Pakket Belastingplan 2025 (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D41895, datum: 2024-11-04, bijgewerkt: 2024-11-05 11:09, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-04 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Pakket Belastingplan 2025
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Financiën, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei en de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben op 4 november 2024 vervolgoverleg gevoerd met mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, de heer Van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, en mevrouw Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, viceminister-president, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen (36611);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025) (36602);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2025) (36603);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025) (36604);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025) (36605);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36609);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025) (36610).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Nijhof-Leeuw
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Thijssen
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening,
Postma
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Weeber
Voorzitter: Nijhof-Leeuw
Griffier: Lips
Aanwezig zijn achttien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bontenbal, Inge van Dijk, Van Eijk, Erkens, Grinwis, Kops, Kröger, Maatoug, Mooiman, Nijhof-Leeuw, Van Oostenbruggen, Postma, Rajkowski, Rooderkerk, Stoffer, Vermeer en Vijlbrief,
en mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, de heer Van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, en mevrouw Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, viceminister-president.
Aanvang 11.47 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg over het Pakket
Belastingplan 2025. We hebben vandaag de beantwoording. Daarbij beginnen
we met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Van
Hijum. We gaan het in blokken doen.
Blok 1.
De voorzitter:
Eerst is dus minister Van Hijum. Als u vragen hebt, onduidelijkheden ten
aanzien van de beantwoording of een verduidelijkende vraag, dan kunt u
die aan het eind van het blokje stellen. Ik vraag de minister zo of hij
ook blokjes heeft, zodat we het een beetje kunnen kanaliseren. Dan
krijgt u van mij het woord. Ik geef nu eerst de minister het woord,
nadat ik heb gezegd dat we voor dit blok tot 13.30 uur hebben staan en
we daarna een uur lunchpauze hebben voorzien. Minister Van Hijum.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen aan de leden. Laat ik even beginnen
met u te danken voor uw bereidheid om met het kabinet in deze
samenstelling over deze blokjes te spreken. We begrijpen absoluut het
ongemak aan uw kant en de wens om tot zorgvuldige wetgeving en de
behandeling daarvan te komen. Ik kan u verzekeren dat die wens aan onze
kant niet anders is. Veel dank voor het feit dat we in ieder geval in
deze samenstelling kunnen spreken over het onderdeel inkomensbeleid en
onderdelen uit het Belastingplan die daaraan raken, in het bijzonder het
kindgebonden budget en het wetsvoorstel over de heffingskorting. Mijn
collega de minister van VRO, mevrouw Keijzer, zal op de huurtoeslag
ingaan. Ik zal om te beginnen iets zeggen over de afwegingen die we als
kabinet hebben gemaakt en die u ook terugziet in de wetsvoorstellen die
u vandaag met ons bespreekt. Ik heb daarbij niet zozeer blokjes, maar ik
zou die wat meer generieke afweging willen toelichten. Daarna kunnen we
natuurlijk afzonderlijk ingaan op de uitwerking van het kindgebonden
budget en met name het bevriezen van de afbouw van de algemene
heffingskorting. Veel meer blokjes zijn er niet.
Om te beginnen toch maar even de keuze voor de instrumenten die u in de
wetsvoorstellen voorbij hebt zien komen. Voor dit kabinet is het bieden
en vergroten van bestaanszekerheid een belangrijk speerpunt. Dan heb je
het natuurlijk in de eerste plaats over inkomensbeleid en
inkomenszekerheid, en ook over sociale zekerheid. Het gaat er natuurlijk
vandaag niet over, maar ik plaats dat nadrukkelijk wel in het bredere
perspectief dat je het dan niet alleen over inkomensbeleid hebt. Het
gaat ook over het perspectief op een betaalbare woning, op toegankelijke
zorg en op een betaalbare energierekening. Het gaat ook over een vaste
baan en over de mate waarin mensen in staat zijn om zich met een vast
inkomen van sociale verzekeringen te voorzien om ze in moeilijke
perioden bij te staan. Ik noem aanvullende pensioenen en
arbeidsongeschiktheid. Ook dat is wat ons betreft onderdeel van die
bestaanszekerheidsagenda.
Maar het gaat ook nadrukkelijk over het inkomensbeleid zelf. Daar hebben
we het vandaag over. Een aantal van u heeft er in uw inbreng op gewezen
dat het inkomensbeleid van de rijksoverheid zelf ook een bron van
onzekerheid is geworden. In de eerste plaats is er onzekerheid over de
vraag: loont het nog om te werken? Loont het om meer uren te werken?
Mevrouw Van Eijk heeft daar een aantal vragen over gesteld. Loont het om
vanuit een uitkering de stap naar werk te maken? Dat zijn vragen die in
dit stelsel niet altijd meer positief beantwoord kunnen worden.
Diezelfde zorgen zijn er met betrekking tot het borgen van het
bestaansminimum. Het aantal regelingen waarop mensen een beroep doen om
aan het bestaansminimum te komen, is heel omvangrijk. Het is heel
complex geworden. Ook aan de onderkant zijn mensen afhankelijk geworden
van een grote hoeveelheid toeslagen, aanvullingen en gemeentelijk
minimabeleid. We moeten denk ik erkennen dat dat gemeentelijke
minimabeleid soms de gaten in het nationale inkomensbeleid opvangt. Dat
is ook een fundamenteel aandachtspunt dat wij als kabinet zien. Dat is
de reden geweest dat we in het regeerprogramma hebben opgenomen dat
structurele hervorming van het inkomensbeleid — daar wordt natuurlijk al
heel lang over gesproken — in deze periode echt handen en voeten moet
krijgen. Dat kunnen we niet deze kabinetsperiode helemaal met elkaar
afronden, want dat is een complexe en langdurige operatie waar we u als
Kamer, zeg ik er nogmaals bij, keihard voor nodig zullen hebben. Het
vraagt namelijk om politieke keuzes. Het vraagt om een aantal stappen te
zetten — daar heeft mevrouw Maatoug tijdens haar inbreng ook naar
gevraagd — om vanuit een visie op het inkomensbeleid aan een aantal
verbeteringen van dat stelsel te werken. Het is mijn voornemen om u in
ieder geval nog vóór de behandeling van de begroting van Sociale Zaken
mee te nemen in de stappen waarlangs we dat gaan doen, waarbij we — dat
is ons voornemen — in ieder geval begin volgend jaar, dus begin 2025,
een inhoudelijk debat zouden willen voeren met de Kamer over een aantal
scenario's en varianten.
Ik wijs erop dat de staatssecretaris van Financiën onlangs in een brief
al iets heeft toegelicht over hoe het hervormingsproces eruitziet op het
gebied van de toeslagen. Maar de hervormingsagenda is natuurlijk breder
dan alleen toeslagen. Je zult ook moeten kijken naar de bredere manier
waarop dat inkomensbeleid en de sociale zekerheid invulling krijgen.
Daar willen we de Kamer nadrukkelijk bij betrekken. Nogmaals, een schets
van dat proces zullen we u voor de behandeling van de begroting van
Sociale Zaken doen toekomen.
Het is dus een beetje lastig om vooruit te lopen op de inhoudelijke
keuzes die daarin gemaakt worden, maar daarin zijn er wel twee elementen
heel belangrijk. Die licht ik hier nogmaals toe. Het eerste is dat we
hebben gezegd: dat werken moet lonen is een belangrijk principe dat ook
weer terug moet komen in de wijze waarop het stelsel werkt. Dan heb je
het niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats over het statische
koopkrachtbeeld, maar vooral over discussies over de marginale druk en
vragen als: hoe ga je met een- en tweeverdienersproblematiek om? Dat zeg
ik ook in de richting van de heer Stoffer, die daarnaar heeft gevraagd.
Daar zal met name een antwoord op moeten komen. Tegelijkertijd bestaan
er complexe vragen als hoe je het sociaal minimum borgt en hoe je ervoor
kan zorgen dat mensen die daar een beroep op moeten doen of daarop zijn
aangewezen dat recht op een toegankelijke manier kunnen verzilveren. Die
twee elementen zullen nadrukkelijk terugkomen in die aanpak.
Betekent dat dan dat je op korte termijn niets kunt doen? Nee, dat is
niet het geval. We realiseren ons dat dit een langetermijnopgave is die,
nogmaals, om politieke keuzes vraagt, maar dat wil niet zeggen dat je op
het terrein van werken moet lonen en het borgen van bestaanszekerheid,
ook voor de onderkant, niks zou kunnen doen. We hebben dat ook
nadrukkelijk een plek proberen te geven in de wetsvoorstellen die we
vandaag bespreken. In de eerste plaats is er gekozen voor een
lastenverlichting, die voor ongeveer 3,9 miljard in 2025 landt, waarbij
we ook een aantal instrumenten hebben ingezet in de fiscale sfeer. Dat
gaat dus over de introductie van een nieuwe schijf, die over de volle
breedte een lastenverlichting geeft. Het gaat over de hervorming van de
huurtoeslag waar collega Keijzer zo dadelijk iets over zal zeggen. Ik
noem ik dit kader ook de aankomende hervorming van de
kinderopvangtoeslag. Dat is een bredere discussie die we nog met de
Kamer zullen voeren. Daar gaan we het vandaag niet over hebben, maar dat
heeft wel impact op de marginale druk en de manier waarop je met
terugvorderingen en dergelijke kunt omgaan. U ziet die lastenverlichting
dus op een aantal punten terug.
Daarnaast is het natuurlijk zo dat we hebben we gekozen voor een
gerichte aanpak van armoede. Een aantal leden hebben daar vragen over
gesteld, bijvoorbeeld of we daarbij niet voor andere instrumenten hadden
kunnen kiezen. Ik meen dat de heer Grinwis vroeg: had je niet voor de
kinderbijslag kunnen kiezen in plaats van voor het kindgebonden budget?
Het antwoord daarop is natuurlijk: ja, dat had in principe gekund, maar
we hebben binnen de budgettaire beperkingen die we hebben een zo gericht
en concreet mogelijk pakket gekozen om de armoede gericht te beperken,
in ieder geval daar waar het gaat over de percentages en het aantal
mensen dat onder de armoedegrens zit. Dat hebben we gedaan door de
intensivering van het kindgebonden budget, door een intensivering op de
huurtoeslag, die in twee stappen vorm krijgt, en door de afbouw van de
algemene heffingskorting in het netto bijstandsniveau te vertragen,
waardoor het bijstandsniveau op peil blijft en de armoedecijfers lager
uitpakken.
De voorzitter:
De heer Grinwis heeft een interruptie voor u.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze heldere inleiding. We kunnen als Kamer vandaag, en
natuurlijk in de komende week, laten zien dat het ons menens is, die
hervorming, door de kleine hervorming die in de huurtoeslagwet zit al te
accorderen. Als we laten zien dat we in het kleine bereid zijn om een
stap te zetten, dan wekt dat vertrouwen voor de toekomst. Als we daar
niet toe bereid zijn, ben ik bang dat het bij heel veel gepraat in de
marge blijft, als ware het een vogel in de lucht die maar niet
dichterbij komt. Mijn vraag is als volgt. Een van de doelstellingen —
dat is het derde doel dat het kabinet formuleert bij de
stelselherziening — is werk: zowel werken als meer werken moet lonen.
Maar sinds een aantal jaren is er meer inzicht in de intensieve en
extensieve marge, oftewel in de participatiebeslissing versus de
urenbeslissing. Volgens de modellen van het CPB, een MICSIM-model, is
het vooral interessant om de participatiebeslissing te pushen. Daardoor
is de arbeidskorting verhoogd, is de IACK ooit jarenlang opgepompt et
cetera, et cetera. De urenbeslissing, en daarmee de marginale druk, is
daardoor een beetje het kind van de rekening geworden. Het kabinet kan
nu wel proberen te zeggen dat werk moet lonen of meer moet lonen, maar
het maakt nogal uit of het kabinet zich daarbij focust op de
participatiebeslissing of de marginale druk. Het gaat dus om de vraag of
er door de arbeidskorting eindeloos op te pompen wordt gefocust op de
beslissing om te gaan werken, of dat er wordt gezegd dat die marginale
druk nergens in het inkomensgebouw te extreem mag worden. Dat is
namelijk een heel ander doel, dat heel anders uitwerkt. Als je op de
marginale druk focust, krijg je een stelsel met bijvoorbeeld een veel
lagere of misschien wel geen heffingskorting en veel lagere tarieven. Ik
wil daar dus graag een reactie op van de minister van SZW. Heeft hij oog
voor dat onderscheid?
De voorzitter:
Dat is een hele lange vraag, met inleiding. Laten we kijken of we het
iets compacter kunnen doen vanwege de doorlooptijd, zeg ik maar gelijk
even richting de heer Grinwis voordat ik minister Van Hijum het woord
geef. Gaat uw gang.
Minister Van Hijum:
Dat was wat mij betreft een heel interessante en relevante vraag. Kijk,
het is, denk ik, allebei een beetje waar: de marginale druk en de
beleving daarvan is wel degelijk een factor in de keuze van mensen om al
dan niet toe te treden tot de arbeidsmarkt. Af en toe hangt het
misschien nog wel meer samen met de perceptie dan met de daadwerkelijke
marginale druk. Het gaat dan om het volgende. Stel dat ik van een
uitkering overstap naar werk. Raak ik dan toeslagen kwijt? Ga ik er dan
eigenlijk wel op vooruit? Of stel dat ik meer uren ga werken. Levert me
dat dan eigenlijk wel of geen extra euro op? Ik denk dat we wel kunnen
stellen dat dat soort onzekerheden de participatiebeslissing van mensen
beïnvloeden. Het is daarbij ook van belang om de eenvoud en de
transparantie van het stelsel te vergroten. Mensen kunnen daardoor ook
beter en direct zien welk effect meer uren werken heeft op hun
loonstrookje. Ze kunnen die beslissing daardoor ook beter maken.
Een ander ding — dat beluister ik een beetje impliciet in de vraag van
de heer Grinwis, maar ik weet dat hij daar aandacht voor heeft — is of
het eindeloos invoeren van fiscale prikkels de participatiebeslissing
nog gaat beïnvloeden. Eerlijk gezegd geloven het kabinet en ik van niet.
We hebben ook niet voor niks nu een keer niet gekozen voor het nog weer
verder verhogen van een arbeidskorting. Ik hoop dat u dat ook gezien
heeft. We hebben dus echt gezegd: nee, we werken toe naar een
belastingstelsel dat in die zin weer iets gedifferentieerder is. Maar we
hebben natuurlijk wel oog voor de marginale druk en voor de
participatiebeslissing van mensen, die niet alleen afhangt van de vraag
of iemand er financieel voldoende op vooruitgaat, maar ook van een
aantal randvoorwaarden, bijvoorbeeld of kinderopvang geregeld is. Het
hangt ook af van de vraag of je arbeid en zorg op een goede manier kan
combineren. U heeft dat ook terug kunnen zien in de voorstellen die wij
doen om de arbeidsdeelname van mensen te vergroten. Om de krapte op de
arbeidsmarkt tegen te gaan, zal het dus ook nodig zijn dat we op de een
of andere manier kijken of er meer uren worden gewerkt. Maar het
combineren van arbeid en zorg is daarbij een belangrijke randvoorwaarde.
Dus ook daar zullen wij echt oog voor hebben. Ik hoop dat ik op die
manier antwoord heb gegeven op zijn vraag. Ik denk dat allebei dus een
beetje waar is. Marginale druk is een aandachtspunt, en met name ook de
beleving daarvan. De participatiebeslissing hangt inderdaad niet af van
fiscale prikkels, maar eerder, en misschien nog wel meer, van een aantal
andere dingen.
De voorzitter:
Een aanvullende vraag van de heer Grinwis. Daarna kom ik bij mevrouw
Maatoug.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, ik zal het nu kort houden. Ik vind dit een geruststellend en
een goed antwoord. Dank daarvoor. Ik wil dit kabinet meegeven om niet de
afslag te nemen die Wiebes destijds nam. Hij had in 2015 als doel om het
belastingstelsel te herzien en de fiscale rommelzolder te gaan opruimen.
Hij kwam toen met een doelstelling. En die moest ook nog eens 100.000
extra papieren banen in de CPB-modellen opleveren. Dat was een
MICSIM-model. Doordat dat model net was vervangen en duidelijk was dat
burgers veel minder reageren op prikkels dan tot kort daarvoor werd
aangenomen, lukte dat niet en kwam Wiebes niet verder dan het oppompen
van al bestaande heffingskortingen. Ik wil het kabinet dus het volgende
meegeven. Het antwoord klinkt goed, maar leer alsjeblieft de les van
Wiebes en stel geen doelstelling om een x-aantal banen aan een
belastingstelselherziening te koppelen. Dat zou ik nog als tweede tip
willen meegeven.
Minister Van Hijum:
Ik heb dat goed gehoord. Tegelijkertijd zet ik daar toch ook weer naast
dat er ook niks mis met het volgende. Je mag er merkbaar op vooruitgaan
als je gaat werken of als je meer uren gaat werken of als je promotie
maakt. Als we elkaar op dat punt maar goed verstaan.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Het is altijd fijn om te weten dat de heer Grinwis dit punt gaat maken.
Zonder dit punt is een belastingplanbehandeling namelijk niet compleet.
In zijn inleidende zinnen zei de heer Grinwis ook dat we moeten
uitkijken dat het niet alleen bij een theoretisch gesprek blijft. Dat
zei de minister eigenlijk ook. Want we gebruiken al heel lang de juiste
woorden. Precies gezien dit interruptiedebat vond ik de verlaging van de
AHK heel verrassend. Die heffingskorting krijg je namelijk tot iets van
€75.000. We zien ook in de schriftelijke beantwoording dat als je 32 uur
werkt en het minimumloon krijgt, je er in de plannen van het kabinet
gewoon niet op vooruitgaat. Indachtig de beantwoording van de minister
van net, de brede randvoorwaarden en het extra werken, snap ik niet
waarom dit dan de uitkomst is. Want dit is toch niet in lijn met de
beantwoording die we net van de minister hebben gekregen?
Minister Van Hijum:
Ik denk het wel. U zult dan ook even naar het totale pakket moeten
kijken. Daarin hebben we een aantal doelen die overigens op zichzelf —
dat geef ik ook toe — op korte termijn soms tegen elkaar in werken. Ik
noem even het kindgebonden budget. Daarbij kiezen we voor een steilere
afbouw, maar wel met als doel om dat geld gerichter te kunnen toekennen
aan de groep mensen die dat het hardst nodig heeft. Dat helpt niet in de
marginale druk. Maar we hebben natuurlijk ook naar het brede
koopkrachtbeeld gekeken. Wat betekent dit nou voor de
koopkrachtvooruitgang van mensen van verschillende inkomensgroepen? Wat
betekent het voor werkenden in relatie tot uitkeringsgerechtigden en
gepensioneerden? Daarnaar kijkend vindt het kabinet echt dat we hier een
evenwichtig pakket neerleggen.
Tegelijkertijd hebben we geprobeerd verder te kijken dan alleen dat
statische koopkrachtbeeld, want ik herhaal echt het volgende. Ik snap
het en ik vind het voor een deel ook wel terecht, omdat het een eerste
indicatie is van de vraag of je evenwichtig bezig bent of niet. Maar
daarachter zitten mensen met situaties die we nooit allemaal gaan vangen
in die koopkrachtbeelden. We werken echt aan het verbeteren van de
situaties van die mensen, zodat ze er ook daadwerkelijk op vooruitgaan
als ze gaan werken. Dit doen we door bijvoorbeeld de marginale druk aan
te passen in de manier waarop we het met de huurtoeslag doen, maar ook
bijvoorbeeld door het niet-gebruik van voorzieningen terug te dringen.
Dat is nog steeds heel groot en hoog. Dat is ook een factor die we
moeten aanpakken. Op die manier denk ik dat hier een behoorlijk
evenwichtig pakket ligt.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dit is natuurlijk altijd de redding. Dan ga je naar het macro-evenwicht.
Ik maakte het best wel specifiek. Als je 32 uur werkt voor het
minimumloon, dan ga je er gewoon op achteruit. Je hebt dan geen
lastenverlichting. Dat zegt u tegen ons in de beantwoording. Dat geldt
ook als je 30 uur werkt. Mijn vraag is: was dat het waard? Het is een
debat dat we op een ander moment gaan voeren, maar je ziet op andere
plekken dat je daar wel die lastenverlichting wil doen. Een van de
manieren waarop het wordt ingevuld is door de heffingskorting voor
iedereen naar beneden laten gaan, precies voor die groep waar we nu over
spreken. De minister heeft een heel mooi betoog. We willen het allebei
en ik heb geleerd, zegt hij tegen de heer Grinwis. Maar, benadrukt hij
ook nog, dan moet werken lonen. Maar de mensen met het minimumloon
profiteren het minst van deze plannen. Even met politieke lading: dat is
omdat de VVD per se wilde zeggen dat bijstandsgerechtigden erop
achteruitgaan. Deze mensen zijn daar dan ook de dupe van. Mijn vraag is
een oprechte, politieke vraag, maar ook een inhoudelijke vraag, zoals
net bij het interruptiedebat tussen de minister en de heer Grinwis.
Waarom is dat dan een legitieme uitkomst? Want die mensen hebben dus
geen lastenverlichting. En dat vindt deze minister oké. Toch?
Minister Van Hijum:
Dan beperkt mevrouw Maatoug zich toch tot één specifieke maatregel uit
dat totale pakket, die je wel in samenhang met de andere maatregelen
moet bekijken. Die andere maatregelen zijn onder andere dat er door de
introductie van de extra schijf wel degelijk een lastenverlichting is
geboden over de volle breedte. Maar er worden aan diezelfde doelgroep
ook aanvullende middelen toegekend via de huurtoeslag en via het
kindgebonden budget. Mevrouw Maatoug zegt dat de bijstand er niet op
vooruitgaat, maar dat is wel zo. Door het afbouwpunt van de
heffingskorting te verleggen hebben we ervoor gezorgd dat de bijstand
wel degelijk meelift op de verhoging van het minimumloon. Een
alleenstaande in de bijstand zal er over het hele jaar 2025 €400 op
vooruitgaan, waarvan, ik meen, €150 in de eerste helft. Dat beeld herken
ik dus niet.
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug, tot slot.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
De minister gebruikte een heel goed debattrucje door het over het
bijstandspunt te hebben. Ik zei: stel dat je 32 uur werkt voor het
minimumloon in een winkel van een grote waardeketen. Dit is een echt
voorbeeld. Je hebt een koophuisje, maar je gaat erop achteruit. Je gaat
meer belasting betalen. Dat is de consequentie van dit Belastingplan.
Mijn vraag aan deze minister van Sociale Zaken, gezien de mooie woorden
in de inleiding en in het interruptiedebat van zonet met de heer
Grinwis, is: waarom vindt u dat eerlijk? En kunt u ook bevestigen dat
het klopt wat ik zeg?
Minister Van Hijum:
De afbouw van de heffingskorting heeft feitelijk invloed op het
koopkrachtbeeld van een specifieke groep. Dat is feitelijk juist, maar
of en in welke mate mensen erop voor- of achteruitgaan kunt u niet
zeggen aan de hand van dat voorbeeld. Nogmaals, het totale pakket aan
maatregelen en de situatie waarin mensen zich bevinden bepalen of zij
erop voor- of achteruitgaan. U kunt zeggen: dit geldt als je een
koophuis hebt. Maar als je in aanmerking komt voor de huurtoeslag of als
je kinderen hebt, dan ga je er met dit pakket op vooruit.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik vraag dit omdat we best veel tijd nodig hebben om met elkaar tot dit
feitenrelaas te komen. Vervolgens kun je het politieke gesprek hebben
over de vraag of je dit eerlijk of juist vindt. Daar heb ik de
schriftelijke ronde en de feitelijke vragen over de Miljoenennota voor
nodig gehad, net als de eerste ronde bij het Belastingplan. Ik vind dat
de minister het tot nu toe hartstikke goed doet. Hij heeft een hele
mooie inleiding en een fijne beantwoording, maar we blijven bij dat
macrobeeld. Het interruptiedebat tussen de heer Grinwis en de minister
ging over wat het gedragseffect is, over welke mensen je wilt dat gaan
werken en over wat deze plannen betekenen. Ik kom nu even niet terug op
de hele specifieke feitelijkheid, maar die zal ik de minister nog wel
doen toekomen, zodat hij goed doorheeft dat dit om echte mensen gaat.
Zij schrikken, want zij gaan erop achteruit door de plannen van dit
kabinet. Die woorden in de inleiding — "u gaat er met z'n allen op
vooruit" — zijn dan hele lege woorden. Die komen echt hard binnen, want
ze gaan erop achteruit. Die mensen hoopten. Ze keken naar u en dachten:
dat komt goed, want er is een NSC-minister op Sociale Zaken; daar
vertrouw ik op. Ik zou het fijn vinden als we daar in dit soort debatten
eerlijk over zijn en als de minister dan ook zegt: ja, daar heb ik voor
gekozen; dit was het stukje van de rekening dat ik voor de rest wilde
hebben. Ik zou het fijn vinden als hij dat ook tegen die mensen zegt.
Dit vraag ik niet voor mij, maar voor de mensen om wie dit gaat.
Minister Van Hijum:
Maar die conclusie kun je natuurlijk niet trekken aan de hand van één
casus. Kijk, wij proberen natuurlijk bijna noodgedwongen om macro te
sturen om koopkrachtverbeteringen te realiseren. Het netto-effect van
3,9 miljard aan lastenverlichting in 2025, dat de komende jaren oploopt
naar 4,5 à 5, is dat mensen er met 0,7% tot 0,9% per jaar op
vooruitgaan. Is dat veel? Nou, ik had liever gezien dat het meer was,
maar gelet op de budgettaire beperkingen die we met elkaar hebben, is
dat een redelijk beeld. We hebben dat gelukkig ook goed weten te
spreiden over de verschillende doelgroepen.
We hebben ook bij de vormgeving van de instrumenten geprobeerd een
eerste stap te zetten op het gebied van het principe dat meer werken
meer moet lonen. Maar ik ben begonnen door te zeggen dat sommige
instrumenten tegen elkaar in werken en dat wij een hervorming echt nodig
zullen hebben om aan dat principe uiteindelijk recht te gaan doen. U
hebt gelijk: daar wordt al heel lang over gepraat. Ik kan me ook
voorstellen dat de Kamer zegt: laat maar eens zien met welke voorstellen
u komt; eerst zien, dan geloven. Maar het is echt ons vaste voornemen om
deze discussie de komende periode verder te brengen. Dat doen we samen
met u, want daarvoor moeten we nog keuzes maken. Iedereen heeft in zijn
eigen kiesprogramma namelijk ideeën over hoe je dit zou moeten oplossen.
Ik denk dat het nog best een kunst gaat worden om dat met elkaar tot een
goed einde te brengen, maar het zal een stelsel moeten worden dat
meerdere perioden kan doorstaan en waarin ook daadwerkelijk dat principe
van "werken moet lonen" in de volle breedte tot zijn recht komt.
De voorzitter:
U kunt verder met uw blokje. O, ik zie dat mevrouw Van Dijk nog een
vraag heeft op dit punt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, nog heel even kort. De minister gaf aan dat sommige voorstellen
inderdaad bijten met de ambitie om te vereenvoudigen. We gaan de
toeslagen inderdaad weer fors verhogen. We weten dat er een groot
niet-gebruik is. We weten ook dat de zogenaamde "werkende armen" vaak
mensen zijn met meerdere banen, voor wie het juist zo moeilijk is om aan
de voorkant een goede inschatting te maken van hun inkomen. We gaan
werken met een accijnsverhoging, waarschijnlijk voor één jaar. We hebben
dus eigenlijk best veel bestaansonzekerheid ingebouwd. Kan de minister
daar even op reflecteren?
Minister Van Hijum:
Daar ben ik ook mee begonnen. Ik zei dat het stelsel zelf op sommige
punten bestaansonzekerheid uitlokt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de
manier waarop we het sociaal minimum borgen. Ook op dat punt kijken we
hoe we dat stap voor stap kunnen verbeteren. Een van de dingen waar we
op korte termijn mee hopen te komen, is een voorstel waardoor
uitvoeringsinstellingen gegevens beter kunnen delen, zodat je met
proactieve dienstverlening het niet-gebruik van voorzieningen
terugdringt. Het is toch een beetje een lapmiddel, omdat het een
symptoom is van de complexiteit van ons stelsel, waarin mensen door de
bomen het bos niet meer zien en ze de voorzieningen uiteindelijk dus
nodig hebben om het inkomen aan te vullen. Uiteindelijk zouden we graag
toe willen naar een stelsel waarin mensen die makkelijker en
automatischer kunnen verzilveren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Misschien is dit meer iets voor het SZW-debat, maar hoever wil het
kabinet hierin gaan? Ik kan me namelijk voorstellen dat financiële
instellingen prima in beeld hebben wat de inkomens van mensen zijn en of
mensen kansen laten liggen om hun bestaanszekerheid te vergroten. Is de
minister ook bereid om daarnaar te kijken?
Minister Van Hijum:
Bedoelt u private financiële instellingen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Je bent in Nederland verplicht om een bankrekening aan te houden. Daar
gaat je inkomen naartoe. Daar gaan je toeslagen naartoe. Er zijn gewoon
superveel data beschikbaar. Ik hecht heel veel waarde aan privacy, maar
ik zie ook dat we mensen onbedoeld in de problemen brengen door sommige
gegevens niet te gebruiken of door hen in ieder geval niet actief te
attenderen op dingen waar ze wel recht op hebben.
Minister Van Hijum:
Daarin wil het kabinet best ver gaan. Ik weet alleen dat het
wetsvoorstel Proactieve dienstverlening SZW zich in de eerste plaats
richt op de publieke dienstverleners en de informatie die zij onderling
hebben. Die informatie kunnen zij benutten om de inkomens van mensen
beter in te schatten, ze te attenderen op mogelijkheden en ze daar ook
actief bij te ondersteunen. Als mevrouw Van Dijk vraagt om te bekijken
welke rol je private instellingen daar nog bij kunt laten spelen, ben ik
graag bereid om dat te verkennen. Ik denk dat dat een stuk lastiger
wordt met het oog op de publiekrechtelijke rol waar ze dan in getrokken
worden, maar ik kan het altijd verkennen.
Ik was gekomen bij de poging die wij hebben gedaan om in ieder geval een
evenwichtig koopkrachtbeeld neer te zetten. Misschien nog specifiek het
punt van het terugdringen van armoede, waar een aantal van u naar
gevraagd heeft. De heer Vijlbrief maar ook anderen vroegen of dit nou de
ambitie van het kabinet is en waarom we niet een nog verdergaande
doelstelling nastreven. Het is goed om daarbij toch even te wijzen op
het feit dat wij er met dit gerichte pakket wel in slagen om een toch
historisch laag niveau van armoede onder gezinnen en kinderen te
bestendigen. Is dat voldoende? Nee, zeg ik er meteen bij, maar het is
wel zo dat de armoede in de afgelopen jaren, mede door toedoen van
vorige kabinetten, al behoorlijk ver is gedaald naar een niveau van 4,7
à 4,9%. Daar wordt nu door nieuwe berekeningen weer een ander licht op
geworpen. Daar ga ik nu gemakshalve maar niet op in om te voorkomen dat
de vergelijkbaarheid lastig wordt. Wel is het zo dat een aantal van die
keuzes, met name ook in het laatste kabinet, niet structureel waren. Uit
de ramingen bleek dat de armoede richting 2028, 2030 weer ging oplopen
in de richting van 6%, maar dat het door de keuzes die wij maken in elk
geval lukt om het, als je strikt kijkt naar die inkomensgrens, te
bestendigen op dat lage niveau. Dat hebben we ook als ambitie opgenomen
in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. We willen het sowieso
niet daarboven laten uitkomen.
Is daarmee gezegd dat dit ook de ambitie van het kabinet is? Nee,
natuurlijk niet. Elk kind dat opgroeit in armoede is er één te veel. Ik
neem aan dat we dat allemaal vinden. Daarbij geldt ook het uitgangspunt
dat het meer is dan alleen die statische koopkrachtcijfers en de vraag
of je wel of niet onder een inkomensgrens zit. Ik wijs ook op de
activa-aanpak van armoede en schulden. Het vorige kabinet heeft dit al
fors, structureel extra, geïntensiveerd, en wij doen daar nog een schep
bovenop via de envelop "groepen in de knel". Ik heb net al even
gesproken over de proactieve dienstverlening, om het niet-gebruik van
regelingen aan te pakken. Ook treffen we specifieke maatregelen in het
kader van groepen in de knel om bijvoorbeeld terugvorderingen te
beperken. Alleen al het uitgangspunt om netto te gaan terugvorderen in
plaats van bruto maakt vaak toch al weer enkele honderden euro's uit.
Daarnaast kijken we ook naar hoe we in de handhaving coulanter kunnen
optreden. Overigens mede op aandringen van de Kamer hebben we de
programma's voor gratis schoolmaaltijden voortgezet, omdat in een goede
schoolopleiding de basis wordt gelegd voor de ontwikkeling van kinderen.
Ook op die manier dragen we bij aan die doelstelling. Kortom, er zijn
heel veel manieren om verder invulling te geven aan die ambitie.
De heer Vijlbrief (D66):
Heel kort. Ik dank de minister voor het antwoord. Toch even over die
nieuwe cijfers. Ik begrijp dat dit nog niet helemaal is verwerkt en we
dus nog niet weten hoe het precies zit, maar naast het niveau viel mij
op dat er relatief veel mensen met een baan tussen zitten. Ik meen dat
mevrouw Maatoug dit eerder ook al zei; het was ook even aan de orde in
het eerste deel van het debat. Het aantal arme werkenden, werkenden
onder de armoedegrens, neemt dus relatief toe ten opzichte van degenen
zonder baan. De vraag is wat het kabinet daarmee wil. Een voor de hand
liggende maatregel om hier iets aan toen is het verder verhogen van het
minimumloon, maar er zijn misschien ook andere mogelijkheden. Hoe kijkt
de minister hiernaar en maakt hij zich daar extra zorgen over?
