Kabinetsreactie AIV advies Klimaatrechtvaardigheid
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D41042, datum: 2024-10-25, bijgewerkt: 2024-11-22 13:12, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -1418 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z17045:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Medeindiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Volgcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-05 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-07 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
32813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
36180 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 1418 Brief van de ministers van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en van Klimaat en Groene Groei
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) is door de voormalige minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gevraagd om te adviseren over sturing door de overheid ten behoeve van een effectieve, eerlijke en rechtvaardige klimaattransitie die bijdraagt aan bestendige groei.
De AIV heeft in reactie op deze adviesaanvraag op 26 oktober 2023 het rapport ‘Klimaatrechtvaardigheid als noodzaak’ gepubliceerd. Het demissionaire kabinet heeft de beantwoording aan het nieuwe kabinet gelaten. Hierbij bieden wij uw Kamer de kabinetsreactie aan.
De adviesaanvraag over de invulling van een eerlijke en rechtvaardige klimaattransitie was ingegeven vanuit de overtuiging dat voor het slagen van een transitie breed maatschappelijk draagvlak nodig is en dat het niet zo kan zijn dat een beperkte groep profiteert van de transitie terwijl kwetsbaardere groepen in de maatschappij de prijs betalen. Zoals opgenomen in de adviesaanvraag wil Nederland bij de inzet op de noodzakelijke transities nadrukkelijk gebruik maken van Nederlandse expertise.
Bij beantwoording van de adviesaanvraag heeft de AIV gekozen voor een brede beschouwing van klimaatrechtvaardigheid met veel aandacht voor interstatelijke verhoudingen. Zoals de AIV constateert, en eerder ook de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid in hun rapport Rechtvaardigheid in klimaatbeleid, kent dit begrip vele dimensies en is er geen eenduidige definitie van dit begrip.1 De AIV benadert het onderwerp daarom vanuit zes verschillende perspectieven, die handvatten kunnen bieden om verdere invulling te geven aan het begrip klimaatrechtvaardigheid: planetaire grenzen, historische schuld, rechten, solidariteit, eerlijke markt en ontwikkeling. Van de genoemde handvatten neemt voor het kabinet de sociaaleconomische ontwikkeling van arme landen een centrale positie in.
Tegen de achtergrond van de zes genoemde perspectieven analyseert de AIV het Nederlandse, Europese en internationale klimaatbeleid. Daarbij wordt specifiek gekeken naar (i) het reguleren van de markt, (ii) het beïnvloeden van consumentengedrag, (iii) groene industriepolitiek, (iv) internationale klimaatfinanciering en (v) beleidscoherentie. De AIV doet vervolgens negen aanbevelingen.
Het kabinet gaat in de volgende paragrafen nader in op de aanbevelingen van de AIV.
1. Wereldwijde klimaatrechtvaardigheid als noodzakelijke voorwaarde
Erken wereldwijde klimaatrechtvaardigheid als noodzakelijke voorwaarde voor een succesvolle klimaattransitie en communiceer hier duidelijk over, zowel in nationaal als in internationaal verband.
De Overeenkomst van Parijs is er om een probleem, waar ook Nederland bij betrokken is, op te lossen dat alleen met internationale afspraken kan worden aangepakt: klimaatverandering. Onderdeel van de Overeenkomst van Parijs is het beginsel van common but differentiated responsibilities and respective capabilities. Dit betekent onder andere dat ontwikkelingslanden ondersteuning nodig hebben bij hun klimaatinspanningen en dat landen met een hogere uitstoot meer doen aan het terugdringen daarvan. Zoals de AIV aangeeft hebben de armste landen het minst bijgedragen aan klimaatverandering, maar worden zij daar wel het hardst getroffen.
