[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderzoeken uitgevoerd ten behoeve van de Landelijke Stuurgroep Interventieteams

Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Brief regering

Nummer: 2024D41835, datum: 2024-11-04, bijgewerkt: 2024-11-06 13:00, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 17050 -610 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies.

Onderdeel van zaak 2024Z17376:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


17050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

26448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 610 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2024

In Nederland ontvangen veel mensen op enig moment in hun leven een uitkering, toeslag, bijslag of voorziening. De sociale zekerheid biedt financiële bestaanszekerheid aan mensen die (al dan niet tijdelijk) niet in het eigen inkomen kunnen voorzien. Hierbij is een belangrijk uitgangspunt dat mensen krijgen waar ze recht op hebben. Misbruik en oneigenlijk gebruik moeten zoveel mogelijk worden voorkomen en, als dit niet lukt, worden aangepakt. Zo wordt het draagvlak voor de sociale zekerheid in Nederland behouden.

De Nederlandse Arbeidsinspectie, Belastingdienst MKB, Dienst Toeslagen, UWV, de SVB, gemeenten en de Immigratie- en Naturalisatiedienst werken sinds 2003 in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)1 samen om misbruik en/of oneigenlijk gebruik van toeslagen en uitkeringen, belasting- en premiefraude, overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee samenhangende misstanden te voorkomen en terug te dringen. Het gezamenlijk optreden van de LSI heeft voor mensen en bedrijven het voordeel dat verschillende onderdelen van de overheid in één keer, in plaats van ieder afzonderlijk, controleren op de naleving van regels.

Met de brief van 20 november 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie van het convenant van de LSI en de opvolging van de evaluatie2. In deze brief is ook de start van een onderzoek naar de waarborgen op het gebied van privacy en non-discriminatie aangekondigd. Tot slot is in de brief toegezegd de door de LSI opgestelde waardepropositie voor te leggen aan focusgroepen.

Inmiddels zijn het onderzoek naar de waarborgen op het gebied van privacy en non-discriminatie en de focusgroepen over de waardepropositie afgerond. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten. Hiermee doe ik de toezegging van mijn ambtsvoorganger gestand. Ik zal eerst ingaan op de conclusies in beide rapporten en vervolgens aangeven hoe ik opvolging zal geven aan de aanbevelingen. Beide eindrapporten vindt uw Kamer in de bijlagen.

Waarborgen op het gebied van privacy en non-discriminatie

Pro Facto en Hooghiemstra en Partners (hierna: Pro Facto c.s.) concluderen in hun eindrapport ‘Privacy en non-discriminatie bij samenwerking in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams’ dat de LSI bij projecten in verschillende fases van het proces waarborgen heeft of waarborgen aan het ontwikkelen is voor de bescherming van persoonsgegevens en het voorkomen van discriminatie.

De LSI is bezig met een professionaliseringsslag waarbij er aandacht is voor privacy en gelijke behandeling. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de ontwikkeling van overkoepelende Data Protection Impact Assessments (DPIA) voor de verschillende projecten. Een DPIA is een instrument waarmee voorafgaand aan het verwerken van (persoons)gegevens de privacyrisico’s van deze verwerking in kaart gebracht worden. De organisatie kan vervolgens maatregelen nemen om deze risico’s te verkleinen. Ook nemen de partners hun eigen werkprocessen onder de loep en stellen zij interne DPIA’s op. De partners hebben in hun processen daarnaast waarborgen ingebouwd om discriminatie te voorkomen. Ze controleren bijvoorbeeld of de risico-indicatoren en -profielen die zij gebruiken objectief zijn en/of trainen hun medewerkers om (onbewuste) vooroordelen te herkennen en tegen te gaan.

Pro Facto c.s. constateert dat er ook verbeterpunten zijn. Ten aanzien van privacy geeft Pro Facto c.s. bijvoorbeeld aan dat in de huidige situatie vooral de initiatiefnemer van het project een grote rol heeft. Pro Facto c.s. signaleert dat de gezamenlijke beoordeling of er noodzaak is om tot samenwerking in een LSI-project te komen en of daarmee inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen gerechtvaardigd is, in deze eerste fase nog te weinig expliciete aandacht krijgt. De partners hebben bovendien onvoldoende inzicht in de manier waarop andere partners (persoons)gegevens selecteren om te delen in een LSI-project. Dit inzicht is wel nodig, omdat de partners gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de naleving van de AVG en andere privacyregels.

