[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over voortgang Lerarenstrategie juni 2024 (Kamerstuk 27923-492)

Werken in het onderwijs

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D41188, datum: 2024-10-29, bijgewerkt: 2024-11-07 15:25, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27923 -495 Werken in het onderwijs.

Onderdeel van zaak 2024Z17106:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 495 Lijst van vragen en antwoorden

Vastgesteld 29 oktober 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris en minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 26 juni 2024 inzake voortgang Lerarenstrategie juni 2024 (Kamerstuk 27 923, nr. 492).

De staatssecretaris en minister hebben deze vragen beantwoord bij brief van 29 oktober 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie,

Bosnjakovic

Vragen en antwoorden

1

Wanneer ontvangt de Kamer de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies ‘Schaarste Schuurt’ van juni 2023?

De opbrengsten van bijeenkomsten georganiseerd naar aanleiding van ‘Schaarste Schuurt’ worden meegenomen in het bredere Herstelplan Kwaliteit Onderwijs dat aangekondigd is in het hoofdlijnenakkoord.

2

Wat zijn de resultaten van pabo-opleidingen omtrent de differentiatie tussen het oude en jonge kind?

In 2020 tot en met 2022 zijn pilots ingericht met als doel de reeds bestaande leeftijdsspecialisaties op de pabo’s te verdiepen. Deze pilots zijn in augustus 2021 en oktober 2022 geëvalueerd1 en gaven aanleiding tot het verder verstevigen en eerder aanbieden van leeftijdsspecialisaties binnen de bestaande opleidingen. In 2022 is daarom aangekondigd dat alle pabo’s toewerken naar een landelijk specialisatiemodel. In dit model wordt met behoud van de brede bevoegdheid in minimaal de helft van de opleidingstijd geprofileerd op een leeftijdsgroep. Alle pabo’s bieden inmiddels een leeftijdsspecialisatie aan. De omvang hiervan verschilt echter nog. We blijven pabo’s stimuleren om zo snel mogelijk aan hun eigen ambitie van het landelijk specialisatiemodel te voldoen. Daarnaast sluit het aanbod in een doorlopende leerlijn aan op leeftijdsgebonden post-hbo aanbod. In de herijking van de kennisbases van de lerarenopleiding basisonderwijs, die onlangs is gestart met de leergebieden Nederlands en rekenen en wiskunde, wordt per leergebied onderscheid gemaakt welke inhoud relevant is voor het jonge kind en het oudere kind. Tot slot zijn de landelijke expertisecentra jonge kind en po-vo opgericht die onder andere bijdragen aan de doorontwikkeling van opleidingsaanbod voor leeftijdsprofilering- en specialisatie. Dit najaar sturen we uw Kamer een hoofdlijnennotitie over de uitwerking van de motie De Kort c.s.2 en het regeerprogramma om nieuwe opleidingen voor het jonge en oudere kind mogelijk te maken. Hierin worden de belangrijkste uit te werken fundamentele keuzes geschetst en bij u in gesprek gebracht.

3

Welke "scherpe keuzes om de belasting van leraren terug te brengen" bedoelt u precies?

Leraren moeten zich kunnen focussen op het geven en voorbereiden van goede lessen. De impact op de belasting van leraren speelt daarom bij beleidskeuzes in het onderwijs een belangrijke rol. Een aantal specifieke trajecten ondersteunt dit doel. Zo wordt er onder andere gewerkt aan de herziening van het curriculum. Uit onderzoeken blijkt dat het huidige curriculum kan bijdragen aan een gevoel van overladenheid. Dit kan komen door te globaal geformuleerde doelen en onduidelijkheid over wat er moet en mag. De curriculumbijstelling biedt heldere kaders om overladenheid te voorkomen: concretere kerndoelen - met focus op lezen, schrijven en rekenen -, afbakening van de tijd en het beproeven van conceptdoelen om de bruikbaarheid en haalbaarheid te verzekeren. Daarnaast werken we aan het bijstellen van de deugdelijkheidseisen. Hierbij wordt gewogen of de wettelijke eisen zich op de juiste zaken richten, concreet genoeg zijn en of ze nog voldoende focus bieden. Administratie wordt consequent benoemd als belangrijke bron van werkdruk. Daarom wordt op dit moment voor zowel po, vo, mbo en (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) in kaart gebracht welke administratieve lasten leraren in de weg staan. We gaan bezien waar deze administratie vandaan komt en wat we verder kunnen doen om de lasten voor leraren te verlagen. Voor po is dit onderzoek opgestart op initiatief van de Algemene Rekenkamer. De resultaten van het onderzoek in het mbo zijn naar verwachting nog dit jaar beschikbaar, de resultaten van de andere onderzoeken in het voorjaar van 2025. 

