Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (tweede termijn) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D42846, datum: 2024-11-07, bijgewerkt: 2024-11-08 09:25, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-06 18:00: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (tweede termijn) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Financiën heeft op 6 november 2024 overleg gevoerd met mevrouw Achahbar, staatssecretaris Toeslagen en Douane, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen) (36577).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Nijhof-Leeuw
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Weeber
Voorzitter: Aartsen
Griffier: Van der Steur
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Aartsen, Dijk, Inge van Dijk, Van Eijk, Heite, Rikkers-Oosterkamp, Stultiens, Vijlbrief en Vlottes,
en mevrouw Achahbar, staatssecretaris Toeslagen en Douane.
Aanvang 18.00 uur.
De voorzitter:
Ik open hierbij de vergadering, het wetgevingsoverleg van de vaste
Kamercommissie van Financiën. Aan de orde is de voortzetting van het
wetgevingsoverleg over de Wet aanpassing termijnen nabestaandenregeling
hersteloperatie toeslagen. We hervatten het vandaag bij de tweede
termijn van de zijde van de Kamer en de tweede termijn van de zijde van
het kabinet. Voor dit debat staat twee uur gepland. We hebben geen vaste
spreektijden, maar ik ga u wel vragen om zeer beknopt en zeer kort te
zijn, aangezien het een tweede termijn is. Hoe minder interrupties u
onderling pleegt, hoe meer ruimte u heeft om het kabinet te bevragen op
de schriftelijke brief die is gekomen op 7 oktober. Excuses, naar
aanleiding van het debat op 7 oktober hebben wij op 25 oktober een brief
gekregen met wat meer schriftelijke antwoorden. Ik heet de mensen op de
publieke tribune en de mensen die thuis kijken van harte welkom.
Natuurlijk ook van harte welkom aan de staatssecretaris van Financiën,
meer specifiek de staatssecretaris Toeslagen en Douane, en haar
ondersteuning. Ik stel voor dat we gaan beginnen met de tweede termijn
van de zijde van de Kamer. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van Eijk
van de fractie van de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vier weken geleden vond de eerste termijn plaats
van dit wetgevingsoverleg. We hebben inmiddels de achttiende
voortgangsrapportage en verschillende brieven van de staatssecretaris
ontvangen. Helaas is het ook in de media niet stil gebleven. Ik doe maar
meteen een bekentenis. Wij hebben de afgelopen twee dagen intensieve
gesprekken gevoerd met de Oudercommissie Kinderopvangtoeslag, de
Bezwaarschriftenadviescommissie, gedupeerde ouders en de Rijnmondse
Alliantie. Er is ontzettend veel informatie op ons afgekomen en dat
betekent dat ik de brieven van vandaag gewoonweg nog niet gelezen heb.
Daar ga ik in mijn inbreng dus ook niet op in. Ik hoop dat de
staatssecretaris in haar tweede termijn daarover misschien nog iets kan
vertellen, zeker in relatie tot de nabestaandenregeling die vandaag ook
voorligt. Dus ik zal me beperken tot de onderwerpen die in de wet aan de
orde komen en de andere zaken zal ik bewaren voor het commissiedebat van
morgen.
De staatssecretaris heeft haar besluit om de huidige beslistermijnen
voor aanvragen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade niet
te wijzigen, genomen op basis van een aantal ontwikkelingen. Dat zijn
onder andere de opschaling van de verschillende routes, de SGH-route en
de regieroute-VSO, alsook de ontwikkeling van de digitale schaderoute.
Mijn vraag aan de staatssecretaris is, ook gezien de actualiteit en de
informatie uit de voortgangsrapportage, hoe zij het risico inschat dat
de huidige termijnen ondanks alle inspanningen en gegeven die actuele
ontwikkelingen toch niet toereikend blijken te zijn en welke oplossing
ze daar dan voor heeft. Blijft ze dan bij haar standpunt dat de huidige
termijnen afdoende zijn? Heel eerlijk: wij hebben nog steeds grote
vraagtekens bij hoe realistisch dat is in de praktijk.
De termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie
voor werkelijke schade is in de tweede nota van wijziging verlengd tot
en met 31 maart 2025 — dat kunnen we volgen — met als reden ook de
verdere verlenging van de aanvraagtermijn en de digitale schaderoute en
de aanmeldportalen die later in bedrijf gaan. Kan zij daar een laatste
stand van zaken over geven? Gaan we dat nu inderdaad voor het einde van
het jaar allemaal voor elkaar krijgen?
Dan ten aanzien van de bezwaartermijn van 16 weken en het handhaven
daarvan. Wij vinden dat voldoende onderbouwd. Het geeft duidelijkheid
richting gedupeerden over binnen welke termijn er nog bezwaar kan worden
gemaakt. Ook voor de uitvoeringsorganisaties is het belangrijk om te
weten hoeveel capaciteit zij nodig hebben om die bezwaren te kunnen
behandelen en er uiteindelijk ook voor te kunnen zorgen dat zo veel
mogelijk mensen in de uitvoering bezig kunnen zijn met het
daadwerkelijke herstel, waaraan we allemaal prioriteit zouden willen
geven, volgens mij.
In de gesprekken gisteren met de BAC, de leden van de Oudercommissie
Kinderopvangtoeslag en de Rijnmondse Alliantie zijn grote zorgen geuit
over de brede ondersteuning door gemeenten. Mijn collega Inge van Dijk
kan daar heel bevlogen over spreken en kan haar zorgen waarschijnlijk
veel beter onder woorden brengen dan ik. Ik ga ervan uit dat zij daar
nog uitgebreid op in zal gaan. Ik wacht dus heel even de reactie van de
staatssecretaris daarop af.
Dan met betrekking tot de nabestaandenregeling en de brief van 25
oktober. Het is heel fijn dat we die aanvullende informatie hebben
gekregen. Het geeft in ieder geval meer inzicht in hoe dat proces, met
alle beperkingen en uitdagingen die het heeft, toch zo goed mogelijk
vormgegeven kan worden. Wij begrijpen dat iedereen klaarstaat om van
start te gaan. We willen er graag op vertrouwen dat op die manier
herstel voor nabestaanden ook heel spoedig kan worden opgepakt op een
snelle en integrale manier.
Daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we naar de heer Vlottes van de fractie
van de PVV. Gaat uw gang.
De heer Vlottes (PVV):
Voorzitter, veel dank. Ik heb ietsje meer tijd nodig, juist naar
aanleiding van de brieven van 25 oktober en 6 november. Veel dank aan de
staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. De
staatssecretaris stuurde tegelijkertijd twee plannen mee, te weten het
plan voor het instellen van een spoedadviescommissie en een pilot voor
het zogenaamde totaalherstel. Die vragen dan gelijk om een andere
uitleg. Als je namelijk cynisch bent, zou je kunnen zeggen: als je
problemen niet wilt oplossen, doe je een onderzoek, en als het er niet
meer over wilt hebben, schrijf je een rapport. In het geval van de
spoedadviescommissie wordt het er namelijk niet echt concreet door. Zo
schrijft de staatssecretaris — ik citeer — "van belang is om zo snel en
persoonsgericht mogelijk herstel aan gedupeerden te bieden in de vorm
van financiële compensatie".
Voorzitter. Ja, dat is heel goed; het zijn goede volzinnen en ze zijn
ook mooi geformuleerd. Dat was echter juist het uitgangspunt; dat is
juist wat het moet zijn en waar we elke keer op hameren. Dat is juist
wat ook vastloopt. Daarover morgen meer. De vraag over die
adviescommissie is dan: wat gaat die nou toevoegen? Aan welke
oplossingen moeten we gaan denken? Deze commissie gaat hier namelijk
maanden over doen. Het rapport wordt pas begin 2025 verwacht. De
commissie komt dan vermoedelijk met een hele lange lijst met
aanbevelingen waar dan weer over gesproken moet worden. De vraag is dus
tot welke concrete resultaten dit gaat leiden.
Voorzitter. De staatssecretaris schrijft zelf eigenlijk in haar brief
van 6 november een conclusie over dit punt: de spoedadviescommissie
wordt nadrukkelijk gevraagd om oog te hebben voor wat de Raad van State
heeft beschreven als "fragmentarische aanpak van de gehele
hersteloperatie die leidt tot een veelvoud aan beschikkingen en
mogelijke bezwaren en andere juridische procedures daartegen". Dit zijn
dus niet mijn woorden.
Voorzitter. Ik kom er zo meteen nog over te spreken bij de pilot
totaalherstel, maar in welke mate wijkt die spoedadviescommissie daarvan
af? Juist in die pilot totaalherstel lijkt de staatssecretaris ook te
gaan voor een soort van gebundeld plan om tot één gebundeld besluit te
komen. Met andere woorden, de staatssecretaris moet toch ook zelf enig
idee hebben waar ze eigenlijk heen wil met die gefragmenteerde aanpak,
en niet verwijzen naar de Raad van State? Graag een reactie
daarop.
En dan het tweede plan, de pilot van het totaalherstel in de
nabestaandenregeling. Deze term klinkt veelbelovend, maar het is de
PVV-fractie nog niet duidelijk in welke mate dit nu afwijkt van de
coördinerende rol in de zogenoemde samengevoegde behandeling die in de
memorie van toelichting staat. Als ik dan namelijk kijk naar de
voorbeeldwerkwijze die we hebben ontvangen in de brief van 25 oktober,
dan lijkt het alsof die samengevoegde behandeling vooral wordt vervangen
door een integraal plan van aanpak. De coördinator die de nabestaanden
bij de hand zou nemen, zoals in de memorie van toelichting stond, wordt
nu vervangen door het Instituut voor Publieke Waarden. Dat wil het
namelijk bundelen in één gesprek. Dat is het dan ook zo'n beetje; het is
dus vooral een terminologische verandering, maar inhoudelijk verandert
er niks. Klopt dit, is mijn vraag dan ook. Graag een reactie.
Voorzitter. De staatssecretaris schrijft hier zelf over de aanpak door
het Instituut voor Publieke Waarden, het IPW, dat er één gezamenlijk
startpunt en één gezamenlijke afsluiting komt voor de nabestaanden die
het moeilijk hebben. Dit is natuurlijk een open deur. Alles heeft
namelijk een begin en een einde. In het geval van de toeslagenouders is
dat einde alleen nogal ver uit zicht. De vraag is dan ook: wordt dit ene
gesprek nou ook gebundeld tot één besluit en zijn er dus niet meer
allemaal losse, separate, besluiten? Zo ja, wat betekent dit dan voor de
fundamentele uitvoeringsproblemen waar de staatssecretaris het in de
memorie over had, in relatie tot het amendement-Leijten? Hoe gaat het
als deze partijen er toch niet uit komen? Moeten de nabestaanden dan
alsnog bij iedere ketenpartner bezwaar aantekenen en in beroep gaan,
zoals de staatssecretaris schrijft?
Voorzitter. Dan verder. De PVV leest ook dat verwacht wordt dat deze
IPW-aanpak, deze pilot, zo'n twee tot drie maanden zal duren. Hoe
realistisch is dit, gezien wat in de memorie van toelichting staat?
