Nota naar aanleiding van het nader verslag
Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek)
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2024D41541, datum: 2024-11-04, bijgewerkt: 2024-11-05 09:28, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Beslisnota's inzake 36617 Nota naar aanleiding van het nader verslag inzake Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 36617 -9 Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek).
Onderdeel van zaak 2024Z13839:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderdeel van zaak 2024Z17248:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-09-24 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-26 09:45: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-10 12:00: Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-22 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-10-24 12:00: Nader verslag - Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-11-05 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-11-07 10:00: Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-11-12 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
36 617 Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek)
Nr. 9 Nota naar aanleiding van het nader verslag
Ontvangen 4 november 2024
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het nader verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over haar bevindingen inzake bovengemeld wetsvoorstel. De regering is erkentelijk voor de getoonde belangstelling en de vragen van de leden van de NSC-fractie. Voor de beantwoording van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden. De vragen zijn genummerd. De oorspronkelijke tekst van het verslag
is integraal opgenomen in deze nota en cursief weergegeven. Na de passages met de vragen en
opmerkingen volgt telkens de reactie van de regering. De regering vertrouwt erop de in het nader verslag gestelde vragen in deze nota naar tevredenheid te hebben beantwoord.
I. ALGEMEEN
De leden van de NSC-fractie danken de regering voor de antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag.1 Deze leden hebben op een aantal punten nog een aantal extra vragen.
De belangrijkste vraag van de leden van de NSC-fractie is de volgende: in een eerder brief heeft de regering aangegeven om een oplossing te zoeken voor alle huishoudens die onder het sociaal minimum belanden door samenloop van omstandigheden.2 Dat betekent dat ook mensen die bijvoorbeeld te maken hebben met een private arbeidsongeschiktheidsverzekering recht zouden hebben. De regering kiest nu een andere koers. Wanneer is die beleidskeuze gemaakt en waarom is die niet veel explicieter aan de Kamer meegedeeld? Is de regering bereid om terug te gaan naar de groep zoals genoemd in die brief?
In de brief waar de leden van de NSC-fractie naar verwijzen is geen sprake van een ander voornemen dan een oplossing te bieden voor de huishoudens die getroffen worden door de alleenverdienersproblematiek. De regering is niet afgeweken van dit voornemen. Alle huishoudens die getroffen worden door de alleenverdienersproblematiek tijdens de looptijd van de tijdelijke regeling kunnen aanspraak maken op de tegemoetkoming. Zoals aangegeven in de Nota naar aanleiding van het verslag en in de genoemde brief kunnen ook huishoudens met een private arbeidsongeschiktheidsverzekering aanspraak maken op de tegemoetkoming, mits de oorzaak van een lager besteedbaar inkomen dan het bestaansminimum ligt in de verschillende afbouwpaden van de dubbele algemene heffingskorting in de berekening van de bijstand en de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Centrale Raad voor Beroep helder heeft geoordeeld “Dat gehuwden met een inkomen onder de bijstandsnorm en aanvullende bijstand worden geconfronteerd met lagere toeslagen, waardoor zij per saldo een inkomen hebben dat lager is dan dat van gehuwden met bijstand, maar zonder ander inkomen, is in strijd met het stelsel en de ratio van de PW dat iedere rechthebbende beschikt over een inkomen op het bestaansminimum en kan voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.”3 Deelt de regering dat deze uitspraak dus niet enkel gaat over mensen die door de fiscale regeling onder het bestaansminimum belanden, maar dat het om allen gaat die onder dat bestaansminimum belanden door een samenloop van regelingen?
Nee, de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ziet op de omstandigheden zoals geciteerd in de vraag. Met dit wetsvoorstel wil de regering een tegemoetkoming bieden voor alle mensen die zich ook in die omstandigheden bevinden.
Daarbij rekent de regering ook de groep mensen die zich zonder aanvullende bijstand door dezelfde oorzaak onder verder dezelfde omstandigheden bevinden. Deze mensen kwamen na de uitspraak in beeld, mede dankzij de Kamervragen van het lid Omtzigt c.s.4
Welke groepen kunnen onder het bestaansminimum vallen door de samenloop van regelingen en worden in dit wetsvoorstel niet bereikt? Is de regering bereid om deze mensen alsnog onder de reikwijdte van het voorstel te brengen, aangezien dat toch echt de portee van de uitspraak is.
