Voortgang aanpak kennisveiligheid in hoger onderwijs en wetenschap
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D40959, datum: 2024-10-25, bijgewerkt: 2024-10-29 15:14, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Brief van Vereniging van Universiteiten UNL inzake Instelling overzicht veiligheidsgevoelige partnerschappen
- Brief van KNAW en NWO over Sectorbeeld kennisveiligheid 2024
- Brief aan UNL over overzichten risicovolle internationale partnerschappen
- Beslisnota's bij Voortgang aanpak kennisveiligheid in hoger onderwijs en wetenschap
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1158 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z17015:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-05 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
31288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1158 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Het kabinet stelt zich ten doel om de veiligheid en weerbaarheid van Nederland te vergroten. Dit ziet ook op de Nederlandse kennissector. Een weerbare wetenschap is nodig in het kader van onze nationale en internationale veiligheid. Daarom is in het regeerprogramma opgenomen dat we de brede aanpak kennisveiligheid continueren, en als onderdeel daarvan een wettelijke screeningsplicht invoeren voor onderzoekers en masterstudenten.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Economische Zaken, over de voortgang van de aanpak kennisveiligheid.1 Dit doe ik aan de hand van drie pijlers:
de kennissector maakt zich weerbaarder;
invoering van een wettelijke screeningsplicht; en
inzet op een internationaal gelijk speelveld.
In deze brief ga ik in op drie rapporten die uw Kamer reeds heeft ontvangen. Ik geef een beleidsreactie op het Sectorbeeld kennisveiligheid KNAW/NWO-i en op een verkenning naar een volwassenheidsmodel voor kennisveiligheid.2 Ook beschrijf ik hoe ik opvolging geef aan een rapport over het beurzenprogramma van de China Scholarship Council (hierna: CSC).3
Bovendien ga ik in op de uitvoering van vijf moties, ingediend tijdens het tweeminutendebat kennisveiligheid van 21 mei 2024.4 Ik geef hiermee opvolging aan mijn toezegging om uw Kamer te informeren over de uitvoering van de motie Martens-America c.s.5 Tevens bevat de brief een tijdpad voor het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.
Het beschermen waard
Nederland is een kennis- en handelsland. Internationale oriëntatie is cruciaal om een innovatieve bijdrage te kunnen leveren aan de transities en uitdagingen waar wij als samenleving voor staan. De kracht en het succes van Nederlands onderzoek en wetenschap komt onder meer door openheid, internationale samenwerking en gedrevenheid om nieuwe wegen te verkennen. Tegelijkertijd weten we dat kennis, technologie en innovatie strategische en militaire machtsmiddelen zijn geworden voor statelijke actoren, die zij actief verwerven.6 Dit maakt dat kennisveiligheid onlosmakelijk verbonden is met onze nationale veiligheid. Kennisveiligheid is dan ook onderdeel van de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden7 en de brede aanpak tegen statelijke dreigingen.8
Daarom werk ik samen met de kennissector verder aan het versterken en vergroten van de weerbaarheid van Nederlands onderzoek en wetenschap. Daarbij zoeken we steeds de balans tussen enerzijds het benutten van kansen in open internationale samenwerking en anderzijds het beschermen van de nationale veiligheid en de kennis die onze instellingen ontwikkelen. Zo zullen we bij de nadere uitwerking van de Nationale Technologie Strategie goed moeten nadenken over met welke landen wij op specifieke prioritaire sleuteltechnologieën wel en niet willen samenwerken. Want de veiligheid van Nederland, de integriteit van de wetenschap, de ontwikkeling van technologie en de academische vrijheid zijn het waard te beschermen. De Rijksoverheid en de kennissector slaan hiervoor de handen ineen, waarbij we uitgaan van de kracht van de kennisinstellingen.