Daarin staat dat die nabestaandenregeling zeker drie jaar kon duren.
Graag ook daarop een reactie. Dat was mijn inbreng.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan gaan we naar de heer Vijlbrief van de fractie van
D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank u, voorzitter. Ik ga ultrakort zijn. Na deze twee dagen waarin we
heel veel gesprekken hebben gehad en heel veel input hebben gekregen,
ben ik er nog meer van overtuigd dat dit probleem alleen maar oplosbaar
is als de Kamer en de regering heel nauw met elkaar samenwerken. Dat
moeten we dan ook proberen te bereiken. Morgen hebben we daar een
commissiedebat over. We zullen daar denk ik heel veel dingen moeten
bespreken naar aanleiding van de afgelopen dagen. Wat betreft deze
wetsaanpassing heb ik meegetekend met twee moties die zo meteen door de
heer Stultiens en door mevrouw Heite worden ingediend. Dat was
het.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we nu naar de heer Stultiens van de
fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik sluit me aan bij de opmerkingen over de
gesprekken van de afgelopen dagen en de vele brieven. Daar gaan we
morgen uitgebreid over praten, dus ik zal me vandaag beperken tot het
wetsvoorstel zelf. Met één ding heb ik grote moeite. Dat heb ik ook in
de eerste termijn genoemd. Dat ging over die bezwaartermijnen. Het gaat
niet zozeer om het feit dat ze van zes naar zestien weken gaan — dat
vind ik goed — als wel om de keuze om te zeggen dat je pech hebt gehad
als je te laat bent, als ik het even hard zeg. Dat vind ik echt niet de
goede kant op. Ik heb overwogen om daarover een amendement in te dienen.
Toen zei Bureau Wetgeving heel terecht dat je geen amendement kunt maken
waarin je zegt: negeer de wet. Want de termijn in de wet was zes weken.
Die wordt nu zestien weken. Opschrijven "hou je daar niet aan" kan niet.
Dat geldt ook voor tegen de wet stemmen. Dan verandert er ook niks, want
dit is al besloten in juli. Dus het wordt toch een motie, waarvan ik wel
hoop dat die op een goede manier uitgevoerd wordt. Als over een paar
maanden alsnog blijkt dat de rechtsbescherming ingeperkt is, moeten we
wel terug naar de situatie van voor juli. Dat zou ik het liefst willen
voorkomen. Daarom deze motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is om de bezwaartermijn voor
ouders te verruimen van zes naar zestien weken, maar deze termijn ook
strenger te gaan handhaven;
overwegende dat te laat ingediende bezwaarschriften eerder wel nog
gewoon in behandeling werden genomen;
overwegende dat de Nederlandse orde van advocaten daarom waarschuwt voor
een verminderd niveau van rechtsbescherming van ouders;
overwegende dat het de Belastingdienst zelf vaak nog niet lukt om zich
te houden aan alle wettelijke termijnen;
verzoekt de regering om niet onnodig formalistisch te werk te gaan, zeer
coulant en ruimhartig om te gaan met bezwaren die toch buiten de nieuwe
termijn van zestien weken worden ingediend en daarbij rekening te houden
met het doenvermogen van de ouders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens, Vijlbrief, Heite,
Dijk en Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 13 (36577).
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het staat collega's de komende dagen nog open om mee te tekenen. Dan
hoor ik dat ook graag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Dijk van de fractie
van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Mijn buurman heeft net al een motie over die
zestien weken voorgelezen. Die dienen wij mede in. Dat steunen wij ook
van ganser harte. Wij hebben wel moeite met de twee jaar die voor de
brede ondersteuning moet gaan staan. Wij snappen dat streven eigenlijk
niet zo goed. Wij hebben de afgelopen dagen veel gesprekken gevoerd
waaruit bleek dat het helaas langer dan twee jaar moet duren. De
SP-fractie snapt ook niet zo heel erg goed waarom men in het
schikkingsvoorstel voor bezwaar tot die €5.000 is gekomen. Als ik kijk
naar de brief, dan wordt daarin verwezen naar positieve ervaringen in
Groningen. Mwah, zou ik daarvan willen zeggen. Mwah. Ik kan daar niet
per se heel enthousiast van worden. Ik denk dat meerdere Groningers dat
ook herkennen en daar niet heel erg enthousiast van worden. Er wordt ook
gezegd dat het bij ongeveer 75% niet heeft geleid tot een extra
uitbetaling. Dat zou dan bij 25% wel zou zijn. Dat is dan een slechte
deal. Daarop graag ook nog een reactie van de staatssecretaris.
Ik wil het morgen wel even hebben over die spoedadviescommissie. Ik doe
het in één zin: ik snap eigenlijk niet waar dat voor nodig is. Laat ik
het even zo doen, maar laten we daar morgen wat langer een debat over
voeren.
Ik wil ergens toch positief afsluiten. Dat is in mijn bijdrages zeker
niet altijd het geval. In dit geval en bij dit onderwerp is het vaak
moeilijk om positief af te sluiten, maar vorige keer hebben wij het
wetgevingsoverleg onderbroken omdat het er mede over ging dat het
amendement-Leijten onvoldoende goed uitgevoerd was. Ik heb de brief
gelezen over de pilot totaalherstel. Ik ben daar in die zin positief
over dat ik zie dat er ruimte gezocht is om het op een betere manier te
gaan uitvoeren, die ook beter past bij de geest en de strekking van het
amendement. Daar dank ik de staatssecretaris voor. U kan zich
voorstellen dat ik er, gezien de afgelopen weken, scherp op ga letten
dat dat op een goede manier gaat, maar ik moet toch het volgende zeggen.
De laatste zin die erin staat is: "De ontwikkeling van deze totaalaanpak
kan, als deze werkt, een voorbeeld zijn van het herstel van andere
specifieke groepen." Dat is precies de geest die het had, dus dank
daarvoor.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we naar mevrouw Heite van de fractie van
NSC.
Mevrouw Heite (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De afgelopen dagen hebben we weer veel
indrukwekkende verhalen gehoord van gedupeerde ouders, kinderen en
andere betrokkenen. Die verhalen galmen nog steeds na in mijn hoofd.
Namens de fractie van NSC wil ik nogmaals mijn grote dank uitspreken
voor deze input, die voor deze tweede termijn maar zeker ook voor het
commissiedebat morgen van grote waarde is. Ook ik houd het dus vandaag
kort en ik beperk me echt tot de tweede termijn. Ik heb er zelfs even
over getwijfeld of ik het volgende nu of morgen zou inbrengen, maar dit
volgt voor mij toch wel echt uit de eerste termijn. In de periode
daarvoor was er de nodige onrust ontstaan over die €5.000-regeling; zo
zal ik het maar zeggen. Ik heb destijds opgeschreven dat ik het in de
tweede termijn wilde hebben over ouderparticipatie, betrokkenheid en
communicatie, dus ik wil daar toch aandacht voor vragen. Ik wil de
staatssecretaris graag vragen om toe te zeggen dat zij actief aan de
slag gaat met het aangaan van een dialoog met gedupeerden. Neem daarbij
de situatie in Groningen als voorbeeld. Daar kantelde de situatie en
kregen Groningers voorzichtig weer een beetje vertrouwen toen
staatssecretaris Vijlbrief besloot om veel meer in het gebied aanwezig
te zijn en om vooral met heel veel gedupeerde ouders in gesprek te gaan.
Zoek naar manieren om dat ook voor dit dossier toe te passen, wil ik de
staatssecretaris meegeven.
Voorzitter. We hebben gehoord over heel veel verschillende initiatieven
en voorbeelden van gedupeerden die hun verschrikkelijke door de overheid
veroorzaakte situatie nog steeds proberen om te zetten in iets
positiefs, door hun kennis en ervaring in te zetten om andere
gedupeerden te helpen. Is de staatssecretaris bereid om een
inventarisatie van al deze initiatieven te maken en een actieve rol te
pakken in het verbinden van deze initiatieven en inspirerende
voorbeelden, om de kwaliteit van de aanpak van het toeslagenschandaal te
verbeteren? Ik denk dat we daarmee ook zo'n situatie als die rond de
€5.000 kunnen voorkomen en ook de onrust waar dat mee gepaard
ging.
Voorzitter. De fractie van NSC heeft nog steeds moeite met de
bezwaartermijn voor gedupeerden van zestien weken. Dit punt is eigenlijk
ook al ingebracht door GroenLinks-PvdA-collega Stultiens. Omdat de
overheid een jaar de tijd krijgt en haar zaken allesbehalve op orde
heeft, wringt die termijn toch. We hebben begrepen dat een aanvraag door
een gedupeerde voor een verschoonbare termijnoverschrijding, zoals dat
zo moeilijk heet, omdat het gewoon niet binnen zestien weken lukt om in
bezwaar te gaan, ruimhartig en niet formalistisch wordt beoordeeld. We
hebben daarom ook de motie van GroenLinks-PvdA van harte
medeondertekend. We gaan er ook op toezien dat die wordt
uitgevoerd.
Voorzitter. Tot slot. We hebben de afgelopen twee dagen verschillende
verhalen gehoord over de brede ondersteuning door gemeenten. Ze variëren
van succesvol tot volledig vastgelopen. NSC hecht eraan dat de
staatssecretaris kan doorpakken en dat de wet die vandaag voorligt,
doorgang kan vinden, zeker ook voor de nabestaanden. Die hebben hier
lang genoeg op moeten wachten. We hebben echter door alle
praktijkvoorbeelden wel zorgen gekregen. Vandaar dat ik mede namens
mevrouw Van Eijk van de VVD en de heer Vijlbrief van D66 de volgende
motie indien, met nog steeds de uitnodiging naar alle anderen om ook mee
te tekenen als ze dat wensen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de brede ondersteuning een belangrijk onderdeel van de
hersteloperatie is die wordt uitgevoerd door de gemeenten;
overwegende dat in het voorliggende wetsvoorstel een eindtermijn van
twee jaar is opgenomen voor de brede ondersteuning, terwijl er signalen
zijn dat de brede ondersteuning niet soepel verloopt;
verzoekt de staatssecretaris om toe te zien op de uitvoering van de
brede ondersteuning en de daarbij behorende plannen van aanpak;
verzoekt de staatssecretaris om actief in gesprek te blijven met de VNG
en de gemeenten over de knelpunten in de brede ondersteuning, en indien
nodig zorg te dragen voor een zekere uniformering, inkadering en
standaardisatie, met inachtneming van de nodige ruimte die nodig is voor
individuele omstandigheden;
verzoekt de staatssecretaris om binnen de budgettaire kaders een team in
te richten dat de gemeenten ondersteunt om dit doel te helpen
realiseren;
verzoekt de staatssecretaris om na één jaar een evaluatie op te leveren
over de toereikendheid en effectiviteit van de brede
ondersteuning,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heite, Van Eijk en
Vijlbrief.
Zij krijgt nr. 14 (36577).
