[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verwachtingen en inzet VN-klimaatconferentie COP29

Internationale klimaatafspraken

Brief regering

Nummer: 2024D41069, datum: 2024-10-25, bijgewerkt: 2024-11-15 15:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31793-274).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31793 -274 Internationale klimaatafspraken .

Onderdeel van zaak 2024Z17051:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

31 793 Internationale klimaatafspraken

Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2024

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister-President, de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu, de Minister en Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, en de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, over de inzet van Nederland voor de 29e Conferentie van Partijen (COP29) bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC). COP29 vindt plaats in Bakoe, Azerbeidzjan, van 11 tot 22 november 2024.

Tijdens COP komen landen jaarlijks bijeen om internationale klimaatafspraken te maken. Sinds de Overeenkomst van Parijs wordt gestreefd de opwarming van de aarde tot 1,5° C te beperken, in lijn met wetenschappelijke vereisten. Klimaatverandering is grensoverschrijdend en raakt alle landen. Het is daarom bij uitstek een onderwerp waarover internationale afspraken moeten worden gemaakt, en waarbij elk land een rol heeft te spelen in de oplossing. Door invulling te geven aan wereldwijde samenwerking tegen klimaatverandering draagt COP bij aan een gelijk speelveld. Opeenvolgende besluiten tijdens eerdere COPs hebben de doelen van Parijs dichterbij gebracht, maar verdere uitwerking en opvolging van de Overeenkomst is vereist om deze doelen te behalen.

Vooruitblik COP29

COP29 vindt plaats in een context van geopolitieke spanningen en oplaaiend conflict. Hoewel momenteel niet wordt verwacht dat dit de VN-onderhandelingen zal beïnvloeden, kan het effect hebben op de politieke dynamiek en onderlinge verhoudingen tussen landen. De democratische verschuivingen die volgen uit het verkiezingsjaar 2024 zullen eveneens hun weerslag hebben op de dynamiek.

Het Pact for the Future dat tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij consensus is aangenomen bevestigt de blijvende aandacht voor klimaat en vormt een wereldwijde erkenning van het belang van internationale samenwerking op dit thema. Een solide multilateraal systeem is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Het is mede daarom van belang om voortgang te blijven boeken bij de uitwerking van de Overeenkomst van Parijs en ervoor te zorgen dat alle landen de gemaakte afspraken zo doeltreffend mogelijk in uitvoering brengen.

De Overeenkomst van Parijs kent drie pijlers: mitigatie, adaptatie, en financiering. Tijdens elke COP wordt onderhandeld over thema’s die aansluiten bij deze drie pijlers. Dit jaar zal financiering bijzondere aandacht krijgen, net als de regels voor internationale koolstofmarkten op basis van artikel 6. Deze twee onderwerpen houden nauw verband met de Nationally Determined Contributions (VN-klimaatplannen, NDCs) die begin 2025 moeten worden ingediend. Ook rapporteren alle landen dit jaar in hun eerste Biennial Transparency Report (BTR) over behaalde vooruitgang richting de doelen van de Overeenkomst van Parijs.

Tijdens COP29 moeten landen eveneens een akkoord bereiken over een nieuw Gender Action Plan en moeten ze voortgang boeken op het gebied van adaptatie. Tot slot wil het kabinet dat onderhandelingen over onderwerpen als landbouw, transparantie, en klimaatwetenschappelijke inzichten tot goede uitkomsten leiden.

In deze brief gaat het kabinet in op de verschillende onderwerpen voor COP29. Het reageert daarbij ook op de aangenomen moties1 voortkomend uit het Commissiedebat Energieraad van 3 oktober. De brief beschrijft verder hoe de onderhandelingsinzet zich verhoudt tot het afgesproken EU-mandaat uit de Milieuraad van 14 oktober.

Tijdens COP trekt Nederland, direct en in EU-verband, nauw op met gelijkgezinde landen buiten de EU. Gezamenlijk wordt ingezet op een stevige stellingname vis-à-vis het ambitieniveau dat van andere grote economieën wordt verlangd. Samen met deze partners en de EU vraagt Nederland eveneens om aandacht voor de uitdagingen van de armste landen op het terrein van adaptatie, toegang tot financiering, watermanagement, en voedselzekerheid. Tot slot zullen de vertegenwoordigers van het kabinet zich gedurende de gehele COP29 inspannen om de belangen van het Caribische deel van het Koninkrijk te behartigen, omdat zij in het bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering.

Inzet in de multilaterale onderhandelingen tijdens COP29

Financiering

De transitie naar een koolstofarme en klimaatweerbare samenleving brengt een aanzienlijke investeringsopgave met zich mee. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) bevestigde in 2023 dat wereldwijd voldoende geld beschikbaar is, maar dat financieringsstromen nog onvoldoende bijdragen aan de klimaattransitie en onvoldoende gericht zijn op de landen die het extra nodig hebben, zoals de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten.

