[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Klimaat en Groene Groei op 6 november 2024

Brief regering

Nummer: 2024D42627, datum: 2024-11-07, bijgewerkt: 2024-11-07 13:52, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z17744:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling KGG en KF van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) hebben de leden van de Kamer vragen gesteld. Bijgevoegd vindt u een deel van die vragen. De overige vragen zal ik op 7 november mondeling beantwoorden.

Sophie Hermans

Minister van Klimaat en Groene Groei

Antwoorden op de vragen gesteld door de Groen-Links/PvdA

  1. Waarom zijn er geen contracten tussen bedrijven die elektrificeren en de windparken op zee zodat er van twee kanten zekerheid is?

Antwoord:

Het is inderdaad belangrijk dat dit soort contracten voor de afname van stroom (zgn. power purchase agreements) worden afgesloten tussen bedrijven die willen elektrificeren en windparken op zee. Dit kan ook nu al, maar wordt steeds uitdagender omdat de prijs die windparkontwikkelaars nodig hebben om hun investeringen terug te verdienen en de prijs die past in de businesscase van bedrijven niet altijd gelijk is.

Door het wind op zee beleid geeft het kabinet zekerheid over het duurzame energieaanbod. Hierdoor is er voor de afnemers meer zekerheid dat er voldoende aanbod is. Daarnaast stimuleert het kabinet via de tenders windparkontwikkelaars om contracten af te sluiten met bedrijven die willen elektrificeren. Het kabinet werkt ook aan de doorontwikkeling van de SDE++ om technieken voor het energiesysteem beter te ondersteunen. Elektrificatie en ook andere technieken voor de industrie worden daarin meegenomen.

  1. Hoe kan het dat op het ministerie een halve fte zich bezig houdt met energiebesparing in vergelijking met 40 fte kernenergie?

Antwoord:

Er houden zich 9,6 fte bezig met energiebesparing op het ministerie. Met betrekking tot de uitvoering van toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht geldt dat deze is belegd bij de omgevingsdiensten, Inspectie Leefomgeving en Transport en het Staatstoezicht op de Mijnen. Onder de specifieke uitkering toezicht en handhaving energiebesparingsplicht (SPUK THE) is al circa 95 fte aan extra toezichthouders aangenomen bij de omgevingsdiensten, naast de toezichthouders die zijn aangesteld via middelen van de provincies en gemeenten. Op het ministerie zelf is specifiek 0,5 fte beschikbaar voor het onderwerp toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht.

  1. De situatie in Spanje drukt ons op de feiten, wanneer komt er een impact assessment hoe we in Nederland klaar zijn voor de immense gevolgen van klimaatverandering?

Antwoord:

De situatie in Spanje benadrukt nogmaals dat we ook in Nederland rekening moeten houden met ingrijpende gevolgen van klimaatverandering. De overstromingen in Limburg waren ook al duidelijke signalen daarvoor. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat we hier ons in Nederland goed op blijven voorbereiden. In Nederland hebben we hiervoor het KNMI, dat regelmatig de inzichten van de gevolgen van klimaatverandering voor Nederland in beeld brengt. Vervolgens neemt het kabinet deze inzichten mee in de vormgeving van het adaptatiebeleid dat wordt gemaakt onder veranwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV

  1. Doel is snellere vergunningsverlening en beroepsprocedures rond netcongestie. Dit is goed maar hoe wordt dat gerealiseerd? En hoeveel scheelt dat?

Antwoord:

Op dit moment werkt het kabinet aan concrete voorstellen om (vergunnings)procedures van energie-infrastructuurprojecten te versnellen en risico’s op vertraging in procedures te verminderen. Daarvoor zijn maatregelen nu in consultatie geweest. U wordt voor het einde van dit jaar via de brief Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) geïnformeerd over de voortgang van deze trajecten.

Het gaat onder andere om aanpassingen van de rijksprojectprocedure en er wordt ook gekeken naar een (her)invoering van de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Recent is ook de consultatie afgerond voor een AMvB bij het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting voor het aanwijzen van energieprojecten vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang en die in aanmerking komen voor een verkorte procedure. Dit kan leiden tot een versnelling in de realisatie tot 1,5 jaar.

  1. Positieve prijsprikkels voor huishoudens en bedrijven, waar denkt de minister dan aan? Kan de minister aangeven of een gemiddeld huishouden er met deze prijsprikkels voor kleinverbruikers op vooruitgaat? Of dat opweegt tegen de hogere nettarieven? En hoe wordt daarmee netcongestie dan tegengegaan?

Antwoord:

Netbeheerders hebben recent een onderzoek naar de invoering van een tijdsafhankelijk nettarief voor kleinverbruikers gepubliceerd (Berenschot, Verkenning alternatief nettariefstelsel kleinverbruik). Uit dit onderzoek blijkt dat met een tijdsafhankelijk nettarief in 2030 circa 2/3 van de huishoudens minder zal gaan betalen. Vooral de groep huishoudens die weinig elektriciteit gebruikt zal doorgaans minder gaan betalen. De groep die de meeste elektriciteit gebruikt zal doorgaans meer gaan betalen, vooral wanneer op piekmomenten het net gebruikt wordt. In het voorstel van een tijdsafhankelijk nettarief komt er een beloning voor slim netgebruik en het wordt daardoor aantrekkelijk om verbruik te verschuiven van piekmomenten op het elektriciteitsnet naar dalmomenten. Dat helpt bij het tegengaan van netcongestie. Ook is hierdoor minder uitbouw van netwerken nodig wat ceteris paribus de nettarieven als geheel lager maakt.

Het kabinet zal voorafgaand aan het commissiedebat van 28 november in een brief over nettarieven een appreciatie geven van dit onderzoek van de netbeheerders en daarbij ook ingaan op het beleid om apparaten slim te maken.

  1. In HLA staat dat het aan het kabinet is om te herprioriteren wie op het net waar, wanneer wordt aangesloten. Is dat hetzelfde als het maatschappelijk prioriteringskader? Heeft ook woningbouw daarin prioriteit?

Antwoord:

De ACM heeft een maatschappelijk prioriteringskader opgesteld. Dit is op 1 oktober jongstleden in werking getreden. In dit prioriteringskader krijgt woningbouw prioriteit, direct na de prioriteit voor veiligheid zoals voor de politie en brandweer. Het kabinet neemt regie op welke netuitbreidingen en ontwikkelingen prioriteit moeten krijgen. De infrastructuurprojecten uit het Meerjarenprogramma infrastructuur energie en klimaat (MIEK) krijgen daarbij prioriteit. In het provinciale MIEK kunnen de provincies netuitbreidingen voor woningbouw als prioriteit aanmerken en de netbeheerders geven dan voorrang aan deze uitbreidingen.

  1. Nieuwe huizen en woonwijken moeten op het net zonder vertraging worden aangesloten. Hoeveel vertraagt woningbouw gemiddeld? Hoeveel vindt de minister acceptabel en hoeveel gaat dat veranderen met prioritering?

Antwoord:

Woningbouw krijgt prioriteit in het maatschappelijk prioriteringskader van de ACM. Er zijn op dit moment geen wachtrijen voor woningbouwprojecten, deze kunnen doorgaan. We weten al wel dat het voor de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) de komende tijd spannend kan worden. Daarom zijn voor deze regio extra maatregelen afgesproken met medeoverheden en netbeheerders, juist om ook gevolgen voor woningbouw zoveel mogelijk te beperken. De minister van VRO maakt ondertussen met medeoverheden en netbeheerders werk van ‘netbewuste nieuwbouw’ die zo min mogelijk extra belasting van het elektriciteitsnet oplevert.

  1. Het Energiefonds van 120 miljoen is nog niet concreet. Wanneer krijgen we de uitwerking? Wanneer komt een huishouden daarvoor in aanmerking? Kan de minister garanderen dat huishoudens met blokverwarming hiervoor in aanmerking komen?