Mevrouw Heite (NSC):
Mag ik nog één opmerking maken, voorzitter? Ik begreep dat er enige
zorgen zijn over het feit dat er kennelijk gemeenten zijn die nu al
gedupeerden brieven schrijven met de boodschap dat de termijn is
verstreken, dat de twee jaar op zijn et cetera. Ik zou graag van de
staatssecretaris willen horen dat de termijn van twee jaar pas ingaat op
het moment dat de wet een feit is. Laat daar nog even goed de nadruk op
worden gelegd, zou ik willen zeggen. Daar laat ik het bij.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat we naar mevrouw Inge van Dijk gaan, ga ik me even
van mijn meest coulante zijde laten zien. We gaan even naar de tweede
halve termijn van de heer Dijk van de SP voor het indienen van een motie
die hij was vergeten door zijn complimenteuze afsluiting. De heer Dijk
van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dit zal ik nooit vergeten, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling
hersteloperatie toeslagen grote gevolgen heeft voor de rechtszekerheid
van ouders door het beperken van de bezwaartermijnen en het begrenzen
van de brede ondersteuning;
overwegende dat te allen tijde moet worden voorkomen dat ouders door
aangepaste wetgeving verder in het nauw worden gedrukt en de belangen
van ouders bij wetgeving altijd voorop moeten staan;
verzoekt het kabinet bij alle wetsvoorstellen die gaan over het herstel
van het kinderopvangtoeslagschandaal uitvoerig in gesprek te gaan met
een grote groep gedupeerde ouders om de gevolgen van nieuwe en
aangepaste wetgeving te bespreken, en de uitkomst van deze gesprekken te
betrekken bij de stukken die naar de Tweede Kamer worden gestuurd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk en Vijlbrief.
Zij krijgt nr. 15 (36577).
De heer Dijk (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu echt naar mevrouw Inge van Dijk van de
fractie van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ook ik zal mij beperken tot de wetgeving. Ik
heb nog wel een paar dingetjes over het schikkingsvoorstel. Morgen gaan
we uitgebreid met elkaar in gesprek over heel veel andere zaken.
Allereerst dank aan de collega's en zeker ook aan de staatssecretaris
voor het feit dat we de tweede termijn even konden uitstellen om zo wat
langer met elkaar te kunnen stilstaan bij de vraag of we goede wetgeving
aan het maken zijn. Ik vind het mooi dat dat kan. Ik denk dat we daarmee
ook een andere kant van de Kamer laten zien.
Ik wil het allereerst hebben over de nabestaandenregeling. De
staatssecretaris benoemt het in haar brief correct. Het betreft hier een
groep die dubbel getroffen is, zowel door de toeslagenaffaire als door
het verlies van een dierbare. Er ligt een aangepaste werkwijze. Daaruit
blijkt dat er toch meer kan dan in eerste instantie voorlag. Langzaamaan
zien we dat de oplossingen toe bewegen naar een integrale benadering met
één loket, waar we in mijn ogen heel snel voor iedere ouder naartoe
moeten. Alle partijen die een oplossing moeten bieden aan de ouders,
bijvoorbeeld op financieel gebied, wat betreft schulden, of op het
gebied van brede ondersteuning vanuit de gemeente, moeten met de ouders
om tafel gaan en met één oplossing komen. Daarbij moet het antwoord op
de vraag wat de ouder nodig heeft, centraal staan. Als we dit consequent
doorvoeren voor alle ouders, is dit wetsvoorstel voor gemeenten ook
helemaal niet nodig, want ook de afspraken over brede ondersteuning kun
je in dit gesprek maken.
Ik heb nog een paar vragen. Het IPW wordt naar voren geschoven als
regisseur en bewaker van het proces. We horen hele goede verhalen over
het IPW, maar we horen ook dat ze redelijk overvraagd zijn. Is het niet
verstandig om naast het IPW een aantal andere organisaties of mensen
klaar te hebben staan, zodat we niet wederom vastlopen?
Het zal voor de staatssecretaris geen verrassing zijn dat wij heel
benieuwd zijn hoe deze eerste stappen naar één loket in de praktijk gaan
verlopen. Wij zouden graag zien dat een dergelijke werkwijze bij succes
snel breder opgepakt wordt, bijvoorbeeld voor de ernstig gedupeerde
ouders die nu compleet vastlopen. Daar zal ik morgen in het debat over
de hersteloperatie verder op ingaan. Hoe ziet de staatssecretaris dit en
is zij bereid om bijvoorbeeld na de eerste tien dossiers terug te komen
bij de Kamer met haar bevindingen van deze werkwijze? Dan kunnen we zien
wat er van deze aanpak kan en wordt overgenomen in de brede
hersteloperatie.
Collega Luc is al uitgebreid ingegaan op de bezwaartermijn van zestien
weken. Ik sluit me graag aan bij zijn woorden en zijn motie.
Dan de brede ondersteuning. Alle ouders die zich hebben gemeld omdat zij
mogelijk gedupeerd zijn, hebben recht op brede ondersteuning. Dat staat
in de Wet hersteloperatie toeslagen. Deze wet bakent die hulp af tot
twee jaar. Dat vinden wij in deze fase een onverstandig besluit. De
reden hiervoor is dat veel ouders veel langer dan twee jaar in het
proces van financieel herstel zitten. En dan heb ik het nog niet eens
over het emotionele herstel. Hoe gaat dit nu werken? Stel dat ik mij heb
aangemeld als gedupeerde, ik vervolgens naar de gemeente ga en die twee
jaar gaat lopen. Als ik het voorstel goed begrijp, dan loop ik het
risico dat ik de eerste zes maanden van het jaar aan het wachten ben op
actie vanuit de gemeente. Na twee jaar ga ik over naar de reguliere
ondersteuning bij de gemeente, terwijl ik nog midden in het financiële
herstel zit, met al het gedoe en de stress die dat met zich meebrengt.
Deze processen horen wat mij betreft, zeker in deze fase, veel meer
parallel te lopen.
Het is en blijft mijn voorstel om de gemeentelijke ondersteuning af te
bakenen op basis van maatwerk voor ouders. De ene ouder kan met een paar
kleine dingen een nieuwe start maken. Voor die ouder is twee jaar prima.
Maar een andere ouder heeft veel langer brede ondersteuning nodig, met
name als het financieel herstel ellenlang lang duurt. Maar daar kom je
pas achter als je gaat luisteren naar de behoefte van de ouders. Ik
blijf het vertellen. Wij zien dit het liefst in een integraal proces:
het verhaal van de ouder, één afspraak, financieel herstel, emotioneel
herstel, brede ondersteuning en schulden. Baken het op die manier
af.
Wij snappen dat de gemeenten overvraagd worden. Er zijn zo veel ouders
en kinderen die geholpen moeten worden en dat met een krappe
arbeidsmarkt, te weinig huizen om de ouders te helpen en wachtrijen bij
instanties die kunnen helpen bij emotioneel herstel. Ik wil de nadruk
leggen op het geholpen moeten worden. Laten we vooral nooit
onverschillig worden over wat die ouders is aangedaan. Als we met elkaar
vaststellen dat de gemeenten de brede ondersteuning die de ouders nodig
hebben niet aankunnen omdat wij ze als rijksoverheid compleet
overvragen, dan is dát het gesprek dat gevoerd moet worden en dan moeten
we samen naar een oplossing kijken.
Ten slotte het schikkingsvoorstel. Het is geen onderdeel van dit
wetgevingsoverleg, maar het zit me nog steeds niet helemaal lekker. Zo
zorgvuldig als we de wet van vandaag proberen te behandelen, zo
erdoorheen gedrukt is het schikkingsvoorstel. De vraag van het CDA is om
over dit voorstel structureel te rapporteren in de voortgangsrapportages
en in te gaan op de vraag hoeveel ouders er gebruik van maken, maar
vooral ook: wat zijn omtrent het voorstel de signalen van de ouders uit
de praktijk? Ik weet echt wel dat het een vrijwillige regeling is, maar
nogmaals: mensen die doodmoe gestreden zijn in een bureaucratisch
herstelproces kiezen soms voor rust en dus voor schikken, omdat ze
verder vechten in dat herstelproces gewoon niet meer trekken. Dat staat
toch wel haaks op de overtuiging van het kabinet dat dit een vrijwillige
keuze is.
Ik zou de staatssecretaris ook graag vragen er scherp op toe te zien dat
de schikkingsvoorstellen geen verdienmodel worden voor professioneel
gemachtigden. Het ontvangen van proceskostenvergoedingen mag nooit een
reden zijn om bij ouders aan te sturen op een schikkingsvoorstel. Ziet
de staatssecretaris daar risico's?
Tot slot heb ik nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de nabestaandenregeling een meer integrale benadering
van herstel biedt, die mogelijk ook waardevol is voor de vormgeving van
de bestaande herstelroutes;
verzoekt de regering na behandeling van de eerste tien dossiers te
rapporteren over de bevindingen, waarin zowel ervaringen van
nabestaanden en IPW als van het behandelteam worden meegenomen, en
positieve bevindingen te implementeren binnen de bestaande
herstelroutes,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Stultiens,
Vijlbrief en Dijk.
Zij krijgt nr. 16 (36577).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Jullie hebben waarschijnlijk ook gezien dat ik een amendement heb
ingediend met betrekking tot de tweejaarstermijn. Ik vind het in deze
fase heel risicovol om te zeggen: je kunt uitstel verlenen. In de
praktijk zien we gewoon dat het de gemeentes tot hier zit. Ik ben toch
een beetje bang dat we het risico lopen dat ze te snel gaan zeggen "tot
hier en niet verder" en dat de ouders daarvan de dupe zijn.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we tot slot naar mevrouw Rikkers-Oosterkamp van de
fractie van BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. We hebben de afgelopen twee dagen heel veel
intensieve gesprekken gehad met heel veel mensen. Daarover gaan we
morgen verder praten. Mijn hoofd zit echt helemaal vol en mijn maag
draait continu om.
We hebben het nu over de wet. De zorgen van BBB zitten echt bij die twee
jaar. In onze ogen hebben we veel langer nodig voor brede ondersteuning
dan die twee jaar. Ik maak me ook echt zorgen over de termijn van
zestien weken, want deze mensen zitten in een heel andere situatie dan
mensen die regulier bezwaar maken bij de Belastingdienst. Ik wacht het
antwoord daarop heel graag even af en dan praten we morgen verder.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan dank ik ... Ik zie de heer Stultiens zwaaien. Ik ben benieuwd
waarvoor.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag een indiener willen toevoegen aan mijn motie. Mag dat nog?
Mevrouw Van Dijk wil die motie graag mee tekenen, maar dat had ik te
laat gelezen. Ik zou haar dus graag nog willen toevoegen.
De voorzitter:
Ah, oké. Dan gaan we mevrouw Inge van Dijk van het CDA toevoegen aan de
motie op stuk nr. 13, ingediend door de heer Stultiens c.s. Dat is voor
de boeken. Dank u.