Minister Van Hijum:
Dank voor die vraag. Ja, ik maak mij daar wel zorgen over, omdat je ziet
dat de groep die het treft inderdaad ook niet eenduidig is en dat er
relatief veel werkende armen tussen zitten, ook mensen met kleine
baantjes, vaak flexbaantjes. Het antwoord op de vraag hoe je die
problematiek tegengaat, is ook niet eenduidig. Er zijn verschillende
maatregelen die bijdragen aan een oplossing voor dat vraagstuk. Dat
heeft in de eerste plaats ook met de werkzekerheid voor de groep zelf te
maken. Ik denk maar even aan een simpele maatregel als het
rechtsvermoeden, waarbij je als zelfstandige op een gegeven moment niet
onder een bepaald uurtarief mag zitten. Er is natuurlijk ook veel
misbruik, schijnzelfstandigheid en onderbetaling, wat ook een onderdeel
van dat probleem is. Voor een deel pakken we dat probleem aan door ook
die groepen te wijzen op het niet-gebruik van voorzieningen. Daarbij
attenderen we actiever op voorzieningen waar men recht op heeft, ook in
die inkomenssituatie.
Ik noem toch even een voorbeeld: op het moment dat je onder het sociaal
minimum zit, heb je vaak recht op een uitkering op grond van de
Toeslagenwet. Die wet is vaak onbekend en kent een hoog niet-gebruik,
dus ook daar zitten mogelijkheden in. Overigens is de Toeslagenwet een
wet die aan hervorming toe is, zeg ik maar even. Of dat nou de manier is
om sociale zekerheid te borgen, kun je ook nog bediscussiëren. Maar nu
doen we dat wel en is het niet-gebruik van die regeling heel groot. Toch
wil ik ook de ambitie noemen om flexibele arbeid niet zozeer terug te
dringen, maar meer om die terug te dringen tot daar waar het voor
bedoeld was en om mensen meer zekerheid te geven van een vast inkomen,
maar ook van de sociale verzekeringen die erbij horen, die mensen
beschermen in situaties van terugval. Dan heb je het over
arbeidsongeschiktheid, dan heb je het over pensioen en werkloosheid. Ook
dat zie ik wel degelijk als een aanpak die op termijn bijdraagt aan het
verminderen van de armoedeproblematiek. Het feit dat men nu onderbetaald
en onderverzekerd in die flexibele schil blijft hangen, is al een deel
van het probleem. Je zult dus ook verder moeten werken aan die vorm van
bestaanszekerheid.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank voor het uitgebreide antwoord van de minister. Is hij het met me
eens dat dit aspect een onderdeel zou moeten zijn van een nieuw
belasting- en toeslagenstelsel? Eigenlijk wil je dit probleem straks
proberen op te lossen. Als je van de toeslagen af wil — dat wil de
minister, en eigenlijk willen we allemaal naar lagere marginale wiggen
et cetera — zou je toch op z'n minst moeten zorgen dat mensen die werken
en een baan hebben daar gewoon van kunnen leven. Is de minister het met
me eens dat dit een belangrijk aspect is van dat nieuwe stelsel?
Minister Van Hijum:
Ja, dat ben ik wel met de heer Vijlbrief eens. De vraag is natuurlijk
welke conclusie je daar op dit moment precies aan verbindt, maar ik stel
voor dat we die discussie dan ook voeren bij de eerste scenario's die we
met elkaar bespreken en dat we dan ook toetsen of dat voor deze groep
van werkende armen perspectief biedt of niet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb daar nog een aanvullende vraag op. De heer Vijlbrief noemde niet
voor niks het minimumloon als voorbeeld van iets waar we wat aan moeten
doen, maar daar ging de minister niet specifiek op in. Mag ik de vraag
dan zo verbreden dat bij de herziening van het belasting- en
toeslagenstelsel ook de afruil met het minimumloon wordt bekeken? Als je
kijkt naar de voorstellen zoals die door D66 op de mat zijn gelegd, maar
ook door de ChristenUnie, en zoals die doorgerekend zijn door het
Centraal Planbureau bij het laatste verkiezingsprogramma, dan zie je dat
die partijen kiezen voor vereenvoudiging en voor het lonend maken van
werk. Dat gebeurt in combinatie met enige verhoging van het minimumloon
om te voorkomen dat groepen er te veel op achteruitgaan en om te zorgen
dat werken ook echt gaat lonen, ook voor de mensen die bijvoorbeeld
noodgedwongen maar 28 of 30 uur per week worden ingeroosterd, om maar
bij het voorbeeld van collega Maatoug aan te sluiten. In de winkelstraat
gebeurt het namelijk regelmatig dat mensen gewoon niet meer dan 30 uur
per week worden ingeroosterd. Dan is het heel moeilijk om jezelf boven
een bepaald minimum uit te werken.
Minister Van Hijum:
Daarover kan ik ook vrij duidelijk zijn. Daar staat een passage over in
het regeerprogramma. Die heb ik nu even niet letterlijk bij de hand,
maar er staat in dat we de toeslagen, sociale zekerheid, maar ook het
minimumloon in samenhang gaan bekijken in de discussie over deze
hervorming.
De voorzitter:
U kunt verdergaan, minister.
Minister Van Hijum:
Ik had nog een aantal vragen meegekregen die in de eerste plaats
misschien niet schriftelijk zijn beantwoord, omdat ze een wat meer
politiek karakter hadden. Ik denk dat ik een aantal al langsgelopen ben.
Ik zal ze voor de volledigheid nog even langslopen.
De vraag van de heer Vijlbrief: waarom kiest het kabinet ervoor om de
armoede niet verder te verlagen? Ik heb daar iets over gezegd. Ik heb
overigens gezegd dat ik die stelling niet zou onderschrijven.
Mevrouw Van Eijk vroeg of de werkende middeninkomens er voldoende op
vooruitgaan en of de lastenverlichting voldoende bij hen terechtkomt.
Nou ja, dat is uiteindelijk een politiek oordeel, maar met de vormgeving
van het pakket kunt u ook zien hoe die terechtkomt bij de verschillende
kwintielen, de groepen, de inkomenscategorieën, die we onderscheiden.
Dan zie je toch dat met name de lagere middeninkomens er het meest op
vooruitgaan. Wij denken dat we daarmee een eerste betekenisvolle stap
hebben gezet.
De vraag van mevrouw Van Eijk was vervolgens ook: komen er ook nog meer
maatregelen om te zorgen dat werken meer gaat lonen en wat wordt dan die
agenda voor werkend Nederland? We hebben toegezegd dat we ook daar nog
voor de begroting nader op zullen ingaan. Ik heb er net al een paar
dingen over gezegd. Ik vind echt dat het niet alleen, zelfs niet in de
eerste plaats, zou moeten gaan om de statische koopkrachtcijfers, maar
met name om die marginale druk: ga je er echt op vooruit en wat is de
participatiebeslissing die je neemt? Die hangt niet alleen af van
fiscale prikkels, maar ook van randvoorwaarden zoals goede kinderopvang,
bereikbare voorzieningen en een aantal andere zaken waar de VVD-fractie
volgens mij ook aandacht voor heeft gevraagd. Maar wij zullen daar in de
brief aan de Kamer nader op ingaan.
De heer Flach vroeg mij nog welke maatregelen er zijn genomen om meer
mensen betaald werk te laten doen. Daar heb ik iets over gezegd. Hij
vroeg ook hoe het kabinet rekening houdt met de lastendruk voor
gezinnen. In dit totale koopkrachtpakket hebben wij daar geprobeerd
rekening mee te houden door nadrukkelijk te kijken naar gezinnen met
kinderen en ook naar de armoede onder gezinnen met kinderen. Daar zijn
specifieke maatregelen voor getroffen. Ik heb al aangegeven dat als je
strikt naar de marginale druk had willen kijken, je ook voor de
kinderbijslag had kunnen kiezen. Maar we hebben hier — zeg ik maar open
— de afweging echt ook gemaakt vanwege de beperkte financiële middelen
die we hebben. We kiezen gewoon voor de meest gerichte maatregel die ook
bijdraagt aan het in ieder geval bestendigen van dat lage
armoedepercentage.
Mevrouw Maatoug vroeg: wat bedoelt het kabinet met "we gaan niet verder
nivelleren"? Dat is een van de uitgangspunten van het hoofdlijnenakkoord
en het regeerprogramma. We hebben gezegd dat er verschillende politieke
uitgangspunten zijn waarmee je naar dat stelsel kunt kijken. Ik noem
bijvoorbeeld het niet verder nivelleren, dus het nog veel kleiner maken
van de verschillen tussen hoge en lage inkomens. Er staat ook bij dat we
tegelijkertijd willen dat de armoede niet toeneemt, met name onder
gezinnen met kinderen. Vanuit die uitgangspunten hebben we geprobeerd
het koopkrachtpakket te beoordelen dat we nu hebben voorgelegd. Ik zeg
er nog maar even bij — maar daar hoef ik mevrouw Maatoug niet van te
overtuigen — dat heel veel regelingen op dit moment natuurlijk
inkomensafhankelijk zijn, dus in zekere zin ook nivellerend
werken.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dat brengt mij op mijn volgende vraag. Ik had het er net al over dat
mensen er qua minimumloon niet op vooruitgaan en meer gaan betalen aan
belastingen. Dat brengt me op mijn tweede verbazing. Het mag duidelijk
zijn: GroenLinks-PvdA zou hele andere plannen maken. Daar gaat deze
discussie niet om. Ik probeer echt te volgen wat dit kabinet vindt en of
het consequent is. Het hoofdlijnenakkoord kwam naar buiten, met fikse
bedragen in een enveloppe voor koopkracht en een huurtoeslag-enveloppe.
Werkenden gingen erop vooruit. Toen kwam, niet heel veel later, de
Miljoenennota. Daar werd gewoon een hap gedaan van 1350 miljoen euro.
Dat is 1,35 miljard. Werkende mensen leverden in om het gat in box 3 te
betalen. Het kwam uit de koopkrachtenveloppe van deze minister en voor
een stukje uit de enveloppe van mevrouw Keijzer, namelijk de
huurtoeslag-enveloppe, zeg ik via u, voorzitter. Dat was om een probleem
aan de kapitaalkant op te lossen. De minister van Financiën — hij is er
vandaag niet, want hij is in Europa — zei heel stoer: we houden ons aan
de begrotingsregels. Dan heb je allemaal opties. Je kunt dekken in de
categorie vermogen en winst. Dat moet je dan slim doen. Natuurlijk ga je
dat niet halen bij de kleine spaarder. Ik vind het jammer dat de heer
Idsinga er niet meer is. Ik weet dat hij een slimme fiscalist is; hij
had daar allemaal suggesties voor. Hij had zelfs in zijn notitie
opgeschreven "dekken in eigen categorie". Hij is een hele slimme
fiscalist; hij had bedacht hoe je dat deed. En hoe eindigen we? Met dat
de staatssecretaris die er verantwoordelijk voor was, zijn zin niet
krijgt en dat de minister van Sociale Zaken, van dezelfde partij, zijn
geld moet inleveren, terwijl we de begrotingsregels waar de minister van
Financiën zo prat op gaat, zitten te breken. Ik vraag me echt af hoe dat
in lijn is met wat deze partijen zelf hebben afgesproken. Ik vraag het
zo, omdat ik best wel cynisch word als ik bij de politieke beschouwingen
moet horen dat er een plan voor werkend Nederland moet komen. Dan denk
ik: er was een plek om dat te regelen; dat was aan die tafel. Mijn vraag
aan de minister is dus: waarom bent u overstag gegaan over het inleveren
van geld voor werkende mensen voor box 3?
Minister Van Hijum:
Ik wil toch wel even op het volgende wijzen. Mevrouw Maatoug doet het nu
voorkomen alsof er geen lastenverlichting is voor werkenden of voor
huishoudens in Nederland omdat ervoor gekozen is om 3,9 miljard van die
lastenverlichting in 2025 al in te zetten. Daar begint het mee. De keuze
om dat in te faseren is niet alleen ingegeven door de financiële
problematiek, maar ook door de wens van het kabinet zelf om de
lastendruk niet in één klap helemaal aan de voorkant in 2025 tot
uitkering te laten komen. We willen dat stapsgewijs doen in een aantal
jaren, zodat je de komende jaren nog verder aan de koopkrachtverbetering
kunt werken. Ook om die reden hebben we daarvoor gekozen. Nogmaals, ik
ken de relativeringen daarbij, maar dit heeft een inkomensverdeling en
een inkomensplaatje opgeleverd die wij evenwichtig vinden, niet alleen
in 2025, maar ook naar de komende jaren toe. De gemiddelde stijging van
het inkomen kunnen we daarmee ook de komende jaren volhouden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik ga er nog twee doen op dit punt. Bij de vorige beantwoording moesten
we van de minister niet zo gericht naar koopkracht kijken, want dat was
statisch en dat had nadelen. Ik snap dat wel, want hij is minister van
Sociale Zaken en politiek gesproken ga je dan natuurlijk terug naar die
koopkrachtantwoorden; dat doet de minister goed. Maar mijn feitelijke
vraag in dit debat is: wat is de beleidsmatige lastenontwikkeling van
dit kabinet in de MEV op lasten voor gezinnen? Kan de minister van
Sociale Zaken daar antwoord op geven?
Minister Van Hijum:
Het antwoord is: ja, maar het getalletje heb ik nu niet paraat. Als u
daar in de tweede termijn antwoord op wilt, dan kan ik u dat
geven.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dat lijkt mij heel fijn. Dan krijgen we dat antwoord zo meteen. Ik
verklap alvast dat het een lastenverzwaring is, maar dat zullen we zo in
de tweede termijn horen.
Ik had het nu over de beleidsmatige keuze die gemaakt is om dat geld uit
de koopkrachtenveloppe te pakken. Toen zei de minister: dat blijft
evenwichtig. Maar we hebben nog een keuze in dit Belastingplan. Er was
nog een afspraak die men zelf in het hoofdlijnenakkoord heeft gemaakt,
namelijk om fiscale constructies aan te pakken. Toen is er 250 miljoen
in het hoofdlijnenakkoord gezet, want men vond: dit gaan we met elkaar
doen, want dit vinden wij goed beleid. Ook hier geldt dat zelfs in de
begrotingsregels staat dat je die constructies aanpakt. Dan komt er het
besluitvormingsmoment in augustus. Dan ga je zitten en zou je er
bijvoorbeeld een evaluatie bij kunnen pakken. Ik noem maar even de
landbouwvrijstelling. Die is kapot geëvalueerd. Daar komt steeds uit dat
die niet doelmatig en niet doeltreffend is. Daar heb ik in mijn eerste
termijn veel over gezegd. Maar wat zie ik in de besluitvorming? Het
tarief van de eerste schijf in box 1 gaat omhoog, dus weer de lasten op
arbeid, om die taakstelling van 500 miljoen te halen. Bovendien is die
meerjarig ingeboekt. Ik zie dus weer een categorie waarin op basis van
de eigen plannen van het kabinet weer een bijdrage wordt gevraagd van de
factor arbeid. Dan krijg je een optelsom: mensen die 32 uur werken, een
hap uit de koopkrachtenveloppe, werkenden die er ten opzichte van de MEV
op achteruitgaan én de aanpak van fiscale constructies uit box 1 halen.
Dan krijg je een optelsom waardoor de lasten op arbeid enorm stijgen. In
het debat dat verschoven is, mogen we gaan praten over de cadeaus die
aan de andere kant worden uitgedeeld. Die punten bewaar ik dus nog even.
Maar aan de minister van SZW zou ik willen vragen: waarom heeft u daar
ja tegen gezegd? Waarom heeft u niet gezegd: hallo, dat hebben we
afgesproken, dus ik sta voor die werkende mensen? Ik snap dat echt niet.
Kunt u ons vertellen waarom u die werkende mensen in de steek heeft
gelaten?
Minister Van Hijum:
Ik begrijp deze ophef toch niet helemaal. Kijk, wij geven als kabinet
invulling aan politieke afspraken die in het hoofdlijnenakkoord zijn
gemaakt. Daar verschuil ik me niet achter; daar sta ik achter. Die
afspraken zijn erop gericht om lastenverlichting in de komende periode
door te voeren op tal van terreinen. Daar zitten verschillende
enveloppen in. Ik heb uitgelegd waarom ervoor gekozen is om dat in te
faseren. Dat heeft niet alleen betrekking op de budgettaire
problematiek, al was die er wel. Elk kabinet, van welke samenstelling
dan ook, zal uitgaven en inkomsten in balans moeten brengen. Dat moet
dit kabinet ook. Het heeft ook te maken met een evenwichtige
koopkrachtontwikkeling over de jaren heen. Ik herhaal dat ik de
relativeringen en de beperkingen van de cijfers ken, maar ik denk dat we
er in algemene zin toch in zijn geslaagd om de koopkracht te verbeteren
ten opzichte van het beeld dat er lag voor alle groepen gemiddeld,
namelijk van 0,7% tot 0,9% per jaar. Dan kan mevrouw Maatoug niet zeggen
dat dat allemaal verschrikkelijk is. Nee, dat is binnen deze budgettaire
beperkingen en randvoorwaarden eigenlijk best een goede prestatie. We
slagen er ook nog in om de armoedecijfers substantieel laag te houden.
Dus in dat opzicht levert het kabinet.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik heb volgens mij net in mijn tweede vervolginterruptie gezegd dat ik
het niet heb over koopkracht, maar over lastenontwikkeling. Dit gebeurt
ook consequent in de schriftelijke beantwoording. Ik zou het dus
inderdaad fijn vinden om in de tweede termijn te horen wat het bedrag is
dat vanuit de koopkrachtenveloppen naar de dekking voor box 3 is gegaan.
Kunt u dat bedrag noemen? Kunt u het bedrag noemen dat voor het
aankomende jaar en de volgende jaren vanuit box 1 is ingeboekt voor de
invulling van de fiscale constructies? Kunt u aangeven wat de totale
beleidsmatige lastenontwikkeling is voor gezinnen, waaronder die op
inkomen en arbeid? Want dan kunnen we dit gesprek en de politieke weging
op basis van die feiten vervolgen en blijven we niet hangen in een
heen-en-weer van lasten ten opzichte van koopkracht, want dat is
zonde.
Minister Van Hijum:
Ik wil daar toch even op reageren, want ik kan natuurlijk ook het
omgekeerde zeggen. In dit hele proces van de augustusbesluitvorming gaan
mijn rol en verantwoordelijkheid als minister van Sociale Zaken namelijk
over koopkracht. Dat betreft dus het integrale beeld: hoe pakken de
maatregelen uit voor de portemonnee van mensen? En ja, daar hoort
lastenontwikkeling bij, maar daar horen ook de toeslagen bij, die strikt
genomen aan de uitgavenkant zitten. Daar horen ook maatregelen bij op
het gebied van sociale zekerheid, die ook het inkomen van mensen
beïnvloeden. Ik kijk naar de samenhang van die dingen. Ik kijk niet
alleen maar naar één maatregel en hoe die uitpakt. Nee, ik probeer
vanuit die rol en verantwoordelijkheid — u heeft mij daar terecht op
aangesproken, ook met de vraag hoe we dat stelsel in de toekomst willen
vormgeven — te bezien hoe dat voor de mensen uitpakt, en als ik dat
evenwichtig vind … Natuurlijk kunnen we nog op allerlei individuele
maatregelen ingaan en bespreken hoe die uitpakken voor een bepaalde
groep, maar eerlijk gezegd vind ik vooral het totaalbeeld relevant. En
dan komt het op de politieke weging aan. En daar sta ik hier ook
voor.
De voorzitter:
Nu echt tot slot op dit punt, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik was klaar, voorzitter, maar ik ben nu al weken, maanden, bezig om
überhaupt een cijfermatig beeld te krijgen van die lastenontwikkeling.
Mijn hele inbreng ging over lastenontwikkeling. Bij de debatten
onderling was dat beeld er niet. We kregen cijfers van het CPB. Gelukkig
hebben zij ons een ronde toegestaan, zodat die beantwoording goed was,
juist bij deze behandeling van het Belastingplan en gelet op de
verantwoordelijkheid van deze commissie. Normaal had ik nu ook met een
collega die voor de fiscaliteit verantwoordelijk was, de weging gemaakt
over het koopkrachtbeeld ten opzichte van lastenontwikkeling. Gelet op
de bijzondere situatie waarin we nu zitten en omdat we dit debat vandaag
hebben, vraag ik even aan deze minister om dat scherp te maken. Dat zou
ik fijn vinden, want dan kunnen we vervolgens dat politieke debat
voeren. We zijn al weken langs elkaar heen aan het praten: waar hebben
we het dan over? Natuurlijk, de minister mag zeggen dat hij tevreden en
blij is. Dat moet ook en dat hoop ik ook. Ik hoop dat hij in politiek
opzicht nog gebruikmaakt van het feit dat deze Kamer nu misschien zijn
politieke kleur kan helpen bewegen, maar dan helpt het wel om over
hetzelfde te spreken. Dat is mijn missie. Ik hoop dat de minister dat zo
meteen in tweede termijn even doet, zoals hij dat net heeft
toegezegd.
De voorzitter:
Eerst een reactie en daarna kunt u vervolgen.
Minister Van Hijum:
Nogmaals, ik wil voor mevrouw Maatoug best dat getalletje achterhalen,
maar ik herhaal wat ik heb gezegd. Uiteindelijk is de integrale weging —
hoe pakken al die maatregelen uit voor de verschillende huishoudens? —
voor mij de manier om naar dit totaalplaatje te kijken en het oordeel
daarover te geven. Nogmaals, het kabinet heeft daar in allerlei fasen
van de besluitvorming naar gekeken en allerlei alternatieven op een rij
gezet. Dit is de uitkomst daarvan, en die is uiteindelijk politiek te
wegen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit interessante debat aanhorend, heb ik toch nog één aanvullende vraag
hierover. Ik snap dat de minister vanuit zijn verantwoordelijkheid naar
de koopkracht kijkt. Maar het is natuurlijk best wel frustrerend dat,
als je iets afspreekt, zoals het aanpakken van fiscale constructies,
iedere keer de ib, de inkomstenbelasting, en de Aof-premie, de
werkgeverslasten, de stelposten zijn, terwijl we altijd zeggen: jongens,
we zouden in ons land eigenlijk de factor arbeid minder moeten belasten
en ook de werkgeverslasten in de hand moeten houden. Maar deze twee
posten zijn iedere keer de stelposten. Bezien vanuit het algemene
koopkrachtbeeld over waar het precies landt, is dat allemaal te
begrijpen, maar zou de minister van Koopkracht toch ook niet eens naar
die stelposten moeten kijken? Moeten dat nou altijd, standaard, de ib —
dus box 1 — en de Aof-premie zijn? Want dan weet je waar je landt. Als
er dan politiek gekrakeel is, als het kabinet valt of wat dan ook, dan
moet het toch worden ingevuld. Uiteindelijk gaat dan het tarief in de
eerste paar schijven van de inkomstenbelasting omhoog. Dat is eigenlijk
niet wat we met elkaar willen.
Minister Van Hijum:
In algemene zin ben ik het natuurlijk met de heer Grinwis eens. Als je
dat soort afspraken maakt, ook over de aanpak van fiscale constructies,
dan moet je daar met elkaar ook handen en voeten aan geven en uitwerking
aan geven. Daar gaan we ook van uit. Op het moment dat dat tot problemen
in de uitwerking leidt, sta je als kabinet toch weer voor de vraag hoe
je dit praktisch oplost met elkaar. Dat hebben we ook nu weer gedaan. In
algemene zin kan ik het alleen maar met de heer Grinwis eens zijn.
De voorzitter:
Was u klaar met de beantwoording?
Minister Van Hijum:
Ja, in mijn beleving was ik aan het einde van mijn beantwoording
gekomen.
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog commissieleden zijn die een beantwoording hebben
gemist. Ik zie dat dat niet het geval is. Dan denk ik dat wij verder
kunnen naar de volgende minister. Minister Keijzer, ga uw gang.
Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Ik zit hier voor twee wetsvoorstellen: het
wetsvoorstel voor vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311) en het
wetsvoorstel ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de
regeling (36608). Het eerste wetsvoorstel ligt al een hele tijd in de
Kamer, namelijk sinds januari 2023. Het tweede wetsvoorstel heb ik zelf
naar de Kamer gestuurd. Als je kijkt naar de inhoud van deze
verschillende wetsvoorstellen, dan zie je dat het deels gaat om
vereenvoudiging en deels om de dekking om dat te betalen. Alles bij
elkaar opgeteld, ben ik in ieder geval heel blij dat de Kamer besloten
heeft om deze wetsvoorstellen gezamenlijk te behandelen. In 2025 wordt
voor deze maatregelen 215 miljoen beschikbaar gesteld en vanaf 2026 is
er structureel 650 miljoen beschikbaar.
Voorzitter. Ik aarzel even over hoe ik dit zal gaan doen. Alle vragen
die gesteld zijn, heb ik in ieder geval schriftelijk beantwoord. Ik denk
dus dat ik mezelf nu even beperk tot de bredere context. Ik stel vast
dat er over verschillende onderdelen vragen gesteld zijn. Volgens mij is
het dan het meest efficiënt dat de Kamer, als er nog vragen zijn, vragen
aan mij stelt. Ik zie de Kamerleden knikken, dus laten we het maar op
deze manier doen.
Voorzitter. De bredere context gaat wat mij betreft deels over de
inkomensondersteuning. Daar heeft mijn collega, de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, al een heleboel over gezegd. Aan de andere
kant gaat het om vereenvoudiging. Vorige week zaterdag stond er in Het
Financieele Dagblad een artikel over de staatssecretaris voor Sociale
Zaken in het kabinet-Van Agt/Den Uyl in 1981-1982, Ien Dales. In dat
artikel stond een citaat van haar, namelijk dat het
socialezekerheidsstelsel niet deugt als je een jonge ambtenaar een
halfjaar moet trainen voordat hij er iets van snapt. Het is als minister
misschien een beetje gek om te zeggen, maar ik voelde mij daardoor een
klein beetje aangesproken. Ik heb mij verdiept in het systeem tot nu toe
en ik heb mij vervolgens verdiept in de twee wetsvoorstellen die hierop
ingrijpen. Ik hoop zeer dat de mensen die huurtoeslag nodig hebben en
ook aanvragen, het straks beter gaan begrijpen. Toen ik het wetsvoorstel
ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling op
mijn tafel kreeg, heb ik namelijk wel even wat uren zitten zweten.
Mensenkinderen, wat hebben wij dit ingewikkeld gemaakt met elkaar.
Volgens mij was het mevrouw Van Dijk van de fractie van het CDA die net
vroeg hoe we ervoor zorgen dat mensen ook daadwerkelijk huurtoeslag gaan
aanvragen. Ik denk dat we dit zo ingewikkeld gemaakt hebben dat mensen
dat niet meer durven. Ze durven het niet meer. Dat was in ieder voor mij
een reden om, toen dit op mijn tafel neergelegd werd, hoewel er nadelen
zitten aan deze wetsvoorstellen … Denk aan het afschaffen van de
vergoeding van de servicekosten en het veranderen van de rekenmethode,
wat weer effect heeft op wat mensen krijgen naargelang de categorie waar
ze in zitten. Dat was de reden om toch, alles afwegend, dit wetsvoorstel
wél naar u toe te sturen. Hoewel er ook hier situaties zijn waarin
mensen minder huurtoeslag krijgen, in combinatie met het feit dat mensen
in een hogere inkomenscategorie meer huurtoeslag gaan krijgen, hopen we
hiermee op een vereenvoudiging van het systeem en het verlagen van de
marginale druk. Ik was dan ook heel blij met de woorden van de heer
Grinwis net in zijn inbreng; nee, in zijn interrupties, want dit is de
eerste termijn van de kant van het kabinet. Zijn woorden waren mij dan
ook uit het hart gegrepen. We moeten met elkaar stappen gaan zetten om
uiteindelijk tot de zo gewenste vereenvoudiging van het stelsel te
komen.
Voorzitter. Er zitten verschillende vereenvoudigingsmaatregelen in. Er
zitten verschillende dekkingsmaatregelen in beide wetsvoorstellen. Ik
wil het graag hierbij laten en kijken welke vragen er vanuit de Kamer
nog aan mij gesteld worden om te bezien of ik nog verdere helderheid kan
verschaffen.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Eerst gaat mevrouw Beckerman van de SP een poging doen om
nog wat meer helderheid te krijgen. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik denk dat de minister meteen weet waarover mijn vragen gaan. Wij
zitten echt in onze maag met de mensen die er tot €436 per jaar op
achteruitgaan. 20% van de mensen die nu huurtoeslag ontvangen, gaat er
met deze twee wetswijzigingen op achteruit, tot €436 per jaar. Als we
naar de tabellen van het ministerie kijken, dan zien we dat het juist de
laagste inkomens raakt. Het raakt eenpersoonshuishoudens. Het raakt
uitkeringsgerechtigden. Het raakt dus mensen tot 111% van het wettelijk
minimumloon. Is er nog enige ruimte? Want het is nogal wat als je in het
hoofdlijnenakkoord zet "we moeten armoede terugdringen en dat gaan we
doen via de huurtoeslag" en mensen komen er vervolgens achter dat ze
misschien wel €30 per maand gaan inleveren. Is er nog enige ruimte bij
het kabinet om hier iets aan te doen?
Minister Keijzer:
Het volgende vond ik het mooie van het voorstel. In de eerste categorie
tot 111% van het wettelijk minimumloon gaan mensen erop achteruit. Maar
het mooie van het voorstel is dat als mensen meer gaan werken en meer
geld gaan verdienen, ze erop vooruitgaan. Daar moeten we natuurlijk
uiteindelijk wel met z'n allen naartoe. Dat zat ook in de woorden van de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: hoe zorg je er nou voor
dat werken meer gaat lonen? Dat zit dan bijvoorbeeld in dit voorstel.
Alles wat je doet in dit voorstel, vermindert dat effect weer en zal ook
dekking moeten vinden. Ik zie 'm dus niet, maar misschien mevrouw
Beckerman wel.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat vind ik eigenlijk best wel een heftig antwoord. In het
hoofdlijnenakkoord zeg je: het terugdringen van armoede is het doel. Nu
zeg je eigenlijk: ik wil bewust de armoede voor de laagste inkomensgroep
vergroten. Dat is eigenlijk het antwoord. Ja, werken moet lonen, maar
hier zit ook een groep mensen in die gewoon niet zal kunnen werken of
die wel werkt maar nog steeds op dat lage inkomensniveau zit. We weten
ook dat de verhoging van het minimumloon niet doorgaat. Is het nou echt
een bewuste keuze om deze groep erop achteruit te laten gaan of is het
gewoon een ongewenst bijeffect van de wet? Dat maakt nogal uit voor de
vraag of er nog ruimte is voor een oplossing.
Minister Keijzer:
Nee, het is niet een bewuste keuze van het kabinet om armoede te laten
stijgen. Integendeel, het gaat beter; ook de collega van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid heeft daar iets over gezegd. Maar wij willen met
elkaar een systeem hebben waarin meer werken gaat lonen. Ik ben er echt
heilig van overtuigd dat meer gaan werken dé manier is om uit armoede te
komen; niet allerlei plussen vanuit de overheid, maar meer gaan werken.
Dan zul je dit soort besluiten moeten nemen. En ja, ik ben me er zeer
van bewust dat er mensen zijn die niet meer kunnen werken. Maar die
groep moet je niet tegemoetkomen via de huurtoeslag. Dat zul je op een
andere manier moeten doen, bijvoorbeeld door maatwerk op gemeentelijk
niveau.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar dat werkt niet, want de gemeenten gaan een ravijnjaar tegemoet. Dit
probleem wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de servicekosten.
Wie raakt dat nou? Dat zijn mensen die in een flat in een appartement
wonen met gemeenschappelijke ruimtes die bijvoorbeeld verwarmd moeten
worden, verlicht moeten worden en onderhouden moeten worden. Dan zegt de
minister dat de gemeente dat maar moet oplossen of dat het maar op een
andere manier moet worden opgelost. Juist aan het specifieke probleem
van de servicekosten kunnen mensen helemaal niks doen. Als je toevallig
in zo'n flat woont en jouw corporatie of jouw verhuurder slaat jou aan
voor die kosten, dan kun je daar op dit moment niet onderuit. Moeten
mensen dan ofwel naar de gemeente ofwel meer gaan werken, terwijl hier
een groep mensen is die dat gewoon niet zal kunnen doen? Waarom is er
geen ruimte om daar tot een oplossing te komen?
Minister Keijzer:
Zo pellen we langzamerhand het probleem af. Wat zijn servicekosten? Dat
zijn de energiekosten voor collectieve ruimtes, de lift, de schoonmaak
van collectieve ruimtes en de huismeester. Dat is weer een veel kleinere
groep dan de in totaal 1,6 miljoen mensen die huurtoeslag krijgen. Je
hebt het dus over een veel specifiekere groep. Dan heb je het overigens
over €48 als je voor alle vier de onderdelen van de servicekosten wordt
aangeslagen. Dat geldt natuurlijk ook niet voor iedereen. Waarom hebben
we dit in het voorstel zitten? Omdat het eigenlijk onuitvoerbaar is,
want de Dienst Toeslagen moet gaan controleren wie welke servicekosten
opgelegd krijgt, of dat klopt en wat daar dan onder ligt. Dat is niet te
doen. Het is onuitvoerbaar. Het is niet handhaafbaar. Dat is waarom het
afgeschaft wordt. Ik snap wat mevrouw Beckerman zegt. Er zijn altijd
mensen die niet meer kunnen werken, bijvoorbeeld omdat ze gehandicapt
zijn of op een andere manier arbeidsongeschikt zijn geworden. De vraag
is overigens wie van die mensen in zo'n flat met servicekosten zit. Er
is in de huurtoeslag geen eenvoudige en uitvoerbare oplossing om hier
iets aan te doen. Dan zit je uiteindelijk echt aan specifiek beleid om
te compenseren. Dat is niet iets wat je vanuit de Belastingdienst, zeg
ik even ouderwets, en de Dienst Toeslagen zou moeten willen doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar dan zijn we weer beland bij punt a. De minister zegt het zelf: het
kan voor sommige mensen oplopen tot €48. Dat is nogal een boodschap.
Voor mensen die in de laagste inkomensgroep zitten, gaat er dan €48 af
per maand. We kúnnen dat wel oplossen, maar het kabinet wíl het niet
oplossen. Dat is wat we hier moeten constateren. Er zijn namelijk
mogelijkheden om dat op te lossen. Als je af wil van die servicekosten —
daar hebben we het debat over — zal je het alsnog kunnen oplossen, want
dit gaat om een hele specifieke groep mensen. Kan het niet of wil het
kabinet het niet? Want voor heel veel mensen zal dit echt een drama
zijn. €48 per maand!