De kennissector maakt zich weerbaarder
Het vergroten van de weerbaarheid van kennisinstellingen is een belangrijk vertrekpunt bij de aanpak kennisveiligheid. Dit betekent dat zij weten welke belangen zij hebben te beschermen, de risico’s hierbij leren herkennen en mitigeren, en maatregelen treffen om ook kansen te kunnen blijven benutten. De instellingen staan hierin niet alleen. De Rijksoverheid faciliteert en stimuleert de instellingen hierbij. We voeren met elkaar een continue dialoog over hoe we de aanpak verder kunnen verbeteren, welke dilemma’s daarbij opspelen en hoe we die gezamenlijk oplossen. Daarbij leren we van elkaar. Ik ga nader in op drie instrumenten die centraal staan:
We houden zicht op de voortgang met behulp van audits en sectorbeelden, vanuit de ambitie om met elkaar steeds een stap verder te zetten in de afweging van kansen en risico’s en de weerbaarheid verder te vergroten.
De Nationale Leidraad Kennisveiligheid (hierna: de Leidraad) die de Rijksoverheid samen met de kennissector heeft opgesteld geeft hiervoor aanwijzingen, richtlijnen en handvatten.
Het Loket Kennisveiligheid (hierna: het Loket) adviseert de kennisinstellingen over risico’s bij internationale samenwerkingen, en faciliteert kennisdeling via de learning community.
Tot slot belicht ik de omgang van instellingen met het CSC-beurzenprogramma als voorbeeld van de aanpak kennisveiligheid, waarin verschillende instrumenten van de aanpak samenkomen.
Zicht op voortgang
In de periode 2023-2024 is een nulmeting uitgevoerd bij de kennisinstellingen, waarmee in beeld is gebracht hoe ver kennisinstellingen zijn met het invoeren van kennisveiligheidsmaatregelen. Uit de resulterende sectorbeelden komt naar voren dat instellingen kennisveiligheid serieus oppakken en het kennisveiligheidsbeleid volop in ontwikkeling is. Sommige instellingen zijn daarin verder dan andere. Naast sectorbeelden zijn er ook instellingsbeelden opgesteld. De instellingen gebruiken die bij het opstellen en verder implementeren van maatregelen. Volgend jaar start een nieuwe ronde audits, en dan moet zichtbaar zijn dat een solide basis bij alle kennisinstellingen is gelegd.
De sectorbeelden over de universiteiten en de hogescholen heeft uw Kamer in najaar 2023 en voorjaar 2024 ontvangen.9 Als laatste van deze reeks heeft uw Kamer voor de zomer van 2024 het sectorbeeld over de onderzoeksinstituten van de KNAW en NWO-i ontvangen.10
Sectorbeeld KNAW en NWO-i
Het sectorbeeld KNAW en NWO-i laat zien dat zij werk maken van kennisveiligheid en de nodige stappen zetten om weerbaarder te worden. Vrijwel alle instituten hebben een risicoanalyse uitgevoerd. De risicoanalyses hebben tot meer inzicht in en bewustwording van de risico’s bij de verschillende instituten geleid. De KNAW en NWO-i hebben bewustwordingscampagnes ingezet en er is ook in het personeelsbeleid aandacht voor kennisveiligheid. Er zijn bestuurlijk portefeuillehouders en adviesteams ingesteld, en er zijn over de volle breedte maatregelen getroffen ter bescherming van de fysieke en digitale toegang.
Aan actuele, centrale overzichten van risicovolle internationale partnerschappen wordt gewerkt. De KNAW en NWO-i hebben mij in een gezamenlijke reactie laten weten dat een eerste aanzet van het centrale overzicht gerealiseerd zal zijn aan het einde van dit jaar.11 De organisaties wijzen erop dat het vertrouwen van de minister in de kennisinstellingen belangrijk is voor het draagvlak voor implementatie van kennisveiligheid. Dit vertrouwen heb ik. Ook vragen zij aandacht voor de doorlooptijden van en beschikbare expertise bij het Loket, en actualisering van de Leidraad. Verderop in deze brief ga ik daarop in.
Met de opvolging van de overige sectorbeelden blijven we een vinger aan de pols houden. Zo heeft de Vereniging Hogescholen mij laten weten dat alle hogescholen nu de bestuurlijke afspraken over kennisveiligheid zijn nagekomen.12 Ook heeft UNL mij eerder dit jaar laten weten dat de universiteiten hard werken aan het realiseren van centrale en actuele overzichten van risicovolle internationale partnerschappen. In reactie hierop heb ik de universiteiten gevraagd om ze uiterlijk eind dit jaar te realiseren.13 Hiermee geef ik uitvoering aan het eerste deel van de motie Rooderkerk en Paternotte.14 In het voorjaar van 2025 informeer ik uw Kamer opnieuw over de voortgang hiervan.