Antwoord:

Het kabinet is op dit moment bezig met de oprichting van een nieuw Energiefonds. Via het Energiefonds worden zij geholpen met het betalen van de energierekening en met het verduurzamen van de woning. Op dit moment overlegt het kabinet met diverse partijen, zoals een aantal energieleveranciers, woningcorporaties, banken, gemeenten en maatschappelijke organisaties, over de vormgeving ervan. Het is de wens van alle partijen om toe te werken naar een meer langetermijnaanpak voor huishoudens in plaats van alleen een tijdelijke compensatie op de energierekening. Dat vraagt om meer uitwerking en kost dus tijd. Het Energiefonds ligt primair bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister van SZW zal de Kamer bij haar begrotingsbehandeling verder mee kunnen nemen in de stand van zaken en nadere uitwerking, inclusief welke huishoudens in aanmerking zullen komen.

Antwoorden op de vragen gesteld door D66

  1. Destijds besloot het kabinet per wet dat kolencentrales dicht moesten. Waar blijft het wetsvoorstel om dit op termijn voor gascentrales te doen?

Antwoord:

De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie verbiedt om in een productie-installatie elektriciteit op te wekken met behulp van kolen. De wet zegt niet dat de kolencentrales dicht moeten. Dit verbod ging eind 2019 direct in voor de minder efficiënte Hemwegcentrale en is tot 1 januari 2030 niet van toepassing op de drie meest efficiënte kolencentrales. Doordat er vanaf 2039 onder het ETS geen nieuwe rechten worden uitgegeven, zullen de gascentrales in Europees verband uiteindelijk overschakelen naar CO2-vrije alternatieven zoals gebruik van waterstof of CCS. Vanaf 2030, na ingang van het verbod op kolen bij elektriciteitsproductie, zijn de gascentrales de belangrijkste bron om nog elektriciteit te produceren als er geen of weinig wind en zon is. Daarmee zijn en blijven deze centrales cruciaal voor de leveringszekerheid elektriciteit. Het is op dit moment onzeker wanneer er voldoende blauwe of groene waterstof, waterstofopslag en waterstofinfrastructuur beschikbaar zijn. Een harde einddatum voor elektriciteitsopwekking met behulp van aardgas is daarom op dit moment ongewenst en een wetsvoorstel hieromtrent voorziet het kabinet dan ook niet.

  1. Daarom vraag ik de minister om de planbureaus de opdracht te geven om de jaarlijkse maatschappelijke kosten van klimaatverandering te monitoren.

Antwoord:

De onafhankelijke planbureaus krijgen geen opdrachten vanuit het kabinet. Zij besluiten zelf over hun eigen werkprogramma. De planbureaus geven regelmatig wel inzicht in de maatschappelijke kosten van klimaatverandering. Zo heeft het PBL op 14 mei een rapport uitgebracht over klimaatrisico’s in Nederland en heeft het CPB op 10 oktober een langetermijnverkenning gepubliceerd die inzicht geeft in mogelijke effecten van keuzes gericht op de leefomgeving, zoals klimaatneutraliteit en circulariteit, op economische groei en gelijkheid. De conclusie van dergelijke analyses is dat de maatschappelijke kosten door klimaatverandering van nietsdoen hoger zijn dan de kosten van de mitigatiemaatregelen om klimaatverandering te voorkomen.

Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD

  1. Minister zet het mes in de langzame vergunningsverlening rond het stroomnet. Wanneer kan de Kamer de eerste resultaten van de versnelling van de procedures door de minister verwachten?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 4. Op dit moment werkt het kabinet aan concrete voorstellen om (vergunnings)procedures van energie-infrastructuurprojecten te versnellen en risico’s op vertraging in procedures te verminderen. U wordt dit najaar via het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) brief geïnformeerd over de voortgang van deze trajecten.

Het gaat onder andere om aanpassingen van de rijksprojectprocedure en er wordt ook gekeken naar een (her)invoering van de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Recent is ook de consultatie afgerond voor een AMvB bij het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting voor het aanwijzen van energieprojecten vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang en die in aanmerking komen voor een verkorte procedure. Dit kan leiden tot een versnelling in de realisatie van 1,5 jaar.

  1. Wanneer kan de Kamer de bijmengverplichting groen gas verwachten? En gaat de minister de bijmengverplichting doortrekken tot 2040 zodat er investeringszekerheid gaat zijn en ondernemers ook daadwerkelijk gaan investeren? Kan zij dit toezeggen?

Antwoord:

Het kabinet streeft ernaar de bijmengverplichting groen gas in het eerste kwartaal van komend jaar aan de Kamer aan te bieden.

Het huidige wetsvoorstel kent geen einddatum en verplicht daarmee voor onbepaalde tijd de bijmenging van voldoende groen gas om 3,8 Mton CO2-uitstoot te reduceren. Het vorige kabinet heeft eerder gecommuniceerd dat deze wet ongewijzigd zou blijven tot 2030 en dat voor de periode na 2030 bezien zou worden of deze doelgroep en hoogte nog steeds passend zouden zijn of dat aanpassing, door bijvoorbeeld het doel te verhogen of verlagen of de doelgroep uit te breiden of in te krimpen, wenselijk zou zijn. Dit laatste ook met het oog op alternatieve en hoogwaardige inzet van biogrondstoffen voor bijvoorbeeld chemie en het zeker stellen van voldoende groen gas aanbod voor de ETS1-sectoren, in lijn met het duurzaamheidskader biogrondstoffen. Om een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over de doelgroep en hoogte van de bijmengverplichting na 2030, is Guidehouse een studie gestart naar deze materie. Deze studie zal in het eerste kwartaal van komend jaar gereed komen. Wanneer aanpassing van de hoogte of de doelgroep ten opzichte van de huidige hoogte (3,8 Mton) of doelgroep (ETS2) wenselijk is voor de periode na 2030, kan dit later via een aanpassing van de wet worden geregeld.

Ten algemene kan ik toezeggen dat ik ervoor wil zorgdragen dat de investeringszekerheid voor groen gas ondernemers, met inachtneming van de prijsontwikkeling op de markt, richting 2040 wordt geborgd, we onderzoeken nog of dit richting 2040 het beste kan met de bijmengverplichting of andere instrumenten.

  1. Hoe staat het met de maatwerkafspraak met DOW

Antwoord:

DOW heeft in mei jongstleden aan mijn voorganger de eerste contouren toegelicht van de richting die DOW wil inslaan. DOW zal daarin ook technische aanpassingen uitwerken om de stikstofconcentratie te reduceren. Dit zijn forse aanpassingen van het oorspronkelijke plan en kosten ook tijd voor DOW om nader uit te werken. We zijn nu in afwachting van concrete plannen.

Ondertussen zoeken we in constructief overleg met DOW naar mogelijkheden om toekomstige verduurzamingsinvesteringen in Terneuzen voor elkaar te krijgen. Ik heb daar zelf ook met de CEO van DOW Benelux over gesproken.

  1. A: Een publiek meerderheidsaandeel helpt geen huishoudens met een betaalbare energierekening, sloopt de investeringsbereidheid, en gemeentes hebben de uitvoeringskracht niet. We zien liever de mogelijkheid van een privaat meerderheidsaandeel terug, in combinatie met een nationale warmtedeelneming die kan zorgen voor de noodzakelijke professionaliteit en schaal die nodig is voor deze transitie. Graag een reactie.

B: En wat zou überhaupt het uitkopen van alle bestaande warmtebedrijven kosten voor de staat?