Minister Keijzer:
Maximaal €48 per maand, en dan 40% als je boven de aftoppingsgrens zit.
Als je dit wil compenseren en je het eenvoudig wil houden, heb je het
uiteindelijk over 900 miljoen, want dat is €48 per maand, keer twaalf
maanden, keer 1,6 miljoen mensen die huurtoeslag krijgen. Dan heb je het
uiteindelijk over 921 miljoen. Wil je het compenseren, met de dekking
van de 100 miljoen die het afschaffen kost, dan heb je het over €5 in de
maand, die je ook geeft aan mensen die nu geen servicekosten hebben. Dit
is bij uitstek een voorbeeld van hoe ingewikkeld we het met elkaar
gemaakt hebben. Ik zie binnen de huurtoeslag geen oplossing voor de
mensen die hierop achteruitgaan. Die zijn er zonder meer, maar het is
dan wel alleen het gedeelte dat arbeidsongeschikt is en dus niet meer
kan werken. Dat zijn mensen die bijvoorbeeld onder de Wet
maatschappelijke ondersteuning vallen. Als je iets zou willen doen om
deze mensen te helpen, is dat een taak voor de gemeenten, want dan komt
het echt aan op maatwerk.
De voorzitter:
De heer Stoffer en daarna mevrouw Maatoug.
De heer Stoffer (SGP):
Ik wil hier toch even op doorgaan. Mevrouw Keijzer geeft eigenlijk een
soort onmogelijkheid aan. We hebben een amendement klaarliggen waarin we
zeggen: los het toch op met die ongeveer €5. Maar even terugkomend op de
oplossing die het kabinet aangeeft: naar de gemeente toe gaan. Dat kan
betekenen dat er een soort klassenverschil ontstaat aan de hand van de
gemeente waarin je woont en of je wel of niet geholpen wordt. In de ene
gemeente zijn ze wat ruimhartiger en denken ze: nou, we kunnen zo iemand
tegemoetkomen. Maar in een andere gemeente is het misschien financieel
allemaal wat lastiger of is men daar wat minder toe genegen. Ziet de
minister dat probleem ook opdoemen? Het klinkt makkelijk, maar ook die
uitvoering lijkt me toch wel heel lastig. Het lijkt me dat er dan een
onderscheid wordt gemaakt dat je niet zou moeten maken.
Minister Keijzer:
Dat is inherent aan het systeem dat wij in dit land gekozen hebben toen
wij de Wet maatschappelijke ondersteuning vaststelden. Daardoor liggen
de uitvoering en de participatiewet ook bij de gemeente. Dat is inherent
aan die keuze. Daar heeft de heer Flach dus volkomen gelijk in.
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug. Daarna kom ik bij meneer Mooiman.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik begin even met een compliment. Ik heb niet heel vaak debatten met
mevrouw Keijzer. Ik waardeer het gewoon dat u heel duidelijk zegt wat u
vindt en het negatieve daarvan benoemt, zo van: dit is de uitwerking en
we willen het liever wel dan niet, dus dat betekent dat die groep erop
achteruitgaat. Dat vind ik fijne politiek. Dat meen ik oprecht. Het
verhaal gaat op één stuk mank. Dat ligt niet bij u, maar bij het debat
dat ik net met de heer Van Hijum had, zeg ik via de voorzitter. De
infasering van de koopkrachtenveloppe in de augustusbesluitvorming
betrof ook 225 miljoen voor het verhogen van de huurtoeslag. U heeft het
over de werkenden en dat dit echt de manier is om eruit te komen.
Daarover ging mijn interruptiedebatje net. De mevrouw of meneer in de
winkelstraat, waar de heer Grinwis en ik het over hebben, gaat in de
optelsom van het kabinet. Die €48 maakt voor hen enorm uit. Dit verhaal
van mevrouw Keijzer zou dus beter kloppen als men had vastgehouden aan
de eigen afspraken in het hoofdlijnenakkoord en niet zou infaseren uit
de enveloppe van 225 miljoen om box 3 te dekken. Dat is eigenlijk mijn
politieke vraag aan mevrouw Keijzer. In die zin is het misschien wel
fijn dat we een keer een debat hebben zonder iemand van Financiën erbij.
Als de heer Van Hijum en mevrouw Keijzer namelijk zeggen dat het goed
is, kunnen we iets doen voor de mensen!
Minister Keijzer:
Ik geef een compliment terug aan mevrouw Maatoug. Ik hou wel van humor.
Dit valt voor mij toch ook wel in de categorie humor, want zoals we hier
zitten zijn wij allemaal gehouden aan financiële afspraken en het netjes
dekken van voorstellen. Dat geldt zowel voor leden van het kabinet, op
welke stoel dan ook, als voor Kamerleden in de oppositie of coalitie.
Het moet uiteindelijk hoe dan ook allemaal betaald worden. Ik heb niet
zo veel toe te voegen aan hetgeen mijn collega van SZW daarover heeft
gezegd. Iedereen die ooit bij een augustusbesluitvorming aanwezig is
geweest, weet dat dat een gigantische lijst is van plussen en minnen. Je
moet daarbij uiteindelijk komen tot een gedragen verhaal. Mevrouw
Maatoug heeft het over de problematiek rond het dekken van box 3. Dat is
gewoon een uitspraak van de Hoge Raad waar wij ons toe hebben te
verhouden. Maar dat was niet de enige plus in die gigantische lijst. Een
andere plus betrof de hogere kosten voor het dekken van de compensatie
van het toeslagenschandaal. Zo zaten er nog wel meer plussen in.
Uiteindelijk kom je in die hele afweging tot een verhaal waarvan je met
elkaar zegt: nou, na alles afgewogen en bekeken te hebben, komen we
uiteindelijk tot dit overzicht.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Kijk, hier hou ik van: alles moet gedekt. Ik vind namelijk dat
begrotingsregels helpen bij besluitvorming. Dat is precies waarom ik
verbaasd ben. De minister van Financiën zou namelijk tegen elke andere
minister zeggen: dek het in je eigen terrein. De staatssecretaris, die
hier niet meer bij is, wilde dat doen. Denk bijvoorbeeld aan een
earningsstrippingmaatregel. Die stond in niemands programma, maar alle
fracties hebben die als dekking voor hun amendement. Zelfs de SGP, voeg
ik daaraan toe, gaf die als dekking voor het mooie amendement over het
kindgebonden budget. Men had die niet in het verkiezingsprogramma staan
en — floep — de motie-Hermans, ingediend tijdens de APB, zorgde ervoor
dat we die konden gebruiken. Je hebt dus brede steun in de Kamer en er
zijn allerlei dingen die je had kunnen doen, maar schijnbaar zorgt het
kabinet er in de chaos voor — wij hebben namelijk alleen maar kunnen
horen dat er werd geklaverjast en dat het allemaal heel lang duurde —
dat er geld van werkende mensen uit de enveloppe van de heer Van Hijum
gaat. Er gaat geld van de huurtoeslag uit de enveloppe van mevrouw
Keijzer. Dat gaat naar de allerrijksten. Het gaat daarheen! Dat is mijn
vraag, in dit debat met elkaar. Ik snap dat we dat misschien niet … Er
zijn andere opties te noemen bij deze politieke vraag. Daar kunnen we nu
nog steeds voor kiezen. Mevrouw Keijzer zegt heel terecht: "Ik wil een
versimpeling. Ik zit ook in mijn maag met de €48 die mevrouw Beckerman
noemt." De oplossing ligt dan misschien bij de heer Van Hijum, bij zijn
enveloppe. Het kabinet heeft gezegd voornemens te zijn die enveloppe te
behouden. Is mevrouw Keijzer bereid om met die blik hiernaar te kijken?
Is zij bereid om op die manier terug te gaan? Want we gaan hier nog met
elkaar over doorpraten in het WGO van vrijdag.
Minister Keijzer:
Ik ben een voorstander van het uit de huurtoeslag halen van de
servicekosten vanwege de ingewikkeldheid daarvan. Ik zou het dus
betreuren als uw Kamer zou besluiten om die erin te laten. De redenen
daarvoor heb ik net uiteengezet. Daarnaast ben ik niet alleen de
minister van de huurtoeslag, maar ook de minister van het
investeringsklimaat ten behoeve van de woningbouw. Dat is ook iets wat
ik goed in de gaten moet houden. Dat is ook iets wat in het
hoofdlijnenakkoord staat. De vraag is hoe je ervoor zorgt dat
investeerders willen blijven investeren in de woningen die we zo
ontzettend hard nodig hebben in dit land. Maar ja, ik was niet in de
gelukkige omstandigheid om die desbetreffende nacht tot 3.30 uur op het
ministerie van Financiën te zitten. Maar ik draag uiteraard wél datgene
wat in het Belastingplan is opgenomen en vanuit het kabinet naar uw
Kamer is gestuurd.
De voorzitter:
Ik ga eerst even naar meneer Mooiman, die een vraag op hetzelfde punt
heeft. Daarna kom ik bij de heer Grinwis.
De heer Mooiman (PVV):
Ik wil inderdaad even verder ingaan op de servicekosten. Uit de
beantwoording van de minister blijkt dat door het oude wetsvoorstel-De
Jonge — zo zal ik het maar even noemen — 800.000 huishoudens, 800.000
mensen, 800.000 huurtoeslagontvangers, eventueel geraakt zouden kunnen
worden. 8% daarvan wordt het hardst geraakt. Wij vragen ons af hoeveel
van die 8% meerpersoonshuishoudens zijn. Heeft u die cijfers? Dat zouden
we toch graag duidelijker inzichtelijk gemaakt willen hebben, zodat we
beter kunnen vergelijken in hoeverre de maatregelen vanuit de nieuwe wet
van dit kabinet de effecten van het oude wetsvoorstel dempen.
Minister Keijzer:
Dit gaat heel erg de techniek in. Ik heb hier ... Nee, volgens mij moet
ik dit nu niet doen. Dit gaat veel te ver de techniek in. Ik kan u wel
vertellen hoe die twee wetsvoorstellen op elkaar inwerken, maar ik vraag
me af of ik daarmee voldoe aan de vraag van de heer Mooiman.
De heer Mooiman (PVV):
Als het mogelijk is, dan mag die beantwoording wat mij betreft ook
schriftelijk. Maar wij zouden het toch fijn vinden om te weten hoeveel
van de 8% die nu het hardst geraakt kan worden door de "oude wet" een
meerpersoonshuishouden is.
Minister Keijzer:
Ik heb hier 85.000 staan, maar ik weet niet of dat het antwoord is op de
vraag van de heer Mooiman. Ik ga ervoor zorgen dat deze vraag
schriftelijk beantwoord wordt. Hij is zelfs al schriftelijk beantwoord,
hoor ik. Ik stel voor dat ik de precieze vraag van de heer Mooiman via
de mail ontvang. Ik zorg ervoor dat er een antwoord komt naar de
commissie, zodat iedereen dat antwoord krijgt.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga eerst kijken of de heer Grinwis nog vragen heeft.
Daarna kom ik bij mevrouw Beckerman.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil beginnen met het geven van mijn complimenten aan deze minister,
die één wetsvoorstel zelf heeft geïnitieerd en één wetsvoorstel heeft
geërfd, als een soort weeskind. Ik vind het een compliment waard dat
deze minister zich zo ontfermt over dit wetsvoorstel en dat zij zich
achter de keuze schaart om een enorme groep te helpen die nu ten
onrechte dubbel pech heeft op de woningmarkt. Zij stonden heel lang op
de lijst voor een sociale huurwoning, maar kwamen daar niet tussen en
moeten nu dus vaak duurder huren. Op basis van hun inkomen hebben zij
recht op huurtoeslag, ware het niet dat zij nu te veel betalen aan
huur.
Tegelijkertijd gaan we het vereenvoudigen door de servicekosten eruit te
halen. Dat is inderdaad niet voor iedereen leuk. Integendeel, maar het
simplificeert de regeling wel enorm in haar uitvoerbaarheid. Ik vind het
een compliment waard aan deze minister dat zij zich achter dat
wetsvoorstel schaart, waarin echt niet alleen maar rozengeur en
maneschijn is verpakt.
Mijn vraag daarbij is: kan zij nog eens helder maken waar de Dienst
Toeslagen zoal tegen aanloopt in de uitvoering van de servicekosten? Als
je met hen spreekt, hoor je vaak: dit is het kernprobleem binnen de
uitvoering van de huidige huurtoeslag. Twee. Wat zal de gedragsreactie
zijn op het feit dat de servicekosten straks niet meer subsidiabel zijn,
dat ze niet meer in aanmerking komen voor de huurtoeslag? Gaan de
verhuurders dan misschien een deel van de servicekosten verschmerzen in
de huur?
Minister Keijzer:
Voor het eerste deel van de vraag moet je weten wat er in de
servicekosten zit. Daar heb ik net al het een en ander over gezegd. Ik
noemde bijvoorbeeld de energiekosten voor de collectieve ruimte. Wat
gebeurt er in de praktijk? Mensen sturen gewoon de complete
energierekening op van hun eigen woning. De Dienst Toeslagen moet daar
vervolgens naar kijken en moet aan mensen uitleggen dat dit niet de
bedoeling is. Als er een lift in het gebouw zit, dan worden de kosten
daarvoor opgestuurd. Ga maar eens controleren of er in dat complex een
lift zit. Denk ook aan de schoonmaakkosten van de collectieve ruimte. Ik
ben een Volendamse, dus ik denk: waarom maak je dat zelf niet schoon?
Maar dat is natuurlijk veel te praktisch. Die zitten in de subsidiabele
servicekosten. Ga maar eens uitzoeken of dat klopt. Dit is precies de
ingewikkeldheid van wat wij hier, zoals altijd, met de beste bedoelingen
doen. Het zijn kosten die in rekening worden gebracht bij huurders. Dat
is de werkelijkheid die hierachter zit.
Wat is het gedragseffect van het afschaffen van het subsidiëren van de
servicekosten via de huurtoeslag? Dat vind ik een ingewikkelde vraag.
Het zou kunnen dat er wat scherper gekeken wordt naar wat er eigenlijk
in de servicekosten zit en of dat allemaal wel klopt in de relatie
tussen de huurder en verhuurder.
Dan de vraag of dit een-op-een wordt verschmerzt in de gewone huur. Ik
ben bezig met een wetsvoorstel waardoor in het Burgerlijk Wetboek
preciezer wordt opgeschreven waar servicekosten nou op mogen zien. Dat
wordt beter en simpeler geregeld. Omdat wij het woningwaarderingsstelsel
hebben, waarin staat hoe hoog de huur mag zijn, zie ik dat niet direct
gebeuren. Aan de andere kant gaat de creativiteit omhoog.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman. Daarna kom ik bij de heer Vijlbrief.
Mevrouw Beckerman (SP):
Even vooropgesteld: de SP en heel veel partijen hier vinden het
natuurlijk bizar dat je toeslagen nodig hebt om rond te kunnen komen.
Dat zegt iets over hoe lonend werken en uitkeringen zijn. De oplossing
voor dit probleem is echter niet om mensen verder de armoede in te duwen
door een deel van de toeslagen af te schaffen. Daar zit precies ons
probleem. De mensen die er tot €48 op achteruitgaan, bestaan. Dat zijn
mensen die in de laagste inkomensgroep zitten en die er dus niet altijd
iets aan kunnen doen dat ze servicekosten hebben of dat ze niet harder
kunnen werken. Een deel werkt ook heel hard. Mijn vraag gaat toch echt
over de oplossingskant. De minister zegt: ik kom met een wetsvoorstel
waarin de motie-Grinwis/Beckerman wordt uitgewerkt. Maar dat is nog geen
oplossing voor die groep. Dit deel gaat pas volgend jaar in. Is de
minister bereid om te kijken wat tot die tijd een oplossingsmogelijkheid
is? Het gaat namelijk niet alleen over die €48. Het gaat ook over de
hoge huurverhoging die eraan komt. Je zou wel kunnen kijken naar een
differentiatie in de huur per type gebouw. We weten welk type gebouwen
gemeenschappelijke ruimtes hebben die al dan niet verwarmd moeten worden
of een lift moeten hebben. Is de minister daartoe bereid?
Minister Keijzer:
We hebben het over flatgebouwen. We hebben het over portiekflats waarin
gemeenschappelijke ruimtes zijn. Dat zijn soms de wat betere gebouwen
waarin mensen met wat hogere inkomens wonen en soms zijn dat gebouwen
waar mensen met lage inkomens wonen. Voor hen maakt mevrouw Beckerman
zich hard. Ik heb wat getallen aangereikt gekregen. Minder dan 10.000
huishoudens gaan er meer dan €30 op achteruit. Onder de streep gaat 20%
er gemiddeld €9 op achteruit. Dat zijn 2.500 huishoudens die er per
saldo meer dan €30 op achteruitgaan. Het gaat om 2.500 huishoudens. Ik
weet niet hoeveel van deze mensen ook niet méér kúnnen werken omdat ze
bijvoorbeeld een arbeidshandicap hebben. Dat weet ik niet. Dat is ook
niet uit te zoeken. Ik heb geen idee hoe ik dat zou moeten doen. Ik ga
deze cijfers trouwens ook nog schriftelijk aan u doen toekomen. Dat heb
ik toegezegd aan de heer Mooiman. Daarbij ga ik even terugluisteren wat
hij precies gevraagd heeft, om heel precies te zijn in het antwoord aan
uw Kamer.
Waarom gebruik ik deze cijfers die mij net zijn aangereikt? Dat doe ik
om aan te geven dat het over een relatief kleine groep gaat. Binnen die
groep gaat het over de mensen die niet méér kúnnen werken. De beste
manier om uit armoede te komen is door meer te gaan werken. Er blijft
altijd een groep over die dat niet kan. Daarvoor heb je maatwerk nodig.
In dit land hebben wij het zo geregeld dat dat op het bordje van de
gemeente komt. Dan grijp ik toch weer terug op de woorden van de heer
Grinwis: als wij willen vereenvoudigen, dan kunnen wij niet vanuit Den
Haag elke situatie compenseren, hoezeer wij dat allemaal misschien ook
zouden willen. Die wens heeft ertoe geleid dat wij een stelsel hebben
waar mensen in vastlopen en dat mensen vasthoudt in armoede omdat ze
gewoon niet méér durven te gaan werken, omdat ze bang zijn voor de
gevolgen. Soms vragen ze zelfs toeslagen niet aan omdat ze bang zijn
voor de gevolgen.
Als er geen vragen meer zijn, wil ik eigenlijk met die woorden afronden.
Dat is wat mij motiveert om toch te proberen iets te doen aan dit
stelsel, uiteraard samen met de collega's in het kabinet.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u. Er is nog één interruptie van de heer Vijlbrief en daarna gaan
we inderdaad door naar de tweede termijn.
De heer Vijlbrief (D66):
Toch nog even één keer. Mevrouw Beckerman snijdt een relevant punt aan.
Je kunt natuurlijk zeggen: nee, die mensen moeten meer gaan werken, het
zijn er niet zo veel et cetera et cetera. Maar haar punt is natuurlijk
het volgende, en daar zitten we hier ook voor. Al zijn het maar kleine
groepen, dan nog moeten we niet willen — dat wil de minister ook niet;
dat hoor ik haar ook niet zeggen — dat die het slachtoffer worden van
goedbedoeld beleid. Ik heb dan toch nog een vraag over die
gedragseffecten: zou het denkbaar zijn dat er bij de lage inkomens meer
ruimte wordt gegeven om dit soort dingen in de huur te stoppen? Daar
gaan we natuurlijk niet over, want dat doen de corporaties of de
verhuurders, maar ik denk wel dat we ook hiervoor verantwoordelijk zijn.
Dus als je dit overdraagt aan gemeenten en zegt "nou ja, mensen, los het
maar op", dan gaat dat natuurlijk niet lukken. Dat hebben we ook al eens
eerder geprobeerd. De minister weet dat ook heel goed; zij loopt ook al
veel langer meer. Het netto-effect hiervan gaat dus zijn dat we een
vereenvoudiging bereiken. Ja, daar ben ik het mee eens; dat moet ook. De
minister heeft ook gelijk als ze zegt dat we daar dapper in moeten
durven zijn. Maar dapperheid ten koste van mensen met in feite de
allerlaagste inkomens, al zijn het er maar 2.500, vind ik ook
ingewikkeld. Ik denk dat de Kamer daarnaar zoekt, samen met de minister.
Hier gaat het dus helemaal niet om oppositie versus kabinet, maar we
proberen iets op te lossen. Misschien kan het wel niet, en dan geloof ik
het ook, maar toch stel ik nog één keer deze vraag aan de
minister.
Minister Keijzer:
Zo voel ik 'm ook. We hebben met elkaar de wens om te vereenvoudigen.
Dat wordt breed gedragen. Als Kamerlid heb ik nog het debat naar
aanleiding van de laatste parlementaire enquêtecommissie, over het
toeslagenschandaal, mogen doen. Daarin ging het ook over hoe wij als
Kamer — ik was toen nog Kamerlid — toch ook aan de lat staan voor
vereenvoudiging, dus zo voel ik 'm ook. En ja, dan zijn er mensen die er
vervolgens op achteruitgaan. Deels is dan de oplossing dat je meer gaat
werken, maar wat doe je nou met de mensen die dat níét kunnen? Ik zie 'm
niet. Ik zou niet weten hoe je in de fiscaliteit, want daar hebben we
het hier over, iets zou kunnen bedenken waardoor je deze mensen helpt.
Daarvoor geldt het beleid van de bijzondere bijstand. Voor deze mensen
biedt wellicht de zorgtoeslag of bieden wellicht de bijzondere
zorgkosten nog mogelijkheden, maar via de huurtoeslag zie ik 'm gewoon
niet. Maar mocht iemand op een lumineus idee komen, dan houd ik mij
uiteraard aanbevolen. Ik hoop wel dat we het dan niet weer ingewikkelder
maken, want dan schiet het weer een ander doel voorbij.
De voorzitter:
En dan nu écht tot slot en heel kort; even een korte vraag, mevrouw
Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is niet eens een vraag. Er schuilt een gevaar in als je
servicekosten aan de huur gaat toevoegen, omdat dat voor anderen
misschien juist een negatief effect op de huurtoeslag kan hebben. In het
huidige systeem zou dat erger zijn dan in het nieuwe systeem, maar dat
gevaar is er wel. Ik wil er dus wel de kanttekening bij plaatsen dat ik
dat niet per se een gewenste oplossing vind, omdat het weer nare
gevolgen de andere kant op kan hebben.
Minister Keijzer:
Vrijdag ben ik voornemens om het wetsvoorstel naar de Kamer te sturen,
waardoor in het Burgerlijk Wetboek preciezer gespecificeerd wordt wat
servicekosten zijn. Je kunt dus niet zomaar besluiten om dan vervolgens
te denken: wow, oké, ik maak die kosten wel, en dan stop ik ze even in
de huur. Want voor de huur geldt weer het woningwaarderingsstelsel. Dus
dank voor deze toevoeging van mevrouw Beckerman, want dat is
correct.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Ik kijk even rond, ook met goedvinden van mevrouw
Maatoug, of er behoefte is aan een tweede termijn. Ook kijk ik even naar
de tijd. Ik heb hier een keurige volgorde voor me liggen. Mevrouw
Maatoug, hebt u behoefte aan een tweede termijn? U hebt een kort
vraagje? Dan kom ik daar na de inventarisatie op terug. De heer Mooiman
had geen behoefte. Heeft de heer Vijlbrief nog behoefte aan een tweede
termijn? Ook niet. Mevrouw Van Eijk ook niet. Mevrouw Van Dijk ook niet.
De heer Vermeer heel kort. De heer Van Oostenbruggen ook kort.
Dan begin ik met de korte vraag van mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
We hebben een nota van wijziging gekregen met een kleine technische
aanpassing. Ik heb geprobeerd om die goed te snappen, maar ik zie ook
een paar amendementen over de eigen bijdrage, die helemaal losstaan van
die nota van wijziging. Ik wil het volgende verzoek doen. Op een gegeven
moment krijgen we een appreciatie van de amendementen. Als er interactie
is tussen de dingen die al zijn gekomen, bijvoorbeeld in een nota van
wijziging en zo'n amendement, kunnen die dan even benoemd worden? Daar
helpt u ons heel erg mee, ook in de weging.
De voorzitter:
Zal ik eerst even de vragen inventariseren? Dan kunt u ze in één keer
beantwoorden. Dat is misschien net zo efficiënt. Dan ga ik even mijn
lijstje af van mensen die zich gemeld hebben. Dan kom ik helemaal aan
het eind bij mevrouw Beckerman, of in ieder geval na de heer Van
Oostenbruggen, die zich ook gemeld heeft. O, u niet? Ah, dat gaat over
de tweede termijn. Precies. Maar dat ben ik even aan het inventariseren.
Ik dacht: ik pak het in de tweede termijn, dan doe ik alles in één
veegronde. Dat was eigenlijk meer mijn insteek. In reactie op wat buiten
de microfoon wordt gezegd: u heeft nog een losse vraag en geen tweede
termijn? O, toch wel? Oké. Dan een antwoord op de korte vraag.
Minister Keijzer:
Ik heb hier de amendementen voor mij liggen met daarbij een
kabinetsoordeel. Ik denk dat het beter is om even te kijken of een van
deze amendementen interfereert … intervenieert … Hoe zeg je dat
eigenlijk? Ja, het is "intervenieert". Wat goed van mij, en dat gaat
zomaar spontaan. Wauw! Goed, ik denk dat het beter is om even te kijken
of een van deze amendementen intervenieert met de nota van wijziging.
Dat zal ik mondeling doen als de plenaire behandeling is, want dat is
volgens mij het moment waarop de amendementen van een oordeel worden
voorzien.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik nu even het rondje van de tweede termijn maken.
Neemt u de punten die u nog hebt, misschien ook nog naar aanleiding van
de beantwoording, daar alstublieft eventjes in mee. Dan kom ik weer bij
mevrouw Maatoug, maar nu voor de tweede termijn.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik ben meestal heel snel, maar ik was net te laat met
die laatste vraag. Dank voor de beantwoording. Dit was erg ophelderend.
We hebben nog een aantal vragen staan, maar die gaan we in het andere
blok bespreken.
Met betrekking tot de puzzel die we met elkaar hebben ten aanzien van de
huurtoeslagwetten was er een hele goede uitwisseling van de argumenten
en ook een weging en zijn we op zoek naar een oplossing. Het zou zomaar
kunnen zijn dat die oplossing bij de heer Van Hijum ligt. Ik hoop heel
erg dat die zoektocht na dit debat verdergaat met de creativiteit die
mevrouw Keijzer ons allen heeft gevraagd op te brengen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van Oostenbruggen van NSC. O, hij
heeft geen tweede termijn. Oké, dan sla ik u over. Dan mevrouw
Beckerman. Ga uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik heb in de eerste termijn uitgebreid gesproken over wat we
vinden van de huurtoeslagwetten en over de groepen die erop vooruitgaan
en die erop achteruitgaan. Ik wil aandacht vragen voor nog twee
specifieke groepen die ook in de eerste termijn benoemd zijn, maar waar
we in de schriftelijke beantwoording weinig over gehoord hebben. Dat
zijn de jongeren en de ouderen. Het gaat ons specifiek om de jongeren.
Een deel van hen gaat er daadwerkelijk op vooruit. Die leeftijden worden
toegevoegd. Maar er blijft een groep over die niet meegenomen wordt.
Over die groep maken we ons zorgen, want er zit een soort wensdenken in
dat voor hen goedkope woningen beschikbaar zijn. Dat vinden wij heel
ingewikkeld, want het zou heel mooi zijn als dat zo is, maar wij maken
ons er zorgen over of dat echt zo is. De tweede groep zijn de mensen die
al boven de AOW-gerechtigde leeftijd zitten. Ook daar zien we dat een
deel van hen er hard op achteruit kan gaan. Voor hen gaat het verhaal
"werken moet lonen, ga maar meer werken" gewoon niet op. Over die groep
maken we ons zorgen. Dus graag nog aandacht voor juist de jongeren die
niet onder dit wetsvoorstel vallen en de ouderen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij uw buurman, de heer Vermeer van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Even kort. Ik bedank de ministers voor de
beantwoording van mijn vragen en de duidelijke manier waarop zij dat
gedaan hebben. Wat mij duidelijk is, ook weer na dit stukje
wetgevingsoverleg, is dat we in de komende periode echt vaart moeten
maken om het hele systeem van toeslagen en zo op een andere manier in te
richten, want dit is een doodlopend spoor zo.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot is het woord in de tweede termijn aan de heer
Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil mijn tweede termijn graag gebruiken om
beide bewindspersonen te bedanken voor hun antwoorden en voor de
inhoudelijke lijn die ze hebben gekozen. Dank aan de minister van SZW.
Ik roep hem op om, zeker nu we even een vacante periode hebben wat
betreft de staatssecretaris van Financiën, vanuit zijn rol en
verantwoordelijkheid het maximale te doen voor de stelselwijziging en de
stelselvereenvoudiging. De samenleving is al zo complex. Laten we daarom
in ieder geval streven naar een eenvoudig stelsel. Eenvoud is namelijk
ook rechtvaardigheid. Als we één conclusie moeten trekken na alles wat
er de afgelopen jaren is gebeurd met toeslagenschandalen et cetera, dan
is het dat wij in onze wens om iedereen te helpen met maatwerk in
regelgeving eigenlijk heel veel mensen niet meer helpen. Eenvoud is ook
rechtvaardigheid. Dat zou ik willen meegeven aan deze bewindspersoon.
Volgens mij zit hij er ook zo in. Ik ben het ook eens met zijn insteek
dat meer werk moet lonen en dat er daarbij niet eenzijdig gefocust moet
worden op het alsmaar verder oppompen van zo'n arbeidskorting, wat we de
afgelopen tien jaar veel te veel hebben gedaan.
Dan richting de minister van VRO: dank. Mijn oproep in de eerste termijn
was: ga voor beide wetsvoorstellen, ook al zijn ze niet allebei van u.
Daar ben ik heel blij mee. Ik denk dat we inderdaad als Kamer moeten
laten zien — die oproep heb ik de vorige keer al gedaan richting mij
collega's — dat we lef moeten tonen met deze kleine hervorming, ook al
zitten er nadelen aan. Als we het namelijk in dit kleine niet doen, dan
is al het gepraat over een eenvoudiger stelsel en een hervorming van ons
belastingstelsel eigenlijk een praatje voor de vaak. We spreken dan
vrome woorden met elkaar, maar handelen er niet naar. Daarom zal mijn
fractie de amendementen niet steunen die proberen de servicekosten toch
overeind te houden, omdat dit in mijn ogen geweld doet aan de
doelstelling van de wetsvoorstellen die voorliggen. Tegelijkertijd
moeten we het voordeel niet verliezen. Het voordeel is gigantisch, niet
alleen in een eenvoudiger stelsel, maar met name materieel, voor al die
mensen die nu dubbel pech hebben op de woningmarkt. Zij betalen te veel
aan huur en ontvangen niks aan ondersteuning. Die gaan ze met een van
deze twee wetsvoorstellen wel ontvangen. Ik hoop dus dat de meerderheid
van de Kamer, ondanks dat er misschien hier en daar buikpijn is, zich
wel achter beide voorstellen gaat scharen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar de ministers. Dan begin ik weer eerst met
minister Van Hijum. Daarna kom ik bij minister Keijzer.
Minister Van Hijum:
Dank. Ik kan het kort houden. Ik wil in ieder geval de leden danken voor
hun opmerkingen, in het bijzonder de heer Grinwis voor de aansporing om
die stelselwijziging voortvarend ter hand te nemen. Ik kan garanderen —
dat geldt niet alleen voor mij persoonlijk, maar kabinetsbreed — dat de
urgentie gevoeld wordt, ook vanwege de vereenvoudigingsopgave die we
zien. De uitvoering loopt op tal van terreinen vast. Het loopt niet
alleen voor mensen vast, die niet langer de weg weten in het doolhof,
maar ook voor uitvoeringsorganisaties. Er zijn dus veel redenen om dat
echt serieus op te pakken de komende tijd. Ik heb ook gehoord wat de
heer Grinwis heeft gezegd ten aanzien van de inhoudelijke
voorbeschietingen op de discussie, maar die zullen we in brede zin hier
in de Kamer moeten voeren.
Dan heeft mevrouw Maatoug mij een feitelijke vraag gesteld over de
beleidsmatige lastenontwikkeling. Ik maak daarbij overigens wel even de
kanttekening dat de beleidsmatige lastenontwikkeling natuurlijk wel de
cumulatieve ontwikkeling is van het vorige en het huidige kabinet. Dat
levert per saldo inderdaad een beleidsmatige lastenverzwaring op voor
gezinnen en bedrijven in 2028 ten opzichte van zowel 2024 als 2025. Daar
zeg ik wel bij dat we gelukkig zien dat het in 2025 door de
intensiveringen die wij doen, omslaat naar een lastenverlichting. Voor
de jaren daarna wordt het niet helemaal gecorrigeerd, maar dat is voor
een belangrijk deel te wijten — autonoom is niks — aan de stijging van
de zorgpremies, om maar iets te noemen. Die hangen weer samen met de
stijgende zorgkosten. Het is in die zin verklaarbaar. Dan kom ik toch
weer terug op mijn aanvankelijke punt: is het onze rol, niet alleen die
van mij als minister van Sociale Zaken, maar ook die van het kabinet, om
integraal naar koopkrachtontwikkeling te kijken? Daarbij kijk je
natuurlijk breder naar de vragen hoe lasten terechtkomen, hoe we het
evenwichtig doen en hoe we ervoor zorgen dat mensen er uiteindelijk op
vooruitgaan. In dat opzicht kom ik tot geen andere weging dan die in de
eerste termijn van mijn beantwoording.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dank dat u dit nog even op een rij zet, minister. We gaan hier, denk ik,
in het volgende blok ook uitgebreid over spreken, want als dit het enige
stukje van het verhaal was ... Ik heb net al in mijn interrupties
aangegeven dat ik u gewoon hou aan de dingen die u zelf heeft
afgesproken. Ik heb het niet over wat GroenLinks-PvdA vindt: dit waren
uw eigen afspraken, van een paar maanden, nee, weken ervoor. Mevrouw
Keijzer heeft het vandaag een paar keer gezegd: werk is de motor.