Doorontwikkelen van risico-gestuurde aanpak
Ik hecht eraan dat instellingen verder werken aan het versterken van hun weerbaarheid door kennisveiligheidsbeleid te implementeren. Deloitte heeft in dit kader de opdracht gekregen om een verkenning naar het gebruik van een volwassenheidsmodel voor kennisveiligheid uit te voeren. Een volwassenheids-model is een gestructureerd overzicht met verschillende niveaus, dat de voortgang van een organisatie bij het ontwikkelen van processen en vaardigheden weergeeft. Aan de hand hiervan kunnen organisaties doelen stellen en gerichte verbeteringen doorvoeren. De AWTI heeft eerder geadviseerd om een dergelijk model te ontwikkelen.15 Hiermee geef ik opvolging aan dit advies.
Uw Kamer heeft het rapport van Deloitte hierover aan het begin van de zomer ontvangen.16 Deloitte adviseert mij om een volwassenheidsmodel vooralsnog primair als leermiddel voor de instellingen in te zetten en niet als verantwoordingsinstrument. Een te zware gerichtheid op verantwoording kan in de fase waarin instellingen nu verkeren, het leren belemmeren en leiden tot tunnelvisie. Een meer ontwikkelgerichte toepassing draagt bij aan het versterken van de weerbaarheid van de kennisinstellingen en het verhogen van de nationale veiligheid. Deloitte adviseert ook om samen met de kennissector te onderzoeken of reeds bestaande volwassenheidsmodellen doorontwikkeld kunnen worden.
Ik neem deze aanbevelingen ter harte en onderschrijf het belang van gestructureerde, stapsgewijze verbeteringen. Ik wil met de kennissector toewerken naar een brede implementatie van het gebruik van volwassenheidsmodellen, met ruimte voor maatwerk. Ik wil daarbij ook gebruik maken van de ervaringen die instellingen reeds hebben opgedaan, zoals met het SURF volwassenheidsmodel voor cybersecurity. Daarmee kunnen de instellingen laten zien dat zelfregulering werkt en vruchten afwerpt. Een aantal universiteiten is al gestart met de ontwikkeling en toepassing van een eigen model dat op de Leidraad is gebaseerd. Dat vind ik een zeer positieve ontwikkeling en geeft aan dat kennisinstellingen dit serieus nemen.
Ik wil de kennisinstellingen die in 2025 gebruik maken van een volwassenheidsmodel tegemoetkomen door hen in de gelegenheid te stellen dit model te gebruiken bij de volgende ronde audits, om zo de uitvraagbelasting te beperken. Verder ga ik met de sector in dialoog over hoe wij de aanpak kennisveiligheid kunnen doorontwikkelen naar een meer risico-gestuurde aanpak. Want hoewel elke kennisinstelling de basis op orde moet hebben, mag op basis van risicoanalyses van de ene instelling meer inzet op kennisveiligheid verwacht worden dan van de andere.
Nationale Leidraad Kennisveiligheid
De Leidraad vormt de basis voor het kennisveiligheidsbeleid bij de kennisinstellingen. Samen met de instellingen blijven we werken aan gerichtere maatregelen. Zo werken we met elkaar aan een actualisering en verduidelijking van de Leidraad. Daarbij maken we onder andere gebruik van het AWTI-advies uit 2022 en van de inzichten uit de sectorbeelden kennisveiligheid die in 2023 en 2024 zijn opgeleverd. We verwachten aan het einde van dit jaar een nieuwe versie met elkaar vast te stellen. Daarna beoordelen we periodiek of er aanleiding is om de Leidraad op onderdelen te actualiseren.
