[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2025

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D39977, datum: 2024-10-29, bijgewerkt: 2024-10-29 16:14, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 X-20 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z12748:

Onderdeel van zaak 2024Z16541:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 600 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2025

Nr. 20 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2024

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 26 september 2024 voorgelegd aan de minister van Defensie. Bij brief van 22 oktober 2024 zijn ze door de minister van Defensie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Kahraman

Adjunct-griffier van de commissie,

Manten

Vragen en antwoorden

  1. Op welke rekenwijze van de NAVO-norm stuurt (of is leidend voor) het kabinet? De Nederlandse berekening of de NAVO-berekening?

Het kabinet hanteert de Nederlandse berekeningswijze voor het bepalen van het Nederlandse bbp-percentage van de Defence Investment Pledge (DIP).

  1. Committeert het kabinet zich aan de PESCO-norm van 35% gezamenlijk Europese inkoop van defensiematerieel?

In 2018 heeft de Raad de PESCO verbintenissen in een aanbeveling uitgewerkt waarin het collectieve streefdoel om 35% gezamenlijke aanschaf in Europees verband te bereiken is opgenomen. De lidstaten moeten in het PESCO Nationaal Implementatie Plan precies aangeven hoe zij aan dat streefdoel zullen bijdragen. Defensie gaat de komende periode significant investeren in defensiematerieel, een aanzienlijk deel van deze investeringen wordt samen met Europese partners gedaan.

  1. Ligt Nederland op koers om het percentage gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel in Europees verband te verbeteren ten opzichte van het resultaat in 2023 (22%, blz. 19 Stand van Defensie voorjaar 2024)? Zo ja, kan het kabinet dit onderbouwen? Zo nee, waarom niet?

Zoals aan uw Kamer gerapporteerd middels de Stand van Defensie najaar 2024 is er halverwege het jaar nog onvoldoende nieuwe informatie beschikbaar om de voortgang op deze doelstelling te kwantificeren. Via de Stand van Defensie wordt uw kamer in het voorjaar van 2025 geïnformeerd over het behaalde resultaat over 2024. Deze wordt volgend jaar met Verantwoordingsdag aan uw Kamer aangeboden.

  1. Waarom staan de middelen ‘Defensie aanvulling 2%’ op de Aanvullende Post?

Aanvullend op de budgetten die voor Defensie zijn opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord, heeft het kabinet besloten om structureel circa 700 miljoen euro toe te voegen aan de Defensie-uitgaven. Dit budget is thans gereserveerd op de Aanvullende Post bij het ministerie van Financiën. Conform de Comptabiliteitswet dienen voorstellen en beleidsvoornemens te worden voorzien van concrete bestedingsplannen (zie artikel 3.1). Defensie werkt momenteel aan deze plannen; pas na afstemming met het ministerie van Financiën kan dit budget worden overgeheveld naar de relevante artikelen op de Defensiebegrotingen. Defensie informeert de Kamer tijdig over de uitwerking van deze plannen en de overheveling van de budgetten.

  1. Hoeveel investeert Defensie de komende jaren in het bestrijden van het personeelstekort?

Defensie investeert de komende jaren structureel € 260 miljoen extra in het personeel; onder andere in de uitbreiding van het dienjaar. Daarnaast worden de maatregelen uit het programma behouden, binden en inspireren voortgezet om het personeelstekort te bestrijden. Hiervoor is eerder € 109 miljoen structureel gereserveerd. Tot slot investeert Defensie ook in het personeel met het recent gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord 2025-2026.

  1. Op welke manieren investeert Defensie in het aanpakken van het personeelstekort?

In de Defensienota 2024: Sterk, slim en samen (Kamerstuk 36 295, nr. 1) heeft Defensie plannen gepresenteerd om de juiste en voldoende

mensen te vinden, te binden, te behouden en het beste in hen naar boven te halen. Dat is nu de grootste uitdaging waar Defensie voor staat. Defensie werkt in hoog tempo toe naar een schaalbare krijgsmacht en voeren een dienmodel in dat daarbij past. Deze schaalbare

krijgsmacht krijgt vorm in een organisatie die is ingericht op taakuitvoering door vaste en

mobilisabele organisatiedelen. Hierin werken militairen in actieve dienst, burgerpersoneel,

reservisten en dienjaarmilitairen in wisselende samenstellingen. Defensie verkent de

mogelijkheden voor een dienmodel dat ook voorziet in maatregelen met een (gradueel) meer verplichtend karakter tussen vredestijd en oorlogstijd. Ook breidt Defensie het aantal reservisten uit en gaat Defensie voortaan minder vrijblijvend om met reservisten, door ze in te bedden in de organisatie. Het aantal dienjaarmilitairen wordt uitgebreid om structureel te beschikken over meer militairen. Defensie richt zich daarnaast nadrukkelijk op specifieke doelgroepen; zo wordt meer aandacht besteed aan het werven van vrouwen – en andere groepen die nu onbedoeld onvoldoende worden bereikt.

  1. Kunnen de personeelstekorten per organisatiedeel van Defensie worden uitgesplitst?

Het aantal vacatures per 1 september 2024 is als volgt.

DEFENSIEONDERDEEL VACATURES
CZSK 2.275
CLAS 3.957
CLSK 1.418
KMAR 1.637
BS 311
DOSCO 1.081
COMMIT 502
Totaal Defensie 11.181
  1. Welke opties voor de invulling van het Dienjaar liggen op tafel?

Momenteel wordt primair gewerkt aan de uitbreiding van het Dienjaar. De uitbreiding van het aantal dienjaarmilitairen vormt onderdeel van het plan om op te schalen naar een instroom van circa 9.000 militairen per jaar vanaf 2029, waarvan circa 4.000 dienjaarmilitairen. Voor 2025 is een uitbreiding voorzien naar 1.000 dienjaarmilitairen. Defensie verwacht in 2025 overigens een hoger aantal te kunnen realiseren. In de jaren daarna wordt het aantal dienjaarmilitairen verder opgeschaald.

  1. Hoeveel middelen worden er gereserveerd voor uitbreiding van het Dienjaar?

Voor de uitbreiding van het dienjaar is € 80 miljoen structureel gereserveerd.

  1. Hoeveel F-35-vliegtuigen worden er aangekocht door Defensie?

Defensie heeft de Kamer nader geïnformeerd over het voornemen om zes extra jachtvliegtuigen aan te schaffen,. waarvan direct vijf zullen worden aangeschaft met een optie voor een zesde. Voor het zesde toestel wordt de haalbaarheid onderzocht van een onbemenste jachtvliegtuig-capaciteit door maximaal op innovatie en ontwikkeling in te steken met onze partners en industrie.

  1. Worden de F-35-vliegtuigen samen met andere Europese landen aangekocht?

De jachtvliegtuigen worden via het Joint Program Office F-35 aangeschaft. De aanschaf vindt plaats in productieseries die vanwege doelmatigheid altijd met andere landen worden gecombineerd. In beginsel schaft Nederland de extra jachtvliegtuigen aan met andere Europese landen, maar na aanschaf is het gebruik en de inzet voorbehouden aan Nederland. Defensie streeft internationale samenwerking met NAVO- en EU partners altijd na.

  1. Hoeveel NH90-helikopers worden er aangekocht door Defensie?

Defensie koopt additioneel drie NH-90 helikopters.

  1. Worden de NH90-helikopters samen met andere Europese landen aangekocht?

Nee. Nederland koopt deze helikopters zelf. Er zijn wel meerdere landen die deze helikopters hebben.

  1. Hoeveel anti-onderzeebootfregatten (ASW) worden er aangekocht door Defensie?

Zie antwoord bij vraag 15.

  1. Worden de anti-onderzeebootfregatten (ASW) samen met andere Europese landen aangekocht?

Ja, Defensie heeft in juni 2023 contracten getekend voor de aanschaf van twee Anti Submarine Warfare (ASW-)fregatten, ter vervanging van de huidige twee M-fregatten. Met de Defensienota 2024 komt daar het voornemen voor de aanschaf van nog twee ASW-fregatten bij.

Bij de aanschaf van de eerste twee ASW-fregatten werkt Nederland samen met België dat eveneens twee ASW-fregatten verwerft. Nederland heeft de leiding van de vervanging van de M-fregatten van beide landen, zoals België de leiding heeft bij de vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit van België en Nederland. Ook bij de verwerving van de twee extra ASW-fregatten streeft Nederland naar samenwerking met andere landen.

Bij het ontwerp van de ASW-fregatten heeft innovatie een belangrijke rol gespeeld. Veel aandacht is besteed aan het zo stil mogelijk laten varen van het schip en aan de schokbestendigheid. Composietmaterialen worden toegepast voor de masten en de bovenbouw van het schip. Deze materialen zijn sterk maar toch lichter in gewicht. Met de commandovoeringssystemen loopt Defensie internationaal voorop. De ASW-fregatten zijn voorbereid op toekomstige ontwikkelingen zoals High Energy Lasers, maar op dit moment is nog niet duidelijk wanneer deze wapens beschikbaar komen.

  1. Is er genoeg defensiepersoneel om de aan te kopen vliegtuigen, helikopters en fregatten te bemensen? Zo nee, hoe groot is het tekort?

Defensie regelt de totstandkoming van (nieuwe) capaciteiten integraal. De behoeftestelling van materieel, de vulling met personeel en bijvoorbeeld de realisatie van nieuw vastgoed worden zorgvuldig gepland. Naar schatting zullen ten gevolge van de Defensienota 2024 op termijn circa 4.000 extra vte’n (circa 3.000 militair en 1.000 burger personeel) nodig zijn om de groei aan capaciteiten, dat gepaard gaat met de instroom van nieuw materieel, te kunnen realiseren. Het materieel en het hiervoor benodigde personeel stromen geleidelijk en over meerdere jaren in. De instroom van 9.000 militairen per jaar vanaf 2029 is naar verwachting afdoende om de toekomstige krijgsmacht te vullen.

  1. Welke aanbestedingen voor defensiematerieel zullen in samenwerking met andere Europese landen worden gedaan?

Zoals aangegeven in de Defensienota 2024, streeft Defensie naar samenwerking met partners bij de ontwikkeling en aankoop van materieel.

Nederland maakt deel uit van meerdere Europese of bredere internationale

gebruikersgroepen van specifieke wapensystemen, zoals de F-35 en het Boxerpantserwielvoertuig. Andere voorbeelden zijn onder andere verwerving Leopard 2A8 en aanschaf Anti-onderzeebootfregatten.

  1. Op welke manier maakt het kabinet gebruik van EDIRPA en waaruit blijkt dat?

Ongecoördineerde vraag naar defensieproducten is een belangrijke oorzaak van fragmentatie. Gezamenlijke aanschaf helpt dit tegen te gaan. Een bijkomend voordeel van gecoördineerde of gezamenlijke aanschaf van defensieproducten is dat dit leidt tot grotere orders die minder afhankelijk zijn van de situatie in een individueel land. Dit maakt de vraag voorspelbaarder en biedt meer zekerheid voor de industrie, wat essentieel is voor het opschalen van de Europese defensie-industrie.

EDIRPA stimuleert gezamenlijke aanschaf door lidstaten via subsidies. De deadline voor lidstaten om voorstellen in te dienen was 25 juli 2024. Nederland doet mee aan de helft (zes) van de ingediende voorstellen, bij twee voorstellen is Nederland de lead nation. De Commissie beoordeelt aan de hand van de criteria in de EDIRPA-verordening welke voorstellen worden gegund. De bekendmaking van de gunningen wordt in oktober 2024 verwacht en de overeenkomsten (grant agreements) worden ondertekend in het eerste kwartaal van 2025.

  1. Hoeveel geld bespaart het kabinet door in samenwerking met andere Europese landen defensiematerieel aan te schaffen?

Als gevolg van schaalvoordelen heeft de gemeenschappelijke inkoop van munitie en materiaal een kostendrukkend effect. Er kan niet precies vastgesteld worden hoeveel geld er in de afgelopen 10 jaar bespaard is door gemeenschappelijke inkoop van munitie en materieel, omdat het niet mogelijk is om na te gaan wat de inkoop van Europees aanbestede munitie en materieel extra gekost zou hebben indien dit nationaal zou zijn aanbesteed.