Werkenden gingen er aan het begin van de zomer meer op vooruit en aan
het einde van de zomer minder. Dat is het gevolg van keuzes. We hebben
vandaag niet het debat over de beleidsmatige lastenontwikkeling aan de
kapitaalkant. Daar blijft u de hand boven het hoofd houden, om politieke
afspraken overeind te houden en dingen terug te draaien. Daar gaat ie
voor mij mank. Je kan namelijk niet bij de huurtoeslagwet zeggen: dit
vraag ik aan de laagste inkomens, want dat is nodig voor de
vereenvoudiging en ik heb een hele agenda. Ik krijg dan enorme buikpijn,
want die vereenvoudigingsagenda kan dan zomaar een sloopagenda van de
sociale zekerheid worden.
U vraagt van ons durf, maar dan kijk ik ook heel goed wat er aan de
andere kant van dit huis en van deze tafel gebeurt. Daar zie ik
consequent keuzes. We zeggen met elkaar dat werken moet lonen. Op het
moment dat je aan een tafel zit, dan boeien het drama en de ruzie me
niet. Mij boeit wat er onderaan de streep gebeurt. Ik zie dat groepen
werkenden er dan op achteruitgaan. En dat kan anders. Wij gaan met onze
voorstellen komen, maar dat wil ik heel erg meegeven, ook aan deze
minister van Sociale Zaken. Volgens mij, als hij zijn hart laat spreken,
zou hij het ook anders willen, maar is hij rotzooi aan het opruimen die
is gecreëerd. Dat vind ik heel knap, maar weet: elk moment dat wij hier
zitten, kunnen we keuzes maken; we zijn geen passanten. Dus,
alsjeblieft, maak daar gebruik van. En als ik zo naar mevrouw Keijzer
luister, zie ik daar nog een coalitiepartij die daar wellicht blij mee
is. Dus ik hoop heel erg dat dat gebeurt, want zo zou iets
extraparlementairs nog iets opleveren ook.
De voorzitter:
Minister Van Hijum? Nee. Oké. Dan kunnen we inderdaad gelijk verdergaan
naar mevrouw Keijzer.
Minister Keijzer:
Dank u, voorzitter. Aan mij is nog gevraagd hoe het nou zit met de
jongeren en ouderen in de groep die erop achteruitgaan. Nee, ik zeg het
anders. Mevrouw Beckerman vroeg aan mij hoe het met jongeren zit en
mevrouw Beckerman vroeg aan mij hoe het met ouderen zit die er door de
servicekosten op achtergaan. Dat waren de twee vragen die aan mij
gesteld werden. In het antwoord dat ik op vragen heb gegeven, heb ik
opgeschreven dat het verbreden van het recht op huurtoeslag naar
onzelfstandige woonruimte tussen 900 miljoen en 1,3 miljard kost. Dat
lijkt mij een mooie wens, maar ik heb daar in ieder geval niet de
dekking voor. Je zou de grens voor de huurtoeslag kunnen verlagen naar
18-jarigen, maar dat geldt dan alleen voor de 18- tot 21-jarigen in een
zelfstandige huurwoning. Dit is niet een kwestie van geld. De kwestie is
hier meer of je dat wil. Want wat is dan nog de prikkel om uiteindelijk
door te stromen naar een andere, duurdere woning? Daarom maak ik in
ieder geval die keuze niet.
Op de twee vragen die de heer Mooiman aan mij heeft gesteld, heb ik net
even heel snel een paar cijfers opgesomd, maar ik heb ook gezegd dat ik
die schriftelijk zal beantwoorden. In dat antwoord ga ik ook in op de
positie van ouderen: hoeveel zijn dat er dan en wat betekent dat?
Tot slot, voorzitter, richt ik mij tot mevrouw Maatoug. Onze
verantwoordelijkheid, van het kabinet, en in mijn geval voor de
huurtoeslag en in het geval van de heer Van Hijum voor sociale zaken en
werkgelegenheid, oefen je niet uit in splendid isolation. Dat doe je ook
in een economie en daarbij houd je ook oog voor de effecten van de
fiscale maatregel op werkgevers en het investeringsklimaat. In mijn
eerste termijn heb ik daar zelf al iets over gezegd. Ik weet dat dit in
sommige politieke partijen anders gewogen wordt. Dat mag uiteraard; dat
is toegestaan. Maar als wij in het kabinet bij elkaar zitten, kijken wij
bij de bredere financiële afweging en de besluiten die worden genomen
ook naar het vestigingsklimaat en het gevolg voor werkgevers. Want
zonder een werkgever heb je geen werknemer. Die heb je dus alle twee
nodig.
Dank u.
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug en daarna kom ik bij mevrouw Beckerman. Mevrouw
Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dat is precies waarom ik in mijn eerste termijn een heel punt heb
gemaakt van productiviteit. Als we kijken naar het debat en de
macro-ontwikkelingen, ook van de belastingherzieningen, dan zien we dat
de lasten op arbeid blijven stijgen. Dat doet ook iets met de
productiviteit waar mevrouw Keijzer het over heeft, met het
verdienvermogen van onze economie en de optelsom van deze
besluitvorming. In dit debat heb ik drie voorbeelden die hier op tafel
zijn gelegd, genoemd. Bij al die voorbeelden gaat het niet om mijn
plannen; het gaat niet om de plannen van GroenLinks-PvdA. U kent ons
programma. Daar hebben we mooie debatten over gehad. Het gaat om de
dingen die u zelf heeft afgesproken. Die heeft u allemaal ten koste van
werkenden verslechterd. Dat geldt zelfs bijvoorbeeld voor de fiscale
constructie waar ik het over had. Daar moeten werkenden nu voor betalen.
En wat is allemaal overeind gebleven? Alle cadeautjes. De vraag die ik
dan stel, conform de afspraken die u zelf heeft gemaakt, is dan wel …
Dan zie ik 'm alleen maar één kant op gaan. In dit huis gaat het heel
weinig over deze onderwerpen. Ik vind het eigenlijk best wel pijnlijk
dat we vanochtend begonnen met een volle publieke tribune omdat er weer
een rel is. Wij zaten hier met z'n allen klaar om in de eerste termijn
elf wetten te behandelen, want daar gaat het over. Het zijn precies deze
vragen, over dat verdienvermogen van Nederland, het evenwicht waarin we
nu zitten. Bij de EZK-begroting zijn hele mooie moties aangenomen. We
moeten dat Rijnlands model overeind houden. Wat we nu aan het doen zijn,
is: een economie van geld met geld. Dat is geen creativiteit en dat is
geen ondernemersklimaat; dat is eigenlijk kil kapitalisme faciliteren.
Uiteindelijk zijn de mkb'er, de ondernemer, en onze economie de dupe.
Dat zit ook in deze keuzes rond de factor arbeid. Dat debat probeert
mijn fractie in de kern te hebben. Als ik weken moet pluggen om alleen
maar de cijfers te krijgen van de lasten op arbeid en op kapitaal, dan
wordt het op een gegeven moment bijna onmogelijk om dat debat te
voeren.
Voorzitter. Ik eindig met een compliment. Vandaag hebben we een
beginnetje gemaakt. Ik hoop oprecht dat de twee bewindspersonen die hier
zitten niet alleen maar kwamen brengen, maar ook een beetje luisterden,
zodat we in de voortgang van dit WGO en plenair misschien tot iets
vruchtbaars komen.
Minister Keijzer:
Uiteraard luister ik en luisteren wij. Dat spreekt voor zich. Maar wat
ik niet deel met mevrouw Maatoug is het volgende. Als je het plat spelt,
begint het toevallig allebei met een k: kadootjes en kapitalisme. Ik
kijk daar absoluut niet op deze manier naar. Als je kijkt naar de twee
grote posten die gedekt moesten worden in de augustusbesluitvorming, zie
je dat de ene post het gevolg is van een uitspraak van de Hoge Raad die
ging over het al dan niet belasten van fictief rendement, en dat de
andere post ging over de extra kosten die zijn gemaakt in het
compenseren van de slachtoffers van het toeslagenschandaal. Daar ging
het in ieder geval in de augustusbesluitvorming over. Dan wordt het
gewoon politiek. PvdA-GroenLinks kijkt anders naar onze economie dan —
laat ik voor mezelf spreken — mijn partij. Uiteindelijk heeft dat ook
allemaal zijn beslag gekregen in de besluitvorming die nu voorligt. Dat
is uiteindelijk ook een discussie.
Laat ik ook eindigen met een compliment aan mevrouw Maatoug. In haar
woorden beluister ik over mijn onderwerp, de huurtoeslag, wel heel erg
de vraag hoe je dit op een goede manier kunt gaan vormgeven. Dat gesprek
hebben we met elkaar gehad en we konden een klein beetje de degens
kruisen op politiek vlak. Daar hou je van of daar hou je niet van; ik
wel.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, ik hou daar ook wel van. Ik wil het even hebben over die groep
jongeren. Dank aan de minister dat we over de ouderen nog schriftelijk
antwoord krijgen, want dan kunnen we daarop doorgaan bij de plenaire
behandeling. Maar voor die 18-, 19- en 20-jarigen gaan eigenlijk
dezelfde argumenten op als voor de 21- en 22-jarigen. We snappen dat de
minister zegt dat zij niet zo vaak in zelfstandige woningen wonen, maar
de minister zei net ook dat we niet in "splendid isolation" regeren. Dat
vind ik niet zo'n mooie term, maar laten we die wel als uitgangspunt
nemen. We hebben aandacht gevraagd voor bijvoorbeeld de groep die op
18-jarige leeftijd uit de jeugdzorg komt. Die groep heeft juist dit type
woning nodig, een zelfstandige woning, en heeft nog te maken met
jeugdloon. Die groep heeft dus te maken met het feit dat je op die
woning geen huurtoeslag krijgt. Voor ons zou het daarom heel logisch
zijn om die groep wél uit te breiden.
Minister Keijzer:
Misschien is "geniale afzondering" beter dan "splendid isolation".
Meneer Vijlbrief blijft bij "splendid isolation", hoor ik. Voor deze
groep gelden de volgende vragen, maar laat ik die ook gewoon meenemen in
de brief aan de heer Mooiman. Over hoeveel mensen hebben we het nou
uiteindelijk? Wat zijn de kosten als je dit doet? Die vallen volgens mij
heel erg mee. En wat is vervolgens het effect op de doorstroming? Want
dat is de reden die hierachter zit.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit lijkt een soort gezochte argumentatie. Er zit ook een negatief
effect aan als we de zelfstandige huurwoningen voor de iets oudere groep
subsidiëren. Daar is bijvoorbeeld door de SGP op gewezen. We zien
bijvoorbeeld dat heel veel mensen graag in een gemeenschappelijk
studentenhuis willen wonen, maar dat het voor huisbazen nu heel erg
aantrekkelijk is om een huis om te bouwen tot studio's, omdat ze dan
meer huur kunnen vragen en huurders daar huurtoeslag op krijgen. Wij
vragen specifiek aandacht voor de groep jongeren van 18, 19 en 20 jaar,
die vaak al veel hebben meegemaakt. We zien die groep ook in de
ETHOS-telling van dakloosheid. De dakloosheid onder die jongeren neemt
enorm toe. Wij vragen aandacht voor die specifieke groep. We weten dat
er heel veel neveneffecten zijn van de systematiek waar het kabinet voor
kiest en daar hebben wij ook onze vraagtekens bij. Maar we vragen echt
aandacht voor die groep waarbij we zien dat ze in kwetsbare
omstandigheden zitten, dat dakloosheid toeneemt en dat ze gewoon meer
betalen voor dezelfde woning, en dat hun loon ook nog eens lager
is.
Minister Keijzer:
Een deel van wat mevrouw Beckerman hier zegt, klopt. Het effect op wat
er dan wordt gebouwd qua studentenhuisvesting is er eentje. Het effect
op jongeren die uit de jeugdzorg vandaan komen, is er eentje. Ik ga het
meenemen. Nee, wacht even. Jawel, laat ik dit ook gewoon meenemen in het
antwoord op de vragen van de heer Mooiman. Dat is dan het derde
onderwerp dat ik daarin meeneem. Over hoeveel jongeren hebben we het
dan? Daar gaat dit namelijk over. Ik ga het volgende doen. Het eerste
deel betreft de vragen over de servicekosten: over welke mensen heb je
het dan? Het tweede onderwerp: wie daarvan zijn pensioengerechtigd? En
tot slot: over welke groep 18-, 19- en 20-jarigen hebben we het nou? Wat
zijn de kosten ervan als je die groep onder de huurtoeslag brengt voor
zelfstandige huurwoningen? Dat is precies deze groep. Wat zijn de
beleidsmatige effecten daarvan?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan concludeer ik dat minister Keijzer een toezegging heeft
gedaan voor een verzamelbrief met daarin de laatste beantwoording aan de
hand van de vragen van de heer Mooiman. Dank daarvoor. Kunt u daar een
termijn aan hangen?
Minister Keijzer:
Volgens mij komt dit niet vrijdag aan de orde als u het over het fiscale
deel heeft, dus laten we met elkaar afspreken dat ik de brief maandag
verstuur, dus vandaag over een week. Dan heeft u die ruim op tijd voor
het fractieoverleg en voor de stemmingen. Nee, excuus, voor de plenaire
behandeling. De stemmingen zijn de donderdag daarna. Maandag is goed,
zegt de heer Vijlbrief. Daar houden we het bij.
De voorzitter:
We noteren dat de brief maandag bij iedereen in de mailbox zit. Ik dank
iedereen. We gaan nu schorsen tot 14.30 uur. Dan gaan we verder met het
wetsvoorstel salderingsregeling.
De vergadering wordt van 13.43 uur tot 14.33 uur geschorst.
Blok 2.
De voorzitter:
Goedemiddag. Van harte welkom bij de voortzetting van het
wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2025. We zijn aanbeland bij Blok
2: wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de
beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele
technische wijzigingen. Daarvoor aanwezig is minister Hermans, de
minister van Klimaat en Groene Groei. Welkom. Aan mijn linkerkant zitten
een aantal woordvoerders: van het CDA de heer Bontenbal, de heer Erkens
van — o, ik vergeet het altijd; ik moet soms nog een beetje aan de namen
wennen — de VVD, de heer Kops van de PVV, mevrouw Postma van NSC,
mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA, de heer Grinwis van de ChristenUnie,
mevrouw Beckerman van de SP en Rooderkerk van D66. Volgens mij hebben we
dan de hele groep compleet. Ik wil beginnen met de minister het woord te
geven. Ga uw gang.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank u wel. In 2004 werd de mogelijkheid tot salderen in de
wet geamendeerd door toenmalig Kamerlid Diederik Samsom. De prijs voor
investeren in zonnepanelen was toen heel erg hoog. De bedoeling van de
salderingsregeling was om huishoudens tijdelijk te stimuleren door ze de
mogelijkheid te geven om opgewekte stroom weg te strepen tegen
verbruikte. De terugverdientijden waren destijds tientallen jaren. De
regeling is, zo mag je wel zeggen, de afgelopen twintig jaar effectief
geweest. Zonnepanelen verdienen zich veel sneller terug door deze
regeling. Ze namen al helemaal een vlucht toen de aanschaf goedkoper
werd en de elektriciteitsprijs steeg. Momenteel liggen er op 3 miljoen
woningen zonnepanelen. Een klein half miljoen daarvan ligt op
corporatiewoningen. Nederland loopt hiermee ver, ver voorop in de wereld
wat betreft zonnepanelen.
Maar we zien nu ook dat salderen zorgt voor het verergeren van
netcongestie en een oneerlijke verdeling van de kosten. In de fase van
de energietransitie waarin we nu zitten, zullen we daarom ook keuzes
moeten maken. De beëindiging van de salderingsregeling per 2027 zal
bijdragen aan het verminderen van de netcongestie omdat het gaat lonen
om opgewekte duurzame elektriciteit zelf direct te verbruiken. Die
prikkel ontbreekt nu, terwijl het wel nodig is voor de slimmere
benutting van het elektriciteitsnet. Daarnaast zal het afschaffen van de
regeling kosten schelen die anders bij alle belastingbetalers
terechtkomen, oplopend tot zo'n 665 miljoen euro per jaar. Dat is
eerlijker, omdat nu alle belastingbetalers daarvoor moeten opdraaien. De
keuzes zijn dus nodig in het belang van een efficiënter en eerlijker
gebruik van het energiesysteem. Dat is de reden om de salderingsregeling
te beëindigen.
Twee of drie weken geleden is er in de eerste termijn van de Kamer een
heel aantal vragen aan het kabinet en aan mij gesteld over deze regeling
en de vormgeving van de wet. Ik dank de Kamerleden voor alle gestelde
vragen. Een heel groot deel daarvan is ook schriftelijk beantwoord, maar
ik zal vandaag in mijn termijn op een aantal onderwerpen — ik loop zo de
blokjes langs — nader ingaan. Ik heb er vertrouwen in dat door vandaag
met elkaar het debat te voeren, we met het beëindigen van de
salderingsregeling een goede stap zetten voor het energiesysteem op de
lange termijn en dat in dat debat, op basis van de gestelde vragen en de
tot nu toe ingediende amendementen, er mogelijkheden zijn om het
voorstel aan te vullen of aan te scherpen, waarmee we aan iedereen in
Nederland de gewenste duidelijkheid kunnen geven op dit dossier. Dat
dossier loopt al lange tijd, maar daar zal ik zo nog nader op
ingaan.
Ik ga mijn beantwoording doen aan de hand van vier blokjes. In het
eerste blokje ga ik in op de vraag waarom we hebben gekozen voor de
vormgeving van het voorstel zoals het er nu ligt, dus voor in één keer
afschaffen. Daarna ga ik in op de redelijke vergoeding en de
terugleverkosten. Die pak ik samen omdat ze samenhangen en ook omdat er
veel vragen zijn gesteld over de samenhang daartussen. In het derde
blokje ga ik in op het effect op het energiesysteem en op de ambities en
doelen die we hebben op het gebied van zon. Tot slot is er een blok
waarin ik inga op de effecten van de wijziging voor huurders en op een
aantal overige vragen die mij gesteld zijn.
Dan begin ik met blokje 1, over het op dit moment voorliggende voorstel.
Als ik het me goed herinner was het de heer Bontenbal die in zijn eerste
termijn eigenlijk een soort chronologische, historische, schets gaf van
de geschiedenis van het wetsvoorstel en vooral van de verschillende
voorstellen tot aanpassing of hervorming van de saldering die hebben
voorgelegen. Die schets was eigenlijk een treffende weergave van de
onduidelijkheid die er bestaat en in de afgelopen jaren heeft bestaan,
en daarmee ook van de onvoorspelbaarheid van het beleid op dit terrein.
Ik denk dat het daarom goed is dat de heer Bontenbal bij de
regeringsverklaring een motie indiende om al snel met het wetsvoorstel
te komen, zodat, ook al is het nog geen 2027, we wel snel aan iedereen
duidelijkheid kunnen geven.
De heer Flach — ik kijk even, maar ik zie hem niet — vroeg mij …
De heer Stoffer (SGP):
Ik vervang hem.
Minister Hermans:
Dan ga ik aan de heer Stoffer de vraag beantwoorden die de heer Flach
mij stelde, namelijk waarom er niet gekozen is voor een kortere
afbouwperiode. In het verlengde daarvan vroeg de heer Grinwis mij naar
een reflectie op het proces van het voorstel. Ik zei er al iets over in
reactie op de historische schets van de heer Bontenbal. Laat ik in
algemene zin zeggen dat, als we de klok konden terugdraaien, een
geleidelijke afbouw vanaf 2025 beter — misschien moet ik "zorgvuldiger"
zeggen — was geweest. Dat wetsvoorstel is echter eerder dit jaar in de
Eerste Kamer verworpen. Vanuit mijn perspectief zeg ik: helaas
verworpen. Vandaar dat we in de formatie in het hoofdlijnenakkoord
hebben gekeken hoe we daar nu mee omgaan, zeker met het oog op de
problemen die we zien in het eigenlijk steeds oneerlijker worden van de
regeling, omdat die hoge kosten door iedereen betaald worden, en ook met
het oog op de problemen die we zien met netcongestie. Vandaar dat de
keus is gemaakt om per 2027 in één keer het salderen af te schaffen. Dat
geeft iedereen twee jaar de tijd om te wennen. Daarmee acht ik het
zorgvuldig. Het is niet leuk en het is geen populaire maatregel, maar
hij is wel nodig om de redenen die ik noemde.
De heer Grinwis vroeg mij: als je nu naar dit voorstel kijkt, verdienen
mensen dan eigenlijk niet meer zekerheid en bescherming dan met het
wetsvoorstel wordt geregeld? De heer Grinwis vroeg mij of ik bereid ben
om dat alsnog te regelen. Laat ik eerst in het algemeen zeggen dat ik
het met de heer Grinwis eens ben, en eigenlijk met iedereen die daar in
verschillende bewoordingen opmerkingen over heeft gemaakt: elke
consument, dus ook de consument met zonnepanelen, verdient een ruime
mate van bescherming. Dit voorstel regelt daarom ook dat de kosten en
voorwaarden van de leverancier niet alleen voor de levering redelijk
transparant en vergelijkbaar moeten zijn, maar ook voor de teruglevering
van elektriciteit. De ACM kan hierop toezien en zo nodig handhaven.
Tegelijkertijd is er sprake van een concurrerende markt met veel aanbod
van energiecontracten, ook voor zonnepaneelbezitters. Daarbij wordt het
onder de Energiewet ook nog eens verplicht voor leveranciers om vaste
contracten aan te bieden aan alle consumenten. Zo blijven consumenten
met en zonder zonnepanelen voldoende keus hebben om het energiecontract
te kiezen dat het beste past bij de eigen situatie.
Voorzitter. De bescherming waar de heer Grinwis mij naar vroeg, wordt
dus door de wet geboden. Ik ben echter graag bereid, zoals ik ook in
mijn inleiding zei, om te kijken waar we die bescherming kunnen
verstevigen. Daar zijn vragen over gesteld en amendementen over
ingediend. Daar ga ik zo meteen op reageren. Dan ga ik erop in.
Veel van de vragen gaan over de hoogte van de terugleververgoeding en de
terugleverkosten en over de manier waarop die tot stand komen. Mevrouw
Kröger vroeg daar bijvoorbeeld naar. Er zijn ook amendementen ingediend
om een minimum te stellen aan de terugleververgoeding of om
terugleverkosten helemaal te verbieden. Ik heb de woorden
"terugleververgoeding" en "terugleverkosten" al een aantal keer genoemd,
dus daar ga ik nu over verder.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zat even te zoeken naar waar de minister was in haar betoog, maar ik
wil even helemaal terug naar het begin, namelijk naar het argument dat
zij geeft om het nu in één keer zo abrupt te doen. Ze zegt: dat is nodig
voor netcongestie, want dat geeft een stimulans voor zelfgebruik. Maar
erkent de minister dat het zelfgebruik door gedragsverandering maar heel
beperkt is, dat dat dus ook maar heel beperkt invloed gaat hebben op
netcongestie op het laagspanningsnet en dat mensen voor het grote effect
voor zelfgebruik een elektrische auto, een warmtepomp of andere zaken
moeten aanschaffen, zoals een thuisbatterij? Daarmee zet je de groep die
nu net zonnepanelen heeft kunnen kopen eigenlijk nog verder op
achterstand. In de argumentatie van de minister mis ik eigenlijk
helemaal wat het voor mensen thuis betekent.
Minister Hermans:
Daar ga ik later nog verder op in, maar ik vind het niet gek dat mevrouw
Kröger daar nu naar aanleiding van mijn inleiding iets over zegt, dus ik
zal er nu alvast op reageren. Op dit moment is er maar een beperkte
prikkel om zelf te gebruiken, omdat de salderingsregeling het eigenlijk
aantrekkelijker maakt om terug te leveren, met alle gevolgen op het
gebied van netcongestie van dien. Het eigen verbruik kan omhoog, om te
beginnen door apparaten die je al hebt — denk aan de afwasmachine, de
wasmachine of de droogtrommel — op slimmere momenten aan te zetten en
daar energie voor te gebruiken die je opwekt met eigen zonnepanelen.
Mevrouw Kröger heeft gelijk dat de grote sprongen in het eigen verbruik
zitten in de laadpaal — dus als je daar je zelf opgewerkte elektriciteit
voor gebruikt — en de warmtepomp. Dat zijn weer vrij forse
investeringen. Gelukkig zijn ook daarvoor, met name voor de warmtepomp,
subsidies en instrumenten beschikbaar, om dat toegankelijker te maken
voor mensen. Ik kom straks nog terug op de ISDE-regeling. We moeten heel
goed kijken hoe we die regeling nu hebben vormgegeven, zodat we ook de
mensen bereiken die nu voor de keuze staan om een investering te doen.
Ik verwacht dat dat mogelijk ook mensen zijn met een lager inkomen dan
de voorlopers, de mensen die de afgelopen jaren als eerste geïnvesteerd
hebben. Ook voor deze mensen is er ruimte om het eigen verbruik te
vergroten. Die prikkel is er nu met dit wetsvoorstel.
De voorzitter:
Hebt u nog een verduidelijkende vraag? Anders ga ik naar de heer Stoffer
voor zijn volgende interruptie. U hebt nog een verduidelijkende vraag,
mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, een verduidelijkende vraag ... Ik hoor de minister schetsen wat
er nu allemaal ligt. Maar de realiteit is: de groep die nu net
zonnepanelen kan aanschaffen en misschien zes of acht panelen heeft,
corresponderend met eigen verbruik, kan middels het aanzetten van die
wasmachine — dat is voor heel veel mensen natuurlijk praktisch niet
haalbaar — misschien hun eigen verbruik een klein beetje opkrikken. Dat
gaat volgens mij om 5% tot 10%. Dat is bijna niks. Ik denk niet dat dat
de grote klap is die we voor netcongestie kunnen slaan. Ik heb ook echt
nog nooit een netbeheerder horen zeggen: die 5% of 10% gaat het doen. Nu
gaan we eigenlijk een groep ... Ik wou een woord gebruiken dat ik niet
in deze zaal zal gebruiken. Nu gaan we eigenlijk een groep behoorlijk
dwarszitten, zal ik maar zeggen, die net panelen kan kopen. Daarover
zegt de minister dan: ja, maar dan moet je eigenlijk ook nog een
elektrische auto kopen, want dan heeft het zin. Dat is toch eigenlijk
heel erg asociaal richting die groep en richting al die mensen aan wie
je ook gunt dat ze zonnepanelen kunnen neerleggen zodat ze thuis gewoon
goedkoop stroom kunnen opwekken?
Minister Hermans:
Ik heb ook direct gezegd dat investeringen in een elektrische auto of
warmtepomp fors zijn. Wat betreft het slimmer gebruiken van apparaten
die we allemaal in huis hebben, gaat het niet om de allerhoogste
percentages, maar, ja, het maakt ook een verschil. Alles bij elkaar
opgeteld is dit de manier waarop je een bijdrage kan leveren aan het
verminderen van netcongestie. Investeren in zonnepanelen blijft ook voor
mensen met een kleinere portemonnee gewoon een alternatief of
mogelijkheid, als die zeggen: ik wil op mijn manier ook een bijdrage
leveren aan de verduurzaming. We hebben het Nationaal Warmtefonds en de
btw op de investering in zonnepanelen staat nog op 0%. Er zijn dus echt
nog mogelijkheden om die investering te doen. In het bredere licht van
de transitiefase waar we in zitten, met het werk dat de
salderingsregeling heeft gedaan over de afgelopen twintig jaar, de
oneerlijkheid in de kosten die verdeeld over iedereen worden betaald en
de drukte op het stroomnet, de netcongestie, vind ik het heel goed
verdedigbaar om deze stap nu te zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Was u klaar met uw beantwoording? Oké. Dan ga ik naar de
heer … Mevrouw Kröger, u had nog een verduidelijkende vraag op dit
antwoord? Ja? Oké.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik ben gewoon benieuwd of de minister heeft overwogen om te zeggen: oké,
we gaan het in één keer afschaffen, maar ik maak het toch nog mogelijk
om te salderen voor mensen met zes tot acht panelen of voor mensen in
een bepaalde inkomenssituatie, of ik creëer ruimte zodat mensen toch nog
die zes tot acht panelen kunnen leggen. Ik vind namelijk écht wat van de
zin dat het voor mensen een mogelijkheid blijft om bij te dragen aan het
energiesysteem en de oplossing voor het klimaatprobleem. Dit gaat gewoon
over het feit dat een hele groep mensen zonnepanelen heeft kunnen leggen
en nu profiteert van betaalbare, zelf opgewekte stroom. Een hele andere
groep krijgt die kans niet. Daarom vraag ik de minister: heeft zij
gekeken naar verschillende vormen? Heeft ze überhaupt iets anders
onderzocht of is dit gewoon snoeihard uitonderhandeld omdat er een
lekkere bezuiniging tegenover stond of er een bezuiniging getroffen
moest worden?
Minister Hermans:
De alternatieven zijn bekeken. Die stonden, bij mij weten, ook in de
memorie van toelichting. Er zijn alternatieven bekeken. Het alternatief
dat mevrouw Kröger schetst, is gewoon niet uitvoerbaar. Ik ben het ook
absoluut niet met haar eens dat het investeren in zonnepanelen voor
mensen niet meer toegankelijk is. Ik benadruk toch nog even dat het wel
degelijk iets doet met de netcongestie als alle 3 miljoen huishoudens in
woningen waar nu zonnepanelen liggen, 5% inzetten op dat eigen
verbruik.
De heer Stoffer (SGP):
De minister en ik zijn het erover eens dat het voorstel uit de vorige
periode, dat is gesneuveld in de Eerste Kamer, een stuk beter is dan wat
er nu ligt. Ik zal eerlijk zeggen dat ik, nadat dat het niet had
gehaald, wat wij overigens ook steunden, verwacht had dat er een ander
afbouwpad kwam, dat misschien wat langzamer was of op z'n minst anders
ingeregeld. Nu ligt er een abrupte afbouw, in één keer. Mijn vraag is
eigenlijk of de minister er enig zicht op heeft dat dit het wel gaat
halen in de Eerste Kamer.
Minister Hermans:
Ik ben ervan overtuigd dat er een basis ligt voor een wetsvoorstel en
dat ik daar een goed inhoudelijk debat over kan voeren in de Eerste
Kamer, zeker als wij hier op een goede manier het debat voeren. Mogelijk
kunnen we het voorstel nog aanscherpen met een aantal amendementen. Er
zit echt een aantal amendementen tussen waar ik me goed in kan vinden.
Dat doe ik op grond van de overtuiging die het kabinet heeft dat we deze
stap moeten zetten, juist om het probleem van de netcongestie te
verminderen. Dit is daar één van de stappen in. Het is absoluut niet de
enige stap, maar een van de stappen. Maar het moet ook duidelijker
gemaakt worden waar kosten terechtkomen. Zo zou het in de Eerste Kamer
ook op steun moeten kunnen rekenen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik noem de mensen die net geïnvesteerd hebben, die niet al te veel geld
hebben, die een keuze hebben moeten maken. Denk aan de keuze om wel of
geen zonnepanelen te leggen of om wel of niet te isoleren. Heeft de
minister meegewogen wat het gevoelsmatige effect is van deze maatregel?
Dat is voor veel mensen toch weer die onbetrouwbare overheid. De
overheid zegt: "Alsjeblieft, we gaan met z'n allen verduurzamen, dus leg
zonnepanelen. Ga je zuurverdiende spaargeld daar alsjeblieft in
investeren." En dan, pats boem, is het weg. Weegt de minister dat
argument ook mee? Weegt zij dat ook mee in de mogelijkheden die de
mensen hebben om vervolgens weer nieuwe maatregelen te nemen? Het klinkt
namelijk heel leuk: doe maar een warmtepomp of een elektrische auto.
Maar dat is voor deze groep natuurlijk totaal waanzinnig!
Minister Hermans:
Het gevoel dat je het de ene keer wel en de andere keer niet afbouwt of
dat je het de ene keer geleidelijk en de andere keer, in 2027, in één
keer helemaal doet, begrijp ik heel erg goed. Ik begrijp heel erg goed
dat dat onvoorspelbaar is en dat dat niet bijdraagt aan de betrouwbare
overheid. Maar toch sta ik achter de afweging die we hebben gemaakt om
deze stap te zetten. Ik vind het namelijk in het belang van het
energiesysteem, van de eerlijkheid daarover en van de efficiëntie van
het gebruik ervan dat we deze stap zetten. Ik begrijp heel erg goed dat
dat bijdraagt aan een onderliggend gevoel dat mensen breder hebben over
hoe besluiten genomen worden, hoe besluiten teruggedraaid worden et
cetera.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoor de minister steeds twee argumenten gebruiken: netcongestie en
het rechtvaardig maken van het energiesysteem. Voor het rechtvaardig
maken van het energiesysteem zul je nog heel veel andere stappen moeten
zetten, want voor alle andere mogelijkheden die de minister noemt, komen
de hogere inkomens ook vaker in aanmerking.
Maar laten we even bij de netcongestie blijven. We zullen bij de
begroting heel veel gaan zeggen over klimaatrechtvaardigheid. Wanneer
het gaat om netcongestie is juist het collectief opslaan van energie
heel belangrijk. Dat heeft onze grote voorkeur. Ook daar zien we een
terugtrekkende beweging. Als de netcongestie zo'n belangrijke drijfveer
is voor het kabinet, waarom zorgt dit kabinet er dan niet voor dat de
collectieve opslag van zonnestroom beter geregeld gaat worden?
Minister Hermans:
Mevrouw Beckerman heeft het hier onder andere over de thuisbatterij. Ik
deel dat punt. Stel dat je zegt: "Ik heb zonnepanelen en de stroom die
ik daarmee opwek, wil ik heel graag zelf inzetten. Ik wil dat niet op
dit moment maar op een later moment, dus ik sla dat op op een batterij."