Het nieuwe klimaatfinancieringsdoel dat dit jaar op COP29 wordt besproken, de New Collective Quantified Goal (NCQG), is een kans om de benodigde wereldwijde verandering in financieringsstromen dichterbij te brengen, specifiek wat betreft de financiering van mitigatie- en adaptatiemaatregelen in ontwikkelingslanden.

De NCQG volgt op de bestaande internationale afspraak van ontwikkelde landen om vanaf 2020 elk jaar gezamenlijk USD 100 miljard uit publieke en private bronnen te mobiliseren voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Bij het afsluiten van de Overeenkomst van Parijs op COP21 in 2015 is afgesproken dat vóór 2025 een nieuw, collectief klimaatfinancieringsdoel moet worden besloten. Toen is eveneens afgesproken dat het nieuwe doel niet lager kan zijn dan USD 100 miljard per jaar, en dat het rekening houdt met de financieringsbehoefte en prioriteiten van ontwikkelingslanden.

Gelet op de omvang van de wereldwijde klimaatopgave acht Nederland het van belang dat het nieuwe doel bijdraagt aan de opschaling van klimaatfinanciering vanuit diverse bronnen en kanalen – publiek, privaat, nationaal en internationaal – met aandacht voor randvoorwaarden die nodig zijn om dat te bewerkstelligen, inclusief de randvoorwaarden in ontvangende landen. Het kabinet zet daarom in op een doel dat diverse financieringsstromen omvat, met een kern van publieke aard. Dit sluit aan bij de onderhandelingsinzet van de EU.

Daarbij is de inzet om te komen tot een doel waar een grotere groep landen aan gaat bijdragen. Momenteel dragen de 23 landen die in 1992 lid waren van de OESO direct bij aan het huidige doel van USD 100 miljard. Wat Nederland en de EU betreft dient de huidige realiteit het uitgangspunt te zijn bij afspraken over de NCQG. Deze realiteit betekent dat niet enkel de landen die gelden als «ontwikkeld» binnen het UNFCCC-verdrag bijdragen, maar dat deze landen het voortouw nemen binnen een grotere groep bijdragers. Ook dienen de afspraken rekening houden met toekomstige groei, om te voorkomen dat de groep bijdragende landen na verloop van tijd wederom achterhaald is. Daarbij moet de uitstoot van broeikasgassen ook meewegen in het bepalen van de landen die verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen.

Het kabinet hecht er bovendien aan dat de NCQG de impact en effectiviteit van klimaatfinanciering helpt verbeteren en toegang tot financiering vergemakkelijkt, in het bijzonder voor de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, om wereldwijd klimaatactie te helpen versnellen. Het EU-onderhandelingsmandaat stelt daarbij dat meer actie nodig is om toegang tot klimaatfinanciering te verbeteren voor ontwikkelingslanden met ambitieuze NDC’s. Dit zal deze landen namelijk helpen hun energietransitie te versnellen en de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering te vergroten. Het streven van Nederland om vrouwenrechten en inclusiviteit te verankeren in de NCQG wordt ook onderschreven door de EU.

Standpunten van de verschillende landen lopen op dit moment nog uiteen en de verwachtingen ten aanzien van de NCQG zijn hoog. Voor het kabinet is van belang dat eerst overeenstemming wordt bereikt over de opzet en samenstelling van de NCQG, voordat over een bedrag wordt besloten. Bij het bepalen van de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering zal het kabinet rekening houden met de begrotingen inclusief meerjarencijfers.

Het kabinet vindt het belangrijk de discussie over de NCQG in samenhang te zien met financieringsdiscussies die plaatsvinden buiten UNFCCC. In verschillende gremia, waaronder deelfora van de VN, de G20 en de jaarvergaderingen van de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s), wordt besproken hoe in de bestaande internationale financiële architectuur meer ruimte kan worden gemaakt voor klimaat in samenhang met ontwikkeling. Nederland blijft het belang hiervan benadrukken, zowel binnen als buiten UNFCCC, omdat IFI’s een belangrijke rol spelen in het genereren van publieke en private financiële middelen voor klimaatbeleid in landen met beperkte eigen fiscale ruimte. Het is ook van belang voortgang te blijven boeken met de afspraak uit de Overeenkomst van Parijs om alle financiële stromen in lijn te brengen met de doelen van dit akkoord, zoals vervat in artikel 2.1c. Daarnaast blijft Nederland zich inzetten voor de verdere operationalisering van de financieringsregelingen en het fonds voor schade en verlies zoals afgesproken op de vorige klimaattoppen.