Antwoord A:

Het kabinet is in de recente Kamerbrief ingegaan op de vertraging in de opschaling van warmtenetten. Het tempo lag al niet hoog in bestaande bouw in het recente verleden, maar wordt nu vertraagd door onzekerheid bij de gebruikers over betaalbaarheid, bij warmtebedrijven over investeerbaarheid en gemeenten over het draagvlak.  

Deze situatie kent dus bredere oorzaken dan de discussie over publiek/privaat eigendom rond de WCW.

Overigens liggen de investeringen niet geheel stil en is er een flink aantal publieke warmtebedrijven in oprichting.  

De WCW noemt mijns inziens een aantal goede redenen voor de keuze voor een publiek meerderheidsaandeel:

  1. warmtenetten zijn een nutsvoorziening met een vitaal karakter waarbij ook nog sprake is van een natuurlijk monopolie waar kwetsbare consumenten van afhankelijk zijn;

  2. het geeft publieke zeggenschap over de koers van het warmtebedrijf;

  3. alleen regulering en toezicht achteraf zijn onvoldoende effectief om de publieke belangen te borgen;

  4. de gemeenten hebben duidelijk aangegeven dat een publiek meerderheidsbelang noodzakelijk is voor het draagvlak in de warmtetransitie. Dit wordt ondersteund door recent onderzoek van PBL, waarin staat dat publiek eigendom van warmtenetten als meer legitiem wordt ervaren.1

Antwoord B:

De WCW kent een ruime overgangstermijn, die private warmtebedrijven in staat stelt gemaakte investeringen terug te verdienen. Mochten warmtebedrijven en publieke partijen deze overgangstermijn niet willen afwachten, kunnen ze onderling tot een overeenkomst komen waarbij de publieke partijen al op een eerder moment de netten overnemen. De hieraan gekoppelde kosten zijn dan het resultaat van onderhandelingen. Zoals gemeld in de brief van 7 oktober heeft het kabinet een onafhankelijk verkenner gevraagd om in overleg met bestaande warmtebedrijven, medeoverheden, netwerkbedrijven, pensioenfondsen en andere mogelijke betrokkenen te treden om in beeld te brengen welke partijen een rol zien in de toekomstige warmtemarkt. Verder verkent het kabinet wat er nodig is om een nationale deelneming warmte op te richten die als publieke aandeelhouder kan deelnemen aan regionale warmtebedrijven met publiek meerderheidsbelang.

  1. Graag horen we ook of de minister kan kijken of een forse uitbreiding van de EIA niet kan leiden tot meer reductie dan de vaak complexe subsidie-instrumenten die tot nu toe tot weinig resultaat leiden. Wil de minister dit toezeggen?

Antwoord:

Uitbreiding van de EIA kan inderdaad bijdragen aan meer reductie van broeikasgassen. De EIA is een eenvoudige stimuleringsregeling die weinig uitvoeringskosten met zich meebrengt. Tegelijkertijd hebben subsidie-instrumenten, zoals de SDE++, hun eigen voordelen, zoals het gerichter kunnen stimuleren of afdekken van de volledige onrendabele top. Uitbreiding van het EIA-budget vergt dekking vanuit de inkomstenkant. Het kabinet gaat de komende maanden aan de slag om alternatief klimaatbeleid uit te werken en zal daar deze suggestie in meenemen.

Antwoorden op de vragen gesteld door de CDA

  1. Hier is het dan ook belangrijk om het rapport van Draghi te benoemen. Hoe gaat de minister met de inzichten van dit rapport aan de slag in het Nederlandse energie- en klimaatbeleid?

Antwoord:

Op 4 oktober jongstleden heeft het kabinet de reactie op het Draghi rapport met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 21501-30, nr. 614). Daarin is ook tegemoetgekomen aan het verzoek van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei van 11 september jongstleden om specifiek aandacht te hebben voor klimaat en groene groei. Het is nu aan de nieuwe Europese Commissie om het op te pakken en eventueel met voorstellen te komen. Het kabinet zal met een eigen visie komen op het EU-concurrentievermogen, waarin ook de klimaat- en energiedimensie hiervan wordt meegenomen. Deze brief zal voor het kerstreces met de Kamer worden gedeeld.

  1. Zou het niet verstandig zijn om veel meer te investeren in onderzoek en innovatie? Liggen daar niet de echte kansen voor de Nederlandse bijdrage aan het oplossen van het mondiale klimaatprobleem?

Antwoord:

Innovatie is inderdaad essentieel om de klimaatdoelen te halen. Daarom zetten we in Nederland ook breed op in via subsidieregelingen zoals de DEI+ en MOOI, het Klimaatfonds en via verschillende programma’s uit het Nationaal Groeifonds. Deze inzet leidt ook tot nieuwe bedrijven en industrie die niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten bij kan dragen aan de mondiale doelstelling. Het kabinet zal in het voorjaar in samenhang met extra maatregelen de mogelijkheden bezien om meer te investeren in onderzoek en innovatie via bijvoorbeeld bovengenoemde regelingen of het Klimaatfonds. Het gaat erom of de balans in orde is.

Antwoorden op de vragen gesteld door de NSC

  1. Als er voorstellen zijn die de klimaatdoelen juist in de weg staan, hoe gaat de minister daar dan mee om? Kan zij een voorstel dan tegenhouden?

Antwoord:

Ik kijk vanuit mijn coördinerende rol op gebied van klimaat natuurlijk ook naar andere besluiten die in het kabinet worden genomen en een mogelijk klimaateffect hebben. Daarbij geldt dat het kabinet naast het Klimaatbelang, ook rekening houdt met andere belangen. Binnen het kabinet worden belangen tussen verschillende dossiers breder gewogen. Dus naast het klimaatbelang ook belang van betaalbaarheid, regeldruk, etc. Op basis van die belangenafweging neemt het kabinet haar besluiten. Zoals in het regeerprogramma aangegeven houdt het kabinet daarbij vast aan het halen van de klimaatdoelen.

  1. Er is 60 miljoen beschikbaar voor noodfonds. Kan de minister aangeven hoe zij dit fonds weer gaat openstellen zodat per januari 2025 het weer beschikbaar is voor mensen om een aanvraag te doen? Kan de minister ook aangeven welke partijen zij gaat betrekken? Denk aan energiebedrijven, maatschappelijke organisaties, die net als vorige keer ook doneerden aan dit fonds?

Antwoord:

Het kabinet is op dit moment bezig met de oprichting van een nieuw Energiefonds, dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Via het Energiefonds worden zij geholpen met het verduurzamen van de woning, en met het betalen van de energierekening. Op dit moment overlegt het kabinet met diverse partijen, zoals een aantal energieleveranciers, woningcorporaties, banken, gemeenten en maatschappelijke organisaties, over de vormgeving ervan. Het is de wens van alle partijen om toe te werken naar een meer langetermijnaanpak voor huishoudens in plaats van alleen een tijdelijke compensatie op de energierekening. Dat vraagt om meer uitwerking en kost dus tijd. Het Energiefonds ligt primair bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. SZW zal de Kamer bij haar begrotingsbehandeling verder mee kunnen nemen in de stand van zaken en nadere uitwerking, inclusief welke huishoudens in aanmerking zullen komen.

  1. Volgens NSC moet noodfonds enkel opengesteld worden voor inkomensondersteuning en expliciet niet voor verduurzamingsdoeleinde. Daar zijn andere potjes voor. Kan de minister toezeggen dat de prioritaire besteding van dit fonds enkel en alleen gaat naar inkomensondersteuning en niet naar verduurzaming?