4

Hoeveel geld gaat er jaarlijks naar de structuur van onderwijsregio’s?

De onderwijsregio’s krijgen middelen om uitvoering te geven aan de activiteiten waarvoor ze worden opgericht: het analyseren van de regionale arbeidsmarktsituatie en het werven, matchen, opleiden (waaronder Samen Opleiden), begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel. Er worden geen middelen specifiek op de structuur gericht, maar een beperkt deel van de middelen zal worden ingezet voor o.a. een projectleider voor de coördinatie. Dit was ook bij eerdere regelingen zoals de Regionale Aanpak Personeelstekorten het geval. Het subsidieplafond voor de regeling Onderwijsregio’s was in 2024 € 91 miljoen. Voor de regeling landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s is het huidige subsidieplafond voor 2025 € 152 miljoen. Dit zijn de bedragen voor de basissubsidieregeling. Daarnaast zijn er nog aanvullende middelen beschikbaar op het hoofdbudget Tekorten Regio’s van artikel 9 van de OCW begroting. Deze zullen worden ingezet voor regio’s die een extra stap willen zetten en voor de schoolbesturen in het po en vo die nog extra ondersteuning nodig hebben om de stap naar een onderwijsregio te zetten. Ook wordt hieruit de ondersteuning van de onderwijsregio’s betaald, zoals het platform Samen Opleiden, het onderwijsloket en (evaluatie)onderzoek.

5

Hoeveel fte is er gemoeid met het opzetten en laten functioneren van de onderwijsregio’s?

De onderwijsregio’s zijn regionaal georganiseerd. Het aantal fte is afhankelijk van de gekozen invulling door de onderwijsregio’s. Elke onderwijsregio heeft een projectleider aangesteld voor de uitvoering van het plan van aanpak. Het overgrote deel van de inzet in middelen en tijd gaat naar werven, matchen en begeleiden van onderwijspersoneel. Het subsidiebedrag voor een onderwijsregio is o.a. gebaseerd op het aantal leerlingen en mbo-studenten binnen een onderwijsregio. Het subsidiebedrag is niet gebaseerd op het aantal fte binnen een onderwijsregio.

6

Welke signalen krijgt u van het onderwijsveld over de werking van de onderwijsregio’s als het gaat om de beleving van bestuurlijke drukte?

Schoolbesturen en lerarenopleidingen hebben samen met de beroepsgroep onderwijsregio’s gevormd. Hiervoor zijn de samenwerkingsverbanden van de Regionale Aanpak Personeelstekorten (RAP-regio’s) en de opleidingsscholen samengevoegd. Dit is gedaan om de versnippering van subsidies tegen te gaan en de bestuurlijke drukte te verminderen. De ervaren bestuurlijke drukte verschilt per onderwijsregio. Onderwijsregio’s geven aan dat het samengaan en het inrichten van een governance bij het oprichten van onderwijsregio’s om een extra inspanning van de besturen vraagt en dat de bestuurlijke drukte in het begin toeneemt. Uiteindelijk zal dit resulteren in een verlichting voor besturen. De Realisatie-Eenheid ondersteunt de onderwijsregio’s bij het beter organiseren van de samenwerking zodat bestuurlijke drukte vermeden kan worden en de onderwijsregio’s zich richten op de uitvoering van de acties zoals afgesproken.

7

Hebben de Realisatie-Eenheid en onderwijsregio’s al resultaten geboekt bij het ontwikkelen van expertise en delen van ervaring en kennis over datgene wat werkt, wat niet werkt en waar eventuele knelpunten zitten?

Gelijktijdig met de start van de onderwijsregio’s wordt er gewerkt aan een lerende aanpak waarin expertise wordt ontwikkeld en onderling ervaring en kennis wordt gedeeld over datgene wat werkt, wat niet werkt en waar eventuele knelpunten zitten. Zo heeft ‘Utrecht Leert’ recent hun regionale arbeidsmarktcampagne gelanceerd, waarbij ook wervingsactiviteiten zijn opgenomen voor zij-instromers en schoolleiders. De onderwijsregio Rijnmond werkt met clustermakelaars die worden ingeschakeld tussen enerzijds de professionaliseringsvraag van (aankomend) personeel en anderzijds het aanbod binnen de scholen en de opleiders. En de onderwijsregio Zwolle werkt met een instroommakelaar om zo mensen die geïnteresseerd zijn in het onderwijs wegwijs te maken binnen het onderwijs. Daarnaast zoekt deze onderwijsregio de verbinding met de sectortafel Kind & Educatie, gekoppeld aan de regionale Human Capital Agenda.

