wet Dieren, en de daarop gebaseerde wetgeving, na te leven en worden hier ook op gecontroleerd. In aanvulling daarop geeft het OM aan dat de intrinsieke waarde van dieren bij de inbeslagname en bewaring, in lijn met de motie Wassenberg c.s., daarbij vooropstaat. Dit is zichtbaar in bijvoorbeeld artikel 10 lid 2 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, waar speciale regels voor dieren staan. Zo wordt er onder andere rekening gehouden met de duur van de opvang.

Met bovenstaande uitleg heb ik geïllustreerd dat het waarborgen van de intrinsieke waarde van dieren bij inbeslagname al door bestaande regels adequaat geborgd is. Dit heeft de Minister van Justitie en Veiligheid ook aangegeven in de antwoorden op de schriftelijke vragen over het jaarverslag 2023 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36560-VI-9). Ik beschouw de motie hiermee, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, als afgedaan.

Toezegging naleving verbeterafspraken Dolfinarium (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337)

In 2022 is aan het lid Wassenberg toegezegd (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337) de Kamer periodiek te informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van de verbeteringen die het Dolfinarium moet doorvoeren. In januari 2024 heeft de Kamer een laatste update hierover ontvangen (Kamerstuk 28 286, nr. 1324). Mijn ambtsvoorganger heeft de Kamer toen laten weten dat het educatieve programma van het Dolfinarium werd beoordeeld en het Dolfinarium de educatieve waarde van enkele publieksinteracties met de dieren beter moest onderbouwen, voordat het aangepaste programma onderdeel kon worden van de dierentuinvergunning.

Inmiddels is het educatieve programma goedgekeurd door RVO. Ook heeft het Dolfinarium aan RVO laten weten dat het verblijf van de Californische zeeleeuwen is aangepast. De deadline hiervoor was 1 juli 2024. Het verblijf is voorzien van elementen gelijkend op de natuurlijke leefomgeving van de dieren, zodat ze gestimuleerd worden soorteigen gedrag te vertonen en bezoekers een beter beeld krijgen van de natuurlijke leefomgeving van de dieren. Ook is de bestaande overkapping van het verblijf aangepast.

Op woensdag 1 mei jongstleden is een inspectie bij het Dolfinarium uitgevoerd. Hierbij is gekeken of de aanpassingen die het Dolfinarium heeft doorgevoerd inderdaad voldoen aan de gemaakte afspraken. Er is speciale aandacht geweest voor de fotomomenten en het uitgebreide educatieve programma waarbij deelnemers met een dolfijn het water in kunnen. Er is geconstateerd dat het Dolfinarium de meeste afspraken naleeft. Enkel bij de publieksinteracties, die onderdeel zijn van het uitgebreide educatieve programma, is vastgesteld dat het Dolfinarium de gemaakte afspraken niet naleeft.

De dieren krijgen commando’s om interactie aan te gaan met bezoekers. Interactie tussen dieren en bezoekers mag enkel plaatsvinden wanneer de dieren uit zichzelf op bezoekers afgaan. RVO heeft een Last onder dwangsom opgelegd. Dit betekent dat het Dolfinarium het programma direct moet aanpassen.

Versterking signaleringsrol van gemeentelijke boa’s t.a.v. dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1155)

In de verzamelbrief dierenwelzijn die in januari 2023 naar de Kamer is verstuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1287) kondigde mijn voorganger aan om met een plan van aanpak te komen, waarin beschreven staat hoe de versterking van de signaleringsrol van gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) t.a.v. dierenwelzijn zal worden vormgegeven. U vindt dit plan van aanpak als bijlage bij deze brief.

Het plan is afgestemd met de handhavingsketen (NVWA, Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID), RVO, politie en het OM), de VNG, DierVizier (het kennisplatform voor gemeenten omtrent dierenwelzijnsgerelateerde vraagstukken) en het boa-platform. Het boa-platform is het platform waar kennis en informatie gedeeld wordt tussen boa’s en hun samenwerkingspartners. De uitbreiding van de signaleringsrol van gemeentelijke boa’s krijgt, in lijn met de aanbeveling uit de zienswijze ‘Dieren in het huis van Thorbecke’ van de RDA, de vorm van een landelijke handreiking die verspreid wordt onder alle gemeenten. In de handreiking wordt opgenomen hoe gemeentelijke boa’s signalen van dierenverwaarlozing en -mishandeling kunnen herkennen en efficiënt kunnen doorzetten naar de juiste handhavende partij.