Ik dank de leden van de Kamer voor hun tweede termijn. Er zijn een
viertal moties ingediend. Ook het amendement op stuk nr. 12 van Inge van
Dijk dient nog geapprecieerd te worden. Ik kijk even naar de
staatssecretaris. Zullen we twintig minuten schorsen?
Staatssecretaris Achahbar:
Dat lijkt me prima. Maar het kan ook iets langer, hoor.
De voorzitter:
We hebben geen rekening gehouden met een dinerpauze. Ik schors tot 18.50
uur.
De vergadering wordt van 18.29 uur tot 18.52 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris voor haar
beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor de mooie vragen. Ik
heb ook gezien dat u de afgelopen dagen echt heel intensieve gesprekken
gevoerd heeft. Sommige heb ik ook op afstand gevolgd. Ik ben blij dat er
veel betrokkenheid is bij de gedupeerden. De verhalen zijn echt
hartverscheurend om te horen en de oplossingen megacomplex. Ik hoop dat
we constructief met elkaar kunnen samenwerken om de gedupeerden te
helpen. Ik ga uw vragen beantwoorden. Dat doe ik in vier
deelonderwerpen: algemeen, bezwaar en schikkingsvoorstel, nabestaanden,
en brede ondersteuning.
Ik start met een vraag van de heer Vlottes van de PVV. Hij vraagt om een
nadere uitleg van de plannen over de spoedadviescommissie en het nadere
herstel. Ondanks de grote inspanningen van alle betrokkenen binnen de
hersteloperatie om de gedupeerden zo snel en volledig mogelijk te
compenseren, zie ik dat de ambitie van het kabinet onder druk staat. Op
een aantal onderdelen van de hersteloperatie is er serieus sprake van
knelpunten: de wachttijden bij bezwaren zijn te lang, de schaderoutes
zijn een zorgpunt, het aanleveren van dossiers is nog niet op het
niveau, de wettelijke termijnen worden stelselmatig niet gehaald, en
zowel ouders als gemeenten geven aan dat ze knelpunten in de brede
ondersteuning ondervinden. De hersteloperatie is daarnaast te
fragmentarisch vormgegeven. U citeerde al uit het advies van de Raad van
State, dat ook bij dit wetsvoorstel zat. De Raad van State heeft
gevraagd om deze knelpunten op te lossen, om oplossingen te vinden voor
die fragmentarische aanpak en om gedragen gemotiveerd — daar hebben we
'm weer — aan te geven waarom dat niet zou kunnen. Omdat ik zorgvuldig
wil zijn bij het aandragen van oplossingen heb ik de
spoedadviescommissie ingesteld. Die kan met een breed gedragen voorstel
komen voor hoe we de knelpunten kunnen oplossen.
Meneer Vlottes van de PVV vroeg wat de adviescommissie gaat toevoegen en
welke oplossingen die gaat aandragen. De afgelopen jaren hebben er
meerdere initiatieven plaatsgevonden om de hersteloperatie te versnellen
en te verbeteren. Op onderdelen zijn de effecten wel zichtbaar, maar het
is gewoon niet voldoende om de kabinetsdoelstellingen te halen. Ik hecht
dus waarde aan een onafhankelijke en deskundige blik van buiten.
Dan de vraag van de VVD, van mevrouw Van Eijk, over de aanvullende
schade. U vroeg mij om de laatste stand van zaken over de termijn voor
het doen van een aanvraag voor aanvullende schade, ook in relatie tot de
digitale route en de toegang tot de regieroute. Het voorliggende
voorstel wil de uiterste wettelijke termijn voor het doen van een
aanvraag voor aanvullende schade verlengen naar 31 maart 2025. Het
aanmeldportaal faciliteert het indienen van de aanvraag zodra dat live
is. In de tussentijd kan het altijd via de post. Het doen van de
aanvraag hoeft niet samen te vallen met een definitieve keuze voor een
route, zoals de regieroute of de digitale route. Na het indienen van de
initiële aanvraag via het aanmeldportaal heeft de ouder nog zes maanden
de tijd om een route te kiezen. Ook dat hoeft niet definitief te zijn,
want zolang men in een wachtrij staat van een gekozen route en men nog
niet aan de beurt is, staat overstappen vrij. Daarvoor geldt geen
termijn. Voor de regieroute of de digitale route kan nog gekozen worden
na 31 maart 2025 zolang de initiële aanvraag maar ingediend is. Daarvoor
is deze wettelijke termijn verruimd naar 31 maart, conform het
voorliggende wetsvoorstel.
Dan nog een vraag van mevrouw Van Eijk, van de VVD, namelijk hoe ik het
risico inschat dat de huidige termijnen ondanks alle inspanningen toch
niet toereikend blijken te zijn. Ze vraagt ook welke oplossingen ik
daarvoor heb en of ik bij het standpunt blijf dat de huidige termijn
afdoende is. Ja, ik blijf bij het standpunt dat we echt moeten inzetten
op versnellen en dat we de termijnen niet moeten verlengen. We hebben
een breed pakket aan maatregelen. Daar komen ook nog maatregelen bij.
Die zijn vandaag per brief met uw Kamer gecommuniceerd. We investeren
echt fors in de alternatieve routes en ook in de SGH, ook al is
inderdaad in de media verschenen dat er een stagnatie plaatsvond. We
zetten ons echt in om dat te verbeteren. We verwachten dat een groot
deel van de ouders op die manier geholpen kan worden. Daarnaast tref ik
maatregelen om de bestuursrechtelijke route te vereenvoudigen en te
versnellen, de CWS-route.
De vraag van mevrouw Heite van NSC was om toe te zeggen dat ik actief
aan de slag ga met het aangaan van een dialoog met de gedupeerden en
daarbij de situatie in Groningen als voorbeeld te nemen. Ik hecht, net
als uw Kamer, zeer veel waarde aan gesprekken met gedupeerden. Die heb
ik al veel. Ik wil dat ook echt gaan uitbreiden, ook in wat bredere
vormen. Een mooi voorbeeld daarvan is het gesprek dat een groot deel van
het kabinet heeft gehad met gedupeerden. Ik blijf dit ook doen.
De vraag van NSC was of ik bereid ben om een inventarisatie van alle
initiatieven te maken en een actieve rol te pakken in het verbinden van
initiatieven en inspirerende voorbeelden om de kwaliteit van de aanpak
van het toeslagenschandaal te verbeteren. De afgelopen jaren hebben er
meerdere initiatieven plaatsgevonden om de hersteloperatie te versnellen
en te verbeteren. Op onderdelen zijn de effecten echt zichtbaar.
Tegelijkertijd blijkt dat dit niet voldoende is en dat de
kabinetsdoelstelling onder druk staat. O, ik zie dat dit antwoord niet
past bij de vraag. Even kijken. Er is sprake van veel maatschappelijke
initiatieven, bijvoorbeeld lotgenotencontacten en initiatieven om
bijvoorbeeld mentaal herstel te verbeteren bij jongeren of ouders. In
dat soort initiatieven wordt geïnvesteerd en zal ook nog meer
geïnvesteerd worden. Dat steun ik ook heel erg.
Dan kom ik aan bij de motie op stuk nr. 15. Die valt onder het blokje
algemeen. De motie verzoekt de regering om bij wetsvoorstellen die raken
aan de hersteloperatie in gesprek te gaan met de gedupeerden en de
uitkomst daarvan mee te nemen in en te betrekken bij de stukken die naar
de Kamer gaan. Die apprecieer ik met oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 15 krijgt oordeel Kamer. Ik zie mevrouw Rikkers
naar mij zwaaien.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ja, sorry, voorzitter. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat jongeren
ook voor dat mentale stukje ondersteuning krijgen. Nu hebben wij de
afgelopen dagen heel veel gehoord dat jongeren die ondersteuning dus
niet krijgen, omdat zij niet in de doelgroep vallen. Ze komen niet in
aanmerking voor de brede ondersteuning waaruit dit heel vaak betaald
wordt. Hoe ziet de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze vraag. Ik wil het nog even checken, want ik heb
gesprekken gehad met jongeren die er wel echt onder vallen, en die ook
contact hebben in het kader van mentaal herstel en om te bevorderen dat
ze weer perspectief hebben in het leven. Ik kan me voorstellen dat dit
nog geïntensiveerd kan worden en dat we daar nog meer in kunnen doen,
maar het vindt in ieder geval al wel plaats.
De voorzitter:
U gaat het checken. Komt u daar schriftelijk op terug richting de
Kamer?
Staatssecretaris Achahbar:
We gaan daar in de volgende VGR nader op in.
De voorzitter:
En anders kan het eventueel bij het debat morgen, maar dat laat ik even
aan de staatssecretaris. Was dit het blokje algemeen?
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, dit was het blokje algemeen. Dan ga ik nu door naar het blokje
bezwaar en schikking.
Allereerst over de zestienwekentermijn. Met dit wetsvoorstel wordt
voorgesteld om de bezwaartermijn op zestien weken vast te leggen. U
heeft daar in de eerste termijn terechte vragen over gesteld. In mijn
brief heb ik uiteengezet hoe ik hiermee om wil gaan en ook hier wil ik
benadrukken dat bezwaren die na zestien weken ingediend worden niet
automatisch afgewezen worden. Er zal altijd op individuele basis nog
bekeken worden of er een termijnoverschrijding verschoonbaar is. Ik ga
hier ruimhartig mee om en doe dat ook met de menselijke maat. Aanvullend
zeg ik ook graag toe dat ik het effect van het hanteren van deze termijn
zal blijven monitoren. Ik zal het uitvoeringsbeleid aanpassen als
daartoe aanleiding is.
Ik zal het in dit blokje ook hebben over het schikkingsvoorstel. De
vraag van Kamerlid Heite van NSC was of ik concreet kan aangeven wat
ruimhartig is en wat niet-formalistisch is als het gaat om de
verschoonbare termijnoverschrijding. Wij gaan altijd in gesprek met de
indiener. Wij gaan ook altijd goed opletten bij bezwaarmakers zonder
gemachtigde. Daar letten we dus extra goed op. We helpen actief mee bij
wat relevante omstandigheden zijn. Los van de individuele casuïstiek
gaan we in gesprek met ouders, advocaten en vragen we inderdaad wat hun
omstandigheden zijn die zij aanvoeren als verschoonbare
termijnoverschrijding. Ondanks eventuele vormfouten kijken we naar wat
het bezwaar inhoudelijk is en of er ook aanleiding is om toch een
langere termijn toe te kennen. We blijven goed letten op het
doenvermogen van gedupeerden.
De voorzitter:
Helder. Er is een interruptie van de heer Dijk, SP.
De heer Dijk (SP):
Het is een opmerking, waar ik ook wel graag een reactie van de
staatssecretaris op wil. Wij hebben de afgelopen dagen, en ook ver
daarvoor, veel gedupeerden gesproken en dan krijgen wij alles te horen
behalve verhalen over een overheid die op een menselijke manier omgaat
met gedupeerden. Kan de staatssecretaris zich voorstellen dat zodra dit
in ieder geval in woord "aangescherpt" wordt, deze Kamer dan denkt "doe
dat maar even niet"? Dat heeft u, volgens mij, ook gezien in de motie
die ingediend is. Ik heb in de eerste termijn ook al aangegeven dat ik
eerlijk gezegd geen enkele reden zie om dat niet te doen en daar ben ik
de afgelopen dagen alleen maar in gesterkt. Ik wil heel graag de woorden
van de staatssecretaris geloven. Ik vind het goed dat ze dat aangeeft.