Antwoord:

Het kabinet is op dit moment bezig met de oprichting van een nieuw Energiefonds. Via het Energiefonds worden zij geholpen met het betalen van de energierekening en met het verduurzamen van de woning. Op dit moment overlegt het kabinet met diverse partijen, zoals een aantal energieleveranciers, woningcorporaties, banken, gemeenten en maatschappelijke organisaties, over de vormgeving ervan. Het is de wens van alle partijen om toe te werken naar een meer langetermijnaanpak voor huishoudens in plaats van alleen een tijdelijke compensatie op de energierekening. Dat vraagt om meer uitwerking en kost dus tijd. Het Energiefonds ligt primair bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. SZW zal de Kamer bij haar begrotingsbehandeling verder mee kunnen nemen in de stand van zaken en nadere uitwerking.

  1. Warmtenetten worden vaak uitgerold in wijken met veel sociale huur en kleine appartementen, mensen hebben moeite met de hoge tarieven ten opzichte van gas, hoe staat het met de oplossing en het gesprek van de minister met mensen die hiermee te maken hebben dat in het mondelinge vragenuur is toegezegd?

Antwoord:

Naar aanleiding van de debatten waarin de Kamer aandacht heeft gevraagd voor de hoge tarieven voor warmtegebruikers in met name sociale huur heeft het kabinet voor de korte termijn een aanpassing voorgesteld van de niet-meer-dan-anders methodiek die leidt tot een lagere referentie voor het vastrecht. De Kamer is hierover op de volgende manieren geïnformeerd:

  • Toelichting op de Tweede Nota van wijziging van de Wgiw (Kamerstuk 36387, nr. 10)

  • Reactie op de motie Kröger (Kamerstuk 29023, nr. 492)

  • Aanvullende reactie op de gewijzigde motie van het lid Kröger c.s. over zo gedetailleerd mogelijk inzicht geven in de reële kosten van en tarifering door warmteleveranciers (Kamerstuk 29023, nr. 493)

  • Aanbieding ter voorhang van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Warmtebesluit in verband (Kamerstuk 36387, nr. 46)

In de Kamerbrief van 7 oktober heeft het kabinet aangekondigd dat het de komende maanden de specifieke vormgeving en maatvoering van aanvullend flankerend instrumentarium om de betaalbaarheid voor eindgebruiker te borgen verder zal onderzoeken. Daarin wordt ook gekeken naar de hoogte van het vastrecht.

  1. De nieuwe warmtewet en de tarieven. Wordt die nieuwe energierekening hoger of lager? Zou de minister enkele voorbeelden kunnen uitrekenen zodat we beter zicht krijgen op hoeveel een huishouden kwijt is per maand, en deze voorbeelden voor de behandeling van het wgo van de warmtewet aan de Kamer willen sturen?

Antwoord:

Op dit moment is het niet mogelijk om uitspraken te doen over de hoogte van tarieven als de kostengebaseerde tariefregulering in werking treedt. Dat komt omdat er nu geen inzicht is in de kosten van de verschillende warmtenetten. In de Wet Collectieve Warmte zijn transparantie-eisen opgenomen waarmee voor iedereen de kosten per warmtekavel transparant worden. Wel is bekend dat de kosten en tarieven per warmtekavel zullen verschillen. Daarom is het belangrijk om in wetgeving en beleid waarborgen te creëren om verbruikers te beschermen tegen onredelijk hoge tarieven. De tarieflimiet voorziet hierin. Als er na inwerkingtreding van de kostengebaseerde tariefregulering onaanvaardbaar hoge leveringstarieven ten opzichte van het gemiddelde van alle maximum leveringstarieven ontstaan, kan worden besloten om de bepalingen over de tarieflimiet in werking te laten treden.

Daarnaast is het voor het draagvlak van warmtenetten van belang dat de verbruiker een aantrekkelijk aanbod kan worden gedaan ten opzichte van alternatieven zoals gas of een duurzame warmtepomp. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de randvoorwaarden voor de verdere uitrol van warmtenetten daterend van 7 oktober 2024, verkent het kabinet hiervoor flankerend beleid zoals bijvoorbeeld een prijsgarantie.

  1. Social climate fund: kan de minister zich inzetten om een vergoeding te reserveren vanuit dit fonds? Om als overheid bijdrage te leveren om vaste lasten bij warmtenetten voor huishoudens te verlagen en deze in te zetten voor huidige en toekomstige warmtenet. Extra maatregelen om in te zetten voor laag- en middeninkomens. Graag een reactie.

Antwoord:

Het Europees Social Climate Fund dient om tegemoet te komen aan lastenstijgingen voor minder draagkrachtige sociale groepen die volgen uit het emissiehandelssysteem voor CO2-emissies van de gebouwde omgeving en wegtransport (ETS2). Aangesloten huishoudens op een warmtenet zijn vaak minder draagkrachtig en kunnen bij gasgestookte bronnen te maken krijgen met lastenstijgingen ten gevolg van ETS2. Het is dus logisch om aandacht aan hen te besteden. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de middelen beperkt zijn. Het SCF biedt voor Nederland € 720 miljoen, maar om gebruik te maken van dit bedrag moeten we zelf € 240 miljoen bijdragen. Het kabinet heeft reeds toegezegd om in Q1 2025 de Kamer te informeren over het plan voor SCF, dat voor juni 2025 moet worden ingediend. Het kabinet bereidt deze aanvraag op dit moment voor.

  1. Binnenvaart gaat ook onder ETS vallen. Zorgen over dat niet elke schipper mee kan komen. Het is belangrijk bijvoorbeeld dat de extra kosten, door ETS2 of verduurzaming, door kunnen worden doorgerekend naar diegene die de lading afneemt. Is dit voldoende gegarandeerd? Kan de minister daar een toezegging op geven? Kan de minister daarnaast ook aangeven of elke schipper echt gebruik kan maken van de subsidie of dat het alleen de grote jongens zijn en dat de rest buiten de boot valt?

Antwoord:

Het is terecht dat NSC vraagt naar de positie van de binnenvaartschippers, zij hebben te maken met een uitdagende transitie. Het kabinet heeft hier dan ook nadrukkelijk aandacht voor. De invoering van ETS2 voor de binnenvaart vanaf 2027 is onderdeel van een gebalanceerd pakket voor de sector, inclusief een subsidieregeling uit het Klimaatfonds die al per 2025 zal starten. De minister van IenW zal de subsidieregeling in samenspraak met de sector uitwerken, met de insteek om deze zo breed mogelijk beschikbaar te maken. Er zijn goede perspectieven voor de sector om te verduurzamen, bijvoorbeeld via de inzet van biobrandstoffen en op termijn ook elektrificatie. Dit pakket zal daaraan bijdragen. De impact van ETS2 op de binnenvaart zal vanaf de start in 2027 goed in de gaten gehouden worden en terugkomen in reguliere contacten met de sector.

  1. Is er contact geweest met Duitsland over windmolens die vlak aan de grens worden geplaatst? Zou de minister zich in willen zetten om de molens iets verder op Duits grensgebied te krijgen?

Antwoord:

Dit signaal is binnen het kabinet bekend en wordt actief opgepakt door het kabinet. De ministeries van VRO, BZK en BZ zijn momenteel in overleg met Duitsland om te komen tot één uniforme procedure voor grensoverschrijdende bouwprojecten, waaronder ook windmolens vallen. Het doel hiervan is om een goede samenwerking en nabuurschap te waarborgen. Er gelden meerdere internationale afspraken, onder andere vastgelegd in het Verdrag van Espoo. Dit verdrag bevordert samenwerking en informatie-uitwisseling bij grensoverschrijdende milieuprojecten, zoals windturbines. Zo vereist het verdrag dat publiek en autoriteiten in buurlanden gelijktijdig betrokken zijn bij de milieueffectrapportage (MER).

  1. Kan de minister toezeggen dat ze de adviezen van SodM zwaarwegend meeneemt in haar besluiten over de gaswinning bij Ternaard en Warffum?

Antwoord:

Ja, dat kan ik toezeggen. Het kabinet neemt de adviezen van SodM altijd zeer serieus. Dit geldt overigens ook voor de adviezen van de andere adviseurs: TNO, de Mijnraad en de decentrale overheden.