  1. Op welke manier(en) wordt de intensivering van €2,4 miljard euro precies besteed?

De Defensienota 2024: Sterk, slim en samen (Kamerstuk 36 295, nr. 1) is leidend voor de inrichting, samenstelling en de toerusting van de krijgsmacht en geeft een overzicht van de investeringen die dit kabinet in Defensie doet. Om te versterken investeert het kabinet met de aanvullende middelen uit het Hoofdlijnenakkoord 2024 structureel 1,5 miljard euro in gevechtskracht, structureel 260 miljoen euro extra in het behouden en aantrekken van mensen en structureel ruim 300 miljoen euro in randvoorwaarden zoals vastgoed, ruimte om te oefenen, bedrijfsvoering en beveiliging.

  1. Waarom haalt het kabinet de EDA-norm van 2% voor kennis en innovatie niet?

In de Defensienota 2022 zijn de uitgaven aan onderzoek en technologieontwikkeling (Research & Technology (R&T)) en innovatie fors verhoogd. Daarbij is de KPI R&T, die specifiek over deze langere-termijn innovatie gaat, op 1,3% gestabiliseerd. Het groeipad dat in gang is gezet was/is realistisch, waarbij rekening gehouden wordt met het absorptievermogen van de Defensieorganisatie en het groeitempo van (nieuwe) kennispartners. In de Defensienota 2024 is de KPI R&T weer vastgelegd op een minimum van 1,3% van de Defensiebegroting, wat een additionele toename in R&T budget betekent. Naast investeringen in de langere-termijn innovatie middels Research & Technology budgetten, nemen de budgetten die bijdragen aan kortere-termijn innovatie en modernisering ook aanzienlijk toe. Deze tellen echter niet mee in de KPI R&T. Het gaat daarbij om toenemende kort-cyclische innovatie budgetten om o.a. met dual-use technologie te experimenteren, het Security Fund om start-ups en MKB binnen het veiligheidsdomein van financiering te voorzien en de integratie van kennis- en innovatie in materieelverwervingstrajecten.

  1. Stelt het kabinet zich ten doel om de EDA-norm van 2% voor kennis en innovatie te halen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

Er zijn forse investeringen gedaan in Research & Technology sinds 2022, het percentage blijft hiermee stabiel op 1,3% van de Defensiebegroting. Er is nog geen groeipad in gang gezet om de 2% te halen. Daarnaast zijn er forse investeringen gedaan in kort-cyclische innovatie en wordt R&T en innovatie meegenomen in grote materieelprojecten. Zo wordt er in 2024 al €100 mln. overgeheveld aan het Security Fund om komende jaren besteed te worden en zullen de middelen voor kort-cyclische innovatie projecten, met focus op de 5 NLD gebieden, oplopen tot circa €100 mln. in 2028. Deze bestedingen tellen niet mee met de EDA KPI R&T omdat in die KPI alleen lang-cyclische innovatie, op laag Technology Readiness Level (TRL), meegeteld worden.

  1. Hoeveel investeert Defensie in kennis- en innovatieprojecten in samenwerking met andere Europese landen?

Defensie investeert in Nederlandse kennis-en innovatie activiteiten alsmede in kennis- en innovatieactiviteiten in Europees en NAVO verband. Dit gebeurt middels zowel bilaterale, trilaterale en multilaterale samenwerkingen en bijvoorbeeld via het Europees Defensieagentschap (EDA) en het Europese Defensie Fonds (EDF). Op dit moment wordt er 14 miljoen euro geïnvesteerd in technologieontwikkelingsprojecten bij het EDA. Naar verwachting wordt in 2025 nog tenminste 3 miljoen euro extra geïnvesteerd. Defensie draagt op dit moment 25 miljoen euro bij aan onderzoek en ontwikkeling in het kader van het EDF. In 2025 starten weer nieuwe projecten in EDA verband, waar Defensie verwacht 18 miljoen euro aan bij te dragen. In NAVO verband draagt Defensie meerjarig €55 miljoen bij aan het NATO Innovation Fund (NIF). Nederland is ook nauw betrokken bij het NAVO initiatief DIANA dat tot doel heeft om sneller tot innovatieve defensiecapaciteiten te komen. Brainport Innovation & Technology for Security (BITS) vervult vanaf 2025 de rol van accelerator voor het DIANA programma.

  1. Haalt het kabinet de 2% NAVO-norm in 2025?

Naar verwachting komt Nederland volgens de NAVO-berekeningswerkwijze planmatig in 2025 uit op 2,08%. Op basis van de raming van de Defensie-uitgaven in de Defensiebegroting (ontwerpbegroting 2025) komt Nederland, conform de Nederlandse berekeningswijze, in 2025 uit op 1,75% van het bruto binnenlands product (bbp). Vanaf 2026 komen de Nederlandse defensie-uitgaven uit boven de 2% bbp, conform de Nederlandse berekeningswijze. Voorafgaand aan de Defence Ministers Meeting (DMM) van februari 2025 informeert de NAVO bondgenoten over het volgende burden sharing rapport, waarbij de NAVO op basis van de Defensiebegroting (ontwerpbegroting 2025) opnieuw het percentage uit het DIP berekent volgens de NAVO-berekeningswijze.

  1. Haalt het kabinet de 2% NAVO-norm in 2025 volgens de Nederlandse berekenmethode?

Zie het antwoord op vraag 24.

  1. Zijn er andere Europese landen die een eigen berekenmethode voor de 2% NAVO-norm hanteren, naast de NAVO-berekenmethode?

Het kabinet heeft geen zicht op berekeningen van Europese bondgenoten.

  1. Hoeveel Defensiebudget wordt er (naar verwachting) in samenwerking met de European Defence Agency – en dus met andere lidstaten – besteed?

Het EDA faciliteert samenwerking tussen de lidstaten op onder andere capaciteitsontwikkeling, onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Om de activiteiten van het EDA te financieren dragen de lidstaten naar rato op basis van het bruto nationaal inkomen bij aan de EDA begroting. Het totaalbudget voor het EDA in 2024 was 48 miljoen euro, de Nederlandse bijdrage daaraan was 2,7 miljoen euro.

  1. Welke projecten worden momenteel en aankomend jaar ondernomen in samenwerking met de European Defence Agency?

Nederland neemt deel aan 39 projecten op het gebied van capaciteitsontwikkeling in EDA-verband. Een voorbeeld hiervan is het door Nederland geleide JDEAL (Joint Deployable Exploitation and Analysis Laboratory) project. Binnen JDEAL hebben veertien Europese landen gezamenlijk kennis en een innovatief forensisch onderzoekslaboratorium ontwikkeld.

Ook neemt Nederland bij het EDA deel aan 21 projecten op gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Een voorbeeld is het LEO2VLEO (Low Earth Orbit to Very Low Earth Orbit) project. Nederland en Oostenrijk richten zich in dit project op de ontwikkeling van twee tot vier satellieten. Het doel is om binnen 2 jaar de satellieten ook daadwerkelijk de ruimte in te kunnen lanceren.

  1. Op welke manier(en) zet Defensie zich in voor samenwerking binnen de EU o.a. op het gebied van het ontwikkelen van gezamenlijke militaire capaciteiten, verbeteren van de interoperabiliteit en het versterken van de Europese defensie-industrie?

Nederland is al sinds 2021 zeer actief deelnemer aan het EDF. Voor Defensie geldt dat hiermee defensiebehoeften gedeeltelijk gefinancierd kunnen worden met EU-subsidies. Door het EDF budget en de goede positionering van Nederlandse entiteiten in Europese consortia kunnen capabilities die Defensie nodig heeft door Europese (waaronder Nederlandse) entiteiten worden ontwikkeld. Ook neemt Nederland deel aan EDIRPA (European Defence Industrial Reinforcement through common Procurement Act, juli ’22), gericht op het bevorderen van gezamenlijke aanschaf van munitie, lucht- en raketverdediging en vervanging van platformen en legacy systems. Activiteiten vinden zoveel mogelijk in overleg en coördinatie met de NAVO plaats.

De Europese Commissie Mededeling ‘Europese Defensie Industrie Strategie’ (EDIS) en wetgevende Verordening voor oprichting van het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP) zijn bedoeld om de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis te versterken. De onderhandelingen over het EDIP lopen momenteel en Nederland neemt daar constructief aan deel. EDIP beoogt de Europese defensie-industrie te stimuleren inclusief interoperabiliteit, onder andere, met gebruik van financiële prikkels zoals EU cofinanciering, gezamenlijke investeringen maar ook het verbeteren van leveringszekerheid.

Binnen het EDA wordt gewerkt aan ontwikkeling van gezamenlijke militaire capaciteiten via implementatie van de Europese Capability Development Priorities (CDP) en afstemming via het Coordinated Annual Review on Defence (CARD). Nederland is daar van meet af aan bij betrokken en neemt deel aan meerdere Capability Development en R&T projecten. Tot slot zit Nederland inmiddels ook in 15 zgn. PESCO (Permanent Structured Cooperation) projecten, waaronder PESCO project Military Mobility.

  1. Op welke manieren stimuleert het kabinet gezamenlijke aanschaf van defensiecapaciteiten met bondgenoten?

Bij de verwerving van defensiematerieel sluit Defensie zich zoveel mogelijk aan bij bondgenoten. Ook biedt Defensie haar partners waar opportuun de mogelijkheid om aan te sluiten bij Nederlandse projecten. Daarvoor voert Defensie zowel op nationaal als internationaal niveau overleg over materieelinvesteringen. Hierbij hanteert Defensie de Defensie Industrie Strategie (DIS)onder meer als uitgangspunt. Op internationaal niveau voert Defensie in bilateraal en multilateraal verband gesprekken met partners en bondgenoten over materieel investeringen via de agentschappen van de NAVO en het EDA van de EU. Zo wordt vroegtijdig bezien in hoeverre de operationele eisen en tijdslijnen kunnen worden geharmoniseerd.

  1. Kan het kabinet een overzicht geven van alle lopende Europese en internationale initiatieven op het gebied van defensiematerieel?

Vraagbundeling met partner-landen in de EU en NAVO draagt bij aan de gewenste standaardisatie en interoperabiliteit van defensiematerieel. Met de aangenomen NATO Industrial Capacity Expansion Pledge (NICE) op de top in Washington 2024 en de lopende onderhandelingen voor het EDIP beoogt het kabinet de defensie-industriële capaciteit en productie in het hele bondgenootschap te versnellen en vergroten. De inzet van bestaande agencies zoals NSPA, NCIA en het EDA, en sterke bilaterale relaties spelen een cruciale rol bij de invulling van de benodigde defensiecapaciteiten en het harmoniseren van de behoeftestellingen. Vraagbundeling van de Patriot-systemen via NSPA, en de sterke bilaterale relatie met Noorwegen en Litouwen heeft bijgedragen aan gezamenlijke aanschaf door Nederland van de Multi-Missie Radar.

  1. Hoe wil het kabinet de doelstelling van 30% vrouwen in het defensiepersoneelsbestand realiseren?

Defensie doet er alles aan om in 2030, of eerder, een gevulde organisatie te zijn. Het streefcijfer, en de bijbehorende inspanningsverplichting, om meer vrouwen te werven en ervoor te zorgen dat zij, eenmaal aangesteld, ook blijven, moet hieraan bijdragen. Om dit te realiseren zijn maatregelen genomen gericht op zowel het vergroten van de instroom als het verbeteren van behoud en het verbeteren van de doorstroom naar leidinggevende functies. Een aantal voorbeelden zijn:

• Speciale kennismakingsdagen (Infodag Ladies Only met vertegenwoordiging vanuit alle krijgsmachtonderdelen) en wervingsdagen (recruitmentdagen) voor vrouwen.

• Nieuwe arbeidsmarktcampagnes als onderdeel van de succesvolle Generatie-D wervingscampagne om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken en een divers beeld te schetsen van wat werken bij Defensie betekent.

• Loopbaanontwikkeling en talent(ontwikkel)programma’s om meer zicht te krijgen op leidinggevend talent, om zodoende doorgroei naar de top te faciliteren.

