Evaluatie nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales
Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie
Brief regering
Nummer: 2024D41573, datum: 2024-11-01, bijgewerkt: 2024-11-01 13:24, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Beslisnota bij Evaluatie nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales
- Evaluatie van de besluitvorming inzake de nadeelcompensatie naar aanleiding van het besluit tot productiebeperking kolencentrales
Onderdeel van kamerstukdossier 35668 -54 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie.
Onderdeel van zaak 2024Z17262:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2024-11-05 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-19 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei GEANNULEERD vanwege deelname COP29) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2024-12-03 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Grinwis (c.s.)1 stuur ik u voorafgaand aan de begrotingsbehandeling bijgevoegde onafhankelijke evaluatie toe over de totstandkoming, vormgeving en hoogte van de nadeelcompensatie van de kolencentrales.
De afgelopen maanden hebben onderzoekers van de Radboud Universiteit onderzoek gedaan naar de nadeelcompensatie van de productiebeperking van de kolencentrales. De evaluatie diende antwoord te geven op de centrale vraag “Welke lessen kunnen we leren uit dit onderzoek voor de toekomstige inzet van nadeelcompensatie” en heeft daarmee een lerende insteek. Met het onderzoek van de Radboud Universiteit en deze brief geeft het kabinet uitvoering aan voornoemde motie.
De onderzoekers van de Radboud Universiteit besteden ruime aandacht aan de politieke achtergrond van de nadeelcompensatie en beschrijven ook de discussie tussen regering en parlement over de nadeelcompensatie. De inhoudelijke analyse richt zich op (I) de parameters voor de berekening van de nadeelcompensatie zoals deze zijn opgenomen in het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales2 (hierna: het Besluit) en (II) de hoogte van de schadebepaling in verband met de voorzienbaarheid van de productiebeperking.
Ad I Parameters voor de berekening van de nadeelcompensatie
De onderzoekers gaan bij de berekeningsmethode in op het Besluit en de daarin opgenomen parameters voor de berekeningsmethode. Zij wijzen erop dat in het Besluit geen gebruik gemaakt is van een methode op basis van (gemiddelde) prijzen uit het verleden - zoals bij nadeelcompensatie veelal gebruikelijk is - maar van een methode waarbij wordt gewerkt met termijnmarktprijzen die gelden voor de toekomst. De onderzoekers concluderen dat deze wijze van schadebepaling, gelet op de specifieke aard van de elektriciteitsmarktprijzen, gerechtvaardigd is. Zij stellen daarbij tevens dat de methode zelfs een geschiktere methode lijkt om overcompensatie te voorkomen dan een methode die terugkijkt.
Ad II De hoogte van de schadebepaling in verband met de voorzienbaarheid van de productiebeperking
De onderzoekers besteden ruime aandacht aan de algemene uitgangspunten die in acht genomen moeten worden bij het toekennen van nadeelcompensatie, waarbij zij mede op basis van bestaande nationale en internationale rechtspraak onderbouwen waarom voorzienbaarheid en het ondernemersrisico belangrijke aspecten zijn.
Om tot de juiste keuze van een scenario voor het bepalen van de hoogte van nadeelcompensatie te komen, benoemen de auteurs dat het hier niet gaat om ‘juridische wiskunde’, waarbij er één correct antwoord zou bestaan. De overheid heeft hierbij een ruime margin of appreciation ten aanzien van de noodzaak om in te grijpen, het oordeel dat dit ingrijpen ‘in het algemeen belang’ is en de beoordeling van de proportionaliteit van de gevolgen van het ingrijpen. Ook geven de onderzoekers aan dat het in eerste instantie aan het kabinet – en niet aan de rechter - is om te beoordelen of, en zo ja op welke wijze, de kolencentrales gecompenseerd zouden moeten worden.
De onderzoekers achten het besluit om nadeelcompensatie toe te kennen aan de kolencentrales geboden, omdat de productiebeperking gezien kan worden als een tweede vorm van regulering van eigendom (naast het verbod op productie van elektriciteit met kolen vanaf 2030 in de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie). Wel stellen de onderzoekers dat er ruimte was geweest om op de schade ten gevolge van de onvoorziene productiebeperking enige korting toe te passen, uit hoofde van het normale ondernemersrisico. Niettemin kan de keuze van het kabinet om geen korting toe te passen volgens de onderzoekers wel verdedigd worden vanuit het égalitébeginsel alsmede de eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM (hierna: EP EVRM). Hierbij wordt opgemerkt dat de toetsing hieraan aan transparantie kan winnen door nadrukkelijker te verwijzen naar voorbeelden uit de rechtspraak.
Lessen voor de toekomst
De evaluatie geeft aan dat de overheid een ruime margin of appreciation heeft. Ook bij toekomstige situaties van eigendomsregulering zal van geval tot geval bekeken moeten worden of, en zo ja in hoeverre, nadeelcompensatie geboden is. Bijgevoegde evaluatie geeft hiervoor goede aanknopingspunten. Voor de toetsing aan het égalitébeginsel en artikel 1 EP EVRM bevat de evaluatie ook veel voorbeelden uit de rechtspraak waar in de toekomst naar verwezen kan worden.
Sophie Hermans
Minister van Klimaat en Groene Groei