Om meer houvast te geven bij het inschatten van risico’s bij het aangaan van internationale samenwerkingen, ben ik met de kennisinstellingen gestart met een traject om hiervoor landelijk uniforme criteria te ontwikkelen. Het tweede deel van de motie Roodenberg en Paternotte heeft mij hiertoe verzocht.17 Om aan deze motie uitvoering te geven heb ik samen met UNL, de KNAW, NWO-i, de VH, TO2-federatie en NFU een werkgroep ingesteld met de opdracht om breed gedragen voorstellen te doen. Daarbij betrek ik ook de overige departementen die aangesloten zijn op de aanpak kennisveiligheid. Ik informeer uw Kamer opnieuw over de uitvoering van deze motie in het voorjaar van 2025.
Loket Kennisveiligheid
Het Rijksbrede Loket speelt een belangrijke rol in de aanpak kennisveiligheid, want daarmee stelt de Rijksoverheid de instellingen in staat om hun verantwoordelijkheid te pakken bij het inschatten en wegen van kansen en risico’s bij internationale samenwerkingen. Begin 2022 is het Loket geopend als het landelijke expertise- en adviespunt voor kennisveiligheid. Het Loket heeft inmiddels meer dan 450 vragen beantwoord en adviezen verstrekt. De expertise- en adviesfunctie van het Loket voorziet duidelijk in een behoefte bij de kennisinstellingen. Naast de advisering verzorgt het Loket, via de learning community, onder andere e-learnings en netwerkevenementen, die naast het overbrengen van informatie, ook de onderlinge uitwisseling van ervaringen en good practices bevorderen. De learning community is in 2023 gelanceerd en trekt brede belangstelling. Langs die weg zal het Loket de kennisinstellingen actief informeren over buitenlandse regelgeving die ertoe kan leiden dat gedeeld intellectueel eigendom wordt toegeëigend door een staat, en op welke punten de instellingen daarbij kunnen letten. Ook zal de Leidraad op dit punt worden geactualiseerd. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie Hertzberger c.s.18
Om na te gaan hoe het Loket ook in de toekomst de kennisinstellingen zo goed mogelijk kan ondersteunen bij het weerbaarder maken van de wetenschap en het hoger onderwijs, wil ik in 2025 het Loket evalueren. Daar betrek ik uiteraard de kennisinstellingen als afnemers van het Loket bij. Ik informeer de Kamer te zijner tijd over de uitkomsten van deze evaluatie.
Voorts onderzoek ik of het wenselijk is dat het Loket aan de instellingen proactief en ongevraagd advies geeft, zoals de motie Martens-America mij heeft verzocht.19 Dit verzoek vraagt een ander type rolneming van de Rijksoverheid in het Loket dan nu het geval is. Omdat kennisinstellingen primair zelf aan zet zijn voor kennisveiligheid, is het Loket nu ingericht als vraagbaak en adviespunt, en faciliterend, laagdrempelig en vraaggericht van aard. Eerste gesprekken met de instellingen naar aanleiding van deze motie leveren op dat die inrichting van het Loket voor hen behulpzaam is, maar zij ook geholpen kunnen zijn met meer informatie over trends en actuele dreigingen op initiatief van het Loket zelf. Daarnaast dragen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het kader van hun taakuitvoering bij aan het verhogen van de weerbaarheid van kennisinstellingen tegen ongewenste kennis- en technologieoverdracht, verhogen zij het bewustzijn over gevaren, en adviseren zij over adequate veiligheidsmaatregelen. Om tot een zorgvuldig en gewogen antwoord te komen wil ik de vraag verder behandelen in de evaluatie van het Loket in 2025. Daar kom ik bij uw Kamer op terug.
Daarnaast start ik dit najaar met een traject voor het creëren van een wettelijke grondslag voor gegevensverwerking door het Loket. Op dit moment geeft het Loket adviezen over risico’s bij internationale samenwerkingen. Het Loket doet nadrukkelijk niet aan risicobeoordelingen van personen. Voor het inschatten van risico’s bij samenwerkingen baseert het Loket zich onder andere op informatie over organisaties, het Dreigingsbeeld statelijke actoren en op informatie over de toepassing van kennis en technologie. Hoewel het Loket alle mogelijke maatregelen treft om te zorgen dat daarbij geen gegevens ontstaan die direct of indirect tot personen te herleiden zijn, is gebleken dat dit niet volledig uit te sluiten is. Ik heb dit nader onderzocht en hierover gesproken met de Autoriteit Persoonsgegevens. Een eerste analyse wijst uit dat het creëren van een wettelijke grondslag nodig is. Daarom tref ik voorbereidingen op een wetsvoorstel. In het voorjaar van 2025 informeer ik uw Kamer over de voortgang hierop.