Antwoorden op de vragen gesteld door de BBB

  1. Het akkoord geeft aan dat beleid haalbaar, uitvoerbaar en gericht moet zijn op draagvlak bij de samenleving. Hoe worden in dat kader in de nieuwe regelgeving de belangen van omwonenden beter beschermd tegen windmolenprojecten?

Antwoord:

De plaatsing van windenergie op land gebeurt zorgvuldig met oog voor andere belangen. Adequate bescherming van milieu, gezondheid, externe veiligheid en luchtvaartveiligheid zijn daarbij randvoorwaarden. De staatssecretaris van IenW werkt momenteel aan nieuwe milieunormen voor windturbines. Deze zullen gebaseerd worden op wetenschappelijk onderzoek waarin de effecten van windturbines op omwonenden zijn onderzocht. Daarnaast worden omwonenden betrokken bij de totstandkoming van nieuwe windparken. Op verschillende momenten gedurende een windmolenproject kunnen omwonenden meedenken en participeren in de procedure.

  1. Hoe gaat het kabinet om met de uitspraken van het Europese Hof die vergunningen voor windturbines onrechtmatig verklaren?

Antwoord:

Het Europese Hof heeft geoordeeld dat er een planmilieueffectrapport (plan-MER) had moeten worden opgesteld voorafgaand aan het vaststellen van de normen voor windturbines. Dit is niet gebeurd. De Raad van State heeft niet inhoudelijk over de normen geoordeeld. Naar aanleiding van deze uitspraak werkt de staatssecretaris van IenW aan nieuwe milieunormen voor windturbines op basis van een plan-milieueffectrapport (planMER). De publieke consultatie over de concept-AMvB heeft inmiddels plaatsgevonden en wordt momenteel behandeld. Naar verwachting zal de voortgang bij het parlement dit najaar plaatsvinden. Beoogde inwerkingtreding van de nieuwe regels is gepland op 1 juli 2025. In de tussenliggende periode kunnen bevoegde gezagen (voornamelijk gemeenten) per windpark eigen regels vaststellen, waarbij zij een afweging moeten maken over het aanvaardbare milieubeschermingsniveau. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij.

  1. Welke maatregelen gaat de minister nemen om de gezondheidsrisico’s door laagfrequent geluid van windturbines te onderzoeken en te beperken?

Antwoord:

De zorgen over mogelijke gezondheidseffecten van het wonen nabij windturbines neem ik serieus. Vorig jaar is er een onderzoek gedaan door Nivel in opdracht van het ministerie van VWS. Nivel heeft een recente verkenning op basis van bestaande gezondheidsregistraties van omwonenden van windturbines over een periode van tien jaar (van 2012 tot 2021) uitgevoerd. Deze verkenning vond geen significant verband tussen wonen in de buurt van windturbines of de geluidsniveaus en gezondheidsproblemen die bij de huisarts zijn gepresenteerd. Het onderzoek van Nivel vormt een eerste stap in de verdere verkenning van mogelijke effecten. Om nog dieper de mogelijke effecten te onderzoeken, voert het RIVM momenteel, in opdracht van IenW en KGG, een gezondheidsonderzoek uit. Dit onderzoek richt zich op de blootstelling-responsrelatie in Nederland, waarbij het geluid van windturbines, oftewel de ‘blootstelling’, wordt gerelateerd aan ernstige geluidhinder en slaapverstoring. Ook worden andere aspecten van windturbines onderzocht, zoals laagfrequent geluid. Omdat het een heel lijvig onderzoek is, worden de resultaten begin 2027 verwacht. Los van deze aparte onderzoeken is er al veel goede en relevante wetenschappelijke kennis voorhanden, die elke 3 maanden door het Expertisepunt Windturbines en Gezondheid wordt gepubliceerd en door decentrale overheden benut kan worden bij het vergunnen van windparken.

  1. Waarom is de btw op batterijen voor sportverenigingen nog niet gelijkgetrokken met die voor particulieren? En is de minister bereid een pilot te starten om te zien hoeveel sportverenigingen bereid zijn te investeren in batterijen als de belastingdruk wordt verlaagd?

Antwoord:

Er is voor de btw op dit moment geen verschil tussen de aanschaf van een thuisbatterij door een particulier of een sportvereniging. De leverancier van de batterij moet in beide gevallen btw in rekening brengen bij de levering. Deze btw is bij zowel de particulier als de sportvereniging aftrekbaar als de batterij voor ondernemersactiviteiten, zoals de teruglevering van stroom tegen vergoeding, wordt gebruikt. Het is daarom overbodig om een pilot te starten. Sportverenigingen kunnen een batterij gebruiken om (een deel van) de piekvraag op te vangen, met name voor veld- en baanverlichting. Daarmee hebben sportverenigingen een minder grote netaansluiting nodig en kunnen zij daarnaast ook eigen zonnestroom opslaan om op een later moment zelf te gebruiken.

  1. In het kader van energietransitie kunnen we veel leren van gebruik van subgrids, kleinere elektriciteitsnetwerken zoals in Oekraïne. Door de impact van de oorlog op het elektriciteitsnetwerk, zien we dat ze niet alleen relevant zijn voor duurzaamheid, maar ook voor waarborgen van energiesoevereiniteit en veerkracht in tijden van crisis. Is de minister dat met BBB eens en is zij bereid om te kijken wat wij daar in Nederland mee kunnen doen?

Antwoord:

Het gebruik van gebalanceerde, subgrids is een hoopvolle ontwikkeling in de Oekraïne maar qua omvang nog erg beperkt. Sommige bedrijven zijn bezig met de ontwikkeling ervan, maar het is erg moeilijk om voor langere tijd een gebalanceerd subgrid te hebben, dat onafhankelijk van het grotere elektriciteitsnet kan functioneren. Het kabinet ziet meerwaarde in lokale energieopwekking via zon en wind in combinatie met opslag. Daarom hecht het kabinet ook veel belang aan de ontwikkeling van energy hubs, waarbij bedrijven en instellingen in de regio afstemmen wanneer ze hoeveel elektriciteit nodig hebben en hoeveel lokaal opgewekt en opgeslagen kan worden. Op de momenten dat lokale energieopwekking in combinatie met opslag onvoldoende is om aan de vraag te voldoen is het daarbij meest verstandig om duurzame elektriciteit uit andere regio’s of naburige landen te halen, dat levert de minste kosten en de minste CO2-uitstoot op. Op dergelijke momenten bijvoorbeeld structureel een lokale generator inzetten is geen goede langetermijnoplossing. Generatoren draaien op benzine, diesel of aardgas en stoten dus CO2 uit, significant meer dan onze reguliere elektriciteitsvoorziening die voor meer dan 50% afkomstig is uit duurzame bronnen die geen CO2 uitstoten (zon en wind). Ook zijn generatoren significant duurder in aanschaf en gebruik dan het reguliere elektriciteitsnet. Dergelijke lokale generatoren kunnen daarom alleen tijdelijk en niet structureel een oplossing vormen.

  1. Hoe rechtvaardigt de minister de kosten die windenergie aan burgers doorberekent via de netkosten?

Antwoord:

Het net op zee en de daarmee verbonden windparken zijn cruciaal voor behalen van de Nederlandse energie- en klimaatdoelstellingen. De elektriciteit die daarmee wordt opgewekt, wordt door zowel huishoudens als bedrijven gebruikt. De bekostiging van de elektriciteitsnetten, waaronder het net op zee, wordt momenteel onderzocht in een Interdepartementaal Beleidsonderzoek. Het rapport hierover wordt begin 2025 opgeleverd en het kabinet zal hier een appreciatie van sturen naar de Kamer.