• De Middelbare Defensievorming (MDV) en Hogere Defensievorming (HDV) worden inmiddels in modulaire vorm aangeboden. Dit biedt deelnemers meer flexibiliteit om de opleiding te volgen en deze aan te passen aan de persoonlijke situatie, of dit beter te kunnen combineren met ouderschap.

• Om het effect van (on)bewuste vooroordelen in besluitvorming zo veel mogelijk te voorkomen worden objectieve werving- en selectiemethoden, zoals het opstellen van toegankelijke vacatureteksten, competentiegericht werven, en trainingen ‘selecteren zonder vooroordelen’, ontwikkeld. Deze worden in 2025 en 2026 nader vormgegeven, waaronder in de selectie voor management development en binnen strategisch talent management.

  • Vanaf 1 september geeft het Defensie Ondersteuningscommando (Dosco) bij al zijn militaire vacatures aan dat deze zowel in voltijd als in deeltijd zijn te vervullen. Militairen die in deeltijd willen werken worden nadrukkelijk uitgenodigd om te solliciteren.

Zie ook: schriftelijke beantwoording van de vragen van het lid Podt c.s. over vrouwen bij de krijgsmacht van 8 april 2024 (Kamerstuk ah-tk-20232024-1438).

  1. Hoeveel onderbesteding van het defensiebudget is er?

Pas na de jaarafsluiting kan het totaal aan gerealiseerde Defensie-uitgaven worden vastgesteld. In de jaarverslagen bij de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds over het jaar 2024 zal Defensie ingaan op de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begrote uitgaven (ontwerpbegrotingen 2024).

In de suppletoire begroting september voor 2024 heeft Defensie de raming van de uitgaven op de Defensiebegroting geactualiseerd. Met deze actualisatie brengt Defensie de ambitieuze groei van de krijgsmacht in lijn met marktomstandigheden. Deze ambitieuze groei is inmiddels duidelijk zichtbaar in de realisaties van de Defensiebudgetten over de afgelopen jaren.

Indien als gevolg van de marktomstandigheden sprake is van vertragingen bij de implementatie van de geraamde Defensie-uitgaven, wordt voorgesteld om deze uitgaven naar de begrotingsjaren over te hevelen, waar deze uitgaven naar verwachting worden gerealiseerd. Zo is op de Defensiebegroting sprake van het verschuiven van de budgetten voor arbeidsvoorwaarden en voor de toelage onregelmatige diensten. Deze kasschuiven zijn toegelicht bij de belangrijkste beleidsmatige mutaties (tabel 1) van de beleidsagenda in de ontwerpbegroting 2025 en op de relevante artikelen van de suppletoire begroting september 2024 van de Defensiebegroting.

Ook op het Defensiematerieelbegrotingsfonds is sprake van de vertragende marktomstandigheden bij de implementatie van de defensie-uitgaven. Deze vertragingen vinden voornamelijk plaats bij de investeringen. In totaal wordt 1,55 miljard euro van 2024 (en 0,5 miljard euro uit 2025) verschoven naar latere begrotingsjaren (2027 en verder). Deze vertragingen hangen samen met afzonderlijke investeringsprojecten en zijn toegelicht in de suppletoire begroting september 2024 van het Defensiematerieelbegrotingsfonds op de afzonderlijke investeringsartikelen; zie ook hier de belangrijkste beleidsmatige mutaties (tabel 2) van de materieelagenda in de ontwerpbegroting 2025.

  1. Hoe verklaart het kabinet de onderbestedingen?

Zie het antwoord op vraag 33.

  1. Hoeveel geld besteedt het kabinet aan cybersecurity? Kan het kabinet de uitgaven aan cybersecurity uitsplitsen? Kan het kabinet de uitgaven in meerjarenperspectief plaatsen?

Met betrekking tot de Defensiebegroting besteedt het kabinet vanuit de intensivering van 2,4 miljard euro vanuit het Hoofdlijnenakkoord structureel meer aan cyber- en inlichtingencapaciteiten. Een verdere opsplitsing van de extra gelden voor cyber kan vanwege vertrouwelijkheid niet gemaakt worden. De extra middelen komen bovenop de bestaande taakuitvoering van Defensie in het cyberdomein. De bestaande taakuitvoering is beschreven in de Kamerbrief over het optreden van Defensie in het cyberdomein d.d. 30 mei 2024 (Kamerstuk 33 321, nr. 10).

  1. Hoeveel geld besteedt het kabinet aan versterking van intelligence capaciteiten van Nederland? Kan het kabinet de uitgaven in meerjarenperspectief plaatsen?

Met betrekking tot de Defensiebegroting besteedt het kabinet vanuit de intensivering van 2,4 miljard euro vanuit het Hoofdlijnenakkoord structureel meer aan inlichtingen- en cybercapaciteiten. Hierbij moet opgemerkt worden dat de inlichtingencapaciteiten breder zijn dan alleen die van Defensie. Een verdere opsplitsing van de extra gelden voor inlichtingen capaciteiten kan vanwege vertrouwelijkheid niet gemaakt worden. De extra middelen komen bovenop de bestaande inlichtingencapaciteiten van Defensie.

  1. Op welke manieren werkt het kabinet aan het vergroten van de Nederlandse productiecapaciteit op het gebied van elektronische oorlogsvoering? Hoeveel geld investeert het kabinet hierin?

Een van de prioritaire kennisgebieden betreft sensortechnologie, zoals aan uw Kamer gemeld in de Kamerbrief Voortgang Uitvoeringsagenda Innovatie & Onderzoek (Kamerstuk 31 125 nr. 130). Er zijn bedrijven binnen de NLDTIB die deze technologie kunnen leveren en deze technologie is mede benodigd voor het realiseren van elektronische oorlogvoering capaciteiten en de verdediging daartegen Defensie zet zich in voor het vergroten van de Nederlandse productiecapaciteit op het gebied van elektronische oorlogsvoering langs de actielijnen van de Actieagenda Productie- en leveringszekerheid en in lijn met de motie Dassen c.s. over dit onderwerp (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2031).

  1. Op welke manieren werkt het kabinet aan het intensiveren van de gezamenlijke inkoop van defensiematerieel via de Defence Joint Procurement Task Force van het Europees Defensieagentschap?

De Defence Joint Procurement Task Force (DJPTF) bestaat uit de Europese Commissie, het Europees Defensie Agentschap (EDA) en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) enis in 2022 opgericht om met input van lidstaten samenwerkingsmogelijkheden voor gezamenlijke aanschaf en de productiecapaciteit van de Europese industrie in kaart te brengen. Hieruit is onder andere het EDA munitieproject voortgekomen, dat zich heeft gericht op de gezamenlijk inkoop van 155mm artilleriemunitie. Nederland heeft hierbinnen van alle deelnemende landen de grootste order geplaatst.

  1. Werkt het kabinet aan het vormgeven van een betrouwbare indicator voor de gezamenlijke aanschaf en instandhouding van (wapen)systemen en munitie in bilateraal en multilateraal verband?

In de Stand van Defensie is een hoofdstuk Europese en internationale samenwerking opgenomen. Als onderdeel daarvan wordt gerapporteerd over gezamenlijke aanschaf Defensiematerieel in Europees verband. Dit is in lijn met de motie van de leden Dassen en Nordkamp (Kamerstuk 36410 X, nr. 67) inzake het in kaart brengen van de mate waarin Nederland voldoet aan de PESCO-doelstelling van 35% gezamenlijke aanschaf in Europees verband. In de Stand van Defensie van afgelopen Verantwoordingsdag is voor het eerst over deze indicator gerapporteerd.

  1. Op welke manieren zet het kabinet zich in voor het ontwikkelen van gezamenlijke militaire capaciteiten en verbeteren van de interoperabiliteit binnen de EU-defensiesamenwerking, en hoeveel geld investeert het kabinet hierin?

Zie antwoord bij vraag 29 voor de manieren waarop het kabinet zich inzet voor het ontwikkelen van gezamenlijke militaire capaciteiten en het verbeteren van de interoperabiliteit binnen EU-defensiesamenwerking. Hoeveel geld het kabinet precies investeert in het ontwikkelen van gezamenlijke militaire capaciteiten en het verbeteren van de interoperabiliteit binnen de EU-defensiesamenwerking is niet aan te geven, omdat dit verweven zit in legio verwervingen en andere processen. Wel kijkt defensie actief met het ministerie van Ecnomische Zaken en Financiën naar manieren om de nodige financiering te verzorgen voor het opschalen van de (Europese) defensie-industriële productiecapaciteit. Uw Kamer is hier recent over geïnformeerd in de Kamerbrief ‘Voorgang structurele versterking Europese productie van munitie en defensiematerieel’ ( Kamerstuk 36600-X, nr. 8).

  1. Hoeveel is het kabinet van plan te investeren in het Actieplan Productiezekerheid Onbemenste Systemen (APOS)?

Er wordt op twee manieren geïnvesteerd in APOS. Ten eerste reserveert Defensie de komende kabinetsperiode structureel een substantieel bedrag voor een programmavoorstel om het APOS uit te voeren. Centraal staat daarin de doelstelling om een Nederlands ecosysteem voor onbemenste systemen te creëren. Vooruitlopend daarop geeft Defensie invulling aan de eerste actielijn door een initiële investering van minimaal 54 miljoen euro om te kunnen voorzien in de meest urgente behoefte van de krijgsmachtsonderdelen. Ten tweede kijkt Defensie continu naar kansen om onbemenste systemen in Nederland aan te schaffen voor de steun aan Oekraïne, daarom is er hiervoor een apart Actieplan Drones opgezet. De urgentie van de Oekraïense behoefte is hierin leidend.

  1. Vallen de gereserveerde middelen voor extra versterking van de grensbewaking KMar volgens de NAVO-berekenmethode onder het behalen van de NAVO-norm? Hoe zit dit voor de Nederlandse berekenmethode?

Ja, deze middelen worden meegenomen in de berekening van de NAVO-norm. Er is geen verschil in het totaal van de Defensie-uitgaven (het ‘teller-bedrag’) tussen de Nederlandse en de NAVO berekeningswijze.

  1. Wordt er binnen het APOS opgetrokken met andere Europese landen? Zo ja, met welke landen en op welke manier?

Het APOS heeft als doelstelling om een zelfscheppend ecosysteem voor onbemenste systemen te creëren in Nederland. Dat is primair een nationale doelstelling. Dat laat onverlet dat Nederland volop samenwerkt met internationale partners op het gebied van onbemenste systemen. Binnen de NAVO is interoperabiliteit van onbemenste systemen cruciaal en ook voor de steun aan Oekraïne wordt hecht met enkele partners samengewerkt, bijvoorbeeld in de Capability Coalition. Deze samenwerking kan mogelijk, als orders voor Oekraïne ook bij Nederlandse industrie landen, ook het Nederlandse ecosysteem ten goede komen.

  1. Kunt u uiteenzetten waarom uitkeringen, anders dan op andere departementen, zijn ondergebracht op de eigen defensiebegroting?

Deze uitkeringen zijn ondergebracht op de eigen begroting omdat Defensie specifieke eigen bovenwettelijke uitkeringen voor het personeel heeft zoals het Militair Invaliditeitspensioen en het Bijzonder Militair Nabestaandenpensioen. Ook de uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen is bij de uitkeringen op de eigen defensiebegroting ondergebracht.

  1. Welke doelen stelt Defensie zichzelf per jaar in het uitbreiden van zijn personeelsbestand en opleidingscapaciteit?

Defensie heeft de ambitie gesteld om in 2030 een gevulde organisatie te zijn, die schaalbaar kan meebewegen met de toenemende dreiging in de wereld. Hierbij streeft Defensie naar meer reservisten die als volwaardig militair deel uitmaken van vaste en schaalbare eenheden. Defensie heeft de ambitie om in 2030 over circa 20.000 reservisten te beschikken. Het streven is om de opleidingscapaciteit mee te laten groeien met de groei van de organisatie. De streefcijfers qua vulling van de organisatie zijn als volgt.