Ik snap dat het gevoel is: ik kan op die manier een bijdrage leveren aan
het verhogen van het eigen verbruik. We zien op dit moment dat de
thuisbatterij vooral wordt ingezet om verder te verhandelen op de
elektriciteitsmarkt. Daarmee vergroot de inzet van thuisbatterijen op
dit moment de netcongestie. Ditzelfde punt kwam aan de orde in een vraag
van de heer Vermeer in het vragenuurtje van een week of twee voor het
herfstreces. Ik heb toegezegd dat we nog een keer zouden gaan kijken
naar hoe het werkt met de thuisbatterijen. Kunnen we in de
randvoorwaarden iets regelen zodat die thuisbatterijen ook echt worden
ingezet om de eigen stroom op te slaan en om die op een later moment in
te zetten? Het gesprek daarover loopt nu en ik hoop u daar zo snel
mogelijk over te kunnen informeren.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, tot slot op dit punt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij kozen heel erg bewust voor de woorden "collectieve opslag", omdat we
ons milieutechnisch en investeringstechnisch zorgen maken over een
individuele batterij. Wij zien veel meer in een collectief, via de wijk
of buurt, zodat je het ook echt kunt gebruiken om het net te ontlasten
en om ervoor te zorgen dat lokale opwek en gebruik veel interessanter
zijn dan opwek en gebruik in een weiland of op zee. Juist die
collectieve oplossing heeft onze grote voorkeur.
Minister Hermans:
Dat begrijp ik. Ik ga het even checken, maar de brief waarin ik inga op
de thuisbatterijen gaat volgens mij ook in op collectieve opslag. Laat
mij dat heel even uitzoeken. Ik kom daar zo bij u op terug.
De heer Bontenbal (CDA):
De minister verdedigt het wetsvoorstel. Dat siert haar, maar dit is
natuurlijk het voorstel van deze coalitie. Ze hoeft het niet eens te
verdedigen, want het is gewoon de opdracht. Deze coalitiepartners hebben
het mes harder in de regeling gezet dan bij het voorstel dat er lag.
Laten we gewoon even eerlijk zijn over wat er is gebeurd. Er was een
afbouwpad. De Eerste Kamer heeft dat weggestemd en toen is het mes er
keihard in gezet, veel harder dan nodig was. Dat is een akkoord van deze
coalitiepartijen en de minister voert dat uit. Dat is volgens mij een
deel van de discussie die beslecht is.
Wat betreft het zelfverbruik: het afschaffen van de salderingsregeling
stimuleert dat zonnepanelen op maat worden gemaakt voor het verbruik.
Het percentage eigen verbruik van 30% hangt nogal af van hoeveel
zonnepanelen je op je dak hebt. Als je één zonnepaneel op je dak hebt
liggen, dan gaat je eigen verbruik misschien wel richting de 80%. Maar
als je voor 5 of 7 kilowatt hebt liggen, dan is dat percentage veel
lager. Wat deze regeling doet, is stimuleren dat mensen het aantal
zonnepanelen op hun dak leggen dat past bij hun eigen verbruik. Dat is
goed, want dat ontlast wel degelijk het net. Zou dat niet wat meer naar
voren moeten komen in de uitleg, dat mensen het aantal zonnepanelen
moeten neerleggen dat past bij het verbruik dat ze daadwerkelijk
hebben?
Minister Hermans:
Daar heeft de heer Bontenbal gelijk in. Het zit 'm in het aantal en hoe
je ze op het dak legt, dus in welke zonrichting, zal ik maar zeggen. Dat
draagt er allemaal aan bij dat je op de goede momenten de goede
hoeveelheden stroom hebt voor wat jij thuis verbruikt.
De voorzitter:
Ik zie dat er een interruptie van de heer Vermeer is. Daarna gaan we
naar de heer Stoffer.
De heer Vermeer (BBB):
Wellicht heb ik nog een aanvulling daarop. Het gaat inderdaad niet
alleen om het aantal, maar ook om de positionering. Het wordt dan juist
interessant om er aan de andere kant van je huis ook wat te leggen,
zodat je een betere spreiding over de dag hebt. Dat soort kleine
aanpassingen kunnen best veel helpen.
Ik heb nog steeds moeite met het frame dat thuisbatterijen er op dit
moment alleen maar voor zorgen, of er vooral voor zorgen, dat de
netcongestie toeneemt. Ook al kopen mensen namelijk stroom in op het
moment dat de prijs negatief is, dan nog wordt die stroom wel gewoon
aangeboden. Bedrijven, producenten, worden op allerlei momenten zelfs
betaald om niet te leveren. Het is dus niet zo dat die thuisbatterijen
er alleen maar voor zorgen dat de congestie vergroot wordt. Nee, die
kunnen de congestie voor een deel juist oplossen.
Minister Hermans:
Ik wil het even goed begrijpen. Volgens mij moeten we de thuisbatterijen
en de grote batterijen uit elkaar halen. Wat betreft de grote batterijen
wordt er nu gewerkt met contracten waarin met TenneT de afspraak wordt
gemaakt dat je voor een bepaald percentage van de tijd, 15%, kan worden
uitgezet; laat ik het even zo formuleren. In ruil daarvoor krijg je een
korting op de tarieven. Voor de thuisbatterijen geldt — daarom ben ik
het ook heel erg eens met wat mevrouw Beckerman zei — dat je die kunt
inzetten om stroom die je zelf opwekt, op te slaan en later op een
piekmoment zelf te gebruiken. Als een thuisbatterij wordt gebruikt, dan
draagt dat op die manier bij aan het verminderen van netcongestie. We
zien nu in de praktijk alleen dat ze vooral worden ingezet voor handel
op elektriciteitsmarkten, in het bijzonder op de onbalansmarkt. Dan
leidt het juist tot een verergering van het probleem. Vandaar dat ik
zei: ik ben het er heel erg mee eens dat dit een manier is om het eigen
verbruik te vergroten, en de eigen regie op wat je opwekt en wat je
verbruikt, maar er moeten een aantal randvoorwaarden beter worden
gemaakt om ervoor te zorgen dat het dan ook echt voor het eigen verbruik
wordt ingezet.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Ik wil iets vragen in het verlengde van wat de heer Bontenbal aangaf. Ik
deel dat helemaal. Ik deel ook dat we die saldering moeten afbouwen.
Maar ik wil even terugkomen op de praktijk. Stel dat je een huishouden
hebt met, laten we zeggen, vijftien panelen en een warmtepomp. In de
zomer heb je een enorme opbrengst en in de winter draait die warmtepomp.
Dat werkt nu precies tegenovergesteld op elkaar. Opslag zou dus wel over
het hele jaar moeten kunnen plaatsvinden. Dat kan volgens mij nog lang
niet. Ik zou zeggen: zou het een optie zijn om eerst eens die opslag een
stuk te verbeteren, om ook deze drempel weg te nemen, zodat we het
überhaupt nog interessant maken voor mensen om naar een warmtepomp toe
te bewegen, zonnepanelen te nemen enzovoort? Volgens mij span je nu echt
het paard achter de wagen. Dit gaat bij een normale particulier gewoon
niet lukken over een jaar heen, volgens mij. Of heeft de minister daar
andere ideeën bij?
Minister Hermans:
De heer Stoffer pleit er hier eigenlijk impliciet toch weer voor om de
salderingsregeling geleidelijk af te bouwen of het afschaffen daarvan
pas later in te laten gaan. Ik heb geschetst waarom ik daar geen
voorstander van ben. Ik kies er bewust voor — daarom vind ik het ook
goed dat de motie van de heer Bontenbal bij de regeringsverklaring is
ingediend en aangenomen — dat er nu, eind 2024, al duidelijkheid wordt
gegeven en dat de saldering per 1 januari 2027 komt te vervallen.
De voorzitter:
De heer Stoffer voor een verduidelijkende vraag. Daarna kom ik bij de
heer Bontenbal en daarna bij de heer Grinwis.
De heer Stoffer (SGP):
Het kabinet mag natuurlijk zijn eigen overtuiging of overweging hebben.
Dat is ook helemaal terecht. Ik mag die van mij ook hebben. Ik moet
eerlijk zeggen dat als ik dit zo hoor, het mij voor geen 1% overtuigt om
dadelijk toch voor dit voorstel te gaan stemmen. Als het niet meer wordt
dan dit, dan ga ik mijn fractie adviseren om hier niet voor te stemmen.
Laat ik dat maar vast hier op tafel leggen.
De heer Bontenbal (CDA):
Straks komen we dan bij de oplossing dat batterijen gestimuleerd moeten
worden om het voor zonnepanelen nog aantrekkelijk te maken, wat voor mij
een beetje de omgekeerde wereld zou zijn. Als je dat wil stimuleren, ga
dan met de nettarieven aan de slag, zodat een lage impact op het
stroomnet beloond gaat worden. Dan gaat de rest ook wel komen. Ook geef
ik daarbij de volgende suggestie mee: de beste opslag van energie is
volgens mij nog steeds warm water. Dus zullen we gewoon eerst beginnen
met het stimuleren van de elektrische boiler? Want daar valt volgens mij
nog meer winst te behalen, ook voor de netten, dan bij de batterij.
Volgens mij is het ook ecologisch veel verantwoorder.
Minister Hermans:
Ik denk dat we voor een oplossing überhaupt naar een palet van opties en
mogelijkheden moeten kijken. Ik vind ook niet dat de thuisbatterij nu de
oplossing voor alles is, maar gelet op de manier waarop we er eerder
over debatteerden in het vragenuur en ook nu weer gelet op de vraag van
mevrouw Beckerman: het is ook wel een route waar we naar moeten kijken.
Ik snap ook dat dat voor mensen een motivatie kan zijn om een bijdrage
te leveren. Dus daar waar het kan helpen, vind ik dat we dat moeten
stimuleren. Maar ik ben het er zeker mee eens dat er ook, of juist,
langs de route van de nettarieven iets moet gebeuren. De eerlijkheid
gebiedt wel te zeggen dat het een aantal jaren duurt voordat dat systeem
is aangepast.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Allereerst sluit ik mij aan bij de heer Bontenbal, namelijk dat de
sleutel eerder in de nettarieven zit dan in subsidieregelingen. Mijn
vraag gaat eigenlijk over iets anders en daarbij refereer ik aan het
begin van de bijdrage van de minister. Wat de heer Bontenbal en wat de
heer Stoffer zeiden, geldt ook voor mijn fractie: het vorige voorstel,
waar wij achter stonden en dat wij hebben gesteund in de Tweede en de
Eerste Kamer, namelijk om geleidelijk af te bouwen, vonden wij een beter
voorstel dan wat er nu ligt. Dat proberen we natuurlijk met amendementen
te verbeteren, maar dat is nog wat anders dan het principe van
geleidelijke afbouw herintroduceren. Mijn vraag aan de minister is als
volgt: heeft zij de opdracht, die zij vanuit het hoofdlijnenakkoord
heeft gekregen, gewoon opgepakt en daarmee basta? Of heeft zij met het
oog op de kansrijkheid in de Eerste Kamer ook nog aan een variant
gedacht waarin toch een soort geleidelijke afbouw wordt geïntroduceerd,
eventueel misschien met een dekking in de SDE of andere potjes die de
minister ter beschikking staan?
Minister Hermans:
Nee. Ik ben er eerlijk en transparant over geweest dat ik het vorige
voorstel beter vond. De werkelijkheid is ook dat er inderdaad een
afspraak is gemaakt waar ik mij aan gebonden en gehouden voel. Hoewel
die niet leuk en populair is, kan ik die ook verdedigen, gelet op de
fase van de transitie waar we nu in zitten en de problemen of
uitdagingen waar we voor staan met elkaar. Ik realiseer me dat het geen
leuke maatregel is, maar het is een feit dat hij wel kan bijdragen aan
het oplossen van problemen die we hebben.
De voorzitter:
Dan kunt u uw betoog voortzetten.
Minister Hermans:
Ik wil verdergaan met de terugleverkosten en de redelijke vergoeding,
omdat daar veel vragen over gesteld zijn en amendementen over zijn
ingediend in de trant van: zijn er langs die lijn nog mogelijkheden om
de bescherming van de consument, van de zonepaneelbezitter te
verstevigen? In de schriftelijke antwoorden heb ik aangegeven wat de
juridische mogelijkheden zijn, wat het juridische kader is en ook dat
het kader best strak is en de mogelijkheden beperkt zijn. Maar het is
ook niet zo dat er niks kan. Daar ga ik zo nader op in. Wel wil ik een
paar opmerkingen vooraf maken. Ik moet namelijk binnen een bepaald kader
opereren en alle voorstellen wegen om te kijken of dit juridisch ook
haalbaar is.
De Elektriciteitsrichtlijn en de Richtlijn hernieuwbare energie vormen
hierbij het kader en zijn hier cruciaal. In beide richtlijnen is het
uitgangspunt dat de terugleververgoeding een afspiegeling moet zijn van
de marktwaarde en dat er sprake moet zijn van vrije prijsvorming op
basis van vraag en aanbod. Consumenten moeten vrij kunnen kiezen.
Informatie om dat te kunnen, moet vergelijkbaar en transparant zijn. Het
wetsvoorstel stelt daar ook een aantal eisen voor. Zodra je beperkingen
gaat opleggen aan de vrije prijsvorming voor leveranciers of
marktdeelnemers, zal dat snel op gespannen voet staan met de artikelen 3
en 5 uit de Elektriciteitsrichtlijn. De voorschriften ten aanzien van
redelijkheid, transparantie en vergelijkbaarheid vallen binnen de kaders
van de Elektriciteitsrichtlijn en heb ik daarom opgenomen in het
wetsvoorstel.
Dan eerst over de redelijke vergoeding en de criteria daarvoor. Ik
noemde al de afspiegeling van de marktwaarde, dat er rekening moet
worden gehouden met de kosten en baten en dat het een concurrerende
prijs of vergoeding moet zijn. De heer Vermeer stelde mij de vraag of
het mogelijk is om de kosten voor leveranciers zo veel mogelijk in de
redelijke vergoeding te versleutelen. Het wetsvoorstel geeft criteria
voor de redelijke vergoeding. Ik noemde al de kosten en baten, de
marktwaarde en het aanbod van andere energiebedrijven. Die redelijke
vergoeding dient rekening te houden met de kosten voor de marktpartij
die direct gerelateerd zijn aan de teruggeleverde elektriciteit. Zo zijn
die kosten en die vergoeding met elkaar verweven.
Het was ook de heer Bontenbal die mij een vraag stelde over die twee
aspecten. In de schriftelijke beantwoording noemde ik dat ze
spiegelbeeldig aan elkaar zijn. Maar die transparantie en redelijkheid
zien dus zowel op de kosten en de voorwaarden met betrekking tot het
terugleveren als op de vergoeding voor de teruggeleverde elektriciteit.
Beide onderdelen moeten dus redelijk en transparant zijn. De specifieke
vraag van de heer Bontenbal was wat met die passage in de memorie van
toelichting wordt bedoeld; om precies te zijn: bij artikel 2.34. Daarin
wordt verduidelijkt dat die twee aspecten van de
terugleveringsovereenkomst ook in onderlinge samenhang moeten worden
bekeken om de redelijkheid en de transparantie te kunnen beoordelen. Het
zijn communicerende vaten. Kosten kunnen worden verdisconteerd in de
hoogte van de terugleververgoeding of afzonderlijk in rekening worden
gebracht. Ook een combinatie is mogelijk. Energiebedrijven bepalen zelf
hoe zij hun aanbod aan actieve afnemers vormgeven en hoe ze willen
concurreren. De ACM kan beide in onderlinge samenhang beoordelen op
transparantie en op redelijkheid.
De heer Bontenbal (CDA):
Volgens mij zijn er twee cruciale punten in het debat waarover we het
moeten hebben. Eén. Het eerste stukje uit uw blokje, namelijk of het mag
volgens de Elektriciteitsrichtlijn. Volgens mij moeten we die vraag even
daarna doen. Nu zou ik een vraag willen stellen over de redelijkheid en
transparantie. Een tarief kan heel redelijk en ook heel transparant
zijn, maar de onderlinge vergelijkbaarheid tussen leveranciers wordt een
grote puinhoop. Ik geef een heel concreet voorbeeld: wat Essent doet met
terugleverkosten per staffel. Op hun website krijg je een hele kerstboom
met staffels. En dat mag. Het is ook zelfs goed verdedigbaar, want ik
snap precies wat ze doen. De onbalanskosten en de profielkosten zijn
namelijk niet lineair toe te rekenen. Ze hebben een slim systeem, maar
voor een consument is het totaal onbegrijpelijk geworden. Ook voor
websites die contracten vergelijken is het daarmee onvergelijkbaar. Mijn
vraag is concreet: gaan we dit allemaal toestaan? Daarmee is het
namelijk wel transparant en redelijk, maar het is totaal onvergelijkbaar
en voor de consument is het één groot bos waarin ze gaan verdwalen. Dus
wat houden transparantie en redelijkheid in als het niet ook
begrijpelijk is voor de consument? Willen we daar als Kamer of als ACM
of als ministerie paal en perk aan stellen? Of gaan we — en misschien is
dat wel het beste — gewoon eens aan de sector vragen om zelf allereerst
met een voorzet te komen voor zelfregulering? Spreek bij Energie
Nederland af hoe je het gaat fiksen, zonder dat de ACM het helemaal
dichtregelt. Zou dat niet moeten gebeuren? Anders wordt het echt totaal
onvergelijkbaar.
Minister Hermans:
Transparantie is één, maar als je vervolgens verschillende tabellen hebt
die moeilijk te doorgronden en lastig te vergelijken zijn, kun je je
inderdaad afvragen of transparantie duidelijkheid geeft en voor de
consument bijdraagt aan het goed kunnen vergelijken. Tegelijk is het
natuurlijk ook zo dat de leveranciers hierin met elkaar concurreren.
Maar ik vind de route die de heer Bontenbal schetst eigenlijk een hele
mooie. Als straks, in 2027, dit wetsvoorstel van kracht wordt —
eigenlijk zou je het al eerder willen; waarom moet je er twee jaar op
wachten? — moeten op een vergelijkbare manier de kosten en de manier
waarop je die kosten berekent, transparant worden gemaakt. We kunnen
daarvoor hier direct allerlei maatregelen nemen, maar door hoe de
samenwerking en de elektriciteitsmarkt georganiseerd zijn, vind ik ook
dat er verantwoordelijkheid bij de sector zelf ligt.
De heer Bontenbal (CDA):
Mag ik het als een toezegging zien dat u op de korte termijn met de
sector de afspraak maakt dat die hiernaar gaat kijken? De tweede vraag
gaat over het eerste punt. In het vorige wetsvoorstel zat natuurlijk een
afbouw. Ik meen dat dat wel gewoon door de beugel kon qua
Elektriciteitsrichtlijn. Enig ingrijpen bleek dus wel degelijk mogelijk
te zijn. Ik vermoed dat het te maken had met het feit dat er een
afbouwpad in zat, dus dat het niet tot in de eeuwigheid zo doorging. Dan
zou de conclusie dus zijn dat alles waarbij we wel enigszins ingrijpen
maar waarbij er wel zicht is op het volledig aan de markt laten, dus
waarbij er toch sprake is van een geleidelijk pad, wél zou mogen. Zou
dan bijvoorbeeld het amendement-Grinwis met een afbouwpad van 30-20-10 —
het is maar een suggestie — tot de mogelijkheden behoren?
Minister Hermans:
Allereerst op het eerste punt van de heer Bontenbal over de vergelijking
met de vorige wet: doordat er een afbouwpad in zat, was het mogelijk om
gebruik te maken van een uitzonderingsgrond in de Europese richtlijn.
Daarin zat het verschil met hoe het nu is vormgegeven. Er is een
amendement van de heer Grinwis en, ik dacht, mevrouw Rooderkerk. Wat
zegt u, mevrouw Rooderkerk?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ja, dat klopt.
Minister Hermans:
Volgens mij wordt in de vormgeving gekeken — ik weet niet of ik hier het
woord "afbouwpad" moet gebruiken — of je tijdelijk iets kan doen met de
vergoeding.
De voorzitter:
Dan ga ik eerst naar mevrouw Beckerman voor een interruptie en daarna
naar mevrouw Kröger.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik nogal allergisch ben voor zelfregulering.
Het is natuurlijk echt zo'n heilige drie-eenheid van het neoliberalisme:
marktwerking, decentralisatie — dat zit hier dan niet in — en
zelfregulering. De heer Bontenbal reageert direct, maar het is
natuurlijk wel zo. Waarom zou zelfregulering werken als we juist zien
dat allerlei energiebedrijven nu al de randen opzoeken? Waarom zouden we
als Kamer, als die wens er is, niet zelf veel meer de randen gaan
opzoeken van hoe hard we mogen ingrijpen bij die zogenaamde "vrije
prijsvorming", waar wij natuurlijk helemaal geen voorstander van
zijn?
Minister Hermans:
Formeel kan de ACM een bindende gedragslijn voorschrijven en daarmee
verplichtingen opleggen. Ik heb regelmatig gesprekken met Energie Beheer
Nederland. Ik vind het niet gek om ook dit gesprek, over wat er kan
gebeuren, op weg naar de invoering van dit wetsvoorstel en — je hoeft
eigenlijk niet te wachten op 2027 — ook al in de komende twee jaar met
hen te voeren. Ik vind dat gewoon een hele normale manier van met elkaar
samenwerken. We zijn in intensief overleg met Energie Beheer Nederland
en met de netbeheerders om te kijken hoe we het energiesysteem van de
toekomst vormgeven. Ik moet het nog even formeel doen, maar ik zeg de
heer Bontenbal dus graag toe dat ik dat gesprek ga voeren. Tegen mevrouw
Beckerman zeg ik dat je ultimo met een gedragsrichtlijn nadere regels
kan stellen. Dat kan ACM doen, het kabinet natuurlijk niet.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Beckerman. Daarna ga ik eerst naar mevrouw
Kröger. Iedereen krijgt een beurt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het grote probleem is dat we als overheid, zoals we net ook al hebben
gewisseld, natuurlijk onbetrouwbaar zijn geweest. We hebben tegen mensen
gezegd: leg zonnepanelen en ga energie opwekken, want we gaan
verduurzamen. Vervolgens zeg je: o nee, toch niet; onze bijdrage gaat
eraf. Ofwel je belooft nu iets qua tarieven ... Maar ik ben er zo
allergisch voor dat je als overheid zegt: met zelfregulering komen we
wel tot een oplossing. Straks werkt dat niet. Daar zit mijn grote angst.
Daarom hebben we samen met anderen natuurlijk ook amendementen
ingediend. Zo zeggen we: wacht eens even; als we dit doen, zorgen we ook
dat mensen niet meer geconfronteerd worden met de terugleverboete. Mijn
probleem met die hele zelfregulering zit niet bij een markt, maar juist
bij de overheid, die daar geen paal en perk aan stelt. Dan ben je
namelijk dubbel onbetrouwbaar. Dat is mijn angst.
Minister Hermans:
Volgens mij is het heel belangrijk om hier twee dingen uit elkaar te
houden. Eén: het gaat over wat redelijke tarieven zijn in de vergoeding
en in het terugleveren; dat moet transparant en vergelijkbaar zijn.
Daarbij gaf de heer Bontenbal het voorbeeld van de staffels van een van
de leveranciers, waarvan ik me kan voorstellen dat het best ingewikkelde
materie is, in elk geval als ik voor mezelf spreek. Dat is één.
Het andere is als volgt. Ik vind het goed om het gesprek daarover met
Energie Beheer Nederland aan te gaan. Ik weet, zei ik in reactie op uw
eerste interruptie, dat de ACM uiteindelijk een bindende gedragslijn op
kan stellen. Daarnaast geldt überhaupt: wat mag je nou wel en niet in
rekening brengen en hoe zorgen we dat dat ook een redelijk tarief is? In
de wet zijn daar criteria voor gesteld. Er ligt een aantal amendementen
om dat nog verder aan te scherpen en aan te passen. In de appreciatie
van die amendementen zal ik specifieker ingaan op wat er naar ons
oordeel wel en niet in kan. Wat ik net schetste, was: dit is wat er nu
geregeld is en dit is het juridisch kader waarbinnen ik moet
handelen.
De voorzitter:
De laatste keer, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Eventjes iets ideologischer. We hebben het ook aangehaald toen we over
de Energiewet spraken. Toen ooit van energie een markt is gemaakt, zijn
een aantal beloftes gedaan of er waren een aantal gedachten bij. Er zou
meer transparantie zijn, de prijzen zouden omlaag kunnen en het zou
beter worden voor huishoudens. Wij zien elke keer dat op het moment dat
het helemaal niet zo veel transparanter is of de prijsstellingen alleen
maar ingewikkeld zijn, we zeggen: we kunnen niet meer ingrijpen, want we
hebben er nou eenmaal een markt van gemaakt, dus we laten het maar aan
de markt. Daar zit voor mijn partij ook het gevaar, waardoor je dus wel
af en toe moet zeggen: wacht eens even, als zo'n besluit nou niet de
uitwerking heeft gehad die we verwachtten, zullen we daarop moeten
ingrijpen. Ik denk dat ik het volgende vraag van de minister. Als je dat
gesprek wil starten — dat zou niet mijn voorkeur hebben — doe dat dan op
zo'n korte termijn dat je al volgend jaar het debat kan aangaan over:
gaan we het via deze route of via een andere route doen? Mijn zorg is
echt dat je dubbel onbetrouwbaar blijkt als overheid.
Minister Hermans:
Dat gesprek dat ik ga voeren en dat ik net toezei aan de heer Bontenbal,
gaat over de vormgeving van hoe je die tarieven kan vergelijken, dus
niet over de hoogte ervan. Over de hoogte daarvan zit een aantal
criteria in de wet. Er ligt een aantal amendementen om dat nog verder
aan te scherpen. Daarbij geldt vanzelfsprekend dat de ACM altijd
handhavend kan optreden als ze vermoedens heeft dat er onredelijke
tarieven in rekening worden gebracht.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Toch ook op dit punt. We hebben heel veel aan de markt gelaten op het
gebied van energie. Dit is nou net het stukje waarbij mensen zelf thuis
energie opwekken en een bijdrage leveren aan het energiesysteem. Zoals
het nu is opgeschreven, draait bijna alles in de wet om de redelijkheid
van tarieven vanuit het perspectief van de energieleverancier: wat is
redelijk qua kosten en baten voor een energieleverancier? Dan zouden we
nu ook dit stukje weer leggen bij zelfregulering door bedrijven. Dan is
toch mijn vraag waar nou de bescherming voor burgers zit. De ACM regelt
de consumentenbescherming, maar dit gaat ook gewoon over mensen die een
investering doen, een bijdrage leveren en zelf energie opwekken. Ik heb
heel veel moeite met het feit dat eigenlijk alles in die regelgeving
alleen is geredeneerd vanuit een energiebedrijf dat in- en verkoopt.
Volgens mij moeten we het even andersom bedenken, vanuit een burger. Dan
vind ik zelfregulering vanuit bedrijven volstrekt niet logisch, op geen
enkele manier.
Minister Hermans:
De zelfregulering betreft het vergelijkbaar maken. Ik vind dat wij de
plicht hebben met dit wetsvoorstel consumenten te beschermen, zodat de
terugleververgoeding en de terugleverkosten redelijk zijn. Daarvoor
staan criteria in de wet. Daarvoor is die transparantie ook zo
belangrijk. Jij moet als consument zien waar de terugleverkosten uit
bestaan, hoe die gemaakt zijn door de leverancier, zodat jij kunt zien
of het daadwerkelijk gemaakte kosten zijn die verband houden met het
terugleveren van elektriciteit. Dat moet transparant zijn. Dat moet
zichtbaar zijn. Daarbij moet je als consument dus ook prijzen kunnen
vergelijken om de juiste keuze te kunnen maken. Als er signalen zijn of
als de ACM bij de handhaving, of bij de transparantie natuurlijk,
signalen ziet dat er iets niet goed gaat, dat er tarieven worden
gehanteerd die onredelijk, niet concurrerend of niet op de marktwaarde
gebaseerd zijn, dan mag niet zij alleen optreden, maar dan zál zij ook
optreden. De ACM heeft al eerder een onderzoek gedaan naar de hoogte van
terugleverkosten en heeft onlangs aangekondigd om nog een tweede
onderzoek daarnaar te starten. Dat zeg ik toch goed? De ACM zit er dus
echt bovenop, ter bescherming van de consument.
De voorzitter:
Een aanvullende vraag, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Maar het is diezelfde ACM die in een technische briefing tegen ons zegt
eigenlijk te weinig in handen te hebben om goed te kunnen handhaven; dat
ten eerste. Ten tweede zien we bijvoorbeeld bij de tarieven voor
warmtenetten hoe ongelofelijk moeilijk het is om echt transparantie te
krijgen over hoe die kosten worden opgebouwd. In reactie op mijn vragen
gaat de minister in op de onbalanskosten, want dat is een van de kosten,
en dat vind ik best ingewikkeld. Die kunnen worden ingeprijsd in de
terugleverkosten, maar ook in teruglevertarieven. Krijg ik dan als
bezitter van zonnepanelen een precies overzicht van hoeveel mijn
zonnestroom waard was op de spotmarkt op het moment dat ik het opwekte,
en dat er zoveel onbalanskosten waren? Hoeveel transparantie krijg ik?
Ik vind dat de minister hier met de wetsteksten in de hand, die
eigenlijk heel weinig bescherming bieden, de ACM een enorme rol
toedicht. De ACM zegt zelf dat zij die op dit moment niet kan waarmaken,
om mensen dan echt te beschermen.
Minister Hermans:
Ik lees de brief van de ACM iets anders. Ja, wij verschillen van mening
over of je met terugwerkende kracht een minimumvergoeding moet kunnen
vaststellen. Daarvoor heeft mevrouw Postma ook een amendement in
voorbereiding. Maar de ACM zei ook: juist om op de redelijkheid van de
vergoeding te kunnen toezien, te kunnen handhaven, vinden wij het
belangrijk dat de criteria in de wet scherper geformuleerd worden. En
dat is ook gebeurd. Daar sta ik ook achter, want nogmaals, ik vind het
belangrijk dat die duidelijkheid er is.
Als ik het goed begrijp vroeg mevrouw Kröger of bijvoorbeeld die
onbalanskosten heel specifiek, bijna van uur tot uur, in beeld worden
gebracht. Het antwoord daarop is nee. Dat zal in een gewogen bedrag
zitten. Maar nogmaals, het moet redelijk zijn, het moet transparant zijn
en het moet dus ook controleerbaar zijn voor de ACM.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kröger, op dit punt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Maar redelijk voor wie en vanuit wiens perspectief? Hoe weten wij als
medewetgever dat de ACM daadwerkelijk kan toezien op de redelijkheid van
die tarieven? Bij de warmtetarieven hebben we gezien dat het ontzettend
mis kan gaan. Ik heb hierover vragen gesteld. Ik ben iemand met
zonnepanelen; ik lever mijn stroom terug. Eigenlijk hoor ik de minister
zeggen dat de redelijkheid er is, omdat er keiharde concurrentie is; als
het niet redelijk is, stap je toch lekker over, en dat borgt de
redelijkheid. Alleen, dat vraagt weer best wel veel van mensen. Het gaat
er ook om welk houvast we mensen geven als je bij een energieleverancier
zit en inzage wil hebben in hoe een tarief wordt vastgesteld. Of geven
we eigenlijk alleen energiebedrijven houvast? In dit voorstel zit heel
veel houvast voor energiebedrijven.
Minister Hermans:
De ACM kan alle informatie opvragen die ze nodig heeft. Ze kan inzage
krijgen in de bedrijfsvoering die nodig is om vast te stellen of er
sprake is van redelijkheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik nu bij meneer Vermeer en daarna kom ik bij
mevrouw Postma. Ik ga gewoon even mijn rijtje af. Ik schrijf meneer
Erkens ook onderaan mijn lijstje, en daarna meneer Bontenbal. Ik begin
bij meneer Vermeer. Ga uw gang.
De heer Vermeer (BBB):
We hebben het hier de vorige keer ook al over gehad. Mevrouw Kröger
stipt het ook al aan. Kijken we naar zelfregulering op het gebied van
vergelijkbaar maken of gaan wij gewoon kaders in de wet stellen die
zorgen dat het al vergelijkbaar is? Dan hoeven er verder geen regulering
en geen controle plaats te vinden en dan maakt de consument gewoon een
keus. Is het dan in conflict met de Elektriciteitswet of met richtlijnen
om gewoon te regelen dat al die extra kosten doorberekend moeten worden
in de terugleververgoeding, punt? Of het nou gaat om terugleverkosten,
onbalanskosten of wat je dan ook verzint aan boetes voor mensen met
zonnepanelen? Want dan zijn ze een-op-een vergelijkbaar en dan kan de
ene producent zeggen dat hij er nog één cent voor geeft en de andere dat
hij er geen cent voor geeft. De consument kan dan gewoon een eerlijke
keuze maken, en dan heeft de consument direct een prikkel om vast te
stellen hoeveel hij zelf kan gaan verbruiken. Dan zijn we gewoon af van
al dat gedoe. Wij zijn al een amendement aan het voorbereiden waarmee
dat gewoon keihard wordt geregeld. Voor stroom betaal je ook gewoon een
prijs. Dan zijn er ook niet allerlei opslagen voor het moment waarop je
die gebruikt. Ja, je hebt een piek- en daltarief, maar dit moeten dan
een heel andere piek en dal worden. Als je dat gewoon bij de
terugleververgoeding hanteert, ben je toch klaar? Dan is het op een
prijsvergelijkingswebsite gewoon vergelijkbaar.
Minister Hermans:
Ik begrijp de redenering van de heer Vermeer, maar we kunnen dit niet
doen, omdat het de contractvrijheid doorkruist. In het antwoord op de
vraag van de heer Bontenbal — hoe moet je bij artikel 2.34 de twee
elementen in de vergoeding, de terugleververgoeding en de
terugleverkosten, lezen? — schetste ik al dat dit communicerende vaten
zijn. Maar die moeten wel inzichtelijk gemaakt worden. En waarop de
kosten gebaseerd zijn, moet traceerbaar, herleidbaar en begrijpelijk
zijn. Hetzelfde geldt voor de vergoeding.
De heer Vermeer (BBB):
Maar als dat zo is, mogen ze toch ook 50 componenten in hun contract
stoppen? Mag dat dan ook gewoon? De contractvrijheid zit 'm toch
eigenlijk al in de opbouw van de prijs en de prijs die je offreert? Die
mag toch niet in allemaal kleine lettertjes zitten: hier een plusje en
daar een plusje en hier een vergoeding voor en daar een vergoeding voor?
Interpreteren wij die contractvrijheid niet veel te veel vanuit het
belang van het onvergelijkbaar houden van de verschillende
aanbieders?