De onderwijsregio’s delen deze ervaringen met elkaar tijdens de kennisdelingsbijeenkomsten en de landelijke Onderwijsregio Praktijkdag, die door de Realisatie-Eenheid worden georganiseerd. Ook worden handreikingen met ervaringen en handige tips uit de onderwijsregio’s gedeeld, zodat anderen daar hun voordeel mee kunnen doen.

8

In hoeverre vult u het streven om recht te doen aan verschillende snelheden aan met landelijke sturing door deugdelijkheidseisen te handhaven in termen van het aantal bevoegde leraren voor de klas, de klassengrootte en in het voortgezet onderwijs tevens de lestaak, het aantal lesuren voor leraren en een herinvoering van de advieslessentabel?

Voor alle schoolbesturen geldt dat zij, ongeacht hun deelname aan een onderwijsregio, aan de deugdelijkheidseisen moeten voldoen. Daarbij is het belangrijk om te benoemen dat er voor de bevoegdheden en de onderwijstijd deugdelijkheidseisen zijn; voor de overige zaken niet.

9

Welke concrete afspraken werden al in het opleidingsberaad leraren gemaakt? In hoeverre is al resultaat zichtbaar van deze afspraken?

Het Opleidingsberaad Leraren is een platform van de overheid, lerarenorganisaties, werkgevers en opleiders om afspraken te maken over het opleiden van leraren. Voor de zomer zijn in het opleidingsberaad afspraken gemaakt over de herijking van de leergebieden van de landelijke kennisbases waarin de landelijke afspraken over de inhoud van de pabo-opleidingen zijn vastgelegd. Daarbij zijn er meer leraren zijn opgenomen in de ontwikkelteams die momenteel werken aan de leergebieden taal en rekenen in deze kennisbases. Daarnaast denken alle relevante netwerken van experts op taal en rekenen mee in een advieskring en is de opdracht aan de ontwikkelteams meer gericht op focus en aandacht op de basis en terugdringen van overladenheid. Dit najaar leveren deze ontwikkelteams hun eerste deelproducten op. In het Opleidingsberaad wordt dan besproken of deze voldoende invulling geven aan de behoeftes bij de verschillende partners (lerarenorganisaties, werkgevers, opleiders, overheid). Dit moet leiden tot herijking van de leergebieden taal en rekenen die aansluiten op de nieuwe kerndoelen en de behoeftes in het werkveld. Deze nieuwe leergebieden zijn naar verwachting per september 2026 in alle pabo-opleidingen geïmplementeerd.

10

Welke concrete keuzes hebben tot op heden geleid tot minder overladenheid?

De partners binnen het Opleidingsberaad Leraren delen de ambitie om de overladenheid in de curricula van de lerarenopleidingen te verminderen. Een duidelijke focus gericht op de behoefte in het werkveld (en de focus in het curriculum in het funderend onderwijs) is dus gewenst. De eerste concrete keuzes en resultaten zullen terug te zien zijn in de vernieuwde leergebieden taal en rekenen van de kennisbases voor de pabo’s. Deze worden nu ontwikkeld in vervolg op de opdracht die voor de zomer in het Opleidingsberaad Leraren is besproken. De vernieuwde leergebieden zijn naar verwachting per september 2026 bij alle pabo’s geïmplementeerd. De implementatie van de overige leergebieden volgt het ritme van definitieve oplevering van de vernieuwde kerndoelen voor het funderend onderwijs.

11

Welke rol speelt de Nederlandse taal bij het opleiden van statushouders?

De subsidieregeling Statushouders en Oekraïense ontheemden en de stap naar de klas (SOVDK) biedt scholen een financiële tegemoetkoming van € 10.000 in de opleidings- en begeleidingskosten van een statushouder of Oekraïense ontheemde met potentie om voor de klas te staan. Om in aanmerking te komen voor een aanvraag worden er eisen gesteld aan de taalbeheersing van de statushouder en het ondersteuningsprogramma dat door een lerarenopleiding of vergelijkbare partij wordt aangeboden. Zo moet de statushouder of Oekraïense ontheemde op het moment van aanvragen minimaal de Nederlandse taal beheersen op B1 niveau. Ook moet het ondersteuningsprogramma een module Nederlands als tweede taal van minimaal 120 uur omvatten, vaktaal, pedagogiek, vakdidactiek en de aspecten van de Nederlandse onderwijscultuur.

12

Welke afspraken zijn er gemaakt over de taalbeheersing van statushouders die worden opgeleid om voor de klas te staan?