Vulling per 1-1 (exclusief DN 2024) 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Beroepsmilitairen 42.580 44.544 46.314 48.044 49.744 51.444
Burgers 22.489 22.153 22.441 22.434 22.416 22.393
  1. Hoeveel militaire steun ontvangt Oekraïne van Nederland in 2025? Hoe verhoudt deze steun zich procentueel tot militaire steun in eerdere jaren?

In 2025 is € 2,3 miljard begroot voor de steun aan Oekraïne. Gemeten in kasuitgaven is geraamd dat Oekraïne in 2024 223% meer militaire steun ontvangt dan in 2023. Voor 2025 is geraamd dat Oekraïne 83% meer steun ontvangt dan in 2023.

  1. Zou u per krijgsmachtonderdeel kunnen specificeren van welke externe inhuur sprake is op de voorgenomen begrotingen van de Koninklijke Luchtmacht, de Koninklijke Marechaussee en de Koninklijke Landmacht, waar toenames van het budget voor externe inhuur genoteerd staan?

In de begroting is een aparte post opgenomen onder de post personele uitgaven genaamd externe inhuur. Inhuur wordt ingezet om het gemis aan vast personeel als gevolg van de ondervulling te compenseren. Bij een beter gevulde organisatie zullen de uitgaven voor inhuur dalen.

Bij de Koninklijke Luchtmacht gaat het in de eerste plaats om inhuur van technisch en materieellogistiek personeel ten behoeve van het onderhouden en ondersteunen van de hoofdwapensystemen. Naast het inhuren van technisch en materieellogistiek personeel, wordt specialistische kennis ingehuurd voor verdergaande automatisering en robotisering (RPA), met als doel de interne processen te optimaliseren en informatiegestuurde bedrijfsvoering te bewerkstelligen. Tot slot wordt militaire instructiecapaciteit ingehuurd om meer militairen te kunnen voorzien van een militaire (basis)opleiding.

De toename van het inhuurbudget bij de Koninklijke Marechaussee ziet voornamelijk op IV- en IT-functionaliteiten. De organisatie groeit en door gebruik van inhuur kan, vooruitlopend op het doorlopen van de reorganisatieprocessen, tijdig over capaciteit worden beschikt.

Bij de Koninklijke Landmacht heeft de toename te maken met de inhuur van militaire instructiecapaciteit om uiteindelijk meer militairen te kunnen voorzien van een militaire basisopleiding, onder andere voor het dienjaar.

  1. Welke wapensystemen van Israëlische makelij (inclusief Israëlische deelname in joint ventures) zijn momenteel in gebruik binnen de Nederlandse krijgsmacht?

Defensie wil het best mogelijke materieel, dat tijdig beschikbaar is, binnen de beschikbare middelen voor onze militairen. In sommige gevallen komt het beste materieel uit Israël, een belangrijke leverancier van hoogtechnologische producten. Deze systemen leveren een grote bijdrage aan de veiligheid van onze militairen en de modernisering van de krijgsmacht. Zo heeft Defensie onder andere moderne Israëlische antitankwapens, counter-dronesystemen, PULS raketartilleriesystemen, en zelfbeschermingsapparatuur voor diverse vliegtuigen in gebruik. Belangrijke componenten van het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) voor militairen die te voet het gevecht aangaan, zijn afkomstig uit Israël.

Defensie doet zaken met Israëlische bedrijven op verschillende manieren. Het kan rechtstreeks of via de Israëlische overheid, maar ook door tussenkomst van materieelagentschappen als NATO Support and Procurement Agency (NSPA) of Organisation Conjointe de Coopération en matière d’ARmement (OCCAR), of als een Israëlisch bedrijf betrokken is bij een joint venture, of als een Israëlisch bedrijf onderaannemer is van een project dat in uitvoering is genomen door een Nederlands of buitenlands bedrijf. Een voorbeeld van een joint venture is de levering van helmen voor F-35 vliegers (Helmet Mounted Display) door een joint venture van een Israëlisch en een Amerikaans bedrijf. Een voorbeeld van een project waaraan een Israëlisch bedrijf als onderaannemer een bijdrage levert, is de modernisering van het CV-90 Infanterie Gevechtsvoertuig.

  1. Hoeveel vacatures staan er momenteel open bij de Koninklijke Marechaussee?

Per 1 september 2024 heeft de marechaussee 1.637 vacatures.

  1. Hoeveel vacatures voor militair personeel staan er momenteel Defensiebreed open?

Zie het antwoord op vraag 7.

  1. Hoeveel vacatures voor militair personeel zullen er Defensiebreed door deze begroting bij komen?

Naar schatting zullen ten gevolge van de Defensienota 2024 op termijn circa 3.000 extra militaire vte’en nodig zijn. Het betekent niet dat een behoefte aan extra militairen automatisch leidt tot extra vacatures. Defensie streeft naar een instroom van 9.000 militairen per jaar vanaf 2029.

  1. Hoeveel civiele schietinstructeurs heeft Defensie in dienst?

Defensie heeft circa 20 civiele schietinstructeurs in dienst. Defensie heeft tevens een raamovereenkomst met een externe marktpartij voor inhuur van schietinstructiecapaciteit met een looptijd van vier jaar ter waarde van circa 12 miljoen euro.

  1. Hoeveel militaire schietinstructeurs heeft Defensie in dienst?

Alle onderofficieren van de Koninklijke Landmacht worden conform het kwalificatieprofiel onderofficieren gekwalificeerd als schietinstructeur en vervullen als neventaak de functie van schietinstructeur. Circa 200 onderofficieren zijn voltijd aan het werk als schietinstructeur.

  1. Op welke termijn zou Defensie weer bereid zijn de eerste hoofdtaak volledig uit te kunnen voeren volgens de gepresenteerde plannen?

Defensie is te allen tijden bereid om de eerste hoofdtaak uit te voeren en daarvoor is een sterke krijgsmacht noodzakelijk. De eerste hoofdtaak betreft de bescherming van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten. Wat dat in praktijk behelst en wat daarvoor nodig is, hangt af van de veiligheidssituatie. De veiligheidssituatie is veranderlijk en wordt momenteel steeds complexer en onvoorspelbaarder. Collectieve verdediging is een kerntaak van de NAVO. Bij een gewapende aanval kan een bondgenoot art. 5 van het Verdrag van Washington inroepen. Daarom wordt in NAVO-verband nauw samengewerkt aan operationele plannen en capaciteitendoelstellingen om het verdragsgebied van het bondgenootschap te beschermen en te kunnen verdedigen. De gezamenlijke inspanningen zijn erop gericht om tegenstanders af te schrikken en zo aanvallen te voorkomen.

Defensie zet zich in om de eerste hoofdtaak zo volledig mogelijk uit te kunnen voeren. De plannen in de Defensienota 2024 dragen bij aan versterking van de krijgsmacht om alle taken, en in het bijzonder de eerste hoofdtaak, uit te kunnen voeren. Bij de verwezenlijking van deze plannen is Defensie afhankelijk van verschillende factoren, zoals de beschikbaarheid van personeel, de capaciteit van de defensie- en technologische industrie en de samenwerking met partners. Vanwege de diverse factoren die van invloed zijn op de uitvoering van hoofdtaak 1, is het niet mogelijk om aan te geven op welke termijn Defensie hier volledig invulling aan kan geven.

  1. Hoe gaat Defensie ervoor zorgen dat de personele vulling van de krijgsmacht zo spoedig mogelijk wordt bereikt?

Zie het antwoord op vraag 6.

  1. Welke belemmeringen zijn er in de verschillende organisatiedelen van Defensie wat betreft de personele groei van de organisatie?

Het saldo van in- en uitstroom was in de eerste helft van 2024 positief: de instroom van beroepsmilitairen is gestegen en de uitstroom gedaald. Hoewel dit een positieve ontwikkeling is, zijn er in de defensieorganisatie belemmeringen van verschillende aard; Defensie werkt eraan om deze op te lossen. Zo valt nog steeds een groot deel van de kandidaten af tijdens de selectie en keuring. Er vinden daarom doorlopend verbeteringen plaats in het proces van keuren en selecteren. Daarnaast stelt Defensie hoge eisen aan kandidaten op het gebied van fysieke ontwikkeling, mentaal incasseringsvermogen en cognitief leervermogen. Door gerichter te selecteren, en zodoende vooral de meer kansrijke kandidaten in het proces op te nemen, met als doel de conversie te vergroten. Een andere belangrijke belemmering betreft de beschikbaarheid van opleidingsplaatsen. Defensie neemt verschillende maatregelen om het aantal opleidingsplaatsen uit te breiden. Dat kost tijd, ook omdat de uitbreiding verbonden is met het aantal onderofficieren-instructeur dat kan worden ingezet. Er wordt daarom uitdrukkelijk ingezet op civiele uitbesteding waar mogelijk en inhuur van civiele instructeurs om het aantal opleidingsplaatsen uit te breiden. De animo om reservist te worden neemt toe. Sommige ontwikkelingen op het gebied van reservisten, zowel in de bedrijfsvoering als ten aanzien van de rechtspositie, gaan nog niet snel genoeg. Defensie maakt het aantrekkelijker en makkelijker om reservist te worden, zijn en blijven, in goede samenwerking met marktpartijen en vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers.

Een belangrijke externe oorzaak die de personele groei binnen de verschillende organisatiedelen belemmert, is de krapte op de arbeidsmarkt. In het bijzonder geldt dit voor de moeilijk te werven categorieën personeel (cyber, ICT, medisch, technisch). Hoewel de werving in 2024 goede resultaten boekt, blijft er schaarste in bepaalde categorieën op de arbeidsmarkt.

  1. In hoeverre hebben onze NAVO-bondgenoten ook te maken met uitdagingen op het vlak van personele vulling? Kunt u een overzicht geven van welke maatregelen zij nemen en de verwachte effectiviteit van deze maatregelen?

Iedere NAVO-bondgenoot heeft uitdagingen op het gebied van personeel. Die komen voort uit zowel krijgsmachtontwikkeling als maatschappelijke ontwikkelingen en zijn bij alle partners onlosmakelijk verbonden met wet- en regelgeving, infrastructuur, uitrusting en opleidingsbeperkingen. Bijna alle NAVO-landen moderniseren hun personeelsbeleid en intensiveren hun reservistencapaciteit. Sommige landen met een actieve dienstplicht scherpen die aan, verlengen de lengte van de opkomstperiode of van de periode waarin een militair na actieve dienst als reservist beschikbaar moet blijven. Landen met een ‘volunteer force’ nemen maatregelen die aansluiten bij de veranderende arbeidsmarkt en de groei van hun krijgsmachten en innoveren. In bijna alle NAVO-landen worden wet- en regelgeving aangepast, maar het accent ligt nergens hetzelfde. Resultaten zijn ook voor partnerlanden niet voorspelbaar, want afhankelijk van vele variabelen die niet door defensie alleen kunnen worden geborgd.

  1. Kunt u een overzicht geven van het percentage vrouwen per organisatiedeel van Defensie?

Per 1 september 2024 staat het percentage vrouwen bij Defensie op 18,8%. Bij beroepsmilitairen gaat het om 12,5%, bij reservisten om 15,9% en bij burgers om 30,8%. Uitgesplitst per defensieonderdeel zien de percentages er als volgt uit:

Defensieonderdeel Totaal Beroepsmilitairen Reservisten Burgers
CZSK 15,4% 13,0% 18,4% 19,6%
CLAS 11,3% 8,6% 11,9% 22,5%
CLSK 15,9% 12,4% 19,4% 32,5%
KMAR 21,8% 18,0% 30,0% 48,9%
BS 31,8% 15,3% 8,7% 40,0%
DOSCO 34,5% 22,3% 45,1% 38,5%
COMMIT 21,8% 5,6% 5,3% 24,1%
  1. Onder welk artikel valt de militaire steun aan Oekraïne?

De militaire steun wordt grotendeels begroot onder artikel 1 Inzet van de Defensiebegroting. De begrote uitgaven zijn voor commercieel aangeschaft materieel en bijdragen aan fondsen die militair materieel aanschaffen. Daarnaast is en wordt ook materieel uit eigen voorraad geleverd, deze vorm van steun uit zich financieel op het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

  1. Wat verklaart het feit dat het geraamde budget voor militaire steun aan Oekraïne van €2,3 miljard in de memorie van toelichting (MvT) hoger is dan de uitgaven onder beleidsartikel 1 Inzet (BIV) in 2025?