Een voorbeeld uitgelicht: CSC-beurzenprogramma
De aanpak kennisveiligheid vraagt van instellingen dat zij kansen en risico’s wegen van geval tot geval. Een voorbeeld daarvan is samenwerkingen met Chinese wetenschappers en kennisinstellingen. In maart 2024 heeft mijn ambtsvoorganger een rapport van Clingendael ontvangen over promovendi in Nederland die gefinancierd worden door de CSC.20 Ook heeft uw Kamer hierover een motie aangenomen. Ik ga hierna op beide in.
China vormt de grootste dreiging voor de Nederlandse kennisveiligheid zoals benoemd in het Dreigingsbeeld statelijke actoren.21 Dit signaal moeten we serieus nemen. China is een grootmacht op het gebied van onderzoek en innovatie. Het land streeft al langer naar een sterke economische en technologische groei. Om deze groei te realiseren, zijn Chinese partijen actief op zoek naar de technologieën die in de Chinese beleidsdoelen centraal staan. Er worden zowel legale als illegale collectiemethoden gebruikt om deze technologieën te bemachtigen. Zo zijn Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en wetenschappers op grote schaal doelwit van diverse (digitale) aanvalscampagnes die proberen hoogwaardige technologie buit te maken. Kennis en technologie worden daarnaast verkregen via academische samenwerking en door investeringen en overnames. Tegelijkertijd is China op veel terreinen een belangrijke en gewaardeerde partner van Nederland, het Nederlandse bedrijfsleven en Nederlandse kennisinstellingen. China en Nederland kunnen elkaar op sommige wetenschappelijke en technologische gebieden enorm vooruithelpen. Het is dan ook in het belang van Nederland en ons concurrentievermogen om de samenwerking met China op te blijven zoeken, mits dit op verantwoorde wijze gebeurt. Daarmee kunnen we wereldwijde maatschappelijke uitdagingen aanpakken en potentiële kansen voor Nederland verzilveren.
Het rapport van Clingendael liet zien dat er op bepaalde onderwerpen en vakgebieden teveel afhankelijkheden van het CSC-beurzenprogramma zijn. Er moet dus bewuster gekozen worden op welke punten we wel en niet kunnen samenwerken, en op welke wijze. Dat er risico’s zijn, betekent niet dat een samenwerking op voorhand niet kan plaatsvinden. Het betekent dat kennisinstellingen en onderzoekers een grotere verantwoordelijkheid hebben om een zorgvuldige afweging te maken en waar nodig maatregelen te treffen.
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer laten weten de aanbevelingen samen met de instellingen op te zullen volgen. We zorgen er gezamenlijk voor, elk vanuit een eigen rol en verantwoordelijkheid, dat de kennisinstellingen bewuster omgaan met toelating van CSC-beurspromovendi en hiervoor de nodige houvast krijgen van de Rijksoverheid. Zo heb ik het Loket de opdracht gegeven om gecertificeerde vertalingen van relevante CSC-documenten te publiceren via de learning community zodat de Nederlandse instellingen daar hun voordeel mee kunnen doen. Ook wordt bezien of relevante documenten over andere beursprogramma’s kunnen worden vertaald. Daarnaast heeft mijn departement met andere EU-landen gesproken over samenwerking met beurspromovendi uit landen buiten de Europese Unie, waaronder China.