In de tijdelijke regeling is de doelgroep zo beschreven dat alle
huishoudens die getroffen worden door de alleenverdienersproblematiek
aanspraak kunnen maken op de tegemoetkoming. De regering wijst er
daarbij op dat de regeling tijdelijk is en kiest ervoor deze tijdelijke
regeling en de uitvoering door gemeenten niet verder te belasten door de
doelgroep te verbreden. De regering heeft in de Vereenvoudigingsagenda
sociale zekerheid 2024 aangekondigd een onderzoek uit te voeren naar de
groepen die door stapeling ofwel niet-gebruik van de bijstand en
Toeslagenwet onder het minimum uitkomen5.
De leden van de NSC-fractie zouden graag de handreiking zien die de regering opstelt voor de gemeenten. Kan de regering daarvan een versie verschaffen?
De voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een subsidie toegekend aan de VNG om te kunnen voorzien in de gevraagde ondersteuningsstructuur voor gemeenten. De handreiking voor gemeenten is daar onderdeel van en wordt door de VNG opgesteld. Zodra de handreiking gereed is, wordt deze gepubliceerd op de website van de VNG en is deze openbaar.
De leden van de NSC-fractie blijven het toekennen van een behoorlijk substantiële definitieve tegemoetkoming op basis van geschatte inkomensgegevens kwetsbaar vinden. Deze leden vragen de regering aan te geven op welke datum (in welke week van het jaar) de gemeenten de inkomensgegevens van de Belastingdienst krijgen en in welke week zij over moeten gaan tot uitbetaling of dat naar verwachting zullen doen.
De Belastingdienst levert geen inkomensgegevens aan gemeenten, maar een lijst met burgerservicenummers voor de ambtshalve toekenning. Deze lijst kan na de inwerkingtreding van de wet worden opgesteld door de Belastingdienst. Dit kan binnen tien werkdagen. Door tussenkomst van het Inlichtingenbureau zullen de burgerservicenummers vervolgens na maximaal tien werkdagen worden gedeeld met het college van burgermeesters en wethouders. Het college geeft vorm aan de uitvoering. Het is dus aan het college wanneer overgegaan wordt tot uitbetaling. Dit kan per gemeente verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de eigen uitvoeringspraktijk en wanneer de gemeente start met de implementatie. Benadrukt wordt dat de lijst van de Belastingdienst die voor deze tijdelijke regeling beschikbaar komt, niet is gebaseerd op geschatte inkomensgegevens maar voornamelijk op definitieve inkomensgegevens en toeslagbeschikkingen. Dit zijn echter wel gegevens over jaar t-2 ten opzichte van het jaar waarin wordt uitbetaald.
Ook vragen deze leden in welke week gemeenten de aanvraagprocedure moeten openstellen.
Als het wetsvoorstel in werking is getreden, is het college bevoegd om de vaste tegemoetkoming te verstrekken. Inwoners kunnen deze dan aanvragen bij het college van hun eigen gemeente. Het college zal nadere procedurevoorschriften moeten vaststellen voor de aanvraag, zoals de periode waarbinnen de tegemoetkoming kan worden aangevraagd, de wijze waarop het (verwachte) jaarinkomen wordt bepaald en de gegevens die moeten worden aangeleverd. In de handreiking voor gemeenten zullen hiertoe adviezen worden opgenomen.
Over hoeveel maanden zijn de inkomensgegevens dan beschikbaar in Suwinet?
De inkomensgegevens die gemeenten via Suwinet kunnen raadplegen worden ingewonnen via de loonaangifte. Op basis van artikel 10, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn inhoudingsplichtigen gehouden om uiterlijk in de maand na een gewerkte maand loonaangifte te doen. Bijvoorbeeld: de aangifte over het loon dat iemand in november 2024 verdient moet uiterlijk op 31 december 2024 gedaan zijn.
De leden van de NSC-fractie verzoeken de regering aan te geven welke gegevens een gemeente maximaal mag vragen van een aanvrager om te bepalen of het huishouden recht heeft op de tegemoetkoming. Is de regering bereid zo’n maximale lijst vast te stellen?
De regering acht het van belang dat gemeenten bij de beoordeling van aanvragen kunnen aansluiten bij de eigen uitvoeringspraktijk, ten behoeve van de uitvoerbaarheid. Het college vraagt de bewijsstukken die het nodig heeft om het recht op een tegemoetkoming vast te stellen. Welke dat precies zijn, hangt af van de omstandigheden van de aanvrager en van de uitvoeringspraktijk van de gemeente. De gegevens die het college (maximaal) mag vragen zijn daarom niet vastgelegd in het wetsvoorstel. De regering vindt dat ook niet wenselijk, omdat gemeenten beter zicht hebben op de individuele omstandigheden van de aanvrager en de benodigde gegevens. De gegevens die de gemeente in ieder geval nodig heeft, zien op de vaststelling van het huidige inkomen, de hoogte van de toeslagen waar het huishouden recht op heeft en de leeftijd van de minstverdienende partner.