Ik verwacht dat de handreiking voor het einde van dit jaar verspreid kan worden. Het opstellen van het plan van aanpak was een verzoek van de Kamer n.a.v. een motie van oud-lid Futselaar (Kamerstuk 28 286, nr. 1155). Die motie beschouw ik hiermee als afgedaan.

Honden en katten

Motie lid Kostić (PvdD) inzake zich ervoor inzetten dat de Europese identificatie- en registratieplicht ook gaat gelden voor zwerfdieren (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 68)

Tijdens het tweeminutendebat (TMD) voor de Landbouw en Visserijraad d.d. 24 juni 2024 diende lid Kostić een motie in (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 68) waarin de regering wordt verzocht zich ervoor in te zetten dat het aangekondigde Europese identificatie- en registratievoorstel ook zal gelden voor zwerfdieren.

Zoals aangegeven tijdens dat TMD is het voorstel van de Europese Commissie gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en werking van de interne markt betreffen. Het toepassingsbereik van het voorstel met betrekking tot de identificatie-en registratieplicht is daardoor beperkt tot honden en katten die op de interne markt van de EU worden gebracht. Voor zwerfdieren betekent dit dat het voorstel ziet op een verplichte identificatie en registratie (I&R) voor een deel van de zwerfhonden en –katten; namelijk de honden en katten die worden aangeboden via asielen en stichtingen.

Zoals aangegeven in beantwoording op Kamervragen is Nederland in principe voorstander van een uitbreiding van de I&R verplichting naar alle honden en katten, voor zover daar op EU-niveau juridische mogelijkheden toe zijn (Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1849). Tijdens de onderhandelingen in de Raadswerkgroep is deze wens door Nederland naar voren gebracht. De Nederlandse oproep kreeg echter onvoldoende steun.

Ten tijde van indienen van de motie waren de onderhandelingen in de Raad daarnaast zo goed als afgerond en kon de inhoud van de tekst niet meer worden gewijzigd. Een nadere inzet van Nederland voor een bredere I&R-verplichting in de Raadswerkgroepen was daarom op het moment van indienen van de motie niet meer mogelijk. In plaats daarvan is de Nederlandse wens tot een dergelijke verplichting nog een keer op ambtelijk niveau onder de aandacht gebracht. Ik beschouw deze motie daarmee als afgedaan.

Aanpak bijtincidenten

Op 18 december 2023 heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer een mix van vijf maatregelen voorgelegd tegen bijtincidenten door honden (Kamerstuk 28 286, nr. 1322). Dit is een veelomvattend voorstel. De afgelopen maanden zijn, zoals ook in de decemberbrief al aangegeven, deze maatregelen verder verkend en verder uitgewerkt.

Ik ben voorstander van beleid dat zo dicht mogelijk bij de burger staat en geef daarbij prioriteit aan twee maatregelen.

Ten eerste het landelijk meldpunt voor bijtincidenten en gevaarlijk gedrag door honden. De handhaving en preventie van bijtincidenten zijn grotendeels belegd bij gemeenten. Om gemeenten hierbij goed te kunnen ondersteunen is inzicht nodig in de aard en omvang van bijtproblematiek. Deze informatie ontbreekt nu. Het opzetten van een landelijk meldpunt heeft voor mij dan ook de hoogste prioriteit. Deze maatregel is in samenspraak met stakeholders de afgelopen maanden verder uitgewerkt. Ik zie mogelijkheid om eind 2025 een operationeel meldpunt te hebben.

Daarnaast zie ik de cruciale rol die verantwoorde fokkerij kan spelen bij het verlagen van het risico op bijtincidenten. Ik onderzoek daarom de invoering van een verplicht afstammingsbewijs voor honden met bepaalde kenmerken. Hiervoor spreek ik met stakeholders, zodat op basis van de uitkomsten van deze gesprekken vervolgonderzoeken kunnen worden uitgezet. De Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), waarmee de voorgenomen voorwaarden aan de fokkerij worden gesteld, kan naar verwachting in 2027/2028 in werking treden.

Ik beraad mij op dit moment nog over de mate waarin maatregelen zoals een verplichte cursus voor aanschaf van een hond, een landelijk aanlijn- en muilkorfgebod of verfijning van het proces na inbeslagname van aanvullende waarde zullen zijn op bovenstaande aanpak.

Houdverbod katten met vouworen en naaktkatten (Kamerstuk 28 286, nr. 1288)

Het ontwerpbesluit voor het aangekondigde houdverbod voor katten met vouworen (Kamerstuk 28 286, nr. 1288) en naaktkatten (Kamerstuk 28 286, nr. 1337) is geconsulteerd en ik verwacht, zoals ook aangegeven bij de begrotingsbehandeling jl.., deze binnenkort aan de Kamer aan te bieden voor de voorhang.

Het houdverbod houdt in dat er geen nieuwe katten met vouworen en naaktkatten gehouden mogen worden, het fokken van katten met deze kenmerken is al verboden. Na inwerkingtreding van het besluit mogen huidige houders van katten met vouworen en naaktkatten hun dier houden tot het overlijdt. Zij moeten hun kat van een chip voorzien en mogen niet meer naar wedstrijden en shows met deze katten. Bedoelde katten die in een inrichting zitten voor opvang en herplaatsing, zoals bijvoorbeeld een asiel, mogen nog wel naar een nieuwe eigenaar en daar verblijven tot het dier overlijdt. De streefdatum van inwerkingtreding is 1 januari 2026.

Houdverbod voor dieren met overige kenmerken

Het houdverbod kan op termijn worden uitgebreid met dieren met bepaalde schadelijke kenmerken. Omwille van proportionaliteit kan een houdverbod alleen gelden voor dieren met kenmerken die bij elk individueel dier ernstig lijden veroorzaken én die op iedere leeftijd objectief vast te stellen zijn.

Zoals aangegeven in de beantwoording van de feitelijke begrotingsvragen op 18 januari 2024 (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 19) moet verder worden uitgewerkt welke schadelijke uiterlijke kenmerken aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen.

Dit zal onder andere worden gedaan aan de hand van de uitkomst van een risicobeoordeling van het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) van de NVWA. In dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke potentieel schadelijke uiterlijke kenmerken voorkomen bij honden en katten en wat het risico is van de meest relevante kenmerken op het dierenwelzijn. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek medio 2025 met de Kamer te kunnen delen.

Voortgang op chip- en registratieplicht kat (toezegging Kamerstuk 28 286, nr. 1287)

Zoals is toegezegd in de verzamelbrief van 19 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1287) wordt er gewerkt aan een landelijke chip- en registratieplicht voor katten. Hiermee wordt het mogelijk om kwijtgeraakte katten zo snel mogelijk te herenigen met hun houders, wat belangrijk is voor het welzijn van zowel het dier als de mens. Het biedt ook de mogelijkheid om houders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en zorgplicht. Een gunstig neveneffect dat de snellere hereniging met zich meebrengt, is het beperken van de druk op asielen en bijbehorende kosten.

Momenteel wordt de chip- en registratieplicht uitgewerkt in een Algemene aatregel van Bestuur (AMvB). Dit gebeurt in samenwerking met een groot aantal partijen uit de sector, zoals dierenwelzijnsorganisaties, dierenartsen, databanken en vertegenwoordigers van minima om draagvlak en acceptatie te waarborgen. Ik streef ernaar in het tweede kwartaal van volgend jaar de AMvB ter consultatie aan te kunnen bieden.

Toezegging onderzoeken DNA-databanken als alternatief voor een chipplicht voor katten (Kamerstuk 28 286, nr. 1256)

In het Commissiedebat van 20 april 2022 heeft minister Staghouwer toegezegd terug te komen op de vraag van de heer Graus over de mogelijkheid om met een DNA-databank voor katten te gaan werken als alternatief voor een chip- en registratieplicht. Het voornaamste doel van deze plicht is het sneller herenigen van kwijtgeraakte katten met hun houders. Het proces van DNA-afname tot en met analyse en vergelijking met een database duurt echter vele malen langer dan de scan van een chipreader, en is bovendien duurder. Om deze redenen ga ik geen DNA-databank voor katten ontwikkelen, en zal ik mij richten op de verdere uitwerking van de chip- en registratieplicht. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan (Kamerstuk 28 286, nr. 1256).

Overig

Motie van Lid Kostić inzake opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en hun huisdieren (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 68)

Tijdens de begrotingsbehandeling van februari 2024 diende lid Kostić c.s. een motie in (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 68), waarin ze vraagt te inventariseren hoe slachtoffers van huiselijk geweld én hun huisdieren in alle gemeenten geholpen kunnen worden door organisaties die bijdragen aan de opvang van deze slachtoffers.

Het is vreselijk als slachtoffers van huiselijk geweld het vluchten uit een onveilige thuissituatie uitstellen vanwege de aanwezigheid van een huisdier. Uit onderzoek uit 20122, waarin het verband tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld bij vrouwelijke slachtoffers werd onderzocht, bleek dit toentertijd helaas bij 41% van de ondervraagde slachtoffers mee te hebben gespeeld. Actuele cijfers hierover ontbreken.