De statushouder of Oekraïense ontheemde moet op het moment van aanvragen minimaal de Nederlandse taal beheersen op B1 niveau. Daarnaast geldt dat de statushouders of Oekraïense ontheemden een lesbevoegdheid moeten hebben die minimaal gelijk gewaardeerd is aan een Nederlands hogeronderwijsdiploma of in het bezit zijn van een getuigschrift in één van de tekortvakken dat minimaal gelijk gewaardeerd is aan een Nederlands hoger onderwijsdiploma. Het programma is er op gericht al bevoegde docenten bekwaam te maken in de Nederlandse onderwijscontext, potentiële leraren voor te bereiden op een lerarenopleiding of zij-instroomtraject of personen met een interesse voor het onderwijs voor te bereiden op een andere functie in het onderwijs.

13

Streeft het opleidingsberaad leraren, naast het bevorderen van de onderwijskwaliteit door samen met betrokkenen een landelijke basis vast te stellen en focus aan te brengen in de inhoud van de lerarenopleidingen, ook naar uniformiteit in het curriculum?

De inzet van de overheid binnen het Opleidingsberaad Leraren is gericht op verhoging van de kwaliteit van de kern van de opleiding van leraren met bijzondere aandacht voor de basisvaardigheden. Dit willen we bereiken door op die onderdelen te komen tot scherpere uniforme eisen. De overheid zet tegelijkertijd ook in op het scheppen van meer ruimte in het totale curriculum voor innovatie, het aansluiten op specifieke regionale behoeftes en diversiteit in het aanbod zodat lerarenopleidingen aantrekkelijk zijn voor verschillende type studenten.

14

Op welke manier wordt meegenomen dat er binnen lerarenopleidingen meer aandacht moet worden besteed voor het begeleiden van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften?

Kortgeleden is het door Researchned uitgevoerde onderzoek ‘Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend en meer inclusief onderwijs’ afgerond. Dit najaar sturen wij uw Kamer de beleidsreactie op dit onderzoek tezamen met het onderzoeksrapport. Daar gaan we in op de gewenste verandering in lerarenopleidingen die ervoor moet zorgen dat leraren beter toegerust zijn in het begeleiden van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte.

15

In het primair onderwijs kiest elke school zelf hoe werkdrukmiddelen worden ingezet; hoe wordt gecontroleerd dat deze ook daadwerkelijk aan dit doel worden uitgegeven?

In het primair onderwijs beslissen schoolteams gezamenlijk waar de middelen voor worden gebruikt, met als uitgangspunt dat deze zo direct mogelijk ten goede komen aan het verminderen van de werkdruk. De verantwoording van de besteding van deze middelen vindt voornamelijk horizontaal plaats. Het schoolteam moet het bestedingsplan voorleggen aan de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad (pMR) voor goedkeuring. Scholen moeten daarnaast enkele vragen beantwoorden over de werkdrukmiddelen via het portaal dat scholen gebruiken voor het aanleveren van de jaarcijfers aan DUO (het XBRL-beleidsportaal). Ten slotte loopt sinds 2020 een meerjarig monitoronderzoek waarmee in kaart wordt gebracht hoe scholen de werkdrukverlagende maatregelen hebben gekozen en wat het effect is van deze maatregelen.

De systematiek van werkdrukmiddelen in het voortgezet onderwijs is nog relatief nieuw en wijkt op punten af van de systematiek in het po. De ene helft van deze werkdrukmiddelen wordt besteed aan individuele werkdrukverlichting van personeel en de andere helft wordt besteed aan een collectieve aanpak. Het onderwijspersoneel maakt zelf de plannen. De personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad (pMR) bekrachtigt deze plannen. Het bestuur legt over de besteding van de middelen verantwoording af in het jaarverslag. Ook in het voortgezet onderwijs wordt hierover verantwoording afgelegd via het XBRL-beleidsportaal. Daarnaast is werkdruk één van de maatschappelijke thema’s in het jaarverslag. In het po is net een meerjarig monitoronderzoek opgestart naar de maatregelen en hun impact. Het eerste rapport wordt naar verwachting aan het einde van 2024 opgeleverd.

16

Wat heeft u gedaan met de adviezen van de Onderwijsraad over het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid?

Eind mei heeft de Onderwijsraad een advies uitgebracht over het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid. Momenteel bestuderen we het advies en bekijken we hoe het wetsvoorstel op basis van het advies zal worden aangepast. Het streven is om het wetsvoorstel voor de zomer van 2025 aan de Raad van State te sturen.

17

Is er gemonitord wat voor soort professionaliseringstrajecten er zoal werden gevolgd in het kader van de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL)? Zo ja, kunt u dat overzicht aan de Kamer sturen?

