[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen van leden gesteld tijdens de begrotingsbehandeling van Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36600-IV)

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025

Brief regering

Nummer: 2024D41702, datum: 2024-11-04, bijgewerkt: 2024-11-05 12:13, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 IV-23 Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z17327:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 600 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025

Nr. 23 Brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2024

Op 22 en 23 oktober jl. vond het debat plaats met uw Kamer over de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 20251. Hieronder vindt u toelichtingen op een aantal appreciaties van moties, zoals ik u heb toegezegd in de tweede termijn van het debat. De toelichting op een aantal amendementen zult u later ontvangen, maar voorafgaand aan de stemmingen in december. Hierbij wordt ook het informatieverzoek van het lid Ceder meegenomen, inzake de invloed die de keuze van het kabinet om subsidies aan de kostenkant op de BES niet te verlengen, heeft op de levenskosten van de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

De minister van Buitenlandse Zaken zal u informeren over de appreciatie van de motie van het lid Ceder2 inzake de Chinese invloed op de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

TBS-vonnis veroordeelde criminelen

Het lid Ceder vroeg of na januari 2025 veroordeelde criminelen nog steeds naar Nederland komen om hier een tbs-vonnis uit te zitten. Hierover antwoord ik u als volgt.

De zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden hebben een eigen verantwoordelijkheid voor de oplegging en tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. Dit geldt ook voor de tenuitvoerlegging van een tbs-maatregel. De andere landen binnen het Koninkrijk kunnen aan Nederland verzoeken de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel over te nemen.

Hierbij zijn de volgende zaken van belang. In de eerste plaats is het zo dat op Bonaire, Saba, Sint Eustatius en op Sint Maarten de oplegging van de tbs-maatregel wettelijk nog niet in werking is getreden. Derhalve volgen vanuit daar ook geen verzoeken tot overname. Op Aruba en Curaçao kan de tbs-maatregel wel worden opgelegd. Binnen deze landen zijn geen geschikte voorzieningen aanwezig waar deze maatregel ten uitvoer kan worden gelegd. Aruba en Curaçao kunnen verzoeken aan Nederland tot overname van tbs-maatregelen bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid indienen. Sinds dit mogelijk is, heeft Nederland tot en met 2023 drie verzoeken ontvangen. Nederland heeft geen van deze verzoeken gehonoreerd. Samen met de andere landen in het Koninkrijk wordt hard gewerkt aan het verbeteren van de forensische zorg binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) heeft afgelopen juni ingestemd met het ontwikkelen van een meerjarig programma forensische zorg en behandeling. Hierbij vormt de problematiek rond de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel een belangrijk aandachtspunt.

Een nadere invulling van het programma wordt in januari 2025 voorgelegd aan het JVO. De uitwerking hiervan vindt in gezamenlijkheid van alle landen binnen het Koninkrijk plaats, via de Koninkrijksbrede JVO-werkgroep die daarvoor is ingesteld. Dit betekent dat zowel de Landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten als de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba actief betrokken zijn bij de initiatieven om de forensische zorg te verbeteren. Vanuit Nederland neemt de minister van Justitie en Veiligheid deel aan het JVO, en zoals hiervoor al vermeld is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor tbs-maatregelen. Om deze reden heb ik het lid Ceder tijdens de plenaire behandeling van begrotingshoofdstuk IV gevraagd om de op dit punt ingediende motie3 aan te houden tot de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid, ondanks dat hetgeen in deze motie wordt verzocht reeds staand beleid is.

Tot slot vind ik belangrijk hierbij op te merken dat de verdere ontwikkeling en uitvoering van het meerjarig programma forensische zorg en behandeling enige tijd in beslag zal nemen, aangezien het een complex traject betreft. Zoals gebruikelijk zal uw Kamer na afloop van het JVO geïnformeerd worden over hetgeen daar is besproken, waaronder uiteraard ook op dit punt.

Economisch Groeiplatform Carib (EGC)

Op het informatieverzoek van het lid Bamenga ten aanzien het ontraden van de motie inzake de oprichting van Economisch Groeiplatform Carib (EGC) (Kamerstuk 36 600 IV, nr. 15) meld ik u het volgende.

Conform de brief van 21 oktober 2024 die de minister van Economische Zaken (EZ) hierover met uw Kamer heeft gedeeld4, wordt het advies van Deloitte om niet over te gaan tot oprichting van een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) voor het Caribisch deel van het Koninkrijk door de minister van EZ opgevolgd. Tijdens het debat ontstond mogelijk de indruk dat de mogelijke financiële gevolgen van het oprichten van een dergelijk platform leidend zijn geweest bij het ontraden van de motie. Dit is echter niet het geval. Er wordt invulling gegeven aan het doel dat het EGC zou moeten bereiken, door onder andere:

  • Aan te sluiten bij de specifieke economische ontwikkelingsstrategieën voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • Het onderzoek naar de fysieke infrastructuur op deze eilanden;

  • Het voornemen om lenen op de kapitaalmarkt voor de openbare lichamen mogelijk te maken;

  • De inzet van de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) voor de Landen;

  • De inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor het gehele Caribisch deel van het Koninkrijk.

