In de procedurevergadering van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid van 24 oktober 2024 heeft de commissie
besloten de bewindspersonen te verzoeken om schriftelijk te reageren op
de vragen van de rapporteurs bij de begroting 2025. De rapporteurs
hebben zich voor de begroting 2025 gefocust op de externe
maatschappelijke ontwikkelingen en fenomenen die bepalen hoe
georganiseerde en ondermijnende criminaliteit zich ontwikkelt.
Vervolgens hebben zij aandacht willen besteden aan de vraag hoe deze
fenomenen concreet worden vertaald naar doelstellingen voor de
verschillende onderdelen van de strafrechtketen en hoe gemeten wordt of
deze doelstellingen worden behaal. Tenslotte hebben de rapporteurs zich
gericht op het begrotingsonderdeel politie.
Hieronder vindt u de vragen van de rapporteurs. Graag ontvangt de
commissie de antwoorden voor de begrotingsbehandeling van Justitie en
Veiligheid.
Hoogachtend,
de griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
A.M. Brood |
Welke fenomenen bepalen hoe georganiseerde en ondermijnende
criminaliteit zich ontwikkelt en hoe daarop wordt ingezet?
De minister heeft aanpak van ondermijning en georganiseerde
criminaliteit als topprioriteit deze kabinetsperiode.
In zijn brief over de voortgang van aanpak ondermijning van 28 augustus
vult hij dit nader in en noemt hij een aantal
speerpunten, namelijk dat er geïnvesteerd wordt in mainports,
in het verminderen of helemaal stoppen van criminele rolmodellen en in
het versterken van de anti-witwas en confiscatie aanpak. Verder noemt de
minister het vergroten van maatschappelijke weerbaarheid, het tegengaan
van corruptie en maatschappelijke inbedding en internationale
samenwerking.
Kan de minister toelichten waarom hij juist voor deze
speerpunten en dit beleid gekozen heeft om de maatschappelijke
trends het hoofd te bieden? Waarom leiden deze maatregelen (en misschien
kunt u het nog concreter maken) nou juist tot vermindering van
ondermijning en georganiseerde criminaliteit? Hoe weten we
straks of de aanpak effectief was of dat er andere externe factoren
hebben meegespeeld? Op basis van welke concrete indicatoren en
doelstellingen bepaalt u of beleid doorgezet moet worden of niet? Is er
een nulmeting? Wat is de stand vanwaar wordt gemeten? Kan de minister
dit nader toelichten en onderbouwen?
Als we de stukken lezen over de voortgang van de aanpak van
georganiseerde criminaliteit en ondermijning, dan wordt dit
namelijk niet echt duidelijk. Er worden termen aangehaald als
investeren, inzetten op gesprekken, samenwerking aangaan met, coalities
smeden, leren van het buitenland. Maar wat zegt dat nu concreet? Als de
minister schrijft dat de aanpak zijn vruchten heeft afgeworpen, wat
betekent dat? Kan de minister dat kwantificeren en meetbaar
maken?
Hetzelfde geldt voor de risicogerichte aanpak
die de minister noemt in zijn brief. Wat houdt die aanpak in en wat
betekent het als hij zegt dat “specifieke risicovolle processen en
plekken, die bij uitstek interessant zijn voor criminelen, met voorrang
versterkt worden”? Hoe gaat de minister, zoals hij zelf zegt: “bezien
hoe toezicht-, handhaving- en opsporing versterkt kunnen worden en of
het huidige strafrechtelijke instrumentarium voldoende is”. Dit
klinkt ons nogal vaag in de oren.
Het is mooi om te lezen dat de minister periodieke
strategische dreigingsbeelden zal opstellen op het gebied van
ondermijning. Graag horen we nog wat meer over wat dit precies zal
inhouden en welke informatie als input zal dienen en hoe die
geobjectiveerd kan worden. Hoe wordt er voor gekozen bepaalde informatie
wel of juist niet mee te nemen? Zeker als het gaat om (soms) oneindige
buitenlandse informatie zouden we dit graag vernemen. Worden in deze
dreigingsbeelden ook prestatie-indicatoren opgenomen om
effectiviteit te meten?
Inzage in hoe inzet georganiseerde criminaliteit en
ondermijning wordt vertaald naar doelstellingen voor de verschillende
onderdelen van de strafrechtketen en hoe gemeten wordt of deze
doelstellingen worden behaald
We willen in het bijzonder weten hoe speerpunten en aanpak
van de minister op georganiseerde criminaliteit en ondermijning
van invloed zijn op de strafrechtketen. Als we alle inzet op
het tegengaan van ondermijning en georganiseerde criminaliteit
doorvertalen naar de concrete druk en toestroom op de
organisaties van de strafrechtketen en de instroom van
verdachten en zaken bij de verschillende organisaties, wat betekent dit
dan? Kan de minister dit kwantificeren? En in hoeverre leent het
PMJ-model zich hiervoor? In hoeverre kan dit model helpen
bepalen of de doelstellingen bereikt zijn?