Naar aanleiding van het antwoord op vraag 18 uit de nota naar aanleiding van het verslag vragen de leden van de NSC-fractie om deze casus te vergelijken met een huishouden dat wel aanvullende bijstand aanvraagt en een huishouden dat enkel bijstand ontvangt.
De casus in de Nota naar aanleiding van het verslag6 betreft een huishouden waarbij één partner een private arbeidsongeschiktheidsuitkering op het niveau van de bruto bijstand ontvangt, de andere partner ziek is een geen inkomen heeft, en er sprake is van niet-gebruik van de Toeslagenwet. Onderstaande tabel vergelijkt het inkomen in deze specifieke situaties.
Tabel 1: Afleiding besteedbaar inkomen specifieke casussen (x 1.000 euro), 2025
Alleenverdienerhuishouden, bruto uitkering zonder bijstand | Alleenverdienerhuishouden, bruto uitkering met aanvullende bijstand | Bijstandspaar | |
---|---|---|---|
Bruto uitkering (privaat) | 26,6 | 26,6 | |
Bruto bijstand | 5,9 | 26,6 | |
IAB-bijdrage Zvw | -1,4 | -1,4 | |
Belastingen | -9,5 | -11,7 | -9,5 |
Heffingskortingen | 3,1 | 3,7 | 6,1 |
Netto inkomen | 18,8 | 23,2 | 23,2 |
Nominale premie + eigen risico | -4,5 | -4,5 | -4,5 |
Zorgtoeslag | 3,0 | 2,4 | 3,0 |
Besteedbaar inkomen, excl. huurtoeslag | 17,2 | 21,1 | 21,7 |
Huurtoeslag (uitgaande van een huur van € 600) | 4,3 | 3,9 | 4,3 |
Besteedbaar inkomen, incl. huurtoeslag | 21,6 | 25,0 | 26,0 |
De leden van de NSC-fractie beseffen dat zij een aantal casussen vergeten waren en vragen de regering hierop te reageren:
1. Een huishouden is een deel van het jaar eenverdienershuishouden, maar door (echt)scheiding gaan de partners uit elkaar.
2. Een huishouden is een deel van het jaar eenverdienershuishouden, maar door overlijden eindigt de weduwe(naar) op het bijstandsniveau.
3. Tijdens het jaar gaan twee mensen samenwonen en zij krijgen
met de problematiek te maken.
Indien er een minimale periode is waarin sprake moet zijn van de
problematiek, kan de regering dat dan aangeven?
Er is niet een minimale periode gedurende een jaar waarin dit moet gelden. Om aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming moet een huishouden over het gehele jaar gezien een besteedbaar inkomen hebben onder het voor het huishouden van toepassing zijnde bestaansminimum. Dit moet het gevolg zijn van de ongelijke afbouwpaden van de dubbele algemene heffingskorting. Bij een aanvraag gedurende het jaar oordeelt het college of dit voor het huishouden naar verwachting het geval zal zijn. Daarbij is het aan het college welk peilmoment het kiest om de samenstelling van het huishouden te bepalen. In de handreiking voor gemeenten zullen hiertoe adviezen worden opgenomen. Als de samenstelling van het huishouden wijzigt na toekenning van de tegemoetkoming, heeft dit geen gevolgen. De tegemoetkoming wordt niet ten nadele van het huishoudens herzien.
De leden van de NSC-fractie verzoeken de regering voor het wetgevingsoverleg aan te geven hoe wordt omgegaan met de uitkering voor mensen die in een schuldsaneringstraject zitten.
Over de situaties waarin de tegemoetkoming wordt ontvangen tijdens de looptijd van een Wsnp-traject zal Recofa (landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in insolventieprocedures) een standpunt moeten innemen op welke wijze in de Wsnp-praktijk met de tegemoetkoming moet worden omgegaan. De regering heeft het wetsvoorstel voorgelegd aan Recofa en is in afwachting van een standpunt. Dit kost doorgaans tijd en daarom is het onzeker of dit standpunt er voor het wetgevingsoverleg ligt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel