Reactie op verzoek commissie over burgerbrieven m.b.t. toekenning aanvullende beurs en de diplomatermijn voor studiefinanciering
Studiefinanciering
Brief regering
Nummer: 2024D39867, datum: 2024-10-21, bijgewerkt: 2024-11-13 14:33, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24724-242).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 24724 -242 Studiefinanciering.
Onderdeel van zaak 2024Z16494:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-10-23 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-23 14:00: DUO en Hoger onderwijs (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-21 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
24 724 Studiefinanciering
Nr. 242 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2024
Hierbij stuur ik u, op verzoek van de vaste commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de reactie inzake twee burgerbrieven over (1) toekenning van de aanvullende beurs en (2) de diplomatermijn voor studiefinanciering.
Toekenning van aanvullende basisbeurs aan kinderen van rijke ouders
Uw Kamer heeft een brief ontvangen waarin opheldering wordt gevraagd over de verstrekking van de aanvullende beurs aan studenten met rijke ouders. Dit betreft de situatie van ouders die een zeer laag – of geen – inkomen uit arbeid hebben, maar voldoende middelen tot hun beschikking zouden hebben vanwege opbrengsten uit vermogen. De briefschrijver stelt dat hier sprake is van een systeemfout omdat bij de aanvullende beurs alleen gekeken zou worden naar inkomen uit box 1, en niet uit box 3.
Daar is echter geen sprake van. De hoogte van de aanvullende beurs wordt berekend op grond van het toetsingsinkomen van de ouder(s).1Het toetsingskomen2 is het verzamelinkomen zoals bekend bij de Belastingdienst.3 Het verzamelinkomen is het totaal van het jaarinkomen in box 1, 2 en 3. Kortom: ook het inkomen uit vermogen wordt meegerekend bij het vaststellen van (de hoogte van) de aanvullende beurs.
Diplomatermijn studiefinanciering bij meerdere opleidingen
De tweede brief betreft de situatie van een derdejaarsstudent geneeskunde, die hiervoor een vierjarige hbo-opleiding heeft afgerond en één jaar vavo en één jaar de wo-bachelor gezondheidswetenschappen heeft gevolgd. De briefschrijver zit in de situatie dat de extra ontvangen prestatiebeurs voor de opleiding geneeskunde niet wordt omgezet in een gift, omdat het masterdiploma geneeskunde niet binnen de diplomatermijn behaald kan worden. De student vraagt om te kijken naar een oplossing voor studenten die vanwege meerdere opleidingen (een deel van) hun prestatiebeurs niet omgezet krijgen in een gift, omdat de diplomatermijn wordt overschreden.
Ik wil vooropstellen dat studiefinanciering als doel heeft om studenten een diploma te laten behalen. Verstrekking van studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs voor de nominale studieduur van een opleiding is voldoende om dat doel te bereiken.4 De diplomatermijn van 10 jaar vormt een passende prikkel om binnen een redelijke termijn een opleiding af te ronden.
Hbo- en wo-studenten krijgen in beginsel vier jaar prestatiebeurs toegekend. Deze prestatiebeurs kan eenmalig worden vermeerderd indien de student zich inschrijft voor een masteropleiding met een langere nominale duur, waar aanvullende rechten voor worden toegekend.5 Bij een wo-opleiding met een nominale duur van zes jaar (drie jaar bachelor en drie jaar master), zoals een opleiding geneeskunde, wordt de prestatiebeurs bij aanvang van de bachelor al meteen verlengd met 24 maanden (twee jaar). Dat is ook het geval bij deze student.
De prestatiebeurs wordt omgezet in een gift wanneer studenten hun diploma behalen binnen de diplomatermijn van 10 jaar.6 Deze termijn gaat in zodra de student voor het eerst studiefinanciering ontvangt. De diplomatermijn kan alleen worden verlengd onder bijzondere omstandigheden7 die hebben geleid tot studievertraging, waarbij deze niet het gevolg kunnen zijn van keuzes van de student. Denk hierbij aan een functiebeperking of chronische ziekte, maar ook bij eventuele wachttijden voor coschappen kan een verlenging van de diplomatermijn worden aangevraagd. Het succesvol afronden van (m)eerdere opleidingen kan echter niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.8
Op basis van de informatie in de brief is het aannemelijk dat de briefschrijver voor de hbo-opleiding Mens en Techniek vier jaar prestatiebeurs heeft ontvangen en dat deze is omgezet in een gift na het behalen van het hbo-diploma. De briefschrijver spreekt namelijk over het terugbetalen van de prestatiebeurs «gerekend vanaf het moment van het behalen van mijn hbo-diploma».
De briefschrijver krijgt de extra prestatiebeurs – waarop de student recht kreeg bij aanvang van de bachelor geneeskunde – niet omgezet, omdat het masterdiploma geneeskunde pas ná 31 augustus 2026 (einddatum diplomatermijn) behaald zou kunnen worden. Zoals toegelicht, kan er sprake zijn van een verlenging van de diplomatermijn als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Daar lijkt op basis van de brief geen sprake van te zijn.
Ik begrijp dat dit soort situaties als wrang ervaren kunnen worden. Er zitten echter grenzen aan wat we als overheid in studenten investeren middels studiefinanciering. Daarin moeten keuzes gemaakt worden en die leiden tot grenzen in het stelsel. De diplomatermijn is zo’n grens. Waarbij ik de termijn van 10 jaar een passende prikkel vind om binnen een redelijke termijn een opleiding af te ronden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Zie artikel 3.9 WSF 2000.↩︎
Zie artikel 1.1 WSF 2000, inkomen zoals bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.↩︎
Of in geval van afwezigheid van een verzamelinkomen, omdat er geen belastingaangifte wordt gedaan, het aan loonbelasting onderworpen inkomen.↩︎
Zie Kamerstukken II, 24 325, nr. 3, p. 4 (1.2. De prestatiebeurs) voor de wetsgeschiedenis.↩︎
Zie artikel 5.2, eerste lid, sub b, WSF 2000. Er zijn daarnaast bijzondere omstandigheden, zoals een functiebeperking, die recht geven op een verlening van de prestatiebeurs, zie artikel 5.2b WSF 2000.↩︎
Zie artikel 5.7, derde lid, WSF 2000. Het behalen van een diploma betreft het met goed gevolg afronden van een hbo-bacheloropleiding, hbo-masteropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding.↩︎
Zie artikel 5.16 WSF 2000.↩︎
Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II, 26 873, nr. 3, p. 7–8 (1.5.4. Verlenging diplomatermijn), waar evenmin wordt gesproken over het volgen van (m)eerdere opleidingen, en de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 november 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:6664.↩︎