NAPL is op 1 januari 2024 van start gegaan en bevindt zich momenteel in de voorbereiding op de uitvoeringsfase. Leraren, opleiders, werkgevers en inhoudelijke experts ontwikkelen met elkaar een systeem van doorlopende professionele ontwikkeling van leraren in het po, vo en mbo, waarbij de leraar centraal staat. Hiervoor worden de komende jaren landelijke ontwikkelpaden, een systeem van kwaliteitszorg en een digitaal platform van professionaliseringstrajecten gerealiseerd. Door middel van co-creatie gaan onderwijsregio’s aan de slag met een regionaal professionaliseringsaanbod. Onderdeel daarvan is het onderzoeken en matchen van vraag en aanbod in de regio. In de planning is voorzien dat de eerste leraren vanaf 2026 deelnemen aan professionaliseringstrajecten binnen het kader van NAPL. In de periode tot en met 2033 gaat het in totaal om 60.000 leraren. Als onderdeel van het programma zal deelname van leraren aan professionaliseringstrajecten in het kader van NAPL worden gemonitord. NAPL maakt het lerarenberoep aantrekkelijker en borgt en versterkt de continuïteit op de onderwijsarbeidsmarkt en daarmee de kwaliteit van het onderwijs. Daarmee wordt o.a. aangesloten op het advies van de Onderwijsraad over strategisch personeelsbeleid. In de voortgangsrapportage Lerarenstrategie van december 2024 informeren wij u over de voortgang van NAPL.

18

Gaat het beroepsbeeld leraar samen met de bekwaamheidseisen als beroepsstandaard worden opgenomen in de onderwijswetgeving?

De beroepsgroep heeft in het beroepsbeeld leraren een helder beeld neergezet over de kernraken van leraren. In de nieuwe bekwaamheidseisen waarin wordt vastgelegd wat leraren minimaal moeten weten en kunnen, zullen elementen uit het beroepsbeeld worden meegenomen. De herijkte bekwaamheidseisen worden door de beroepsgroep opgesteld en worden opgenomen in de onderwijswetgeving.

19

In hoeverre vereist de vorming van een beroepsgroepsorganisatie leraren dat leraren tevens in een gelijkwaardiger positie komen ten opzichte van de werkgevers- en andere organisaties in het onderwijs die volledig worden bekostigd uit publieke middelen, zodat ook lerarenorganisaties niet langer helemaal moeten draaien op eigen bijdragen en vrijwilligerswerk?

Het is ook onze wens dat er een representatieve beroepsgroep is die zich constructief, kritisch en professioneel bezighoudt met het inhoudelijke gesprek over het beroep van de leraar. OCW is blij met de denkstappen die de lerarenorganisaties (AOb, CNV, FvOv, Platform VVVO, BVMBO) samen willen zetten. OCW beziet de mogelijkheden om de lerarenorganisaties te ondersteunen in de ontwikkeling tot een stevige beroepsorganisatie. Deze ambitie ligt in het gesprek over het herstelplan op tafel.

20

Welke rol kan en moet het Schoolleidersregister Primair Onderwijs spelen bij uw streven naar meer samenhang in de professionaliseringsprogramma's voor schoolleiders en het verzamelen van wetenschappelijke kennis over leiderschap in het onderwijs?

Het Schoolleidersregister Primair Onderwijs regelt, beheert en controleert de (her)registratie van schoolleiders po. Daarnaast toetst en accrediteert zij schoolleidersopleidingen en het professionaliseringsaanbod. Het Schoolleidersregister PO dient als vraagbaak en kennisplatform voor besturen en schoolleiders voor de professionalisering van schoolleiders, en bestaat grotendeels uit (voormalig) schoolleiders. Er worden jaarlijkse trend- en ontwikkelingsrapportages over het schoolleiderschap gepubliceerd. In het streven naar meer samenhang van het professionaliseringsaanbod en het verzamelen van wetenschappelijke kennis over schoolleiderschap heeft het Schoolleidersregister Primair Onderwijs momenteel een belangrijke rol en dit zal naar verwachting zo blijven.       

21

Wat betekent het dat het budget voor de lerarenbeurs "toereikend" is? Werden in het geheel geen aanvragen afgewezen? Als toch aanvragen werden afgewezen, op welke gronden geschiedde dit dan?

Voor schooljaar 2024-2025 was er voldoende budget om alle op tijd en volledig ingediende en daarmee rechtsgeldige aanvragen toe te kennen. De aanvragen die werden afgewezen waren voornamelijk personen die hun recht op de subsidie Lerarenbeurs al hadden verbruikt, of een aanvraag niet tijdig (volledig) hadden ingediend.

22

Is gemonitord wat voor soort opleidingen zoal werden gevolgd in het kader van de lerarenbeurs? Zo ja, kunt u dat overzicht aan de Kamer sturen?