Minister Hermans:
Kijk, de kosten en baten worden meegewogen in de toetsing van de
redelijkheid. Je kan in het tarief niet zomaar kosten verwerken die
niets te maken hebben met het terugleveren van elektriciteit. Op dit
moment zitten die kosten in drie aspecten: de inkoopkosten, die hoger
zijn voor klanten met zonnepanelen, de onbalanskosten en de
salderingskosten. De terugleverkosten, de teruglevertarieven die op dit
moment gevraagd worden, zijn dus gebaseerd op die drie kostenaspecten.
Straks, per 2027, vervallen de salderingskosten, de extra kosten die de
leverancier heeft door salderen. Die zullen dan dus niet meer in de
terugleverkosten zitten. Bij die andere twee aspecten zou dat wel nog
steeds het geval kunnen zijn. Conform de richtlijnen hebben de
leveranciers dan het recht om die kosten in rekening te brengen. Daarom
kan ik op grond van de richtlijn niet een algeheel verbod op
terugleverkosten instellen, maar kan ik dus wel eisen stellen. Ik kan
eisen dat ze redelijk zijn, dat ze transparant zijn en dat ze
vergelijkbaar zijn. De ACM heeft allerlei instrumenten en mogelijkheden
om in te grijpen bij vermoedens van onredelijke tarieven en onredelijke
kosten dan wel bij het daadwerkelijk aan de orde zijn daarvan.
De heer Vermeer (BBB):
Nog één poging graag, voorzitter. Zij hebben het recht om die kosten in
rekening te brengen; dat betwist ik niet. Alleen, ik zou zeggen: leg in
de wet vast dat dit via het teruglevertarief moet. Daar zegt die wet
niks over. Die zegt niet dat wij niet mogen bepalen hoe zij dat mogen
verrekenen. Alleen dát ze het mogen verrekenen is hun recht, niet het
hoe. Ze mogen er eigennamen aan geven en er allerlei systemen voor
bedenken, maar dan mogen wij het systeem bedenken: u gaat dat doen via
de terugleververgoeding, dus per kilowattuur stroom die wordt
teruggeleverd. Dat maakt het simpel en vergelijkbaar en het bespaart de
ACM een hoop werk. Gewoon klaar. Want diegene die te veel rekenen,
krijgen gewoon geen klanten meer.
Minister Hermans:
Er is ook een modelcontract. Het is natuurlijk helemaal niet … Wat zegt
u?
De heer Vermeer (BBB):
Sorry, ik zei iets buiten de microfoon. Dat is niet oké. Sorry.
Minister Hermans:
Er is ook een modelcontract, waarvan ik me heel goed kan voorstellen dat
het de basis gaat vormen. Laat ik even heel duidelijk zijn. De heer
Vermeer schetste — en dat begrijp ik — situaties waarin sprake is van
misleiding of oneerlijke praktijken of situaties. Dat mag natuurlijk
niet. Dat zijn altijd overtredingen en dan moet en zal de ACM ook
ingrijpen. Daarover bestaat geen enkele twijfel.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zei dit even buiten de microfoon, excuses. Wij bepalen toch ook hoe
dat modelcontract eruitziet? Daar kunnen wij dan toch ook deze
voorwaarden aan stellen?
Minister Hermans:
Sorry, ik was intussen even aan het nadenken over
prijsvergelijkingssites. Wilt u uw vraag nog één keer herhalen?
De heer Vermeer (BBB):
De minister refereerde aan het modelcontract. Wij bepalen hier toch via
de wet hoe dat modelcontract eruitziet? Dus wij kunnen toch ook zeggen
dat het modelcontract twee prijzen bevat? Punt één: de vergoeding voor
geleverde stroom. Punt twee: de vergoeding voor teruggeleverde stroom.
Punt.
Minister Hermans:
Ik zit even na te denken, want volgens mij is dit niet zo specifiek
omschreven. Je raakt hiermee toch ook al snel aan de vrije prijsvorming.
Laat mij hier even over nadenken en op terugkomen. Ik begrijp op zich uw
zoektocht en mogelijk de zoektocht van meer collega's. Er is niets wat
ik niet zou willen om de bescherming zo goed mogelijk te regelen. Ik heb
alleen wel te maken met richtlijnen en kaders die daarin gesteld staan.
De Europese Commissie kijkt ook gewoon mee naar hoe wij dit vormgeven,
dus daar heb ik ook rekening mee te houden.
Mevrouw Postma (NSC):
Inmiddels gaan we alweer alle kanten op vanuit een interruptie die begon
over de transparantie en over het belang dat consumenten goed kunnen
vergelijken en een goede keus kunnen maken. Dat begint bij transparantie
en goed overzicht. U deed de toezegging dat u daarvoor gaat zitten met
bedrijven. Ik zou u willen vragen om dan ook met consumentenorganisaties
te praten. Want wat bedrijven misschien transparant en makkelijk vinden,
is misschien in de ogen van een consumentenorganisatie of de consument
anders. Dat is mijn eerste vraag aan u.
Minister Hermans:
Dat vind ik een goede suggestie. Die spreken we sowieso ook regelmatig.
Maar ik vind het ook goed om die aan dit gesprek te koppelen, want
uiteindelijk moeten we er allemaal wat aan hebben. We doen dit ter
bescherming van en transparantie voor de consument.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank. Daar ben ik blij om. Vervolgens ging het erover hoe je als
consument kunt zien of je een redelijke vergoeding hebt gehad. Zo heb ik
'm even samengevat. De minister vindt dat de ACM voldoende handvatten
heeft. Toen kwam de discussie op gang — en die mening deel ik — dat de
ACM op dit moment onvoldoende handvatten heeft om met terugwerkende
kracht in te kunnen grijpen als een bedrijf te weinig heeft gegeven bij
teruglevering of te hoge kosten heeft betaald. Dat is ook wat naar voren
kwam uit de brief van de ACM en uit de technische briefing. Mijn
amendement op stuk nr. 12 (36611) is daar ook op gestoeld, om alleen in
te kunnen grijpen als een specifiek bedrijf toch niet voldoende betaalt.
Daarmee grijp je niet in op het tarief, maar geef je wel de garantie dat
de consument een eerlijk bedrag krijgt voor datgene wat die geleverd
heeft aan het net of wat die moet betalen. Volgens mij is juist die
kracht van de ACM om in te kunnen grijpen een hele belangrijke om ervoor
te zorgen dat ook andere bedrijven dit netjes en goed doen.
Minister Hermans:
Ik begrijp best waar dit verzoek of deze wens vandaan komt. Met het
voorstel zoals het er nu ligt, is het namelijk zo dat de ACM, als
eenmaal vaststaat dat het een onredelijke vergoeding betrof, alleen met
boetes achteraf kan bijsturen. Je wil natuurlijk liever met
terugwerkende kracht iets voor consumenten kunnen doen; dat begrijp ik.
Het is niet zo dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor
consumenten om gecompenseerd te worden. Als de ACM die vermoedens heeft,
ingrijpt en er onredelijkheid wordt vastgesteld, dan kun je daar via de
geschillencommissie of de rechter compensatie voor krijgen. Maar de
vormgeving van een minimumvergoeding met terugwerkende kracht kent ook
juridische kwetsbaarheden — laat ik het zo formuleren — omdat het toch
ingrijpt in de vrije prijsvorming, waar het net in het debat met de heer
Vermeer en volgens mij ook eerder met de heer Bontenbal over ging. Dat
is zeker zo als die vaststelling ook op de toekomst van toepassing is,
want dan kan je geen rekening houden met veranderingen op de markt en de
ontwikkeling van de kosten en baten van de marktdeelnemer. Dat is dus
ook met betrekking tot leveringstarieven bijvoorbeeld niet toegestaan in
de Energiewet. Dat er wel mogelijkheden zijn voor compensatie, heb ik
net geschetst.
Mevrouw Postma (NSC):
Naar mijn idee grijpt dit niet in in de vrije prijs, maar geeft dit wel
duiding aan de redelijke vergoeding en ook een houvast. Het is
nadrukkelijk niet de bedoeling om een prijs vast te stellen voor in de
toekomst, want dat mag niet volgens Europees recht. Je mag 'm ook niet
globaal voor alle bedrijven stellen. Dat wordt hier ook niet gedaan. Het
is echt het ingrijpen op degene die zich niet aan de wet houdt. Er staat
ook extra in — dat is een hele belangrijke — dat de consument een
vergoeding kan ontvangen, dus niet helemaal langs een rechter hoeft of
een andere procedure hoeft te doen. Het is gewoon een simpele manier
waarbij de ACM kan ingrijpen en de consument datgene krijgt waar hij
recht op heeft, zodat die eerlijke prijs — het gaat om eerlijkheid —
gegarandeerd is.
Minister Hermans:
De ACM kan op basis van het huidige wetsvoorstel vaststellen dat een
vergoeding niet redelijk was. Dan heeft een consument recht op
compensatie. Daarmee is de consument dus beschermd. Ik zit nu even te
zoeken naar de stap extra die mevrouw Postma graag wil. Ik vraag dit,
omdat ik zeker wil weten dat we elkaar goed begrijpen. Zij wil eigenlijk
dat als de ACM bij een individuele leverancier zegt "dit was geen
redelijke vergoeding", er met terugwerkende kracht een minimumvergoeding
geldt. Heb ik dat goed begrepen?
Mevrouw Postma (NSC):
Het is handiger als ik dat even via de microfoon zeg.
De voorzitter:
Ja, dat lijkt mij handig, mevrouw Postma. Dan kan ook iedereen thuis uw
reactie horen.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is inderdaad de bedoeling. Het gaat erom dat de ACM kan overgaan tot
actie als de ACM signalen binnenkrijgt en dan eventueel bij het bedrijf
kan controleren wat de kosten zijn die het bedrijf heeft gemaakt en of
die redelijk zijn doorberekend. Daarbij is het logisch dat het bedrijf
een winst maakt, maar dat moet niet te bont zijn. Als het echt helemaal
de spuigaten uitgelopen is, moet een minimumtarief kunnen worden
vastgesteld, waarna de consument een vergoeding kan krijgen over dat
terugwerkende gedeelte. Het geldt dus niet voor de toekomst.
Minister Hermans:
Nee, dat begrijp ik goed. Onze inschatting is dat dit niet kan binnen de
kaders van de Elektriciteitsrichtlijnen en de Richtlijn hernieuwbare
energie. Ik wil, met wat we gewisseld hebben, nog eens goed nadenken. Ik
zie namelijk een link met het amendement op stuk nr. 15, zeg ik uit mijn
hoofd, van de heer Grinwis en mevrouw Rooderkerk, waarin meer langs de
lijn van het … Wat zegt u? Nou, in mijn lijstje heeft het nog nummer 15,
maar ik wil geen verwarring veroorzaken. In dit amendement wordt met een
soort afbouwpad toch naar een vergoeding gekeken. Ik zeg tegen mevrouw
Postma dat ik er in de context van de twee amendementen en alles wat we
nu gewisseld hebben, nog even over wil nadenken.
De voorzitter:
Volgens mij heeft de heer Erkens ook nog een vraag. Daarna is de heer
Bontenbal en dan kom ik weer bij u terug. Ik ga even het rijtje
af.
De heer Erkens (VVD):
Het gaat mij nog om de vergelijkbaarheid van de energiecontracten. We
gaan nu natuurlijk naar een model met een abrupte stop op salderen,
waarbij het kunnen overstappen naar een andere energieleverancier
eigenlijk de enige manier is voor een zonnepaneelbezitter om een goede
deal te krijgen. Dat vergt wel dat contracten echt vergelijkbaar zijn.
Het model met tientallen staffels, versleuteling in vastrecht et cetera
is gewoon onvergelijkbaar. Ik ben dus blij dat de minister in ieder
geval in gesprek gaat met de sector over de vraag of zij dat vrijwillig
willen doen. Ik zou de minister dan willen uitdagen om één stap verder
te gaan. Wij hebben ook niet voor niets met mevrouw Beckerman en de heer
Grinwis een amendement ingediend om hier zwaardere eisen aan te stellen,
zodat de ACM in ieder geval als stok achter de deur zelf voorwaarden kan
stellen. Gedurende de energiecrisis hebben we al gezien dat niet elke
energieleverancier zich houdt aan afspraken op dit vlak. Een groot deel
zal dat misschien wel doen, maar uiteindelijk moet het gewoon
vergelijkbaar zijn. Volgens mij heeft de consument er ook heel veel baat
bij als we dat kunnen.
Minister Hermans:
Ik heb het amendement van de heer Erkens, mevrouw Beckerman en de heer
Grinwis ook zo gelezen, namelijk juist als een stok achter de deur om
geen andere kosten in rekening te brengen dan de kosten die samenhangen
met het terugleveren. In de appreciatie van de amendementen ga ik hier
echter nog nader op in.
De heer Erkens (VVD):
Misschien dan nog kort het volgende. Het ging vorige week best wel lang
over een van de andere amendementen, dat van de heer Grinwis. Ik heb ook
zelf eerder zo'n amendement ingediend, over
minimumterugleververgoedingen. Ik ben toentertijd ook best wel diep in
de Europese wetgeving gedoken. Zolang het tijdelijk is en het uitgelegd
kan worden als bescherming van kwetsbare afnemers, is er juridisch wel
ruimte. Er is denk ik wel wat meer ruimte dan in de zwart-witantwoorden
van een tijd terug. Misschien kan de minister daar nog op ingaan.
Minister Hermans:
Volgens mij zei ik zonet ook in reactie op de heer Vermeer: in de
richtlijn is er een uitzonderingsbepaling. De heer Erkens refereert daar
waarschijnlijk ook aan. Die biedt mogelijkheden om uit te zonderen als
er sprake is van tijdelijkheid. Omdat daar een tijdelijkheid in zit, leg
ik de koppeling tussen het amendement van mevrouw Postma en het
amendement op stuk nr. 15 van de heer Grinwis en mevrouw
Rooderkerk.
De voorzitter:
De heer Erkens, tot slot.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij staat er ook dat ingrijpen is toegestaan mits het draait om
kwetsbare afnemers. Ik zou me kunnen voorstellen dat ook de
vergelijkbaarheid en de leverbaarheid van het energiecontract helpen bij
het beschermen van kwetsbare huishoudens. Daarmee zou het misschien toch
mogelijk zijn om daar sterke kaders voor vast te stellen. Misschien is
het goed om daar in de tweede termijn even dieper op in te gaan.
Minister Hermans:
Dat is prima.
De voorzitter:
Dan kom ik nu bij de heer Bontenbal. Aan u het woord.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik grijp nog even terug op de vraag wat dan redelijk is. Volgens mij
moeten we niet de suggestie wekken dat redelijk altijd goedkoop is. We
weten namelijk dat de ACM tijdens de energiecrisis gekeken heeft of
dingen redelijk waren. Energiebedrijven kunnen dom en onverstandig
inkopen. Als energiebedrijven dus bijvoorbeeld heel onverstandig omgaan
met hun portfoliomanagement, kunnen de onbalanskosten de pan uit rijzen.
Dan zegt de ACM nog steeds: het is redelijk, want jullie hebben die
kosten gemaakt. Dan kan het voor de consument echter nog steeds te hoog
zijn. Ik denk dus dat we eigenlijk niet te veel moeten verwachten van de
rol van de ACM bij het laag houden van tarieven.
Mijn vraag gaat over wat collega Vermeer zei: moeten we niet toestaan
dat al die kosten alleen maar via de teruglevertarieven worden vergoed?
Moet je dan niet toestaan dat er gewoon maar één tarief in rekening
wordt gebracht? Ik denk zelf dat dat lastig is, want we hebben ook nog
zoiets als vastrecht. Via vastrecht kun je ook allerlei dingen
versleutelen, dus dat gaan leveranciers dan vermoedelijk ook doen.
Daarnaast hebben we dynamische leveranciers die per uur gaan rekenen.
Dat is eigenlijk ook heel erg onvergelijkbaar. Ik zou er toch ook voor
willen waken om wat meer innovatieve contractvormen onmogelijk te maken.
Dat zou gebeuren als de Kamer dit heel erg in een mal gaat duwen. Mijn
voorstel is: laat eerst de sector gewoon eens kijken of ze misschien met
een tweetal of drietal typen contracten aan de slag kunnen gaan, dus
voor mensen die een gewoon contract willen én voor mensen die misschien
een wat experimenteler contract willen. Dat speelt juist ook in de
toekomst, als mensen allerlei typen apparaten gaan hebben. Dan ontstaan
er wel hele verschillende klantprofielen. Misschien focussen sommige
leveranciers zich heel erg op mensen die met warmtepompen en elektrische
auto's aan de slag gaan, terwijl andere leveranciers zeggen: doe mij
maar gewoon die normale klant die dat allemaal nog niet heeft. Dat
verschil wil je misschien wel in stand kunnen houden.
Minister Hermans:
Zeker, en dat geldt ook voor nieuwe vormen van energiedelen. Er gebeurt
natuurlijk van alles. Op dat punt zat ook mijn terughoudendheid om nu
zomaar te zeggen dat dit een goed idee is. Ik vind het alleen wel
belangrijk om breed te wegen en om te reageren op suggesties die gedaan
worden. Ik zou willen voorkomen dat we langs één route de innovatie,
vernieuwing en verandering van het energiesysteem in de weg gaan
zitten.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over het modelcontract. Daar heeft de minister het net
uitgebreid over gehad. Ik sluit echter ook een beetje aan bij de vraag
van de heer Stoffer, nee, die van de heer Vermeer: wat kan je als kaders
meegeven? Komen er modelcontracten waarbij je van een bepaalde
leverancier afneemt en levert aan een andere leverancier? Hoe wordt
daarin de bescherming van de consument, of de burger, goed
geregeld?
Minister Hermans:
Die mogelijkheid komt er straks als de Energiewet van kracht wordt. Die
wet ligt nu in de Eerste Kamer. Ik heb de heer Vermeer beloofd er nog
even op terug te komen hoe dat in het modelcontract zit of verwerkt gaat
worden. Als mevrouw Kröger het goed vindt, voeg ik haar vraag daaraan
toe.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat brengt mij tot een vrij praktische vraag. Ik hoor de minister hier
best een hoop dingen rond de amendementen zeggen, zoals "nog even over
nadenken" en "nog even bekijken hoe we dit gaan doen". Bedoelt zij dan
in de loop van dit debat, dus bij de tweede termijn? Ik moet zeggen dat
ik er heel veel ongemak bij voel dat het plenaire debat over elf wetten
gaat en dat wij als energiewoordvoerders dus niet nog een ander moment
hebben om het over die amendementen te hebben. Gebeurt al dat nadenken
van de minister tussen nu en de tweede termijn?
Minister Hermans:
Het nadenken houdt nooit op. Ik ga op de vijftien ... Ik ben aan het
antwoorden op uw vraag. Ik ga vijftien amendementen ... Althans, er zijn
heel veel amendementen ingediend. En er komen er vast meer, hoor ik de
heer Vermeer zeggen. Laat ik het zo zeggen: alles wat nu is ingediend,
ga ik straks van een appreciatie voorzien. Ik weet dat er ook nog wordt
gewerkt aan amendementen; de heer Vermeer refereerde er al aan. Het is
de gewoonte dat ik daar dan nog schriftelijk op reageer. Mogelijk worden
er ook nog amendementen aangepast naar aanleiding van de appreciatie die
ik straks geef. Ook van die aanpassing zal ik dan schriftelijk een
appreciatie geven.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wat ik hier gewoon heel erg lastig aan vind, is dat amendementen die nu
voorbereid worden, op elkaar inwerken. Neem alle vragen rond de
terugverdientijd en rond zekerheid voor mensen. De amendementen waar nu
aan gewerkt wordt, werken op elkaar in. Komt er dan ook nog een
uitvoeringstoets of een impactassessment over wat die amendementen doen?
Het is namelijk best moeilijk. Vandaag behandelen we deze wet. Daarna
krijgen we een appreciatie. Maar krijgen we ook nog iets van een
inschatting van hoe amendementen op elkaar inwerken?
Minister Hermans:
In de appreciatie die ik later schriftelijk zal geven van het totaal dat
er dan ligt, zal ik daar waar dat aan de orde is, ook ingaan op de
wisselwerking of de effecten die amendementen mogelijk over en weer
hebben. Nee, er komt geen aparte uitvoeringstoets, maar vanuit mij komt
dus wel deze analyse erbij, zodat u alle appreciaties van alle
amendementen zoals ze er op dat moment liggen op papier heeft voordat er
gestemd gaat worden.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan zijn de interrupties voor nu op. Hebt u verder nog
iets in uw beantwoording?
Minister Hermans:
Nou ja, ik heb nog best wel wat vragen te beantwoorden.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Hermans:
Na dit hele blok over terugleverkosten en de redelijke vergoeding wil ik
toch nog iets zeggen over dat gekke of wrange gevoel dat je kan hebben
bij het punt dat je terugleverkosten moet betalen over iets wat toch
goed voelt. Jij wekt met zonnepanelen stroom, elektriciteit op, dat
lever je terug aan het net en dan moet je erover betalen. Volgens mij
was mevrouw Beckerman degene die daar in eerste termijn opmerkingen over
maakte. Ik wil daarover zeggen: die kosten voelen gek en zijn met alles
wat ik net heb gezegd ook goed te verdedigen binnen het systeem dat we
hebben en binnen de regels die er zijn. Maar ik vind het echt belangrijk
om het volgende nog een keer te benadrukken: als de salderingsregeling
in 2027 komt te vervallen, dan vallen die kosten voor
energieleveranciers weg en kunnen die dus ook niet meer in rekening
gebracht worden. Ik roep ertoe op en wil ook hier uitspreken dat
leveranciers vanaf 2027, echt gewoon vanaf het moment dat deze regeling
ten einde is, de hoogte van de terugleverkosten per direct
terugschroeven naar een redelijk tarief op basis van de dan nog geldende
kosten voor zonnepaneelbezitters. Het gaat erom dat die in redelijkheid
in rekening kunnen worden gebracht. Ik zeg in navolging van de heer
Bontenbal: "redelijk" betekent niet per se "laag". De vraag is: zijn het
redelijke kosten op basis van de door de energieleverancier gemaakte
kosten? Dat is dus mijn oproep aan de energieleveranciers. Ik roep ook
op om dit heel duidelijk te communiceren aan de consumenten. Dat is wat
mij betreft ook transparantie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit klinkt een beetje als een moreel appel. Dan is mijn vraag: wie is er
nou de minister? Als je als minister die oproep doet, kan je ook zeggen:
ik kan het als minister gewoon regelen. Waarom in de vorm van een moreel
appel en niet in de vorm van dwingende wetgeving of andere
bepalingen?
Minister Hermans:
Ik kan terugleverkosten niet verbieden, om de redenen die ik noemde. Ik
kan aan redelijkheid en transparantie wel alle eisen stellen die ik
terecht en niet minder dan rechtvaardig en normaal vind, en die we in de
wet moeten vaststellen. Salderingskosten vallen weg per 2027. Van de
drie kostenposten die ik eerder noemde in de richting van de heer
Vermeer, valt er dus gewoon eentje weg. Dat heeft een effect op
terugleverkosten. Daarin zitten mijn oproep en opmerking. Dat is onder
andere in reactie op wat mevrouw Beckerman in eerste termijn zei. Ik ben
even vergeten welk woord mevrouw Beckerman zelf gebruikte, maar voor mij
voelt het gek en ergens ook wel wrang dat je die kosten moet betalen. Ik
kan ze wel uitleggen en ik snap waar het vandaan komt, maar dat neemt
niet weg dat er een onderliggend gevoel kan zijn van: waarom moet ik
betalen voor iets goeds wat ik doe?
Voorzitter, mag ik even een praktische vraag stellen? Ik kan nu, na dit
blok, ingaan op alle amendementen die zijn ingediend en zien op
terugleverkosten en de redelijke vergoeding. Zal ik dat doen?
De voorzitter:
Ja. Ik zie heftig geknik aan mijn linkerkant. Het lijkt mij ook een goed
idee om nu de amendementen erbij te pakken, want daar gaat het
grotendeels over.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan heb ik drie amendementen die zien op de
terugleververgoeding. Het eerste is het amendement op stuk nr. 7 van de
heer Bontenbal. In dat amendement wordt gevraagd om een verbod op een
negatieve vergoeding over een periode van ten minste een maand. Dit
amendement verbetert de uitvoerbaarheid in relatie tot de dynamische
contracten, zonder afbreuk te doen aan de bescherming van de consument,
dus ik vind dit een amendement dat bijdraagt aan de bescherming van de
consument en de werking van de wet. Ik laat dit amendement dus aan het
oordeel van de Kamer.
Dan heb ik het amendement op stuk nr. 12 van mevrouw Postma. Ik zal niet
alles herhalen wat ik net gezegd heb. Met hoe het amendement nu is
vormgegeven en met de juridische analyse zoals wij die gemaakt hebben,
zit ik klem in de regels rondom de vrije prijsvorming. Ik zei al dat ik
wel een verband zie met het amendement op stuk nr. 15. Laat me daar dus
nog even het oordeel op geven. Tegen mevrouw Postma zeg ik: zoals uw
amendement er nu uit ziet, moet ik 'm vanuit mijn juridische analyse
ontraden, maar mogelijk is er een verbinding te maken met het amendement
op stuk nr. 15, waar ik nu op inga. Als u er nog naar wil kijken en
mogelijk wat onderdelen wil aanpassen, kunnen we mogelijk later nog tot
een ander oordeel komen, waar ik dan uiteraard uitgebreid schriftelijk
op in zal gaan.
Ik kom nu op het amendement op stuk nr. 15 van de heer Grinwis en
mevrouw Rooderkerk. Het gaat om het vaststellen van een redelijke
vergoeding op minimaal 50% van de leveringsprijs tot 1 januari 2030 en
daarna geldt vaststelling door de ACM. De crux zit 'm in het laatste
stukje over de ACM. Dat zet ik dus even tussen haakjes. Ik ga eerst even
op het eerste deel in, over het vaststellen van de redelijke vergoeding
op minimaal 50% tot 1 januari 2030. Als de heer Grinwis en mevrouw
Rooderkerk bereid zijn om te kijken naar dat punt over de vaststelling
door de ACM, kan ik het amendement oordeel Kamer geven. Dan zitten er
namelijk — de heer Erkens refereerde daar ook aan — tijdelijkheid en
afbouw in, en kunnen we een beroep doen op de uitzonderingsbepaling in
de richtlijn. Maar het is wel cruciaal dat de vaststelling door de ACM
dan uit het amendement gaat.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Deze reactie voelden we, gelet op het eerdere debat, inderdaad een
beetje aankomen: tijdelijk kan er heel veel onder de
Elektriciteitsrichtlijn, maar structureel moet je voorzichtig zijn. Nou
ja, dit gehoord hebbende — ik heb al even overlegd met mijn collega
Rooderkerk — gaan we het amendement hierop aanpassen. Gedurende dit
debat zal het dus gewijzigd worden ingediend. We halen de verschillende
onderdelen die draaien om de ACM-vaststelling vanaf 2030 eruit. 50% voor
drie jaar blijft dus staan. Dus dank voor het oordeel. Het amendement
gaat zo meteen gewijzigd rond.
De heer Bontenbal (CDA):
Begrijp ik dan goed dat de minister dat gewijzigde amendement wel kan
steunen?
Minister Hermans:
Ja.
De heer Bontenbal (CDA):
Oké, dat is dan helder. Dat wilde ik even weten.
Mevrouw Postma (NSC):
De minister zei dat ik de amendementen in samenhang moet zien. Ik zit
wel met het volgende. Ik heb gehoord dat er gekeken is naar mijn
amendement op stuk nr. 12 en dat dat juridisch wel kan, juist omdat er
een tijdelijkheid in zit. Je kijkt namelijk terug, het is eenmalig en je
zegt nog niks tegen dat bedrijf over de toekomst. Je kijkt dus echt
terug en hebt een afgebakende tijd. Volgens mij voldoet dat amendement
daarom aan het punt dat het tijdelijk moet zijn. Er is namelijk een
afgebakend tijdsmoment. Die gaat zelfs naar het verleden, dus niet naar
de toekomst. Ik snap dit dus gewoon even niet.
Minister Hermans:
Mevrouw Postma, u zegt eigenlijk het volgende. Het amendement waar ik
net oordeel Kamer op gaf, kijkt tijdelijk vooruit, voor drie jaar. Bij u
zit er ook een tijdelijkheid in, maar naar het verleden, zeg ik via de
voorzitter. Laat mij de volgende toezegging doen. Ik zoek dit uit, want
dit luistert juridisch gewoon heel nauw. Ik wil hier niet doen aan
"grote stappen snel thuis"; ik wil dit nog een keer heel precies
uitzoeken. In de schriftelijke appreciatie wil ik daar nader op ingaan.
Ik begreep namelijk van de heer Vermeer dat er sowieso nog een
amendement aan komt, waar ik nu geen appreciatie op kan geven. Er komt
dus hoe dan ook nog een brief. Ik ga dan ook in op het vraagstuk of je
nou ook met terugwerkende kracht iets met tijdelijkheid kan doen. Ik
moet in alle eerlijkheid ook zeggen dat ik niet weet of het kan, maar ik
ben bereid om daarnaar te kijken.
Dit waren de drie amendementen op de terugleververgoeding. Dan zijn er
vier amendementen ingeleverd die zien op de terugleverkosten.
Ik begin met het amendement op stuk nr. 11 van de heer Grinwis en
mevrouw Rooderkerk. Dat amendement ziet op de uitbreiding van het
markttoezicht van de ACM. Ik deel het belang van een sterk toezichtkader
voor de ACM. Met dit amendement expliciteren de heer Grinwis en mevrouw
Rooderkerk het toezicht dat de ACM kan houden op de markt voor het
terugleveren van elektriciteit. Het artikel in de Energiewet dat ziet op
markttoezicht op levering, zal daarmee ook gaan gelden op teruglevering.
Dat betekent dat dit binnen de gedragslijn waar ik het eerder in het
debat over had, kan worden ingezet. Ik geef dit amendement dus graag
oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 13 van mevrouw Postma over een verbod op
terugleverkosten. Ik heb daar al veel over gezegd. Een algeheel verbod
op terugleverkosten kan niet in het kader van de regels zoals die in de
richtlijn gesteld zijn, en moet ik dus ontraden. Het amendement lijkt
wel op het amendement op stuk nr. 16 van de heer Erkens, mevrouw
Beckerman en de heer Grinwis, waar ik zo meteen op kom. Maar omdat dit
op een algeheel verbod ziet, moet ik het ontraden.
Het amendement op stuk nr. 14 van mevrouw Postma gaat over het kosteloos
opzeggen van een lopend contract indien dat wijzigt door de afschaffing
van salderen. De geest van het amendement kan ik heel goed volgen,
steunen en oordeel Kamer geven. Een paar kleine aanpassingen zijn wel
belangrijk. Die zien met name op het volgende. Nu staat in het
amendement dat iedereen met zonnepanelen voor de inwerkingtreding van de
wet, per 1 januari 2027, kosteloos moet kunnen opzeggen. Verreweg de
meeste mensen hebben echter al duidelijkheid voor het eind van dit jaar,
als alles loopt zoals het moet lopen in beide Kamers. Die duidelijkheid
is er dus al eerder. Als we tot overeenstemming kunnen komen over de
termijn en over het moment waarop je dat in het amendement zet, dan kan
ik het oordeel aan de Kamer laten.
De heer Vermeer (BBB):
Als we deze wet vaststellen, hoeveel contracten zijn er dan nog die 2027
in lopen? Is dit een zuiver theoretisch of een werkelijk probleem?
Minister Hermans:
Dat is een goede vraag, waar ik nu niet direct een antwoord op heb. Ik
neem die mee in de nog te beantwoorden vragen. Hopelijk kan ik dat aan
het einde van het blokje overig doen.
Het amendement op stuk nr. 16 van de heer Erkens, mevrouw Beckerman en
de heer Grinwis gaat over een verbod op het bij huishoudens en
micro-ondernemingen in rekening brengen van discriminatoire of niet
direct of indirect aan teruglevering gerelateerde kosten en het
bevorderen van transparantie. Met dit amendement willen de drie
indieners iets doen tegen de terugleverkosten die leveranciers in
rekening brengen bij klanten met zonnepanelen. Ik heb al gezegd wat ik
hier gevoelsmatig van vind, maar ik heb ook gezegd dat dit wel tot de
mogelijkheden behoort in het juridisch kader. Leveranciers hebben nu
eenmaal te maken met extra kosten bij mensen met zonnepanelen. Ik
begrijp de wens voor meer duidelijkheid over de wijze waarop
leveranciers de terugleverkosten doorrekenen. Dit amendement
verduidelijkt zeer expliciet ieder onderscheid op niet-objectieve
kenmerken en het feit dat dit verboden is na 2027. Wat dat betreft kan
ik het amendement oordeel Kamer laten. Ik vind het wel belangrijk om te
zeggen — volgens mij was dat ook onderdeel van het debat in de eerste
termijn — dat er hogere inkoopkosten en onbalanskosten kunnen ontstaan
als gevolg van zonnepanelen. In dat geval kunnen er objectieve
verschillen ontstaan, die doorberekend mogen worden. Ook als het
amendement wordt aangenomen, kan dat niet verboden worden. Dat hangt
samen met het amendement op stuk nr. 13, namelijk dat ik de
terugleverkosten niet in hun totaliteit kan verbieden.
De heer Erkens (VVD):
Dat klopt. Alle kosten die nu voor het salderen in rekening gebracht
worden, worden verboden. Daar zou men al mee moeten stoppen, maar dat
schroeien we nu dicht. Worden alle onterecht toegewezen kosten, zoals
het toewijzen van meer verkoopkosten, marketingkosten en overheadkosten,
hiermee ook verboden?
Minister Hermans:
Wat je doet, is een criterium voor transparantie en redelijkheid in de
wet expliciteren, namelijk dat duidelijk moet zijn dat de kosten die
worden doorberekend, daadwerkelijk samenhangen met het terugleveren van
elektriciteit. Dat moet objectief inzichtelijk worden gemaakt.