Internationale handel in koolstof onder artikel 6

Op COP29 wordt toegewerkt naar een akkoord over samenwerking via internationale koolstofmarkten, op basis van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs. Na een aantal tussenstappen tijdens eerdere COP’s moeten de laatste regels dit jaar worden afgerond, zodat een wereldwijde, VN-gereguleerde koolstofmarkt in werking kan treden.

Twee vormen van internationale samenwerking via internationale koolstofmarkten staan centraal in de onderhandelingen: i) samenwerking op basis van een overeenkomst tussen landen, zoals het koppelen van emissiehandelssystemen om rechten uit deze systemen onderling te kunnen verhandelen, en ii) het opzetten van een wereldwijde marktplaats voor emissiereductie en koolstofverwijdering met een toezichthoudend orgaan. Deze is ook direct toegankelijk voor bedrijven.

Vertrouwen in de afspraken over handel in koolstof is van groot belang om het potentieel van deze markt ten volste te benutten. Dit geldt zowel voor landen en bedrijven die via de toekenning van de verwijderde koolstof hun transitie willen versnellen, als voor landen die via deze handel een extra bron van inkomsten voor hun nationale klimaatmaatregelen willen creëren.

Om dat vertrouwen te kunnen bieden, spant het kabinet zich in voor een markt die transparant opereert, en die bestaat uit projecten die een positieve impact hebben op mens en milieu. COP29 moet resulteren in VN-regels die de internationale handel in koolstof effectief monitoren en registreren, die de kwaliteit waarborgen, die duidelijkheid geven over de lange termijn, en die dubbeltelling voorkomen. Alleen dan zullen verhandelde emissiereducties en koolstofverwijdering daadwerkelijk en permanent bijdragen aan het behalen van de wereldwijde klimaatdoelen.

Mitigatie

Op dit moment zijn de gezamenlijke plannen van de partijen bij de Overeenkomst van Parijs nog onvoldoende om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graad. Om dit ambitiegat te dichten is verdere uitwerking van mitigatieafspraken tijdens COP en aanscherping van NDC’s van belang.

Nederland en de EU willen dat de nieuwe NDC’s die begin volgend jaar moeten worden ingediend absolute emissiereductiedoelen hebben, dat ze de hele economie, alle broeikasgassen en alle sectoren omvatten, dat ze worden opgesteld in overleg met verschillende vertegenwoordigers uit de samenleving, dat alle landen, conform de Overeenkomst van Parijs, «de hoogst mogelijke ambitie tonen en vooruitgang laten zien ten opzichte van de vorige doelen», en dat de plannen in lijn zijn met een maximale opwarming van 1,5 graad. Het is hierbij vooral van belang dat andere grote economieën hun uitstoot verder terugbrengen en hun ambitieniveau op gelijke hoogte zetten met de EU. Binnen de EU moet de geldende wetgeving uit onder andere het Fit for 55-pakket weliswaar worden uitgevoerd en aangevuld, maar voor de langere termijn zijn de EU-plannen al in lijn met het Europese aandeel in een 1,5-graden toekomst. Het kabinet zal tijdens en na afloop van COP29 met name landen met een grote uitstoot op hun verantwoordelijkheid blijven aanspreken, met als doel dat deze landen voorafgaand aan COP30 een verbeterde NDC hebben ingediend.

Bij de volgende NDC’s is het eveneens cruciaal dat de uitkomsten van COP28 in Dubai en in het bijzonder de eerste Global Stocktake (GST) hun plek vinden in de nieuwe plannen van landen. Het gaat hierbij onder andere om de afspraak om het wereldwijde vermogen aan hernieuwbare energie te verdrievoudigen en de mondiaal gemiddelde energie-efficiëntieverbetering te verdubbelen terwijl we versneld weg bewegen van fossiele brandstoffen in energiesystemen. Ook bevat de GST de afspraak om ontbossing en bosdegradatie in 2030 te hebben gestopt en omgekeerd, en om de ontwikkeling van technologieën voor schone energie, waaronder kernenergie en koolstofarme waterstofproductie, te versnellen. De Europese Milieuministers hebben op 14 oktober deze oproepen onderschreven.

De Overeenkomst van Parijs staat toe dat landen een gezamenlijke NDC indienen. Omdat dit het geval is voor de EU heeft Nederland geen eigen NDC. Nederland is, onder andere via Europese wetgeving wel verantwoordelijk voor de eigen emissiereducties. Net als andere partijen moet de EU ruim voor COP30 een NDC inleveren, met daarin ook een ambitie voor 2035. Tijdens de Milieuraad hebben ministers de aanbeveling van de Europese Commissie voor een Europees tussendoel voor 2040 verwelkomd en gesteld dat deze de basis vormt voor het opstellen van de nieuwe Europese NDC.