De Lerarenbeurs wordt jaarlijks voor het volgen van verschillende opleidingen aangevraagd. In de bijlage is een tabel opgenomen waarin een top tien van de meest aangevraagde opleidingen per sector is weergegeven. Voor onderwijssector po en mbo is de opleiding ‘Educational Needs’ de meest aangevraagde opleiding. Voor het vo is dat de opleiding tot ‘Leraar wiskunde’ en voor het hbo de opleiding ‘Leren en Innoveren’. Hieruit kan worden opgemaakt dat de Lerarenbeurs een gericht instrument is en bijdraagt aan de deskundigheidsbevordering van leraren. Het wordt als een nuttige investering gezien voor het uitoefenen van het beroep op de lange termijn, en draagt bij aan de (beoogde) verhoging van het kwalificatieniveau.3

Tabel 1: TOP 10 toegekende opleidingen per sector

23

Zijn er voorbeelden waar de lerarenbeurs er juist voor heeft gezorgd dat leraren minder les gingen geven? Zo ja, welke en in hoeveel (procent) van de gevallen?

Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel procent van de leraren minder les ging geven nadat ze de Lerarenbeurs hadden ontvangen. We hebben hier namelijk geen gegevens over.

24

Welke keuzes werden door de pilotscholen gemaakt om in de pilot onderwijstijd voortgezet onderwijs de werkdruk te verlagen? Hoe pakten deze keuzes uit?

De pilot onderwijstijd in het voortgezet onderwijs is dit schooljaar gestart met de eerste groep van 41 scholen. Een tweede groep van bijna 100 scholen bereidt zich dit schooljaar voor en begint volgend schooljaar met het anders inrichten van onderwijstijd. Tijdens de twee jaar durende pilot vindt er een monitoringsonderzoek plaats. In dit onderzoek wordt onder meer onderzocht in welke mate en op welke wijze de gemaakte keuzes door de deelnemende scholen bijdragen aan verminderde ervaren werkdruk van leraren. De tussenrapportage van het monitoringsonderzoek staat gepland voor het najaar van 2025 en de eindrapportage wordt in het najaar van 2026 verwacht.

25

In hoeveel van de gevallen ging de gepoogde werkdrukverlichting over het verkorten van lesuren?

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 24.

26

In hoeveel van de gevallen ging de gepoogde werkdrukverlichting ten koste van effectieve onderwijstijd?

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 24.

27

Ontvangt de Kamer eind 2024 een tijdlijn en werkwijze over de evaluatie van de effectiviteit van de onderwijsregio’s in het terugdringen van het lerarentekort?

In reactie op de motie4 en toezegging5 over evaluatie en monitoring van onderwijsregio’s wordt de effectiviteit en doelmatigheid van de onderwijsregio’s in kaart gebracht. Uw Kamer wordt voor het kerstreces 2024 geïnformeerd over de voortgang van de motie en toezegging.

28

Op welke wijze borgt u de instandhouding van bestaande effectieve samenwerkingen tussen hogescholen en het funderend onderwijs rondom Samen Opleiden, die meerdere geografische regio’s overlappen of bovenregionaal worden vormgegeven?

Via de subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio's kunnen schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep samen een aanvraag doen voor hun regionale aanpak van de tekorten.

Onderwijsregio’s zetten zich in om 100% van de studenten en zij-instromers op te leiden binnen opleidingsscholen binnen de onderwijsregio die werken conform het Kwaliteitskader Samen Opleiden. De financiering van Samen Opleiden is voortgezet via de onderwijsregio’s. Een aanzienlijk deel van de middelen voor een onderwijsregio is gebaseerd op het aantal studenten Samen Opleiden binnen een onderwijsregio. Met deze middelen kan de onderwijsregio doorgaan met de systematiek van Samen Opleiden voor de betreffende studenten. De effectieve samenwerking tussen lerarenopleidingen en het funderend onderwijs en het mbo is daar een onderdeel van. Onderwijsregio’s maken afspraken over de doorontwikkeling van Samen Opleiden binnen de onderwijsregio’s met behoud van kwaliteit. De Realisatie-Eenheid ondersteunt de onderwijsregio’s bij de continuering van Samen Opleiden binnen de context van de onderwijsregio’s.

29

In hoeverre heeft u inmiddels resultaten geboekt met de uitvoering van de motie van de leden Pijpelink en Soepboer over het professioneel statuut nieuw leven inblazen en zoeken naar aanvullende mogelijkheden om de autonomie van individuele leraren te vergroten6?

Naar aanleiding van de motie van de leden Pijpelink (GroenLinks-PvdA) en Soepboer (NSC) is een onderzoek gestart7 naar de ervaringen met het professioneel statuut op de verschillende scholen. De uitvoering van dit onderzoek is nog in volle gang. Het onderzoek wordt naar verwachting aan het eind van het jaar opgeleverd. Uw Kamer zal over de uitkomsten en de beleidsreactie worden geïnformeerd via de eerstvolgende lerarenbrief.