Ze zegt ook dat ze er coulant mee wil omgaan. Maar snapt ze die zorg van
de Kamer? Snapt ze dat als dit op papier zo voor ons komt te liggen, een
deel van de Kamer — ik weet niet of dat een meerderheid is, maar het is
in ieder geval een groot deel van Kamer — zegt "doe maar gewoon
niet"?
Staatssecretaris Achahbar:
Ik begrijp deze vraag heel goed, vooral als u natuurlijk echt
schrijnende, hartverscheurende verhalen hoort van gedupeerden en u hoort
dat ze soms hun verhaal niet kwijt kunnen bij de overheid, omdat ze
tegen dichte deuren aanlopen, of omdat de telefoon niet opgenomen wordt
of beantwoord wordt op een toon die misschien niet altijd prettig is.
Aan de andere kant heb ik tijdens de gesprekken die ik heb gehad,
bijvoorbeeld binnen de UHT of binnen verschillende instanties die zich
bezighouden met het helpen van gedupeerden, gezien dat er juist heel
veel mensen met een warm hart en heel veel passie aan het werk zijn om
mensen echt te helpen. Ik begrijp dus de zorgen, maar ik zie dat er
goede stappen gezet worden en ik zie ook dat de UHT echt bezig is om de
dienstverlening te verbeteren, menselijker te maken en aan te sluiten op
de behoeften van de mens. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zal ik
erop toezien dat er in de uitvoering op gelet wordt dat die menselijke
maat geldt en dat er bij de beoordeling van wat een verschoonbare
termijnoverschrijding is goed wordt geluisterd naar de mensen die te
laat zijn met hun bezwaar.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik aan bij een vraag van mevrouw Van Eijk van het CDA over het
schikkingsvoorstel. O, excuses, ik hoor dat de vraag van mevrouw Van
Dijk kwam. Ja, hier zitten Dijk, Van Eijk en Van Dijk. De vraag is:
hoeveel ouders maken gebruik van het schikkingsvoorstel en kan dit
structureel gemonitord worden in de VGR? Op dit moment hebben 350 van de
1.000 ouders tot nu toe aangegeven het schikkingsvoorstel te willen
ontvangen. In de voortgangsrapportage zal ik u hierover inderdaad
informeren.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk van het CDA heeft daar nog een vraag over.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, mijn vraag is om dat niet alleen kwantitatief te doen, maar ook
kwalitatief. Het gaat dus ook om de vraag hoe erop gereageerd wordt,
zodat we er iets meer tekst en uitleg bij krijgen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik begrijp die vraag. We hebben inderdaad een tussentijdse evaluatie
gedaan. Ik denk dat het goed is om dat op die manier te blijven doen en
dat dit inderdaad meer is dan alleen cijfers.
Dan een andere vraag van het CDA: wat zijn de signalen in de praktijk
over het schikkingsvoorstel? De reacties van ouders, advocaten en de BAC
zijn overwegend positief. De oudercommissie was wel kritisch op dit
voorstel. De UHT heeft na het benaderen van de eerste groep ouders de
uitvoering volgens planning een korte tijd gepauzeerd om eerst de
ervaringen te evalueren en goed in gesprek met gaan, en om eventuele
verbeteringen aan te brengen om het daarna weer verder uit rollen. Dat
gaat bijvoorbeeld om verbeteringen in de persoonlijke communicatie, het
formuleren van de vaststellingsovereenkomst en de communicatie via de
website en de eigen webpagina.
Dan kom ik aan bij de vraag van de heer Dijk van de SP over het
schikkingsvoorstel van €5.000. Hij werd daar niet enthousiast van; bij
ongeveer 75% van de bezwaren heeft dat niet geleid tot extra betaling,
maar bij 25% wel. Hij vraagt om een reactie daarop. Hoewel het bedrag
van €5.000 in veruit de meeste gevallen hoger is dan een eventuele
nabetaling in de beslissing op bezwaar, is het voorstel niet voor elke
ouder een passende oplossing. De ouder of de gemachtigde kan op basis
van het ouderdossier en de verstrekte informatie over het
schikkingsvoorstel en de VSO zelf tot het oordeel komen of aanvaarding
van het schikkingsvoorstel tot een goede uitkomst leidt. Bijna alle
ouders worden ondersteund door een gemachtigde die hen kan helpen met de
keuze of ze het schikkingsvoorstel willen accepteren. Aan ouders zonder
gemachtigde wordt extra aandacht besteed door hen goed te informeren
over het schikkingsvoorstel.
Een vraag van mevrouw Van Dijk van het CDA. Herkent de staatssecretaris
het risico dat het schikkingsvoorstel een verdienmodel voor gemachtigden
kan worden? Ik ga ervan uit dat gemachtigden de belangen van hun
cliënten natuurlijk gewoon dienen. Daarbij past niet dat een
proceskostenvergoeding leidend is bij de afweging om ouders te adviseren
om er wel of niet op in te gaan. Advocaten zijn gewoon gebonden aan het
tuchtrecht en er zijn ook gedragsregels opgesteld die als richtsnoer
dienen. Daarin is opgenomen "het belang van de cliënt en geen enkel
ander belang bepaalt de wijze waarop de advocaat zijn zaken
behandelt".
Dan een vraag van meneer Vlottes van de PVV. Hoe realistisch is het dat
het oploopt tot drie jaar? Ik begrijp deze vraag niet helemaal. O ja,
dat is in het ergste geval, wanneer alle ketenpartners alle termijnen
nodig hebben en als alle nabestaanden telkens bezwaar aantekenen en in
beroep moeten gaan. Dat is niet realistisch. In het gunstigste geval is
UHT in drie à vier weken klaar met de integrale beoordeling en is het
IPW in drie maanden klaar. Gemiddeld lukt dat het IPW nu ook.
Dan kom ik aan bij de motie op stuk nr. …
De voorzitter:
Ik zie dat er nog een vraag over dit onderwerp is bij mevrouw
Rikkers.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Er wordt gezegd dat de proceskosten niet leidend kunnen worden omdat het
een advocaat betreft en advocaten een eed hebben afgelegd. Dat is heel
begrijpelijk. Is het altijd een advocaat die bijstaat? Hiervoor ben ik
namelijk wethouder geweest. Wij zaten altijd met het probleem van de
bureautjes die WOZ-bezwaren deden en daar heel veel proceskosten voor
vingen. Kan dit ook in deze situatie gebeuren?
Staatssecretaris Achahbar:
Het zijn niet altijd advocaten. Het zijn inderdaad ook gemachtigden.
Maar ook gemachtigden moeten natuurlijk gewoon het belang van hun
cliënten dienen en niet het belang van hun portemonnee. Wij gaan er
gewoon van uit dat het belang van de cliënt leidend is als een
gemachtigde een cliënt bijstaat.
Dan kom ik aan bij de motie op stuk nr. 13. Die is van de heer
Stultiens. Ik apprecieer die motie als oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 13 van de heer Stultiens c.s. is oordeel
Kamer.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik aan bij het volgende onderwerp: nabestaanden. We hebben in de
eerste termijn van het WGO een goed gesprek gehad over de
nabestaandenregeling. Ik ben het helemaal eens met uw wens om de
nabestaanden zo integraal en zo totaal mogelijk te helpen. Voor
nabestaanden, eigenlijk in de gehele hersteloperatie, moet de mens
centraal staan. Ik heb daarom de afgelopen weken nog een keer goed
gekeken naar wat er voor nabestaanden mogelijk is en hoe dat ook een
inspiratie kan zijn voor de rest van de hersteloperatie. Voor een aanpak
waarin de mens centraal staat, heb ik afspraken gemaakt met het
Instituut voor Publieke Waarden, IPW. Zij hebben heel veel ervaring in
het sociale domein. Zij zijn ook al een aantal jaren met succes
betrokken geweest bij de hersteloperatie. IPW is gericht op het creëren
van doorbraken op het moment dat gedupeerden vastlopen. Zij doen dit
altijd met de gedupeerden zelf als startpunt en als middelpunt. Precies
deze aanpak kan voor nabestaanden van grote meerwaarde zijn. Daarom
heeft IPW een plan opgesteld om de uitvoering meer integraal te maken en
waar mogelijk te versnellen. Voor nabestaanden wordt de integrale
beoordeling straks in drie tot vier weken uitgevoerd. De integrale
beoordeling dient als een soort startschot voor nabestaanden en alle
betrokkenen om samen tot een plan van aanpak te komen. Dat gaat over het
hele herstel, dus schade, schulden, brede ondersteuning en belangrijke
manieren waarop we echt een verschil kunnen maken in het leven van
nabestaanden. IPW zal vervolgens bewaken dat dit plan zo snel en
parallel mogelijk wordt uitgevoerd en zorgt ook zo veel mogelijk voor
één gezamenlijk afsluitend moment, eventueel en wat mij betreft het
liefst met een VSO. Als de totaalaanpak van het IPW succesvol is, wil ik
die ook inzetten voor andere specifieke groepen. Bij sommige mensen is
het herstelproces namelijk vastgelopen, terwijl wel duidelijk is dat ze
ernstig gedupeerd zijn.
De voorzitter:
We hebben een vraag van mevrouw Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dus de bedoeling in de ideale situatie is dat in die VSO ook de
afspraken over de gemeentelijke ondersteuning vastliggen?
Staatssecretaris Achahbar:
Wat mij betreft wel. Hoe integraler, hoe beter. Als de gemeente daaraan
mee wil werken, zou dat een mooi uitgangspunt zijn, ja.
Voor specifieke groepen binnen de hersteloperatie wil ik kijken of het,
net als voor nabestaanden, mogelijk is om alle organisaties tegelijk aan
één tafel te krijgen en om het herstel integraal, samen met de
gedupeerden af te sluiten. Zo wil ik het herstel vormgeven, met de mens
centraal. Daar zou ik zo snel mogelijk mee aan de slag willen gaan, als
eerste bij de nabestaanden.
Ik begin na deze inleiding met de vraag van mevrouw Van Eijk van de VVD
of ik een toelichting kan geven op de nieuwe aanpak van de
nabestaandenregeling. Dat heb ik eigenlijk net uitgebreid gedaan, dus ik
zal daar niet al te uitgebreid meer op ingaan.
Dan de vraag van meneer Vlottes van de PVV of men in de pilot
totaalherstel tot een gebundeld besluit gaat komen. In de IPW-aanpak,
zoals ik net ook heb toegelicht, wordt zo veel mogelijk gewerkt met één
plan van aanpak voor een nabestaande die dit wenst. Dat betekent dat
alle herstelmaatregelen worden samengebracht en zo veel mogelijk
tegelijkertijd, parallel aan elkaar worden uitgevoerd. Dat betekent dus
één gezamenlijke start en zo veel mogelijk ook een gezamenlijke
afsluiting. Dat is de insteek.