De 2,3 miljard euro betreft de optelling van de bedragen in de Defensiebegroting én het Defensiematerieelbegrotingsfonds en is daarom hoger dan het begrote bedrag op artikel 1 Inzet van de Defensiebegroting. De begrote uitgaven voor Oekraïne betreffen een generaal dossier en gaan niet ten koste van uitgaven voor de Nederlandse krijgsmacht.

  1. Wanneer voldoet de Nederlandse defensie aan het NATO Force Model?

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het NAVO New Force Model. Dit model treedt per 01-01-2025 in werking. Alle Nederlandse defensieonderdelen hebben hiervoor eenheden aangeboden conform de NAVO Force Sourcing structuur. Hierbij zijn eenheden in verschillende gereedheid niveaus ingedeeld als onderdeel van de NAVO-plannen en zijn geïntegreerd binnen grotere verbanden. Zo heeft CZSK een nauwe samenwerking met het VK en heeft het samen met het CLSK een samenwerkingsverband met Noorwegen. Hierbij ligt de focus meer op het noorden. Het CLAS is binnen het NFM geïntegreerd met de Duitse eenheden, waarbij de focus meer op het oosten zal komen te liggen. De ondersteunende onderdelen van Defensie (DOSCO en COMMIT) worden toegerust om de Nederlandse eenheden inzetbaar te krijgen en te houden. Ook worden internationale eenheden ondersteund bij een eventueel transport door Nederland. Nieuwe capaciteiten en capaciteiten die in een grote onderhoudssystematiek zitten, zijn niet direct inzetbaar op 1 januari. Deze capaciteiten worden in overeenstemming met de NAVO op een later tijdstip gereed gesteld en aangeboden. Diverse investeringen uit de Defensienota dragen direct danwel indirect bij aan het gereed kunnen stellen van de aangeboden capaciteiten.

  1. Hoeveel geven andere Europese landen uit aan Defensie in 2025?

De veranderende veiligheidssituatie in de wereld heeft bij veel omliggende landen geleid tot extra investeringen in Defensie. De meeste Europese NAVO-bondgenoten hebben hun defensie-uitgaven de afgelopen periode dan ook aanzienlijk verhoogd. Voor een volledig overzicht van defensie-uitgaven van NAVO-bondgenoten voor 2024 zie NATO - News: Defence Expenditure of NATO Countries (2014-2024), 17-Jun.-2024. Over de investeringen in 2025 is nog geen totaalbeeld weer te geven.

  1. Aan welke eisen van de NAVO voldoet Nederland nog niet qua materieel, personeel etc.?
    De NAVO maakt met de Defence Planning Capability Review (DPCR) tweejaarlijks een analyse van de staat van de krijgsmachten van alle bondgenoten. Hierbij kijkt NAVO in hoeverre de bondgenoten voldoende bijdragen (cash, capabilities en contributions) aan de kerntaken van de NAVO. In de meest recente rapportage van 10 juni 2024 neemt de NAVO een duidelijk opwaartse trend waar in het naleven van de afspraken en in het bijzonder in de investeringen die zijn gedaan, zowel op het gebied van cash als capabilities. Desondanks blijven er zorgen over verschillende kwalitatieve en kwantitatieve tekortkomingen, vooral inzake de door de NAVO geduide prioriteitsdoelstellingen, en over de personele vulling van de Nederlandse krijgsmacht in het algemeen. Het kabinet heeft uw Kamer op 5 augustus jl. geïnformeerd over de uitkomsten van de DPCR (Kamerstuk 28 676 nr. 464). In de Technische Briefing van 25 september jl. is de VCD hier eveneens uitgebreider over gebrieft. Met de Defensienota 2024 zet Defensie verdere stappen naar invulling van capaciteitsdoelstellingen die NAVO heeft benoemd.  

  2. Hoeveel militaire oefeningen worden door Defensie gedaan op jaarbasis en is dit voldoende?

Er is geen volledig overzicht van hoeveel militaire oefeningen worden uitgevoerd op jaarbasis. Elk niveau plant eigen oefeningen. Op defensieniveau is er een Joint oefenkalender. Elk operationeel commando voert tot op het laagste niveau eigen oefeningen uit.

  1. Hoeveel geeft de overheid uit aan campagnes voor draagvlak en personeel voor Defensie? Is dit vergelijkbaar met andere NAVO-landen?

In 2024 geeft Defensie circa 26 miljoen euro uit aan arbeidsmarktcampagnes inclusief onderhoud en doorontwikkeling van de website www.werkenbijdefensie.nl. Het is onbekend of dit vergelijkbaar is met andere NAVO-bondgenoten.

  1. Hoeveel en wat voor soort munitie wordt er geproduceerd in Nederland? Is dit gestegen in vergelijking met afgelopen jaren?

Nederland heeft sinds 2003 geen nationale munitieproducerende industrie meer. Dit geldt zowel voor Battle Decisive Munitions (BDM), als voor non-BDM. Wel levert de Nederlandse industrie een bijdrage aan de munitiecomponentenproductie in de leveringsketen van hoogtechnologische munitie. Een voorbeeld hiervan is het werkaandeel in de productielijn van de maritieme ESSM Block 2 raketten.1 In de Defensienota 2024 is uw Kamer geïnformeerd over de concrete plannen die wij hebben om samen verder te bouwen aan een sterke en slimme krijgsmacht. Deze plannen bouwen voort op stappen die Defensie al heeft gezet, onder andere op het gebied van het versterken van de productie- en leveringszekerheid van munitie en defensiematerieel. Defensie kijkt actief naar de mogelijkheden om de positie van de Nederlandse industrie in de keten van munitieproductie te versterken. Concrete stappen die Defensie heeft gezet om dit te ondersteunen zijn bijvoorbeeld het bieden van meerjaren perspectief voor de industrie door het plaatsen van langjarige order bij munitiefabrikanten en het verbeteren van het financieringsklimaat voor de dual-use en defensie- industrie. Daarnaast verkent Defensie de mogelijkheden om de Nederlandse positie in de (kwetsbare) keten van munitieproductie te versterken. Door bijvoorbeeld samen te werken met de chemiesector voor de substitutie of productie van kritieke grondstoffen voor munitie kan Nederland hier mogelijk een belangrijke toegevoegde waarde leveren.

  1. Hoeveel munitie wordt er geproduceerd door de Europese landen in vergelijking met de VS?

Defensie deelt geen gegevens omtrent hoeveelheden munitie die worden geproduceerd in Europese landen noch in de VS. De Europese Commissie heeft een analyse gedaan van de munitiefabrieken in de Europese Unie maar, mede op verzoek van die bedrijven, gaat het om vertrouwelijke informatie.

  1. Op welke manier is de ruimte voor de defensie-industrie vergroot afgelopen jaren?

Op dit moment lopen er geen initiatieven vanuit Defensie om de fysieke ruimte voor de defensie-industrie te vergroten. Bedrijven zijn wel zelf bezig met bevoegd gezag rondom vergunningen en bestemmingsplannen. 
Daarnaast is er door defensie het Actieprogramma Productie- en Leveringszekerheid gepubliceerd in de Kamerbrief Actieagenda productie- en leveringszekerheid munitie en defensiematerieel (Kamerstuk 36410 nr. 93) en de Kamerbrief voortgang structureel verhogen Europese productie munitie en defensiematerieel (Kamerstuk 36600-X nr. 8). Hierin zet defensie het plan uiteen hoe samen met partners de Nederlandse en Europese defensie-industrie wordt opgeschaald.

  1. Welke samenwerkingen zijn aangegaan met buurlanden om de defensie-industrie te vergroten?

Een sterke bondgenootschappelijke defensie-industrie binnen de NAVO draagt bij aan een geloofwaardige afschrikking. Binnen het bondgenootschap is samenwerking met de defensie-industrie nodig om ervoor te zorgen dat de operaties langer kunnen worden volgehouden. Het onderwerp staat daarom nadrukkelijk en veelvuldig op de agenda van de gesprekken die Defensie heeft met haar NAVO-bondgenoten. Defensie omarmt tevens de Europese programma’s, zoals het Europees Defensie Fonds (EDF) en het Europees Defensie Industrie Programma (EDIP), die bijdragen aan het versterken van de Europese defensie-industrie. Door effectiever samen te werken binnen de Europese Unie en fragmentatie tegen te gaan, wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de beschikbare productiekracht binnen de EU. Door vraagbundeling met partnerlanden in de EU en NAVO zorgen Nederland voor meer lange-termijn orders. De samenwerking met Noorwegen en Litouwen voor de aanschaf van de Multi-Missie Radar van Thales, en het aansluiten bij de contracten van België en Tsjechië voor de levering van 155mm-munitie voor Oekraïne zijn hier voorbeelden van.

  1. Kunt u aangeven wat in 2025 de kosten zijn van en hoeveel personeel zich bezighoudt met de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van het door Defensie gevoerde D&I beleid?
    Zie antwoord op vraag 71.

  2. Kunt u de kosten die het D&I-beleid binnen Defensie aangaan nader specificeren?

Bij Defensie draagt iedereen, in het bijzonder leidinggevenden, een verantwoordelijkheid in het realiseren van een organisatie waar iedereen zich thuis voelt en men elkaar met respect behandelt. Daarnaast is inclusief werkgeverschap noodzakelijk voor de vulling van de organisatie (instroom en behoud).

Voor het D&I-beleid bij Defensie is jaarlijks structureel 1,5 miljoen euro aan budget beschikbaar gesteld bij de Defensienota 2022 voor tien vte’n om D&I-beleid te ontwikkelen en uit te voeren. Daarnaast is er tot en met 2027 1,2 miljoen euro per jaar gereserveerd voor Defensiebrede arbeidsmarktcampagnes waarin D&I nadrukkelijk de aandacht krijgen. Tot slot is er tot en met 2026 in totaal 2,3 miljoen euro gereserveerd voor bottom-up initiatieven en externe inhuur om sneller voortgang te kunnen boeken in de uitvoering van het beleid gericht op diversiteit en inclusiviteit. Denk hierbij aan het versterken van activiteiten gericht op instroom en campagnes in het kader van bewustwording (behoud), ondersteuning bij Defensiebrede evenementen en bijeenkomsten en het leveren van expertise op het gebied van de aanpak van racisme, discriminatie en uitsluiting.

Daarnaast hebben sommige Defensieonderdelen nog andere functies die raken aan D&I, bijvoorbeeld op projectmatige basis of op een specifiek deelgebied zoals autisme.

  1. Kunt u de huidige verhouding in aantallen beschrijven tussen opperofficieren, hoofd- en subalterne officieren, onderofficieren, korporaals en manschappen en aangeven of deze van het gemiddelde in andere Westerse landen afwijkt?

De verdeling in ranggroepen voor beroepsmilitairen is als volgt in VTE’n. Defensie heeft geen inzicht in de verdeling bij andere westerse landen.

  VTE per 1-7-2024
Manschappen + korporaals 13.208
Onderofficieren (+ korporaals KM) 18.192
Hoofd- en subalterne officieren 10.505
Opperofficieren 122
Totaal 42.027
  1. Kan er per NAVO-land aangegeven worden wat zij sinds de Russische invasie in Oekraïne van 2022 in totaal militair hebben uitgegeven en bijgedragen aan de Oekraïne? Hoeveel bedraagt dit voor Nederland?

In verband met de operationele veiligheid is het is niet mogelijk om de steun aan Oekraïne per NAVO-land aan te geven. Ook zijn veel landen niet transparant over de militaire steun die ze aan Oekraïne geven. De meest bekende bron voor de vergelijking van geleverde steun tussen landen is de Ukraine Support Tracker van het Kiel Institute for the World Economy. Nederland heeft sinds februari 2022 ruim 10 miljard euro gealloceerd voor de militaire steun voor Oekraïne. Via de vertrouwelijke bijlage van de leveringenbrief wordt uw kamer periodiek geïnformeerd over de tot heden geleverde steun.

