[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzoek aan minister over begroting 2025

Brief commissie aan bewindspersoon

Nummer: 2024D40632, datum: 2024-10-24, bijgewerkt: 2024-10-25 09:53, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z16872:

Preview document (🔗 origineel)


TK_logo_black Commissie J&V
Aan de minister van Justitie en Veiligheid
Plaats en datum: Den Haag, 24 oktober 2024
Betreft: Begrotingsrapporteurs 2025
Ons kenmerk: 2024Z16023/2024D40632
Geachte heer van Weel,

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 24 oktober 2024 heeft de commissie besloten de bewindspersonen te verzoeken om schriftelijk te reageren op de vragen van de rapporteurs bij de begroting 2025. De rapporteurs hebben zich voor de begroting 2025 gefocust op de externe maatschappelijke ontwikkelingen en fenomenen die bepalen hoe georganiseerde en ondermijnende criminaliteit zich ontwikkelt. Vervolgens hebben zij aandacht willen besteden aan de vraag hoe deze fenomenen concreet worden vertaald naar doelstellingen voor de verschillende onderdelen van de strafrechtketen en hoe gemeten wordt of deze doelstellingen worden behaal. Tenslotte hebben de rapporteurs zich gericht op het begrotingsonderdeel politie.

Hieronder vindt u de vragen van de rapporteurs. Graag ontvangt de commissie de antwoorden voor de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid.

Hoogachtend,

de griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

A.M. Brood

Welke fenomenen bepalen hoe georganiseerde en ondermijnende criminaliteit zich ontwikkelt en hoe daarop wordt ingezet?

  • De minister heeft aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit als topprioriteit deze kabinetsperiode. In zijn brief over de voortgang van aanpak ondermijning van 28 augustus vult hij dit nader in en noemt hij een aantal speerpunten, namelijk dat er geïnvesteerd wordt in mainports, in het verminderen of helemaal stoppen van criminele rolmodellen en in het versterken van de anti-witwas en confiscatie aanpak. Verder noemt de minister het vergroten van maatschappelijke weerbaarheid, het tegengaan van corruptie en maatschappelijke inbedding en internationale samenwerking.

  • Kan de minister toelichten waarom hij juist voor deze speerpunten en dit beleid gekozen heeft om de maatschappelijke trends het hoofd te bieden? Waarom leiden deze maatregelen (en misschien kunt u het nog concreter maken) nou juist tot vermindering van ondermijning en georganiseerde criminaliteit? Hoe weten we straks of de aanpak effectief was of dat er andere externe factoren hebben meegespeeld? Op basis van welke concrete indicatoren en doelstellingen bepaalt u of beleid doorgezet moet worden of niet? Is er een nulmeting? Wat is de stand vanwaar wordt gemeten? Kan de minister dit nader toelichten en onderbouwen?

  • Als we de stukken lezen over de voortgang van de aanpak van georganiseerde criminaliteit en ondermijning, dan wordt dit namelijk niet echt duidelijk. Er worden termen aangehaald als investeren, inzetten op gesprekken, samenwerking aangaan met, coalities smeden, leren van het buitenland. Maar wat zegt dat nu concreet? Als de minister schrijft dat de aanpak zijn vruchten heeft afgeworpen, wat betekent dat? Kan de minister dat kwantificeren en meetbaar maken?

  • Hetzelfde geldt voor de risicogerichte aanpak die de minister noemt in zijn brief. Wat houdt die aanpak in en wat betekent het als hij zegt dat “specifieke risicovolle processen en plekken, die bij uitstek interessant zijn voor criminelen, met voorrang versterkt worden”? Hoe gaat de minister, zoals hij zelf zegt: “bezien hoe toezicht-, handhaving- en opsporing versterkt kunnen worden en of het huidige strafrechtelijke instrumentarium voldoende is”. Dit klinkt ons nogal vaag in de oren.

  • Het is mooi om te lezen dat de minister periodieke strategische dreigingsbeelden zal opstellen op het gebied van ondermijning. Graag horen we nog wat meer over wat dit precies zal inhouden en welke informatie als input zal dienen en hoe die geobjectiveerd kan worden. Hoe wordt er voor gekozen bepaalde informatie wel of juist niet mee te nemen? Zeker als het gaat om (soms) oneindige buitenlandse informatie zouden we dit graag vernemen. Worden in deze dreigingsbeelden ook prestatie-indicatoren opgenomen om effectiviteit te meten?