Voor het uitvoeren van de overige aanbevelingen is samenwerking met UNL en de kennisinstellingen nodig. Zo vindt er een verkenning plaats met UNL over de manier waarop en vorm waarin we de kennisinstellingen richtlijnen kunnen meegeven over de omgang met CSC-beurzen en andere internationale beursprogramma’s. Ik ben blij te vernemen van UNL dat zij een landelijk overleg met CSC wil coördineren. Dit gesprek kan ik faciliteren. Daarnaast heeft UNL aangegeven dat de kennisinstellingen individueel, waar toepasselijk, aan de slag zullen gaan met de overige aanbevelingen, zoals het diversifiëren van financieringsbronnen en het verkennen van alternatieve scenario’s. UNL heeft bovendien aangegeven dat universiteiten de aantallen CSC-beurspromovendi gaan monitoren en ik neem dat aanbod graag aan. Ik vind het een positieve ontwikkeling dat ze deze parameter willen toevoegen aan het dashboard van bestuurders voor het inzichtelijk krijgen van risicovolle samenwerkingen op centraal niveau.
De motie Martens-America heeft mij gevraagd om met kennisinstellingen in gesprek te gaan zodat er geen nieuwe CSC-beurspromovendi worden toegelaten tot sensitieve vakgebieden.22 Uit gesprekken met bestuurders van de kennisinstellingen maak ik op dat het rapport van Clingendael heeft bijgedragen aan een verhoogde alertheid en een toenemende bewustwording. Instellingen wegen kritisch af, van geval tot geval, welke risico’s er zijn bij het toelaten van internationale beurspromovendi, in het bijzonder van CSC, en of deze aanvaardbaar zijn. Ze zorgen dat er geen afhankelijkheden ontstaan, en indien er besloten wordt om de samenwerking aan te gaan, worden mitigerende maatregelen getroffen. Ik vraag UNL om mij in de zomer 2025 te rapporteren over de actuele stand van de aantallen CSC-beurspromovendi.23 In mijn gesprekken met de universiteiten blijft dit een aandachtspunt. Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie Martens-America.
Invoering van screening kennisveiligheid
De aanpak Kennisveiligheid bestaat uit een samenhangend geheel aan instrumenten, waarvan screening van personen het sluitstuk is. Het initiatief voor het ontwikkelen van de screening kennisveiligheid zetten we voort, zoals ook blijkt uit het regeerprogramma.
Tijdpad wetsvoorstel
De wet screening kennisveiligheid is voor mij een prioriteit. Ik wil zoveel als mogelijk tempo maken met dit wetsvoorstel, maar moet de uitwerking ook zorgvuldig doen. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel in de eerste helft van 2025 in openbare internetconsultatie te brengen. Vervolgens wil ik het wetstraject versnellen waar dat kan. Ik zal het wetsvoorstel om die reden parallel aan de consultatie voor advisering voorleggen aan in ieder geval de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing regeldruk. Ik wil het wetsvoorstel vervolgens na de zomer van 2025 aanbieden aan de Raad van State voor advisering, waarna ik het wetsvoorstel naar uw Kamer hoop te kunnen sturen.
Voortgang op de drie fundamentele elementen
In dit stadium zijn drie elementen in het wetsvoorstel bepalend voor de voortgang, zoals mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer heeft toegelicht.24 Ik informeer uw Kamer over de stand van zaken op elk van deze punten.
1. De afbakening van sensitieve kennis en technologie
Gesprekken met het kennisveld en doorlopende consultatie van experts en internationale partners hebben aanleiding gegeven tot een zorgvuldige uitwerking van het afbakenen van sensitieve technologiekennisinstellingen. Een meer fijnmazige aanpak bij het afbakenen van sensitieve kennis en technologie kan beter aansluiten bij de praktijk van de kennisinstellingen dan een werkwijze met een bredere aanpak, waarbij gehele vakgebieden worden aangewezen.
In de afgelopen maanden heeft mijn departement daarom een verkenning uitgevoerd. Daaruit blijkt dat fijnmaziger aanwijzen van bijvoorbeeld projecten of programmalijnen mogelijk is. Het compartimenteren en beschermen van kennis en technologie is daarbij van belang, zodat deze alleen gecontroleerd toegankelijk is. De verkenning laat zien dat meer fijnmazigheid recht doet aan de risico’s en de ontwikkelingen in de wetenschap. Deze aanpak ga ik daarom uitwerken in het wetsvoorstel. De verkenning laat tegelijk ook zien dat dit een grotere rol van kennisinstellingen in het proces vraagt. Ik ga de resultaten van de verkenning in de komende maanden delen met het kennisveld. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Stultiens.25
Tot slot merk ik op dat de afbakening van sensitieve technologieën geen betrekking heeft op de verplichtingen die de kennisinstellingen reeds hebben op grond van de Europese sanctieverordeningen, waarin technische bijstand verboden of vergunningplichtig is voor bepaalde goederen en technologie. In de uitwerking van de wet komt dit tot uitdrukking.