  1. Kunt u verklaren waarom in de begroting voor 2025 €2,3 miljard is geraamd voor steun aan Oekraïne, wat €1,2 miljard minder is dan het afgelopen jaar, terwijl op pagina 8 van dezelfde begroting staat dat 'we Oekraïne onverminderd blijven steunen'?

De begroting volgt de huidige planvorming voor de steun aan Oekraïne met militair materieel. Het commercieel aan te schaffen materieel verloopt via de krappe defensiemarkt, waar de beschikbaarheid van materieel kan variëren. Het kas- en verplichtingenritme kan daardoor ook van jaar tot jaar ook variëren.

  1. Kunt u inzichtelijk maken hoe de NAVO-berekeningswijze van de NAVO-norm van ten minste 2% BBP ten uitvoer wordt gelegd?

De NAVO Defence Investment Pledge (DIP) is een politieke afspraak over de bijdrage van de bondgenoten aan de drie kerntaken van de NAVO. De pledge omvat drie elementen: de defensie-uitgaven, militaire capaciteiten en militaire contributies. NAVO berekent de financiële component uit de DIP door het totaal van toerekenbare defensie-uitgaven uit te drukken in een percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Deze berekening maakt de omvang van de defensie-uitgaven vergelijkbaar tussen bondgenoten.

De toerekenbare defensie-uitgaven zijn gedefinieerd in een richtlijn van de NAVO. Voor Nederland zijn dit de uitgaven op de Defensiebegrotingen en een beperkt aantal toerekenbare uitgaven op andere departementale begrotingen – zoals bijdragen aan onderzoeksinstellingen ten behoeve van de Nederlandse defensie-industrie. Voor het bbp wordt de meest recente raming van het Centraal Planbureau gehanteerd.

In de lopende Defensiebegroting presenteert het kabinet het percentage conform de Nederlandse berekening, maar ook het indicatieve, verwachte percentage conform de NAVO-berekening. De percentages conform de NAVO berekeningswijze in de Defensiebegroting zijn niet berekend door de NAVO. Alleen de NAVO is uiteindelijk verantwoordelijk voor de berekening van het definitieve percentage conform de NAVO-berekeningswijze en de weergave hiervan in de burden sharing rapporten, waarvan de eerstvolgende voorafgaand aan de DMM van februari 2025 aan bondgenoten wordt gepresenteerd.

Beide berekeningen hanteren het beginsel defensie-uitgaven gedeeld door het bbp. Beide berekeningen zijn gebaseerd op dezelfde benoemde richtlijn, maar wijken af op twee punten. Zo presenteert het kabinet de berekening in euro en in prijzen van de lopende begroting. Daarmee sluit de Nederlandse berekening aan op de raming van de Defensie-uitgaven in de lopende begroting. Omwille van de onderlinge vergelijkbaarheid tussen bondgenoten presenteert de NAVO de defensie-uitgaven in dollar en in een specifiek prijspeil (thans 2015; de NAVO gaat binnenkort over naar 2020). De NAVO hanteert voor Nederland een specifiek prijspeil. Voorts gebruikt het kabinet de raming van het Centraal Planbureau (CPB) voor het Nederlandse bbp. Daarmee sluit de DIP in de Nederlandse berekeningswijze aan bij macro-economische uitgangspunten van het CPB, die als uitgangspunt worden gehanteerd voor de overheidsfinanciën. De NAVO gebruikt de raming van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor het bbp van de bondgenoten. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid drukt de NAVO ook deze raming uit in dollar en een specifiek prijspeil.

  1. Kunt u inzichtelijk maken hoe de Nederlandse berekeningswijze van de NAVO-norm van ten minste 2% BBP ten uitvoer wordt gelegd?

Zie het antwoord op vraag 75.

  1. In hoeverre kan het beschikbare budget voor Defensie worden weggezet, gezien de belemmeringen op het gebied van krapte op de defensiemarkten en beschikbaarheid van voldoende personeel?

Zie het antwoord op vraag 33.

  1. Wat kan er worden gedaan om de belemmeringen door de krapte op de defensiemarkt en het tekort aan voldoende personeel weg te nemen?

Zie het antwoord op vraag 6.

  1. Wat verklaart het verschil tussen het in de memorie van toelichting (MvT) voor 2024 bestemde budget van €3,5 miljard voor militaire steun aan Oekraïne en de €3,194 miljard aan uitgaven die in het uitgavenoverzicht Oekraïne bij de miljoenennota staan?

Het uitgavenoverzicht van de miljoenennota toont de netto uitgaven, dat betekent dat de uitgaven en inkomsten gesaldeerd worden. De memorie van toelichting toont de bruto uitgaven, oftewel puur de uitgaven.

  1. Wat verklaart het verschil tussen het in de memorie van toelichting (MvT) voor 2025 bestemde budget van €2,3 miljard voor militaire steun aan Oekraïne en de €2,256 miljard aan uitgaven die in het uitgavenoverzicht Oekraïne bij de miljoenennota staan?

Het uitgavenoverzicht van de miljoenennota toont de netto uitgaven, dat betekent dat de uitgaven en inkomsten gesaldeerd worden. De memorie van toelichting toont de bruto uitgaven, oftewel puur de uitgaven.

  1. Wat is het verschil tussen de Nederlandse NAVO-norm en de NAVO-norm die de NAVO hanteert?

Zie het antwoord op vraag 75.

  1. Wat doet Nederland concreet om landen die de NAVO-norm nog niet halen te stimuleren dit wel te doen?

Nederland blijft in NAVO-verband benadrukken dat voldoende financiering van alle bondgenoten noodzakelijk is om de capaciteitsdoelstellingen van de NAVO te realiseren. Bij de recente NAVO-top in Washington heeft Nederland de bondgenoten die de 2% nog niet halen, opgeroepen om hier zonder verdere vertraging naartoe te groeien.

  1. Welke bondgenoten voldoen op dit moment nog niet aan de investeringsquote van de NAVO? Op welke investeringspercentages zitten zij, en wat doet de NAVO en wat doet Nederland om deze landen te stimuleren dit te gaan doen?

Volgens het meest recente burden sharing rapport dat de NAVO publiceerde voorafgaand aan de NAVO-top in Washington van juni 2024, voldoen in 2024 29 bondgenoten aan de afspraak om structureel ten minste 20% van het defensiebudget te investeren in groot materieel. Deze afspraak is gemaakt tijdens de top in Vilnius in 2023, als onderdeel van de Defence Investment Pledge. Alleen België en Canada voldoen volgens het meest recente openbare burden sharing rapport van de NAVO nog niet aan de 20%-afspraak. Deze landen geven in 2024 naar verwachting respectievelijk 15,2% en 18,6% van hun defensiebudget uit aan groot materieel. Nederland blijft in NAVO-verband benadrukken dat voldoende investeringen van alle bondgenoten in groot materieel noodzakelijk zijn om de krijgsmachten van de NAVO te voorzien van modern, technologisch hoogwaardig en interoperabel materieel.

  1. Hoeveel Nederlandse militairen en civiel personeel nemen in 2025 deel aan de verschillende missies binnen het NAVO-grondgebied? Kunt u een overzicht geven?

In 2025 neemt Nederland met in totaal 2018 militairen deel aan diverse missies binnen het NAVO-grondgebied. Dit betreft de daadwerkelijke inzet van grond-, lucht, en vlooteenheden zoals eFP Litouwen, MQ-9 Guardian Reaper en SNMG1 maar ook inzetgerelateerde tewerkstelling zoals INTERFLEX. Er wordt geen civiel personeel ingezet in missies binnen het NAVO-grondgebied.

  1. Kunt u een overzicht geven van hoeveel geld Nederland in 2024 en in 2025 (naar verwachting) per land investeert in bilaterale defensiesamenwerking?

Nederland investeert actief in een sterke bilaterale samenwerking met onze partnerlanden om onze veiligheids- en defensiebelangen zo goed mogelijk te waarborgen. Middels bilaterale consultaties, participatie in mulltilaterale fora (NAVO, EU, VN, JEF o.a.) en het actief deelnemen aan internationale veiligheidsconferenties is Nederland continue op zoek naar samenwerkingsmogelijkheden op belangrijke onderwerpen, zoals steun aan Oekraïne, gezamenlijke oefeningen, materieelsamenwerking, en missies en operaties. Bilaterale samenwerking en militaire diplomatie is daarmee voor alle defensie-onderdelen een belangrijk instrument.

  1. Kunt u ingaan op de huidige capaciteiten van de Koninklijke Marechaussee met betrekking tot de taak van grenstoezicht en aangeven of deze capaciteiten voldoende zijn?

De Koninklijke Marechaussee beschikt momenteel niet over de benodigde capaciteit om volledig uitvoering te geven aan de maatregelen van het regeerprogramma. Het kabinet heeft ingestemd met het versterken van de grensbewaking. De KMar zal in de komende jaren hiertoe additionele middelen krijgen om het grenstoezicht te versterken met personele capaciteit en parallel te investeren in technische en innovatieve middelen die het grensproces ondersteunen. Hierdoor kan de KMar beter invulling geven aan de uitvoering van haar wettelijk opgedragen taken.

Het operationaliseren van de investering in het grensproces kost echter tijd. De keuzes over de inzet van de KMar-capaciteit worden samen met de betrokken ministeries en het gezag gemaakt.

  1. Welke verschillende opties ziet u om de Nederlandse samenleving meer weerbaar te maken? Kunt u deze mogelijke beleidsrichtingen beschrijven?

Een weerbare samenleving is noodzakelijk om voorbereid te zijn op (toegenomen)dreigingen in de wereld, en deze te kunnen weerstaan. Een weerbare samenleving helpt bovendien een oorlog te voorkomen. Dit is niet alleen de verantwoordelijk van veiligheidsinstanties zoals Defensie, maar van ons allemaal: de overheid, het bedrijfsleven, de industrie, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de burgers.

Defensie begint niet vanaf nul. Er zijn al verschillende initiatieven die bijdragen aan het verhogen van de weerbaarheid. De Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk, maar ook NAVO en EU-weerbaarheidsdoelstellingen bieden daarvoor het raamwerk.

De NCTV en Defensie coördineren samen de aanpak om de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen te verhogen. Alle ministeries hebben daarin een verantwoordelijkheid en rol om bij te dragen aan de maatschappij-brede aanpak om de maatschappelijke weerbaarheid en militaire paraatheid te versterken. Onderdeel van dit traject is ook overheidscommunicatie, zowel om te informeren over dreigingen als om mensen handelingsperspectieven te bieden. De Kamerbrief Weerbaarheid zal de basis vormen van de interdepartementale aanpak om de weerbaarheid te vergroten en geeft een overzicht van de opgaven per departement. Deze Kamerbrief zal nog dit jaar aan de Kamer gestuurd worden. Naar verwachting volgt hierop in het eerste kwartaal van 2025 een brief die nader zal ingaan op hoe dit gedaan wordt.

De kernopdracht van Defensie is en blijft om voldoende gevechtskracht te leveren voor geloofwaardige afschrikking, en indien nodig Nederland en het NAVO-verdragsgebied te verdedigen om onze veiligheid te garanderen. Defensie brengt met partners in kaart wat Defensie van de maatschappij nodig heeft om in voldoende mate voorbereid te zijn op een militair conflict, in aanvulling op het Landelijk Crisisplan Militaire Dreigingen en het Nationaal Defensieplan Kritieke Infrastructuur. Defensie investeert in civiel-militaire samenwerking en een robuust partnerschap met de samenleving, onder meer voor het vergroten van productie- en leveringszekerheid, logistieke samenwerking en uitwisseling van personeel.

Het kabinet zet in op wetgeving die knelpunten in de aanloop naar en voorbereiding op een conflict kan wegnemen en grootschalige gereedstelling van de krijgsmacht eenvoudiger en sneller mogelijk maakt (wetsvoorstel voor een Wet op de Inzet en de Gereedstelling). Het gaat daarbij onder andere om de benodigde juridische ruimte voor oefenen en trainen in de fysieke en informatie omgeving en aanbestedingsregels.

  1. Hoe worden de middelen die worden geïnvesteerd in de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) precies besteed?