Het kabinet onderkent het principe van common but differentiated responsibilities and respective capabilities als belangrijke voorwaarde voor een succesvolle klimaattransitie. Dat betekent onder andere dat Nederland, in EU verband, uiterlijk in 2050 klimaatneutraal wil zijn om de eigen bijdrage te beperken én zich wereldwijd inzet om de impact van klimaatverandering te beperken op ontwikkelingslanden zodat hun sociaaleconomische ontwikkeling niet wordt belemmerd. Ook vraagt Nederland aandacht voor de positie van de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten. Nederland onderhoudt hiervoor onder andere nauw contact met kleine eilandstaten en andere landen in UNFCCC-verband, bijvoorbeeld in de Cartagena dialoog. Ook trekt Nederland hiervoor op met het Caribisch deel van het Koninkrijk, zoals tijdens de Caribbean Climate & Energy Conference (CCEC) op Aruba in mei 2023 en de tweede CCEC op Curaçao die begin 2025 mede door de minister van Klimaat en Groene Groei wordt georganiseerd. Het vertrekpunt van de Nederlandse inzet is internationaal overeenstemming bereiken over het aanpakken van klimaatverandering door het verminderen van broeikasgassen en door solidariteit te tonen richting landen met minder uitstoot en minder draagkracht, teneinde mondiaal te werken aan de aanpak van klimaatverandering. Deze inzet komt ook tot uiting in de standpunten die Nederland internationaal uitdraagt, we zetten in op serieuze betrokkenheid met landen in het mondiale Zuiden en het verkleinen van de kansen op instabiliteit in die landen.
Nederland erkent de verantwoordelijkheden die landen met een relatief hoge uitstoot van broeikasgassen hebben onder de Overeenkomst van Parijs om die uitstoot terug te dringen. Deze boodschap is onderdeel van interventies, toespraken en de opstelling in internationale klimaatonderhandelingen en daarbuiten. Hierover communiceren we ook in nationaal verband, bijvoorbeeld in de campagne ‘Zet ook de knop om’.2
2. Intensiveer de dialoog over klimaatrechtvaardigheid
Intensiveer de dialoog over klimaatrechtvaardigheid met het mondiale Zuiden in fora van multilaterale samenwerking en zorg ervoor dat de belangen van de lage inkomenslanden van meet af aan worden meegenomen in een coherent Europees klimaatbeleid.
Op multilaterale fora spreken het kabinet en ambtelijke delegaties met landen uit het mondiale Zuiden, ook over klimaatrechtvaardigheid. Een voorbeeld van de inzet hierop is de deelname van de klimaatgezant aan de SIDS-conferentie.
Het kabinet onderschrijft dat bij de vormgeving van EU-klimaatbeleid ook de belangen van lage-inkomenslanden moeten worden meegenomen en dat we als EU hierover het gesprek met deze landen moeten voeren. Nederland zet zich hiervoor in. Zo draagt Nederland actief bij aan het Team Europe Initiative om productie-/ontwikkelingslanden te steunen bij het voldoen aan de voorwaarden van de EU Ontbossingsverordening.
De AIV verwijst ook naar mogelijke negatieve effecten voor ontwikkelingslanden die geraakt worden door het Europese koolstofcorrectiemechanisme aan de grens, het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). De EU heeft toegezegd ontwikkelingslanden gericht te ondersteunen bij de invoering van het CBAM. Nederland heeft het belang van ondersteuning gedurende de onderhandelingen onderstreept en blijft dat doen. Daarbij moet worden opgemerkt dat het CBAM op dit moment slechts op een beperkt aantal producten is gericht en dat de export vanuit ontwikkelingslanden van deze producten naar de EU gering is, daarom verwacht de Commissie een beperkte impact op ontwikkelingslanden. Het kabinet deelt deze inschatting.3
3. Verhoog klimaatfinanciering
Verhoog de klimaatfinanciering voor lage- en middeninkomenslanden en maak deze vanaf nu, zoals internationaal afgesproken, additioneel aan de uitgaven voor reguliere ontwikkelingssamenwerking ter hoogte van 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen. Zorg daarbij dat minimaal de helft van de klimaatfinanciering is bestemd voor adaptatie, met de nadruk op lage-inkomenslanden.
De afgelopen jaren is er een gestage stijging geweest van de klimaatfinanciering. Nederland levert zijn aandeel in de overeengekomen internationale verplichting jaarlijks USD 100 miljard te mobiliseren voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Meer dan de helft van onze publieke klimaatfinanciering wordt besteed aan adaptatie en er is specifiek aandacht voor lage-inkomenslanden. Wat betreft de door de AIV genoemde additionaliteit van klimaatfinanciering bestaat er internationaal geen consensus over de definitie daarvan. Steun voor klimaatactie in ontwikkelingslanden kwalificeert per definitie als officiële ontwikkelingsfinanciering (ODA).
Het kabinet ziet geen noodzaak om een scheiding aan te brengen tussen klimaatrelevante en ‘reguliere’ ontwikkelingssamenwerking.