De minister van EZ en ik zijn het erover eens dat met de hierboven geschetste ontwikkelingen wordt voorzien in de versterkingsbehoefte van het huidige ecosysteem en het EGC niet van toegevoegde waarde is. De hierboven benoemde inzet zullen mijn collega en ik onverminderd voortzetten en we vertrouwen erop met deze aanpak een duurzame basis te leggen voor verdere economische ontwikkeling in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Werking van dubbele belastingen

Ten aanzien van de vraag van het lid De Vries over hoe het heffen van dubbele belastingen in de praktijk wordt voorkomen, meld ik u het volgende.

Op goederen die inwoners of bedrijven vanuit Bonaire bestellen bij ondernemers op Curaçao en die worden verscheept naar Bonaire, rust geen Curaçaose omzetbelasting.5 Ook in de praktijk blijkt dat de Inspectie der Belastingen op Curaçao alsmede de Douane aldaar geen drempels opwerpen. De export van goederen kan simpel online worden aangegeven onder het 0%-tarief in de maandelijkse aangifte omzetbelasting.

Kosten moties oordeel Kamer

Wat betreft de informatieverzoeken van de leden De Vries en Ceder over hoeveel de moties die oordeel Kamer hebben gekregen gaan kosten als ze worden aangenomen, is mijn antwoord tweeledig:
1) Aanbevelingen Commissie Sociaal Minimum;
2) Overige moties oordeel Kamer.

Ad 1) Aanbevelingen Commissie Sociaal Minimum

De moties met Kamerstuk 36 600 IV, nrs. 11, 12, 14 en 17 geven opvolging aan de aanbevelingen van de Commissie Sociaal Minimum Caribisch Nederland. Op 2 februari van dit jaar heeft het toenmalige kabinet een eerste reactie gestuurd op het rapport van de Commissie Sociaal Minimum Caribisch Nederland (hierna: de Commissie). In deze reactie is het kabinet ingegaan op de korte termijn aanbevelingen van de Commissie. Daarnaast heeft het kabinet een toelichting gegeven over de inzet van de € 30 miljoen (2024) en vanaf 2025 € 32 miljoen, die het met Prinsjesdag in 2023 heeft vrijgemaakt voor het verbeteren van de koopkracht en het bestrijden van armoede op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Dit kabinet heeft toegezegd om met een tweede reactie te komen op de lange termijn aanbevelingen van de Commissie. Deze reactie wordt voorafgaand aan het commissiedebat over het sociaal minimum in december met uw Kamer gedeeld. In deze reactie zal worden ingegaan op de maatregelen die dit kabinet neemt en welk tijdspad het kabinet hiervoor voor ogen heeft. Daarbij heeft dit kabinet met Prinsjesdag 2024 al € 2 miljoen structureel voor de eilandelijke bestrijding van armoede en schuldenproblematiek vrijgemaakt en structureel € 9 mln. extra gereserveerd voor het verbeteren van bestaanszekerheid in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het lid De Vries vroeg mij wat het uitvoeren van de motie over de aanbevelingen van de Commissie gaat kosten. Dit is afhankelijk van de precieze vormgeving van de uiteindelijke maatregelen. Ik kan hierbij aangeven dat dit met de hier reeds voor gereserveerde middelen kan worden uitgevoerd. Over de exacte besteding van deze reservering moet nog besluitvorming plaatsvinden in het voorjaar.

Ad 2) Overige moties oordeel Kamer

De moties met Kamerstuk 36 600 IV, nrs. 18, 19 en 20 hebben betrekking op bestaand beleid in reeds bestaande samenwerkingsverbanden of sluiten aan bij lopende werkzaamheden. In het geval uw Kamer deze moties aanneemt, gaan daarmee dan ook geen extra kosten gemoeid.

Oplevering van klimaatplannen

Tot slot vul ik ook graag mijn antwoord over de oplevering van de klimaatplannen aan. Voor Saba en Sint Eustatius wordt afronding voorzien midden 2025 conform mijn antwoord aan de Kamer, voor Bonaire op zijn vroegst eind 2025.

De Kamer zal per brief voorafgaand aan het WGO Water bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat in november geïnformeerd worden over de laatste stand van zaken.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

F.Z. Szabó


  1. Kamerstuk 36 600 IV↩︎

  2. Kamerstuk 36 600 IV, nr. 22↩︎

  3. Kamerstuk 36 600 IV, nr. 21↩︎

  4. Kamerstukken 29 697, nr. 156↩︎

  5. 2024Z16715, vraag nr. 42.↩︎