Defensie kijkt voor de gehele investering in de Nederlandse krijgsmacht hoe de Nederlandse en Europese industrie zo goed mogelijk kunnen worden betrokken. Bijvoorbeeld in de maritieme industrie zijn recentelijk contracten gesloten. Vorig jaar tekende Defensie een contract met Damen en Thales Nederland voor de Anti-Submarine Warfare Frigates (ASWFs). Ook is in 2024 een contract gesloten voor het Close-in Weapons System (CIWS) bij Thales Nederland. De exacte omvang van contractwaarde is commercieel vertrouwelijk. Defensie heeft de inkoopketen uitvoerig doorgelicht en heeft Defensie het mantra ‘beste product voor de beste prijs’ losgelaten. In plaats daarvan laten zijn tijdige beschikbaarheid en herkomst van een product – bij voorkeur Nederlands of Europees – zwaarder gaan meewegen bij materieelverwerving. Daarnaast heeft defensie tussen 2024 en 2031 meerjarig middelen vrijgemaakt om actief en gericht samen te werken met de industrie. Defensie werkt nog momenteel aan de specifieke uitwerking van deze middelen, waarbij de prioriteiten die zijn gesteld in de Actie-agenda Productie- en Leveringszekerheid en de prioritaire technologiegebieden (NLD_Gebieden) centraal staan. Defensie is hierover veelvuldig in gesprek met de (defensie-)industrie, brancheverenigingen, regionale partners en de Ministeries van Economische Zaken en Financiën.

  1. Wat is de omvang en oorzaak van de financieringsproblematiek waarover gesproken wordt?

Uit het rapport van Berenschot2 van begin dit jaar blijkt dat 36% van de bedrijven financieringsuitdagingen ervaren; met name vanwege het uitsluiten van financiering voor defensie-gerelateerde activiteiten. Dit geldt voor de gevestigde defensie-industrie, maar ook voor start-ups en scale-ups die voor Defensie ontwikkelen en produceren. Het is voor hen complex om (durf)kapitaal te mobiliseren voor (risicovolle) investeringen in opschalingen zoals aanvullende productielijnen. Daarbij komt dat knelpunten in de aanbesteding en complexe inkoopprocedures vanuit de overheid er toe leiden dat de stap naar daadwerkelijke inkoop door Defensie van nieuw ontwikkelde producten en orders groot is. Te veel potentiele innovatieve bedrijven die aan Defensie kunnen leveren, hebben daardoor moeite de periode zonder orders vanuit Defensie te overbruggen.

  1. Hoe wordt de financieringsproblematiek aangepakt? Welke stappen worden genomen en wanneer?

In de Kamerbrief ‘Voortgang Structureel versterken Europese productie munitie en defensiematerieel’ is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang die Defensie heeft geboekt om het financieringsklimaat voor industrie die voor Defensie ontwikkelt en produceert, te verbeteren (Kamerstuk 36600-X, nr. 8).

  1. Hoe groot is het Defensie Cyber Commando op dit moment? Staat dit in verhouding tot de militaire kansen en dreigingen op cybergebied?

De militaire kansen en dreigingen in het cyberdomein nemen toe. Om de slagkracht van Defensie op cybergebied in verhouding tot deze kansen en dreigingen te houden, is verdere doorgroei van het Defensie Cyber Commando (DCC) van groot belang. Op korte termijn wordt hier invulling aan gegeven door de formatie van het DCC na een eerste reorganisatie, per 1 november 2024 verder te vergroten. Voor de langere termijn is verdere doorgroei en vergroting van de slagkracht van het DCC voorzien cf. de plannen beschreven in de Defensienota 2024. Om veiligheidsredenen wordt in openbare stukken niet ingegaan op aantallen medewerkers en beschikbare capaciteiten.

  1. Welke initiatieven verwacht u dat er worden gestart in het kader van de Defensie Ruimte Agenda met de interdepartementale Kennis en Innovatie Agenda Veiligheid (Missie 3: Space)? Welke doelstellingen hebben deze initiatieven?

In de Defensie Ruimte Agenda is aangegeven dat Defensie gezamenlijk met de industrie en kennisinstellingen ook inspeelt op de mogelijkheden van de Kennis & Innovatie Agenda (KIA) Missie “Veiligheid in en vanuit de ruimte” uit de het Missiegedreven Innovatiebeleid (MIB). Ook zoekt Nederland Europese samenwerking op, met name via het Europees Defensiefonds en de Permanente Gestructureerde Samenwerking (PESCO). Zo is er het voornemen om via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO3) onderzoek te laten doen, Als onderdeel van het MIB wordt op het onderwerp “Robuuste en veerkrachtige ruimte-infrastructuur voor een veilig Nederland”, ingebracht. Het onderzoek omvat twee thema’s: 1) Militaire strategische, juridische en ethische kaders en 2) Kritische technologieën voor het vergroten van de weerbaarheid en bescherming van de ruimte-infrastructuur. Verder wordt gewerkt aan een Publiek Private Samenwerking (PPS), een instrument van het MIB, met de Gouden Driehoek rondom een op te zetten constellatie van satellieten.

  1. Kunt u nader ingaan op wat "zet zich in voor andere vormen van diversiteit" specifiek en concreet behelst?

Naast maatregelen gericht op de instroom en het behoud van vrouwen, gaat het hierbij om maatregelen gericht op culturele diversiteit, LHBT+, neurodiversiteit en mensen met een (arbeids)beperking. Het gaat daarbij niet over streefcijfers of verdelingen, zoals de man/vrouw-verdeling, maar juist ook over vooroordelen en bewustwording. Meer bewustwording van vaste gedragspatronen en vooringenomenheden is een eerste stap om te komen tot een meer diverse organisatie met een inclusieve werkcultuur waar iedereen zich thuis voelt en elkaar met respect behandelt. Denk aan: objectieve werving- en selectiemethoden ontwikkelen om het effect van (on)bewuste vooroordelen in besluitvorming tegen te gaan, workshops waarin leidinggevenden leren hoe bijvoorbeeld collega’s met autisme, hoogbegaafde medewerkers of mensen met ADHD zo goed mogelijk in hun kracht komen te staan en aandacht hebben voor verschillende feest- en gedenkdagen om begrip en kennis te vergroten.

  1. Hoe is het op dit moment gesteld met de, voor opschaling van het Dienjaar noodzakelijke, randvoorwaarden als keurings- en opleidingscapaciteit, vastgoed en persoonlijke uitrusting en kan de voorgenomen opschaling succesvol uitgevoerd worden?

Voor de start van het Dienjaar en de groei naar 1.000 dienjaarmilitairen in 2025 maakt Defensie gebruik van de beschikbare capaciteit in de personeelslogistieke keten die is ontstaan door de ondervulling. In de Defensienota 2024 is voor het opschalen specifiek budget gereserveerd. Anticiperend op het beoogde opschalen boven 1.000 dienjaarmilitairen is de selectie- en keuringscapaciteit uitgebreid, zodat Defensie verschillende instroomsporen naast elkaar kan accommoderen. Daarnaast wordt de output van de basisopleidingen vergroot. Zo heeft de Koninklijke Landmacht, het defensieonderdeel dat aan de helft van de dienjaarmilitairen plaats biedt, een nieuwe –verkorte- basisopleiding ingevoerd, zodat met de bestaande opleidingscapaciteit meer mensen kunnen worden opgeleid. De verdere groei van het Dienjaar inclusief de effecten op de toenemende behoefte aan uitrusting en vastgoed, wordt planmatig geïntegreerd in de groei van Defensie.

  1. Wat is op dit moment de verwachting van het aantal deelnemers dat in de lichtingen van 2025 en 2026 deel kan nemen aan het Dienjaar van Defensie?

Naar verwachting zal de ambitie om te groeien naar minimaal 1.000 dienjaarmilitairen per jaar vanaf 2025 behaald worden. Daarna schaalt Defensie het aantal dienjaarmilitairen verder op naar 2.000 of meer in 2026.

  1. Hoe houdt Defensie op dit moment de mensen die zich aangemeld hebben voor het Dienjaar, maar niet zijn toegelaten, enthousiast om in de toekomst bij Defensie te werken?

Het is volgens de AVG niet toegestaan de gegevens van afgewezen kandidaten te bewaren. Defensie houdt zich vanzelfsprekend aan de AVG. Wanneer een kandidaat wordt afgewezen voor een militaire functie, dus ook het Dienjaar, wordt die persoon gewezen op de mogelijkheid in te stromen als burgermedewerker.

  1. Wat zijn op dit moment de mogelijkheden en beperkingen wat betreft het afsluiten van een contract met jongeren die het Dienjaar hebben doorlopen?

Dienjaarmilitairen worden momenteel aangesteld als reservist. Na afronding van het dienjaar kunnen zij reservist blijven. Op dit moment wordt aan alle mensen die het Dienjaar doorlopen een aanstelling als beroepsmilitair aangeboden. Als de dienjaarmilitair naar een burgerfunctie wil doorstromen, wordt deze op dit moment nog als externe kandidaat beschouwd.

  1. Welke maatregelen worden op dit moment genomen om de randvoorwaarden voor de uitbreiding van het Dienjaar Defensie zo spoedig mogelijk in te vullen?

Zie antwoord op vraag 94.

  1. Hoe kan er op dit moment voor worden gezorgd dat de opschaling van het Dienjaar versneld kan worden?

Zie het antwoord op vraag 8.

  1. Hoeveel Nederlanders moeten per jaar deelnemen aan het vrijwillig Dienjaar en zich daarna aanmelden als reservist om voldoende reservisten te kunnen leveren voor Defensie?

Reservisten kunnen op verschillende manieren bij Defensie instromen: vanuit de maatschappij, via het dienjaar, Defensity college, en doordat burgercollega’s of uitstromende beroepsmilitairen reservist worden. Er is daarom geen één op één relatie tussen het aantal dienjaarmilitairen en het beoogde aantal reservisten. Met het oog op de noodzakelijke groei en opschalingsmogelijkheden wordt toegewerkt naar een instroom van tenminste 9000 militairen per jaar vanaf 2029, bestaande uit beroepsmilitairen, reservisten en dienjaarmilitairen.

  1. Hoeveel gebouwen van Defensie voldoen momenteel niet aan veiligheids- en gezondheidsvoorschriften? Hoeveel is dit procentueel ten opzichte van het totale Defensievastgoed?

Er zijn op dit moment gebouwen die niet voldoen aan de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften, het precieze aantal is op dit moment niet bekend. Met de transformatie van het vastgoed is Defensie bezig met het vernieuwen en verduurzamen van de vastgoedportefeuille. Als een onveilige situatie wordt geconstateerd moet dit worden gemeld zodat kan worden bezien of het de bedrijfsvoering moet worden stilgelegd. Het definitief stilleggen van de bedrijfsvoering is afhankelijk van de ernst van de onveilige

situatie, en of deze onveilige situatie kan worden voorkomen door ‘anders’ te

werken (aanpassen bedrijfsvoering). In voorkomend geval zal de situatie met

voorrang worden hersteld.

In lijn met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de onvolkomenheid op het gebied van vastgoed spannen Defensie en het RVB zich in om te zorgen voor een beter inzicht in de staat van het defensievastgoed.

  1. Kunt u zo nauwkeurig mogelijk toelichten op welke wijze duurzaamheid zal worden meegewogen in een apart afwegingskader bij de aanschaf van materieel, vastgoed en IT?

Voor operationeel materieel wordt in de behoeftestellingsfase per Defensie Materieelproces (DMP) project de afweging gemaakt in hoeverre een duurzaam alternatief kan worden aangewend. Dit gebeurt op basis van criteria waaronder eisen voor gereedstelling en inzet, technische mogelijkheden, verwachte bijdrage aan duurzaamheidsdoelstellingen (genoemd in de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid, kamerstuk 36124 nr. 25) en bijbehorende (meer)kosten. Ook voor vastgoed en IT projecten geldt dat op termijn een zelfde soort instrument zal worden toegepast om afwegingen op het gebied van duurzaamheid standaard mee te nemen in de behoeftestellingsfase.