Bij de onderhandelingen op COP29 in 2024 over een nieuwe
klimaatfinancieringsdoelstelling zal het kabinet zich conform de
AIV-aanbeveling inzetten voor het uitbreiden van het aantal landen dat
bijdraagt aan klimaatfinanciering en een verhoogde terugdringing van de
uitstoot. Het kabinet gaat bij deze internationale onderhandelingen niet
pleiten voor een hoogte van ten minste USD 1000 miljard zoals de AIV
voorstelt. Het kabinet vindt het van belang eerst overeenstemming te
bereiken over de vormgeving van een nieuw klimaatfinancieringsdoel.
Zoals verzocht door de Tweede Kamer,4 informeerde het kabinet
de Kamer in september 2024 per brief over de hoofdlijnen van de
Nederlandse inzet voor COP29.
Wat betreft de aanbeveling van de AIV om de bronnen van financiering uit
te breiden met andere financieringsbronnen steunde Nederland de oproep
in de Raadsconclusies van 18 maart 2024 voor nieuwe innovatieve bronnen
van financiering, waaronder uit de fossiele sector. Wat betreft
internationale lucht- en scheepvaartheffingen is het kabinet waakzaam
dat dit niet ten koste gaat van toekomstbestendige maatregelen in die
sectoren en dat de dialoog hierover in respectievelijk de internationale
burgerluchtvaartorganisatie van de Verenigde Naties (ICAO) en de
Internationale Maritieme Organisatie (IMO) wordt gevoerd.
4. Hervorming internationale financieel-economische systeem
Gebruik de invloed van Nederland binnen de Internationale Financiële Instellingen om te pleiten voor hervorming van het internationale financieel-economische systeem, in lijn met principes van klimaatrechtvaardigheid zoals in dit advies uitgewerkt. Zoek daarvoor brede internationale coalities.
Wat betreft de aanbeveling van de AIV voor actieve aansluiting bij het Bridgetown initiatief – voor de hervorming van het mondiale systeem voor ontwikkelingsfinanciering – geldt dat Nederland actief is op een aantal terreinen daarvan, maar dat niet alle voorstellen uit dat initiatief kunnen worden onderschreven. Een uitgifte voor extra trekkingsrechten (SDRs) door het IMF zoals bepleit door de AIV is nu niet aan de orde mede gelet op de uitgifte daarvan in 2021. Wel heeft Nederland toegezegd om de hoeveelheid doorgeleende SDRs ten behoeve van kwetsbare landen te verdubbelen, van 20% van de in 2021 gealloceerde SDRs naar 40%. De aanbeveling van de AIV om in internationaal verband te pleiten voor een sterkere regulering van de internationale koolstofmarkt om greenwashing te voorkomen is staand beleid. Nederland is hier actief mee bezig, samen met experts uit een paar andere landen evenals experts van de Europese Commissie.
5. Faciliteren groen en inclusief sector- en industriebeleid
Faciliteer waar mogelijk een effectief groen en inclusief sector- en industriebeleid in landen in het mondiale Zuiden en ondersteun dit door middel van gerichte partnerschappen, bijvoorbeeld in het kader van Team Europe Initiatieven.
Het kabinet kan zich vinden in de rationale die de AIV geeft voor het ondersteunen van een groen en inclusief sector- en industriebeleid in zuidelijke landen, o.a. in de hernieuwbare energiesector en grondstoffensectoren. Nederland en de EU zetten hierop in. Dit kan zowel via bilaterale of Europese partnerschappen als op andere manieren. Via initiatieven zoals het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development (een internationale organisatie met meer dan 80 aangesloten landen) faciliteert Nederland de institutionele versterking op langere termijn van zuidelijke landen om industrialisatie in de mijnbouwsector te bevorderen. Daarnaast sluiten Nederland en de EU partnerschappen gericht op onder andere waterstof, kritieke grondstoffen en circulariteit (o.a. GACERE). Daarbij zijn zoals de AIV aangeeft wederzijds profijt en ondersteuning van lokale waarde-toevoeging een doel. Ook zet het kabinet proactief in op een meer strategische EU Global Gateway programmering op thema’s, regio’s en sectoren waar Nederland meerwaarde heeft, in de vorm van concrete kennis en kunde, innovatievermogen en multi-stakeholder aanpak. Nederland ziet kansen onder meer op het gebied van watermanagement, energietransitie en agri-logistiek.