2. Rechtsgelijkheid borgen en discriminatie voorkomen
Het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) heeft op verzoek van mijn ambtsvoorganger een advies over de huidige doelgroepafbakening uitgebracht. In het huidige wetsontwerp is gekozen voor een doelgroepafbakening van te screenen personen, bestaande uit derdelanders.26 Deze afbakening mag niet leiden tot ongerechtvaardigd onderscheid (discriminatie). Daarbij is de screening een in de persoonlijke levenssfeer ingrijpende maatregel waarbij (bijzondere) persoonsgegevens worden verzameld. De wet moet daarom rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid bieden ten aanzien van de vraag wie met een screening te maken krijgt en onder welke voorwaarden.
Het advies van het College werpt echter deels vragen op, specifiek ten aanzien van de uitleg van het Unierecht. Het is van groot belang dat de doelgroepkeuze juridisch houdbaar is. Nu het advies van het College niet op alle elementen volledig uitsluitsel heeft gegeven, heb ik besloten om nader advies te vragen aan de Landsadvocaat. Dit advies verwacht ik een dezer dagen te ontvangen, waarna ik het advies zal bestuderen. De uitkomsten van beide adviezen zal ik in het wetsvoorstel verwerken. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten informeren.
3. Uitvoerbaarheid is cruciaal
De waarde van een wet is voor een belangrijk deel gelegen in een goede uitvoering. Zoals eerder aangegeven is Justis voor de uitvoering onze gesprekspartner.27 Justis heeft onderzocht of en onder welke voorwaarden zij de screening kennisveiligheid kan uitvoeren. Hiertoe is een vertrouwelijk vooronderzoek uitgevoerd. Uit het vooronderzoek blijkt dat de screeningsopdracht op hoofdlijnen uitvoerbaar lijkt. Daarom heb ik Justis gevraagd te starten met een ex-ante uitvoeringstoets als volgende stap. Aan de hand van deze toets wordt mede bepaald hoe de screening kan worden vormgegeven in de praktijk en of Justis de screening op termijn kan gaan uitvoeren. Deze toets wordt openbaar gemaakt met het versturen van het wetsvoorstel naar de Raad van State.
Justis geeft aan dat als zij de screening kennisveiligheid zou gaan uitvoeren, de inschatting nu is dat het opbouwen van een screeningsorganisatie en de start van de implementatie enkele jaren in beslag neemt. Volgens Justis kan gefaseerd gestart worden vanaf 2028, mits ook de uitvoeringstoets hier aanleiding toe geeft. Dit komt doordat het een volledig nieuw type screeningsproduct is in een nieuw domein, dat andere (veiligheids-)eisen stelt aan de organisatie, de automatisering en samenwerking met interdepartementale partners. Daarnaast werkt Justis nu ook aan andere nieuwe screeningsopdrachten. Het belang van de invoering van de screening kennisveiligheid voor de nationale veiligheid vraagt echter om te onderzoeken waar verdere tijdwinst in dit traject te behalen is. Ik zet me hier maximaal voor in. In het kader van de uitvoeringstoets zal ik in ieder geval Justis vragen om het tijdpad aan te scherpen en nader toe te lichten.
Om een beeld te krijgen van de praktische gevolgen van de screening op het kennisveld, kondigde mijn ambtsvoorganger een impact assessment voor de kennissector aan.28 Hiermee wordt duidelijk wat instellingen nodig hebben voor een goede implementatie van de screening binnen hun eigen werkprocessen. Ik ben voornemens om in 2025 te starten met het assessment.