Voor zover bekend is Mendoo op dit moment de enige landelijke organisatie die zich actief bezighoudt met de gezamenlijke opvang van zowel mens als dier wanneer sprake is van huiselijk geweld. Sinds het eerdergenoemde onderzoek uit 2012 is verschenen zijn er, mede vanwege de inspanningen van Mendoo, gelukkig veel verbeterslagen gemaakt om de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en hun huisdieren mogelijk te maken. Zo zijn inmiddels 12 van de 35 opvanglocaties in Nederland diertoegankelijk, met nog 3 locaties waarmee Mendoo het voortraject is gestart om ook diervriendelijk te worden.

Mendoo werkt verder met 142 gastouders die huisdieren tijdelijk kunnen opvangen en die verspreid zijn over heel het land. Veilig Thuis is daarnaast alert op situaties waarin zowel mensen als dieren moeten worden opgevangen. In zulke gevallen gaat Veilig Thuis in de omgeving van het slachtoffer op zoek naar mogelijkheden voor de opvang van het huisdier. Naast een diervriendelijke opvanglocatie of een gastouder wordt, indien mogelijk, daarbij ook gebruik gemaakt van het steunsysteem van het slachtoffer.

Het hebben van een huisdier mag geen drempel vormen voor het wegvluchten uit een onveilige thuissituatie. Ik vind het belangrijk dat slachtoffers van huiselijk geweld op de hoogte zijn van de mogelijkheden die bestaan om samen met hun dier te worden opgevangen, en dat gemeenten bekend zijn met het werk dat Mendoo op dit gebied verricht.

Daarom heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Mendoo op verzoek van mijn ministerie onder de aandacht gebracht bij de 35 centrumgemeenten vrouwenopvang die een regierol hebben bij de opvang van slachtoffers van geweld in huiselijke kring en daarvoor financiële middelen ontvangen van het Rijk. De centrumgemeenten delen deze informatie vervolgens met hun regiogemeenten, zodat alle gemeenten op de hoogte zijn van het werk van Mendoo. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Motie van het lid Graus inzake mogelijkheden om huisdieren in beslag te nemen zodra slachtoffers van huiselijk geweld in veiligheid zijn gebracht (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 42)

Lid Graus diende tijdens dezelfde begrotingsbehandeling een motie in (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 42), waarin hij verzoekt om huisdieren in beslag te nemen wanneer vrouwen en/of kinderen het huis uit vluchten vanwege huiselijk geweld.

In het debat is aangegeven dat hierbij wettelijke beperkingen gelden. Er moet een grondslag zijn om dieren in beslag te nemen. Huiselijk geweld waar mensen het slachtoffer van zijn, is geen grond om dieren uit hetzelfde huishouden in beslag te nemen. Om het huisdier in beslag te nemen moet sprake zijn van een verdenking van een strafbaar feit. Hierbij moet gedacht worden aan een overtreding richting het dier of een strafbaar feit waarbij de verdachte het dier heeft gebruikt of waarbij het dier betrokken is geweest, zoals een bijtincident. Daarnaast bestaat er in het kader van het bestuursrecht ook de mogelijkheid om een dier in bewaring te nemen. Er moet dan wel aannemelijk worden gemaakt dat de Wet dieren is overtreden of dreigt te worden overtreden.

Dat gezegd hebbende, blijft het natuurlijk erg belangrijk om alert te zijn op gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing wanneer sprake is van huiselijk geweld. Binnen de politie bestaat een duidelijke taakverdeling tussen agenten die zich bezighouden met huiselijk geweld en agenten die zich bezighouden met geweld tegen dieren. Wanneer een agent in de eerste categorie signalen opmerkt van dierenmishandeling, geeft die dit signaal door aan de collega’s die zich bezighouden met geweld tegen dieren. Er is binnen de politie dus aandacht voor de relatie tussen deze situaties.

Verder gaf ik in mijn beantwoording van de motie van lid Kostić omtrent de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en hun huisdieren al aan dat ik Mendoo onder de aandacht van gemeenten heb laten brengen. Dit raakt ook aan deze motie, omdat wanneer meer slachtoffers van huiselijk geweld de mogelijkheid hebben om samen met hun huisdier opgevangen te worden, ze hopelijk ook geen drempel ervaren om met hun huisdier uit onveilige situaties te vluchten. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

J.F. Rummenie


  1. https://www.aereshogeschool.nl/onderzoek/onderzoeksprojecten/welzijn-coach-en-therapiepaarden↩︎

  2. Garnier, W., & Enders-Slegers, M.J. (2012). Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland. Een verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling onder vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld. Zwolle: Kadera aanpak huiselijk geweld.↩︎