Inzage in hoe inzet georganiseerde criminaliteit en ondermijning wordt vertaald naar doelstellingen voor de verschillende onderdelen van de strafrechtketen en hoe gemeten wordt of deze doelstellingen worden behaald

  • We willen in het bijzonder weten hoe speerpunten en aanpak van de minister op georganiseerde criminaliteit en ondermijning van invloed zijn op de strafrechtketen. Als we alle inzet op het tegengaan van ondermijning en georganiseerde criminaliteit doorvertalen naar de concrete druk en toestroom op de organisaties van de strafrechtketen en de instroom van verdachten en zaken bij de verschillende organisaties, wat betekent dit dan? Kan de minister dit kwantificeren? En in hoeverre leent het PMJ-model zich hiervoor? In hoeverre kan dit model helpen bepalen of de doelstellingen bereikt zijn?

  • Het PMJ raamt wat de benodigde capaciteit is voor de verschillende organisaties in de strafrechtketen. Maar hoe zinvol is dit model als het alleen raamt op basis van cijfers uit het verleden en die doortrekt naar de toekomst? Het kan geen trendbreuken of effecten van nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid voorspellen. Dit is immers nog niet in de statistieken verwerkt en dat zijn juist gegevens die in PMJ worden gebruikt om te voorspellen En juist in de ondermijnende criminaliteit volgen nieuwe ontwikkelingen, trends, maar ook beleid zich snel op. En de afgelopen jaren is veelal gebleken dat het PMJ niet goed raamt: de gerealiseerde aantallen in de strafrechtketen weken af van de geraamde aantallen. Hoe kan de minister ervoor zorgen dat het PMJ beter toegerust is op de snel veranderende trends in de (onder)wereld?

  • In hun boek Ondermijning (2024) vragen Pieter Tops en Edward van der Torre zich terecht af wat geleerd is van alle informatie en inzichten die politie en justitie hebben verkregen door het kraken van cryptotelefoons van criminelen. Wat leren al deze data en gegevens Nederland tot nu toe? Wat zegt het ontstane inzicht over de georganiseerde misdaad in ons land? Welke maatschappelijke schade is hierdoor ontstaan en wat kan hiertegen gedaan worden? Wat zouden de politieke consequenties hiervan moeten zijn, bijvoorbeeld voor investeringen in het opsporingsapparaat en in de strafrechtketen?(...) Kan minister deze analyse aan de Kamer sturen?

Politie

  • Een derde onderwerp dat we willen aankaarten als rapporteurs is de capaciteit van de grootste organisatie uit de strafrechtketen, de politie. En dan vooral de inzichtelijkheid van de budgetten binnen de politie en de ruimte van de Kamer om daarop te amenderen. We hebben het al vaker aangekaart: hoe kan de Kamer inzicht krijgen in wat de politie wel en niet doet met de ruim 8 miljard euro die het jaarlijks ontvangt?

  • In de politiebegroting wordt wel toelichting gegeven op bepaalde speerpunten zoals de aanpak van cybercrime of georganiseerde criminaliteit, maar er wordt niet toegelicht hoeveel budget daarmee gemoeid gaat. Waar gaat nu precies het meeste geld heen? Hoe kunnen wij controleren of de juiste keuzes in opsporing gemaakt worden als we dit niet weten?

  • In het bijzonder willen we weten hoe de prioriteiten uit de Veiligheidsagenda, die inzet vragen van de politie, worden doorvertaald naar politiecapaciteit. Of is daar geen harde onderbouwing voor? In de begroting zien wij dit in ieder geval niet terug. Er zijn ook geen gekwantificeerde doelstellingen te vinden t.a.v. de prioriteiten uit de Veiligheidsagenda voor politie. Kan de minister daarop ingaan?

  • In 2016 al heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar capaciteitsmanagement bij de politie en de koppeling van geld aan doelstellingen. De Rekenkamer constateerde destijds dat de personele bezetting nog niet stabiel was, maar met name dat er een cultuur was waarin sturen op capaciteit als een inperking van persoonlijke vrijheden wordt gezien. Om die redenen zou de politie onvoldoende sturen op de meest effectieve inzet van haar capaciteit. De Rekenkamer benoemde verder dat “het onvoldoende sturen op capaciteit niet alleen het maken van goede keuzes binnen de uit te voeren werkzaamheden belemmert, maar beperkt ook de flexibiliteit van de politie om in te kunnen spelen op de wisselende vraag vanuit de samenleving. Ook de zakelijke dialoog met haar opdrachtgevers over de vraag welke taken wel of niet kunnen worden uitgevoerd, lijdt hieronder. Daarnaast kan de politie nog onvoldoende verantwoording afleggen over de hoeveelheid capaciteit die is besteed aan de aanpak van (bepaalde vormen van) onveiligheid.” Graag vernemen wij van de minister wat er sindsdien gebeurd is. Welke stappen zijn er gezet om verbetering te brengen in de sturing op capaciteit?