In de VN-onderhandelingen dit jaar wordt gesproken over de kenmerken van nieuwe NDC’s. Nederland zal samen met andere gelijkgezinde landen van binnen en buiten de EU aandacht vragen voor het 1,5 gradendoel en daarbij ook inzetten op snelle uitvoering van eerder gemaakte mitigatieafspraken, om voor een gelijk speelveld te zorgen. Dit is ook belangrijk voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Ook het Mitigatiewerkprogramma dat tijdens COP27 is opgericht dient om de ambitie- en implementatiekloof te helpen dichten. Tijdens thematische bijeenkomsten gedurende het jaar delen landen kennis en ervaring over hoe ze de uitstoot in specifieke sectoren omlaag brengen, met dit jaar aandacht voor het thema «Cities: buildings and urban systems». Nederland en de EU willen dat inhoudelijke conclusies over deze bijeenkomsten kunnen worden opgenomen in de (politieke) besluiten van COP, en dat landen elkaar via het werkprogramma op de hoogte houden hoe zij de mitigatieafspraken uit de GST verder uitwerken.

Onder het Just Transition-werkprogramma dat tijdens COP28 is opgericht spreken landen over rechtvaardige transitiepaden om de doelen van de Overeenkomst van Parijs te halen. Op COP29 zullen Nederland en de EU aandacht vragen voor het behoud van banen met kwaliteit, waardig werk, bescherming van met name de meest kwetsbaren, en voor het belang van een brede, inclusieve samenwerking met relevante partijen uit de samenleving.

Adaptatie

Op COP28 zijn belangrijke afspraken gemaakt om inspanningen op adaptatie te versterken en versnellen. Het nieuwe wereldwijde adaptatieraamwerk is leidend, en zet specifiek in op thema’s als water, voedsel, gezondheid en ecosystemen.

In veel ontwikkelingslanden zijn relevante gegevens beperkt beschikbaar, wat een compleet beeld van de wereldwijde adaptatieopgave bemoeilijkt. In de opvolging van de afspraken van COP28 wordt daarom gewerkt aan een serie indicatoren in alle landen zodat de adaptatieopgave en -uitvoering kan worden bijgehouden. COP29 valt halverwege een periode van twee jaar waarin deze opvolging vorm krijgt, en de landen zullen met name stilstaan bij de tot nu toe geboekte voortgang. Definitieve besluiten over de indicatoren zijn voorzien voor COP30.

Tijdens COP wordt ook de voortgang besproken die landen maken in het opstellen van nationale adaptatieplannen. Dit zijn de plannen waarmee landen op nationaal niveau uitvoering geven aan de afspraken uit het wereldwijde adaptatieraamwerk.

Financiering voor adaptatie is eveneens een belangrijk thema voor COP’s. Zowel binnen als buiten de onderhandelingen zet Nederland al enige tijd in op het versterken van toegang tot en kwaliteit van financiering voor adaptatie, waaronder via de Climate and Development Ministerial en de Champions Group on Adaptation Finance.

Naast de focus op adaptatie in de context van de NCQG zal tijdens COP29 ook aandacht uitgaan naar het bestaande streven om klimaatfinanciering voor adaptatie te verdubbelen. Op COP26 is een aansporing afgesproken om dit per 2025 te verdubbelen ten opzichte van 2019, en zal er een ministeriële dialoog worden georganiseerd over de verdubbeling.

Voedselsystemen, landbouw, bossen en natuur

Door de grote gevolgen van klimaatverandering voor landbouw en voedselzekerheid wordt tijdens COP’s ook gesproken over dit thema. Bij tussentijdse technische onderhandelingen hebben landen al afgesproken om de komende jaren via verdiepende workshops en expertbijeenkomsten verder met elkaar te spreken over de uitdagingen. Daarbij zal ook aandacht zijn voor de klimaatimpact op en van voedselsystemen als geheel.

Tijdens COP29 moeten landen alleen overeenstemming bereiken over de opzet van een online portaal over landbouw en voedselzekerheid. Dit portaal moet informatie over klimaat, landbouw en voedsel op een centrale en toegankelijke plek bij elkaar brengen. Landen onderhandelen over zaken als wat er precies op het portaal komt te staan en wie er toegang heeft tot het portaal.

In de onderhandelingen wordt ook aandacht gegeven aan bossen en natuur. Deze thema’s zijn het stevigst verweven in de eerdergenoemde onderhandelingen over artikel 6. De afspraken die daarover op COP29 worden nagestreefd omvatten bijvoorbeeld regels over koolstofverwijdering door bossen en natuur, en afspraken over wat er gebeurt in geval van zgn. omkering. Dit kan voorkomen wanneer de koolstofverwijdering die de basis vormt voor verhandelde koolstofkredieten na verloop van tijd door menselijk toedoen of door natuurlijke oorzaken (zoals een bosbrand) komt te vervallen.