  1. Hoe verhouden het Nationaal Plan Ruimte voor Defensie en Beleidsvisie Ruimte voor Defensie zich tot de Nota Ruimte? Kan dit schematisch worden weergegeven?

Het in beeld brengen van de ruimtebehoefte van Defensie, het maken van een afweging ten opzichte van de andere belangrijke opgaven in Nederland en het borgen van het nieuwe ruimtegebruik van Defensie staat centraal in het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD). Defensie doet dit door middel van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie. Vaststelling van de beleidsvisie en daarmee het nut en noodzaak van de benodigde groei van Defensie is aan het kabinet. De totstandkoming van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie hangt nauw samen met de totstandkoming van de Nota Ruimte. De besluiten die door het kabinet worden genomen in de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie zullen namelijk ook moeten landen in de Nota Ruimte. De Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie zal daarom integraal afgewogen keuzes voor de ruimtebehoeften van Defensie bevatten. Om die reden zijn de departementen die ook ruimtelijke belangen hebben, nauw betrokken bij het NPRD en de totstandkoming van de ontwerp nationale beleidsvisie. Voor de samenhang tussen de Nota Ruimte en de verschillende nationale programma’s is nog geen schematische weergave beschikbaar.

  1. Welke juridische middelen heeft het kabinet om de definitieve besluitvorming volgend uit het Nationaal Plan Ruimte voor Defensie en de Beleidsvisie Ruimte voor Defensie te implementeren?

In het NPRD staan de behoeftes van Defensie waarvoor fysieke ruimte nodig is centraal. Dit is de uitwerking van het nationaal belang dat in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is opgenomen voor ruimte voor militaire activiteiten. Als voor het realiseren van de ruimte juridisch-planologische borging nodig is in de ruimtelijke plannen van overheden, dan zijn daarvoor enkele mogelijkheden. Het kabinet kan nationale ruimtelijke regelgeving opstellen die kaderstellend is voor de ruimtelijke plannen van andere overheden en daarin moet doorwerken, bijvoorbeeld voor het aanhouden van zoneringen rondom militaire functies met externe veiligheidsrisico’s. Dit kan worden opgenomen in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving en de omgevingsregeling. Ook kan het kabinet zelf zorgdragen voor de doorvertaling van de ruimtebehoefte naar het omgevingsplan. Dat kan via het aanvragen van een omgevingsvergunning, of middels een projectbesluit.

  1. Wat is de tijdlijn van alle besluitvorming rondom het Nationaal Plan Ruimte voor Defensie, de Beleidsvisie Ruimte voor Defensie en de Nota Ruimte? Kan dit visueel worden weergegeven?

Het streven is om het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie begin 2025 (medio maart) ter besluitvorming aan het kabinet voor te leggen, alvorens deze formeel ter inzage te leggen. Op basis van de inspraak zal een Nota van Antwoord worden opgesteld en kan de Nationale Beleidsvisie op onderdelen worden aangepast. De Beleidsvisie Ruimte voor Defensie en Nota van Antwoord worden vervolgens in de tweede helft van 2025 ter besluitvorming aangeboden aan het kabinet. Welke stappen Defensie al heeft genomen en nog gaat nemen in het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie staat vermeld op de volgende defensiewebsite: https://www.defensie.nl/onderwerpen/ruimte-voor-defensie/tijdlijn. Voor de Ontwerp Nota Ruimte is de verwachting dat de minister van VRO deze voor de zomer van 2025 aan de Tweede Kamer stuurt.

  1. Wat doet de 'UN Interim force in Libanon' precies en wat zijn hiervoor de plannen gezien de huidige situatie?

De United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL) richt zich op het monitoren en voorkomen van vijandelijkheden in het grensgebied tussen Israël en Libanon en het ondersteunen van de inzet van de Lebanese Armed Forces (LAF). UNIFIL ondersteunt de LAF bij het voorkomen van de aanwezigheid van ongeautoriseerd personeel en wapens in de zuidelijke grensregio en ondersteunt de Libanese overheid bij het herstellen van het gezag in Zuid-Libanon. Daarnaast levert UNIFIL Force Protection ter bescherming van de UNTSO waarnemers en daarmee een bijdrage aan het uitvoering geven aan VN resolutie 1325. UNIFIL monitort de veiligheidssituatie nauwlettend en zet haar werkzaamheden voort, mits het dreigingsniveau dit toelaat. Nederland draagt met één militair genderadviseur bij aan UNIFIL.

  1. Waar gaat het precies over als er wordt gemeld dat de reders bijdragen leveren?

Op verzoek levert Nederland militaire beveiliging aan koopvaardijschepen onder Nederlandse of Curaçaose vlag als zij het piratengevaarlijke gebied rond de Hoorn van Afrika passeren. Deze beveiliging wordt geleverd middels Vessel Protection Detachment’s (VPD’s). Als een VPD-team (11 personen) aan boord komt, dragen de reders, voor de periode dat ze aan boord zijn, bij aan een deel van de kosten. Dit is een bedrag van 5.000 euro per dag, dit bedrag is niet kostendekkend voor de inzet.

Door de Houthi-raketdreiging in het zuiden van de Rode Zee en rond de Bab al Mandeb worden momenteel geen VPD’s uitgevoerd omdat de Nederlandse schepen dit gebied mijden en omvaren via Kaap de Goede Hoop. Defensie blijft gereed staan voor deze taak.

  1. Kan inzichtelijk worden gemaakt waar de Marine wordt ingezet ter bescherming van de koopvaardij en of daar een uitbreiding wordt gepland, en zo ja, waar?

Nederland draagt met staffofficieren bij aan een aantal maritieme missies ter bescherming van de koopvaardij rond het Arabisch schiereiland en in de Indische Oceaan. Ook staan er VPD’s gereed om Nederlandse koopvaardijschepen te beschermen bij doorvaart door een gebied met gevaar voor piraterij.

In verband met de aanvallen door de Houthi’s op koopvaardijschepen, in de Bab al Mandeb en het zuiden van de Rode Zee, heeft Nederland dit jaar met twee schepen bijgedragen aan de maritieme operaties in dit gebied ter bescherming van de koopvaardij. Nederland draagt jaarlijks bij met schepen aan de permanente NAVO-maritieme taakgroepen, die ook ingezet kunnen worden voor de bescherming van de koopvaardij.

  1. Wat zijn de consequenties van het feit dat eenheden op dit moment verminderd inzetbaar zijn door de in het verleden toegepaste bezuinigingen en de daarmee veroorzaakte personele en materiële tekorten?

De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de stand van zaken op het gebied van personele en materiele gereedheid en geoefendheid. Hiervoor verwijs ik u naar de vertrouwelijke bijlage van de Stand van Defensie najaar 2024.

  1. Wat zijn de consequenties op het gebied van de operationele gereedheid van onze krijgsmacht ten gevolge van de voortdurende ondersteuning van Oekraïne? Kunt u een overzicht geven?

Zie antwoord 111.

  1. Kunt u beschrijven wat de genoemde maatregelen zijn die de gevolgen voor de operationele gereedheid krijgsmacht mitigeren?

Zoals aangegeven in de periodiekee Kamerbrieven over de leveringen neemt Defensie maatregelen om deze gevolgen zoveel als mogelijk te mitigeren. Zo zijn er maatregelen om de aankoop van vervangend materieel te versnellen en wordt project- en inkoopcapaciteit versterkt. Echter, de markt voor defensiematerieel blijft onder druk staan en de prijzen voor verschillende soorten materieel stijgen daardoor snel. Daarmee leidt de geleverde steun tot langdurige en significante effecten op de gereedheid van onze krijgsmacht. Het kabinet houdt ook bij toekomstige verzoeken aandacht voor de effecten op de gereedheid. De volgende periodieke update volgt spoedig.

  1. Wat is op dit moment de stand van zaken wat betreft het vergroten van de voorraden door het Commando Materieel en IT?

Het kabinet heeft uw Kamer in de Stand van Defensie najaar 2024 (Kamerstuk 36 600-X, nr. 4) geïnformeerd over de voortgang van de realisatie van inzetvoorraden. Het Commando Materieel en IT is verantwoordelijk voor de realisatie van de assortimenten munitie, brand & bedrijfsstoffen en kleding & uitrusting. In de vertrouwelijke bijlage van de Stand van Defensie wordt een verdere specificatie per assortiment gegeven, vanwege de rubricering mag het kabinet deze informatie daarbuiten niet delen. Ten aanzien van het assortiment munitie is de situatie zoals vermeld in kamerbrief “Aanvullende bestelling munitievoorraden voorjaar 2024” (Kamerstuk 27 830 nr. 434). De munitievoorraden nemen met deze investeringen toe binnen de financiële kaders, maar deze voorraden voldoen na deze investeringen nog niet aan het noodzakelijke niveau voor de eerste hoofdtaak.

In de Defensienota 2024 zijn bewuste keuzes gemaakt hoe de aanvullende middelen worden ingezet om zo in balans te kunnen groeien. Het op peil brengen van de inzetvoorraden kost tijd doordat er wereldwijd lange levertijden zijn door de toenemende vraag in verband met groeiende spanning in de wereld. Daarnaast investeren krijgsmachten wereldwijd in de opbouw van voorraden. Dit drukt op de toch al beperkte productiecapaciteiten en draagt bij aan langere levertijden. Het verhogen van de financiële ruimte heeft daarom slechts zeer beperkt effect op een snellere realisatie van de inzetvoorraden.

  1. Hoe wordt de samenwerking tussen het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) en bedrijven vormgegeven zodat zij voorbereid zijn in tijden van een grootschalig conflict de krijgsmacht te ondersteunen?

In de samenwerking tussen DOSCO en civiele transportpartners en in het toekomstige Ecosysteem Logistiek (ESL) is er sprake van voorbereiding door deel te nemen aan oefeningen en voorlichting aan deze bedrijven over een gewapend conflict. Ook worden aan de hand van scenario’s actieplannen uitgewerkt voor samenwerking met partners op het gebied van gezondheidszorg over onderwerpen zoals patiëntenspreiding en bloedvoorziening. Op het hoogste niveau vindt een stakeholdersoverleg plaats over bijvoorbeeld mobiliteit en met de medische sector, met een diverse vertegenwoordiging uit de sectoren.

Dit is een voorbeeld van de brede civiel-militaire samenwerking en het robuuste

partnerschap met de samenleving waaraan Defensie werkt om de weerbaarheid te

vergroten. Want weerbaarheid is een vraagstuk niet alleen van Defensie, maar van ons

allemaal: de overheid, het bedrijfsleven, de industrie, kennisinstellingen, maatschappelijke

organisaties en de burgers.

  1. Aan welke mogelijkheden wordt gedacht om de externe inhuur bij Paresto te beperken?
    Paresto is aan het reorganiseren met als doel om op tactisch en strategisch niveau met eigen medewerkers beter te kunnen inspelen op de cateringvraag. Daarnaast wordt op operationeel niveau een landelijk opererende flexpool ingesteld, waarmee de behoefte aan ad-hoc capaciteit op piekmomenten of bij specifieke evenementen voor een aanzienlijk deel ingevuld kan worden, daarmee wordt de noodzaak tot inhuur verminderd.

  2. Welke kostenposten heeft Defensie gemaakt voor de laatste "Culturele

Diversiteit" meting van het DPOD en CBS?

De kosten voor het uitvoeren van het recente onderzoek naar de herkomst van het Defensiepersoneel, uitgevoerd in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), bedroegen € 76.010.

  1. Welke kostenposten heeft Defensie gemaakt voor het "Beleving van Inclusie" onderzoek, dat nog loopt en waarvan de resultaten eind 2024/begin 2025 bekend zullen worden?

Voor dit (Defensiebrede) onderzoek heeft Defensie € 150.000 gebudgetteerd. De aanbesteding voor dit onderzoek zit op dit moment in de laatste fase.


  1. Kamerstuk 27 830, nr. 248 van 11 juni 2018 – Vragen en antwoorden over ESSM Block 2.↩︎

  2. Berenschot Rapport (april 2024): Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis. Rapport in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.↩︎

  3. Het NWO bevordert wetenschappelijk onderzoek van wereldklasse mét impact↩︎