  1. Hoe wordt de prioriteit voor bedrijven die nu CO2-reductie kunnen realiseren gegarandeerd?

Kan de minister aangeven wanneer deze bedrijven [Gulpener, RedBand, Venco] nieuwe netaansluitingen mogen verwachten, zodat zij hun verduurzamingsplannen kunnen doorzetten?

Antwoord:

De aanpak van netcongestie richt zich op sneller bouwen van elektriciteitsinfrastructuur, het beter benutten van de bestaande capaciteit van het netwerk en meer inzicht. Zo creëren we handelingsperspectief en zorgen we dat bijvoorbeeld verduurzaming van bedrijven niet stilvalt. Bedrijven die nu op een wachtlijst staan voor een nieuwe of zwaardere aansluiting met een ‘traditioneel’ transportcontract kunnen mogelijk wel worden aangesloten of vergroenen als zij flexibiliteit bieden aan de netbeheerder en daarmee voorkomen dat hun aansluiting het net op piekmomenten verder belast. Bedrijven onderzoeken of het mogelijk is om hun bedrijfsproces zo in te kunnen richten dat ze in aanmerking komen als congestieverzachter.

Als een bedrijf geldt als zogenoemde ‘congestieverzachter’ (dus netcongestie vermindert) kan de netbeheerder op grond van het prioriteringskader van de ACM met voorrang worden aangesloten.

De Netbeheerders werken aan het bieden van inzicht in waar wanneer nieuwe transportcapaciteit beschikbaar zal komen. Dit draagt bij aan de duidelijkheid die bedrijven nodig hebben om investeringsbeslissingen te kunnen nemen.


Antwoorden op de vragen gesteld door de PvdD

  1. We staan de reclame voor roken en gokken niet toe. Waarom dan wel de schadelijkste vormen van transport, voor schadelijke vormen van consumptie en kiloknallers? Waarom niet investeren in voorlichting voor duurzaam eten? Kan de minister uitleggen waarom zij niet voor deze weg kiest?

Antwoord:

Ik herken de zorgen. De uitdaging van het reguleren van dit soort reclame zit echter in het juridisch proportioneel, robuust en effectief toespitsen, afbakenen en onderbouwen hiervan. Het begrip fossiele reclame kent op dit moment geen algemeen erkende vastomlijnde definitie en dat maakt het debat, maar ook het onderzoek naar de juridische haalbaarheid van een verbod, ingewikkeld. Daarnaast hebben wetenschappers in een advies hierover dat op verzoek van de Tweede Kamer in 2023 werd opgesteld betoogd dat de ontmoedigende factor van een simpel verbod twijfelachtig is.

Er wordt in de vraag een vergelijking gemaakt met reclameverboden voor tabak. Deze verboden zijn ook in EU-richtlijnen opgenomen gebaseerd op de omstandigheid dat het product (tabak) slecht voor de volksgezondheid is, verslavend is en dat met name jongeren gevoelig zijn voor de tabaksreclame. Daarbij is het tabaksverbod zeer specifiek toegespitst op een identificeerbaar product en stapsgewijs ingevoerd (zowel binnen lidstaten als uiteindelijk op EU-niveau). Dit zijn aspecten die niet of in mindere mate van toepassing zijn op een verbod op fossiele reclame.

Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP

  1. Gaat de correctiefactor voor groene waterstof bij brandstofraffinage van tafel?

Antwoord:

Binnen het kabinet is het gesprek gaande over de vormgeving van de raffinageroute. Hierbij komen ook de correctiefactoren aan de orde. Het kabinet vindt het belangrijk dat de raffinageroute leidt tot investeringen in groene waterstof bij elektrolyser-ontwikkelaars en raffinaderijen. Bij de vormgeving van de raffinageroute zullen we de verschillende belangen van mobiliteit, waterstof en industrie zorgvuldig afwegen. Komend voorjaar wil de staatssecretaris van IenW een definitief voorstel publiceren voor een formele consultatie. Op basis van die consultatie worden uiteraard de reacties uit de markt met betrekking tot onder andere de haalbaarheid van investeringen in de industrie expliciet meegenomen.

  1. De begroting bevat onvoldoende middelen voor meer betaalbare warmtenetten via een waarborgfonds. Wat is dan het perspectief?

Antwoord:

De begroting van KGG bevat middelen voor de versnelde ontwikkeling van collectieve warmte, met onder meer de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) en NieuweWarmteNu! om netten te ontwikkelen en SDE++ voor de ontwikkeling van duurzame bronnen. Verder is er een reservering onder voorwaarden in het Klimaatfonds van €215,5 miljoen voor een Waarborgfonds warmtenetten. Echter, in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) concludeert PBL dat ondanks deze subsidies de doelen uit zicht raken. Redenen hiervoor zijn de hoge aanlegkosten, de vrees voor hoge kosten voor bewoners en het feit dat private warmtebedrijven het minder aantrekkelijk vinden om in de toekomst afhankelijk te zijn van publieke partijen met een meerderheidsbelang. Zoals het kabinet in de Kamerbrief van 7 oktober heeft aangegeven, onderzoekt het de specifieke vormgeving en maatvoering van aanvullend instrumentarium en de mogelijke dekking daarvan. Volgend voorjaar, voorafgaand aan de plenaire behandeling van de Wet collectieve warmte, zal het kabinet de Kamer nader informeren.

  1. De warmtepompensubsidie wordt gecorrigeerd vanwege de enorme prijsdaling. Komt er wel een korte overgangsregeling voor al gedane betalingen met de factuurdatum na de correctiedatum?

Antwoord:

Het klopt dat de ISDE-subsidie voor warmtepompen in 2025 aangepast wordt om overstimulering te voorkomen. Er zal hiervoor een overgangsregeling gelden die inhoudt dat voor warmtepompen die in 2024 zijn aangeschaft en waarvoor in 2025 subsidie wordt aangevraagd nog aanspraak gemaakt kan worden op het subsidiebedrag dat in 2024 gold.

  1. ZLT-warmtenetten hebben een andere insteek dan traditionele warmtenetten en vallen tussen wal en schip, in de nieuwe Warmtewet, maar ook in de Warmtenetten Investeringsubsidie met een volloop-eis van 60%. Komt er een gerichte aanpak, met voldoende pilotprojecten?

Antwoord:

De belangstelling voor zeerlagetemperatuur-warmtenetten groeit. Zo is er een leerkring van Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie en RVO in samenwerking met TKI Urban Energy. Deze leerkring staat open voor gemeenten en andere stakeholders van projecten die op dit moment werken aan de ontwikkeling en realisatie van een concreet ZLT-project. In de Nota van wijziging bij de Wet collectieve warmte die onlangs naar de Tweede Kamer is gestuurd is ook extra aandacht besteed aan ZLT-netten. Ook is er aandacht voor vijfde generatie warmtenetten in het Ontwikkelperspectief Duurzame Warmtebronnen dat het kabinet binnenkort naar de Kamer stuurt.

Antwoorden op de vragen gesteld door de CU

  1. Klimaatneutraliteit in 2050 vraagt om concessies op andere vlakken. Het vorige maand verschenen CPB-rapport 'Kiezen voor later' schetst vier visies. Bij welk geschetst scenario voelt de minister zich het meeste thuis, en waarom dan, en wat betekent dit voor beleid en de te maken concessies?

Antwoord:

De scenario’s die in het rapport van CPB zijn uitgewerkt, laten zien hoe de samenleving kan worden ingericht en dat die keuzes consequenties hebben die op langere termijn sterk verschillend uitwerken. Zo staat in het scenario Markt de materiële welvaartsgroei centraal, maar hierdoor neemt ongelijkheid toe en heeft de leefomgeving te lijden onder vervuilende productie. Daartegen staat bijvoorbeeld het scenario Duurzaam, waarin vervuilende productie juist wordt beperkt, maar hierdoor producten duurder worden en regels toenemen. Niet één van de scenario’s heeft mijn specifieke voorkeur – maar scenario’s laten juist zien dat een balans tussen de verschillende principes nodig is. Zo wil het kabinet klimaatdoelen halen, maar wil dit wel op een betaalbare manier doen die niet leidt tot te hoge lasten en regeldruk voor burgers en bedrijven.