Transparantie

Voor het einde van 2024 zijn alle landen verplicht om een eerste Biennial Transparency Report (BTR) in te leveren. Hierin rapporteren landen onder meer over hun klimaatbeleid en de nationale uitstoot van broeikasgassen. De BTR heeft daarmee tot doel om voortgang te tonen die landen boeken in het nakomen van hun NDC. De BTR geeft ook inzage in de financiële steun die ontwikkelde landen weten te mobiliseren en ontwikkelingslanden ontvangen.

Omdat elk nationaal rapport door een team van onafhankelijke, internationale experts wordt beoordeeld is het BTR-proces een belangrijk instrument voor onderling vertrouwen. Voor veel ontwikkelingslanden is (tijdig) inleveren van de BTR een forse uitdaging, nu rapportagerichtlijnen onder de Overeenkomst van Parijs gelijk zijn getrokken met die voor ontwikkelde landen. Kleine eilandstaten (SIDS) en de minst ontwikkelde landen (LDC’s) hebben minder administratieve capaciteit en kunnen mede hierom meer tijd nemen voor hun BTR.

Tijdens COP29 wordt niet onderhandeld over de BTR’s. Wel kunnen afspraken die bij worden gemaakt over o.a. de NCQG, artikel 6 en adaptatie gevolgen hebben voor toekomstige rapportages. Nederland zet erop in om nieuwe verplichtingen te beperken, en om extra uitvoeringskosten zoveel als mogelijk te voorkomen.

Gelijkheid en inclusie

Tijdens COP29 wordt ook onderhandeld over een vernieuwing van het bestaande Gender Action Plan dat vooral ziet op de gelijkheid voor vrouwen, omdat zij het hardst getroffen worden door de gevolgen van klimaatverandering. Met de EU zet Nederland erop in dat het plan voortbouwt op de prioriteiten van het huidige actieplan, waaronder versterkte vertegenwoordiging van vrouwen en meisjes in besluitvorming en capaciteitsopbouw, en voortzetting van de activiteiten onder het huidige actieplan.2 Ook benadrukt Nederland het belang van aandacht voor gelijkheid en de positie van vrouwen in alle onderdelen van de onderhandelingen.

Zoals ieder jaar zijn de VN-jongerenvertegenwoordigers Duurzame Ontwikkeling onderdeel van de Nederlandse delegatie. Nederland ondersteunt daarnaast de COP-deelname van jongeren uit lage inkomenslanden.

Brede inzet Nederland op de COP29

Naast de VN-klimaatonderhandelingen vinden tijdens COP29 diverse andere bijeenkomsten plaats. In de paragrafen hieronder zet het kabinet uiteen voor welke thema’s Nederland zich zal inzetten. Verder brengt het kabinet in kaart welke (nieuwe) samenwerkingsverbanden en verklaringen tijdens de COP zullen worden gepresenteerd. Het kabinet zal enkel steun voor nieuwe initiatieven overwegen als deze aansluiten op het Nederlands beleid, voldoende concreet zijn, en niet overlappen met bestaande initiatieven.

Energie

Nederland wil werken aan een mondiale uitvoeringsagenda om de afspraken uit het COP28-besluit over de Global Stocktake te realiseren, in lijn met het bestaande Europese klimaat- en energiekader. Nederland en de EU nemen binnen de onderhandelingen deze uitvoering ter hand door te zorgen dat andere landen de Global Stocktake uitkomsten meenemen in hun nieuwe NDC’s. Buiten de onderhandelingen kijkt het kabinet met bijzondere aandacht naar initiatieven die de op COP28 gemaakte energieafspraken kracht bij kunnen zetten.

Verder zal Nederland tijdens COP29 nadruk leggen op de randvoorwaarden voor de energietransitie, waaronder voldoende elektriciteitsnetwerken en energieopslag om meer flexibiliteit op het net te creëren. Het kabinet heeft daarbij, conform het GST-besluit om de uitrol van diverse schone energietechnologieën te versnellen, specifiek aandacht voor kernenergie om daarmee een duidelijk investeringssignaal af te geven aan de markt en financiële sector, in lijn met de motie Erkens.3

Fossiele voordelen

Tijdens COP28 heeft Nederland een internationale coalitie gelanceerd over fossiele voordelen, de Coalition on Fossil Fuel Incentives and Subsidies (COFFIS). Samen met leden van deze coalitie zal het kabinet tijdens COP29 op een persconferentie uiteenzetten welke stappen er zijn gezet en welke acties gepland staan voor 2025. Om de samenwerking op dit onderwerp te versterken, is het streven om de internationale coalitie jaarlijks uit te breiden met een aantal ambitieuze landen. Tijdens de Milieuraad van 14 oktober jl. heb ik, in lijn met de motie Kröger c.s.4, mijn EU-collega’s erop gewezen op dat de EU het belang van uitfasering van fossiele voordelen tijdens COP29 moet blijven uitdragen. In de marge van de vergadering heb ik daarnaast met enkele Europese collega’s en Commissaris Hoekstra gesproken over dit onderwerp. Deze en andere gesprekken worden de komende weken voortgezet.