Het kabinet onderschrijft dat het belangrijk is om een breed scala van stakeholders en partijen te betrekken, waaronder maatschappelijke organisaties.
De AIV roept op tot verbetering van de Nederlandse handels- en investeringsverdragen zodat deze beter passen in een context van klimaatrechtvaardigheid en slim sector- en industriebeleid. Zowel op Nederlands niveau als op Europees niveau wordt reeds enkele jaren ingezet op modernisering van de verouderde investeringsbeschermingsverdragen. Handelsverdragen worden enkel op EU-niveau afgesloten.
6. Multi-donor partnerschap
Neem, in navolging van bestaande Just Energy Transition Partnerships, het voortouw bij het opzetten van een multi-donor partnerschap, gericht op een specifieke klimaat gerelateerde uitdaging in één van de landen binnen het Nederlandse beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Het kabinet streeft, in lijn met het AIV advies, naar structurele langere termijn programma’s. Het is van belang dat die zowel passen bij de lokale agenda als bij Nederlandse kennis, kunde en belangen. Nederland is toegetreden tot het Just Energy Transition Partnership (JETP) in Zuid-Afrika en draagt bij als implementatiepartner van JETP’s in andere landen. In deze landen lopen momenteel studies naar verdere kansen voor het Nederlandse verdienvermogen. De JETP's bieden een waardevol platform om in coördinatie met donoren en in samenwerking met het doelland de energietransitie te bevorderen. Dit vergroot de slagkracht en meerwaarde van Nederlandse acties. De opstartfase van de JETP’s kost veel tijd in verband met de betrokkenheid van vele spelers. Deze manier van werken biedt op de lange termijn een duurzame relatie en breed gedragen inzet. In iedere context zal de afweging moeten worden gemaakt wat de meest effectieve manier is voor Nederland om bij te dragen aan de opgaves. Met het
Soil Values programma zet Nederland met partners (IFDC, SNV en WUR) in op verbetering van bodemgezondheid in Mali, Niger, Burkina Faso en Nigeria. Dit programma draagt bij aan meer aandacht voor bodemgezondheid binnen het Food Security Resilience Programme van de Wereldbank en andere programmering in deze landen. Gezonde bodems zijn een belangrijke factor in de klimaatweerbaarheid van landbouwsystemen.
Nederland speelt een aanjagende rol in het Cooperation in International Waters in Africa (CIWA) multidonor trustfund van de Wereldbank. CIWA ontwikkelt kennis over hoe afvoer van internationale rivieren zoals de Nijl en de Niger verandert als gevolg van klimaatverandering en helpt landen om spelregels te ontwikkelen om dat water rechtvaardig te blijven verdelen. Ook ontwikkelt CIWA een pijplijn voor investeringen van overheden, te financieren door internationale financiële instellingen en andere multilaterale organisaties, en begeleidt CIWA de implementatie van grensoverschrijdende gecoördineerde investeringen tussen de landen die de rivier delen. Dat zijn lange termijn processen. Nederland bepleit betere samenwerking en partnerschappen met maatschappelijke organisaties, hetgeen de lokale agenda ten goede komt. Daarbij vraagt Nederland nadrukkelijk ook aandacht voor participatie van lokale gemeenschappen en het naleven van mensenrechten.
7. Verminderen eigen bijdrage klimaatverandering
Verminder de eigen bijdrage aan klimaatverandering zo snel als mogelijk en bouw fossiele subsidies af.
De AIV adviseert de oproep van de Europese wetenschappelijke adviesraad voor klimaatverandering (ESABCC) te volgen. Deze stelt dat een EU tussendoel van netto 90-95% in 2040 op weg naar klimaatneutraliteit in 2050 noodzakelijk is om een kans van 50% te behouden dat opwarming van de aarde beperkt blijft tot 1,5 graden, in lijn met de Overeenkomst van Parijs. De AIV adviseert, ook in lijn met advies van de Nederlandse Wetenschappelijke Klimaatraad (WKR), in Nederland in 2040 op tenminste 90% reductie t.o.v. 1990 uit te komen. De Europese Commissie heeft op 6 februari jl. een mededeling uitgebracht met een aanbeveling voor een EU tussendoel voor 2040 van 90% netto broeikasgasemissiereductie ten op opzichte van 1990.