Het PMJ raamt wat de benodigde capaciteit is voor de
verschillende organisaties in de strafrechtketen. Maar hoe
zinvol is dit model als het alleen raamt op basis van cijfers
uit het verleden en die doortrekt naar de toekomst? Het kan geen
trendbreuken of effecten van nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid
voorspellen. Dit is immers nog niet in de statistieken verwerkt en dat
zijn juist gegevens die in PMJ worden gebruikt om te voorspellen En
juist in de ondermijnende criminaliteit volgen nieuwe ontwikkelingen,
trends, maar ook beleid zich snel op. En de afgelopen jaren is veelal
gebleken dat het PMJ niet goed raamt: de gerealiseerde aantallen in de
strafrechtketen weken af van de geraamde aantallen. Hoe kan de
minister ervoor zorgen dat het PMJ beter toegerust is op de snel
veranderende trends in de (onder)wereld?
In hun boek Ondermijning (2024) vragen Pieter Tops en Edward van
der Torre zich terecht af wat geleerd is van alle informatie en
inzichten die politie en justitie hebben verkregen door het kraken van
cryptotelefoons van criminelen. Wat leren al deze data en
gegevens Nederland tot nu toe? Wat zegt het ontstane inzicht
over de georganiseerde misdaad in ons land? Welke maatschappelijke
schade is hierdoor ontstaan en wat kan hiertegen gedaan worden? Wat
zouden de politieke consequenties hiervan moeten zijn, bijvoorbeeld voor
investeringen in het opsporingsapparaat en in de strafrechtketen?(...)
Kan minister deze analyse aan de Kamer sturen?
Politie
Een derde onderwerp dat we willen aankaarten als rapporteurs is
de capaciteit van de grootste organisatie uit de strafrechtketen, de
politie. En dan vooral de inzichtelijkheid van de budgetten
binnen de politie en de ruimte van de Kamer om daarop te
amenderen. We hebben het al vaker aangekaart: hoe kan de Kamer
inzicht krijgen in wat de politie wel en niet doet met de ruim 8 miljard
euro die het jaarlijks ontvangt?
In de politiebegroting wordt wel toelichting gegeven op bepaalde
speerpunten zoals de aanpak van cybercrime of georganiseerde
criminaliteit, maar er wordt niet toegelicht hoeveel budget daarmee
gemoeid gaat. Waar gaat nu precies het meeste geld
heen? Hoe kunnen wij controleren of de juiste keuzes in
opsporing gemaakt worden als we dit niet weten?
In het bijzonder willen we weten hoe de prioriteiten uit
de Veiligheidsagenda, die inzet vragen van de politie, worden
doorvertaald naar politiecapaciteit. Of is daar geen harde
onderbouwing voor? In de begroting zien wij dit in ieder geval niet
terug. Er zijn ook geen gekwantificeerde doelstellingen
te vinden t.a.v. de prioriteiten uit de Veiligheidsagenda voor politie.
Kan de minister daarop ingaan?
In 2016 al heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar
capaciteitsmanagement bij de politie en de koppeling van geld aan
doelstellingen. De Rekenkamer constateerde destijds dat de personele
bezetting nog niet stabiel was, maar met name dat er een cultuur was
waarin sturen op capaciteit als een inperking van persoonlijke vrijheden
wordt gezien. Om die redenen zou de politie onvoldoende sturen
op de meest effectieve inzet van haar capaciteit. De Rekenkamer
benoemde verder dat “het onvoldoende sturen op capaciteit niet alleen
het maken van goede keuzes binnen de uit te voeren werkzaamheden
belemmert, maar beperkt ook de flexibiliteit van de politie om in te
kunnen spelen op de wisselende vraag vanuit de samenleving. Ook de
zakelijke dialoog met haar opdrachtgevers over de vraag welke taken wel
of niet kunnen worden uitgevoerd, lijdt hieronder. Daarnaast kan de
politie nog onvoldoende verantwoording afleggen over de hoeveelheid
capaciteit die is besteed aan de aanpak van (bepaalde vormen van)
onveiligheid.” Graag vernemen wij van de minister wat er
sindsdien gebeurd is. Welke stappen zijn er gezet om verbetering te
brengen in de sturing op capaciteit?
|