Financiering

Conform motie Kröger5 zet het kabinet zich er actief voor in om innovatieve financieringsoplossingen onder de aandacht te brengen tijdens COP29. Een voorbeeld hiervan is het in Nederland gevestigde Impact Loan Exchange (ILX) Fund dat private financiering voor de klimaat- en ontwikkelingsdoelen katalyseert via co-investeringen in projecten van multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s). Verder promoot het kabinet financiering op het gebied van adaptatie en water. Dit gebeurt onder andere via de eerdergenoemde Climate and Development Ministerial, de Champions Group on Adaptation Finance, en hierna besproken acties.

Adaptatie en water

Water en adaptatie zijn nauw met elkaar verbonden. Mensen ervaren wereldwijd de gevolgen van een veranderd klimaat door extreem weer, droogte of overstromingen. Daarom is adaptatie – en water, als belangrijk aspect van adaptatie – ook buiten de onderhandelingen een belangrijk aandachtspunt voor Nederland. Bij adaptatie ligt de nadruk op een integrale benadering waarbij ruimtelijke ordening, water, en voedselsystemen centraal staan. Deze integrale benadering is van belang voor de implementatie van het wereldwijde adaptatieraamwerk en moet een rol moet krijgen in nationale adaptatieplannen. Nederland zal zich tijdens COP29 inzetten om coalities rond deze benaderingen voor adaptatie prominent te positioneren en verder te brengen, ook met het oog op COP30 – waar adaptatie, met name in het vaststellen van indicatoren voor het wereldwijde adaptatieraamwerk, een belangrijk thema zal zijn.

Daarnaast deelt Nederland de ervaring met het aantrekken van private financiering voor water en adaptatie, met de sector-brede benadering van de Waterschapsbank en de blue bond die onder meer het Deltafonds helpt financieren als goede voorbeelden. De mede door Nederland geleide Coalition of Finance Ministers for Climate Action zet dit jaar eveneens specifiek in op klimaatadaptatie.

Ook heeft Nederland nauw samengewerkt met het COP29-voorzitterschap voor de uitwerking van een eerste COP-waterverklaring («COP29 Water for Climate Action Initiative»). Deze verklaring heeft het doel om water te verankeren tussen de verschillende UNFCCC COP’s en de samenhang met de andere conferenties onder de Rio-conventies te versterken. Op deze manier kan de continuïteit voor aan water gerelateerde klimaatactie worden gewaarborgd. De verklaring bouwt voort op de Water Action Agenda van de VN 2023 Water Conferentie, waarvan Nederland mede gastland was.

Via het mede door Nederland geïnitieerde Waterpaviljoen wordt een platform geboden aan stakeholders, waaronder bedrijfsleven en kennisinstellingen. Kennisuitwisseling via het Waterpaviljoen draagt bij aan het versnellen en opschalen van acties, inclusief financieringsmogelijkheden ten behoeve van water gerelateerde ontwikkelingsdoelen (SDGs), waaronder SDG6 over «schoon water en sanitaire voorzieningen voor iedereen». Daarnaast presenteert de Global Commission on the Economics of Water, een door Nederland geïnitieerde groep van gerenommeerde beleidsmakers en wetenschappers, tijdens COP29 de resultaten van hun eindrapport met aanbevelingen hoe samenlevingen water beter kunnen beheren, gebruiken en waarderen.

Duurzame mobiliteit en transport

Om de klimaatdoelen te halen is het belangrijk om transport en personenvervoer te verduurzamen, aangezien ca. een kwart van de totale broeikasgasuitstoot toe te schrijven is aan de mobiliteitssector. De internationale inzet van Nederland ten aanzien van de verduurzaming van mobiliteit en transport kent drie pijlers en zal leidend zijn voor de inzet van het kabinet tijdens COP29.

Ten eerste is Nederland medeoprichter van de Global Memorandum of Understanding (MOU) on Zero-Emission Medium- and Heavy-Duty Vehicles, waarin door landen en bedrijven gezamenlijk wordt gestreefd naar een snelle verduurzaming van vrachtvervoer. Om voldoende schaalniveau te bereiken zet Nederland in op steun van meer landen voor het initiatief. Tijdens COP29 wordt een aantal nieuwe landen als toetreders van deze MoU aangekondigd en wordt er aandacht gegeven aan de vereiste marktprikkels om vrachtvoer te verduurzamen.