  1. Grondstoffengebruik is eindig. Reflectie van de minister hierop. Heeft ze het vertrouwen dat ze een minister van Groene Groei kan zijn, ook als dat betekent dat het niet alleen om uitstoot verminderen in Nederland gaat, maar ook buiten onze grenzen? Neem ook grondstoffenperspectief mee. Kan de minister PBL vragen om in de KEV ook voortaan jaarlijks in kaart te brengen in hoeverre we op koers liggen om dit grondstoffen circulariteitsdoel te halen? Want dat inzicht ontbreekt.

Antwoord:

Vanuit het klimaatbeleid is er ook aandacht voor de uitstoot door Nederlandse economische activiteiten die buiten Nederland plaatsvinden. Diverse instrumenten beogen de uitstoot in de keten van onze productie en consumptie te verminderen, zoals de koolstofheffing aan de grens (CBAM) en de richtlijn voor transparantie over ESG-doelen (CSDDD). Het kabinet zet sterk in op het zorgvuldig omgaan met grondstoffen, onder andere in het Nationaal Programma Circulaire Economie en de Nationale Grondstoffen Strategie. De industrie speelt met haar energie- en grondstoffenvraag bovendien een centrale rol in de transitie naar een duurzaam energiesysteem en een circulaire economie, waarin groei samengaat met groen. Het PBL schetst in de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) de voortgang van de transitie naar een circulaire economie in Nederland. Het PBL schrijft dit rapport op verzoek van het kabinet eens in de twee jaar. De volgende versie verschijnt in 2025.

  1. Routekaart Energieopslag heeft geen duidelijke doelen. Kan de minister toezeggen met een nationale doelstelling voor energieopslag te komen en ook met een bijbehorend programma om de doelen te halen, dat hebben we eerder gedaan voor groen gas en waterstof. Waarom niet voor energieopslag?

Antwoord:

Voor het slagen van de energietransitie zijn alle vormen van flexibiliteit in het energiesysteem nodig. Energieopslag is geen doel op zich, maar is één van de vormen van flexibiliteit, samen met flexibele vraagsturing, (CO2-vrij) regelbaar vermogen, conversie en interconnectie met andere landen. Het stellen van een nationaal doel voor energieopslag kan een marktverstorende werking hebben, waardoor andere flexibliteitsoplossingen in Nederland minder worden ontwikkeld. Het kabinet acht het daarom onwenselijk om een nationaal doel voor energieopslag te stellen.

In de Routekaart Energieopslag staan voor alle acties om de doelen uit de Routekaart te bereiken actiehouders en deadlines genoteerd. Eind 2024 zal er een voortgangsupdate worden gedeeld met de Kamer over acties uit de Routekaart Energieopslag.

Antwoorden op de vragen gesteld door Volt

  1. De minister gaat een nieuwe fossiele subsidie introduceren (rode diesel). Kan de minister toelichten wat de logica hiervan is? Stop de introductie van de nieuwe fossiele subsidie en gebruik het geld dat hiervoor bestemd is als financiering van elektrische personen- en bedrijfsauto's.

Antwoord:

De herinvoering van rode diesel die in het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd, is gericht op lastenverlichting in de landbouwsector. Hiermee wordt de gehele sector snel bereikt. Als we deze maatregel zouden inwisselen voor een maatregel gericht op financiering van elektrische personen- en bedrijfsauto’s dan levert dit niet gelijk de beoogde brede lastenverlichting en betaalbaarheid voor de landbouwsector. Dit vraagt bovendien aanzienlijke investeringen waardoor slechts een beperkt deel van de sector op korte termijn kan overstappen op elektrisch aangedreven vervoersmiddelen. Daarnaast is in het Klimaatfonds in het voorjaar van 2024 €77 miljoen gereserveerd voor schone en emissieloze (o.a. elektrische) landbouwwerktuigen.

  1. Groene beleggingen, groen investeren. In 2025 wordt echter de vrijstelling voor groen beleggen meer dan gehalveerd. Is de minister het eens dat het niet logisch is wat we nu aan het doen zijn?

Antwoord:

Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Kamer een amendement aangenomen waarmee de fiscale vrijstelling in de inkomstenbelasting voor groen sparen en groen beleggen per 2025 meer dan gehalveerd wordt. Daarmee wordt de vrijstelling groene beleggingen verlaagd. Dit beperkt het belastingvoordeel van groen beleggen wat uit oogpunt van de financiering van duurzame investeringen spijtig is. Het kabinet heeft in de afweging tussen alle fiscale opgaven evenwel geen ruimte gezien om deze faciliteit wederom te verruimen.

Antwoorden op de vragen gesteld door JA21

  1. Hoeveel miljard heeft Nederland inmiddels sinds 2016 in totaal uitgegeven aan klimaatsubsidies?

Antwoord:

In de Klimaatnota wordt vanaf 2020 jaarlijks een overzicht opgenomen van de Rijksbrede inzet van klimaat- en energie-uitgaven, zowel gericht op subsidies, fiscale groene subsidies als bijdragen aan netbeheerders. Dit laat zien dat uitgaven in 2019 ca. 3 miljard, in 2020 ca. 4 miljard, in 2021 ca. €4 miljard, in 2022 ca. €5 miljard, in 2023 ca. €4,5 miljard en in 2024 €5,6 miljard bedroeg. In antwoord op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2023 naar de overzichten van de klimaatuitgaven in de begroting, de Klimaatnota en de Miljoenennota is in de Ontwerpbegroting 2024 een verbeterslag gemaakt op basis van heldere criteria wat klimaatuitgaven zijn. Dit verbeterde overzicht van klimaatuitgaven zal de basis vormen voor het overzicht van de realisatie op de klimaatuitgaven in het jaarverslag over 2024. Voor een overzicht van uitgaven klimaatsubsidies Klimaat en Groene Groei (voorheen Economische Zaken en Klimaat) in de periode 2016 – 2019 is dit opgenomen in de jaarverslagen. Daar staan de realisaties te vinden van diverse klimaatsubsidies ten behoeve van het Energieakkoord, in de jaren daarna is dit getransformeerd in het Klimaatakkoord. Omdat dit alleen de subsidies betreft, en mogelijk geen volledig beeld geven, lijkt het aannemelijk in de jaren 2016-2019 uit te gaan van een bedrag van circa 3 - 4 miljard euro per jaar. Het totale bedrag in de periode 2016-2024 bedraagt dan ca. €36 miljard.

  1. Kan de minister lijstje geven van landen die wel op koers liggen met de klimaatdoelen?

Antwoord:

Het meest recente overzicht van voortgang richting de EU-klimaatdoelen is door de Commissie gepresenteerd in de Climate Action Progress Report op 31 oktober jongstleden. Richting 2030 verwacht de Commissie 51% reductie, daarmee zit de EU nog niet op koers voor het doel van 55% emissiereductie in 2030. Landen die net als Nederland volgens de raming voldoen aan de nationale opgave die volgt uit de Effort Sharing Regulation (ESR)-verordening zijn o.a. Estland, Portugal, Hongarije en Spanje.

Deze raming is gedaan op basis van de door lidstaten ingediende Integrale Nationale Plannen Klimaat en Energie (INEK). Hier hoort de kanttekening dat slechts 11 van de 27 lidstaten hun INEK op tijd heeft ingeleverd. De overige zijn nog niet meegenomen in deze analyse. De CIE stelt op basis van een voorlopige analyse dat de te laat ingediende plannen het gat naar 55% significant verkleinen.