30

Hoe verklaart u dat recentelijk Rechtbank Midden-Nederland bepaalde dat u € 250 miljoen extra naar scholen moet overmaken in verband met te weinig betaalde personeelskosten in 2022? Was de rechtmatigheid van deze claim niet al in 2021 te voorzien geweest toen het kabinet besloot over de OCW-begroting 2022? In hoeverre beperkt zo'n bekostigingsachterstand de mogelijkheden voor scholen om een strategisch personeelsbeleid waar te maken?

Op 31 juli jl. heb ik over deze rechtszaak een brief naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin ik aangeef hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.8 Er is met deze rechtszaak geen sprake van een bekostigingsachterstand en daarmee geen beperking van mogelijkheden voor het waarmaken van strategisch personeelsbeleid door een bekostigingsachterstand.

31

Uit onderzoek blijkt dat het experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen pabo door studenten als belastend wordt ervaren; is dit niet vanzelfsprekend, omdat studenten binnen het eerste jaar alsnog aan de toelatingseisen moeten voldoen?

Per 1 september 2022 is een experiment gestart waarin aspirant-studenten nog steeds voor hun start aan de pabo de voor hen geldende toetsen moeten maken. Nieuw is dat aspirant-studenten die nog niet (geheel) aan de kennisvereisten voldoen, toch voorwaardelijk kunnen starten aan de pabo. Met deze maatregel wil het kabinet de toegankelijkheid van de pabo vergroten en daarmee bijdragen aan de aanpak van het lerarentekort met behoud van kwaliteit van leraren.

Studenten moeten uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van inschrijving op de pabo alsnog aan de eisen voldoen. Ze kunnen ter voorbereiding op deze toetsen gebruik maken van landelijke ondersteuning en/of gerichte ondersteuning die door de pabo’s aan wordt geboden. De voorbereiding op de toetsen, mogelijk in combinatie met de extra spanning rondom de voorwaardelijke toelating tot de opleiding, leidt logischerwijs tot een hogere belasting in het eerste studiejaar. Daar staat tegenover dat studenten die nog niet aan de toelatingseisen hebben voldaan, toch kunnen starten met de opleiding en langer de tijd krijgen om zich op de toetsen voor te bereiden.

32

Wat zijn de vervolgstappen, nu SEO Economisch Onderzoek en Oberon concluderen dat de inzet van andere professionals een positieve bijdrage levert in het voorkomen van personeelstekorten en de gevolgen hiervan vermindert?

Het onderzoek levert waardevolle informatie op. De komende tijd verkennen wij op basis van de uitkomsten van dit onderzoek, in overleg met de inspectie en het veld, mogelijke vervolgstappen. Mede op basis van de conclusies van SEO en Oberon is ook de subsidieregeling9 voor uitvoering van de convenanten met de G5 verlengd. Daardoor kunnen de vijf gemeenten waar de problematiek van de personeelstekorten het grootst is doorgaan met hun geïntensiveerde aanpak op dit tekort; de inzet van andere professionals voor de klas kan een onderdeel van deze aanpak zijn.

33

In hoeverre kan verbeterde informatievoorziening en de inzet van rolmodellen, zoals toegepast in de convenanten lerarentekort primair onderwijs in de G5, breder worden toegepast?

De G5 maken deel uit van het landelijke netwerk onderwijsregio’s, het platform waarbinnen onderwijsregio’s van elkaar leren en samenwerken op het gebied van het werven, matchen, opleiden, professionaliseren, begeleiden en behouden van (toekomstig) onderwijspersoneel. De versterkte begeleiding en coaching voor zij-instromers heeft in alle vijf steden tot minder uitval geleid. De kennis en positieve ervaring die binnen de G5 is opgedaan wordt binnen het netwerk van onderwijsregio’s gedeeld en besproken zodat andere onderwijsregio’s kunnen toepassen wat werkt.

34

Kan nader worden toegelicht of financiële prikkels, die Amsterdam heeft ingezet om het beroep aantrekkelijker te maken, niet leiden tot oneerlijke concurrentie tussen Amsterdam en overige gemeenten?