Ten tweede zet Nederland in op actieve mobiliteit. In het kader van de door Nederland, België en Luxemburg geïnitieerde ACTIVE-alliantie (Alliance for Cycling and Walking Towards International Vitality and Empowerment) benadrukt Nederland de voordelen van actieve mobiliteit. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan het verdien- als verduurzamingspotentieel. Tijdens COP29 wil Nederland nieuwe deelnemers voor de Alliance werven en internationale financiering voor actieve mobiliteit helpen vergroten.

Als derde draagt Nederland bij aan het toewerken naar internationale afspraken over exportcriteria voor brandstoffen en gebruikte voertuigen naar lage- en middeninkomenslanden om het weglekken van vervuiling en uitstoot naar buiten de EU te mitigeren.

De transitie naar een klimaatneutrale lucht- en scheepvaart is belangrijk voor het verdienvermogen, energieonafhankelijkheid en het klimaatmitigatiepotentieel. Door de aanwezigheid van grote havens in Rotterdam en Amsterdam en de luchthaven Schiphol, heeft Nederland groot belang bij de energietransitie van deze sectoren. Het levert bovendien grote kansen op voor Nederland door de aanwezige industrie, infrastructuur en kennisinstellingen. Voor deze internationale en hard-to-abate sectoren is een snelle start van de transitie essentieel.

Nederland zet daartoe in op een zoveel mogelijk internationale beleidsaanpak via de Internationale Maritime Organization en de International Civil Aviation Organization gericht op normeren, beprijzen en stimuleren. Op deze manier zijn de maatregelen het meest effectief, wordt eerlijke concurrentie zo veel mogelijk geborgd en worden de voor deze sectoren cruciale duurzame energiedragers en technologische innovatie vroegtijdig gestimuleerd. Dit zal Nederland ook actief uitdragen tijdens COP29.

Circulaire economie

Nederland wordt wereldwijd gezien als een koploper in de transitie naar een circulaire economie. Van de totale broeikasgassenemissies is meer dan 45% toe te schrijven aan de manier waarop de wereld grondstoffen en materialen produceert, consumeert en weggooit. Tot nu toe blijft vaak onderbelicht dat de grondstoffentransitie naar een circulaire economie substantieel kan bijdragen aan het halen van de klimaatdoelen en tegelijkertijd bijdraagt aan de strategische autonomie en leveringszekerheid – ook in het kader van de energietransitie, waar veel kritieke grondstoffen voor nodig zijn. Nederland zet zich daarom ook op deze COP in voor het versterken van de samenhang tussen circulariteit en klimaat, en zal tijdens deze COP samen met stakeholders de aandacht vestigen op de kansen om via circulaire maatregelen de klimaatdoelen te realiseren.

Nederland faciliteert daartoe andere overheden in het opnemen van substantiële circulaire beleidsmaatregelen in hun klimaatambities, wat tegelijk ons eigen verdien- en innovatievermogen stimuleert. Daarnaast werkt Nederland samen met partners om de impact van grondstoffengebruik op het klimaatprobleem steviger wetenschappelijk te funderen. Tot slot richt Nederland zich op het bevorderen van financierbaarheid van circulaire bedrijfsmodellen en het stimuleren van investeringen die de transitie naar een circulaire economie ondersteunen, door samen te werken met de private sector en financiële instellingen.

Duurzame koolstof als grondstof

Verduurzaming van de industrie is een andere voorwaarde voor het behalen van de mondiale klimaatdoelen. Een volledige transitie vereist dat fossiele grondstoffen, waarmee bijvoorbeeld plastics worden gemaakt, vervangen worden door duurzame grondstoffen. Nederland zet zich, samen met andere lidstaten, in voor duurzaam industrieel grondstofbeleid via focus op marktcreatie, leveringszekerheid en een gelijk speelveld. Tijdens COP29 organiseert Nederland daarom een evenement met bilaterale partners en bedrijven om dit te agenderen.

Gezondheid

Tijdens de COP29 zal wederom aandacht zijn voor gezondheid, met onder andere een gezondheidsdag en een reeks initiatieven. COP29 is daarmee een belangrijk moment om verdere uitvoering te geven aan de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie. In deze strategie zet Nederland in op vermindering van en voorbereiding op de gezondheidsrisico’s van klimaatverandering. Ook wil Nederland de impact van gezondheidssystemen op het klimaat reduceren.