De voorzitter:
We hebben nog een vraag van de heer Vlottes op dit onderwerp.
De heer Vlottes (PVV):
Even ter precisering. Het ging net over de schulden met een gemeentelijk
besluit. Dat zou dan natuurlijk een beschikking zijn, maar het doel is,
zoals ik de staatssecretaris hoorde zeggen, om tot een VSO te komen. Hoe
integraal is dat precies in het kader van rechtsbescherming? Want dan
krijg je in dit geval alsnog dat gedupeerden het niet eens zijn met
delen en ze alsnog een een soort publiekrechtelijke weg moeten gaan en
een privaatrechtelijke weg als het niet tot een VSO zou zijn
gekomen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik begrijp die vraag, maar als je met de gedupeerde aan tafel zit, het
gesprek aangaat, uitlegt wat het plan is en waarom dat plan goed zou
zijn voor een gedupeerde, en de gedupeerde daar ook inspraak in heeft,
waarbij dus niet wordt opgelegd wat het is maar de gedupeerde ook
inspraak heeft, dan zou dat een eerste stap kunnen zijn om tot een VSO
te komen. Want voor een VSO heb je natuurlijk twee partijen nodig, heb
je natuurlijk een schikking nodig. Daar moet je natuurlijk wel het
gesprek voor aangaan met de gedupeerde. De insteek is dus echt het
gesprek aangaan en gezamenlijk tot een VSO komen.
De heer Vlottes (PVV):
Dat is heel mooi. Ik begrijp ook echt wel de efficiencyslag die de
staatssecretaris wil maken. Dat is heel goed. Alleen, op het moment dat
je in zo'n vso zit met meer partijen, dan heeft dat natuurlijk wel
gevolgen voor de uitwerking van individuele beschikkingen die
bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau worden genomen. Het kan ook zo zijn
dat de gemeente er afstand van doet en zegt: we geven privaatrechtelijk
een vergoeding. Als dat de bedoeling is, begrijp ik de staatssecretaris
wel.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, inderdaad, het ideale uitgangspunt, ook van de kant van de gemeente
gezien, zou zijn als zij instappen in zo'n vso en er dus een gezamenlijk
plan van aanpak komt waar iedereen aan wil meedoen. Het is natuurlijk
een pilot. Daarom gaan we er echt op inzetten dat er een plan van aanpak
komt waaronder iedereen een handtekening zet, zodat we dus niet met
verschillende beschikkingen hoeven te werken die als wagonnetjes aan
elkaar geklikt zijn en waartegen mensen allemaal weer afzonderlijk in
bezwaar kunnen gaan. Ik zie dat probleem dus echt wel. De insteek is dat
er gekomen kan worden tot een gezamenlijk plan van aanpak en een
afspraak waaronder iedereen zijn handtekening zet.
Dan kom ik ...
De voorzitter:
Ik moet u even onderbreken, want de heer Vijlbrief heeft nog een
interruptie.
De heer Vijlbrief (D66):
Naar aanleiding van wat de staatssecretaris nu zegt, denk ik dat het,
als voorwaarschuwing voor morgen, verstandig is als we morgen in het
commissiedebat heel goed praten over hoe dit voorstel zich nou eigenlijk
verhoudt tot de stichting. Het kwaakt en loopt namelijk als de
stichting. Misschien doet het de stichting wel gewoon na. Wat is hier
dus eigenlijk anders aan en hoe verhoudt zich dat dan tot elkaar? De
vraag van de heer Vlottes is natuurlijk terecht: hoe krijg je andere
partijen min of meer verplicht in zo'n vso? Ik zou dat alvast als
studieobject voor de staatssecretaris willen meegeven, om daar vanavond,
als ze nog tijd heeft, even over na te denken. Uiteindelijk willen we
toe naar iets integraals voor iedereen. De heer Dijk zei het net ook: je
wilt het eigenlijk altijd op deze manier.
De voorzitter:
Helder. Dat was geen vraag, maar een meegeefpunt.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze huiswerkopdracht.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 16, van mevrouw Inge van Dijk van
het CDA. Die motie geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie-Van Dijk op stuk nr. 16 krijgt oordeel Kamer. We gaan het
blokje nabestaanden afsluiten. De heer Dijk gaat er nog een vraag over
stellen.
De heer Dijk (SP):
Ja, voorzitter, ik heb er een vraag over. Ik heb net ook al een paar
goeie woorden gesproken over de nabestaandenregeling en de brief. Maar
dan toch. We bespreken nu de wet inclusief de nabestaanderegeling.
Vervolgens kwam er vandaag een brief. Maar de wet wordt niet gewijzigd.
Hoe werkt dat precies?
Staatssecretaris Achahbar:
Klopt. De brief ziet op de uitvoering, dus op hoe we uitvoering gaan
geven aan de wet. De wet is een tijd geleden ingediend. Als we die nu
nog moeten wijzigen, dan gaat daar weer tijd overheen. Voor de
versnelling van het proces wilde ik dus de wet houden zoals die is, maar
wel echt inzetten op een betere uitvoering, zoals beschreven in de
brief.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb misschien even zitten slapen, maar ik had nog een vraag over IPW.
Ik denk dat dit een heel goeie partij is om hierbij aan te haken, maar
wij krijgen ook wel het signaal dat ze erg overvraagd worden. Ik had
gevraagd of het verstandig is om een paar partijen ernaast te zetten op
het moment dat dit aan de orde is, zodat we niet weer vastlopen.
Staatssecretaris Achahbar:
IPW heeft zelf aangegeven echt wel ruimte te zien om op te schalen,
zowel bij de nabestaandenregeling als eventueel op een later moment voor
andere specifieke groepen. Die zorg zie ik dus niet direct. De vraag om
te kijken naar andere partijen die hier eventueel in zouden kunnen
participeren, nemen we mee in de eventuele uitwerking naar andere
groepen toe.
De voorzitter:
Dan gaan we nu wel naar het laatste blokje.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, dan komen we aan bij het onderwerp brede ondersteuning. Ouders,
kinderen en gemeenten hebben knelpunten gesignaleerd ten aanzien van de
brede ondersteuning: een gebrek aan uniformiteit in de werkwijze,
terwijl maatwerk wel mogelijk moet blijven, en een grotere en complexere
vraag dan gemeenten hadden voorzien, waardoor zij nu niet iedereen
kunnen helpen. In het wetsvoorstel wordt daarom een helder kader
opgenomen.
In de wet wordt vastgelegd dat een plan van aanpak moet worden opgesteld
voor elke gedupeerde. Dat zorgt voor meer houvast en ook voor zekerheid,
voor een soort basiskwaliteit in de ondersteuning. Door daarnaast de
termijnen aan te passen zorgen we ook voor meer voorspelbaarheid over
wat de gemeenten op welk moment kunnen bieden, en geven we de gemeenten
de mogelijkheid om daadwerkelijk richting de ouders waar te maken waar
ze verantwoordelijk voor zijn. De zorgen en bezwaren die onder ouders
leven en die door de oudercommissie zijn geformuleerd, snap ik echt heel
goed. Daar is echt goed naar geluisterd. We hebben hierover ook
meermaals met de oudercommissie gesproken. Ik probeer morgenochtend ook
nog met de oudercommissie hierover te spreken. Dat is wel na de
behandeling van het wetsvoorstel, maar ik hecht aan een goed gesprek met
hen.
Voor de al lopende plannen van aanpak zullen de nieuwe termijnen pas
gaan gelden vanaf het moment dat de wet in werking getreden is. Een
ouder met een al lopend plan van aanpak hoeft zich dus geen zorgen te
maken dat het recht hierop vervalt. De brede ondersteuning blijft in de
meeste gevallen samenvallen met de afronding van het financieel herstel
en met de ambities van het kabinet, namelijk in 2025 de integrale
beoordeling afgerond hebben en in 2027 het financiële herstel.
Er zijn drie manieren waarop de hulp van gemeenten langer door kan
lopen. In het plan kan namelijk ondersteuning worden afgesproken die
langer dan twee jaar doorloopt of later start, bijvoorbeeld een
opleiding. Ook kan op grond van de hardheidsclausule een langere termijn
voor een plan worden gehanteerd als in de loop van de uitvoering van het
plan blijkt dat dit nodig is. Gemeenten organiseren daarnaast een warme
overdracht naar de reguliere hulp. We laten ouders dus niet los na die
termijn. Naast de brede ondersteuning ontwikkelen we, mede op verzoek
van ouders en gemeenten, aanvullende voorzieningen, een hulpaanbod voor
mentaal welzijn, waar op dit moment een aanbesteding voor loopt, en de
ondersteuning van lokale ouderinitiatieven en community's.
Vanzelfsprekend vind ik het belangrijk dat deze kaders goed gaan werken
in de praktijk. Ik blijf in gesprek met gemeenten, ouders en jongeren om
de verbeterpunten te identificeren en die uit te voeren.
De voorzitter:
De staatssecretaris is klaar met dit stukje.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik begrijp dat de wet ervan uitgaat dat de financiële ondersteuning in
2027 is afgelopen en dat daarmee die twee jaar dus toereikend zijn.
Eigenlijk is de wet dus afgestemd op de termijn van de financiële
ondersteuning. Dan zou het toch verstandiger zijn om in de wet op te
nemen dat je dat parallel laat lopen? Dan zet je die waarborg nu alvast
in de wet voor als we onverhoopt toch uit zouden lopen. Ik hoor namelijk
dat de intentie is: laat het parallel lopen aan het financieel herstel.
Dan zou het amendement dat ik heb gemaakt dus eigenlijk een reparatie
zijn voor het geval we eind 2027 niet gaan halen.
De voorzitter:
Mevrouw de staatssecretaris, u komt later ook nog op de
amendementen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, dat komt nog. Het wetsvoorstel bevat bijvoorbeeld ook de
zesmaandentermijn. Daarbinnen kunnen eventuele materiële verstrekkingen
worden gedaan en daarna kan er gefocust worden op de diepere vragen die
kunnen leven bij gedupeerden op het gebied van opleiding, mentaal
welzijn, gezin et cetera.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat begrijp ik, maar dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was de
volgende. Ik begrijp uit de beantwoording dat wet is ingericht met het
idee: de ambitie is eind 2027 en dus maken we er twee jaar van, want dat
is logisch omdat het dan parallel aan elkaar loopt. Volgens mij werd
letterlijk het woord "parallel" gebruikt. Ik maak me zorgen over het
halen van die twee jaar, dus dan denk ik: laten we de wet dan
alsjeblieft zo maken dat we dat parallel lopen daarin echt behouden. Dan
zou voor ons in ieder geval een hele grote zorg weg zijn.