Daarnaast signaleert Pro Facto c.s. dat de LSI onvoldoende maatregelen genomen heeft om discriminatie te voorkomen. Pro Facto c.s. concludeert dat alle partners zich bij de uitvoering van projecten erg bewust zijn van mogelijke risico’s op discriminatie. Dit is echter (nog) niet vertaald naar afspraken, zoals werkinstructies. Er zijn geen mechanismen om gaandeweg het proces te monitoren of de gebruikte criteria onbedoeld tot gevolg hebben dat bepaalde groepen ongerechtvaardigd oververtegenwoordigd zijn in de signalen. Vooral het risico op indirecte discriminatie is hierdoor onvoldoende in beeld3.

Pro Facto c.s. doet een aantal aanbevelingen. Zo adviseert Pro Facto c.s. in het projectplan de noodzaak van het project en de gevolgen van het project voor persoonsgegevens en gelijke behandeling vast te leggen. Hierbij moeten de partners reflecteren of het project geen onderscheid maakt tussen verschillende groepen. Pro Facto c.s. geeft aan dat de projectleider in de uitvoerende fase de rol heeft om te zorgen dat iedereen het projectplan kent en zich eraan houdt. In de uitvoerende fase van het project moet daarnaast onderzocht worden of er geen onbewust onderscheid gemaakt wordt. Naast deze adviezen gericht op specifieke projecten, doet Pro Facto c.s. enkele algemene aanbevelingen. Pro Facto c.s. adviseert bijvoorbeeld om bij de evaluatie van een project aandacht te besteden aan de bescherming van persoonsgegevens en het voorkomen van discriminatie.

Waardepropositie4

Motivaction concludeert in haar eindrapport ‘Evaluatie waardepropositie Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)’ dat de meeste respondenten achter het idee van de LSI staan. Zij vinden het goed dat een samenwerkingsverband zich inzet voor het voorkomen en bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van overheidsgeld en het signaleren van niet-gebruikers. Wel geven de respondenten aan dat de waardepropositie door het ambtelijk taalgebruik moeilijk te lezen is. Hierdoor vinden de respondenten het lastig te begrijpen wat de LSI doet en hoe zij dit doet. Het brede publiek heeft behoefte aan meer duiding van de LSI om te bepalen of het de LSI ondersteunt.

Motivaction geeft adviezen die specifiek gericht zijn op de waardepropositie en adviezen die gericht zijn op de communicatie over de LSI in het algemeen. Ten aanzien van de waardepropositie beveelt Motivaction aan na te denken voor wie de boodschap bedoeld is. Voor professionals is de waardepropositie toereikend; voor de burger is zij echter te complex geschreven en te weinig concreet. Wat betreft de communicatie over de LSI adviseert Motivaction uit te leggen wat het doel van de LSI is, wat de urgentie van het probleem is en hoe de LSI te werk gaat. Daarbij wordt aangegeven dat de naam heroverwogen moet worden, omdat de huidige naam ongewenste associaties bij de burger oproept. Tot slot moet de LSI nadenken hoe zij transparant wil zijn en voor wie.

Opvolging

De aanbevelingen uit de eindrapporten van Pro Facto c.s. en Motivaction heb ik ter harte genomen. Zo wordt, om de bescherming van persoonsgegevens verder te versterken, momenteel een overkoepelende DPIA voor de wijkgerichte aanpak afgerond. Naar verwachting wordt deze overkoepelende DPIA voor het eind van het jaar naar de Functionarissen Gegevensbescherming van de diverse partners gestuurd voor advies. Eén van de onderliggende stukken bij de overkoepelende DPIA is een werkinstructie voor projectleiders. De aanbevelingen van Pro Facto c.s. worden hierin betrokken. Tevens werkt de LSI aan waarborgen op het gebied van non-discriminatie. Momenteel zijn er geen lopende WGA-projecten, projecten die nog liepen zijn inmiddels afgerond. De LSI start geen nieuwe WGA-projecten zolang zij nog werkt aan de opvolging van de aanbevelingen rondom privacy en non-discriminatie. Daarnaast wordt gewerkt aan een communicatiestrategie voor de LSI. De LSI wil transparant zijn over wat zij doet, waarom zij dit doet en hoe zij dit doet. Tot slot wordt nagedacht over een naamswijziging.

De opvolging van de aanbevelingen van Pro Facto c.s. en Motivaction is onderdeel van een bredere modernisering van de LSI. Zodra deze modernisering afgerond is, informeer ik uw Kamer over de nieuwe koers en werkwijze.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Y.J. van Hijum


  1. LSI-convenant, Stcrt. 2017, nr. 20624.↩︎

  2. Kamerstukken II 2022/23, 17050, nr. 606.↩︎

  3. Indirecte discriminatie houdt in dat een schijnbaar neutraal criterium als gevolg heeft dat een bepaalde groep onbewust en onbedoeld ongelijk behandeld wordt.↩︎

  4. De door de LSI opgestelde waardepropositie vindt uw Kamer in de brief van 20 november 2023.↩︎