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van een EU-klimaatdoel voor 2040 van 90%.5 Dit is in lijn met wetenschappelijke inzichten, internationale toezeggingen over het binnen bereik houden van 1,5 graden Celsius en de voortrekkersrol van de EU. Het aanbevolen EU-klimaatdoel betreft een beperkte verhoging van de ambitie ten opzichte van de koers die is ingezet met het huidige beleid, dat bij continuering uitkomt op 88%. Uit het impact assessment van de Commissie blijkt dat het doel haalbaar is, mits voldaan wordt aan de juiste randvoorwaarden, en dat er belangrijke voordelen zijn zoals hogere energie-onafhankelijkheid, verbeterde volksgezondheid en kansen voor toekomstig EU concurrentievermogen, terwijl de kosten van de transitie in de periode 2030-2050 niet significant verschillen ten opzichte van andere onderzochte doelstellingen.6 Conform motie Erkens7 stelt het kabinet dat een uitvoeringspakket nodig is om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen. Er komen geen nieuwe nationale koppen bovenop het EU beleid. Nederland zal dus geen nationaal doel voor 2040 vastleggen in de Nederlandse Klimaatwet.
Recent zijn in Nederland – in lijn met dit advies van de AIV – diverse regelingen die bijdroegen aan fossiele voordelen, afgebouwd en afgeschaft. In de Miljoenennota 2024 is uitgebreide transparantie gegeven over regelingen die voordelen kunnen geven aan specifiek gebruik van fossiele energiedragers. Deze transparantie zal jaarlijks worden herhaald. Ook heeft Nederland tijdens COP28 een internationale coalitie gelanceerd om met andere landen samen te werken aan de afbouw van voordelen voor fossiele brandstoffen. De coalitie is gericht op transparantie door gebruik van een eenduidige methodologie, het identificeren en aanpakken van internationale barrières die het afbouwen van fossiele voordelen in de weg staan, en (een internationale dialoog ten aanzien van) nationale afbouwplannen. Verdere afbouw van fossiele voordelen voor de energievoorziening dient volgens het kabinet in Europees verband plaats te vinden, zodat klimaateffecten als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen Europees geprijsd worden. Op die manier worden verstoring van het speelveld voor internationaal concurrerende bedrijven en verplaatsing van emissies zoveel mogelijk beperkt.
8. Versterk coherentie van beleid
Versterk de coherentie van beleid om de negatieve impact van de Nederlandse economie op mens en milieu elders te beëindigen.
Het verkleinen van de voetafdruk raakt aan verschillende beleidsterreinen- en doelen en is daarom een interdepartementale opgave. In de Internationale Klimaatstrategie is aangegeven dat ook onze internationale voetafdruk dient te worden verkleind. Het terugdringen van onze mondiale klimaat-, land- en watervoetafdruk is tevens onderdeel van het in 2022 herziene Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling.
De AIV adviseert tijdgebonden limieten te stellen voor de wereldwijde voetafdrukken van Nederland om de impact van de Nederlandse economie in lijn te brengen met veilige en rechtvaardige planetaire grenzen.
Het Nederlandse Nationale Biodiversiteit Strategie en Actie Plan (NBSAP) zal uiterlijk medio 2025 aan de Tweede Kamer worden gestuurd. In het NBSAP zullen de maatregelen die genomen worden om de Nederlandse voetafdruk te verminderen genoemd worden (Aanhangsel Handelingen II, 2023/24, nr. 1856). Het kabinet wil eerst meer zicht op de consequenties van het al dan niet stellen van nieuwe limieten. Daartoe dient onder meer het met behulp van consultatie van belanghebbenden het concretiseren van handelingsperspectieven voor het reduceren van ketenemissies, waarover het vorige kabinet u heeft geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr. 1397) en het kabinet u later dit jaar zal informeren. Ook zal in het Klimaatplan worden ingegaan op de inzet van het kabinet ketenemissies terug te dringen en daartoe handelingsperspectief te identificeren.
Ook adviseert de AIV om in te zetten op ambitieuze Nederlandse IMVO-wetgeving. Zoals aangegeven heeft het vorige kabinet zich ingezet voor totstandkoming van Europese IMVO-wetgeving. Europese regels voor multinationale bedrijven zorgen voor een gelijk speelveld met andere bedrijven in de EU en een grotere impact bij het bevorderen van mensenrechten en milieu- en klimaatbescherming. De Europese richtlijn gepaste zorgvuldigheid (de Corporate Sustainability Due Diligence Directive, CSDDD) is op 25 juli jl. in werking getreden. Lidstaten hebben twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. Het kabinet is gestart met de implementatie. Het uitgangspunt is om de richtlijn, conform staand kabinetsbeleid, zuiver en lastenluw te implementeren. Het kabinet zal bedrijven ondersteunen met o.a. het IMVO-steunpunt en het bevorderen van sectorale samenwerking.