De voorzitter:
Volgens mij heeft mevrouw Kröger nog een interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik merk dat ik de beoordeling van de verschillende amendementen ... Deze
wet regelt dat een energieleverancier een tarief mag vaststellen op
basis van redelijkheid, de kosten en de baten. Dat kunnen allerlei
kosten zijn, bijvoorbeeld de onbalanskosten. In de wet wordt niet
gedefinieerd wat die kosten zijn. Op dit moment wordt dat vaak los van
de terugleverboete in rekening gebracht. Dat mag straks niet meer, maar
hoe voorkom je dat het vervolgens wordt ingeprijsd onder het mom van
"redelijke tarieven, de kosten en baten van de energieleverancier"? Ik
zie even niet wat die amendementen, hoe goedbedoeld ze ook zijn, doen om
dat te voorkomen.
Minister Hermans:
Dat vind ik een terechte vraag. Daarom verwees ik ook naar het debat in
eerste termijn en alle vragen die u toen onderling heeft gesteld. Dat
waren terechte vragen. Dit amendement regelt geen algeheel verbod op
terugleverkosten. Dat doet het amendement van mevrouw Postma. Dat
amendement moet ik ontraden. Dat kan niet. Ik kan geen algeheel verbod
op terugleverkosten toestaan, gegeven de Elektriciteitsrichtlijn en de
Richtlijn hernieuwbare energie. Het amendement van de heer Grinwis, de
heer Erkens en mevrouw Beckerman expliciteert de redelijkheid en de
transparantie, maar laat ik even bij de redelijkheid van het tarief
blijven. Het gaat erom dat dat ook daadwerkelijk een redelijk tarief is
en dat het echt ziet op kosten die de leverancier maakt in relatie tot
het terugleveren van elektriciteit. Dat moet — dat is de transparantie —
echt zichtbaar zijn voor de consument. Als dat niet aan de orde is, als
dat niet gebeurt, kan en mag de ACM dus ingrijpen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger voor een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
We hebben net een heel debat gevoerd waarin de minister betoogde dat de
redelijkheid al goed geborgd is in de wet. De minister heeft ons er net
van geprobeerd te overtuigen dat de redelijkheid al geregeld is en de
ACM daarop kan toezien. Eigenlijk zegt ze nu: je hebt dit amendement
nodig om de redelijkheid echt te kunnen borgen, zodat er niet stiekem
andere kosten in verdisconteerd worden. Dat is wel iets anders dan wat
er eerder gezegd werd.
Minister Hermans:
Nee. Ik ben van mening dat de redelijkheid geborgd is door de criteria
zoals we die hebben opgenomen in de wet. Ik heb wel in het debat de wens
gehoord en in dit amendement de wens gelezen — ik begrijp die en ik wil
daar heel erg graag over meedenken en stappen in zetten om dat verder te
verbeteren — om de wijze waarop leveranciers terugleverkosten
doorrekenen meer te expliciteren. Dat doet dit amendement. Om die reden
geef ik het oordeel Kamer, namelijk omdat het in lijn is met wat je mag
doen aan het in rekening brengen van terugleverkosten en omdat het een
uitwerking is, een verdere explicitering, van de criteria die in de wet
staan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Gewoon puur praktisch: wat zijn kosten die een energieleverancier mag
inprijzen in het teruglevertarief die redelijk zijn en wat zijn kosten
die onder het mom van een terugleverboete als onredelijk worden gezien?
Waar hebben we het dan over? Als dit amendement dat expliciteert, dan
zien we graag dat het heel erg geëxpliciteerd wordt.
Minister Hermans:
In de terugleverkosten zoals die nu berekend worden aan klanten, aan
afnemers, zijn eigenlijk drie kostenposten verwerkt: inkoopkosten,
onbalanskosten en salderingskosten. De salderingskosten vallen weg per
2027. Dan blijven die andere twee over. Die andere twee mag je in
redelijkheid in rekening brengen. Dit amendement expliciteert het
criterium van redelijkheid, gekoppeld aan de twee typen kosten die op
dit moment zorgen voor hogere kosten voor leveranciers en afnemers van
zonnepanelen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, tot slot. Dus het amendement verbiedt terugleverkosten niet, maar
het expliciteert dat die typen terugleverkosten ingeprijsd mogen worden
en dat dat als redelijk kan worden gezien? Is dat het?
Minister Hermans:
Het amendement verbiedt terugleverkosten inderdaad niet. Het gaat niet
over een algeheel verbod op terugleverkosten. Dat staat in het
amendement van mevrouw Postma, dat ik moet ontraden. Ik zal de
argumenten niet herhalen, maar ik kan geen algeheel verbod doen. Ik kan
wel expliciteren en meer duidelijkheid geven over de wijze waarop
leveranciers terugleverkosten doorrekenen. Dat is hoe ik dit amendement
lees. Dit amendement verduidelijkt heel expliciet dat ieder onderscheid
op basis van niet-objectieve kenmerken verboden is na 2027.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb even een korte vraag over mijn amendement op stuk nr. 13. Dat
regelt het tot het einde der tijden, maar dat blijkt niet mogelijk
volgens de wet. Maar wat als ik het nou inkapsel en zeg: die
terugleverkosten mogen de komende vijf of tien jaar niet geregeld
worden, dus zo'n beetje totdat de saldering als het ware gesetteld is?
Is het dan juridisch wel mogelijk?
Minister Hermans:
Dat denk ik niet, want leveranciers maken die kosten gewoon.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat snap ik, maar het is een soort afbouwpad in kosten, voor 30 jaar, 10
jaar of 5 jaar. Zullen we het gewoon onderzoeken, minister?
Minister Hermans:
Onderzoek alles en behoud het goede: daar ben ik altijd toe bereid. Ook
als mevrouw Postma een nieuw amendement indient, moet en zal ik daar
sowieso een appreciatie op geven. Als er een nieuw amendement wordt
ingediend, ga ik daar natuurlijk welwillend en met een open blik naar
kijken, maar ik houd ook staande alles wat ik gezegd heb over de
juridisch beperkte ruimte die ik heb en die er is om in de prijsvorming
in te grijpen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat snap ik. We moeten goede amendementen maken die juridisch houdbaar
zijn. Dus laten we dit gewoon onderzoeken. Als u daarop terug wilt komen
in de appreciatie, zou dat fijn zijn.
Minister Hermans:
Zodra het amendement is ingediend, ga ik het bestuderen en
appreciëren.
Voorzitter. Dit waren de amendementen en daarmee is het blokje over de
redelijke vergoeding en de terugleverkosten afgerond. Ik kom nu bij het
derde blokje, over de effecten op het energiesysteem en de ambities die
we hebben met zonnepanelen. Ik begin met de terugverdientijd; daar vroeg
mevrouw Rooderkerk mij naar. Zij vroeg of een terugverdientijd van
veertien jaar nog wel aantrekkelijk is voor mensen om te investeren in
zonnepanelen. Ik ben het met mevrouw Rooderkerk eens, althans met wat ik
onderliggend in haar vraag hoorde: de terugverdientijd wordt inderdaad
langer en daarmee wordt het minder aantrekkelijk dan het nu is. Dat is
een gegeven. Maar ik verwacht nog steeds dat de groei van het aantal
zonnepanelen op daken zal doorzetten; die zal wat afvlakken maar wel
doorzetten. In de inleiding zei ik al dat veel huishoudens de afgelopen
jaren de stap hebben gezet om te investeren in zon op dak. Er liggen nu
dus al op bijna 3 miljoen woningen zonnepanelen, wat echt goed nieuws is
voor de energietransitie. Maar we zien nu ook — ik zei daar ook al wat
dingen over bij het omschrijven van het doel van de wet — dat stimuleren
niet meer noodzakelijk is. De markt is volwassen geworden en de kosten
om te investeren in zonnepanelen zijn fors gedaald; zonnepanelen
verdienen zich ruim binnen de levensduur terug. Daarvoor is geen
stimuleringsmaatregel meer nodig. Dat is echt wat anders dan in 2004,
toen de terugverdientijd nog zo'n 35 jaar betrof.
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Vermeer voor u. Daarna kom ik bij
mevrouw Rooderkerk.
De heer Vermeer (BBB):
Kan de minister aangeven dat we, als dat zo is, ook per direct kunnen
stoppen met welke stimulering dan ook van zonneparken? Dus dat SDE,
contracts for difference en dat soort zaken hiermee allemaal overbodig
zijn?
Minister Hermans:
Nee, grootschalige opwekking en de salderingsregeling die van toepassing
is op kleinverbruikers, zijn echt twee verschillende zaken en leveren
ook op een verschillende manier een bijdrage aan de ambities die we
hebben met zon en zonne-energie. Daarover heeft mevrouw Kröger een vraag
gesteld waar ik zo nog op in zal gaan.
De heer Vermeer (BBB):
Toch snap ik dat niet helemaal, want juist die grote parken hebben hele
grote inkoopvoordelen en schaalvoordelen. Als stroom van een zonnepaneel
eenmaal het net ingaat, kun je niet meer het onderscheid maken waar die
vandaan komt. Dus: als het principe voor de ene bron geldt, zal dat toch
ook voor de andere bron moeten gelden?
Minister Hermans:
Je kunt deze grootschalige investeringen, die grootverbruikers, daar
niet mee vergelijken. Daar zit echt een andere — ik zoek even het
Nederlandse woord — businesscase onder dan bij huishoudens of
kleinverbruikers die nu gebruikmaken van de saldering. We hebben de
grootschalige opwekking van hernieuwbare energie op land, van zowel zon
als wind, gewoon nodig om het doel te halen dat we ons gesteld
hebben.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van mevrouw Rooderkerk en daarna nog van
mevrouw Kröger.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Nu zegt de minister weer, zoals ze ook in haar brief schreef: die
terugverdientijd, die veertien jaar, komt alsnog goed. Maar in
werkelijkheid zien we natuurlijk dat die hele markt is ingestort.
Bedrijven die hierin hebben geïnvesteerd, mensen die hiervoor zijn
opgeleid: dat is allemaal onderuitgegaan. Natuurlijk is de
terugverdientijd wel degelijk van belang voor mensen om echt
daadwerkelijk de beslissing te nemen om zo'n zonnepaneel te nemen. Dat
is overigens ook de reden dat wij het van belang vinden dat het
amendement het haalt om de terugleverkosten te stoppen en dat wij het
van belang vinden dat ons eigen amendement om meer duidelijkheid en
zekerheid te bieden aan mensen over de terugleververgoeding, het haalt.
Ik neem aan dat, gezien de positieve appreciatie daarvan, de minister
toch ook ziet dat het van belang is dat de terugverdientijd omlaaggaat.
Zo zorgen we ervoor dat het voor mensen rendabeler is om hierin te
investeren en dat zij dat zelf ook zo voelen.
Minister Hermans:
Zeker. De terugverdientijd is een hele belangrijke prikkel geweest, zo
hebben we ook gezien in de afgelopen jaren, om al die huishoudens ervoor
te laten kiezen om zonnepanelen op het dak of in hun tuin te leggen, of
in ieder geval om daarin te investeren. Dat heeft ertoe geleid dat 3
miljoen woningen zonnepanelen hebben. Dus ja, de terugverdientijd is een
belangrijk aspect. Gelukkig zien we ook dat de terugverdientijd, hoewel
die omhoog is gegaan, wel nog steeds binnen de levensduur van
zonnepanelen zit. Je kan de terugverdientijd zelf ook beïnvloeden door
het eigen verbruik. Natuurlijk zitten daar, zo zeg ik ook nog een keer
tegen mevrouw Kröger, verschillen in de hoeveelheid mogelijkheden die
mensen hebben om daar zelf op in te zetten. Maar die mogelijkheden zijn
er wel degelijk, dus de ruimte is er. Je kunt nog steeds investeren en
binnen de levensduur terugverdienen. Je hebt daar zelf ook nog invloed
op door je eigen verbruik te vergroten.
De voorzitter:
Is het zo duidelijk voor u? Ja?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ja, eens. Het eigen verbruik is daarbij maar een klein deel.
Uiteindelijk is het van belang dat we met hetgeen waar we met elkaar als
Kamer op uitkomen, duidelijkheid bieden aan de markt — dat staat op één
— en dat we daarnaast zorgen dat het voor mensen echt een goede
investering blijft.
Minister Hermans:
Met die duidelijkheid ben ik het echt heel erg eens. Er is gewoon te
lang onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid over geweest.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Het verbaast mij eigenlijk een beetje dat de minister zegt — daar ben ik
het overigens geheel mee eens — dat we energie-opwek van grootschalige
projecten zon nodig hebben om de klimaatdoelen te halen, maar zij
tegelijk het salderen afschaft. In de Klimaat- en Energieverkenning zegt
het PBL heel duidelijk dat het afschaffen van salderen een van de
redenen is waarom de doelen van dit kabinet absoluut ver buiten bereik
zijn. Ik vraag mij dan een beetje af hoe de minister daarnaar kijkt en
of ze niet erkent dat we ook de opwek op dak van huishoudens keihard
nodig hebben. Erkent ze dat het toch bijzonder vreemd zou zijn dat we
alleen projecten van grote bedrijven nog zouden stimuleren, maar we
huishoudens in de kou laten zitten?
Minister Hermans:
Gelukkig doen we dat laatste niet en blijven we huishoudens helpen met
bijvoorbeeld isoleren en ondersteunen bij het aanschaffen van een
warmtepomp. En ja, ik vind het zelf ook niet de leukste maatregel en
niet een populaire maatregel, maar in het licht van dat eerlijke en
efficiënte energiesysteem is het wel belangrijk om het salderen af te
schaffen. De verwachting is, zo schetst ook de RVO in een onderzoek, dat
de komende jaren de investeringen in zonnepanelen door zullen gaan. Die
zullen wel wat afvlakken. Het PBL schreef in een eerdere monitor dat de
piek van investeringen in zonnepanelen in 2022 en 2023 echt bijzonder
hoog was als gevolg van de hoge energiekosten door de oorlog in
Oekraïne. Maar ook in de toekomst zal de investering in zonnepanelen
doorgaan. Dat is ook belangrijk, omdat we met elkaar doelen hebben
gesteld.
Dan even heel specifiek over dat doel. Mevrouw Kröger vroeg mij daarnaar
in de eerste termijn. De verwachting is dat we het doel van die 35
terawattuur hernieuwbare energie op land gaan realiseren. De groei van
kleinschalige zon-PV zal afvlakken, zoals ik net schetste, maar het zal
wel blijven groeien. Maar die 35 terawattuur is het doel van de
grootschalige opwekking van zon en wind op land. De saldering — ik zei
dat ook net al tegen de heer Vermeer — is van toepassing op
kleinschalige opwekking. Die wordt meegeteld in het doel als die boven
de verwachte groei van 7 terawattuur uitkomt en de grootschalige
opwekking uit zon en wind al boven de 35 terawattuur ligt. Maar dat doel
staat dus en is ook in het vizier. Daar gaan we gewoon onverminderd mee
voort, want het belang van zonne-energie in ons energiesysteem van de
toekomst staat onverminderd vast.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vroeg naar de analyse van de Klimaat- en Energieverkenning. Daarin
wordt het afschaffen van salderen als een van de redenen genoemd waarom
dit kabinet zijn doelen niet haalt. Ik krijg nu een heel ander antwoord,
waarbij er niks wordt gezegd over de Klimaat- en Energieverkenning. Het
doel waar ik naar gevraagd heb in de eerste termijn, ging niet over de
35 terawattuur — dat gaat inderdaad over grootschalige opwekking — maar
over de doelstelling in het NPE over een verhoging van duurzame stroom
in wijken met een factor van 4. Dat is een heel ander doel. Maar goed,
ik wil graag een reflectie. Dit kabinet gaat bij lange na de doelen niet
halen en het PBL waarschuwt over de afschaffing van de
salderingsregeling. Hoe kan het dat dit kabinet hier niks tegenover zet,
er wél grootschalig gefinancierd blijft worden en huishoudens, nogmaals,
letterlijk in de kou worden gezet, doordat het ze gewoon onmogelijk
wordt gemaakt?
Minister Hermans:
Het PBL geeft een algehele analyse van hoe het ervoor staat met het
klimaatbeleid. Ze denken dat de kans dat we het doel gaan halen heel
klein is. Ze achten het "erg onwaarschijnlijk", als ik even heel precies
de PBL-terminologie aanhoud. Een van de redenen daarvoor is het feit dat
er in het beleid een aantal keuzes is gemaakt. Het zit 'm ook in exogene
factoren, in barrières en in knelpunten rondom de uitvoering. Het PBL
geeft geen individuele doorrekening. Nee, ik moet het anders zeggen: het
PBL geeft geen doorrekening van de effecten van individuele maatregelen.
Maar het effect van het geheel aan beleid wordt in kaart gebracht.
De voorzitter:
Nou, mevrouw Kröger, nog één keer. Dan mag de minister vervolgen. Ik heb
namelijk het idee dat u misschien langs elkaar heen praat. De laatste
keer op dit punt. Dan kunt u nog reageren, minister, maar daarna gaan we
toch voort.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Het kan best dat wij langs elkaar heen praten, maar meestal is het doel
van een debat om dat te proberen te beslechten. Het PBL geeft die
analyse over salderen. De minister kan dan wel zeggen dat er geen
individuele analyse is geweest, maar het PBL zegt dat salderen een van
de redenen is. Dat erkent de minister toch? Dan is de vraag als volgt.
Er moet 24 megaton extra CO2 bespaard worden. Heeft de
minister voordat zij dit wetsvoorstel indiende, überhaupt bij het PBL
gecheckt wat de impact daarvan is op het halen van de klimaatdoelen?
Heeft ze advies ingewonnen? Of heeft ze gewoon rücksichtslos salderen
afgeschaft en werd ze later door het PBL overvallen toen dat zei dat dat
een van de redenen is dat de doelen niet gehaald worden?
Minister Hermans:
Bij de vormgeving van dit wetsvoorstel heb ik mij gebaseerd op de
afspraak die gemaakt is in het hoofdlijnenakkoord. Het PBL constateert
dat het klimaatdoel voor 2030 door een aantal keuzes in het beleid uit
zicht is. Ik heb daar al een aantal dingen over gezegd. We hebben daar
afspraken over gemaakt, dus ik vind dat er alternatieve maatregelen
tegenover zullen moeten staan. Tegelijkertijd geldt ook dat het uit
zicht raken van dat doel voor een deel bepaald wordt door belemmeringen
en barrières in de uitvoering. Ook daarop zullen we dus moeten
ingrijpen. Netcongestie is daar één van. Daar doet deze maatregel ook
iets voor. Ik ben me bewust van de analyse van het PBL, alsook van de
serieusheid daarvan. Ik denk dat we elkaar daar nog heel vaak over gaan
spreken. Ik ben daar in elk geval nu mee aan het werk.
De voorzitter:
U kunt uw beantwoording vervolgen.
Minister Hermans:
Voorzitter. Het ging over eigen verbruik. Ik heb daar al een aantal
dingen over gezegd. Zowel de heer Grinwis als de heren Bontenbal, Flach
en Erkens stelden mij vragen over het handelingsperspectief bij het
verhogen van het eigen verbruik. We hebben het erover gehad waar die
ruimte zit en wat je er zelf aan kan doen. Het gaat er natuurlijk ook om
dat de mate van bewustzijn hierover groter moet worden. Om te kunnen
inspelen op omstandigheden moet je soms ook weten hoe het werkt en moet
er informatie beschikbaar zijn. Daarom is het eigen verbruik onderdeel
van de campagne "Zet ook de knop om", die al in gang was gezet en dit
najaar weer verdergaat. Milieu Centraal krijgt als onafhankelijke
organisatie een subsidie om onder andere op hun website uitgebreide
informatie en tips voor het eigen gebruik van opgewekte elektriciteit te
kunnen delen. Tot zover over eigen gebruik.
De heren Bontenbal en Grinwis vroegen mij nog of de ISDE geschikt is om
eigen verbruik te verhogen. Eerst over wat ik niet kan doen met de ISDE.
Er is geen budget om technieken toe te voegen of bonussen te
introduceren. Stel dat je bijvoorbeeld extra subsidie wil geven voor
warmtepompen als iemand zonnepanelen heeft. Dan kan de vraag opdoemen
hoe je kan controleren of diegene daadwerkelijk over zonnepanelen
beschikt. Dat maakt het lastig om die regeling op die manier in te
zetten. Maar ik ben wel bereid om met u na te denken over de vraag hoe
we de huidige ISDE kunnen inzetten om ook het probleem met netcongestie
te verkleinen. Dat vergt nog wel even nadenken en onderzoeken, maar die
toezegging kan ik doen.
Dan kom ik bij het laatste blokje, waar onder andere het effect op
huurders onderdeel van is.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Grinwis over het vorige blokje nog een vraag
heeft.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, dat klopt, voorzitter, aanvullend op collega Kröger. Ik zat de
passage in de KEV nog eens te lezen over de zonnepanelen en de
salderingsregeling. Daar wordt de motie die door collega Erkens is
ingediend, als geagendeerd beleid getypeerd. De terugverdientijd zou
eerst toenemen van 9 tot 17 jaar en dan dalen naar 12 jaar. Nou gaan wij
straks waarschijnlijk een wetsvoorstel aannemen met een aantal
amendementen. Ik ben wel benieuwd wat dat doet met die passage in de
KEV. Ik weet niet wat de minister daar nou zelf in kan betekenen en wat
dat precies betekent voor huishoudens, maar ook bijvoorbeeld voor wel of
niet CO2-reductie. Dat is een hele andere vraag, die in de
KEV niet eens wordt aangeraakt. Of moeten we dat aan het PBL vragen en
komt dat volgend jaar in de volgende KEV wel weer? Kan de minister
hierover nog duidelijkheid verschaffen? Eigenlijk staat hier een passage
die al deels achterhaald is, en die sowieso beïnvloed wordt door wat wij
nu met elkaar als Kamer gaan besluiten.
Minister Hermans:
Ziet uw vraag dan specifiek op de teruglevertijd of is die meer
algemeen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Überhaupt de impact ervan. In deze passage op pag. 74 gaat het over de
terugverdientijd, want daarin wordt het uiteindelijk uitgedrukt. Maar
het gaat ook over de toename van het aantal zonnepanelen in dat stukje.
Uiteindelijk is de onderliggende vraag: wat is de impact op het wel of
niet bereiken van klimaatdoelen, dus dan heeft het ook weer te maken met
CO2-reductie.
Minister Hermans:
Ik zit even te denken wat ik kan doen. Nadat de wet is aangenomen, zou
ik dat sowieso aan CE Delft en Berenschot kunnen vragen, want die hebben
natuurlijk rapporten gemaakt over die terugverdientijd. Zouden jullie
nog eens een update kunnen maken op grond van de aangenomen amendementen
en hoe de wet er nu voorligt? Net hebben we al even overlegd of ik er al
iets over kan zeggen in de brief waarin ik ook inga op de amendementen.
Ik moet echt checken of dat op zo korte termijn kan, want die brief moet
natuurlijk snel naar de Kamer. Maar ik wil dat wel uitzoeken. Als dat
kan, doe ik dat, vanzelfsprekend. Als dat niet kan, volg ik de route die
ik daarvoor schetste.
De voorzitter:
U kunt de beantwoording van de vragen vervolgen.
Minister Hermans:
Dan kom ik nu bij het laatste blokje, omtrent de vragen die gesteld zijn
over de impact van het wetsvoorstel op de aantrekkelijkheid voor
zonnepanelen in de huursector. Ik zei net al dat er op dit moment op
ongeveer een van de vijf corporatiewoningen zonnepanelen liggen. De
huurders van die woningen kunnen profiteren van de voordelen die
zonnepanelen bieden. Ik verwacht dat, net als bij huiseigenaren, ook
huurders van corporatiewoningen kunnen blijven genieten van het voordeel
dat zonnepanelen bieden. Daarin zit dus geen verschil met
woningeigenaren. Het verschil met de koopsector is natuurlijk dat de
opbrengsten verdeeld worden tussen de investerende partijen, dus de
corporatie of verhuurder, en de huurder. Het is aan die partijen om
samen afspraken te maken die zijn aangepast aan de nieuwe situatie. Op
dit moment wordt door het ministerie van VRO in samenwerking met de
Woonbond en Aedes opnieuw onderzoek gedaan naar de huidige en de
toekomstige situatie van zonnepanelen in de huursector. De eerste
resultaten van dit onderzoek worden binnenkort verwacht. Daarnaast
overlegt de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op dit
moment met VNG, Aedes en de Woonbond over nieuwe prestatieafspraken,
waarbij het onderwerp verduurzaming natuurlijk ook een rol speelt.
De voorzitter:
Er is een vraag op dit punt van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb eigenlijk een heleboel vragen in mijn hoofd. Een op de drie
koopwoningen en een op de zes huurwoningen heeft zonnepanelen. De
minister zei net dat het om een op de vijf huurwoningen gaat. Maar het
probleem is dat huurders het minst hebben geprofiteerd van de huidige
regeling en dat zij door deze wetten hard worden geraakt. Het is
namelijk een soort combinatie van zaken. Huurders betalen mee, vaak via
de servicekosten of via een epv, zoals dat dan heet. Dit is ook nog eens
de groep die het vaakst last heeft van een hoge energierekening. Het is
dus heel mooi dat er onderzoek naar wordt gedaan en dat er misschien wel
nieuwe prestatieafspraken worden gemaakt, maar wat hebben huurders daar
eigenlijk aan? Laten we even beginnen met de huurders die al
zonnepanelen hebben, want die betalen nu gewoon al dubbel. De Woonbond
zegt: ze gaan drie keer langs de kassa.
Minister Hermans:
Mensen die in een huurwoning wonen, betalen niet aan de voorkant voor de
investering in zonnepanelen. Die investering ligt bij de particuliere
verhuurder of woningcorporatie. Vervolgens worden er afspraken gemaakt
tussen de verhuurder en de huurder over wat dat betekent voor de prijs.
Het moet nog blijken wat de omvang van het effect is van het afschaffen
van de salderingsregeling op investeringen in zonnepanelen door
verhuurders, of dat nou corporaties of particuliere verhuurders zijn.
Maar ook hier is wel de verwachting dat de investering doorgaat, omdat
het een element is van de verduurzaming en een manier is om ook in de
energierekening van huurders iets te kunnen doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar mijn vraag ging in principe over huurders die al zonnepanelen
hebben. We hebben gewoon berekeningen gekregen van TNO en CE Delft
waaruit blijkt dat de opbrengst voor woningeigenaren straks nog €210 per
jaar is, terwijl die voor huurwoningen maar €100 per jaar is. Huurders
blijven wel meebetalen aan de zonnepanelen, via de epv of servicekosten.
Juist deze groep mensen heeft vaak de meeste problemen met de
energierekening. Ik zei het in de eerste termijn al. Als je een groene
keuze gemaakt hebt of opgelegd gekregen hebt en je in het rood staat,
kom je op deze manier alleen maar verder in het rood te staan. Wat doet
dat met het draagvlak bij zittende huurders?
Minister Hermans:
Het draagvlak voor überhaupt de verduurzaming en de energietransitie
waar we in zitten, is cruciaal om dit voor elkaar te krijgen. We hebben
het al met elkaar gehad over het steeds wisselen van het wel of niet
salderen. Dat heeft natuurlijk ook effect op het draagvlak. En ja, dat
geldt ook voor de kosten en wat het uiteindelijk betekent voor de
portemonnee. Ik denk dat iets van verschil op zich te verklaren is,
omdat huurders niet de investering aan de voorkant doen. Dat doet de
verhuurder of de woningcorporatie. De sommen die mevrouw Beckerman
noemt, ken ik niet, dus het is lastig om daar uit mijn hoofd op te
reageren. Maar in algemene zin vind ik wel dat de betaalbaarheid
belangrijk is voor het draagvlak, of het nou om woningeigenaren of
huurders gaat. Gelukkig gebeuren er een heel aantal dingen op dat punt.
Daar zijn ook subsidies voor beschikbaar. Die zijn er natuurlijk vooral
voor woningeigenaren, realiseer ik me. Maar ook met corporaties zijn
goed afspraken te maken. Op dit moment lopen die gesprekken met de
minister van VRO over wat je nog meer kan doen aan de verduurzaming van
corporatiewoningen.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar wacht eens even. Die cijfers hebben we ook in de eerste termijn
genoemd. De minister zegt dat er van alles gebeurt. Ja, er gebeurt
inderdaad van alles. De huren zijn het afgelopen jaar tot een record
gestegen en volgend jaar komt er weer een record bij. Een deel van de
huurders, 20%, gaat erop achteruit met de huurtoeslag en daar komt dit
probleem weer bij. Dat is wat er gebeurt. Heel veel feitelijke
investeringen zien we niet. En ja, je zal misschien afspraken kunnen
maken met corporaties, maar ik weet niet of de minister het gevolgd
heeft, maar corporaties komen ook steeds meer klem te zitten. Die moeten
namelijk ook investeren in nieuwbouw, die moeten ook investeren in het
verduurzamen van woningen en die betalen zich scheel aan belastingen.
Dus wat gebeurt er nou eigenlijk, anders dan dat huurders hiermee nog
verder in de knel komen?
Minister Hermans:
Ik begrijp dat mevrouw Beckerman heel graag nu een antwoord wil. Ik snap
deze vraag ook. Ik kan nu zeggen wat de minister van VRO doet. Zij doet
in samenwerking met de Woonbond en Aedes dat onderzoek naar de huidige
en toekomstige situatie van zonnepanelen in de huursector en zij voert
gesprekken met VNG, Aedes en Woonbond over de prestatieafspraken. Daar
moet dat samenkomen. Als ik het goed zeg: ik verwacht dit jaar nog de
eerste resultaten, in elk geval van dat onderzoek.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wij moeten straks voor of tegen deze wet stemmen. Het zal niemand hier
verbazen dat voor mijn partij de mensen met een laag of gemiddeld
inkomen, of ze nou huurder of koper zijn, daar heel doorslaggevend in
zijn. We hebben net gevraagd naar de mensen die pas laat konden
investeren. Dat zijn vaak mensen met een wat lager inkomen. Daar gebeurt
eigenlijk helemaal niets voor. Voor huurders loopt er een onderzoek,
terwijl we gewoon weten — dat zijn de feiten — dat er heel veel ellende
aankomt, voor huurders en misschien ook wel voor corporaties. Dit gaat
wel echt meewegen in de afweging van mijn partij of we voor of tegen
deze wet gaan stemmen. Ik hoop dat het kabinet dat begrijpt.
Minister Hermans:
Er blijft nog steeds een voordeel, ook voor huurders. Het wordt lager.
Dat klopt; daar heeft mevrouw Beckerman gelijk in. Woonbond en Aedes
zitten allebei aan tafel om met de minister van VRO naar de uitkomsten
van het lopende onderzoek te kijken. Ik weet dat de eerste resultaten
aan het eind van het jaar bekend worden. Die kunnen dus ook weer worden
betrokken in de bredere afspraken die worden gemaakt. Dat is op dit
moment de stand van zaken en wat er gebeurt.
De heer Bontenbal (CDA):
Hier wil ik wel even op door. Persoonlijk vind ik dat we de
verduurzaming van huurwoningen vooral via een betere schil moeten doen,
dus gewoon energiebesparing. Zonnepanelen hadden volgens mij sowieso
nooit de prioriteit moeten hebben die ze hebben gehad. Het is de
makkelijkste investering, terwijl je eigenlijk gewoon de kwaliteit van
de woning moet verbeteren met dubbelglas, isolatie enzovoorts. Om deze
discussie af te pellen, zou ik wel een onderscheid willen maken. Over
wie hebben we het nou? Hebben we het over investeringen die zijn gedaan
en die nog worden gedaan? Dat de businesscase voor investeringen in
huurwoningen slechter wordt, is duidelijk, maar dat vind ik iets anders
dan investeringen die reeds zijn gedaan. Dan zou ik zeggen dat er twee
doelgroepen zijn. De eerste zijn de woningcorporaties. Daarvan zou ik
zeggen: die kunnen het lijden. Ze hebben bewust deze risico's genomen en
weten ook hoe overheidsbeleid in elkaar zit. Ze hebben die keuzes
gemaakt en moeten dan op de blaren zitten. Maar mevrouw Beckerman heeft
gelijk dat er een groep huurders is die te goeder trouw is ingestapt in
een constructie met de epv. Ik ben daar zelf altijd kritisch over
geweest, precies omdat ik dit zag aankomen, namelijk dat de
salderingsregeling wordt aangepakt en deze mensen het schip in gaan.
Maar goed, het is gebeurd. Deze groep zit wel klem, want die betaalt
gewoon een vast bedrag per maand in ruil voor kilowatturen die ze mogen
wegstrepen, maar die worden minder. Zij zitten gewoon aan dit contract
vast.
Minister Hermans:
Een huurcontract, bedoelt u?
De heer Bontenbal (CDA):
Ja. Het is een epv, dus een contract dat boven op je huurcontract komt.
Als de woningcorporatie daar niets aan doet, gaan deze mensen wel
degelijk financieel het schip in. Nu weet ik niet of je de wet daarom
moet laten afvallen, maar ik vind wel dat u deze doelgroep er specifiek
uit moet lichten in het onderzoek dat u doet. Om hoeveel mensen gaat
het? Kan er voor deze mensen misschien een schikking worden getroffen?
Deze mensen hebben het te goeder trouw gedaan. Daar heeft mevrouw
Beckerman gewoon gelijk in. Deze mensen gaan nu nat. Dat vind ik voor
die groep niet eerlijk. Tegen woningcorporaties kijk ik anders aan en
tegen toekomstige investeringen kijk ik anders aan, maar deze groep zit
klem.
Minister Hermans:
Ik begrijp dat voor deze specifieke groep. Ik zal de minister van VRO
vragen of hier specifiek naar wordt gekeken in het onderzoek dat loopt
en, zo niet, of het erbij kan worden betrokken. Ik weet ook dat de
epv-regels zijn aangepast of geactualiseerd; ik weet even niet hoe ik
dat het beste kan omschrijven. Of dat nu opnieuw gaat gebeuren, ligt
natuurlijk bij de minister van VRO. Ook hier zal ik mevrouw Keijzer
vragen hoe het zit en hoe dit meeloopt in het onderzoek en de gesprekken
die gaande zijn, zodat ik dat precies aan u kan laten weten. Dan kan ik
in elk geval naar ik hoop wat inhoudelijke dingen zeggen, maar ik hoop
in elk geval aan te kunnen geven of er procesmatig apart naar deze groep
gekeken kan worden. Dat zal ik meenemen in de brief die ik toezei.
De voorzitter:
Ik zie dat dit nog meer vragen oproept. Eerst de heer Bontenbal en
daarna komen de heer Grinwis en mevrouw Kröger.