Staatssecretaris Achahbar:
Voor gemeenten is het belangrijk om het behapbaar te houden. Ik heb ook
gezien dat u vandaag gesproken heeft met de wethouder uit Almere. Die
sprak over een aantal van 3.000 dat ingestroomd is. Voor de
voorspelbaarheid en om het werkbaar te houden, goed te kunnen
organiseren en te kunnen bieden wat mensen van ze verwachten, vinden
gemeenten het belangrijk om zo'n kader te hebben. Dat zorgt ook voor
duidelijkheid voor gedupeerden.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Volgens mij is de eindtermijn financieel herstel gewoon een heel
duidelijk kader. Dan heb je ook dat kader. Ik heb er gewoon heel veel
moeite mee. Kijk, ik snap de zorgen van de gemeenten en ik neem die ook
echt serieus, maar ik heb er wel een beetje moeite mee dat we de
uitvoeringsuitdaging bij de gemeenten — ik zie die óók — nu eigenlijk
het probleem maken van de ouders. Dat zit mij gewoon echt helemaal niet
lekker. Ik denk dan: als dat het probleem is, moeten we die gemeenten
gaan helpen. Ik vind het dan ook echt onze taak om dat te gaan doen.
Maar het voelt heel erg alsof we het nu op het bordje van de ouders
leggen. Stel je voor dat het herstel veel langer duurt, dan zitten zij
met gebakken peren en gaan ze over naar reguliere ondersteuning. Laten
we heel eerlijk zijn: we weten dat dit gewoon echt iets heel anders is
en dat het andere mensen zijn die de ondersteuning voor die ouders
inrichten.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik ben het er niet helemaal mee eens dat we het op het bordje van de
ouders leggen. We proberen juist focus aan te brengen in wat er aan
ouders geboden wordt en ook gemeenten de mogelijkheid van kaders te
geven, zodat er voorspelbaarheid en duidelijkheid is over hoe het
vormgegeven is. Zoals gezegd, is het ook mogelijk om hulp te laten
doorlopen. Dus ook als er binnen twee jaar een plan wordt gemaakt,
bijvoorbeeld om iemand te helpen met een opleiding, een coach of iets op
het gebied van budget of wat dan ook, kan dat langer door blijven lopen
dan die twee jaar. Mocht uiteindelijk die hulp niet toereikend zijn, dan
kan er inderdaad ook nog een warme overdracht plaatsvinden naar de
reguliere hulp van de gemeente. In echt schrijnende gevallen en bij
multiproblematiek is er ook altijd de mogelijkheid om af te wijken van
de twee jaar van het kader.
De voorzitter:
Mevrouw Rikkers van de BBB op hetzelfde onderwerp.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik snap waarom we dit doen, vanuit de gemeente gezien. Ik ben zelf
wethouder geweest, ook op dit dossier. Dat is echt heel complex. Maar we
zeggen nu wel dat we een hardheidsclausule hebben en dat we daar
rekening mee houden, maar op het moment dat die twee jaar om zijn, gaan
die ouders weer helemaal in de procedure en moeten ze weer alles opnieuw
doen. Die hardheidsclause moet namelijk onderbouwd worden, want anders
kan de gemeente 'm niet inzetten. Wanneer we 'm parallel laten lopen,
kunnen we dat stuk zorg bij die ouders weghalen en hebben we toch
duidelijkheid voor de gemeenten. Mij bekruipt echt weer heel erg het
gevoel dat we weer het systeem aan het inrichten zijn voor onszelf en
niet voor die ouders.
Staatssecretaris Achahbar:
Door kaders en focus aan te brengen, komen er ook meer ouders aan de
beurt. U heeft namelijk net gehoord dat er echt lange wachttijden zijn.
Het is voor de organisatie binnen gemeenten belangrijk om
voorspelbaarheid te hebben in hoe de hulp is vormgegeven. Ik begrijp de
zorgen echt. Het is niet zo dat mensen ineens tegen een muur aanlopen of
dat de deur ineens dichtgaat na twee jaar. Er blijft een contactpersoon.
Er blijft, zoals de wethouder van Almere het noemt, een
"waakvlamcontact". Er is dus een contactpersoon waarmee contact kan
worden opgenomen op het moment dat het toch niet toereikend is, er toch
nog hulp nodig is of het toch langer zou moeten voortduren.
De voorzitter:
Mevrouw Heite is als eerste aan de beurt voor een interruptie en daarna
is de heer Vijlbrief.
Mevrouw Heite (NSC):
De staatssecretaris heeft nog geen advies gegeven over de motie die ik
met een aantal mensen, een aantal partijen, heb ingediend. Maar in het
verlengde van wat er net al werd gezegd, wil ik toch het volgende
vragen. Misschien dat dit een oplossing kan zijn. Wij vragen in de motie
om na een jaar te gaan evalueren in hoeverre deze brede ondersteuning
echt toereikend en effectief is. Ik zou de staatssecretaris ook willen
meegeven en vragen ervoor te zorgen dat die evaluatie ook echt na een
jaar wordt uitgevoerd en dat de conclusies zeer tijdig met onze Kamer
worden gedeeld. Als dan alsnog blijkt dat het niet toereikend is, kunnen
we bekijken of we willen bijsturen. Misschien dat dit enig comfort
biedt. Wellicht ligt daarin een sleutel tot een oplossing.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze toevoeging. Ik heb de opmerking van mevrouw Heite aan
haar motie op stuk nr. 14 toegevoegd. Ik zal de motie ook maar meteen
behandelen nu ik die toch al in mijn handen heb. Die geef ik, inclusief
de toevoeging "een evaluatie na één jaar", oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik wijs er wel even op dat evaluaties wetstechnisch normaal gewoon in
wetten staan. Maar goed, dat is een andere opmerking. Dat laat ik aan de
beide wetgevers.
De heer Vijlbrief (D66):
Zou ik aan de staatssecretaris mogen vragen, omdat zij probeerde uit te
leggen waarom voor die twee jaar gekozen is, of zij het amendement van
mevrouw Van Dijk even zou kunnen beoordelen? Want ik ben heel benieuwd
wat voor oordeel ze daarover heeft. Ik vermoed dat ze dat gaat ontraden
maar ik ben heel benieuwd op welke grond. Als ik daar een financiële
grond voor hoor, dan heb ik een probleem, zeg ik alvast maar even. Dan
ga ik voor dit amendement stemmen. Maar ik hoorde, geloof ik, van de
staatssecretaris een inhoudelijke grond. Ik hoop dat dat ook zo
is.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik zal dan maar meteen op het amendement ingaan.
De voorzitter:
Graag.
Staatssecretaris Achahbar:
Tijdens het eerste WGO en ook in mijn brief is uitgebreid stilgestaan
bij de brede ondersteuning en de argumentatie om voor deze termijnen te
kiezen. Kort gezegd ontraad ik dit amendement. Er zijn al drie manieren
waarop de hulp van de gemeente langer door kan lopen dan twee jaar op
basis van maatwerk. In het plan van aanpak kan ondersteuning worden
afgesproken die langer dan twee jaar doorloopt of bijvoorbeeld later
start. In de regeling zit ook een hardheidsclausule voor onvoorziene en
schrijnende gevallen. En gemeenten organiseren een warme overdracht naar
de reguliere hulp als de brede ondersteuning is afgerond. Daarnaast zijn
er nog twee technische argumenten. Op dit moment ontbreekt een quickscan
van de uitvoeringsgevolgen en de vormgeving van het amendement verdient
nog wat aandacht.
De voorzitter:
Ik ga eerst even naar de indiener van het amendement. Vindt u dat goed,
meneer Vijlbrief?
De heer Vijlbrief (D66):
Nou ja … Over die uitvoeringsgevolgen, mevrouw Achahbar zit niet bij de
behandeling van het Belastingplan, maar deze heb ik wel even
opgeschreven. U kunt alvast doorgeven aan uw collega van Financiën dat
ik daar vrijdag even op terugkom. Hier worden uitvoeringsgevolgen
gebruikt als argument om iets niet te doen terwijl het kabinet
stelselmatig weigert om ook maar enige analyse te doen over de gevolgen
van hele grote maatregelen. Schandalig! Maar goed, ik hoor het aan en
dan geef ik nu het woord aan … Nee, ik geef het woord aan u terug,
voorzitter.
De voorzitter:
Dat is wel fijn. Dank u wel. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb volgens mij duidelijk gemaakt waarom ik het zeer onverstandig
vind om dit amendement te ontraden. Het gaat hier niet om de ouders. Wij
móéten die ouders tot het einde toe goede, brede ondersteuning geven. Ik
voorzie dat dit weer een discussie gaat worden in de zin van: val ik er
nog wel onder, val ik er niet onder? Ik ben alweer helemaal bang dat
ouders hiervoor zelfs naar de rechter moeten. Ik hou mijn hart
vast.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ook voor mijn fractie is een twijfelpunt wat we moeten met het
amendement van collega Van Dijk. Ik hoor de volgende tegenargumenten.
Eén. Er zijn al drie andere routes; of de gemeente heeft al drie
manieren. Dat klopt, maar dat is geen argument tegen dit ding, dit
amendement — ik zal het niet tekortdoen. En ik hoor een argument dat
eigenlijk meer een soort tijdissue is, namelijk: er moeten nog wat
puntjes op de i worden gezet in de uitvoering. Maar dat is gewoon een
kwestie van wat meer tijd nemen. Dan stemmen we een week later. Het
harde argument tegen het amendement heb ik nog niet gehoord. Dat vind ik
wel moeilijk.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik vrees dat ik misschien in herhaling ga vallen. Het zit 'm namelijk
echt in het feit dat hulpverlening twee jaar langer kan doorlopen. Het
is dus niet zo dat het stopt na twee jaar. Het gaat erom dat er binnen
die twee jaar tijd een plan wordt gemaakt. Die hulp kan dus bijvoorbeeld
ook na anderhalf jaar starten en langer doorgaan dan twee jaar. Het gaat
erom dat er binnen die termijn van twee jaar een plan van aanpak wordt
opgesteld. Ik begrijp de zorgen die er zijn, maar ik denk dat de
hardheidsclausule en de omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat er
toch afgeweken wordt van die twee jaar, voldoende waarborgen bieden om
toch tegemoet te komen aan de wensen van gedupeerden.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Een korte vervolgvraag dan. Het suggereert bijna dat het amendement
overbodig is, zo van: er is al genoeg ruimte voor gemeentes. Maar dat is
een ander argument dan dat er iets misgaat als het wordt aangenomen. Ik
ben dus nog steeds op zoek naar wat nou precies het bezwaar is tegen het
amendement, behalve het feit dat er al heel veel opties, drie manieren,
zijn voor gemeentes.