9. Investeer in breed maatschappelijk draagvlak binnen Nederland
Investeer in breed maatschappelijk draagvlak binnen Nederland voor een wereldwijd rechtvaardige klimaattransitie, o.a. in het kader van het burgerberaad over klimaat- en energiebeleid.
Voor draagvlak voor klimaatbeleid is het cruciaal dat mensen dat beleid als rechtvaardig ervaren. De WRR toont aan dat Nederlanders voor de rechtvaardigheid van klimaatbeleid onder andere het behoud van een minimale ondergrens, de effectiviteit van beleid, en het principe de vervuiler betaalt, belangrijk vinden.1 Zoals in de Klimaatnota gesteld, lag de primaire focus van klimaatbeleid lang op de (kosten)effectiviteit van maatregelen. Met het beleidspakket van het voorjaar van 2023, heeft een accentverschuiving plaatsgevonden naar meer aandacht voor handelingsperspectief, solidariteit en draagkracht.8 Voor betaalbaarheid was al langer veel aandacht. Om draagvlak voor de klimaattransitie te behouden is het belangrijk dat er blijvende aandacht is voor deze onderwerpen.
Daarnaast is in 2022 het Nationaal Klimaatplatform (NKP) opgericht om maatschappelijke betrokkenheid bij klimaatbeleid te vergroten. Het platform voert dialoog in de samenleving met bijzondere aandacht voor rechtvaardigheid en groepen die minder betrokkenheid voelen bij het onderwerp. Het platform signaleert kansen en knelpunten voor versnelling en rapporteert die meerdere keren per jaar in een rapport aan de minister van Klimaat en Groene Groei.
De AIV refereert in het advies ook aan het Nationaal Burgerberaad Klimaat, dat het kabinet in 2023 heeft ingesteld en begin 2025 van start zal gaan.9 Uw Kamer is in februari geïnformeerd over de voortgang van het burgerberaad.10 Door te streven naar een representatieve afspiegeling van burgers in het burgerberaad komen verschillende perspectieven naar voren wat zorgt voor meer herkenbaarheid bij diverse groepen in de bevolking. De adviezen van de gelote burgers worden daarmee eerder als legitiem en minder polariserend ervaren. Beleid gebaseerd op deze adviezen leidt daarmee naar verwachting tot groter draagvlak onder de bevolking. Om tot een goed gewogen advies te komen krijgen deelnemers van het burgerberaad feitelijke en gebalanceerde informatie. Zo kunnen de deelnemers aan het burgerberaad het klimaatprobleem, inclusief de internationale dimensie, en de vraag die hen gesteld wordt (hoe eten, spullen gebruiken en reizen op een manier kan die beter is voor het klimaat) goed begrijpen. In de organisatie van het burgerberaad zullen experts ervoor zorgen dat er onder meer kennis wordt gedeeld over duurzaamheid, gedrag, economie, ethiek en ook bestaande wetten en afspraken.
De experts worden door het onafhankelijke secretariaat aangesteld en desgewenst door deelnemers zelf aangedragen. Het AIV advies zal als waardevolle invalshoek en informatiebron voor het burgerberaad met het secretariaat worden gedeeld.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
De minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
Rechtvaardigheid in klimaatbeleid. Over de verdeling van klimaatkosten | Rapport | WRR↩︎
Fiche: Verordening Carbon Border Adjustment Mechanism (Kamerstuk 22 112, nr. 3197)↩︎
Besluitenlijst van de procedurevergadering van dinsdag 2 juli 2024↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3916↩︎
Kamerstuk 21 501-08, nr. 945; Kamerstukken 36 539, B en C.↩︎
Kamerstuk 31 793, nr. 257↩︎
Klimaatnota 2023 | Rapport | Kamerstuk 2023D44480↩︎
Instellingsbesluit burgerforum klimaat- en energiebeleid | Besluit | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstukken 32 813 en 30 184, nr. 1350↩︎