Inzet op een
internationaal gelijk speelveld
Net als mijn ambtsvoorganger blijf ik actief inzetten op kennisveiligheid in de EU en internationaal. We werken aan een gelijk speelveld, met een gedeelde minimale basis van kennisveiligheidsbeleid in alle EU-lidstaten. Het afgelopen jaar is met de aanname van de Raadsaanbeveling over kennisveiligheid in de EU daarom een goede stap gezet.29 De Raadsaanbeveling bevat een overkoepelend Europees kader voor alle lidstaten en de Europese Commissie om kennisveiligheid te versterken. De volgende stap is om ervoor te zorgen dat de aanbeveling breed in de EU geïmplementeerd wordt. Nederland blijft hierin een voortrekkersrol spelen en heeft hiertoe bijvoorbeeld in september een bijeenkomst met de Europese Commissie en EU-lidstaten georganiseerd over de implementatie van de raadsaanbeveling.
Daarnaast is er breder internationaal ook structureel aandacht voor kennisveiligheid. Met landen als Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten maken we onderdeel uit van een internationaal netwerk van gelijkgezinde landen. Het netwerk van de onderwijs- en wetenschapsattachés en de innovatieattachés zorgen samen met de collega’s op de Nederlandse ambassades voor verdere versteviging en uitbreiding van de internationale samenwerking op kennisveiligheid. Ook zetten we internationaal in op samenwerking op concrete beleidsinstrumenten zoals het Loket Kennisveiligheid. Met buitenlandse partners zoals het SECURE Centre (VS), het Research Security Centre (Canada) en het Research Collaborative Advise Teams (VK) wisselen we hierover kennis uit.
De aanpak op kennisveiligheid is immers het effectiefst als andere landen ook beleid op kennisveiligheid voeren. Zo voorkomen we dat een potentiële risicovolle samenwerking zich verplaatst en zorgen we ervoor dat Nederland een aantrekkelijke plek blijft voor talent en wetenschappelijke samenwerking.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
De aanpak kennisveiligheid is op 27 november 2020 naar uw Kamer gestuurd, zie Kamerstuk 31 288, nr. 894.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1148.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1108. Een beleidsreactie is reeds gegeven in de voortgangsbrief van 11 maart 2024.↩︎
Moties Martens-America (Kamerstuk 31 288, nr. 1130); Martens-America c.s.. (Kamerstuk 31 288, nr. 1131); Hertzberger c.s. (Kamerstuk 31 288, nr. 1132); Stultiens (Kamerstuk 31 288, nr. 1133) en Rooderkerk en Paternotte (Kamerstuk 31 288, nr. 1134).↩︎
Deze toezegging heb ik gedaan tijdens het commissiedebat onderzoeks- en wetenschapsbeleid van 3 oktober 2024.↩︎
Dreigingsbeeld Statelijke actoren 2. AIVD, MIVD en NCTV, november 2022. Kamerstuk 30 821, nr. 175, bijlage. Zie ook Jaarverslag AIVD 2023.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 178, bijlage.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 175.↩︎
Kamerstuk 31 288, nrs. 1077 en 1108.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1148. NWO-i is de organisatie waaronder negen onderzoeksinstituten ressorteren↩︎
Een schriftelijke reactie van de KNAW en NWO-i is als bijlage bijgevoegd.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 696.↩︎
De brief van UNL en mijn reactie hierop zijn als bijlagen bijgevoegd.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1134.↩︎
Kennis in conflict - veiligheid en vrijheid in balans. AWTI, november 2022.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1148.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1134.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1132.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1130.↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 1108.↩︎
Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2. AIVD, MIVD en NCTV, november 2022. Kamerstuk 30 821, nr. 175, bijlage.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1131.↩︎
Hiermee geef ik invulling aan de toezegging tijdens het tweeminutendebat op 21 mei 2024 dat de Tweede Kamer na de zomer van 2024 wordt geïnformeerd over mijn gesprekken met de kennisinstellingen over CSC-beurzen.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1136.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1133.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1136.↩︎
Justis is een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Justitie en Veiligheid.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 948.↩︎
Raadsaanbeveling 9097/1/24 REV 1, te raadplegen op https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9097-2024-REV-1/en/pdf. De reactie op het voorstel van deze Raadsaanbeveling van de Europese Commissie, zie Kamerstuk 22 112, nr. 3906.↩︎