Het lerarentekort is het grootst in de G5 en daarom wordt het tekort hier via de afgesloten convenanten geïntensiveerd aangepakt. Amsterdam doet dit onder meer met een salaristoelage voor leraren, omdat de kosten van levensonderhoud (bijvoorbeeld huur) in Amsterdam hoger zijn dan in omliggende gemeenten. In die zin heeft Amsterdam een slechtere concurrentiepositie. Het doel van de toelage is ten eerste om de situatie meer gelijk te trekken en zo leraren te behouden voor het onderwijs in Amsterdam in het algemeen. Het tweede resultaat dat met de toelage wordt beoogd, is dat de verschillen tussen tekorten aan leraren op scholen in de stad (die groter zijn op scholen met een hoger schoolgewicht) verkleind worden, door een hogere toelage toe te kennen aan leraren die werken op scholen met een hoger schoolgewicht. Beide doelen zijn vastgelegd in het convenant en het is de verantwoordelijkheid van Amsterdam om met de deze maatregel (en andere maatregelen, zoals het verbeteren van begeleiding van zij-instromers) de tekorten terug te dringen en zo een goede invulling te geven aan het convenant.

35

Hoe bepalen pabo's dat deze extra werkdruk komt door het experiment toelatingseisen pabo?

Bij het in kaart brengen van de extra werkdruk voor de opleidingen door het experiment is gekeken naar de extra activiteiten die door de pabo’s zijn uitgevoerd. Hierbij is aandacht besteed aan de voorlichting richting (aspirant-)studenten, de belasting van de studentadministratie, de interne coördinatie binnen de hogescholen, de organisatie van de afname van de toetsen en de inhoudelijke ondersteuning van studenten ter voorbereiding op de toetsen.

36

Hoe bepalen de pabo's de hoeveelheid uren die zij kwijt zijn aan het experiment toelatingseisen pabo?

De deelnemende pabo’s leveren elk jaar voor 1 maart een verslag van de voortgang van het experiment op aan het ministerie van OCW. Dat verslag bevat onder andere de belasting van instellingen. In de tussenevaluatie is deze informatie verzameld en geanalyseerd.

Gemiddeld wordt een totaal van 540 uren genoemd. Dit aantal wordt als volgt uitgesplitst:

-             Docenturen 210 uren

-             Administratieve last en interne afstemming 290 uren

-             Communicatie 40 uren

Het aantal uren dat pabo’s aangeven aan het experiment te besteden loopt hierbij uiteen. Enerzijds door verschillen waarop de pabo’s studenten tijdens het eerste jaar van inschrijving gericht ondersteunen bij de voorbereiding op de toetsen. Anderzijds met verschillen in de mate waarin pabo’s bepaalde uren al dan niet mee hebben geteld bij de informatieverzameling. Pabo’s geven aan dat het lastig is om hier een concrete inschatting te maken. Overeind blijft dat deze uren, in combinatie met de interviews van medewerkers van pabo’s die het experiment uitvoeren, een beeld geven van de extra werkdruk die het experiment, zeker in de aanloopfase en het eerste jaar van implementatie, heeft opgeleverd.

Voorgenoemde verschillen vormen aanleiding voor de pabo’s om hier het onderlinge gesprek over te voeren. Hierbij wordt nagegaan op welke verschillende manieren de ondersteuning vorm wordt gegeven en of het mogelijk is studenten deel te laten nemen aan de landelijke, digitale ondersteuning ter voorbereiding op de toetsing.

37

Hoe komt het dat de regels onder de pabo's zo verschillen?

In de AMvB van 5 juli 2022 is opgenomen welke regels er gelden voor het experiment. In de praktijk bleek bij de start van het experiment nog een aantal zaken niet (helemaal) duidelijk. Voor deze vraagstukken moesten in de eerste fase van de looptijd van het experiment alsnog afspraken worden gemaakt. Binnen het Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs (LOBO) zijn deze vraagstukken door de pabo’s besproken en voorzien van een uniforme aanpak. Alle pabo’s hebben zich gecommitteerd en het experiment bijzondere nadere vooropleidingseisen wordt periodiek binnen het LOBO-overleg besproken. Verschillen tussen pabo's zijn terug te voeren op het feit dat elke pabo zelf bepaalt op welke manier ze de studenten wil ondersteunen ter voorbereiding op de toelatingstoetsen, alsook in de keuze om wel of niet te werken met een portfolio.


  1. ResearchNed (2021), Evaluatie van de pilots gespecialiseerde pabo-opleidingen en ECBO (2022), Tweede evaluatie pabo pilots uitgebreide specialisaties jonge kind en oudere kind.↩︎

  2. Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 473↩︎

  3. Stichting Centerdata. Professionalisering van leraren en docenten. (2022)↩︎

  4. Motie leden Stoffer en Ceder, Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 476↩︎

  5. TZ202402-158↩︎

  6. Kamerstuk 27 923, nr. 465↩︎

  7. Kamerstuk 27 923, nr. 465↩︎

  8. Kamerstuk 31 293, nr. 742↩︎

  9. Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort po G5 inclusief aanpak zij-instroom po G5.↩︎