Staatssecretaris Achahbar:
Het bezwaar is als volgt. Gemeenten hebben te maken met een hele grote
hulpvraag, met heel veel mensen die een beroep doen op die brede
ondersteuning. Om het goed te kunnen organiseren en om iedereen ook te
kunnen helpen, is het heel fijn voor gemeenten om kaders te hebben. Zo
kunnen ze mensen op de goede plekken inzetten. U heeft vandaag ook
kunnen horen dat het heel belangrijk is om goede mensen te hebben die de
mensen kunnen helpen, met ze om tafel kunnen zitten en gesprekken met ze
kunnen voeren. Om dat te kunnen organiseren, is het voor gemeenten heel
belangrijk om enige mate van voorspelbaarheid te hebben. Voor een groot
deel van de gedupeerden is dat goed, is dat voldoende, maar er is ook
groep gedupeerden waarbij er sprake is van multiproblematiek, waarbij er
echt meer aan de hand is en die een diepere hulpvraag hebben. Ik ben
ervan overtuigd dat de hardheidsclausule van de regeling en dat
waakvlamcontact waarover ik het had voldoende zijn om ook de hulp langer
te kunnen laten doorlopen dan de termijn van twee jaar.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Rikkers, vervolgens mevrouw Van Eijk, dan de heer Dijk en
dan de heer Vijlbrief. Daarna wellicht nog mevrouw Heite.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik wil proberen om het om te draaien. We hebben het nu namelijk echt
over het systeem, want de gemeenten hebben die voorspelbaarheid nodig.
Maar volgens mij is dit echt niet voorspelbaar, want er zijn nog steeds
mensen die zich niet gemeld hebben. Dus met die termijn van twee jaar is
het in mijn simpele opvatting niet te voorspellen wat de hulp is. De
enige voorspelbaarheid die hierin zit, is dat plan van aanpak. Daar
kunnen de gemeenten mee werken en daar kunnen ze hun personeel op
inzetten. Hoe krijgen we dit nou omgedraaid, zodat we die mensen helpen
en niet de gemeenten? Met alle respect, want ik weet hoe lastig het is.
Maar dit is geen normale casus. Dit is een casus die opgelost moet
worden. En wij praten alleen maar en wij praten alleen maar. We gaan
weer een systeem bedenken en we gaan weer wat inkaderen, terwijl we
maatwerk moeten leveren. We moeten een plan van aanpak maken waaraan die
mensen wat hebben. Ik zie echt niet waarom dat parallel laten lopen zo
veel obstakels moet hebben voor die voorspelbaarheid. Die
voorspelbaarheid zit namelijk niet in die twee jaar. Mensen zijn
namelijk nog niet eens gemeld, en we weten niet eens waar ze wonen en
waar ze vandaan komen.
Staatssecretaris Achahbar:
Het gaat dus echt om de grote hulpvraag die er bij gemeenten ligt en om
die te kunnen organiseren en bolwerken. Zij leveren maatwerk. Zij gaan
met mensen om tafel. Zij hebben gesprekken met gedupeerden. Het is voor
hen fijn … Het is trouwens voor de gedupeerden ook fijn, want als ik
daarmee in gesprek ben, hoor ik juist dat het lang duurt, dat er niet
echt duidelijke kaders zijn en dat er geen duidelijke afbakening is. Dat
zorgt soms ook gewoon voor onrust. Het kan het grootste deel van de
gedupeerden die niet te kampen hebben met multiproblematiek of hele
ernstige problematiek ook duidelijkheid geven. Het gaat dus echt niet
alleen om het helpen van de gemeenten; het gaat ook om helpen van de
gedupeerden. Er zijn dan namelijk duidelijke kaders, en zij komen dan
ook aan de beurt en blijven niet eindeloos in de wacht staan.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Wat u zegt, snap ik allemaal. Ik hoop niet dat u het een aanval op uzelf
vindt, want ik ben echt heel blij met hoe u het doet. Maar als wij
zeggen dat er zo weinig mensen zijn die meer dan twee jaar nodig zijn,
wat is dan het bezwaar om het alvast te regelen? Ik bedoel dat we, als
er mensen zijn die meer dan twee jaar nodig zijn, nu al zeggen: pak die
tijd en help die mensen. Daarin zit volgens mij de crux en niet in de
voorspelbaarheid. Misschien is het inderdaad zo dat 90% al met een jaar
geholpen is, dat het dan al rond is. Maar als we de
multiprobleemgevallen weer met een hardheidsclausule, weer met een
procedure of weer met heel veel obstakels verder willen helpen, komen
die mensen er volgens mij helemaal nooit meer uit.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik begrijp uw zorgen. Het is ook voor een gedupeerde die aan een tafel
zit bij de gemeente met iemand die maatwerk wil leveren, fijn en goed om
heldere regels te hebben en om een soort kader te hebben. Denk daarbij
aan vragen als: "Wat houdt mijn plan eigenlijk in? Hoelang duurt het?
Hoe ziet dit herstel eruit?" Het geeft rust en voorspelbaarheid, ook
voor de gedupeerden, als er duidelijkheid is over hoe zo'n plan
eruitziet en hoelang het kan duren. Het geeft rust en voorspelbaarheid
als er perspectief is, als er zicht is op een eindpunt, een eindstreep.
Ik hoor heel veel gedupeerden die behoefte hebben aan een focuspunt,
zodat ze weten wanneer ze dit achter zich kunnen laten.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Van Eijk, VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Gemeentes krijgen een specifieke uitkering om deze brede ondersteuning
te organiseren. Tot welk moment loopt die specifieke uitkering? Wanneer
eindigt die bijdrage aan gemeenten?
Staatssecretaris Achahbar:
Dat is tot eind 2027, met een uitloop tot 2029.
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijk nog? Nee? Dan gaan we naar de heer Dijk, SP.
De heer Dijk (SP):
Ik zit eigenlijk een beetje met hetzelfde punt over de bezwaartermijn
van zestien weken. Ik hoor hier: het is twee jaar, maar er zit ook een
hardheidsclausule in. Sorry, maar niets van wat ik de afgelopen dagen
heb gehoord of hier de afgelopen jaren heb meegemaakt, zegt mij: nou,
oké, dat geeft mij het vertrouwen dat er na twee jaar ook nog van alles
mogelijk is. Niets in mij zegt dat. De argumenten die de
staatssecretaris geeft, vind ik niet heel erg sterk. Ik kan mijn vraag
eigenlijk herhalen. Ik vind het zo onnodig allemaal. Ik heb het dan over
zowel de zestien weken vastzetten op schrift, op papier, als zo'n
tweejarentermijn. Waarom zou je dat doen? Ik vind de inhoudelijke
argumentatie daarin ook niet heel sterk. Wat is het probleem als het
drie jaar zou zijn, of vier jaar? Ik zie dat hele probleem niet. Sterker
nog, ik zie daar grote voordelen in.
Staatssecretaris Achahbar:
Voor schrijnende gevallen en mensen bij wie sprake is van
multiproblematiek, is echt meer mogelijk. Daarvoor is een termijn langer
dan twee jaar mogelijk. Nog los van de brede ondersteuning is er op dit
moment een aanbesteding gaande om te zorgen voor mentaal welzijn, voor
hubs in het land, waar mensen terechtkunnen voor psychische hulp. Ze
kunnen dan ook op andere plekken en op een andere manier geholpen
worden. Het gaat echt om het aanbrengen van die focus. Het gaat om
enorme aantallen. Het gaat om heel veel gedupeerden, inclusief kinderen
en jongeren — het gaat gewoon om hele gezinnen — die in aanmerking komen
voor brede ondersteuning. Gemeenten lopen vast, omdat het om zulke grote
aantallen gaat. Daardoor ontstaan er wachtrijen en kunnen ze niet de
hulp geven die mensen verwachten en nodig hebben. Het helpt dus ook in
de uitvoering.
De heer Vijlbrief (D66):
Mag ik proberen om samen te vatten hoe ik het begrijp? De
staatssecretaris zegt eigenlijk: ik verwacht dat de hersteloperatie voor
gewone gevallen ongeveer nog twee jaar in beslag neemt; het is
verstandig om deze termijn daarop af te stemmen. Dat begrijp ik. Maar we
kennen dit dossier heel goed en weten allemaal dat die verwachtingen
nooit uitkomen. Het duurt altijd langer. Dat weten we. Waar komt onze
zorg vandaan? We zetten het nu natuurlijk twee jaar vast. Daarom vroeg
ik aan de staatssecretaris of die twee jaar soms voortkomt uit een
financiële belemmering. Nou begrijp ik dat de SPUK tot 2027 in de boeken
staat. Dat is inderdaad precies twee jaar. Eventueel kan ie verlengd
worden, maar ik vermoed dat ie voor 2028 en 2029 niet in de boeken
staat. Het staat wel in de boeken, hoor ik nu gezegd worden. De vraag is
dus: is daar financiële reservering voor? Als dat zo is, zou ik zeggen
dat het amendement-Van Dijk in een of andere vorm omgezet kan worden in
iets wat een soort reddingsboei biedt voor als de operatie toch weer
langer duurt. Dat is dan toch een hele logische manier om hiermee om te
gaan? Stel dat de hele operatie verder uitloopt. Die kans is, gegeven
het verleden — het verleden is de beste voorspeller van de toekomst —
vrij groot. Dan is het onhandig om met een hardheidsclausule te gaan
werken. Er zitten dan namelijk veel meer mensen. Zij krijgen echt niet
meer zekerheid doordat het opeens afloopt. Dat argument vervalt dan
dus.
Ik stel de staatssecretaris dus nog een vraag. Is er ruimte voor de
Kamer om het amendement zo aan te passen dat het kan doorlopen op het
moment dat de grote hersteloperatie langer nodig blijkt te hebben? Ik
probeer het nog één keer. Anders gaan we gewoon stemmen over het
amendement. Dat vind ik ook goed. Ik denk dat we dat dan verliezen, want
ik denk dat de coalitiepartijen elkaar dan vasthouden. Maar ik probeer
gewoon te helpen om het beter te maken voor de mensen, niet voor
ons.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik zie eventueel ruimte in de motie, die oordeel Kamer is gegeven. Als
na de evaluatie blijkt dat mensen inderdaad vastlopen of dat het toch
niet voldoet aan de wensen van de gedupeerden, dan kunnen we misschien
opnieuw bekijken of het mogelijk is om de wet op dat punt eventueel aan
te passen.
De voorzitter:
Mevrouw Heite nog? Nee? Dan stel ik voor dat u dit blok gaat afronden,
staatssecretaris. Lukt dat? Volgens mij is er al een hoop gewisseld. Of
zijn er nog openstaande vragen?
Staatssecretaris Achahbar:
Ik kijk even, want er is inderdaad een hoop gewisseld. Ik zie volgens
mij dat ik alle vragen beantwoord heb.
De voorzitter:
Ik ga het anders doen. Zijn er Kamerleden die gaan sputteren omdat hun
vraag niet beantwoord is? Ik concludeer dat dat niet het geval is. Ik
concludeer dan dat de moties en één amendement zijn geapprecieerd. Alle
vier de moties zijn geapprecieerd met oordeel Kamer. Het amendement is
ontraden door het kabinet.
We gaan dinsdag stemmen over de moties, het amendement en het
wetsvoorstel.
Ik dank de staatssecretaris en haar ondersteuning voor hun komst. Ik
dank de aanwezigen en de Kamerleden. Ik wens u nog een prettige
avond.
Sluiting 19.51 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|