[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitstel beantwoording vragen van het lid Aartsen over de keuzehulp van het Ministerie van SZW over schijnzelfstandigheid

Mededeling (uitstel antwoord)

Nummer: 2024D42152, datum: 2024-11-06, bijgewerkt: 2024-11-12 11:01, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-475).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z15799:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

475

Vragen van het lid Aartsen (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over de keuzehulp van het Ministerie van SZW over schijnzelfstandigheid (ingezonden 14 oktober 2024).

Mededeling van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 6 november 2024).

Vraag 1

De webmodule wordt, ondanks kritiek hierop van de Raad van State, gebruikt in de keuzehulp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW); waarom is gekozen voor het gebruik van de webmodule? Wat is de juridische status van de webmodule in het beoordelen van een arbeidsrelatie? Is de uitkomst van de webmodule juridisch houdbaar in een geschil met de Belastingdienst? Zo niet, welke zekerheid biedt de webmodule zelfstandigen dan?

Vraag 2

Hoe verhoudt de webmodule zich tot de criteria uit het Deliveroo-arrest die expliciet vermeld dat deze criteria «holistisch» gewogen dienen te worden? Hoe kan een webmodule of een keuzehulp zaken holistisch wegen?

Vraag 3

Hoe verhoudt de webmodule zich tot mogelijk nieuwe interpretatie van deze criteria uit de aanstaande antwoorden op prejudiciële vragen van de Hoge Raad in de zaak tussen Uber en FNV? Zal de webmodule aangepast worden na het antwoord van de Hoge Raad?

Vraag 4

Waarom is de webmodule niet beschikbaar voor mensen die werken in een besloten vennootschap?

Vraag 5

Klopt het dat de Belastingdienst zelf de webmoduleniet gebruikt om arbeidsrelaties te beoordelen? Hebben het Ministerie van SZW en de Belastingdienst dezelfde opvatting over de status van de webmodule? Welke Rijksdiensten gebruiken de webmodule wel?

Vraag 6

Waarom is gekozen voor het hanteren van zowel de webmodule als de ondernemerscheck?

Vraag 7

Klopt het dat het mogelijk is dat de webmodule en de ondernemerscheck tegenstrijdige antwoorden over de arbeidsrelatie kunnen geven? Zo ja, waarom is dit mogelijk? En welk antwoord is dan leidend in de beoordeling van de arbeidsrelatie?

Vraag 8

Vindt u het verstandig om in de keuzehulp voorbeelden te gebruiken uit de conceptwet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR)? In hoeverre biedt dit gebruikers van de keuzehulp rechtszekerheid? Gebruikt de Belastingdienst in de handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) ook de conceptwet VBAR?

Vraag 9

In het kopje «Het juiste contract bij werken met bemiddelingsbureaus of detachering» staat dat het relevant is of het bureau een actieve rol speelt in de werving en selectie; kunt u bevestigen of dit echt relevant is? Of is het met name relevant met wie de zelfstandige een contract heeft? Vindt u dit kopje helder, of kan er verwarring ontstaan door deze bepaling?

Vraag 10

Bent u in gesprek met vertegenwoordigers van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) om een duidelijke publiekscampagne en keuzehulp te creëren en deze ook gaandeweg te verbeteren om duidelijkheid voor zzp’ers te scheppen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke signalen over de webmodule ontvangt u van hen? Zo ja, met welke organisaties spreekt u dan en op welke frequentie?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Aartsen (VVD) over «de keuzehulp van het Ministerie van SZW over schijnzelfstandigheid» niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is omdat er meer tijd nodig is voor de interdepartementale afstemming over de beantwoording.