In navolging van de resolutie over klimaatverandering en gezondheid die in mei dit jaar op initiatief van Nederland en Peru is aangenomen bij de Wereldgezondheidsorganisatie, heeft Nederland samen met Palau een «Group of Friends of Climate and Health» opgezet. In dat kader wordt tijdens de COP29 met gelijkgezinde landen gesproken over de manier waarop gezondheid als dwarsdoorsnijdend thema kan worden meegenomen in bestaande klimaatafspraken. Voorbeelden hiervan zijn de rol van de gezondheidssector in NDC’s, of de gezondheidsvoordelen en bijbehorende kostenbesparingen van klimaatmaatregelen zoals verbetering van de luchtkwaliteit.

Landbouw, voedsel en natuur

Het kabinet zal bij COP29 ook aandacht vragen voor landbouw, voedsel en natuur, en Nederlandse landbouwkennis en -kunde naar voren brengen die kan helpen klimaatverandering tegen te gaan. Het kabinet houdt daartoe mogelijkheden in de gaten die zich voordoen bij de themadagen voedsel, water en landbouw; en natuur en biodiversiteit. Nederland let daarbij specifiek op gelegenheden om over financiering van de doorontwikkeling van het voedselsysteem te kunnen spreken, en over de schaal en urgentie van de wereldwijde uitdagingen rondom voedselzekerheid. Ook betrekt Nederland hierbij de sociaal-economische impact van klimaatbeleid, een rendabel verdienmodel voor voedselproducenten en de rol van innovatie.

Samen met partners organiseert Nederland een officieel UNFCCC-evenement over de internationale architectuur voor klimaatactie in voedselsystemen. Tijdens het evenement wordt besproken hoe deze architectuur verbeterd zou kunnen worden zodat klimaatdoelen sneller worden behaald.

Klimaatverandering en biodiversiteitsverlies

Tijdens de Milieuraad van 14 oktober hebben EU-ministers benadrukt dat klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit een gezamenlijke aanpak vereisen. Omdat COP29 direct na de VN-biodiversiteitsconferentie COP16 plaatsvindt, is er een kans om deze afspraken beter op elkaar af te stemmen. Het kabinet blijft zich conform internationale afspraken inzetten om de gevolgen van klimaatverandering voor de natuur te beperken en ervoor te zorgen dat klimaatacties positieve effecten hebben op biodiversiteit, onder andere door natuur-gebaseerde oplossingen toe te passen.

Nederland zal zich, ook in lijn met de uitkomsten van de Global Stocktake, blijven inzetten om bossen en andere waardevolle ecosystemen wereldwijd te beschermen en herstellen en zal hier waar mogelijk aandacht voor vragen tijdens COP29. Met bescherming en herstel van bossen worden biodiversiteitsverlies en klimaatverandering immers in samenhang aangepakt.

Caribische delen van het Koninkrijk

Tijdens COP29 zullen de vertegenwoordigers van het kabinet zich inzetten om de belangen van het Caribische deel van het Koninkrijk zo goed mogelijk te behartigen, omdat zij in het bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Zowel binnen de onderhandelingen als daarbuiten zullen die belangen zorgvuldig worden meegewogen. Begin 2024 is door de (ei)landen binnen het Koninkrijk een Koninkrijk Klimaatagenda vastgesteld waarin de gezamenlijke prioriteiten voor de zes eilanden in de Caribische regio zijn opgesteld, die ook tijdens COP29 zullen worden uitgedragen. Tijdens COP29 benadrukken de Small Island Developing States (SIDS) de noodzaak voor tastbare ondersteuning, voornamelijk in de vorm van technische bijstand en expertise, middelen voor klimaatadaptatie en andere vormen van klimaatfinanciering.

Samenstelling Kabinetsdelegatie

Het kabinet neemt met enkele bewindspersonen deel aan COP29 in Azerbeidzjan om op verschillende beleidsterreinen de inzet van Nederland uit te dragen. De Minister-President zal deelnemen aan de klimaattop op 12 en 13 november, en de Minister van Klimaat en Groene Groei geeft als coördinerend Minister leiding aan de onderhandelingen.

De politieke afvaardiging vanuit Nederland zal daarnaast bestaan uit de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu en de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, die deelnemen aan de voor hen relevante themadagen. Deelname vanuit de Caribische delen van het Koninkrijk wordt afgestemd in nauwe samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

De Minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans


  1. Kamerstuk 21 501-33, nrs. 1086, 1087 en 1089↩︎

  2. Zoals ook aangegeven in het CD Energieraad van 3 oktober richting de leden Rooderkerk, Postma en Kröger.↩︎

  3. Kamerstuk 21 501-33, nr. 1089↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-33, nr. 1092↩︎

  5. Kamerstuk 21 501-33, nr. 1087↩︎