De heer Bontenbal (CDA):
Het is goed dat dit uitgezocht wordt. Het is denk ik voor de Kamer wel
nuttig om bijvoorbeeld heel simpel te weten om hoeveel mensen dit gaat.
Gaat het om 1.000, 10.000 of 100.000 mensen? Dat maakt denk ik ook wel
uit voor de manier waarop we hiermee verdergaan. Het maakt ook uit voor
het financiële beslag dat het gaat leggen als we bijvoorbeeld deze groep
willen compenseren.
Minister Hermans:
Zeker, maar die feitelijke gegevens moeten we nu in kaart kunnen
brengen. Dat denk ik, maar misschien denk ik nu te makkelijk. Nogmaals,
ik ga dus na wat daarvan al in dit onderzoek zit en wat nog meegenomen
kan worden. Ik ga ook na hoe dat zit met de epv-regels, die — dat
begreep ik net — in principe pas over twee jaar weer geactualiseerd
worden. Dat kan dan dus meelopen met de ingangsdatum van het
wetsvoorstel. Ik begrijp dat je daarvoor natuurlijk al meer inzicht wilt
hebben over hoe het voor deze groep uitpakt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag sluit daarop aan. Het is namelijk mijn wens om de feiten en
cijfers boven tafel te hebben. Welke epv — dat is de
energieprestatievergoeding — wordt er gemiddeld van huurders gevraagd?
Om welk financieel beslag gaat het dan uiteindelijk? Dat is wel prettig
om te weten. Wat is de verantwoordelijkheidsverdeling hierin? Wat
betekent het als we de rekening bij het Rijk leggen? En wat betekent het
als we de rekening bij de woningcorporaties leggen? Wat zijn daar dan de
gevolgen van? Kan dat zomaar? Dat is de ene kant. De andere kant gaat
over iets waar de heer Bontenbal in zijn eerste interruptie ook al op
wees. Het blijft voor woningcorporaties een van de makkelijkste
labelstappen. Er is een enorme incentive om zonnepanelen op je dak te
blijven leggen. Tegelijkertijd wordt het voor huurders een stuk minder
leuk en aantrekkelijk. Hoe wil het kabinet eigenlijk omgaan met die
groter wordende kloof? Je zou kunnen zeggen dat er tot nu toe dankzij
salderen een soort van gedeeld belang was. Dat gedeelde belang
verdwijnt. Daarmee voorzie ik steeds meer een conflict tussen verhuurder
en huurder.
Minister Hermans:
Ja, het heeft onherroepelijk een effect op de belangenafweging, al was
het maar omdat een verhuurder kan besluiten om te investeren en dan met
de huurder overlegt: hoe gaan we om met de kosten en wat betekent dit
voor de rekening die u krijgt? Daarom vind ik het ook goed en volstrekt
logisch dat er nu gekeken wordt hoe je nou in de toekomstige situaties,
nadat salderen afgeschaft is, in de huursector omgaat met zonnepanelen
en de financiële effecten daarvan. Ik heb dus toegezegd wat ik net zei
over deze specifieke groep, namelijk dat ik dat zal bespreken met de
minister van VRO. Ik hoor overigens net dat het gaat over circa 10.000
woningen. Dat is ongeveer de omvang van de betreffende groep. Daarmee
heb ik echter nog niet de doorrekening; ik weet nog niet wat het
financiële beslag is. U heeft wel even een beeld van de ordegrootte.
Daarnaast geldt natuurlijk dat verduurzaming in den brede, zoals het
verbeteren van de kwaliteit van de woningen en isoleren, een heel
belangrijke maatregel is om de energierekening van huurders blijvend te
verlagen.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman. Daarna kom ik bij mevrouw Kröger.
Mevrouw Beckerman (SP):
10.000 klinkt heel abstract, maar zou ik als voorbeeld een hele grote
groep mogen noemen? Dat zijn huurders in het bevingsgebied in Groningen.
Die hebben bijna allemaal zo'n duurzame woning met een epv en
zonnepanelen. Die hebben ze gekregen toen er voor hun woning sloop en
nieuwbouw moest komen omdat die door toedoen van de overheid onveilig
was geworden. Bij anderen — dat is minder gebeurd — moest versterking
plaatsvinden. Dat zijn bijvoorbeeld de mensen waar we het hier over
hebben. Nou, die zijn al genoeg belazerd door de overheid en dan krijgen
ze dit er weer bij. 10.000 klinkt heel abstract, maar in deze
huishoudens gaat het heel vaak om mensen die niet zelf bedacht hebben om
dit te gaan doen. Het zijn vaak mensen die moeilijk rond kunnen komen en
nu dit er weer bovenop krijgen. Heel vaak zijn ze tot die verduurzaming
verleid met het idee dat ze dan beter af zouden zijn en dat ze er dan
ondanks die epv op vooruit zouden gaan. Die epv is voor veel mensen best
wel heftig. Ik ken heel veel mensen die normaal de kachel laag hebben en
die denken: die epv is best wel een bedrag. Dat voordeel gaat er nu
gewoon af. Laten we het dus niet alleen hebben over abstracte groepen,
maar laten we gewoon eens kijken wie die mensen zijn. Ik kan zo een paar
mensen in Groningen bedenken voor wie dit echt een drama gaat worden; ze
worden nog een keer zo belazerd.
Minister Hermans:
Ik noemde het getal 10.000 niet om een abstract getal te noemen of om
daarmee een individueel huishouden of een individuele bewoner die dit
fors in de portemonnee raakt, abstract te maken; helemaal niet. Het was
een feitelijk antwoord op een vraag die de heer Grinwis mij stelde. Ik
begrijp heel goed dat achter dat getal 10.000 individuele situaties en
situaties schuilgaan die, zoals in voorbeeld dat mevrouw Beckerman
noemt, soms ook al op hele andere manieren met heel veel ellende te
maken hebben gehad. Nou wil ik die niet over één kam scheren, maar dat
begrijp ik. Ik vind het dus terecht dat u aandacht vraagt voor deze
groep. Ik herhaal mijn toezegging dat ik hierover in gesprek ga met mijn
collega, de minister van VRO.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar aan de ... O.
De voorzitter:
Ik wil eigenlijk naar mevrouw Kröger toe als u ...
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar mijn pleidooi is eigenlijk als volgt. Kijk, het is heel leuk om
daarover in gesprek te gaan en dat er onderzoek loopt, maar wij moeten
de afweging maken of we voor of tegen deze wet gaan stemmen. We hebben
weinig beweging gezien ten aanzien van mensen met een koopwoning die net
geïnvesteerd hebben en vaak dus wat latere inkomens hebben. We hebben
weinig beweging gezien ten aanzien van huurders. Wij willen gewoon
concreet dat deze mensen er niet nog een keer op achteruitgaan.
Minister Hermans:
In de brief die ik toezegde, ga ik inhoudelijk zo ver als dat mogelijk
is met alle informatie die ik in de komende dagen kan opdiepen, in op
deze specifieke situatie en deze specifieke groep. Ik zal ook het
tijdpad schetsen: wat gebeurt er nu, wat voor afspraken worden er
gemaakt en wat komt wanneer? Daarmee hoop ik in ieder geval de
informatie op tafel te leggen die ik nu kan geven, die nu beschikbaar
is. Ik realiseer me dat dit een groep is waar we aandacht voor moeten
hebben wat betreft het exacte effect van de maatregel.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch ook iets op dit punt. Ik vind het gewoon heel ingewikkeld
dat — het is net gezegd — we eigenlijk niet precies weten hoe het met de
redelijke tarieven zit en wat het doet qua impact op CO2 of
op het energiesysteem. Dit is gewoon een hele kwetsbare groep. Het gaat
over mensen die nu al zonnepanelen hebben, maar ook over de vraag hoe je
überhaupt zorgt dat zon op dak ook in de huursector uitgerold blijft
worden. Is dit niet de duidelijkheid die je moet bieden voordat we hier
over een wet gaan stemmen?
Minister Hermans:
Ik vind dat de duidelijkheid die we moeten bieden, duidelijkheid is over
wat er nu gebeurt met salderen in de toekomst vanaf 2027. Daar zijn
sinds 2017 plannen voor. Sinds 2017 zijn die van tafel gegaan, terug op
tafel gekomen, half op tafel gekomen et cetera. Die onduidelijkheid moet
echt stoppen. Ik vind het van belang dat we die duidelijkheid geven. In
de komende dagen zet ik alles op alles om met betrekking tot deze
specifieke groep de informatie daarover in kaart te brengen en te
schetsen wat er al gebeurt en wat we mogelijk nog aanvullend kunnen
doen.
Kijkend naar wat is gebeurd sinds deze salderingsregeling in 2004 als
tijdelijk instrument in de wet kwam, wat het heeft gedaan, wat het
effect ervan is geweest in de afgelopen twintig jaar, dan vind ik dat
dat heel goed is geweest. We zien nu ook de keerzijde. Dat leidt ertoe
dat we keuzes moeten maken. Die zijn niet altijd leuk. Dat heb ik ook
over hierover gezegd. Die keuze zal mij, het kabinet en de politiek niet
alleen maar populair maken, maar die is wel in het belang van een
eerlijk systeem en een efficiënt gebruik van ons systeem.
De voorzitter:
U mag uw blokje afronden, met de microfoon aan.
Minister Hermans:
Ik heb nog een amendement in dit blokje. Dat is een amendement van de
heer Grinwis en de heer Erkens over de effectbeoordeling na drie jaar.
Het amendement van de heer Grinwis en de heer Erkens vraagt om binnen
drie jaar na inwerktreding verslag te doen van de wet, het eigen
verbruik, de ontwikkeling van zonnepanelen op daken, de investeringen in
zonnepanelen in de huur- en koopsector en de terugverdientijden van
investeringen. Ik denk, ook gelet op het verloop van het debat en het
debat dat we net hadden, dat het heel goed is om gedurende dat
tijdsbestek een beoordeling over die effecten te maken, dus ik geef dit
amendement oordeel Kamer.
De voorzitter:
Welk nummer heeft het amendement?
Minister Hermans:
Het gaat om het amendement op stuk nr. 10.
De voorzitter:
Bent u nu verder aan het eind van uw blokje, minister? Kunnen we het nog
heel eventjes centraal houden, mensen? We zijn al een heel eind qua
vergadering, maar laten we nog heel even bij de les blijven, zodat we de
vergadering goed kunnen afronden. Daarna mag u van mij alle vrijheid
nemen die u wilt. Minister, bent u aan het eind van uw blokje?
Minister Hermans:
Ja, ik ben aan het eind van mijn blokje. De antwoorden op de vragen over
de modelcontracten die ik had toegezegd, heb ik hier in de computer,
maar ik ben even in verwarring: komt er een tweede termijn? Want ik kan
de vragen ook dan beantwoorden.
De voorzitter:
Er komt ook nog een tweede termijn. Ik wilde nu even inventariseren wat
er nog ligt voor de tweede termijn. U kunt die beantwoording daar ook in
meenemen. Ik ga nu dus even inventariseren wie er voor de tweede termijn
opteert: mevrouw Kröger, Grinwis, Beckerman ... Dan ga ik even naar de
volgorde kijken, zodat we het ordentelijk doen. Dan zie ik dat we gaan
beginnen met mevrouw Kröger in de tweede termijn. Gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording, die
soms misschien meer vragen opriep dan antwoorden.
Ik maak me er veel zorgen over dat dit wetsvoorstel zo weinig geregeld
heeft. Dat heeft een enorm scala aan amendementen losgetrokken vanuit de
Kamer. Heel begrijpelijk, want allerlei collega's zien dat dit
wetsvoorstel heel veel gaten bevat. Die amendementen werken allemaal
langs elkaar heen en op elkaar in, waardoor het heel moeilijk is om te
overzien wat dit nou echt voor mensen betekent. Ik vind dit geen goede
manier om zo'n belangrijk onderwerp, waar heel veel huishoudens direct
door geraakt worden, te behandelen. Ik heb eerder een voorstel gedaan om
dit wetsvoorstel toch echt apart plenair af te ronden, zodat wij als
energiewoordvoerders nog het debat kunnen voeren over alle amendementen
die er op dat moment liggen. Ik zal kijken of daar inmiddels wel steun
voor is van de collega's, want nu doen we er gewoon geen recht aan. Er
is geen enkele reden gegeven voor waarom het, omdat het per 2027 is, nu
per se half november afgerond moet zijn. Dat is gewoon niet waar.
Daarbij hoor ik in reactie op heel veel amendementen nog van de minister
"ik moet erover nadenken", "ik moet kijken of het kan", "hoe zit het
precies". Ik heb dat bij diverse amendementen gehoord. Er was
bijvoorbeeld een vraagstuk rondom het amendement van mevrouw Postma waar
nog op teruggekomen zou worden. Er was ook een vraagstuk over de
huurders. Sorry, dat ging dus niet over een amendement, maar over een
effect van deze wet op een groep. Alles bij elkaar denk ik dat we er als
Kamer echt goed aan doen om meer tijd te nemen om dit wetsvoorstel te
behandelen en het in ieder geval op zichzelf staand plenair af te
ronden.
Ik ben er ook echt volstrekt niet van overtuigd dat dit wetsvoorstel
doet wat de energietransitie nodig heeft, en dat is wel degelijk ervoor
zorgen dat we de uitrol van zon op dak blijven voort laten gaan en dat
je lokaal, in wijken, energieneutraal, met opslag et cetera het hele
pakket hebt. Nu behandelen we eigenlijk een wetsvoorstel waarin geheel
geredeneerd wordt vanuit het belang van energieleveranciers en veel
minder vanuit burgers, vanuit mensen thuis met zonnepanelen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Is er nog een interruptie voor mevrouw Kröger? Ja, meneer
Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zou dan toch aan mevrouw Kröger willen vragen welke vragen ze nog
gesteld zou willen hebben. We hebben nu al tien jaar over dit dossier
gedebatteerd. We hebben vorige keer een hele wetsbehandeling gehad. Nou,
die doen we nu nog even dik over, omdat die in de Eerste Kamer inderdaad
is weggestemd. Wat voegt een plenaire behandeling dan nog toe? Kijk, u
krijgt niet de antwoorden die u wil; dat snap ik. U krijgt ook niet ...
U bent het niet eens met het wetsvoorstel. Dat snap ik ook; dat is uw
goed recht. Maar een plenaire behandeling gaat niet nog meer informatie
opleveren die ons allemaal van gedachten laat veranderen. Ik denk dat u
zelf de conclusie moet trekken dat u het niet eens bent met het
wetsvoorstel. Dat was GroenLinks-Partij van de Arbeid vorige keer ook
niet. Ik zou zeggen: that's it.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Er zijn tijdens dit debat nog amendementen aangekondigd, die ook gaan
inwerken op alle andere amendementen die er al liggen. Er liggen op de
terugleverkosten drie verschillende amendementen, waarbij het eigenlijk
nog niet helemaal duidelijk is of die al dan niet juridisch houdbaar
zijn. We hebben vaak wetten waar één of twee amendementen op zijn. Dit
wetsvoorstel leidt kennelijk tot zo veel ongemak bij de collega's, dat
er van links tot rechts een waslijst aan amendementen is ingediend.
Volgens mij moet je die in volledigheid wegen. Dat kunnen we op dit
moment niet doen, want die zijn er nog niet eens allemaal. Dus ik denk
toch echt dat het heel logisch is om dit gewoon plenair te behandelen.
Ik zie niet in waarom er haast is om dit volgende week als onderdeel van
elf andere wetten te behandelen. Ik zie dat niet.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, uw tweede termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is eigenlijk wel bijzonder dat er zo weinig mensen opteren voor een
tweede termijn. Vanochtend zagen we toch dat bijna iedereen er nog
gebruik van wilde maken.
Voorzitter. Ik zei het al eerder: of we voor of tegen die meetlat
stemmen, hangt voor ons heel erg af van de uitkomst voor lage en
middeninkomens. Dat zal niemand verbazen. Maar wij zien echt heel sterk
de meerwaarde — dat hebben we in de eerste termijn ook gezegd — van zon
op dak, ten opzichte van zonnevelden en windparken op land. Wij denken
ook dat het veel beter zou kunnen passen in ons energiesysteem wanneer
we bijvoorbeeld gebruik gaan maken van collectieve opslag. Maar ons
eindoordeel over deze wet ligt ook heel duidelijk bij de mensen die laat
hebben geïnvesteerd, feitelijk omdat die vaak heel weinig geld hebben.
Het gaat dan om de kleinere huishoudens en de huurders. Die hebben nu al
zonnepanelen en betalen mee via epv of servicekosten. Het gaat dan juist
ook om de uitrol voor huurders van wie de daken leeg zijn. Uiteindelijk
vinden wij het feit dat die daken leeg zijn, terwijl we zo veel energie
nodig hebben, gewoon heel erg zonde. Onze meetlat ligt dus heel erg bij
de vraag of er vanuit het kabinet ruimte is om deze groepen tegemoet te
komen. Daar zal onze afweging heel erg van afhangen. Wij zien nog heel
erg weinig ruimte voor juist die groepen. We zien het dus wel voor de
techniek en de tariefstelling, waarvoor dank, maar niet voor meer
generieke maatregelen. Die zijn ook moeilijker te amenderen en hangen
vooral af van wat het kabinet zelf toezegt. Daar wil ik dus graag nog
aandacht voor.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik begrijp dat mevrouw Beckerman de lage inkomens en de middeninkomens
sterk meeweegt in haar overweging. Ik denk dat veel partijen dat doen.
Maar neemt u dan ook alle lage inkomens en middeninkomens mee die niet
met zonnepanelen aan de slag zijn of gaan? Want feit is dat ook deze
huishoudens tientjes meer betalen door de salderingsregeling. Ik vind
dat u dat dan eigenlijk ook moet meewegen in de noodzaak om dit af te
bouwen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar heeft de heer Bontenbal gelijk in, ware het niet dat we eigenlijk
zouden willen kijken — dat zei ik ook — naar mogelijkheden om juist de
ongebruikte daken alsnog te gebruiken. Ik zie de heer Bontenbal meteen
denken aan alle daken op het noorden en aan alle monumentale daken. De
SP heeft natuurlijk vaak voorgesteld om juist zonnepanelen en -opslag
collectief te maken. Wij vinden dat een veel logischer model dan hoe we
het nu hebben gedaan. Dan kunnen mensen die geen geschikt dak hebben,
een dak dat op het noorden ligt, een monumentaal dak of een constructie
die daar niet afdoende voor is, ook meeprofiteren. Dus ja, dat zou sterk
onze voorkeur hebben, ook omdat onze voorkeur voor zon op dak veel
sterker is dan onze voorkeur voor zon op akkers of windparken op land.
Ik denk dat de heer Bontenbal daar dus gelijk in heeft.
Ik denk ook dat een van de problemen is — maar goed, de heer Bontenbal
weet dat wij dat vinden — dat wij van energie zo'n markt hebben gemaakt
dat het steeds moeilijker wordt voor de overheid om in te grijpen. Wij
hebben voor het begrotingsdebat voor Klimaat en Groene Groei, dat
overmorgen plaatsvindt, een amendement ingediend om de publieke
energievoorziening dan wel via gemeenten dan wel via provincies te laten
verlopen. Dat gaan we nu deels doen bij de Warmtewet, maar wij vinden
dat dit een veel bredere goede oplossing zou kunnen zijn. Dan wek je
namelijk én meer duurzame energie op én kun je ervoor zorgen dat
huishoudens ervan profiteren. Wij hebben daarover dus een amendement
ingediend.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat het leuk is om dat debat deze week weer aan te gaan, want
heel veel partijen die in publieke handen zijn, hebben het ook niet heel
best gedaan. We zien nu problemen bij de netbeheerders. Dat zijn
allemaal publieke bedrijven. In het verleden hadden we de SEP. Dat was
ook niet heel best. Ik denk dat we dat niet moeten romantiseren, maar
laten we dat bewaren voor ... Ik vind het ook leuk om het nu te doen,
maar volgens mij is dat een groot debat. Het publiek maken van de
energievoorziening betekent niet dat die innovatiever of betaalbaarder
wordt. Dat moeten we niet suggereren.
De voorzitter:
Is het niet heel mooi om dat mee te nemen naar donderdag?
Mevrouw Beckerman (SP):
Nee, want dit is een interruptie, voorzitter, en daar mag ik op
reageren.
De voorzitter:
Laten we nu doorgaan met de tweede termijn van de heer Grinwis.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nee, voorzitter, want dit is een interruptie. Zo telt die ook, dus daar
mag ik op reageren.
De voorzitter:
Kort graag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het klopt zeker dat publieke partijen en ook de overheid zelf er een
enorme bende van kunnen maken. Ik noemde net al eventjes de gedupeerde
Groningers. We kunnen het er lang of kort over hebben. Ik zal het nu
kort houden. Een van de redenen dat de netbeheerders het niet op tijd
doen, is de splitsingswet. Het is totaal idioot dat we het zo hebben
losgeknipt dat we geen planningen meer maken. Volgens mij is dat ook de
afdronk van dit debat. Een energiesysteem is erbij gebaat dat de
overheid betrouwbare en langjarige keuzes maakt, en niet heen en weer
flipflopt van het een naar het ander. Als we kritiek hebben op de
netbeheerders, dan is het goed om dat in de context te zien van het
ontbreken van het planmatig werken aan de vraag: waar wekken we wat op
welk moment op en waar gebruiken we wat op welk moment? De overheid zal
het echt beter moeten doen dan in de afgelopen jaren en dan zeg ik het
nog eufemistisch.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, uw tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, het klinkt inderdaad heel leuk om hierop in te gaan, maar
dat gaan we later deze week doen.
De voorzitter:
Ik zou het bewaren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik denk dat het inderdaad goed was geweest als niet altijd alleen de
wethouders financiën waren afgevaardigd naar de
aandeelhoudersvergaderingen, maar dat komt later deze week nog.
Voorzitter. Ik wil deze tweede termijn graag benutten omdat we volgende
week geen plenair debat hebben met deze minister. Ik wil toch even
zeggen: dank voor de beantwoording en voor de welwillende houding. Het
kabinet had ervoor kunnen kiezen om een meer aangekleed wetsvoorstel in
te dienen bij de Kamer, ook gelet op de amendementen die de vorige keer
zijn ingediend. Amendementen zijn niet per se een uiting van kritiek.
Het is niet te onderscheiden van de vorige keer, want de vorige keer
hebben we deels dezelfde amendementen ingediend, soms met een iets ander
percentage. De minister had ervoor kunnen kiezen om de destijds
aangenomen amendementen nu over te nemen. Dat is niet gebeurd en daarom
hebben we al die amendementen nu weer ingediend. Maar oké, daar is de
minister heel welwillend op ingegaan en daar dank ik haar voor.
Het blijft natuurlijk wel een feit dat het origineel beter was dan wat
we nu bespreken. Dat maakt het een afweging op weg naar de stemming. Met
het het amendement over de terugleververgoeding, dat inmiddels gewijzigd
is ingediend op stuk nr. 17, is een zachte landing qua
terugleververgoeding in ieder geval wettelijk verankerd. Dat maakt het
toch iets minder abrupt dan in het voorstel dat hier aan de Kamer is
voorgelegd.
Dan nog een ander aspect. We hebben het nu alleen over salderen gehad,
maar ik begrijp uit de convocatie dat we het ook mochten hebben over het
fiscale beleid vanuit klimaatperspectief. Ik weet niet of dat de
bedoeling was ... Nee? Want ik heb nog wel wat vragen over de discussies
die we de vorige keer in blok 1 hebben gevoerd. Dat zou vandaag blok 3
zijn geweest met de staatssecretaris, die is opgestapt. Het gaat
bijvoorbeeld over de KEV in relatie tot de sector mobiliteit en
elektrisch rijden. Ik heb een aantal vragen gesteld aan de
staatssecretaris, maar die zijn net zo relevant voor deze minister. Ik
ben benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt. Ik weet niet of we die
discussie hier moeten opentrekken of aanstaande vrijdag.
De voorzitter:
Dat laatste, want nu staat alleen op de agenda: Wijziging van enkele
wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor
elektriciteit en enkele technische wijzigingen. Ik zou dat dus vrijdag
meenemen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Oké, maar het is wel relevant voor deze minister, omdat zij wel een
soort van systeemverantwoordelijkheid draagt voor het hele
klimaatbeleid. Dat strekt zich niet alleen uit tot de sectoren
elektriciteit en industrie, maar ook tot mobiliteit, landbouw en
gebouwde omgeving. Ik wil dus toch wel meegeven dat er interessante
amendementen liggen. Er ligt ook een vraag c.q. aanbod om het aan te
passen, om te voorkomen dat er een soort gat valt in de aanschaf van
elektrische auto's, terwijl ook de KEV aanleiding geeft om enige
stabiliteit in het beleid te houden en niet in één keer het beleid enorm
te gaan versoberen, waarna je in het voorjaar achter je oren krabt en
denkt: het zou toch eigenlijk wat aantrekkelijker moeten. Dat wilde ik
toch even gezegd hebben in het bijzijn van deze minister. Dan doe ik er
nu snel het zwijgen toe.
De voorzitter:
De minister gaat nu op de tweede termijn reageren. Wellicht kan ze hier
ook kort op reageren, zodat we tot een afronding kunnen komen voor
vandaag. Het is aan u, minister.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank. Ik reageer direct even op het laatste punt van de heer
Grinwis. Hoewel ik niet bij het fiscale deel van het WGO over het
Belastingplan ben, ben ik wel betrokken en heb ik ook een aantal
amendementen voorbij zien komen. Ik kijk daar ook op mee.
Dan pak ik even mijn mapje erbij. Ik pak ook de vragen mee die in eerste
termijn gesteld waren over de modelcontracten door de heer Vermeer en
mevrouw Kröger. Zij hadden de vragen: "Wij bepalen toch hier hoe dat
modelcontract eruitziet? Wij kunnen toch die kaders meegeven? Hoe wordt
dat eigenlijk precies geregeld? Hoe werkt dat precies?" Daarover het
volgende. Het modelcontract is een leveringscontract met
standaardvoorwaarden, waardoor het contract makkelijk vergelijkbaar is.
Het wordt vastgesteld door de ACM. In het wetsvoorstel Energiewet staat
de grondslag dat vergunninghoudende energieleveranciers een
modelcontract moeten aanbieden voor bepaalde tijd, minstens één jaar,
met vaste tarieven. Dat is nieuw. Daarin staat ook de grondslag voor een
modelcontract voor onbepaalde tijd met variabele tarieven. Dan is er nog
het aangenomen amendement-Erkens dat regelt dat het modelcontract voor
bepaalde tijd met vaste tarieven ook ziet op de invoeding van
elektriciteit. Het modelcontract stelt niet de hoogte van het tarief
zelf vast, en ook niet de kostencomponenten. Het is aan de leveranciers
of de marktdeelnemers om die te bepalen. Zij zijn ook de partijen die
met de modelcontracten die zij aanbieden moeten concurreren op de
elektriciteitsmarkt. Dat geldt dus voor de terugleverovereenkomsten en
de modelcontracten voor teruglevering.
De heer Vermeer (BBB):
Bedankt voor de snelle beantwoording hiervan. Dat het modelcontract ook
andere kostencomponenten mag bevatten, komt toch gewoon doordat wij in
de wet alleen maar zeggen: het moet een contract voor minimaal een jaar
zijn, met vaste tarieven? Als wij daarin zeggen dat het alleen maar een
kostencomponent als x mag bevatten, dan is dat toch meteen de basis
waarop de ACM het modelcontract moet opstellen?
Minister Hermans:
De ACM stelt het vast. Ze hebben enige ruimte om de vormgeving van de
contractvoorwaarden nader voor te schrijven. Het gaat dan bijvoorbeeld
over de frequentie waarmee je de prijs kan aanpassen en hoe de klant, de
afnemer, daarover wordt geïnformeerd. Maar er is geen grondslag voor het
reguleren van de prijs van de contracten of het specifiek voorschrijven
van de samenstelling van de componenten.
De heer Vermeer (BBB):
Dit mag ook schriftelijk beantwoord worden, hoor, maar is het niet zo
dat de grondslag bepaald wordt door wat wij nu in de wet vaststellen?
Wij kunnen toch zeggen dat de grondslag is dat het een contract voor
minimaal een jaar moet zijn, met vaste tarieven en geen enkele andere
kostencomponent dan vastrecht, dat volgens mij gewoon bij de
netbeheerder zit en niet bij de leverancier? Dat kunnen wij toch
vaststellen?
Minister Hermans:
Ik denk dat mijn antwoord niet gaat veranderen, maar ik vind het wel
belangrijk om hier heel precies op te zijn. In de brief met amendementen
waarin ik ook iets over huurders zal opnemen, zal ik ook op dit
modelcontract ingaan en op de vraag welke kaders je precies kunt
stellen, wat voor grondslagen je kunt opnemen en wat de ruimte,
eigenlijk de rol, van ACM is bij het vaststellen van die
contracten.
Dan heb ik nog de vraag over de collectieve opslag van zonnestroom. Daar
maakte mevrouw Beckerman nog een opmerking over. Daar heb ik in eerste
termijn ook iets over gezegd, namelijk: de buurtbatterij is een
invulling van een energiegemeenschap of energiecoöperatie, waarbij
huishoudens onderling elektriciteit kunnen uitwisselen. Het lokaal
opslaan en leveren van zonne-elektriciteit is echter niet financieel
rendabel, ook niet na afbouw van de salderingsregeling. Dat is de
inschatting van onderzoekers van Witteveen+Bos en van CE Delft, die
daarnaar hebben gekeken. Dat onderzoek is eerder dit jaar ook aan de
Kamer gestuurd. Dat is de reden dat de inzet nu is dat we
buurtbatterijen wel willen faciliteren maar niet stimuleren. Maar over
de buurtbatterij heb ik al eerder, in het vragenuur, toegezegd dat we
daar nog een keertje naar kijken. Specifiek op de thuisbatterij en de
buurtbatterij, de collectieve opslag, kom ik terug in die brief, die in
elk geval voor het debat over netcongestie aan de Kamer wordt
gestuurd.
De heer Vermeer vroeg in eerste termijn naar aanleiding van het
amendement van mevrouw Postma hoeveel mensen met zonnepanelen nu een
contract hebben dat doorloopt tot na 1 januari 2027. Het aantal mensen
met zonnepanelen dat zo'n contract heeft dat nog langer doorloopt, is
zeer minimaal. Over het exacte aantal hebben wij geen cijfers. Wel kan
ik zeggen dat er slechts een paar leveranciers zijn die meerjarige
contracten voor langer dan drie jaar aanbieden. In het verleden waren
langer lopende contracten tot bijvoorbeeld vijf jaar met een vaste prijs
wel gangbaarder. Dus het is mogelijk dat er nog voorbeelden zijn van
contracten die na 2027 doorlopen. Maar ik vind het belangrijk om
zorgvuldig om te gaan met die contracten bij de overgang na 1 januari
2027. Met de aanpassing die ik suggereerde aan mevrouw Postma, geef ik
dat amendement daarom oordeel Kamer.
Daarmee heb ik volgens mij de openstaande vragen uit de eerste termijn
beantwoord. Mevrouw Kröger, ik zal nog schriftelijk ingaan op de
appreciatie van de amendementen die nog aangepast worden dan wel nieuw
worden ingediend. Het gebeurt natuurlijk wel vaker bij wetsvoorstellen
dat er later nog amendementen worden ingediend. Ik vind het ook logisch
dat dat nog na de behandeling van een wetsvoorstel kan gebeuren. Dan ga
ik daar dus schriftelijk op in, evenals op de samenhang tussen die
verschillende amendementen. Voor zover dat mogelijk is, zal ik ook de
effecten daarvan schetsen.
Mevrouw Beckerman formuleerde heel helder waar de meetlat voor het
waarderen van het wetsvoorstel ligt. Ik heb u toegezegd specifiek op die
groep huurders in te gaan. Op de batterijen en de collectieve opslag kom
ik terug.
Volgens mij heb ik daarmee de punten uit de tweede termijn
beantwoord.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u hebt een vraag over de beantwoording? Kunt u kort en
puntig proberen te zijn?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zeker kan ik dat proberen. We krijgen dus nog een brief over hoe de
amendementen op elkaar inwerken. Ik ben ook heel benieuwd naar hoe de
ACM kijkt naar de uitvoerbaarheid van de amendementen, aangezien de
meeste van de amendementen over een rol voor ACM ten opzichte van
contracten gaan. Dus kunnen we daar dan ook nog een bericht van ACM over
krijgen?
Minister Hermans:
In de brief waarin ik de amendementen apprecieer, ga ik ook in op de
samenhang. Dat is een en dezelfde brief. Voor de appreciatie die ik heb
gegeven van de amendementen zoals die nu voorliggen, hebben we ook
contact gehad met de ACM. Voor de aanpassingen en de nieuwe amendementen
die nog komen, zal ik dat vanzelfsprekend weer doen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Contact hebben met de ACM is iets heel anders dan dat er gewoon vanuit
de ACM een toets ligt of het uitvoerbaar is. In allerlei amendementen
worden allerlei dingen van de ACM gevraagd, dus ik zou graag van de ACM
horen of zij denkt dat dit uitvoerbaar is. Een uitvoeringstoets
dus.
Minister Hermans:
Contact en afstemming gaan natuurlijk ook over uitvoerbaarheid. Als we
positief zijn over een amendement, vragen we of we daadwerkelijk
positief kunnen zijn over een amendement en of het ook uitvoerbaar is.
Een eigen uitvoeringstoets op de wet ga ik, zoals ik al zei, niet doen
en ga ik nu ook niet op individuele amendementen doen. Er zal de komende
dagen uiteraard weer contact zijn met de ACM over de beoordeling en de
appreciatie van de verschillende amendementen. Het kan natuurlijk altijd
zo zijn dat de ACM zelfstandig nog een brief aan de Kamer stuurt. Dat
vind ik volkomen logisch en begrijpelijk. Daar ga ik niet over en daar
wil ik ook niet in treden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kan ik nu concluderen dat we aan het eind van de
behandeling van blokken 1 en 2 zijn gekomen. Het is nu 17.25 uur. Ik
schors het wetgevingsoverleg tot aanstaande vrijdag, waarvoor u de
aanvangstijd nog via de mail tegemoet kunt zien. Dat was het voor nu. Ik
wens u een fijne avond.
Sluiting 17.25 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|