Gewijzigd amendement van de leden Dobbe en Paulusma ter vervanging van nr. 29 over een startbudget voor een nationale strategie vrouwengezondheid
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2024D40180, datum: 2024-10-23, bijgewerkt: 2024-10-28 15:06, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-XVI-41).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.E.M. Dobbe, Tweede Kamerlid (SP)
- Mede ondertekenaar: W. Paulusma, Tweede Kamerlid (D66)
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XVI-41 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2024Z16639:
- Indiener: S.E.M. Dobbe, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: W. Paulusma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2024-12-05 12:56: STEMMINGEN (over alle begrotingen) (Stemmingen), TK
- 2024-12-12 20:35: STEMMINGEN (over alle begrotingen, over moties ingediend bij het Tweeminutendebatten Raad Algemene Zaken, Energieraad en Raad Buitenlandse Zaken) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Nr. 41 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN DOBBE EN PAULUSMA TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 29
Ontvangen 23 oktober 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 4 Zorgbreed beleid worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 2.500 (x € 1.000).
II
In artikel 11 Nog onverdeeld worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 2.500 (x € 1.000).
Toelichting
Vrouwen krijgen nog altijd te maken met ongelijkheid als het gaat om gezondheid en de zorg. De gezondheidszorg is namelijk jarenlang gebaseerd op het mannenlichaam: onderzoek en behandelingen zijn daardoor minder goed afgestemd op vrouwen. Vrouwen worden daardoor bijvoorbeeld minder vaak doorverwezen dan mannen, de diagnosetijd voor (vrouwspecifieke) aandoeningen is langer en er wordt minder vaak een oorzaak voor de klachten gevonden. Betere diagnoses en behandeling voor vrouwengezondheid van alleen al vier van de meest voorkomende aandoeningen bij vrouwen kan de samenleving minimaal 7,6 miljard euro per jaar opleveren.1 Naast de maatschappelijke kosten zorgen deze aandoeningen er ook voor dat de beschikbare capaciteit niet optimaal wordt benut. Momenteel zijn de tekorten aan personeel in essentiële beroepen zoals zorg en onderwijs een van de belangrijkste problemen voor onze maatschappij met verstrekkende economische gevolgen. Door meer aandacht te besteden aan vrouwengezondheid zal in belangrijke mate onnodig ziekteverzuim afnemen, maar ook zullen de carrièrekansen van vrouwen verbeteren en de sociaaleconomische man-vrouw verschillen afnemen.
De Kamer heeft om deze redenen recent de motie Dobbe c.s.2 aangenomen, waarmee de regering werd verzocht «om een nationale strategie vrouwengezondheid op te stellen en daarbij ook aandacht te besteden aan de interactie met andere vormen van ongelijkheid, zoals sociaaleconomische gezondheidsverschillen, en deze voor het zomerreces van 2025 met de Kamer te delen». Indieners wijzen er daarbij op dat er voor het opstellen een goede en brede inventarisatie en analyse nodig is om duidelijk in kaart te brengen waar de grootste impact behaald kan worden met betrekking tot vrouwengezondheid en welke investeringen het grootste rendement zullen opleveren. Denk aan welke onderwerpen in deze strategie verwerkt moeten worden, wat er op welk onderwerp nodig is en welke maatregelen hiervoor al bestaan of moeten worden ingericht. Hiervoor moeten experts geconsulteerd worden en natuurlijk vrouwen zelf, waarbij kan worden gekeken naar de aanpak in Engeland, waar in een nationale open enquête bijna 100.000 reacties van vrouwen werden opgehaald.
Hiervoor is het noodzakelijk om een startbudget te hebben om deze inventarisatie uit te voeren en de strategie op te stellen in samenwerking met het veld. Zij stellen hiervoor een budget van € 2,5 miljoen voor. Zij wijzen erop dat het hierbij expliciet niet gaat om de uitvoering van de strategie. Daarvoor zal bij het opstellen van de strategie het noodzakelijke budget moeten worden bepaald na de inventarisatie.
De dekking wordt gevonden in middelen die nu nog op artikel 11 Nog onverdeeld staan voor het jaar 2027. Met dit amendement verzoeken de indieners het kabinet tevens door middel van een kasschuif € 2,5 miljoen vanuit 2027 naar 2025 te schuiven.
Dobbe
Paulusma