  1. Klopt het dat we nog steeds onder bestaande contracten gas importeren uit Rusland en om hoeveel gas gaat dit precies?

Antwoord:

Ja dit klopt. In 2022 tot en met het tweede kwartaal van 2024 kwam er gemiddeld één Russische LNG-carrier per maand naar Nederland. In 2023 was de totale omvang van de import van Russisch LNG circa 1 miljard m3, oftewel circa 3% van het binnenlandse verbruik. Sinds de afkondiging van het 14e sanctiepakket landen er per maand niet één maar twee tankers met LNG uit de Russische federatie bij de GATE-terminal in Rotterdam aan (23 september 2024, Kamerstuk 21501-33, nr. 1085). Het LNG dat op deze manier binnenkomt wordt, net als al het andere LNG dat binnenkomt, verkocht op de interne markt voor gas. Het gas dat in Nederland wordt geïmporteerd, vindt dus ook zijn weg naar de ons omringende landen.

Het is daarbij goed om aan te geven dat deze importen plaatsvinden op basis van contracten die dateren van voor de Russische inval in Oekraïne. Om verdere import van Russisch LNG in Nederland te voorkomen geldt bij de sindsdien in gebruik genomen Eems Energy Terminal dat capaciteitshouders zich richting de beheerder van deze terminal hebben moeten verplichten geen LNG uit Rusland te importeren. Een vergelijkbare bepaling geldt voor de uitbreiding van de GATE-terminal die in 2026 in gebruik wordt genomen.

Het kabinet vindt het uiteraard ongewenst dat er nog steeds Russisch gas naar Nederland en naar andere EU-lidstaten komt. De huidige EU-sanctieregels bieden geen ruimte om deze import te verbieden. Daarom heeft Nederland tijdens de Energieraad van 15 oktober 2024 lidstaten opgeroepen om dezelfde maatregelen te treffen die in Nederland reeds zijn genomen om Russisch LNG te weren bij nieuwe LNG-infrastructuur. Ook heeft Nederland de Commissie opgeroepen om vooral met concrete maatregelen te komen die lidstaten ondersteunen bij het tegengaan van de invoer van Russisch gas onder bestaande langetermijncontracten, mits geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor de leveringszekerheid. Daarnaast heeft Nederland, ondersteund door andere lidstaten, de Commissie nogmaals opgeroepen om met een routekaart te komen voor de verdere afbouw naar nul en de Commissie heeft toegezegd dat de nieuwe Commissie hier mee aan de slag gaat. Een aantal andere lidstaten heeft de Commissie gevraagd om meer transparantie en inzicht omtrent de import (25 oktober 2024, Kamerstuk 21501-33, nr. 1094). De beoogde Eurocommissaris voor Energie, Dan Jorgenson, heeft inmiddels toegezegd met een roadmap te komen om Russische energie-importen te beëindigen.

  1. Hoe staat het met het programma aardgasvrije wijken? Is de minister het met JA21 eens dat een gemeente een huis niet mag afsluiten van het aardgasnet? In strijd met de gaswet, maar ook met het bouwbesluit 2012. Is de minister het met JA21 eens dat een gemeente een huis niet mag afsluiten van het aardgas? Het is niet alleen in strijd met de gaswet maar ook met het bouwbesluit. Graag een reactie.

Antwoord:

Het kabinet heeft op 7 oktober jongstleden de Kamer geïnformeerd over de publicatie van de monitor van de proeftuinen aardgasvrije wijken op de website van het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (Kamerstuk 36387/30196, nr. 47, p. 11). Op dit moment geldt inderdaad dat de gemeente een woning of gebouw niet verplicht mag afsluiten van het gasnet op basis van de Gaswet. De gemeente mag hier namelijk geen (lokale) regels over stellen. Dit kan overigens wel op vrijwillige basis, wat bij een groot deel van de huishoudens in de proeftuinen het geval is. De regering heeft daarom het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie bij de Kamer ingediend. Dat wetsvoorstel is ook door de Kamer aanvaard. Hiermee wordt geregeld dat de gemeente de bevoegdheid krijgt om een wijk aan te wijzen die na verloop van tijd van het aardgas afgaat en het transport van aardgas per genoemde datum te verbieden. Het wetsvoorstel wijzigt de Gaswet, de Energiewet – beoogd opvolger van de Gaswet – en de Omgevingswet. Op AMvB-niveau wordt onder meer het Besluit bouwwerken leefomgeving gewijzigd, opvolger van het Bouwbesluit 2012. Gemeenten krijgen deze bevoegdheden – ook wel bekend als de aanwijsbevoegdheid – zodat de transitie van aardgas naar duurzame alternatieven gemaakt kan worden in wijken waar een betaalbaar en geschikt alternatief beschikbaar is. Het inzetten van de aanwijsbevoegdheid kan overigens niet zomaar, dit is omkleed met strenge waarborgen waaronder de betaalbaarheid van de aanpak voor de eindgebruiker. De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer staat gepland voor 26 november.

  1. Per 1 januari worden diesel bestelbussen en vrachtwagens geweerd in gemeenten. Motie Veltman zou voor 1 november behandeld zijn. Hoe staat het met deze motie? En wanneer gaat dit onzalige plan 'weg'? Krijgen we de bizarre situatie dat de milieuzones worden ingevoerd, die een aantal maanden later weer komen te vervallen?

Antwoord:

De staatssecretaris van IenW is bezig met een reactie op de motie Veltman met betrekking tot de zero-emissie-zones. Het kabinet zal op zeer korte termijn de Kamer hierover informeren.

  1. Hoe staat het met nieuwe geluidsnormen? Voor Ja21 is er alleen afstandsnorm, dat zou 10x masthoogte moeten zijn. Is de minister het eens dat eerst alle gezondheidseffecten onderzocht moeten zijn voor we nieuwe windturbines op land vergunnen? Kunnen windturbines niet ’s nachts uitgezet worden?

Antwoord:

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat werkt momenteel aan nieuwe milieunormen, waaronder de geluidsnorm voor windturbines, op basis van een plan-milieueffectrapport (planMER). De publieke consultatie over de ontwerp-AMvB heeft inmiddels plaatsgevonden. Naar verwachting zal de staatssecretaris van IenW de AMvB dit najaar aan de Kamer sturen. De beoogde inwerkingtreding van de nieuwe regels is gepland op 1 juli 2025.

De plaatsing van windenergie op land gebeurt zorgvuldig, met oog voor andere belangen. Adequate bescherming van milieu en gezondheid, externe veiligheid en luchtvaartveiligheid zijn daarbij randvoorwaarden. Er leven veel zorgen over de mogelijke gezondheidseffecten van het wonen nabij windturbines. Bij het opstellen van de nieuwe milieunormen voor windturbines wordt de meest actuele kennisbasis gebruikt. Het RIVM en het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid houden de stand van kennis over de gezondheidseffecten van windturbines actueel.

Het ’s nachts stilzetten van windturbines heeft verstrekkende gevolgen. Dit zou immers betekenen dat gedurende ongeveer één derde deel van de tijd de windmolens stilstaan en daarmee ook dat er minder duurzame elektriciteit wordt opgewekt. Als alle turbines ’s nachts stilgezet zouden worden, dan zouden extra windturbines nodig zijn om aan de stroombehoefte te voldoen. Ook deze windturbines zouden dan ingepast moeten worden, waar mogelijk andere mensen weer hinder van ervaren. Daarnaast verslechtert hierdoor de business case voor wind, wat eveneens gevolgen heeft voor opwek en daarmee de nationale en Europese klimaat- en energiedoelen.


  1. Aardgasvrije wijken: een goed idee, maar... (pbl.nl) (p.78)↩︎